Inherent aan de persoonlijke buien van meteoroloog Wilburt Eerman, tevens bartender in Gohes City’s lokale stamkroeg de Maten van Willekeur, was het ook vandaag op veel plekken nog bar en boos wat het weer aanging. De bazelen hield nog steeds veel mensen bedlegerig en dat was erg slecht voor de klandizie. Toch verschenen er inmiddels ook her en der opklaringen aan de hemel. En aangezien er gaten in het wolkendek ontstonden, was rechercheur Lesley Spandabato toch goedgemutst. En zeker nu hij tegenover zich in de verhoorkamer de door Kornelis Oflook getipte verdachte had zitten. Het was er eentje die zeer aannemelijk de handlanger van de koffiedief moest zijn. Deze ochtend had Lesley namelijk een telefoontje van Kor gekregen toen hij zijn benen aan het strekken was, in zijn bedoeling weer wat smerige nieuwsfeitjes op het spoor te komen. Erg ranzige of vunzige verhaaltjes leverde dat ditmaal echter niet op. Daarvoor in de plaats deed hij wel een interessante ontