By gsorsnoi | December 30, 2019 - 11:48 am - Posted in Duimzuigerij, Een portet van ..., Nederlands, WSNOI

De Tycoon Newspaper is aan een nieuwe reeks artikelen begonnen: portretten van haar verslaggevers. In deze serie belichten we de achtergronden van de fictieve personages die op WSNOI en vooral de Tycoon Newspaper al meer dan eens van zich hebben laten horen, maar waarvan het wel eens prettig is om er ook een gezicht bij te zien. Daar deze personen natuurlijk niet echt bestaan en dientengevolge er geen beeldmateriaal van hen te schieten valt, is gebruik gemaakt van foto’s van figuren waarop zij gebaseerd zijn (hiernaar refereert ‘modelpersoon’ hieronder). Al deze portretten zijn in feite groeiartikelen, want zodra een personage zich verder ontwikkelt op deze site, is het ook wenselijk dat dit artikel daarop bijgewerkt wordt. Zo is het voor mezelf ook te gebruiken als handvat om niet per ongeluk van het bedoelde personage af te wijken. We leiden deze artikelen even kort in met een beknopte personalia waarna we dieper inzoomen op hun oorsprong en hun betekenis voor WSNOI en de TN.

Personalia: Tinus Icket

Functie: Buitenlandspecialist.
Andere namen: Reizende reporter.
Oorsprong naam: Tezamen met de ‘T’ uit Tinus vormen dat en zijn achternaam samen het woord ‘ticket’, wat natuurlijk verbonden is aan zijn bestaan als reizende reporter.
Modelpersoon: Dan Dreiberg (gespeeld door Patrick Wilson in Watchmen)
Eerste oer-artikel: De Voorbijwandelaar
Eerste online-artikel: De Voorbijwandelaar
Uitspraken:
“Let u bij het verlaten van het toestel op uw eigendommen?” Mijn Peter Parker-onhandigheden (3): Het witte bloesje
“Bedankt dat je weer eens de kastanjes voor me uit het vuur hebt gehaald.” Raining Chestnuts

Meeste artikelen geschreven uit eigen persoonlijke ervaring

Er is wel vaker opgemerkt dat als er iemand model zou moeten hebben gestaan voor het karakter Tinus Icket dan zou ik dat zelf moeten zijn geweest. Die gedachte is natuurlijk ook wel erg begrijpelijk en zeker als je bedenkt dat het gros van alle artikelen die uit Tinus’ pen komen vrijwel altijd één op één verslagen zijn van zaken die ik zelf dagelijks beleef. Mensen die mij een beetje beter dan goed kennen, zullen nu misschien wel direct aan ‘Mijn Peter Parker Onhandigheden’ (MPPO) denken, maar voorgenoemde verklaring is zeker niet alleen op die stuntelige ervaringen van mij gebaseerd. Van alle personages op de Tycoon Newspaper vertoont Tinus misschien wel de meeste uitvergrote karaktereigenschappen van mijzelf. Dat heeft er deels mee te maken dat Tinus één van de eerste alterego’s was die ik in 1999 verzon, maar die overeenkomsten laten zich ook voor een groot deel verklaren doordat ik mijn persoonlijk ervaringen zo goed in zijn personage kwijt kon (en kan). We spreken hier over een tijd waarin Karel Riemelneel, Kornelis Oflook, Wilburt Eerman en Achmed Liën de enige andere mannelijke personages waren die naast Tinus het levenslicht zagen. En hoewel ons warhoofd Achmed toch ook wel griezelig veel op mij lijkt, heb ik mijzelf altijd beter kunnen spiegelen met deze reizende reporter. Wat ook zeker meespeelt is dat ik liever Tinus zou willen zijn dan Achmed.
Echt? Moet ik dat nog uitleggen? Je zou het een beetje kunnen vergelijken met de vraag of je liever de knappe held van 1 meter 90 met opaalgroene ogen uit een van de veel gelezen avonturenromans zou willen spelen of toch liever de wat meer kluizenaarachtige vreemde snuiter die zich ergens in een zolderkamertje (of Grote Bibliotheek) verstopt om uren achtereen aan rare verhalen te schrijven… Hiermee bedoel ik natuurlijk niet dat ik Tinus ooit voorgenoemde uiterlijke kenmerken heb aangemeten, maar je begrijpt het idee wel.

Het is om die reden dat Tinus zich heeft ontwikkeld als de persoon aan wie ik het eenvoudigst mijn persoonlijke ervaringen toedicht. Hij vertegenwoordigt de persoon die ik zou willen zijn, maar ook Tinus worstelt met zijn eigen onvolkomenheden in het leven en deelt ook een aantal van mijn persoonlijke ambities. Heb ik een kort lontje? Dan heeft hij deze ook. Ben ik verliefd? Dan geldt voor hem hetzelfde. Dit alles bij elkaar is nog steeds slechts een kleine greep uit onze gelijkenissen. Al deze ontwikkelingen hebben het voor mij ook eenvoudiger gemaakt om hem deels het leven te laten leven alsof dit het mijne was. De relatie met Jenny, de kinderen die uit onze liefde zijn voortgekomen, de eigen reizen rond de wereld die we samen hebben gemaakt… ik heb het allemaal aan Tinus toegedicht alsof hij dit zelf zo beleeft. Niemand staat dichter bij mij dan Tinus.

En toch… ben ik niet zijn modelpersoon…

Eerste echte kennismaking in GG-hoofdstuk ‘Lang voordat ik grijs werd’

Wie de Tycoon Newspaper al een tijdje volgt zal het volgende ook zijn opgevallen: Tinus is er altijd. Daarmee bedoel ik niet dat hij in elk verhaal optreedt, maar eerder in de zin dat hij de stabiele factor is, de man op de achtergrond waarvan je er altijd vanuit kunt gaan dat hij voor het evenwicht zorgt. Goedbeschouwd zijn alle andere personages in de vaste groep die deel uitmaken van de Tycoon Newspaper figuren waar voortdurend de aandacht op gevestigd is (mits het geen artikelen of verhalen zijn waarin Tinus zelf de hoofdrol speelt natuurlijk). Stuk voor stuk zijn het op een podium gezette karikaturen die het grootste deel van de schijnwerpers opeisen. Tinus heb ik altijd meer gezien als een ‘verteller’ en het geweten van de rest. Zo is hij bijvoorbeeld ook de persoon in ‘Gekalibreerde gedrochten’ met de witte jurk, de vleugels en het aureool die Achmed controleert en hem de goede dingen influistert. Heel prominent komen die eigenschappen nu nog niet in het verhaal naar voren, maar gedurende de vertelling maakt de lezer ook kennis met de tegenhanger van Tinus en zal Tinus zijn rol steeds duidelijker gaan invullen.
Het kon natuurlijk niet missen dat ik net als alle anderen van de in 1999 bedachte personages ook Tinus meteen in hoofdstuk 1 van de GG aan de lezer wilde voorstellen. Het is meteen duidelijk dat Tinus de leidersrol pakt in de afwezigheid van de leidinggevende van de groep (Victor Anished) en de eindredacteur (ikzelf). Deze plek neemt hij als vanzelf in. De lezer zal dit voor het eerst opmerken zodra Achmed op de afdeling wordt voorgesteld. Hij neemt Achmed spreekwoordelijk bij de hand en stelt hem aan de andere collega’s voor. Vervolgens zien we Tinus langzaam weer wat naar de achtergrond verdwijnen en komen de andere collega’s en uiteraard Achmed in het verhaal in de schijnwerpers te staan.

Zo schoon als de tijd

Kort voor Achmeds introductie wordt er in datzelfde hoofdstuk een moment besteed aan Tinus’ bezigheden en vooral ook aan zijn onberispelijkheid en dwangmatigheden worden een paar zinnen gewijd. Om hier meteen een vergelijking te trekken tussen de werkelijkheid en Tinus als karikatuur daarvan: ik ben wel wat ijdel, maar bij lange na niet zo ijdel als Tinus. Ik ben zelf wel graag wat ‘metro’, zoals ze dat tegenwoordig noemen, maar als m’n haar of kleding even een dag niet zo perfect zit zoals je het soms wilt hebben, maar het porumt nog aardig, dan vind ik het ook prima. Tinus niet. De reizende reporter vijlt zijn nagels, schikt zijn das of strik wel honderd keer als het moet en hij is er ook voortdurend mee bezig om te controleren of er geen smetje op z’n schoenen of kleding zit. Hij gaat op z’n minst eens per vier weken naar de kapper en zijn gezichtsbeharing wordt keurig iedere dag door hem schoon gehouden en gemillimeterd. Tinus zal er werkelijk alles aan doen om er piekfijn uit te zien. Voor wie dat nog niet genoeg aanleiding vormt om hem het stempel ‘OCD’ mee te geven, zal de obsessieve compulsieve stoornis wel herkennen in zijn handelen. Tinus is vooral een ‘tijdneuroot’; een klok die niet de correcte tijd aangeeft móet hij goed zetten. Een minuut te laat óf te vroeg op een afspraak verschijnen is voor hem echt uit den boze. Alles rondom het concept ‘tijd’ moet honderd procent kloppen. Anders krijgt Tinus het warm, wordt hij onrustig en slaat de angst toe, allen kenmerken van zijn dwanggedachten en dwangmatig handelen. Dat ik niet zo’n pietje precies ben als Tinus waar het op het uiterlijk aankomt, wil dat niet zeggen dat dit voor zijn dwangmatigheden ook zo geldt. Wie weleens bij mij thuis over de vloer komt, zou het kunnen zijn opgevallen dat er een aantal zaken zijn die altijd precies hetzelfde zijn. Neem bijvoorbeeld het servies in mijn buffetkast: alle oortjes van de thee- en koffiebekers wijzen altijd dezelfde kant op en staan strak tegen elkaar uitgelijnd. Ook valt er een constante lijn te ontdekken in hoe mijn meubels geschikt zijn; eettafelstoelen staan altijd recht naast elkaar en ook de geurkaarsen in mijn vensterbanken luisteren naar een exacte compositie. De deur tussen het voorportaal en de woonkamer die niet dicht kan, moet ook altijd onder dezelfde hoek staan ten opzichte van de tv, want als ik televisie wil kijken en de positie van de deur bevalt me niet, dan kan ik echt niet geconcentreerd tv kijken. Wie vervolgens denkt dat mijn huis altijd smetteloos en opgeruimd is, moet ik teleurstellen, ook bij mij is het wel eens een troep. Dat sommige zaken keurig gerangschikt moeten zijn, wil dus niet zeggen dat de boel altijd spic en span is.
Toch valt juist in dit soort merkwaardige gewoonten een opmerkelijk verschil te ontdekken tussen Tinus en mij, want van al onze obsessieve gebruiken is het ‘tijdneuroot’ zijn hét kenmerkende verschil tussen mijn karikatuur en mijzelf. Anders dan Tinus ben ik namelijk géén tijdneuroot. Lees: ik kan er prima tegen wanneer een klok niet helemaal precies op tijd staat (ik heb op de overloop twee klokken hangen die al maanden stil staan). En om mijn gewoonten met ‘OCD’ te bestempelen gaat natuurlijk ook wel wat ver.
Wat de oorzaak is van Tinus’ obsessies voor tijd en uiterlijk wordt in de verhalen over en rondom de Tycoon Newspaper (nog) niet toegelicht. Wel is duidelijk dat hij door zijn OCD extra gevoelig is om later in de vertelling het geloof te ontwikkelen in de stelling dat alles is voorbestemd en dat er dus niet zoiets bestaat als ‘toeval’. [SPOILERALERT] Op het moment van het schrijven van dit portret is dit nog niet in het verhaal Gekalibreerde gedrochten aan bod geweest, maar al gauw zal van Tinus duidelijk worden dat hij in het begin van de GG juist nog een groot voorvechter is van het bestaan van toeval. Hoe deze overtuiging bij hem uiteindelijk gaat veranderen, zal later in de GG nog verklapt worden.
Reislust
Naast alle voorgenoemde zaken vertegenwoordigt Tinus ook zeker de globetrotter in mij. Wat niet wil zeggen dat ik al zoveel van de wereld gezien heb als ik zou willen zien. Helaas, was dat maar waar. Maar als ik het me zou kunnen veroorloven om eens paar maand naar het buitenland te gaan, dan zou ik het zeker niet nalaten. Die reislust in mij zou je kunnen vergelijken met het principe dat je je als lezer graag verplaatst in je favoriete held. Denk hierbij maar aan de kloeke avonturier van 1 meter 80 met zij opaalgroene ogen, waar ik helemaal aan het begin van dit portret naar refereerde. Die wensgedachte om zo iemand te willen zijn, dat is ook het gevoel wat Tinus’ luxepositie om juist wél iedere maand tenminste één keer op reis te kunnen bij mij naar boven brengt. Dit is ook de reden waarom Tinus’ introductie in de GG begint met zijn gemijmer over Praag, een prachtige stad waarvan ik dan toevallig (zei ik echt ‘toevallig’?) kan zeggen dat ik daar wel ben geweest. Och, wat lijkt het mij toch zalig om een nieuwsreporter te zijn die voor zijn werk over de hele wereld mag vliegen! Lekker in een gyrocopter naar de verste oorden trekken of in een zeppelin boven de mooiste landschappen zweven. Dan neerdalen en de benen strekken in de meest fantastische dorpen of steden waar je voorheen zelfs het bestaan niet eens van wist. Om al die mooie gedachten vast te houden, maakte ik van de streken waar ik wel ben geweest dan ook maar wat graag rapportages in de vorm van korte artikelen die ik Tinus liet onderbrengen in zijn categorie ‘Retourtje naar hier en terug’. Van zijn op waarheid gebaseerde wonderlijke verhalen over de Filippijnen tot en met de geromantiseerde en tot moordzaak omgeslagen vertelling uit Budapest (zie ‘Raining Chestnuts’), stuk voor stuk komen ze voort uit mijn reiservaringen en pen ik ze onder Tinus’ naam op. Deze ervaringen noem ik zelf (niet op de Tycoon Newspaper trouwens) ‘de diamanten uit mijn leven’.

Toeval bestaat niet… toch?

Hoe kun je een kleurrijk personage als Tinus Icket bespreken zónder het over zijn overtuiging dat toeval niet bestaat te hebben? Want het is waar, Tinus gelooft stellig niet in het bestaan in toeval. En dit is misschien wel de allersterkste overeenkomst met mijzelf. De bakfietshaat (nog zo’n onderwerp waar je wel ongeveer een heel portret aan kunt besteden) is een wel erg sterk overdreven onderdeel van zijn karikatuur, maar over onze weerstand tegen het bestaan van toeval kunnen Tinus en ik het eens zijn. Dus wanneer je op de Tycoon Newspaper op een artikel stuit dat dit onderwerp behandelt, dan kun je het net zo goed lezen en interpreteren alsof ik het zelf geschreven heb. Euhm… wacht even… maar dat heb ik natuurlijk ook 😀 Maar je begrijpt wel wat ik bedoel!
Het allermooiste voorbeeld – zonder hier het hele artikel nog eens na te vertellen – is toch wel ‘Toevallige voorbestemming’, een verslag van een opeenstapeling van zoveel bijzondere zogenaamd ‘toevallige’ factoren die allen in dat ene moment samen kwamen dat je niet langer van toeval meer kunt spreken. Kort samengevat kwam ik eens in de Filippijnen in één van de vele miljoenen ‘jeepneys’ die er rijden (soort taxi van de Filippijnen) een Canadees tegen die uitgerekend op de dag dat ik hem trof een t-shirt droeg van de gymzaal van de school waar ik vroeger als kind in mijn geboorteplaats op had gezeten. Deze zéér onwaarschijnlijke, maar toch wel degelijk waargebeurde gebeurtenis, markeerde voor mij het begin van een reeks van dit soort bizarre ervaringen die mij er keer op keer van overtuigde dat toeval dus echt niet bestaat. Nee sorry, hier kunnen mensen hele debatten over voeren met mij, maar ik blijf bij dit geloof. In de loop der tijd is mijn visie hierop natuurlijk wel iets verfijnd, maar voor mij is de bottomline dat voor alles een zekere mate van voorbestemming geldt. Hetgeen niet wil zeggen dat wij met z’n allen volgzame individuen zijn die onderworpen zijn aan de ‘wil’ van een bovennatuurlijke regisseur, want daar geloof ik dan weer niet in. Je hebt wel degelijk invloed op het verloop van alles, maar het kan in mijn optiek niet zo zijn dat iets zo is, omdat het ‘per ongeluk’ tot die toestand is gekomen. Dat maak je mij niet wijs. De eenvoudigste manier hoe ik mijn overtuiging vaak probeer toe te lichten is middels te T-sprong-theorie. Volgens dit principe dwingt een T-sprong je altijd tenminste tot het maken van twee keuzes: je gaat links of je gaat rechts (even afgezien van de keuze om terug te lopen naar waar je vandaan kwam of eventuele andere exotische keuzes). Ga je rechts dan wordt je door de eerste de beste gemotoriseerde verkeersdeelnemer voor je potje gereden en is het einde verhaal, maar ga je links dan wacht je een fortuin, ontmoet je de liefde van je leven of wordt je misschien wel op een heel andere manier de gelukkigste persoon op aarde. Het is een wat versimpelde uitleg op een ander vergelijk wat ik geregeld maak als ik bijvoorbeeld met iemand aan het natafelen ben, met een collega, een vriend of misschien wel die nieuwe liefde van m’n leven. Vaak vertel ik mijn tafelgenoot dan dat hij of zij eens moet bedenken wat er zou gebeuren als deze persoon aan het einde van de avond eens niet rechts om het restaurant naar de auto loopt, maar eens de langere route neemt door linksom te gaan en daarmee voor lief neemt een klein stukje om te lopen. Want je weet nooit wat er dan gebeurt. Maar doordat je door die keuze drie minuten later je auto start, hoef je een keer niet voor rood licht te wachten op dat kruispunt, maar kun je in één keer doorrijden en kom je door de ‘groene golf’ zelfs 2 minuten eerder thuis dan je vooraf had bedacht. En daardoor krijg je nog net de kans om die lieve tante van je te begroeten die dezelfde avond bij je vrouw een kop thee had gedronken en vertelt ze jou iets leuks waardoor zij en jij op het idee worden geholpen om toch maar wel naar die film te gaan waar jullie eerder nog zo over twijfelden. Of, want tja, dat kan ook natuurlijk, je ontdekt nog juist, door die 2 minuten dat je door jouw keuze eerder thuis komt, hoe jullie buurman ter afscheid met jouw vrouw staat te zoenen…
Kortom: Toeval bestaat niet, alles gebeurt met een reden, maar de regie van al deze gebeurtenissen heb je voor een (zeer) groot deel wel zelf in de hand.

“Jij hebt toch nog geen vriendje? Of wel?”

En dan die ‘Mijn Peter Parker Onhandigheden’ van me. Och gut, ik maak af en toe dingen mee dat ik mij afvraag hoe het toch kan dat ik in dat soort bijzondere situaties beland. Ik heb het hier natuurlijk over mijn stuntelige ervaringen zoals toen ik per ongeluk op de schoot van een mooie dame kwam te zitten toen de trein van spoor wisselde of toen ik ineens nattigheid voelde toen er boven mij in een winkelstraat een dame haar plantjes water stond te geven. En ik maak dit soort dingen zo vaak mee dat ik nog niet eens te tijd heb gehad om al deze verhalen op te pennen. Ik moet nog steeds een keer een ‘MPPO’ schrijven over de keer dat ik uren lang in een boom vast had gezeten, omdat er een Schotse Hooglander haar jong wilde beschermen en mij ertoe dwong om naar hoger terrein te vluchten. Oké, het waren wellicht geen uren dat ik in die boom gezeten had, maar de hele actie had er wel eentje kunnen zijn uit een Disney-tekenfilm. Eén van de meest memorabele MPPO-ervaring vond ik nog wel de keer dat ik in Haarlem nietsvermoedend tijdens mijn pauze door de Grote Houtstraat liep en op TV-persoonlijkheid Gordon stuitte. Ik trachtte nog in een grote boog om hem heen te lopen, maar hij had kennelijk zijn oog(je) al op mij laten vallen, bracht mij voor de camera en vroeg of ik niet misschien al een vriendje had. Oh! Dat soort dingen moet mij dus altijd overkomen. En uiteraard beschrijf ik deze opmerkelijke ervaringen graag alsof Tinus ze beleeft heeft.

De bakfietsen-‘haat’

Wat is het toch met Tinus en mij met bakfietsen? Wel, dit is echt een nogal uit de hand gelopen reactie op de keer dat in Amste- … Gohes City een bakfietsbestuurder tegen mij en mijn fiets was aan geknald en de algehele ergernissen die ik uit het fietsen in dezelfde stad overhield aan het observeren van het gedrag van bestuurders van deze uit de kluiten gewassen tweewielers. Uiteindelijk liet ik Tinus er zelfs een hele politieke partij tegen oprichten.
Eerlijk? Nee, ik ben geen fan van bakfietsen, maar om van haat te spreken… Wel, in de eerste jaren na die vervelende ervaring had ik er echt wel even een tijd wat tegen, maar er zijn natuurlijk ook zat bestuurders van zo’n (on)ding die er prima mee overweg kunnen en ook rekening houden met hun omgeving én de inzittende(n) van hun bakfiets. De voornaamste reden waarom ik toen zo verbolgen was over een specifieke bakfietsbestuurder was omdat zijn kinderen na onze botsing uit de bak buitelden en meneer meer aandacht had voor de ‘schade’ aan zijn bakfiets en zijn kleding. Eén blik op zijn kleding, zijn bakfiets en zijn gedrag zorgde er bij mij voor dat ik vanaf dat moment met hele andere ogen naar bakfietsbestuurders keek. Wat hieraan bijdroeg is het feit dat ik in een aantal jaren in Haarlem heb gewerkt in een buurt waar een redelijk aantal mensen woonde die sommige mensen als ‘kakkers’ zouden bestempelen. En uiteraard had het gros van deze mensen een bakfiets. Ik ontmoette ze vaak in de winkel waar ik destijds werkte en werd vaak door ze aangesproken alsof ik een of andere voetveeg was. Toen in Haarlem, maar ook in de tijd dat ik in de binnenstad van onze hoofdstad werkzaam was, werkten die tweewielers me geregeld op de zenuwen.
Het is natuurlijk hartstikke generaliseren wat ik in die jaren heb gedaan, maar ach, dat is natuurlijk wel ook hoe de meeste personages in verhalen ontstaan. En stiekem smul ik er ook nog steeds van wanneer ik Tinus weer een verhaaltje kan laten schrijven over hoe hij ditmaal weer een aanvaring heeft gehad met een typetje ‘pandjesjas met retro knijptoeter’.
Nee, een fan van die bakbeesten zal ik nooit echt worden, maar wist je dat ik zelfs even een relatie heb gehad met iemand die helemaal weg is van die dingen? Goh, wie had dat gedacht? Van een gespeelde haat hebben voor zoiets tot daten met Miss Bakfiets.

Het keurige okergele pak en lakleren schoenen

Als je Patrick Wilson in de rol van Dan Dreiberg (Nite Owl) uit Watchmen had geraden als de modelpersoon van Tinus Icket, dan had ik dat wel echt heel bijzonder knap gevonden. Het leek mij ook vrijwel onmogelijk om je precies hem voor te stellen bij een complex en tegelijk zo verfijnd karakter als Tinus. Ik heb zelf ook jaren echt geen idee gehad wie ik voor mij zou moeten zien, iedere keer dat ik Tinus in mijn hoofd had. Dat veranderde echter toen 10 jaar geleden Watchmen werd verfilmd, een superheldenverhaal waar ik daarvoor het bestaan nog niet eens van kende. Een heerlijk ruig verhaal met kleurrijke personages dat zich afspeelt in een alternatieve versie van de werkelijkheid. Het was alsof het zo was voorbestemd. En, heel slecht, de eerste keer dat ik deze film zag, bekeek ik hem in een slechte camversie met belabberde geluidskwaliteit. Het gekke is echter dat dit het cultgehalte van het verhaal alleen maar versterkte, waardoor het kijken naar deze film meteen al een bijzondere zit opleverde. Toch, ik kan je aanraden, als je iets hebt met Zweedse actrices en je wilt Malin Akerman in de beste beeld- en geluidskwaliteit kunnen bewonderen in haar Silk Spectre II-kostuum, dan moet deze film écht niet in een slechte camversie gaan kijken. Daar kwam ik wel achter toen ik het genot had de film een keer in HD te zien.
Terug naar ons modelpersoon. Tinus is niet zomaar een figuur. Om hem goed te kunnen omschrijven moet je óf heel veel verhalen van hem hebben gelezen óf je moet in mijn hoofd zitten. De gewoontes en kenmerken die je een personage meegeeft, gaat vaak vanzelf en is veelal gebaseerd op een gevoel. Jouw karakter gelijkstellen aan een (werkelijk) bestaand figuur is in de meeste gevallen dus vrijwel onmogelijk. En in het geval van Tinus Icket was mijn idee van wat voor persoon hij precies moest voorstellen altijd bijzonder specifiek geweest. Tinus neigt heel erg naar de man die perfectie wil uitstralen en dat tegelijkertijd natuurlijk helemaal niet is. Hij is bijziend, heeft keurig kapsel wat helaas in geen enkel tijdperk echt in de mode is geweest, hij weet zichzelf met uiterst gemak in de meest onhandige situaties te manoeuvreren en hij lijkt ook nog eens heel erg op mij. Toch straalt Tinus wel de rust en zelfverzekerdheid uit van een man die het keurig voor elkaar heeft en zich nergens echt druk over hoeft te maken. Een antiheld is hij niet, maar hij staat ook wel erg ver van de gevierde strijder die als een voorgrondfiguur een groot verschil maakt binnen de maatschappij. Tinus is een gewone man, geen superheld, maar een reporter die zichzelf als Clark Kent ziet en hooguit wat Superman ambities heeft, maar zelf ook wel door heeft dat hij het meest doorgaat voor Peter Parker, zonder een hele webinterface. Toch staat ook Tinus graag in de sportschool en doet hij er alles aan om zo voornaam mogelijk voor te komen. Sullig op z’n tijd, maar voorbeeldig in zijn gedrag en een geweldige collega om mee samen te werken, zo heb ik mij Tinus altijd voorgesteld.
Het wachten was daarom op die ene scène die voor mij in één klap duidelijk moest maken welk gezicht ik op Tinus zou plakken. Met de filmquote “We were supposed to make the world a better place. What happened?” in het achterhoofd, kijkend naar Dan Dreiberg die moedeloos plaats neemt op de trap van een metrostation met het Nite Owl-pak op de achtergrond, wist ik meteen wie mijn Tinus Icket zou moeten worden. Vanaf dat moment had het ook geen nut meer voor mij om mij met andere potentiele modelpersonen voor hem bezig te houden. Dan Dreiberg, in zijn okergele pak en zijn brede rij witte tanden vertegenwoordigde voor mij vanaf dat moment het personage dat zo dichtbij mij staat. Zijn ongemakkelijk manier van glimlachen, zijn onbeholpen manier van doen en tegelijkertijd zo’n prominente rol in het verhaal invullen, maakte dat ik alles zag samenkomen in dit ene figuur. Tinus Icket wordt dus ook niet zomaar voorgesteld door de acteur Patrick Wilson. Want dan had ons TN-karakter net zo goed gebaseerd kunnen zijn op de schurk King Orm (Aquaman 2018), eveneens door hem vertolkt. En hij is ook niet alleen het personage Dan Dreiberg, maar echt de combinatie van Patrick Wilson in de rol van de gepensioneerde Nite Owl mét zijn okelgele pak en zijn veel te grote jaren ’80-bril. Dat is Tinus Icket.

Fragment uit ‘Lang voordat ik grijs werd’

Verwachtingsvol borg Tinus daarom de aantekeningen van zijn eigen nieuwsbijdrage op en wierp hij, ijdel als hij is, nog even een vluchtige blik in de spiegel. Hij fatsoeneerde zijn colbertje en deed zijn uilenbrilletje weer op om zijn bijziendheid te compenseren. Op dat moment zwaaiden de dubbele deuren naar de afdeling geluidloos open. Precies op het tijdstip waarop mijn introductie stond gepland, escorteerde Rina Oddel mij de redactievloer op. Meteen werd ik hartelijk verwelkomd door de goedlachse Tinus. Een brede rij witte tanden en gladgeschoren gelaat vervolmaakten zijn onberispelijke uitstraling. Ook zijn keurige okergele pak en lage lakleren schoenen droegen bij aan zijn werkelijk smetteloze uiterlijk. De pols van zijn linkerhand hield hij een fractie gebogen om zich nog even van de tijd te vergewissen, waarna een cirkelvormige lichtweerkaatsing van zijn Rado horloge over het plafond flitste en hij mij letterlijk met open armen kwam begroeten.

Overige kenmerken van Tinus Icket:

  • Tinus is super ijdel. Dat ben ik zelf ook wel een beetje, maar Tinus is en blijft een uitvergrote versie van mijn karaktertrekken. Zowel hij als ik het beide belangrijk om er goed en verzorgd uit te zien, maar Tinus slaat daar echt wel een stuk in door. Bij Tinus moet alles smetteloos zijn!
  • In tegenstelling tot ikzelf is Tinus harstikke bijziend. Dit verklaart zijn uilenbrilletje.
  • Tinus heeft hele duidelijk neurotische trekjes.
  • Tinus trekt de rol van leider naar zich toe bij afwezigheid van Victor Anished.
  • Tinus is ook uiterst zorgvuldig in zijn manier van spreken. Hij denkt altijd goed na voordat hij iets zegt om er zeker van de zijn dat hij niet iemand tegen de borst stuit of iemand kwetst. Wat anderen van hem denken, vindt hij ook erg belangrijk.
  • Tinus is de kleinzoon van een duivenmelker. Hier opnieuw een overeenkomst: mijn opa was duivenmelker!
  • Is het iemand trouwens wel eens opgevallen dat het artikel ‘Stationsbevolking’2x op de TN staat? Hoewel, op 1 mei 2009 staat het artikel geplaatst onder de naam ‘Stationbevolking’ en op 31 mei 2009 staat het onder de naam ‘Stationsbevolking’. Dat zal toch geen … zijn? Ik ga er maar vanuit dat Tinus in beide gevallen op platform 9 ¾ stond (zie verderop ‘Verhaallijn(en) en de opmerking over verschillende tijdlijnen).

Verhaallijn(en)

Nieuw bij de portretten is dit onderdeel ‘Verhaallijn(en)’. Ik gebruik het voor mezelf om wat aantekeningen kwijt te kunnen om een startpunt te hebben waar ik met het TN/WSNOI-karakter naar toe wil. Als je helemaal nog geen idee wilt hebben wat ik voor deze figuren in petto heb en dat liever gewoon gaandeweg in het boek leest, dan adviseer ik je deze tekst over te slaan. Het kan plotspoilers bevatten.

( Let op! Bevat serieuze plotspoilers! )

Eén van de eerste boeken waar ik mij na het gereedkomen van ‘Gekalibreerde gedrochten’ op wil storten is ‘Het toeval wil…’, met daarin een beschrijving van de visie van Tinus/mijzelf waarom ik er zo sterk in geloof dat toeval niet bestaat tezamen met enkele eerdere hier op de TN gepubliceerde artikelen die gerelateerd zijn aan het al dan niet bestaan van toeval.
Mensen die eerder dan op de Tycoon Newspaper al in hoofdstuk ‘Knetter’ al hebben kunnen lezen dat er twee karakters in de GG voorkomen die Joaquima en Phínique heten, zouden zich kunnen hebben afgevraagd of er dan niet een enorme plot hole in het Rijk van WSNOI aan het optreden is. Immers: uit ‘Lang voordat ik grijs was’ hebben we kunnen opmaken dat zowel Achmed en Rina jonge mensen zijn en dat Tinus in elk geval ‘iets ouder is dat een jonge twintiger’, maar wanneer Joaquima zich voor het eerst aan Achmed voorstelt, meent Achmed toch stellig dat zij er jonger uit ziet dan hem. Wanneer je dan bedenkt dat in een losstaand verhaal als ‘Raining Chestnuts’ Joaquima en Phínique in de familie Icket nog hele jonge meisjes zijn, dan zou je gauw gaan denken dat ‘Raining Chestnuts’ zich dus afspeelt ruim vóór de GG. Wel, tot zover klopt dat, maar dat zou ook betekenen dat Tinus Icket in het begin van de GG al met Jenny Icket samen is en dat – aangenomen dat Phínique en Joaquima dan tenminste al iets ouder zijn dan 18 – hij wel tegen de veertig moet zijn. Wel, hier lijkt er toch iets mis te gaan: Patrick Wilson was 36 toen hij de rol van Dan Dreiberg vertolkte. Dus, hoewel ik mijn karakters niet werkelijk een leeftijd wil meegeven, zou dit impliceren dat Tinus Icket aan het begin van de GG rond de 36 was. Prima, laat dat een paar jaar meer of minder zijn. Stel dat Joaquima pak ‘em beet 20 was toen Achmed haar voor het eerst ontmoette, dan moet Tinus toch evengoed een hele jonge vader zijn geweest als hij de vader is van beide meisjes van de zeppelincrew. Hier komt de twist: zodra Tinus in ‘Knetter’ aan boord stapt van ‘Groen Licht’ hebben Tinus en Jenny elkaar nog helemaal niet ontmoet.
En wat nog meer is: Tinus Icket gelooft op dat punt nog helemaal niet in voorbestemming… (vanaf hoofdstuk 16 ongeveer zal daar verandering in komen).
Hoe deze hele samenstelling van feiten dan toch kan blijven kloppen, kan alleen als er sprake is van meerdere tijdlijnen…
… of… Tinus Icket is niet de vader van Joaquima en Phínique…
Ach. Ben je serieus nog verbaasd in een wereld waarin karakters worden verzonnen die zelf personages bedenken/ voortbrengen (denk aan Kornelis Oflook en Graaf Schaurig)?
Niet Karel Riemelneel maar Tinus Icket zal (vooral in de vertelling van de GG) verantwoordelijk zijn voor het op de redactie aannemen van enkele ‘oude vertrouwde’ zoals Wilburt Eerman én Karel Riemelneel zelf. Over Karels aanstelling is zelfs eerder in de Tycoon Newspaper Archieven al iets verschenen: De Tycoon Newspaper is een groot journalist rijker
Tinus zal in GG boek 2 het eerste geheim ontdekken van de repeterende zinsnede ‘Dimensies bestaan bij de gratie dat we ze verzinnen’.
Dat Victor vroeg in de vertelling van de GG protesteerde toen Tinus opperde om Achmed mee te laten gaan naar de plaats van de beving komt heel veel later in de GG nog eens terug, met de reden waarom…

TN-artikelen waar Tinus in voorkomt of door hem geschreven zijn:

(aangezien dit er nogal wat zijn, heb ik ervoor gekozen om alleen mijn persoonlijke favoriete, de beste en meest noemenswaardige artikelen hier te vermelden)

STEM OP HET VOLGENDE PORTRET!

Even als met het voorgaande ‘Een portret van…’ trakteer ik jullie wederom op de mogelijkheid om jullie zelf over het volgende portret te laten beslissen.
Voor de volgende editie kunnen jullie bepalen over wie ik een portret zal schrijven. Je mag stemmen op de volgende personages:

  1. An de Gang
  2. Abdel Dezertecon Kretonshos
  3. Ed Cetera

Het stemmen werkt zo:

  • Jouw absolute voorkeur geef je 5 punten.
  • Hij of zij waar je ook tevreden mee bent 3 punten.
  • Wie nog wel even kan wachten geef je 1 punt.
  • Jouw stem telt alleen indien je een totaal van 9 punten hebt uitgedeeld.
  • Je kunt stemmen tot precies 1 maand na het verschijnen van dit portret (30-01-2020 is dus de laatste stemmogelijkheid)

Let op met op wie je stemt want:

  • Na de volgende twee portretten kun je in elk geval weer op het personage stemmen die als tweede eindigt. Lees: het eerstvolgende en daarop volgende portret wordt dit personage niet als keuze aangeboden.
  • Het personage met de minste stemmen komt op z’n vroegste over drie portretten pas terug.
  • Op wie je stemt kan ook invloed hebben op de sterren die je kunt verdienen met de actie hieronder.
    Je kunt met het stemmen zelf niets winnen.

RAAD HET MODELPERSOON EN WIN STERREN!

Ook nieuw vanaf het komende portret is het winnen van sterren door te gokken wie ik als modelpersoon voor mijn personages hanteer. Kijk op de nieuwe pagina met redactieleden om te ontdekken hoeveel sterren je per personage kunt verdienen en geef hieronder bij de commentaren door wie jij denkt wie de modelpersonen zijn. Vermeld dus bij iedere stem wie het modelpersoon van jouw keuze is. Let op: per karakter mag je maar één keer gokken.
EXTRA: Is jouw 5 punten-stem het eerstvolgende portret én je hebt het modelpersoon correct geraden? Dan verdien je een extra cheque van 500 sterren!

By Zombie | September 27, 2019 - 12:04 pm - Posted in Nederlands, Onder de boom, Schrijfwedstrijden

Schrijverspunt organiseerde in de periode van 15 mei t/m 31 juli 2019 (deelnamemogelijkheid) de schrijfwedstrijd ‘Onder de boom’. De bedoeling was dat je een kort verhaal schreef van maximaal 1250 woorden waarbij het verhaal maar op de een of andere manier iets (of juist niets) onder de boom is. Het illustere viertal Romeo Mazzei, Bob de Winter, Sjors Kersten en Paul van der Zee, die voortaan beter bekend staan als ‘De Schrijvende Legendes’ raakten spontaan geïnspireerd en klommen dadelijk in de pen (al dan niet van brons) om hun botanische schrijftalenten aan te boren.
Ieder van hen wist voor het verstrijken van de uiterste inzenddatum een pronkstuk in te sturen, maar slechts één van hen slaagde er (terecht!) in om tot één van de winnaars te worden omgedoopt. De prijs? Een eervolle plaatsing van het ingezonden verhaal in de bundel ‘Onder de boom’.

Romeo Mazzei was de gelukkige… En we kunnen hem nog steeds niet vaak genoeg hiermee feliciteren.

Een troostprijs voor de resterende Schrijvende Legendes was er niet. Hoewel,… de plaatsing van hun korte verhalen in de Tycoon Newspaper mag je toch ook best trots op wezen? Of niet soms?

Onder de boom-deelnemer: Sjors Kersten

Titel: Bonsai

Japan, 11 augustus 1945

Vermoeid fietste Tadashi over een zandweg die in enkele decennia was uitgesleten door boeren die hier normaliter met hun ossen van en naar hun rijstvelden liepen. Nu was er echter niemand te bekennen.

Tadashi’s hele lichaam deed pijn, maar hij trapte stug door. Met een kleine rugzak proviand was hij aan het eind van de vorige middag vertrokken en sindsdien had hij zichzelf enkel in het holst van de nacht enkele uren rust gegund.
Een vreselijke nachtmerrie had hem doen ontwaken en bij het zien van het eerste ochtendlicht was hij weer op zijn fiets gestapt om zijn tocht voort te zetten. Zijn lichaam protesteerde direct, maar er was niets dat hem nu zou kunnen stoppen.

Vijf dagen eerder werd het stadje waar Tadashi woonde opgeschrikt door het nieuws dat er iets vreselijks was gebeurd in Hiroshima; de stad was compleet weggevaagd door een Amerikaanse bom.
Tadashi had zichzelf altijd zoveel mogelijk afzijdig gehouden van de overzeese oorlogen die zijn vaderland al zoveel jaren voerde en hoopte dat er spoedig een tijd van vrede aan zou breken, maar de verwoesting van Hiroshima had hem wakker geschud. Als de Amerikanen zo’n grote vernietiging binnen de Japanse archipel teweeg konden brengen, was niemand meer veilig.
Na het radiobericht over de ramp in Hiroshima had Tadashi direct geprobeerd om zijn ouders en broers te bereiken. Gelukkig hadden hij of mensen die hij kende hen allen diezelfde dag nog weten te spreken en bleek iedereen ongedeerd.
De dagen erna waren als een waas aan Tadashi voorbij getrokken. Er heersten chaos en angst op straat en van zijn werk als beginnend architect was weinig terechtgekomen. Hij wist zichzelf uiteindelijk af te leiden door te starten met een nieuwe klus, tot hij geschreeuw op straat hoorde.
Buiten zag Tadashi dat de mensen in paniek waren. Het duurde even voor hij doorhad wat er gebeurd was, maar toen het tot hem doordrong, was het alsof de grond onder zijn voeten wegzakte. Nagasaki was gebombardeerd; eenzelfde verwoesting als drie dagen eerder.
Tadashi rende naar huis, pakte wat te eten en drinken bij elkaar en vertrok op zijn fiets. Bij het treinstation bleek het treinverkeer compleet stil te liggen en de weinige auto’s in het stadje waren al ingezet voor noodhulp aan Hiroshima. Er zat niets anders op dan naar Nagasaki te fietsen.
De mensen aan wie hij de weg vroeg, probeerden hem te overtuigen om rechtsomkeert te maken tot ze hoorden wat zijn doel was en ze hem met gemengde gevoelens verder hielpen.

Na zijn korte nachtrust duurde het niet lang voor Tadashi de omgeving begon te herkennen, maar het was compleet anders dan in zijn jeugdherinneringen. Hij passeerde vele mensen die in tegenovergestelde richting reisden, vluchtend van de stad. Hij zag ontroostbaar verdriet, onheelbare wonden en karren met opgestapelde lijken. Met tranen in zijn ogen fietste Tadashi verbeten door; hij mocht de hoop niet verliezen.
Het moment dat hij door de straat van zijn ouderlijk huis zou rijden had hij al tientallen malen in zijn hoofd afgespeeld toen hij in de verte de kruin van de Witte Den zag. Tijdens zijn jeugd was het al een herkenningspunt geweest; deze boom die door zijn overgrootouders werd geplant om de geboorte van zijn grootvader te vieren en uiteindelijk tot machtige hoogte gegroeid was.
Toen de boom een paar jaar oud was gebruikte Tadashi’s overgrootvader een gesnoeid takje van de Witte Den om een bonsai te kweken. Dit werkte zo goed, dat hij vol enthousiasme meerdere stekjes van de boom begon te planten.
Hij was ongelofelijk trots op zijn bonsais en terwijl de Witte Den tot steeds grotere hoogtes reikte, groeide zijn zoon op met een grote passie voor het kweken en vormen van bonsais. Zijn talent bleek zo groot, dat mensen van heinde en ver kwamen om de boompjes te bewonderen. Zo ontstond er een traditie die ook door Tadashi’s vader werd voortgezet.
Maar ook om een andere reden was er een bijzondere band met deze boom ontstaan, die door ieder familielid gekoesterd werd. Tadashi’s grootouders, later zijn eigen ouders en nog niet zo heel lang geleden zijn broers, waren allemaal onder deze boom getrouwd.
Tadashi stelde zichzelf altijd voor dat hij onder de Witte Den zijn toekomstige bruid ten huwelijk zou vragen en daar later op een feestelijke dag zou trouwen met de vrouw van zijn dromen en met haar zou dansen onder een dak van dennentakken en gekleurde lampionnen.

Hoe dichter Tadashi bij zijn ouderlijk huis kwam, hoe meer leed hij zag. Mensen die huilend op straat zaten naast het levenloze lichaam van een geliefde, verwarde kinderen die hun ouders kwijt waren en een halfnaakte vrouw die met brandwonden over haar hele lichaam midden over straat strompelde. Tadashi wendde zijn blik af en schaamde zich dat hij niet afstapte om deze mensen te helpen, maar hij kon niet anders dan blijven trappen.
Bij een gebouwtje waar het dak van was afgebrand, sloeg hij de straat in waar het huis van zijn ouders stond. Tadashi durfde niet meer om zich heen te kijken, omdat hij niet geconfronteerd wilde worden met het verdriet in de straat waar hij was opgegroeid en fixeerde zijn blik op de poort waar hij naar binnen zou lopen.
Langzaam kwam zijn fiets tot stilstand en toen hij afstapte schoot er zo’n pijnlijke steek door zijn lichaam dat hij voor een moment dacht dat hij flauw zou vallen. Tadashi haalde diep adem en liet zijn fiets los, die op de grond kletterde. Hij legde zijn hand op de handgreep van de poort en duwde die voorzichtig open.
Het kleine binnenplaatsje was verlaten. Het enige dat opviel waren de gebroken dakpannen die van het huis waren geblazen. Zo snel als zijn pijnlijke benen hem konden dragen liep Tadashi het huis in.
‘Vader?’ riep hij. ‘Moeder?’
Er kwam geen reactie en binnen leek het alsof er niets gebeurd was. Alles zag er precies zo uit als normaal. Het enige wat Tadashi miste was de geur van eten uit de keuken, waar zijn moeder normaliter op dit tijdstip druk in de weer zou zijn. Hij klampte zich vast aan de hoop dat zijn ouders elders in veiligheid waren.

Nadat Tadashi het hele huis gecontroleerd had, stapte hij naar buiten. Deze prachtige tuin was de trots van zijn ouders, maar nu lagen er bonsais op de grond, omringd door scherven van gebroken potten en het grind was bezaaid met ontzettend veel naalden die de Witte Den verloren was. Tadashi keek naar de boom en zag dat de stam grotendeels zwart was, alsof deze in brand had gestaan.
Aan de voet van de grote boom zag hij iets vreemds. Hij herkende het eerst niet, of wilde het niet herkennen, maar de tranen sprongen in zijn ogen toen hij zich realiseerde waar hij naar keek.
Tadashi rende naar de boom en wilde helpen, maar zag dat het al te laat was. Voor hem op de grond zaten zijn ouders, die in een innige omhelzing gestorven waren. Net als bij de Witte Den was hun huid op veel plekken verbrand, blootgesteld aan de vernietigende kracht van de bom.
De laatste energie verdween uit Tadashi’s lichaam en verslagen zakte hij op zijn knieën. Voorovergebogen en steunend op zijn armen zag hij door zijn opwellende tranen heen iets tussen de lichamen van zijn ouders in staan. Het was een aardewerken potje met een nieuw bonsaistekje van de Witte Den, dat ze hadden beschermd met hun leven. Hun laatste daad uit liefde voor hun familie.

“Goedenavond, meneer. Ik zoek het boek met de titel ‘Wetten der Natuurkunde’. Kun u mij vertellen waar ik deze kan vinden?” informeerde een jonge bezoeker enkele dagen na de opening van de Grote Bibliotheek hoopvol.
“Jazeker. Die kun je vinden in de sectie ‘Mysteriewetenschappen’,” legde ik het kereltje uit, “in het vierde pad links, derde vak, direct onder de ‘N’ van ‘Natuurlijk Medeweten’.”
Zonder om te kijken wees ik instinctief schuin achter mij, precies naar het pad waar de jongeman het gevraagde boekwerk kon vinden. Hij zal het vast nodig hebben gehad voor zijn studie.
Na enige tijd verwijderde ook deze laatste bezoeker zich uit de Grote Bibliotheek en kwam er weer een werkdag tot een einde, wat dikwijls betekende dat ik dan juist bleef hangen en ik wat boeken ging lezen. Althans, zo zou het normaal moeten gaan. De jonge student oogde tevreden met het gevonden exemplaar en verdween met het sluiten van de deur via de trechtervormige hal. Vervolgens stond ik langzaam op en sloeg juist wat eigen leeswerk dicht toen de entree opnieuw gesloten leek te worden, een soort déjà vu ervaring. Het kereltje was niet opnieuw naar binnen gelopen en er viel ook niemand anders bij de dubbele deuren te bespeuren.
Dat was natuurlijk Victor, was meteen mijn overtuiging. Ik had hem eigenlijk al wat eerder verwacht.
“Mijn complimenten voor je mooie werk,” sprak zoals verwacht de stem van Victor. Hij deed dat zonder mij vooraf te groeten en het liet mij niet eens meer schrikken zoals hij zo plotseling, zonder evenredige verplaatsing vanaf de dubbele deuren, in mijn ooghoek verscheen. “Je mag trots zijn op de inspanningen die je de afgelopen maanden hebt verricht, jongeman.”
“Dank je,” antwoordde ik trots, met iets parmantigs in mijn stem. “Is er iets wat ik voor kan je doen?”
“Oh nee, nee, niet meer vandaag,” protesteerde Victor met geforceerde vriendelijke toon. “Jij gaat zo lekker naar huis. Of je dat nu wilt of niet. Behalve dat ik hoop dat je nog even voor me hebt om te horen wat ik de komende tijd voor je heb bedacht.”
Victor deed zich gemakkelijk voorkomen, net zoals ikzelf overigens. Toch was het autoritaire aan de manier waarop hij de woorden sprak niet te missen. Hij had een belangrijke boodschap voor me. Dat leidde ik er meteen uit af.
“Maar natuurlijk,” reageerde ik geïnteresseerd. “Je hebt een nieuwe uitdaging voor me, neem ik aan?”
“Zeker,” sprak hij beslist. “Ik wil namelijk dat jij je de komende periode vooral op het schrijven gaat storten.”
“Oh, maar daar ben ik erg blij mee,” reageerde ik verheugd en mijn stem maakte een sprongetje. “Dat wil ik graag gaan doen.”
“Mooi zo,” grijnsde Victor. “Daar rekende ik al op.”
Met een rechte rug kwam hij naast mijn bureau staan en plaatste zijn vingers van één hand gespreid op mij bureaublad. Hier kwam de ernst.
“Luister goed, mijn vriend. Zoals je weet heb ik mijn handen vol met jullie, als het gaat om het leiding geven op onze afdeling, dus ik zou het erg plezierig vinden wanneer jij een last van mij kunt overnemen.”
Victor schraapte zijn keel.
Hierop bracht ik rustig, maar bijna niet te verstaan het woord ‘oké’ uit en luisterde verder aandachtig.
“Ons nieuwsblad mag zich op dit moment al erg tevreden stellen met de huidige oplage, maar een krachtige impuls is beslist nodig, als we met de ontwikkelingen van de toekomst rekening willen houden. We zijn daarom met een taak belast die het aanzien van de Tycoon Newspaper moet doen veranderen. Ons blad onderscheidt zich nu al van de rest van de wereld, alleen is ‘bestverkopend’ tegenwoordig niet meer genoeg. Die respectabele positie is zowel benijdenswaardig als fragiel, zeker op dit moment nog. Er hoeft maar ergens een halfbakken superheld op te staan en de concurrent ziet kans om hier op in te haken en zich op te werken door een dergelijke ontwikkeling om te zetten naar een mediasensatie. De Tycoon Newspaper zal in zo’n geval vanzelfsprekend niet in achterblijven, maar de concurrent mag niet de kans krijgen zich te accelereren. Wat ons blad daarom nog mist, is zoiets als een ‘Page Three girl’, een pagina waarvoor…”
Hier moest ik Victor toch even onderbreken.
“Sorry, Victor, maar bedoel je nu werkelijk dat ik me op centrefolds moet gaan richten?” Ik was zowel geschokt als geamuseerd en proestte daarom een beetje. Tussen mijn gefronste wenkbrauwen trok zich spontaan een diepe rimpel. “Dat is in elk geval een stuk minder stoffig dan mijn werk hier in de bibliotheek!” concludeerde ik met een dikke lach in mijn stem.
“Hou je kop er even bij, Achmed,” reageerde Victor ineens behoorlijk geagiteerd. “De kranten werken zich op dit moment op in hun posities binnen de markt, in een tijd waarbij de wereldpers ‘booming business’ is en jij zit hier op voorhand mijn voorstellen belachelijk te maken? Hou je hoofd er even bij, wil je?”
Hij hief z’n gespreide vingers in een snelle beweging van mijn bureau op en verborg ze gebelgd onder zijn mantel.
“Het zou je sieren wanneer je wat meer respect toont voor de kansen die de Tycoon Newspaper je biedt.”
Om zijn woorden extra kracht bij zetten, wendde mijn meerdere zich van mij af en liet ik onwillekeurig mijn blik naar de Bronzen Pen glijden, die fier in een sierlijke houder op mijn bureau prijkte. In gedachten verzonken realiseerde ik dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend was dat ik hier nu op deze stoel zat. Als ik dacht hoe mijn collega’s nog weleens terecht of onterecht een veeg uit de pan van hem kregen, dan had Victor mij tot dan toe steeds het hand boven mijn hoofd gehouden. Gevoed door het standje van Victor van zojuist voelde ik mij op dat moment meer beschaamd dan ik waarschijnlijk had hoeven zijn. Zijn toorn had in elk geval z’n uitwerking niet gemist.
“Het spijt me,” bracht ik na een kort moment voorzichtig uit. “Ik had niet zo…”
“Het is al goed, Achmed,” reageerde Victor kort.
Hij bekoelde en keerde zich weer naar mij om. Een slinkse glimlach krulde zich zelfs rond zijn mondhoeken.
“Waar ik wil dat jij over gaat schrijven zijn monsters, gedrochten zoals draken, weerwolven, serpenten, kwelgeesten, watermonsters, bosgeesten, aardmannen, fantomen en andere boosaardige wezens die het volgens de overleveringen op onze levens hebben gemunt.” Bij ieder wezen dat door Victor werd opgenoemd had zijn stem steeds een octaaf hoger geklonken.
Monsters? dacht ik. Dat klonk toch ineens een stuk minder ‘opwindend’ dan het idee van de ‘Page Three girl’ mij had voorgekomen. In plaats van ontblote dames in ons dagblad, zouden onze lezers griezels voorgeschoteld krijgen? Ik hoopte toch dat hier een goed doordacht commercieel plan achter schuilging. Toch, ditmaal hield ik mijn opmerkingen voor me en luisterde ik met gepaste belangstelling.
“Je denkt nu vast aan waarom we het vrouwelijk schoon voor gedrochten vervangen, is het niet?”
Victors eerdere glimlach had nu plaats gemaakt voor een milde grijns. Ikzelf knikte en bloosde, hetgeen Victor van genoot.
“Waarom monsters?” durfde ik hem duidelijk gearticuleerd te vragen, om geen afbreuk te doen aan mijn verbazing.
Zijn grijns werd nu scherper en de twinkeling in Victors ogen verried dat hij zich op dit moment verheugd had. Zijn met verband omwikkelde handen werden weer zichtbaar. Hij vouwde ze statig voor zijn buik.
“Je zou trouwens moeten weten dat centrefolds en Page Three girls niet op dezelfde pagina te vinden zijn.” Hiermee greep Victor nog even terug op het voorgaande en knipoogde. Op mijn vraag kreeg ik geen antwoord.
Het was zijn stelling die mij aan het denken bracht, zodat ik het voor het antwoord in mijn linker ooghoek zocht. Het volgde moment zag ik Victor ineens in het verlengde van die richting staan, waar hij kort daarvoor nog rechts van me had gestaan. Tijd om me te verbazen over eveneens een onevenredige verplaatsing kreeg ik niet, nu Victor mij van mijn nieuwe taakinvulling op de hoogte bracht:
“Wat jij gaat doen, Achmed, is het zo zorgvuldig mogelijk documenteren van alle mogelijke monsterverhalen die je maar kunt verzinnen. En met ‘alle mogelijke monsterverhaal’ bedoel ik ook echt dat je voorlopig wel even zoet zult zijn met het schrijven van deze verhalen, want ik zie er persoonlijk op toe dat er geen monster is die je zult vergeten. Vampieren, vleesetende stieren, verschrikkelijke meerminnen, harpijen, het monster van Frankenstein, kraken, gremlins, cyclopen en zelfs Bigfoot en het monster van Loch Ness. Je mag er niet één overslaan. Al deze monsters zul je tot in het fijnste detail met inkt op papier invangen, vastleggen in het grote monsterboek van de Tycoon Newspaper alsof alleen hoe jij het schrijft de absolute waarheid over deze gedrochten kan zijn. En ik noem ze de ‘gedrochten’, omdat dat de term is die jij voorlopig voor deze afzichtelijke wezens zult bezigen. Het boek dat jij zult schrijven… heet…”
Victor sloot heel even zijn ogen om zijn longen vol lucht te zuigen en sprak zorgvuldig:
“… de Gekalibreerde gedrochten.”
Met verwijde pupillen keek ik mijn mentor aan. Ik keek hem recht op zijn rug, waar hoofdzakelijk zijn mantel mijn beeld vulde, zo dicht bij mijn bureau stond hij. Ik kon ieder pluisje van de dikke lichtbruine stof onderscheiden. In het grauwe schijnsel hief hij vervolgens zijn kin op en keek hij naar de glas-in-lood-voorstelling hoog boven ons.
“De Gekalibreerde gedrochten…” herhaalde hij op fluistertoon.
Op de achtergrond viel er een boek om. Onder de ‘N’ van ‘Natuurlijk Medeweten’ gokte ik. Een bladwijzer die ik aldoor in mijn hand had gehouden, terwijl ik een boek dat ik las met het andere geopend hield, plaatste ik tussen de pagina’s en legde het terzijde.
“Maar ik dacht dat ik artikelen voor een krant moest gaan schrijven?” vroeg ik ineens, terwijl Victor nog zweverig voor door de Grote Bibliotheek staarde. “En niet een heel boek.”
“Het zijn de verhalen uit het boek, de Gekalibreerde gedrochten, waarmee je het katern zul gaan voeden, sufferd,” verklaarde Victor, terwijl hij zich weer naar mij toekeerde. “En het is deze pen waarmee ik wil dat je de verhalen zult gaan schrijven.” In dezelfde beweging waarin hij zijn woorden bracht, nam hij de Bronzen Pen in zijn handen en hij bracht het demonstratief tussen zijn duim en wijsvinger voor mijn neus. “Het is de hele reden waarom ik jou deze pen heb laten geven. Want het schrijven van deze verhalen moet speciaal voelen. Ik wil dat je het als een eer beschouwt dat je deze kans krijgt en daarom deze pen als waardevol instrument respecteert en je jouw ziel in het schrijven zult leggen.”
Victor keek me strak aan. De Bronzen Pen hing als een waas in mijn blikveld zoals Victor mij van zijn boodschap probeerde te overtuigen.
“Achmed, zul je mij beloven dat je vol toewijding en naar mijn instructies aan deze monsterklus zult beginnen?”
Daar was dat woord weer, dat ik zelf eerder had gehanteerd voor het inruimen van deze bibliotheek. Alleen drong het toen pas tot mij door waarom Victor Anished en Fritsz Otto Graaf mijn woordkeuze toen zo ‘interessant’ hadden gevonden.
“J-ja natuurlijk,” antwoordde ik hem, terwijl ik mij bewust werd van het speeksel dat zich onderin mijn mond had gevormd doordat ik enige tijd met open mond naar hem had zitten luisteren. “M-moet ik echt over álle monsters iets schrijven?” wilde ik nog van hem weten.
“Absoluut,” antwoordde hij gedecideerd, “van ieder gedrocht wil ik dat jij er een eigen verhaal van vastlegt.”
“Maar, als ik vragen mag, waarom moet ik eigenlijk van deze toch wel bekende monsters nieuwe verhalen schrijven? Er zijn toch al zoveel boekwerken waar eerdere auteurs hun mythes en legendes in beschreven hebben? Hoe verwacht je dat dit een onderscheidend impuls voor de Tycoon Newspaper zal opleveren?”
Hierop pakte Victor mijn beide schouders stevig vast, zodat de muffe geur van zijn verband mij tegemoet kwam.
“Dat is omdat jij de verhalen zult schrijven, Achmed, én omdat jij deze gedrochten zal kalibreren.”
“Kalibreren? Maar wat heeft kalibreren überhaupt met monsters te maken? Heeft dat niet meer met afstellen en bijstellen van apparaten te maken?” protesteerde ik voorzichtig.
“Dat kan misschien zo wezen, maar hou jij jezelf maar gewoon voor dat het betekent dat je de verhalen zó schrijft zoals nog nooit iemand anders naar deze gedrochten gekeken heeft. Jij legt ze op een uiterst unieke manier vast, met déze pen. En je zult zien dat je alle kranten die het vrouwelijk schoon aangrijpen om er het imago van hun dagblad mee op te leuken het nakijken geeft.”
Voor een moment leek de kans dat uitgerekend ík dat kon mij zo onwaarschijnlijk dat ik erg mijn best moest doen om mijn natuurlijke reactie om het tegen te willen spreken moest onderdrukken. Victors autoriteit drukte te zwaar op mij, zodat ik niets anders kon uitbrengen dan een instemmend ‘oké’.
Verrukt schudde hij mij nog eens aan mijn schouders en liep vervolgens breed glimlachend naar achteren.
“Fantastisch! Ik wist dat ik op je kon rekenen.”
Hij wreef even in zijn handen en liep verblijd op zijn tenen naar achteren.
“Achmed, ik beloof je dat je er helemaal in op zult gaan.” Met duim en wijsvinger hief hij een hand op om zijn woorden te ondersteunen en draaide zich vervolgens om richting de uitgang.
“Dank je, Achmed,” zei hij terwijl hij nog even omkeek. Maar zodra hij bijna bij de deur was, bedacht hij zich nog even.
“Oh, wacht even,” en hij draaide zich nog een laatste maal naar mij om.
Ik was ondertussen gaan staan en richtte mij nog altijd tot mijn leidinggevende, mijn mentor.
“Ja, Victor?”
“Er is toch wel een monster waarvan ik liever heb, nee, waarvan ik beslist wil, dat je daar niet over schrijft.”
“En dat is?”
Victor liet zijn blik ergens in de bibliotheek rusten en sprak na opnieuw een teug lucht te nemen: “De Schaduwman. Daar mag je onder geen beding een verhaal over schrijven.”
De blik waar Victor mij nu mee aankeek was überhaupt met geen pen te beschrijven. Maar ik kon koude rillingen door mijn ruggenwervels voelen trekken als een dunne staal bloed dat zich langzaam een weg naar mijn onderrug zocht. Zo kil als hij mij aanstaarde hield ik niet lang vol. Daarom keek ik even opzij en zodra ik besloot om weer in zijn richting te kijken, was Victor weg, zoals alleen hij dat zó abrupt kon.

Voor een moment keek ik langs de rand van mijn koffiekopje om mij ervan te vergewissen dat er zich niet alweer een bizarre trilling had voorgedaan. Het moet zeker een week zijn geweest na het accepteren van de ‘monsterklus’, toen ik weer eens als laatste achterbleef in de Grote Bibliotheek. Opmerkelijke verschijnselen hadden mij op die avond al meer dan eens aan mijn verstand doen twijfelen. En het werd hoe langer ik aan de ‘Gekalibreerde gedrochten’ schreef hoe erger. Hele boekenplanken leken soms te zuchten wanneer ik mijn ritmische halen maakte met mijn Bronzen Pen. Stof dwarrelde neer op de rug van mijn handen als gevolg van deze onverklaarbare, subtiele luchtverplaatsingen. En, als ik niet beter wist, zou ik nog haast gaan denken dat de energie waarmee het op mij neerdaalde, zachtjes bezig was om wreed in mijn huid te branden.
Te laat besefte ik dat ik een sprong in het diepe had gemaakt, zonder tijdig een hap lucht te nemen. Mijn rechterhand maakte aanvankelijk nog sierlijke bewegingen als die van een dirigent tegenover zijn orkest. Alleen was het hier geen muziekgezelschap dat zich aan mijn aanwijzingen onderwierp, het was de roodbruine inkt uit de Bronzen Pen dat lijdzaam vloeide en willoos op het gedoemde papier neerstreek. Met intense krachten beet het zich in het perkament en vormde het er de zware woorden die lange sporen trokken in mijn armzalige bestaan. Op de achtergrond knisperde er iets onaards, dat klagerig schrapend en onaangenaam van links naar rechts door mijn schedel schoof, vergezeld door diepe steunende pianoklanken. Het was er voortdurend, zolang als dat ik schreef, en ik twijfelde er nog aan of ik deze geluiden wel echt aan het inbeelden was. Dit was groot. Vele malen groter dan ikzelf. Ritmisch danste mijn pols op en neer. Mijn vingers musiceerden. Mijn focus op wat ik voor gruwelijks aan het oppennen was, trok al mijn aandacht naar het papier, zodat al het andere er omheen verdween. Rondom mijn tunnel was alles één grote waas. De Grote Bibliotheek vervaagde snel en al wat ik nog zag waren de tekens die mijn hand beschreef. Gejaagd vlogen ze door mijn beeld en ik bereikte al ras het punt dat de kroon opnieuw in de inktpot zeeg. Compulsief reeg ik woord aan woord en kreeg ik door wat ik op het papier aan het overbrengen was zowaar bijna hoogtevrees. Een ongrijpbare energie, die samenwerking weigerde met die van de zwaartekracht, dreef mijn geest door een bergachtig landschap, zodat mijn lijf onderdanig bij de schrijftafel achterbleef. Mijn schrijvende ziel had zich losgerukt uit mijn stoffelijk gedaante en was zo opgestegen naar een alternatieve realiteit. Krassende geluiden drongen zich plots aan mijn zintuigen op, toen de lucht almaar ijler werd en ik een soort motor hoorde ronken. Ik had het idee dat ik vloog. En hoewel ik mij tot het uiterst inspande om mijn geest weer helder te krijgen, kreeg mijn onderbewuste de overhand en beleefde ik in eigen persoon de inspiratie van mijn monsterverhaal. Het zou mijn eerste echte uittreding worden van de ettelijke astrale projecties die ik nog zou doormaken die in dienst stonden van mijn maniakale research voor mijn verhalen. Het helse beest waarvoor ik buiten mijn lichaam mijn inspiratie kwam opdoen was een vliegende gedrocht. En het was er niet één. Nee, het waren er misschien wel duizenden. De beschrijvingen over dit monster, dit wanstaltelijke gedrocht, moesten compleet zijn, en, bovenal, het moest origineler zijn dan iedere eerdere publicatie.
Voor ik het wist, vloog ik zelf door de Grote Bibliotheek – of althans in de denkbeeldige alternatieve versie ervan – en werd ik door de lange gangen getrokken, langer dan ze werkelijkheid waren. Stellingen vol met de boeken die ik er zelf had geplaatst, raasden aan mij voorbij. Met kosmische snelheden flitsten de titels door mijn hoofd en aanschouwde ik iedere kaft tot op het kleinste detail. Op de achtergrond kon ik nu ook heel duidelijk de trillingen onderscheiden. Het waren de trillingen die mij normaal al bezig hielden. Maar nu waren ze scherper en prominenter dan ooit. Ze bedreigden mij in het verkrijgen van mijn inspiratie. Ze kringelden langs de randen van de stellingen, alsof het een afzichtelijk en enorm zwart wezen betrof dat met imposante proportie boven de stad bewoog. Alleen was die stad nu mijn bibliotheek. Het leek haast wel alsof die trillingen in de gaten hielden hoe ik mijn informatie verkreeg. Met een snelheden van wel honderden kilometers per uur vloog mijn geest voorbij wel duizenden boekwerken. Dit ging aan alle realiteit voorbij. De trillingen kregen nu langzaam een gestalte en terwijl ik op mijn onmogelijke tempo door een boekerij schoot die nog onmogelijk veel groter was, bleef het immense trillingenmonster als een constante factor hoog boven mij op de achtergrond. En het vrat aan mij; nu de trillingen langzaam opgingen in dikke inktzwarte slierten. Ik zocht koortsachtig naar wat ik nodig had. Ik realiseerde me, dat er noodzaak aan kleefde dat ik tijdig mijn gegevens vond, zodat ik het er misschien wel levend vanaf kon brengen. Maar als de slierten van deze trillingen mij eerder bereikten, dan was ik er geweest.
Ondertussen, in de fysieke wereld, ging het perkament gebukt onder de nu heftiger geworden trillende bewegingen van mijn arm, alsof het een seismogram tijdens een zware aardbeving betrof. Rook steeg langzaam op van het perkament. In mijn recht vooruit kijkende ogen scheen slechts een glazig lichtje en ikzelf zag helemaal niets. Apathisch staarde ik voor mij uit, terwijl de Bronzen Pen leidde een eigen leven leidde. Het laatste flakkerende schijnsel in de olielamp schuin boven mij brandde nu helemaal op en doofde uit. Het was mijn op één na laatste lamp, zodat mijn lichaam nu baadde in het laatste valse licht van een lamp een aantal stellingen verder van mij. Ondertussen begon mijn hele lijf te schudden en draaiden mijn pupillen volledig weg, zodat enkel mijn oogwit nog zichtbaar was.
Sneller dan ik voor mogelijk hield, diepte ik uit de verschillende gewrochten kennis op en wist ik nog maar net op tijd aan de klauwen van de trillingen te ontsnappen. Het schouwspel met het trillingenmonster verdween en mijn geest schoot weer terug naar mijn lijf zoals het deze achter mijn bureau had achtergelaten. Dit terugschieten in mijn stoel ging gepaard wel met zoveel geweld, dat ik er door van mijn stoel viel en er prompt de Bronzen Pen van uit mijn handen liet vallen.

Het volgende moment voelde ik hoe mijn maag opspeelde, toen G-krachten mij een tuimelende sensatie bezorgden. Met de reflexen die in werking treden wanneer je uit je bed valt, zocht ik naar iets om mij aan vast te klampen. Paniekerig trok ik mij met links aan iets op wat mij een metalen romp leek, terwijl ik me met mijn rechterhand aan iets vasthield wat een stuur bleek te zijn.
“Achmed, wat bezielt je!? Trek ons op. Nu!” klonk ineens koortsachtig de stem van Tinus Icket, “Optrekken, of we slaan nog op het Spui te pletter!”
Een stoot adrenaline waar je ‘U’ tegen zegt, maakte zich plots van mij meester, terwijl ik ijlings probeerde vat te krijgen op mijn nieuwe werkelijkheid. In plaats van het glas-in-lood van het dak van het redactiegebouw was nu ineens op dezelfde plek de hemelboog zichtbaar, al draaide deze in een verontrustend tempo om mij heen. In mijn strottenhoofd begon zich uit misselijkheid een voorraad maaginhoud te verzamelen. Van de gehele bibliotheek, of het nu de echte of mijn ingebeelde grotere versie ervan betrof, was geen spoor meer te bekennen. De strakblauwe lucht hield maar niet op met cirkelen, terwijl oplagen van de Tycoon Newspaper door mijn beeld vlogen alsof we samen in een tornado terecht waren gekomen. Mijn aandacht voor de inspiratie van mijn verhaal vervloog en maakte plaats voor overlevingsdrang. Waar was ik in hemelsnaam in beland? Het was een vraag waar ik gauw antwoord op kreeg toen twee mannenhanden zich plotseling tegen de mijne aan het stuur vastklemden en er de controle overnamen. Het waren de handen van Tinus, die het vliegende gevaarte waar ik kennelijk in zat, trachtten te stabiliseren door het stuur recht te trekken. Op één of andere manier zat ik vanuit het niets in één van de Postduiven uit onze vloot en was ik blijkbaar bezig deze in kurkentrekkende beweging op het Spui te laten neerdalen. Om te voorkomen dat we er onfortuinlijk mee zouden neerstorten, trok Tinus uit alle macht aan de trekknop die de mechanisch klapwiekende vleugels deed inklappen, omdat we anders niet uit de tollende beweging zouden raken. Zoals verwacht vouwden de vleugels zich in zoals een ijsvogel deze langs het lijf zou plaatsen voor een duikvlucht, maar daarmee gingen we nog niet terug de lucht in.
“Trek aan het stuur, Achmed! Trek het omlaag!” schreeuwde Tinus naast mij in mijn oor. Hij was uit zijn stoel geklommen om de besturing over te nemen, maar hij kwam niet ver genoeg om de neus met een dergelijke actie op te trekken. Dat moest ik doen. Mijn nieuwe werkelijkheid accepterend, trok ik het stuur zo ver mogelijk naar beneden als maar mogelijk was, waardoor mijn knokkels haast de bodemplaat raakten. Door het inklappen van de vleugels was de gyrocopter nu meer gestroomlijnd, zodat ik merkte dat we sneller gingen. En die gedachte beangstigde me, want ik voelde dat we zouden neerstorten. Boven ons hoofd hoorde ik de rotorbladen al akelig piepen, omdat het mechanisme niet op zulke vervaarlijk steile duikvluchten berekend was. Gyrocopters zijn standaard van propellers voorzien, zodat rechtop stijgen of loodrecht dalen veel natuurlijker voor de constructie van het toestel was. Uit alle macht hield ik het stuur daarom dicht bij de bodemplaat, zodat we deze Postduif in elk geval met in scherpe curve boven het Spuiplein wisten te houden. Op de plek waar één van de twee wielen in de romp zat opgeborgen, schampte de behuizing plotseling een amsterdammertje, net toen ik de helderheid van geest had om een steeg op te zoeken, waarbinnen we onze vaart konden verminderen en we weer langzaam de klim naar veiligere hoogten konden maken. Aan het einde van de Voetboogsteeg week nog juist een aantal mensen die voor friet stonden te wachten uiteen toen wij er precies overheen suisden, maar een echte bedreiging voor hun vormde onze Postduif toen al niet meer.
Een weinig later kwam Tinus vloekend onder de romp van de gyrocopter vandaan, toen we met de Postduif weer veilig op het platform boven de Volière waren geland en kreeg ik van hem de volle laag. Hij had juist de schade opgenomen die het amsterdammertje had aangericht en hij was furieus tegen mij.
“Wat bezielde je in vredesnaam? Achmed, man, was je in slaap gevallen of zo?”
Nog amper bewust van wat zich precies allemaal had voorgedaan, probeerde ik te bevatten wat er aan de hand was.
“Het s-s-spijt me, Tinus. Ik… ik…”
Maar ik wist eigenlijk geen verklaring te geven voor wat er was gebeurd. Het ene moment was ik nog aan het schrijven aan de Gekalibreerde gedrochten in de Grote Bibliotheek en deed ik mijn inspiratie op alsof ik aan het uittreden was. Het andere moment zat ik ineens in een gyrocopter met Tinus de krant rond te brengen. Er zat totaal geen logische opvolging tussen deze twee gebeurtenissen. Niet tenzij je de nacht er tussenuit zou halen.
Toen drong het tot me door: op de dag na mijn avond in de Grote Bibliotheek zou ik met Tinus mijn eerste proefvlucht gaan maken. Om reden van vervangbaarheid, maar ook puur vanwege mijn interesse, had ik mij bij hem aangemeld om zelf ook ons nieuwsblad te kunnen rondvliegen. Maar jeetje, daar zat ruim twaalf uur tussen. Had ik dan zoveel tijd gemist? Hoe bestond het dat ik van het ene naar het andere moment was geflitst? Ik voelde hoe de wind de kraag van mijn vliegeniersjack tegen mijn kin op blies, waardoor ik begreep dat ik inmiddels ook andere kleren aan had. Verwonderd bekeek ik mijzelf en liep ik een paar passen op het landingsplatform. Ik was zo door mijn gedachten opgenomen dat ik Tinus’ verzoek om een verklaring alweer vergeten was.
“Wel, Achmed,” vervolgde Tinus scherp, “krijg ik nog een antwoord van je!?”
Afwezig zocht ik naar woorden.
“Het s-spijt me,” was alles wat ik er uit kreeg. Meer kans om iets te zeggen kreeg ik ook niet, toen bleek dat Victor Anished uit de koepelvormige Volìere naar het platform was geklommen en uitzinnig van vreugde over het platform naar ons toe kwam zetten.
“Dit is geweldig, Achmed!” begon hij verrukt. “Dit is werkelijk subliem!”
Hij stormde met enkele paperassen in zijn handen op me af en greep me ferm en hartelijk bij mijn schouders.
“Ik wist het! Ik was er vanaf het begin al van overtuigd. De Tycoon Newspaper heeft werkelijk goud met jou in handen. Hoe je die vlucht beschreef, die monsterlijke vogels, de vallei, die…”
En terwijl Tinus perplex terzijde stond en gade sloeg hoe Victor in al zijn extase lomp het toneel opeiste, trachtte ik slechts te bevatten wat hier allemaal gaande was. Victor toonde mij opgetogen zijn hagelwitte tandpastalach en trok vervolgens het papierwerk wat hij had meegebracht tevoorschijn. Hierdoor werd mijn aandacht getrokken naar een titel wat in iets grotere letters boven de tekst op het document stond geschreven. In de roodbruine inkt herkende ik mijn eigen handschrift en las er de woorden: ‘Een Stymphalische vlucht’.
“Een meesterwerk,” dikte Victor het nog wat aan, “gefeliciteerd, Achmed, met je eerste monsterverhaal…”

By gsorsnoi | May 17, 2019 - 1:37 pm - Posted in Duimzuigerij, Een portet van ..., Nederlands, WSNOI

De Tycoon Newspaper is aan een nieuwe reeks artikelen begonnen: portretten van haar verslaggevers. In deze serie belichten we de achtergronden van de fictieve personages die op WSNOI en vooral de Tycoon Newspaper al meer dan eens van zich hebben laten horen, maar waarvan het wel eens prettig is om er ook een gezicht bij te zien. Daar deze personen natuurlijk niet echt bestaan en dientengevolge er geen beeldmateriaal van hen te schieten valt, is gebruik gemaakt van foto’s van figuren waarop zij gebaseerd zijn (hiernaar refereert ‘modelpersoon’ hieronder). Al deze portretten zijn in feite groeiartikelen, want zodra een personage zich verder ontwikkelt op deze site, is het ook wenselijk dat dit artikel daarop bijgewerkt wordt. Zo is het voor mezelf ook te gebruiken als handvat om niet per ongeluk van het bedoelde personage af te wijken. We leiden deze artikelen even kort in met een beknopte personalia waarna we dieper inzoomen op hun oorsprong en hun betekenis voor WSNOI en de TN.

Personalia: Querido Noeyer

Functie: Spelbouwer van WSNOI
Andere namen: houtje-touwtje-programmeur, knoeier(t)/qnoeier(d) gameswizard, (programma-)prutser, stuntelige nerd.
Oorsprong naam: Door de eerste letter van zijn voornaam als ‘k’ uit te spreken vormen dat en een net iets andere spelling van zijn achternaam samen het woord ‘knoeier’. Dit verwijst natuurlijk naar het feit dat hij ondanks zijn bekwaamheid in het programmeren soms behoorlijk wat knoeiwerk aflevert.
Modelpersoon: Dennis Nedry (Wayne Knight)
Eerste oer-artikel: N.v.t.
Eerste online-artikel: Spelregels Quiz van de Maand
Uitspraken:
“Gsorsnoi heeft mij nog niet verteld wanneer ik geboren ben, maar dat zal wel ongeveer gelijk zijn geweest met het ontstaan van de Quiz van de Maand.”
“Ons systeem heeft geregistreerd dat je deze pagina probeert te vernieuwen. Die vlieger gaat niet op!”

Meest menselijke karakter op WSNOI

Tot dusver is Querido Noeyer het enige karakter in het Rijk van WSNOI die we vooral van de spelletjessite WSNOI kennen en naar het evenbeeld is gemaakt van een werkelijk bestaand persoon. Stefanie Gotch en Kerbert Rent zijn immers gecreëerd als 3D-modellen. Ik bedacht Querido zo ongeveer in het jaar 2012 toen ik net bij mijn vorige werkgever kwam werken en mij de achternaam van één van onze klanten opviel, die dus ook Querido heet. Je leest het goed: de achternaam, niet de voornaam. Ik vond het zo bijzonder om een nieuwe naam met een letter Q te kennen dat ik de naam ergens voor wilde toepassen. En aangezien dit zich in een periode afspeelde dat ik toch al erg bezig was om bepaalde personages op de TN en WSNOI meer vorm te geven, leek het mij wel geinig om ook een spelbouwer voor de spelletjeswebsite te bedenken. Zo kon ik mij mooi verschuilen achter een fictief karakter en hem de schuld geven van alle bugs die op door al het programmeerwerk onvermijdelijk op WSNOI ontstonden. Ach, fouten maken is menselijk, toch?
Er is een overdaad aan nerds over de gehele wereld. Er valt een hele batterij aan beroemdheden op te sommen die je zonder enige twijfel dit stempel zo zou opplakken. Vooral onder acteurs vind je ze veel. Je zou dus denken dat het mij wel even wat tijd moet hebben gekost om een persoon te selecteren waar ik mijn Querido op zou baseren, maar ik was daar toch al gauw uit. Ik zag Querido namelijk direct voor me als een vadsige neuspeuterende smeerlap die in het Klingon de hele boel bij elkaar vloekt wanneer hij even te diep in de code zit en plots een pak melk over zijn toetsenbord knoeit. Door z’n vettige brilletje zoekt hij naar de laatste tissues die hij naast de monitor heeft staan waar hij altijd porno op kijkt en veegt daarmee snel de boel weg. Eén voor één trekt hij een paar toetsen los, waar wat melk tussen druipt, om zo de ergste troep een beetje op te ruimen. Tussen de ‘M’ en de spatiebalk kleeft het echter nog van de achtergebleven ketchup van die keer dat de halve website van WSNOI op zwart ging en hij van de stress vijf hotdogs in z’n holle kies stopte. Nee, een erg net persoon kun je meneer de Knoeiert niet noemen. Het zou zelfs zomaar de neef van Kornelis Oflook kunnen zijn.
Maar behalve smerig wilde ik ook dat Querido irritant slordig en onverzorgd was. Al zijn dit wel eigenschappen die bij een beetje stereotype nerd enigszins hand-in-hand gaan. Het zal daarom weinig mensen verbazen voor welke modelpersoon ik uiteindelijk heb gekozen. Met Harold Ramis, Kevin James, Dwight Schrute en Simon Helberg moet ik jullie teleurstellen. Querido Noeyer is een regelrechte kloon van niemand minder dan Dennis Nedry (gespeeld door Wayne Knight) uit de klassieker Jurassic Park. Het was de corrupte computertechnicus van het park, van een concurrerend bedrijf die de opdracht had gekregen om de embryo’s van alle dieren in het park voor anderhalf miljoen dollar te stelen. We weten allemaal hoe dat is afgelopen; toen een dilophosaurus een verblindend en verlammend gif in zijn ogen spuwde moest hij het met zijn leven bekopen.
Een dergelijk gruwelijk einde blijft onze eigen knoeier voorlopig gelukkig bespaart. Daarvoor heb ik hem simpelweg nog te hard nodig op WSNOI. Querido’s kwelling bestaat voornamelijk uit het oplossen van zijn eigen half afgemaakte gemaakte code en daardoor de hele waslijst aan bugs die hij produceert.
Over kwellingen gesproken, zou Querido ook de Lord of the Strings zijn die ieder dag opnieuw strings aan elkaar plakt in een spannende reetveter? Hij is immers een houtje-touwtje-programmeur…

Prutswerk

2012 werd Querido dus bedacht, maar het moet ook het jaar zijn geweest dat ik de bugs ben gaan erkennen, in de zin van het publiceren van een heuse ‘buglijst’. Ik kan me nog herinneren dat ik hierover even met BoB de Winter contact heb gehad om hem te vragen of ik dat nou wel moest doen: de fouten op je website met iedereen te delen. Toch was ik gauw overtuigd dat ik het wel moest doen en zo zijn de bugs een heuse ‘feature’ van de website geworden (waar hebben we dat eerder gehoord?)
Dus wanneer je inlogt op WSNOI en helemaal onderin het menu van de website kijkt, dan tref je bijna onderop de pagina ‘Bugs’ aan. Het is een pagina die geheel aan Querido lijkt gewijd – en door hemzelf gebouwd is. Querido leidt zelf de pagina in met een saai tekstje waarin hij zijn eigen bugs een beetje ‘mooi praat’:

Het ontwikkelen van een website verloopt niet altijd zonder hobbels. Zo kan het gebeuren dat er onbedoelde functionaliteit optreedt wat in de wereld van de IT wel bekend staat als ‘bugs’. Deze bugs worden doorgaans, indien opgemerkt, zo snel mogelijk door ons opgepakt en opgelost. Hieronder vind je een overzicht van die foutjes die we in de afgelopen tijd zijn tegengekomen en opgelost hebben, voorafgegaan door de paar bugs die we nog moeten oppakken.

Dit zou een mooi moment zijn om een ‘Hall of Infamous’ te maken van alle steken die onze houtje-touwtje-programmeur heeft laten vallen, maar daar hebben we de buglijst natuurlijk al voor. Om jullie toch een idee te geven van een paar grote blunders die hij heeft gemaakt sommen we hier een paar opmerkelijke ‘bugs’ voor jullie op:

  • ‘Samuraizwaard’ is heel lang als ‘samuraidzwaard’ gespeld geweest.
  • Er was een tijd dat je bommen kon oprapen (waarmee je sterren worden opgeblazen) die je zelf niet had neergelegd, maar waar wel jouw eigen naam als afzender bij stond.
  • Je kon lege dozen verkopen aan Kerbert Rent en daar geld voor krijgen zonder dat hij de lege dozen innam. Een vrijgevige Kerbert? Dat is sowieso een bug!
  • Bij de introductie van Herrezen van de Galg ging er zo veel mis dat vrijwel nooit meer iemand het heeft gespeeld nadat de scorelijsten leeggehaald waren.
  • We hebben toch zeker een paar keer een Picture Tycoon gehad zonder… plaatjes.
  • In de ranglijsten van een aantal spellen kwamen nog wel eens ‘spookspelers’ voor. Deze scores werden zeer waarschijnlijk veroorzaakt door ‘bots’ die websites afstruinen om sites bijvoorbeeld beter vindbaar te maken in Google, maar wellicht ook door ‘bots’ met minder goede bedoelingen. Querido heeft de spookscores opgeruimd en ingebouwd dat scores alleen nog toegevoegd kunnen worden wanneer een speler daadwerkelijk is ingelogd.
  • Je kon (en kan) met Extra Pit in het spel Bakkie Snooi koffie zetten, terwijl de vereiste bonen niet in voorraad waren.
  • Er wordt geregeld een verkeerde winnaar in de Quiz van de Maand aangewezen, omdat er voorloopnullen in de tijdscore van de quiz sluipen.
  • Ook kun je nog steeds aan het einde van een maand een sterrencheque met 0 sterren krijgen, zodat het voelt alsof je een dooie mus hebt gewonnen. Deze bug werd al twee keer door Querido als opgelost gemeld, maar komt toch nog steeds voor. Prutser!
  • Het uitkeren van de jaarsterren is ook zoiets: doordat het scriptje wat dit geautomatiseerd moet doen niet werkt, moet Querido de jaarsterren ieder jaar handmatig bijwerken. En dat heeft hij dit jaar – en het is nu al mei – nog steeds niet gedaan!
  • Querido presteert het ook om een compleet spel van de website te laten verdwijnen. Zo is Herrezen van de Galg eens onspeelbaar geworden, omdat het gewoon… eh… weg was. Gelukkig wist onze knoeiert dit nog te herstellen door een backup terug te zetten.
  • Een ‘waardeloze’ sterrencheque zorgde er bij BoB voor dat hij de knop om sterrencheques samen te voegen niet kreeg te zien. BoB verdacht Querido van het inbrengen van een ‘ABR’ (Anti BoB Regel, bewuste programmeeracties om topspeler BoB te remmen).

NB: bij het schrijven van dit portret staan er nog zeker zo’n 48 bugs open! De bugs zijn ook genummerd. Het wachten is op de 300e bug. Dat zijn aardig wat foutjes Querido!

Sleutels onvindbaar door bug in website

Stefanie Gotch was er eerder dan Querido Noeyer, al zou je dat niet zeggen.
Uit de conversatie bij het artikel ‘Stefanie is ontroostbaar’ blijkt namelijk dat Stefanie haar sleutels niet kon vinden, omdat er een bug zat in de website. Tja, dan is het ook wel een beetje moeilijk om je sleutels terug te vinden, zou ik dan willen zeggen. Maar vervolgens stelt Stefanie ook dat wij weer naar haar sleutels kunnen zoeken, omdat ze ze weer kwijt is. En voor wie dat al niet kan volgen: als Stefanie er eerder was dan dat Querido er was, wie heeft dan de website WSNOI gebouwd…? Hm! Als je het mij vraagt, hebben we hier te maken van een typisch gevalletje ‘kip-ei-bug’…

De conversatie bij ‘Stefanie is ontroostbaar’:
Stefanie Gotch
Beste mensen, het probleem met het niet kunnen vinden van mijn sleutels is eindelijk opgelost. Er bleek een bug te zitten in de website. Dus mocht je de volgende keer zelf je sleutels eens kwijt zijn, bel beter eerst een programmeur dan dat je zelf op zoek gaat.
Mijn sleutels kunnen in elk geval weer worden teruggevonden. En dat treft! Want ik ben ze weer eens kwijt… 🙁
Stoomkoker
Smells buggy Bob. Ik in elk geval niet. Ooit één of twee keer gevonden, daarna nooit meer.
Querido Noeyer
Over bugs gesproken heren: in een poging vandaag aan bugfiksing te doen, is er een redelijk vervelende situatie komen te ontstaan. De FTP die het overdragen van aangepaste programmatuur moet mogelijk maken laat mij halverwege deze dag in de steek. Hierdoor zijn er halve bestanden overgedragen die zowel het test als het productieve systeem raken en waardoor het zoeken naar pakketjes op dit moment redelijk onmogelijk is geworden.
WSNOI lijkt nu zelf te bazelen te hebben. 🙁
Ik bazel er in elk geval van… euh… baal bedoel ik natuurlijk
Stoomkoker
Vervelend Querido. Ik kom er nu zelfs helemaal niet meer in. Succes ermee! Ik had mijn pakketjes vandaag al bij mekaar gesprokkeld. Dus ik log vanavond of morgen wel weer in.
BoB de Winter
Ojee, het eerste terminale geval van de bazelen, en dat nog wel bij onze Knoeier… Om dit op te lossen heb je natuurlijk de sleutels van Stefanie nodig en laat ze die nou net kwijt zijn 😆
Querido
Zucht. Ik vrees dat ik nu inderdaad zelf ook niet onder die bazelen uit kom. Om dit probleem op te lossen moet ik echt een stabiele FTP verbinding hebben en die laat me in de steek.
Meest vervelende is dat wanneer ik het dadelijk niet kan oplossen, ik niet zeker ben wanneer ik zelf in de gelegenheid ben er weer naar te kijken en we er dus een weekend of langer uit zullen liggen.
Stoomkoker
Zo te zien zijn we er weer. Heb je Koen Voet gevraagd om de deur te forceren Querido? Stefanie is nog altijd haar sleutels kwijt! 😉
Querido Noeyer
Klopt Stoomkoker. Koen is er altijd wanneer je hem nodig hebt. Stefanie zal het vandaag – en langer denk – even zonder haar sleutels moeten doen. Dit betekent niet dat je niet hoeft in te loggen om op WSNOI te komen. Maar de toegang tot de site is in elk geval hersteld. Bugs die met dit probleem te maken hadden zijn zoveel mogelijk geëlimineerd. Alleen kan ik nog niet garanderen dat je niet tegen bepaalde zaken aan zult lopen die ik nu nog niet kan overzien. Pakketjes zoeken e.d. moet weer kunnen, meen ik.
Het was vast een paarse bonen kever… een erg hardnekkig bug, die ook mij even plat kreeg. 😉

Overige kenmerken van Querido:

  • Querido had in 2015 een oogje op gebruiker Smoesjes.
  • De achternaam van zijn modelpersoon is het anagram van ‘nerdy’, wat veel zegt over zijn personage en anagrammen zijn natuurlijk een favoriete taalkunst hier in de TN.
  • Anders dan je misschien zou vermoeden is Querido niet de andere persoon (naast Theo Nologie) die de Onbestaande beroepengenerator zou hebben uitgevonden.
  • Bij de gevleugelde uitspraak ‘Ieder jaar ben je minder jarig’ van Rina Oddel merkte Retroman op dat het opperhoofd van deze site (WSNOI/TN) juist ieder jaar méér jarig is, waarop Querido instemde en zei: “Gsorsnoi heeft mij nog niet verteld wanneer ik geboren ben, maar dat zal wel ongeveer gelijk zijn geweest met het ontstaan van de Quiz van de Maand.”
  • Wie vanaf 9 mei 2019 op WSNOI zijn of haar wachtwoord verkeerd intoetst tijdens het inloggen, krijgt de tekst ‘Ah, ah, ah, You didn’t say the magic word!’ te zien, wat een directe verwijzing is naar het modelpersoon achter Querido Noeyer. Terwijl John ‘Ray’ Arnold (gespeeld door Samuel L. Jackson) in de film Jurrasic Park tevergeefs toegang probeert te krijgen tot Jurrasic Systems verschijnt na drie pogingen herhaaldelijk de tekst ‘Ah, ah, ah, You didn’t say the magic word’, terwijl rechts van hem op een andere CRT-monitor de fameuze computeranimatie van Dennis Nedry verschijnt die hardop in een loop dezelfde tekst uitspreekt. Dit is ook het enige moment in deze scene waarop Ray niet langer al pratend een cigarette op zijn lip weet te balanceren, maar luid begint te vloeken.

Verhaallijn(en)

Nieuw bij de portretten is dit onderdeel ‘Verhaallijn(en)’. Ik gebruik het voor mezelf om wat aantekeningen kwijt te kunnen om een startpunt te hebben waar ik met het TN/WSNOI-karakter naar toe wil. Als je helemaal nog geen idee wilt hebben wat ik voor deze figuren in petto heb en dat liever gewoon gaandeweg in het boek leest, dan adviseer ik je deze tekst over te slaan. Het kan plotspoilers bevatten.

Querido zal misschien een cameo maken in de GG. Ik vind Querido namelijk moeilijk te intergreren in de steampunk wereld in zijn huidige vorm.

TN-artikelen waar Querido Noeyer in voorkomt of door hem geschreven zijn:

Querido Noeyer is ook verantwoordelijk voor een hoop teksten op de spelletjessite WSNOI, waaronder:

  • De Quiz van de Maand ‘remindermailtjes’. Querido stuurt hiermee iedereen die de Quiz van de Maand in de bewuste maand nog niet gespeeld heeft een e-mailtje om aan te geven dat er weer een nieuwe Quiz van de Maand klaar staat of dat de tijd bijna verstrijkt dat de quiz nog gespeeld kan worden.
  • Star Sequoia – Spelregels.

En dat zijn alleen de pagina’s waar je duidelijk zijn handtekening onder ziet staan. Hier zou je uit kunnen afleiden dat hij voor de andere pagina’s waar z’n naam niet onder staat geen verantwoordelijkheid durft te nemen. Maar het wijst vooral op de slordigheid dat hij aanpassingen, zoals het plaatsen van zijn handtekening, niet overal even consequent doorvoert.

STEM OP HET VOLGENDE PORTRET!

Even als met het voorgaande ‘Een portret van…’ trakteer ik jullie wederom op de mogelijkheid om jullie zelf over het volgende portret te laten beslissen.

Voor de volgende editie kunnen jullie bepalen over wie ik een portret zal schrijven. Je mag stemmen op de volgende personages:

  1. Tinus Icket
  2. Anna Falbeet
  3. Chris Kras

Het stemmen werkt zo:

  • Jouw absolute voorkeur geef je 5 punten.
  • Hij of zij waar je ook tevreden mee bent 3 punten.
  • Wie nog wel even kan wachten geef je 1 punt.
  • Jouw stem telt alleen indien je een totaal van 9 punten hebt uitgedeeld.
  • Je kunt stemmen tot precies 1 maand na het verschijnen van dit portret (17-06-2019 is dus de laatste stemmogelijkheid)

Let op met op wie je stemt want:

  • Na de volgende twee portretten kun je in elk geval weer op het personage stemmen die als tweede eindigt. Lees: het eerstvolgende en daarop volgende portret wordt dit personage niet als keuze aangeboden.
  • Het personage met de minste stemmen komt op z’n vroegste over drie portretten pas terug.
  • Op wie je stemt kan ook invloed hebben op de sterren die je kunt verdienen met de actie hieronder.

Je kunt met het stemmen zelf niets winnen.

RAAD HET MODELPERSOON EN WIN STERREN!

Ook nieuw vanaf het komende portret is het winnen van sterren door te gokken wie ik als modelpersoon voor mijn personages hanteer. Kijk op de nieuwe pagina met redactieleden om te ontdekken hoeveel sterren je per personage kunt verdienen en geef hieronder bij de commentaren door wie jij denkt wie de modelpersonen zijn. Vermeld dus bij iedere stem wie het modelpersoon van jouw keuze is. Let op: per karakter mag je maar één keer gokken.

EXTRA: Is jouw 5 punten-stem het eerstvolgende portret én je hebt het modelpersoon correct geraden? Dan verdien je een extra cheque van 500 sterren!

By gsorsnoi | February 18, 2019 - 11:00 pm - Posted in Duimzuigerij, Games, Nederlands, WSNOI

Het spel WSNOI is voor het eerst uitgespeeld. Speler BoB, die ook wel bekend staat als ‘Nummer Eén’, doet zijn naam op de spelletjessite eer aan door als eerste level 1000 te bereiken. En dat mag best een prestatie genoemd worden, aangezien je voor ieder level 1000 sterren nodig hebt om er weer één omhoog te gaan. Sterren staan op WSNOI bekend als de ultieme spelerprestatie waar je maar niet genoeg van kunt krijgen. Toch is het bemachtigen van deze glinsterende beloning niet altijd even makkelijk. Er zijn diverse spellen op de site waar je sterren mee kunt verdienen, maar de verdiensten zijn erg wisselend. Zo verdien je met Picture Tycoon (nog steeds één van de meest gespeelde spellen door menig Snooier) slechts 10 sterren zodra je 100 opgaven goed hebt beantwoord, terwijl je met een gemiddeld Bakkie Snooi eenvoudig zo’n 100 sterren binnenharkt. Zeker als je het spel met ‘extra pit’ speelt.

BoB weet er in ieder detail over mee te praten. Niemand kent de speelopties van de website zo goed als hij. Zelfs de sitebouwer loopt soms in kennis op hem achter. Pakhuizen vol met lege dozen heeft hij voorbij zien komen. Ettelijke miljoenen koffiebonen heeft hij verstookt. In vrijwel geen enkele ranglijst staat hij niet bovenaan (vandaar zijn bijnaam ‘Nummer Één’). Zelfs Donald Duck heeft hij overtroffen met het aantal onbestaande beroepen, zo vaak is hij voor de meest onzinnige functies aangenomen en er weer voor ontslagen. Voor iedere roddel die Rina hem influisterde heeft hij tien wijsheden met de maker en de fans van de site gedeeld. Hemeltje! Sinds het bestaan van het spel Secret Admirer was er ieder jaar wel iemand anders die een oogje op hem had. En niemand, maar dan ook echt niemand heeft zo vaak aan de galg gehangen in de spellen Traditionele Hangman en Herrezen van de Galg én heeft het nog overleefd ook!

De zbersibarn, het ‘geld’ van WSNOI dat qua naam is afgeleid van een veldnaampje uit software waar hij zelf voor programmeert, heeft hij tot munt geslagen zien worden, hetgeen ook geldt voor iedere letter code waar de site mee tot stand is gekomen. Al vanaf het moment dat WSNOI enkel nog bestond uit de Tycoon Newspaper en het ‘galgjespel’, was hij erbij. Hoewel het niet meer valt te controleren, zal iedereen het geloven dat hij de eerste sterren moet hebben verdiend zodra deze credits uit de eerste spellen bedacht werden. Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat speelde BoB ieder speelbaar onderdeel van de website. Hij vergat nooit om in te loggen, want de kans dat hij anders ‘inloggoodies’ mis zou lopen zo net zo onoverkomelijk zijn als wanneer Dagobert Duck geld op straat zou laten liggen.

BoB wás WSNOI, 1000 levels lang. Zelfs in de lijst met bugs komt zijn naam het meeste voor. En bij Gsor almachtig, hoeveel zbersibarnen moet hij wel niet op z’n bankrekening hebben staan als je al het gewonnen WSNOI Loterij naar hem zo overmaken? Kansen liet hij nooit liggen, maar de troep die anderen voor hem lieten slingeren en bij Gevonden voorwerpen terecht kwamen heeft hij steeds gretig opgeëist als ‘eerlijke vinder’. Gewapend met samuraizwaarden, schilden om Navelpadden mee af te weren en een pakketjesbril om pakketjes mee door te lichten, trok hij erop uit om Het Rijk van WSNOI af te struinen naar allerlei al dan niet springende (koffie)bonen, willekeurige verzamelobjecten, spelaanwijzingen, bommen, loten, fruit en plakboeken vol met plaatjes. Hij is behangen met medailles voor de meest knotsgekke activiteiten die aan de galg gerelateerd zouden moeten zijn, maar daar eigenlijk compleet niets mee van doen hebben. En nu, na al die trofeeën, eerste plaatsen en wel 1.000.000 sterren, is deze Supersnooier onder de Supersnooiers aangekomen bij een punt waarvan je je zeer kunt afvragen of er ooit nog een Snooier is die deze lijn in het universum zal passeren. En nu we het met zijn astronomische prestatie toch over het heelal hebben, zou BoB nu in een zwart gat terecht komen? Of blijft hij levelen tot deze superster zelf sterretjes ziet?

Zou hij er niet stiekem van bazelen dat het spel nu echt over is? Met weemoed denken we terug aan al die momenten waarin hij de weg voor de andere spelers bugvrij wist te spelen. Al gok ik, dat weinig mensen de keren zullen missen dat hij je sterren wist op te blazen en toch nét of juist met armlengtes wist te winnen in het spel Tycoon of the Month. BoB kun je gerust de Tycoon of WSNOI noemen.

Hoe zou hij zelf terugkijken op deze eenzame tocht naar dit ultieme punt? Wat waren dan de meeste memorabele momenten van deze ’Supersnooier in het kwadraat’? We vroegen het hem zelf:

“Level 1 bereikte ik op 31 december 2012. Tot dan toe had je alleen de strijd om de TotM, waarbij je elke maand opnieuw begint. Maar nu was er ook een eeuwige ranglijst om op de eerste plaats te staan… Ruim een jaar later, op 12 januari 2014, bereikte ik als eerste level 100 en werd de eerste Supersnooier.

De laatste avond van de maand was er een om in de gaten te houden: soms begon iemand onverhoeds al zijn/haar reserves in de strijd te gooien om me te passeren. Ik kan me nog wel een keer herinneren dat Stoomkoker en ik allebei dachten de winnaar te zijn. We hadden ook allebei een mail gekregen waar dat in stond. Uiteindelijk werd hem de overwinning gegund omdat in zijn mailtje het hoogste aantal sterren stond. In de loop der jaren had ik grote reserves opgebouwd van alle op WSNOI verkrijgbare artikelen. Koffiebonen, toverstokjes, Picture Tycoon plaatjes, vruchten, bommen: allemaal stuwmeertjes naast de opgespaarde sterren- en zbersibarnencheques. Ik heb hiervan in twee maanden vrijwel alles opgestookt om vanaf level 900 naar 1000 te springen. Bakkie Snooi is de grootste inkomstenbron gebleken, maar het galgjespel is toch altijd mijn grote liefde gebleven. Toen ik in april 2016 level 500 had bereikt sprak ik in een bugmelding de verwachting uit dat de volgende super-super-super-super-supersnooier pas in 2028 zou volgen. Ik ben benieuwd of deze voorspelling uit gaat komen.”

Nou BoB, Stoomkoker is de Snooier die met level 160 het ‘dichtst’ onder je staat. Aangenomen dat hij in hetzelfde tempo zal doorspelen als hij deed sinds hij op 12 oktober 2011 lid is geworden van WSNOI, zal dat onmogelijk zijn. Maar gelukkig is er ook goed nieuws voor jouw opvolger: als hij dit tempo zo volhoudt dan is hij nog binnen de komende 44 jaar de eerstvolgende Snooier die WSNOI uitspeelt!

“Monsterlijk…” sprak ik content voor mij uit, terwijl ik verrukt de kaft tegen de laatste pagina plaatste van het boekwerk waar ik eerder deze dag aan was begonnen. Bijna eerbiedig streelde ik onbewust langs de rug van het boek en keerde het een paar maal rond in mijn handen alsof ik moeite had om er afscheid van te nemen en het ergens in de bibliotheek te plaatsen. Het was een gewoonte van me geworden, om tijdens mijn werkzaamheden hier bovenin de Tycoon Newspaper een van de vele werken tot mij te nemen om maar niet alleen bezig te zijn met het uitruimen van dozen en de inhoud ervan hun definitieve bestemmingen te geven. Ik bracht hier boven gemakkelijk anderhalf keer zoveel tijd door dan Victor van mij verlangde, zodat ik mij geen moment schuldig voelde wanneer ik mijn tijdverdrijf wat afwisselde door wat te gaan lezen. Daarbij, hij moedigde me juist aan om mijn geest te verrijken met de dikwijls aanzienlijke exotische mix van lectuur en literatuur die de Tycoon Newspaper rijk was, zodat ik gulzig de inkt uit al het leesvoer tot mij nam al ware het een culinaire explosie van smaakvolle passages uit alle windstreken van de wereld zonder dat er ook maar één kookboek aan te pas kwam.
“Heeft iemand je al wel eens verteld dat je een interessante woordkeuze hebt?” klonk plotseling geheel vanuit het niets een onbekende stem. Het was alsof ik werd losgeschud uit een wilde avontuurlijke droom en mijn ontwaker mij op de harde aardbodem liet donderen door simpelweg met een speld in de zeepbel te prikken waar ik al die tijd in had rondgezweefd.
“Huh? Wie? Wat?” reageerde ik geschokt met in figuurlijke zin het slaap nog in mijn ogen. Ik keek in de richting vanwaar ik had horen spreken en liet prompt het boek, dat ik zo teder had betast, op een tafeltje vallen.
“Knap hè, hoe de schrijver je pas op het laatste moment laat inzien dat je steeds naar zijn andere ik hebt staan kijken?”
Verwonderd over wie er op dit uur na kantoortijd nog een bezoek aan de Grote Bibliotheek zou brengen, speurde ik naar de aanwezigheid van enig individu.
“Wie is daar? Wie ben je? Laat jezelf eens zien!”
En terwijl ik de onbekende spreker gebood om zichzelf kenbaar te maken, zochten mijn ogen vragend langs een met jute omvlochten pilaar vanwaar ik de stem de zojuist nog heersende rust had horen doorbreken.
“Goed volk, beste man,” verzekerde deze stem mij opgetogen. “Ik ben hier niet om jou schrik aan te jagen of je echt van jouw werk te houden. Hoewel het wel laat is en ik mij serieus afvraag of je hier op dit uur niet voor je ontspanning bent.”
Een lange man van ver voorbij de 1 meter 80 met witte gympen en gestoken in een deftig donkerblauw pak toonde zichzelf pontificaal aan het einde van het pad waarin ik aan een credenstafeltje mijn boek had zitten lezen. Met een korte blik opzij controleerde ik of mijn boek niet van dit typische ceremonieel meubilair was gevallen. Maar het lag er onbewogen en exact in het midden, alsof het zo bestemd was. De vreemdeling was niet precies heel knap, maar voor vrouwen onaantrekkelijk kon je hem toch ook niet noemen. Met zijn ontspannen postuur en keurige colbert deed hij zich verzorgd en gemakkelijk voorkomen, maar zodra je zijn ietwat piekerig grijzende kapsel en dito slordige baard bekeek dan kon het je moeilijk ontkennen dat dit een man van tegenstellingen moest zijn. Hij had zich zeker drie weken niet geschoren, al kon deze man dat heel goed hebben. Toch was het vooral zijn dictie die mij intrigeerde. De keurige en uiterst gearticuleerde wijze waarop hij sprak gaven mij de indruk dat hij een figuur moest zijn waarop eenieder in een gezelschap zich wilde focussen, om te horen met welke verhalen deze man van zijn veronderstelde reizen was thuisgekomen. Ik werd compleet door zijn verschijning ontwapend en ik richtte mij daarom geïnteresseerd naar hem.
“Eén goede avond, vanwaar je komst en herkenning in wat ik zojuist heb gelezen?”
Er verscheen een ruime lach op het gezicht van deze man en een twinkeling in zijn zachtbruine ogen waarna hij mij even in stilte in zich opnam.
“Is het omdat je zelf ook schrijver wil worden dat dit boek jou zo aanspreekt?” vroeg hij niet onvriendelijk aan mij, zonder antwoord te geven op wat ik hem kort daarvoor had gevraagd.
“Pardon,” sprak ik scherper dan ik bedoeld had. “Misschien is dit je gewoonte, maar ik geloof dat ik je al een aantal vragen gesteld had. Zouden we elkaar niet eerst antwoorden voordat we verder gaan?”
“Fair enough,” gaf hij mij vrolijk toe. “Maar dan was ik toch echt eerst. Heeft iemand je al wel eens verteld dat je een interessante woordkeuze hebt?”
En zodra hij zijn eerste vraag in een aangepast octaaf had herhaald, kleurden mijn kaken rood en moest ik toegeven dat hij gelijk had. Hoewel hij zich nog niet had voorgesteld, was hij wel de eerste geweest die zich tot een ander had gericht.
“Goed dan, jij was inderdaad eerder dan ik. Misschien zijn we verkeerd begonnen. Victor heeft mij daar wel eens op gewezen. Ik ben Achmed Liën, de archivaris alhier. Op mijn collega’s Rina, Kornelis, Tinus, Victor en een aantal Edjes na ben ik niet gewend van iemand anders op dit late uur nog bezoek te krijgen. En er zijn zeker wat elementen in dit boek die mij aanspreken. De ambitie om schrijver te worden is er beslist één van.”
“Aangenaam, Achmed,” hernam mijn bezoeker met een tevreden uitdrukking op zijn gelaat en hij boog zich naar voren om mij een hand te schudden. “Mijn naam is Fritsz-Otto Graaf, eveneens een collega van je. Al hebben we elkaar nog niet eerder ontmoet. Ik heb veel over je gehoord. Van alle boeken die je hier kon kiezen verheugt het me dat je precies deze vandaag gelezen hebt.”
“Ah, we zijn nu op de stellingen aangekomen,” merkte ik oplettend op, ditmaal ook met een ruime glimlach. “Het is absoluut een bijzonder boek. Het viel uit een doos, zodat het mijn aandacht trok. Opvallend als je het mij vraagt.”
“Wat? Dat het boek opvallend is of dat het uit de doos viel?”
“Beide wellicht,” besloot ik.
“Wel monsterlijk is het zeker. Je krijgt er nachtmerries van.”
“Maar het is desondanks een favoriet boek van je?” wilde ik van hem weten.
Met een glimlach keek Fritsz-Otto even kort opzij.
“Wel, dat is beslist één manier om het te omschrijven.”
Bij die reactie trok ik vooral mijn wenkbrauw even op.
“Stel je voor,” vervolgde hij vriendelijk doch bijna listig, “je sluit een pact met de duivel en je kunt alles worden wat je zou wensen, maar je moet er wel alles voor laten wat je lief is. Zou jij dat dan doen, net zoals het personage in dit boek dat heeft gedaan?”
Ietwat verrast met deze bijzondere, zo plotseling gestelde vraag keek ik de beste man nog eens goed aan. Hij bracht het alsof hij buurtroddel aan zijn buurman verklapte, terwijl de vraag op zich er één was alsof deze van een advocaat van de duivel afkomstig kon zijn. Toch kwam hij mij met een vraag als deze eerder over als een kwajongen die een beetje plagerig wilde doen, dan dat hij het echt slecht bedoelde. Met mijn eigen Rina Oddel in het achterhoofd en de grote verliezen die het karakter uit dit boek had geleden had ik niet lang nodig om tot mijn antwoord te komen.
“Nee natuurlijk niet,” besloot ik resoluut.
Fritsz-Otto had eigenlijk geen ander antwoord verwacht en glimlachte hartelijk terug.
Geprikkeld door het onderwerp keek ik hem nu recht aan, alsof ik hem uitnodigde mij nog eens te bevragen. Mijn bezoeker kauwde daarop zichtbaar op een gedachte en liep nadenkend naar de met jute omvlochten pilaar. Met zijn gezicht van mij afgewend stond hij daar voor een moment onder de sfeervolle doch onbeduidende versiering. Met één vinger streek hij onder de lederen spantouwen waarmee de decoratie was vast gezet over het pleisterwerk van de pilaar en keerde zich weer naar mij om.
“Weet je trouwens wie dat is, die Old Hag, die deze man tijdens één van zijn nachtmerries ontmoet en van wie hij dit duivelse voorstel kreeg? In het boek vind je hier namelijk bijna geen achtergronden over terug.”
Fritsz-Otto wreef wat afgenomen stof tussen zijn vingers vandaan, maar gaf mij geen moment de indruk dat hij zich hiermee hooghartig wilde tonen. Het was meer alsof hij er wat klungelig spijt van had dat hij zijn vingers vies had gemaakt en keek er ook wat vies bij. Met de figuur waar hij aan refereerde bedoelde hij de antagonist die helemaal aan het begin van het boek voor het eerst aan de lezer wordt voorgesteld en goed bekend lijkt met de hoofdpersoon. Deze antagonist weet dat de man een beroemd schrijver wil worden, maar ook dat deze ondanks zijn pogingen om zijn verhalen aan het grote publiek over te brengen zichzelf tevreden moet stellen met het karige loontje dat hij verdient als krantenbezorger. Met zijn vrouw en dochter leidt hij een eenvoudig bijna saai te noemen bestaan en heeft de grootste moeite om rond te komen. De antagonist komt in beeld zodra de hoofdpersoon tijdens een onrustige nacht zijn eerste slaapverlamming ervaart, wat bij herhaaldelijk optreden ook wel bekend staat als het ‘Old Hag-syndroom’. De persoon die zo’n verlamming ondergaat verkeert dan in feite tussen droom en ontwaaktoestand, waardoor hij niet kan praten en zich ook niet kan bewegen. Alleen de oogspieren, de longen en het hart zijn dan nog actief, omdat de remslaap is ingezet en lichamelijke verlamming optreedt ter voorkoming dat bewegingen uit dromen ook echt uitgevoerd worden. Tijdens specifieke hallucinaties die dan kunnen optreden – en opmerkelijk vaak door mensen met deze stoornis wordt ervaren – krijgt men het gevoel dat er een soort demonisch figuur op de borst komt zitten die de persoon probeert te verstikken. Het is daarom niet zo verwonderlijk dat de Old Hag waar Fritsz-Otto naar verwees veel van de hoofdpersoon uit het boek afweet, aangenomen dat hij een hersenspinsel is van de persoon in kwestie. Maar door de mysterieuze onderklank waarmee hij zijn vraag had ingekleed, begon ik stilaan te vermoeden dat deze kwelgeest meer moest zijn dan slechts een zinsbegoocheling.
“Ik heb geen idee wie dat is,” antwoordde ik wat gezapig nadat ik terugdacht aan wat ik hierover gelezen had. “Licht mij eens bij.”
“Prima,” hernam Fritsz-Otto. “Luister goed, beste man.”
Hij nam het toneel waar wij ons die avond bevonden nog eens goed op en begon op ontspannen wijze te vertellen:
“Er wordt veel gesuggereerd dat de boosaardige figuur Old Hag een demon is die ‘s nachts tijdens de slaapverlamming op de borst van zijn slachtoffers komt zitten, niet alleen om ze te verstikken, maar ook om ze te verkrachten. Aangezien de hoofdpersoon van ons verhaal een man is, ligt het voor de hand te veronderstellen dat de demon dus vrouwelijk is. De demon komt echter in beide seksen voor. Heinrich Füssli, de Zwitserse schilder uit de Vroege Romantiek, was ook bekend met deze demon. Hij werd wereldberoemd om zijn doek De Nachtmerrie uit 1781, misschien wel zijn bekendste werk. Hierop is een vrouwspersoon in een luchtig gewaad te zien. Zij ligt extreem uitgestrekt op een bed met op haar borst een Old Hag. Maar als je het mij vraagt zit deze eerder bovenop haar onderbuik geplakt dan op haar borsten, waar hij echt kans zou hebben om haar te verstikken. De aanname dat hij bezig is haar te verkrachten ligt dus meer voor de hand. In een brief aan zijn boezemvriend maakte Füssli een eerste verwijzing dat de vrouw op het doek zijn onbeantwoord gebleven liefde Anna Landholdt moest zijn geweest. Over de achtergrond en zijn motivaties om haar op het doek te vereeuwigen zal ik je verder niet vermoeien. Dat is niet de reden waarom ik deze voorstelling aanhaal. Maar dan heb je even een beeld bij wat een Old Hag is en wat zo’n demon doet, snap je?”
Ik knikte slechts.
“Wat een veel interessanter detail op deze prent is, die je, wanneer je er meer over weet en meer aandacht voor hebt wel echt duivels mag noemen, is het zwarte paard dat op de achtergrond spookachtig zijn hoofd door de gordijnen steekt. Kunsthistorici leggen de symboliek in zijn aanwezigheid wel uit als ‘nachtelijk bezoek’, maar ik weet inmiddels dat daar veel meer achter steekt…”
Dit begon steeds interessanter te klinken. Ik schikte mij daarom even wat anders op de stoel waarop ik was blijven zitten terwijl ik omgedraaid naar Fritsz-Otto zat te luisteren.
“Je maakt me nu wel erg nieuwsgierig, Frits,” merkte ik vol aandacht naar hem op.
“Fritsz-Otto,” corrigeerde hij mij en schraapte zijn keel. “Fritsz met ‘sz’ om precies te zijn. Maar ik begrijp je verwarring. De meesten denken al snel dan ik Frits heet.”
“Oh sorry.”
“Nee, dat is helemaal niet erg. Het is heel begrijpelijk zelfs.”
De korte onderbreking over zijn naam zorgde ervoor dat het gesprek tussen ons opeens een wat gemoedelijker karakter kreeg. De onbedoelde spanning die er toch altijd een beetje lijkt te ontstaan zodra mensen zich nog maar net aan elkaar hebben voorgesteld verdween daarmee nu helemaal.
“Maar goed, wat ik wilde zeggen…” hernam Fritsz-Otto, een korte blik op het boek werpend, “is dat het zwarte paard van het schilderij wat mij betreft een nóg huiveringwekkendere betekenis heeft wanneer je weet dat Füssli de aanwezigheid ervan slechts als paard geïnterpreteerd heeft, maar niet wist dat dit wezen uit De Nachtmerrie eigenlijk helemaal geen paard ís.”
Hierop keek ik Fritsz-Otto opeens bevreemd aan.
“Sorry, ik geloof dat ik je nu niet helemaal kan volgen.”
“Dat kan ik begrijpen,” gaf hij toe. “Luister goed. Ik zal het je uitleggen.”
Fritsz-Otto ging dichter bij mij naast mijn tafeltje staan en zocht een gemakkelijke houding door met zijn rug tegen een stelling geleund te staan.
“Füssli heeft dit schilderij gebaseerd op een van zijn nachtmerries en de hallucinaties waarover ik je zojuist wat achtergronden heb gegeven. Door zijn eigen ‘Old Hag’-ervaringen heeft hij kennelijk voldoende kennis over deze verschijning opgedaan, waardoor hij de symboliek in de voorstelling heeft kunnen leggen zoals hij deze bedoeld had. Wat hij echter niet kon weten, was dat het paard, dat hij er ook in heeft vastgelegd, in werkelijkheid eveneens een demon is. En dan niet een die eruit ziet als de gnoomachtige verschijning die er op zijn borst was komen zitten, maar een één of ander duister wezen dat er wel wat gelijkenissen heeft met een donker paard, maar enkel door hem zo geïnterpreteerd werd omdat Füssli niet beter wist…”
Ik probeerde ondertussen voor mezelf te begrijpen wat Fritsz-Otto mij hiermee precies probeerde duidelijk te maken.
“Wil je daarmee zeggen dat het wezen uit zijn hallucinatie helemaal geen paard is, maar een heel ander wezen?”
Fritsz-Otto was blijkbaar verheugd toen hij mij dit hoorde vragen.
“Sterker nog, het zou niet eens te vergelijken zijn met dieren of andere wezens waarmee wij bekend zijn. Zoals ik net al zei gaat het in dit geval ook om een demon. Of dit echt een hallucinatie betrof waag ik daarom nog te betwijfelen. Maar daar komen we wellicht later nog eens op terug. Wat ik je vooral wil duidelijk maken is dat het ‘paard’ van Füssli en de Old Hag demon beide geen entiteiten zijn die van de Aarde afkomstig zijn, maar mogelijk vanuit een andere dimensie of universum naar hier zijn afgereisd. En, geloof me, dat hebben ze vast niet gedaan met de beste bedoelingen.”
Na een dergelijke betoog voelde ik me inmiddels toch wat ongemakkelijk. Fritsz-Otto leek mij een prima kerel, maar wat hij hier naar mij op stak, had iets weg van de bezielde overtuiging van een dorpsgek. Het klonk mij in elk geval erg onwaarschijnlijk. Mijn wangen kleurden rood van plaatsvervangende schaamte en ongeloof.
“I-ik hoor wat je zegt,” bracht ik wat ongemakkelijk uit, “maar, als ik eerlijk ben, weet ik niet heel goed wat ik ervan moet vinden, Fritsz-Otto. We praten hier over één specifiek onderdeel van het boek wat ik net gelezen heb, en waar jij toevallig ook wat van weet, maar je doet het nu voorkomen alsof de achtergronden van deze antagonist en zijn ‘paard-die-toch-eigenlijk-geen-paard-is’ deel uitmaken van een één of ander groter geheel of zo. En kennelijk ben je er zelf van overtuigd dat dit ook echt zo is. Dus, ik hoop niet dat je het vervelend vindt dat ik dit zeg, maar snap je dat ik het wat onwaarschijnlijk vind klinken?”
“Beste man,” reageerde Fritsz-Otto even verbijsterd als resoluut, “ik kan mij goed voorstellen dat je dit wat vreemd in de oren klinkt. Maar zeg nu zelf, vind jij jezelf dan erg geloofwaardig wanneer je jouw nieuwe collega’s al op dag één ervan probeert te overtuigen dat je iedere dag wordt ontvoerd door aliens?”
Touché.
Daar had hij natuurlijk wel een punt. Ik voelde mij ineens betrapt en krabde onwillekeurig wat op mij achterhoofd. Het was niet dat ik me er onplezierig bij voelde, maar het was wel opmerkelijk hoe hij mij zo meende te kennen, alsof hij zelf een soort Old Hag was. Bij deze vergelijking dacht ik automatisch aan de verschrikkelijk gevolgen van de deal die de hoofdpersoon uit het verhaal had gemaakt met dit duivelachtige wezen. Zonder bij de consequenties stil te staan, had de hoofdpersoon ermee ingestemd om ‘alles’ op te geven, zodat hij die succesvolle schrijver kon zijn die hij altijd al wilde worden. Hierdoor had hij het aangedurfd om hele boekwerken, in opdracht van Old Hag, onder de aandacht te brengen bij grote uitgeverijen. Met succes, want in mum van tijd steeg zijn naamsbekendheid en brachten zijn publicaties veel geld in het laatje. De dubbele agenda van zijn opdrachtgever werd echter al spoedig duidelijk, toen de schrijver langzaam tot de schokkende ontdekking kwam dat hij zijn fysische bestaan aan het verruilen was voor het eeuwige. Uiteindelijk bleek het dat er een monsterlijk motief schuilde achter deze onschuldig ogende schrijfopdrachten; Old Hag was namelijk uit op zijn ziel. Hoewel hij ze nog wel kon gebruiken begonnen de handen van de schrijver te vervagen en werd hij ten overstaan van zijn gezin steeds vaker deels onzichtbaar. In het boek over de Old Hag en de schrijver wordt al vroeg duidelijk dat hij zijn vrouw en zijn kinderen hierdoor grote schrik aanjaagt, waarop hij zich genoodzaakt ziet om zich af te zonderen. De schrijver vervolgt succesvol doch dolend zijn bestaan en krijgt van zijn werkgever Old Hag een nieuwe, vreselijke opdracht. De schrijver is voortaan gedoemd om er ‘s nachts op uit te trekken en mensen gruwelijke nachtmerries te bezorgen, waar hij, op zijn beurt, weer meesterwerken van moet schrijven.
Na deze relativerende gedachten monsterde ik Fritsz-Otto nog eens en concludeerde ik dat ik niet zo wantrouwend over hem moest denken. De man met z’n marineblauwe pak en doorgelopen gympen mocht met zijn goedlachse voorkomen en zijn wilde grijzende haren een vat vol tegenstellingen zijn, een dorpsgek met waanideeën zocht ik toch niet echt achter hem.
Desalniettemin riep zijn confrontatie kennis te hebben van mijn nachtelijke relazen vragen bij mij op. Anders dan Rina, Kornelis, Tinus, Victor en enkele Edjes had ik niemand iets verteld van de wezens die ik ‘s nachts ontmoette, de wezens die Fritsz-Otto hier ‘aliens’ noemde.
“Maar… hèh? Hoe kun jij daar iets van weten?” merkte ik daarom op, ” Je was daar toch helemaal niet bij?”
Mijn reactie was helemaal niet verwijtend bedoeld, maar ik denk dat Fritsz-Otto wel begreep waarom ik zo reageerde.
Tegen mijn verwachtingen in kneep hij mij toen zachtjes in mijn schouder. Een mengeling van tabak en een duidelijke mannengeur vertelde veel over hem. “Beste vriend, je werkt voor een krant. Nieuws verspreidt zich hier soms als een lopend vuurtje.”
En hij knipoogde naar me.
Hiervoor was Rina Oddel verantwoordelijk, glimlachte ik inwendig. Ik wist het meteen.
Hij schudde mij wat aan mijn schouder en sprak:
“Kom op, makker. Volgens mij ben jij allang door die fase heen, dat je hier bij de Tycoon Newspaper de gekste dingen beleeft. Het is soms net de chocoladefabriek van Willy Wonka hier. Wat dacht je ervan dat we het hier eens afsloten voor vandaag en dat ik met je mee op naar huis loop?”
Een laatste blik op het boek werpend besloot ik dat dat wellicht nog niet zo’n gek idee was.

Dat het in je eentje op orde brengen van een complete bibliotheek niet voor iedereen was weggelegd, daar was ik het, na 11 maanden met boeken te hebben gesjouwd, met mezelf wel over eens. Het is een klus die je veel voldoening geeft, maar je moet er wel tegen kunnen. Vooral omdat je afgezonderd van de rest opereert en in je eentje verantwoordelijk bent voor een berg werk waar niemand anders zin in heeft. Daar moet je wel echt de persoon voor zijn. Het betekent ook dat je bereid moet zijn om voldoening te vinden in je innerlijke wereld en dat je weet hoe je moet omgaan met beperkte verbondenheid. Het snelle, luidruchtige en op de buitenkant gerichte mediabedrijf waar ik terecht was gekomen, mag misschien ongeschikt lijken voor introverten, juist hier had ik mijn plek gevonden. En met dat gebrek aan verbondenheid viel het eigenlijk ook wel mee. Natuurlijk was ik het grootste gedeelte van de tijd in mijn uppie, toch kreeg ik de indruk dat je hier meer aanloop had – van vrijpostige collega’s – dan waar ook op de talrijke redactievloeren de die Tycoon Newspaper rijk is. Sociale vervreemding hoefde je dus echt niet bang voor te zijn.
Nu het einde in zicht kwam, en ik met een voldaan gevoel het resultaat van mijn werk overzag, begon ik me af te vragen wat Victor na deze ‘monsterklus’ nou uiteindelijk nog meer voor me had bedacht. Met een kop kamillethee, die Rina zo liefdevol voor me had bereid, in de kom van mijn beide handen, hing ik over een gietijzeren balustrade. Mijmerend over de toekomst tuurde ik door de transparante, bijna okergele restanten van het aftreksel, alsof ik deze met eenzelfde blik trachtte te doorgronden. Ver eronder lag de houten mozaïekvloer, nu vrijwel geheel vrijgemaakt van de vele dozen. Ed had de 666 lege dozen opgevouwen en afgevoerd. Een onbestemd gevoel maakte zich van mij meester, toen mijn hoofd eens niet bezig was met boze geesten en ik tijd had om mij tot de glasvoorstelling van het wild te richten, dat niet zo heel gek ver boven mij tussen loodlijsten zat ingevangen. Ik had er geen idee van dat ik het oogstrelende interieur van de Grote Bibliotheek, dat ondertussen mijn tweede thuis was geworden, op niet al te lange termijn zou moeten verruilen voor het avontuur waar ik al veel langer op zat te hopen. Mijn grote wens om als nieuwsreporter uit te mogen vliegen, brak weldra aan. Hoe groot was dan het contrast met de beproevingen die ons uiteindelijk te wachten stonden, als uitwerkingen van mijn roeping! Na de opening, morgen, van de Grote Bibliotheek, zou ‘monsterklus’ een hele andere betekenis voor mij gaan krijgen.

Even doortastend als de vos uit de beeltenis in het plafond recht boven ons, was de sluwheid op Victors lippen, die je voortdurend het gevoel gaf dat het laatste avondmaal aanstonds was. Voor de gelegenheid gestoken in een reebruine mantel met talrijke borduursels van klaverblad stond hij statig naast mij op een verhoging dat ons van de rest van de aanwezigen scheidde, in het verlengde van de mozaïekvloer, met achter ons een rood gordijn waar enkele bijzondere werken stonden opgesteld. Van de zenuwen frunnikte ik onwillekeurig wat aan mijn gilet en ik voelde mij onderhand behoorlijk opgelaten. In mijn hoofd maakte me ik druk over zaken als de kleur van mijn pak en of men het wondje van het scheren van vanochtend nog kon zien, terwijl Victor nu bijna met zijn voordracht en speech aanving. De geruststellende glimlach van Rina, in het publiek voor ons, deed de drukte in mijn hoofd weer wat bekoelen.
Enig gestommel stierf weg, zodra Victor – die overduidelijk ook behoorlijk gespannen was – luid z’n keel schraapte en driemaal in zijn handen klapte.
Zijn speech begon met een raadselachtige vers, waarvan ik mij afvroeg of er überhaupt iemand tussen de aanwezigen was die er de bedoeling wel van begreep. Hoewel het voor iedereen natuurlijk wel duidelijk was dat het thema met ‘boeken’ en ‘bibliotheek’ verband hield. Maar of men het bij de opening van een bibliotheek vond passen, daar plaatste ik ernstig mijn vraagtekens bij.
“Woorden die geen mens meer kent,” begon Victor plechtig vanaf zijn lessenaar, de titel van het vers benoemend.

“Het oord was verlaten, stoffig en donker
Gelijk het woord van ieder beduimeld deel

Verwikkeld in de oude steegjes
Nabij een kade of twee
Stonk het er naar vreemde geuren
Zilte aanslag van de zee
Eigenaardige krullen
Wierp de westenwind er in
Ezelsoren op menig geschrift
Intrigerend, tegen beter weten in

Kleine vensters, verduisterd door rook en vorst
Verrieden stapels en stapels boeken
Kronkelend van de vloer tot aan de nok
Beschroomd of ik dit dorst

Sprakeloos betrad ik en bukte voor een web of tien
Nam het eerste gewrocht ter hand
Geschokt toen ik de inhoud had gezien
Nerveus beefde ik bij de bizarre woorden
Sommige ervan geheim en monsterlijk bovendien
Ik zocht daarop naar de meester in dezen ambacht
Maar vond niets anders dan de stem
Die in mijn angstdromen naargeestig naar me lacht

Met dit schriftuur luid ik thans de officiële opening in van de Grote Bibliotheek van ons redactiegebouw.”
Victor liet hier expliciet een pauze vallen, voordat hij verderging met zijn speech.
De oorverdovende stilte galmde door de zaal.
Wenkbrauwen werden her en der opgehaald. Men wilde graag door met het volgende onderdeel.
“Geachte aanwezigen. Ik ervaar het als een grote eer om hier vanmiddag de Grote Bibliotheek van de Tycoon Newspaper te mogen openen. We staan hier allen te midden van het domein van rust en het onderkomen van enkele duizenden fysieke informatiedragers, waarmee ons een rijk scala aan literatuur en allerhande naslagwerk wordt aangereikt. Het dient om ons, als leden van de organisatie van ons nieuwsblad een plezierig oord te verschaffen waarin we ons kunnen terugtrekken uit ons tumultueuze bestaan als ‘TN’ medewerkers. Dat geldt zowel voor de mensen van de redactievloeren en piloten op de buitendienst als voor onze ambtgenoten van alle ondersteunende afdelingen, zodat ook de typisten, de documentalisten, de medewerkers van de gehele infrastructuur, het magazijn, de bediening en de keuken hier hun plek kunnen vinden, en eenieder die ik hier nu niet heb genoemd. Jawel, iedereen die werkt voor de Tycoon Newspaper en vanuit zijn functie direct of indirect een bijdrage levert aan de vormgeving van ons blad, verdient het om zich, ook buiten pauzetijden, hier te kunnen terugtrekken. Het recht op de tijdvakken waarin medewerkers met een ondersteunde functie in enige vorm ‘leestijd’ mogen opnemen, dient te worden afgestemd met de betrokken leidinggevenden…”
Deze aankondiging en enig uitweiding over de invulling ervan deed de stemming van de genodigden direct naar het positieve omslaan. Gereserveerdheid maakte plaats voor geestkracht en in de zaal ontstond een opgewekt geroezemoes. Victor ging in zijn overigens briljante maar iets te lange speech nog dieper in op de totstandkoming van ons redactiebestaan en haar immense boekerij. Vanaf de bouw ervan tot en met het aanhalen van enkele, aan de bibliotheek gerelateerde anekdotes, geen detail liet hij onbenoemd. Victor toonde zich en uitmuntend spreker en zo liet hij ons een kant van zichzelf zien die geen van ons allen op onze afdeling van hem kende. Het was een erg amusante middag.
Hij sloot zijn speech af met een uitgebreid dankwoord. Na het bedanken van enkele andere leden van de ‘TN’, die zich hard voor de totstandkoming hadden ingezet, richtte hij zich tot mij.
“Nu dan… Vóór de symbolische opening, door het opentrekken van dit gordijn achter mij, wil ik nog een laatste dankbetuiging uitspreken over een erg bijzonder persoon, hier in ons midden…”
Hierop plaatste hij zijn hand kort op mijn schouder ten teken dat ik mij niet meer naar het publiek, maar naar hem moest richten. Victor draaide zich naar een tafeltje achter hem, waar hij een voorwerp in cadeauverpakking in zijn handen nam en draaide zich toen weer naar mij.
“Ed Cetera en ik hebben het eens zitten narekenen,” sprak hij met deftige aanzet, “En we zijn op een schatting uitgekomen van zo’n 68.250 boeken die jij, Achmed Liën, de officiële archivaris van de Tycoon Newspaper, in een tijdsbestek van grofweg dertien weken uit dozen hebt gestapeld en op thema’s hebt weten te rangschikken en hebt kunnen alfabetiseren, opdat je ze vervolgens tot in de kleine uurtjes in deze 182 stellingen tellende bibliotheek ieder hun eigen plek hebt kunnen geven. Het tempo waarin je dit voor elkaar hebt gekregen mag best een wereldprestatie worden genoemd, als je het mij vraagt. Jouw directe collega’s van de redactievloer en zelfs onze receptioniste Rina Oddel hebben je er op je lange werkdagen meer dan eens aan moeten herinneren dat je ook nog een bed thuis hebt staan, zodat we je hier niet de volgende dag bedolven onder de boeken al ronkend tussen de stellingen zouden aantreffen. Werken zoals de complete bibliografie van Jules Verne, De Ramp met het Aquaduct op de Dam, De Bouw van de Tycoon Newspaper, De Grootste Zeppelinraces uit de 19e eeuw, De Gohes City Almanak, Culturele Antropologie der Nesnemenienen, Het Warwinkels Woordenboek en natuurlijk De Biografie van de Voorbijwandelaar, het is slechts een greep uit vooraanstaande publicaties waar jij tijdens jouw isolatie tussen al deze geschriften kennis van hebt genomen, of je ze allemaal al gelezen hebt of niet, jij weet vanaf het kleinste onbenullige documentje tot en met het dikste, ettelijke pagina’s tellende gewrocht hier in de Grote Bibliotheek van de Tycoon Newspaper blindelings aan te wijzen waar het gevonden kan worden. We komen hiermee tot het einde van deze officiële opening van onze prestigieuze bibliotheek en ik zou deze gelegenheid daarom nog graag willen aangrijpen om jou, Achmed Liën, als blijk van waardering voor al het werk wat je tot noch toe hebt verzet, te bedanken met een klein presentje.”
Hierop overhandigde hij mij het verpakte voorwerp en hij drong er daarbij op aan dat ik het direct openmaakte. Niet mijn, maar zijn handen beefden toen ik het al in mijn handen had genomen. En als ik op dit punt naar hem had opgekeken in plaats van mij op het cadeau te richten, dan had ik kunnen zien hoe Victor glunderde zoals alleen de tegenspeler uit Aladin dat kon bij het bemachtigen van de lamp. Zijn met verband omwikkelde armen bleven bij mij en het cadeau in de buurt hangen. De aders op zijn kale slapen klopten zichtbaar. Voorzichtig, en dus naar het oordeel van mijn leidinggevende tergend traag, opende ik het verpakkingsmateriaal en nog voordat ik er zelfs de kans toe kreeg om het voorwerp dat het bevatte in mij op te nemen, nam Victor mijn handen en het voorwerp op naar het publiek en riep hij opgewekt:
“De Bronzen Pen!”
In dezelfde beweging trok hij met zijn andere hand aan het koord van het gordijn en werden de eerder door hem opgesomde werken onder luid trompetgeschal aan eenieder zichtbaar gemaakt. De nadruk kwam door Victors zenuwen hierdoor veel meer op mijn cadeau te liggen, maar de kans was groot dat slechts een enkeling onder de aanwezigen dat en het potsierlijke van de presentatie echt opmerkte.
Na de ceremonie was er gelegenheid om de bibliotheek te verkennen onder het genot van een hapje en een drankje en ontmoetten Victor en ik mijn directe collega’s tussen de bijzondere werken, die eerder nog achter het gordijn hadden gestaan. Je kon collega’s als Rina en Tinus gewoon zien denken, toen ze terugdachten aan lovende woorden die Victor aan het einde van de opening over mij had uitgesproken. Ze kenden hem natuurlijk vooral als een erg cynisch en egocentrisch man. Niemand liet zich er echter echt over uit. Zelfs Rina verschoot niet van kleur, noch vouwde zij de rug van haar hand langs haar gezicht om iemand toe te fluisteren hoe ze over hem dacht. Over de boodschap die Victor hiermee aan mij en alle aanwezigen had overgebracht was iedereen het mogelijk ook wel eens, maar om zulke vleiende woorden over zijn tong te horen rollen, moet voor velen kennelijk een eerste keer zijn geweest. Ook tijdens dit intieme moment tussen de verschillende lessenaren waar de werken op stonden opgesteld, toonde Victor zich als een prettig persoon en was hij opvallend amicaal. Waar Victor eerder nog onverschillig deed over deze imposante leesinrichting toen hij mij er voor het eerst toegang toe gaf, leek het nu ineens wel alsof hij verheugd was om het interieur van de Grote Bibliotheek met ons te delen. Of was hij gewoon blij dat er iemand was geweest die de taak op zich had genomen om al die honderden boeken op te ruimen, een vervelende klus waarvan hij het erg fijn vond dat het eindelijk achter de rug was? Tijdens deze opening zou hij mij daar voorlopig nog naar laten gissen. Maar spoedig zou hij mij er wel achter laten komen dat vooral hij het was die stond te popelen om mij aan mijn volgende opdracht te laten beginnen.

By Querido Noeyer | October 28, 2018 - 1:42 pm - Posted in Duimzuigerij, Games, Nederlands, WSNOI

Ken je de geldbomen van de bekende webwinkels, waarbij je een boom moet verzorgen zodat je items en beloningen kunt oogsten? En weet je nog wat er hier op 1 januari werd gezegd over ‘je eerste stapjes in 2018’? De Tycoon Newspaper mag nu eindelijk het goede nieuws verspreiden: WSNOI is terug met een nieuw spel: Star Sequoia!

Algemene spelregels

In het spel Star Sequoia is het de bedoeling dat je een boom plant door middel van het zaaien van precies 5 sequoiabonen. De Sequoia sidus, zoals het geslacht formeel heet, kent een unieke manier om te ontkiemen, wat alleen lukt wanneer exact 5 sequoiabonen bij elkaar worden geplant. Jouw eerste actie in dit spel bestaat dus uit het vinden van 5 van die bonen en het planten ervan. Vervolgens begint het water geven, wat ‘stapjes’ kost. Je moet immers om jouw boom heen lopen en er in klimmen. Naarmate je meer water geeft, groeit jouw boom en groeit ook het aantal sterren wat de boom na elke groeifase vrijgeeft in de oogst. Dit oogsten is om meerdere redenen een fraai moment van dit spel. Eén reden om naar dit moment uit te kijken is de minigame. Door het spelen van minigames kun jij namelijk het aantal sterren dat je zal oogsten nog beïnvloeden. In de bètaversie van Star Sequoia is daar helaas nog niet zoveel variatie in, maar dat zal in de komende jaren almaar worden uitgebreid.

Voor meer uitgebreide spelregels kun je terecht op de pagina ‘Spelregels’ in de game zelf.

Bètaversie

Het is net al gezegd, de versie van de game zoals deze nu wordt vrijgegeven betreft een bètaversie. Het foutvrij ontwikkelen van een spel kost tijd en zeker bij complexere spellen waar speelitems in verwerkt moeten worden. Er is daarom vooral aandacht besteed aan het basiselement van het water geven, groeien en oogsten van de boom. Ook het eindelijk kunnen inzetten van stapjes is een argument geweest om eerst met een bètaversie te komen. De Minigames wordt nu verder aan ontwikkeld. Om je een indruk te geven van de minigames, vind je hieronder een aantal spelideeën.

Concept van de Minigames

Het leuke aan het spel Star Sequoia is dat ze boordevol zit met minigames. Vlak voor de oogstmomenten dient de Snooier altijd een minigame te doorlopen, waarbij het resultaat van de minigame erg van invloed is op de hoogte van de sterrenopbrengst. Maar ook tussen de aanplant en de verschillende oogsten in komt de Snooier met verschillende vermakelijke minigames in aanraking.

In het algemeen geldt: tegenvallende resultaten in de minigames gaan ten kosten van je geprognotiseerde sterrenopbrengst.

  • Monsterbrein – logicaspel, waarbij je kunt rekenen op een veelvoud van monsters!
  • Pad vinden – komt ongeveer neer op zoek de verschillen, waarbij de navelpadden de hoofdrol opeisen.
  • Ongedierte bestrijden – probeer binnen de tijd een deel van de boom zo snel mogelijk ongediertevrij te maken. Maar, let op, laat de lieveheersbeestjes wel zitten
  • Snoeibeurt – een snooie gelegenheid voor een stukje vormsnooi… euh… vormsnoei. Knip zoveel mogelijk blaadjes weg in een zo kort mogelijke tijd, maar maak het ook niet te gek!

Bij de lancering van deze bètaversie is alleen een eerste opzet van de minigame Pad vinden toegevoegd.

Sterren en andere opbrengsten in dit spel

De sterrenopbrengst wordt per oogst uitbetaald. Aan het einde van het spel bij de negende fase wordt bovenop de laatste oogst nog een extra 18 gouden bonen verdiend. Het getal 18 verwijst naar het jaar waarin dit spel voor het eerst beschikbaar kwam.

Scorelijst

De scorelijsten zijn gebaseerd op hoogste sterrenopbrengst en de boomhoogte. Per jaar wordt jouw hoogste boom met jouw hoogste sterenscore opgeslagen.

By gsorsnoi | May 4, 2018 - 4:45 pm - Posted in Duimzuigerij, Gekalibreerde Gedrochten, Nederlands

…tijd voor een monster van een plotspoiler…

Er heeft zich zojuist iets verschrikkelijks voorgedaan in het redactiegebouw van de Tycoon Newspaper: op de bovenste etages van het complex worden verschillende meldingen van lekkages van gedaan en al wie het kantoor van Kornelis Oflook of de Grote Bibliotheek wil bereiken stuit op een stortvloed van nog veel meer water. Boven de Tycoon Newspaper pakken diep donkere onweerswolken zich samen en niemand heeft Achmed Liën nog gezien.
Ondertussen maken we kennis met een nieuw karakter die zich per spoor naar de hoofdstad begeeft. In een coupé met het interieur van de Oriënt Express ontmoeten we een jonge vrouw waarvan tamelijk gedetailleerd haar uiterlijk en acties worden beschreven. Zodra ze op Gohes Centraal arriveert (gelijk aan Centraal Station Amsterdam in onze tijdlijn) stapt ze niet onmiddellijk het stationsgebouw uit. In plaats daarvan bestijgt ze een spiraalvormige trap naar een hoger gelegen kantoortje waar ze een man ontmoet. Deze man stelt zich voor als privédetective Karel Riemelneel, die het voorval in het redactiegebouw met de jonge vrouw bespreekt. Hij deelt enkele aanwijzingen over zijn eigen nogal bijzondere verleden met haar en spreekt zijn zorgen uit over de connectie die hij hierin ziet met het gebeuren in het redactiegebouw. Hij en de jonge vrouw bespreken met elkaar hoe ze deze ‘monstercrisis’ met elkaar zullen aanvliegen, waarop de jonge vrouw zonder aankondiging de hoorn van de telefoon ter handen neemt.
“Wie zal je bellen?” vraagt Karel haar.
“De Ghostbusters?” glimlacht de jonge vrouw vergezeld van een speelse knipoog.
Zonder verder uit te wijden over met wie ze contact op heeft genomen, gaan Karel en de jonge vrouw tevreden uit elkaar en wensen elkaar succes.
“Ik heb je naam gemist,” verontschuldigt Karel zich, terwijl hij de hand schudt, van de jonge vrouw die we verder in dit verhaal als ‘heldin’ zullen bestempelen.
De jonge vrouw besluit glimlachend dit tweede hoofdstuk van het tweede Gekalibreerde Gedrochten boek met de woorden:
“Mijn naam is Inspecteur Van Biesheuvel. Maar jij mag me wel Jolien noemen…”

Middels deze synopsis van een bijzonder hoofdstuk uit mijn levenswerk kom ik het eerste deel van mijn belofte aan de familie Van Biesheuvel na én vieren wij het 10 jarige bestaan van de digitale versie van de Tycoon Newspaper. Dit hoofdstuk wordt direct opgevolgd door een korte flashback naar het moment voordat Jolien van Biesheuvel en Karel Riemelneel elkaar ontmoeten. Voor wie het zich nog herinnert: in het eerste hoofdstuk van het tweede boek van de ‘GG’ treffen we Achmed Liën aan in de Grote Bibliotheek, waar hij een manuscript in handen heeft dat eigenlijk beter niet gelezen mocht worden…

By gsorsnoi | January 8, 2018 - 11:52 pm - Posted in Duimzuigerij, Een portet van ..., English, Italiano, Nederlands

De Tycoon Newspaper is aan een nieuwe reeks artikelen begonnen: portretten van haar verslaggevers. In deze serie belichten we de achtergronden van de fictieve personages die op WSNOI en vooral de Tycoon Newspaper al meer dan eens van zich hebben laten horen, maar waarvan het wel eens prettig is om er ook een gezicht bij te zien. Daar deze personen natuurlijk niet echt bestaan en dientengevolge er geen beeldmateriaal van hen te schieten valt, is gebruik gemaakt van foto’s van figuren waarop zij gebaseerd zijn (hiernaar refereert ‘modelpersoon’ hieronder). Al deze portretten zijn in feite groeiartikelen, want zodra een personage zich verder ontwikkelt op deze site, is het ook wenselijk dat dit artikel daarop bijgewerkt wordt. Zo is het voor mezelf ook te gebruiken als handvat om niet per ongeluk van het bedoelde personage af te wijken. We leiden deze artikelen even kort in met een beknopte personalia waarna we dieper inzoomen op hun oorsprong en hun betekenis voor WSNOI en de TN.

Personalia: Theo Nologie

Functie: Freelanch Tech Reporter, uitvinder en professor in de Weet-niet-kunde (*)
Andere namen: Geen
Oorsprong naam: Met een beetje fantasie vormen zijn voor- en achternaam samen het woord ‘technologie’. Uiteraard gaat dit woord hand in hand met de aard van zijn functie binnen de Tycoon Newspaper en zijn bestaan als uitvinder.
Modelpersoon: Chriet Titulaer
Eerste oer-artikel: N.v.t.
Eerste online-artikel: Geschiedenis met een staartje

Uitspraken:
“Ik heb er echt een febel voor…” uit Ogenblikje: Frikandellenkoek
“Oh, dat is mijn Perpetuum Mobieltje” verklaarde Theo zonder echt op te kijken van zijn werk. “Het is een experiment waar ik al langer aan sleutel. Helaas houdt het mij meer bezig dan zichzelf.”

( * = Hij kreeg deze onderscheiding uitgereikt door de alchemist J.A.J. van der Zee tijdens een wetenschappelijk congres georganiseerd door de Tycoon Newspaper. )

Een karakter dat nog opnieuw uitgevonden moet worden

Theo Nologie werd ooit bedacht door Willem Kwak, de medeoprichter van onze spelletjeswebsite WSNOI. Hij was toen bedoeld de nieuwe tegenhanger te worden van Joost Stunner. Oplettende lezers kennen Joost uit recentere artikelen vast nog als de als Dirk Waesheyd verkleedde kompaan van George Enverbrander, uit de Paarse bonen saga, en als de ex-man van Olga Sloot-Koers. In tegenstelling tot het nieuw leven ingeblazen karakter van Joost Stunner, die altijd onder die naam bekend is gebleven, was Theo Nologie een geheel nieuw verzonnen pseudoniem van Willem Kwak. Trouwe fans van WSNOI herinneren zich wellicht deze uitspraak van wijlen Jolien van Biesheuvel nog wel:
“[…] Beste von Kwakhoven (die vind ik het leukst!). Bedankt voor het bevestigen van mijn vermoedens. Nu denk ik ook dat ik weet wie Joost Stunner is.[…]”
Ze plaatste deze opmerking nadat ze had ontdekt dat ze op de oude website van WSNOI al die tijd tegen Willem Kwak en mijn persoontje had gestreden, in plaats van respectievelijk onze alter ego’s Erwin Blokker en Joost Stunner.
Zowel Willem als ik hadden, evenals de échte spelers van de oude Huizensite, een eigen fictieve bedrijfje op de oude site waarbij het investeren in vastgoed centraal stond. Willem en ik deelden op spelletjesniveau de passie voor monopoly-achtige (bord)spellen, waarbij we ons verbeeldden dat we ieder een eigen groot imperium runden en waarbij iedere vorm van concurrentie, hoe groot ook, geschoffeerd en verpulverd moest worden. Er kon er immers maar één de beste zijn toch? Dit competitieve spelgedrag ontstond al toen we als jonge vrienden samen met nog een vriend genaamd Rio, meestal bij Willem thuis de spelborden uit de kast trokken en wij hele avonden met elkaar deelden alsof we grote magnaten waren. Hier komt zelfs ‘Tycoon’ vandaan als onderdeel van de naam voor deze webkrant!
Zodra het later ontstane WSNOI op een gegeven moment tijdelijk even offline ging, om daarna weer plaats te maken voor de doorgestarte site in 2005, kwam Erwin Blokker niet direct als karakter mee in de nieuwe site. Dat vonden we aan de ene kant heel jammer, maar was gezien de ontwikkelingen in onze privélevens was dit ook wel begrijpelijk; je studeert, krijgt net een eigen baan, je krijgt andere interesses, et cetera. Toch wilde Willem nog wel af en toe deelnemen aan de inspiratie een artikelenvoeding van met name de Tycoon Newspaper, zodat dit leidde tot de artikelen van Theo Nologie. Willem vond daarbij wel dat een nieuwe site ook een nieuw alter ego verdiende. Eentje die Jolien niet zo gauw zou ontmaskeren, zou je kunnen denken 😉
Willem verzon daarom een nieuwe schuilnaam. De rol die Willem met Theo daarmee mogelijk voor ogen had (een nieuwe fictieve magnaat), verflauwde echter. Hij richtte zich dus meer op het schrijven van een paar artikelen en gebruikte Theo Nologie als nieuwe pseudoniem. Naar ik mij kan heugen hebben wij die naam toen samen verzonnen toen ik een keer bij hem op bezoek was in zijn studio van de radiozender waar hij voor draaide.

Gezien de eerder genoemde ontwikkelingen in onze privélevens, bleef het uiteindelijk bij de twee artikelen Geschiedenis met een staartje en Ogenblikje: Frikandellenkoek die van zijn hand kwamen. Er volgden daarna namelijk nog enkele artikelen die ik onder zijn pseudoniem zelf schreef (zoals Baby downloaden). Het nieuwe personage Theo Nologie herbruikte ik daarom en vond hem opnieuw uit als de kwibusachtige uitvinder en professor in de Weet-niet-kunde zoals we hem nu kennen. Ik gebruikte hem in het Navelpad Mysterie waar Achmed Liën met de Reuze Navelpad als twee van de drie hoofdpersonages bij hem aanklopten voor hulp. Achmed had vroeg in het verhaal gedacht een raadgever in Theo te zien die antwoorden zou kunnen geven op de eigenaardigheden van zijn bijzondere nieuwe amfibische vriend: de Reuze Navelpad. Achmed noemde Theo in het hoofdstuk Zilte Moed toen al als ‘collega reporter’. De gelaagdheid van Theo als karikatuur kwam daarmee al iets op gang en al helemaal toen in het volgende hoofdstuk, Het Vindingrijk, als een soort directe kloon van professor Barabas werd gepresenteerd. Nadat hij vroeg in dat hoofdstuk de vliegeniersbril op zijn koperen helm omhoog schoof werden zijn gelaatstrekken duidelijk. En wanneer hij ook zijn helm zou afzetten, dan kon je niet om de gelijkenis met de nogal kaalhoofdige professor uit de Suske & Wiske-strips heen. Je vraagt je wellicht waarom je dan Chriet Titulaer als modelpersoon bij dit portret ziet staan en niet die verstrooide uitvinder van de Teletijdmachine. Dit heeft vooral als reden dat ik na het schrijven van Het Vindingrijk vond dat Theo teveel een kopie zou worden van het welbekende S&W-personage, maar nog meer omdat ik hem wel erg vol van veel clichés vond zitten. Veel professoren als goeierikken zijn verstrooid, dragen een witte jas, zijn tamelijk oud, kaal of kalend en hebben een baard, dragen een bril en doen vele (soms bizarre) uitvindingen. Dat leek mij daarom allemaal wel iets te veel van het goede, zodat ik zocht naar iets wat hem wat meer Tycoon-eigen zou maken. Wat mij ook erg in de weg zat, was dat het modelpersoon Barabas geen werkelijk bestaand persoon is. Met Tom Nook en het gespierde 3D model voor Kerbert Rent had ik daar al iets last van, maar zolang ik dat op twee of drie personages zou toepassen, kan ik daar nog mee leven. Er moest dus een antwoord komen op de vraag: “Wie vind ik als werkelijk bestaand figuur, het liefst iemand in of uit de buurt van België, nog het meest op professor Barabas lijken?”
Het heeft geen verdere uitleg nodig, dat je dan al heel gauw op de sterrenkundige Chriet Titulaer uitkomt. Alleen heeft dit natuurlijk wel één groot bezwaar: deze Venlose tv-persoonlijkheid was nou niet bepaald erg kaal.
Maar luidt de titel bij deze paragraaf niet ‘Een karakter dat nog opnieuw uitgevonden moet worden’?
Ik doe het niet heel gauw en eigenlijk ook niet heel graag, maar soms moet je iets wat je eerder geschreven hebt wijzigen of zelfs geheel schrappen. En dat wijzigen dat gaat op enig moment met de eerste paar hoofdstukken van Het Navelpad Mysterie zeker gebeuren. Lezers die het tot het einde van boek 1 van dit verhaal hebben volgehouden, zijn het er allemaal over eens dat naarmate de vertelling vorderde, dat deze zich veel meer als een serieuzere en donkerdere vertelling heeft ontwikkeld. En aangezien de eerste hoofdstukken zijn ontstaan als grap en veel luchtiger en joliger worden gepresenteerd, gaat er een moment komen dat ik deze drastisch zal aanpassen. De eerste hoofdstukken zijn erg kort in vergelijking tot de latere hoofdstukken, waardoor sommigen zullen worden samengevoegd. Maar ook de achtergronden en totstandkoming van de genoemde personages aan het begin gaat flink op de schop. Zo zit ik nogal in m’n maag met hoe het ‘anagrammen opboeren’ van de Reuze Navelpad niet erg passend is in een boekvertelling. En als ik dan toch met dat soort aspecten aan de slag ga, dan kan ik net zo goed ook Theo Nologie opnieuw uitvinden. Hij krijgt bovenop een bos haar, de Chriet Titulaer-baard, hij komt wat kilootjes aan en zal worden ontdaan van het ‘oh’-stopwoordje. Hij zal verbaal zelfs wat meer gaan lijken op Newton Gimmick, uit De Avonturen van Teddy Ruxpin, en ik speel ook met de gedachte om hem te laten stotteren. Theo krijgt daardoor, zonder alle clichés overboord te gooien, toch iets meer een eigen kleur. Wat ikzelf namelijk erg leuk vind aan Newton Gimmick, voor wie deze uitvinder uit de tekenfilmserie kent, is dat de besproken clichés bij hem wat minder aan de oppervlakte liggen. Je krijgt daardoor iets minder goed hoogte van hem, maar zijn verstrooidheid valt daardoor minder op. Gimmick is ook wat onhandig, net zoals Theo, maar daar wordt in de tekenfilm heel speels mee omgegaan. Liet ik al eens in eerdere portretten blijken dat ik een beetje van de klungels af wil?
Sommige zaken blijven wel echt hetzelfde bij onze Theo. Het uitvinden van ogenschijnlijk onzinnige uitvindingen, waarvan sommige zoals de Opluchting echt onzinnig zijn, is Theo’s sterkste punt. Lees verderop – als je tegen spoilers kunt – bij ‘Verhaallijn(en)’ waarom dit voor een specifieke uitvinding zo van belang is. Ik durf zelfs zo ver te gaan dat die uitvinding misschien wel de Teletijdmachine uit het Rijk van WSNOI is!

Overige kenmerken van Theo:

  • Hij is uitvinder van onder andere de Moderne Beitel, het gepatenteerde ‘Apple Clay Tablet’, het Perpetuum Mobiel en de Opluchting.
  • Onze Theo is van Belgische afkomst.
  • Hij is een liefhebber van frikandellen.
  • Hij schrijft overwegend relatief korte artikelen.
  • Zijn huis ziet eruit als de kraamkamer van Pinokkio, hoewel enige gelijkenis met Gepetto in hem ver te zoeken is.
  • Hij staat bekend als ‘redelijk sensatiebelust’ en vindt graag zaken uit die nog niet bestaand (afgekeken van mijn eigen karaktereigenschap!)
  • Hoewel je dit misschien niet achter hem zou zoeken is hij een ‘fanatieke gamer’. Ook hierin lijkt hij op mij, al komt dit aspect wat meer naar voren in de artikelen waarin de connectie met het Rijk van WSNOI wat meer wordt losgelaten en hij zich wat meer in de wereld zonder steampunk begeeft (hiermee is hij één van de weinige karakters die (ook) een ontstaansgeschiedenis kent in onze ‘echte wereld’ (zie verderop bij Verhaallijn(en)).
  • Theo kluste in de ‘echte wereld’ bij als Pokémon Trainer.
  • Hij spreekt eerst altijd met enige zekerheid over zijn zaken, maar verzwakt deze daarna ook meteen weer af.
  • Hij gebruikte in de ‘echte wereld’ een thermoskan in plaats van Paintshop, terwijl hij vroeger pixel voor pixel tekende met Deluxe Paint op de Amiga.
  • Heeft tijdens het programmeren met de Straatsoldaat erg gelachen om de regel code: PERFORM MAKE_SEX USING NPAT-GSCHL SEX (waaruit het artikel Baby downloaden ontsproten is).
  • Hem zal quotes worden toegekend zoals: “Nou, dat is euh…”, “Dat verzeker ik je!”, “Hier moet toch zeker een wetenschappelijke verklaring voor zijn”, “Ik kan er theoretisch ook naast missen”, naast het vervangen van “Oh,…” (aan het begin van een zin) met “…euh…” (halverwege een zin).

Verhaallijn(en)

Nieuw bij de portretten is dit onderdeel ‘Verhaallijn(en)’. Ik gebruik het voor mezelf om wat aantekeningen kwijt te kunnen om een startpunt te hebben waar ik met het TN/WSNOI-karakter naar toe wil. Als je helemaal nog geen idee wilt hebben wat ik voor deze figuren in petto heb en dat liever gewoon gaandeweg in het boek leest, dan adviseer ik je deze tekst over te slaan. Het kan plotspoilers bevatten.

Dat het personage Theo Nologie flink op de schop gaat, blijkt wel uit bovenstaande beschrijvingen. Maar wat al voor dat besluit vast stond, was mijn idee om Theo één van dé twee uitvinders van de Onbestaande beroepen generator te laten zijn. Huh, is er nog een andere uitvinder dan? hoor ik je dan denken. Jazeker! Alleen wie dat gaat zijn, daar laat ik juist nog even liever niets over los, behalve dan dat deze niet-bestaande beroepen opboerende machine een nogal prominente plaats in de twee boeken van de Gekalibreerde gedrochten zal gaan innemen. Jawel, ook de Onbestaande beroepen generator krijgt een eigen ontstaansgeschiedenis in het Snooise universum!

Voor degene die dan gaat vrezen dat dit mogelijk een krampachtig onderdeel gaat worden van de GG-vertelling, die toch al redelijk wat uitstapjes kent, hoeft niet te vrezen. Uitstapjes kunnen in een verhaal storend worden als er maar kort op één onderwerp wordt ingegaan zonder een verdere fundering te geven voor de rest van het verhaal, maar in het geval van de Onbestaande beroepen generator is de geschiedenis en het gebruik ervan juist erg essentieel. De voorloper van dit nogal steampunk-achtige apparaat is namelijk de Paradox Pletter, de machine die hij bedacht en bouwde in onze ‘echte wereld’ en daarmee in het Snooise universum belandde. De Paradox Pletter draait continu en wordt onder andere ingezet om plotholes op te lossen. Dat is nogal prettig voor een schrijver, zoals ikzelf.

TN-artikelen waar Theo Nologie in voorkomt of door hem geschreven zijn:

STEM OP HET VOLGENDE PORTRET!

Even als met het voorgaande ‘Een portret van…’ trakteer ik jullie wederom op de mogelijkheid om jullie zelf over het volgende portret te laten beslissen.

Voor de volgende editie kunnen jullie bepalen over wie ik een portret zal schrijven. Je mag stemmen op de volgende personages:

  1. Nikki Nancy Werth
  2. Querido Noeyer
  3. Joost Stunner

Het stemmen werkt zo:

  • Jouw absolute voorkeur geef je 5 punten.
  • Hij of zij waar je ook tevreden mee bent 3 punten.
  • Wie nog wel even kan wachten geef je 1 punt.
  • Jouw stem telt alleen indien je een totaal van 9 punten hebt uitgedeeld.
  • Je kunt stemmen tot precies 1 maand na het verschijnen van dit portret (09-02-2018 is dus de laatste stemmogelijkheid)

Let op met op wie je stemt want:

  • Na de volgende twee portretten kun je in elk geval weer op het personage stemmen die als tweede eindigt. Lees: het eerstvolgende en daarop volgende portret wordt dit personage niet als keuze aangeboden.
  • Het personage met de minste stemmen komt op z’n vroegste over drie portretten pas terug.
  • Op wie je stemt kan ook invloed hebben op de sterren die je kunt verdienen met de actie hieronder.

Je kunt met het stemmen zelf niets winnen.

RAAD HET MODELPERSOON EN WIN STERREN!

Ook nieuw vanaf het komende portret is het winnen van sterren door te gokken wie ik als modelpersoon voor mijn personages hanteer. Kijk op de nieuwe pagina met redactieleden om te ontdekken hoeveel sterren je per personage kunt verdienen en geef hieronder bij de commentaren door wie jij denkt wie de modelpersonen zijn. Vermeld dus bij iedere stem wie het modelpersoon van jouw keuze is. Let op: per karakter mag je maar één keer gokken.

EXTRA: Is jouw 5 punten-stem het eerstvolgende portret én je hebt het modelpersoon correct geraden? Dan verdien je een extra cheque van 500 sterren!

Verstuurd vanaf mijn i-Navelpad

By Querido Noeyer | January 5, 2018 - 6:45 am - Posted in Duimzuigerij, Games, Gekalibreerde Gedrochten, Nederlands, WSNOI

We laten je via dit artikel kennis maken met een nieuw spel waar WSNOI op dit moment mee bezig is. Een screenshot van hoever we met dit spel zijn tref je hierboven aan en via deze link. Het spel heeft al wel een werktitel, maar dat houden we nog even geheim. Wat we wel kunnen verklappen is dat het spel een (deel van) het verhaal Gekalibreerde gedrochten zal doorlopen.

Vooalsnog is het idee dat je de hoofdrolspeler Achmed Liën speelt en als nieuw aangestelde archivaris van de Tycoon Newspaper de Grote Bibliotheek geheel bovenin het gebouw zal inrichten. De screenshot laat volledig ingerichte boekenkasten zien, maar zodra jullie het spel zelf kunnen gaan spelen, is iedere kast nog leeg. Jouw taak is dan om ieder boek een bestemming te geven. Door dit inruimen verdien je sterren. Maar die sterren krijg je alleen als je in een vooraf bepaald aantal stappen het boek hebt ingeruimd.

In het begin zul je merken dat dit klusje betrekkelijk eenvoudig verloopt, totdat je op je pad met allerlei uitdagingen te maken krijgt. Zo zijn er boekenwurmen (letterlijk wormen) of boekentorren die ineens in de bibliotheek verschijnen en het gemunt hebben op de nog niet ingeruimde boeken. En die móét je tegenhouden, want anders worden de aangetaste boeken namelijk van je salaris afgetrokken (lees: kost zbersibarnen). Ook zul je te maken krijgen met enkele bekende TN-medewerkers die je, hoewel goed bedoeld, van je werk houden. Ik hoef alleen maar Ed Cetera als voorbeeld aan te dragen en enkelen onder jullie die de Gekalibreerde gedrochten een beetje kennen, zullen dan genoeg weten 😛

Andere belangrijke uitdagingen zijn de monsters die ik geleidelijk in het spel zal introduceren. De eerste zal een schimachtig figuur zijn, uit de nachtmerries van Achmed, die zomaar vanuit het niets ergens in de bibliotheek verschijnt (meestal vanuit een boekenkast), even rondkijkt en daarna weer op een andere plek verdwijnt. Staat Achmed op dat moment in exact hetzelfde pad als dit wezen uit zijn nachtmerrie? Dan verstart hij en moet hij wachten tot de schim is verdwenen. Echter, in de tussentijd tellen je verbruikte stappen wel door en wordt de tijd die je erover mag doen om een boek in te ruimen minder.

En zo heb ik nog tal van ideeën die we ter zijner tijd allemaal in dit spel zullen verwerken. Het spel wordt eerst als bètaversie vrijgegeven, zodra grofweg de bovenstaande zaken erin zijn verwerkt. De gameplay die er dan is, zal dan voorlopig een oneindig karakter kennen, zodat het lijkt alsof je voor eeuwig boeken aan het inruimen bent, hetgeen allemaal op de eerste verdieping van de Grote Bibliotheek gebeurt. Later, wanneer dat eenmaal ontwikkelt is, zullen de erboven liggende verdiepingen ook worden vrijgegeven en gaat er een soort teller lopen. Voor iedereen zal de boekenstand dan weer op nul worden gezet en is het terrein om boeken in te ruimen groter. Wat er dan gebeurt, is dat je bepaalde spelonderdelen moet vrijspelen. Dit bereik je onder andere door een bepaald aantal boeken in te ruimen.

Het gaat uiteindelijk zelfs zo ver dat de Grote Bibliotheek geheel door jou is ingeruimd en de gameplay verandert naar een situatie waarin je bezoekers van de bibliotheek naar de locatie moet wijzen van de boeken die zij op dat moment zoeken.

Wat ik je nog niet heb verteld is dat je, voor dit zover is, tijdens het inruimen te maken krijgt met een aantal zeer bijzondere boektitels. Dit zijn ook de enige momenten waarbij de naam van een boek ook echt genoemd wordt in het spel. De andere momenten gaat het ‘gewoon’ om boeken. Bij die bijzondere boektitels moet je denken aan speciale werken die binnen het WSNOI domein een bijzondere betekenis hebben en waar je al over hebt kunnen lezen in de Gekalibreerde gedrochten. Tezamen met enkele WSNOI prominenten ben ik een lijst aan het samenstellen van deze titels. Alleen van die titels zal de exacte locatie ervan in de bibliotheek worden vermeld. Tijdens het inruimen hou jij hier een lijst van bij welke je later weer nodig zult hebben zodra de bezoekers van de bibliotheek je naar deze titels zullen vragen. En owee als je dan ze dan naar een verkeerde locatie verwijst!

We hopen dat je, zodra dit spel beschikbaar komt, er veel plezier aan zult beleven. Mocht het eerder bedachte spel Tycoon Towns toch niet meer van de grond komen, dan durf ik het aan om te zeggen dat ik met het spel uit dit artikel een waardige vervanging daarvan verwacht. Het spel klinkt erg complex om te ontwikkelen, maar zo snel als ik zie dat het nu al gaat, heb ik er het volste vertrouwen in dat dat wel goed zal komen. Ik span me in om de bètaversie ergens in 2018 gereed te hebben. Pin me nergens op vast, maar ik denk dat dat wel zal lukken 😉

Mede namens Gsorsnoi wens ik jullie veel speelplezier!

Groetjes,

Querido Noeyer (spelbouwer van WSNOI)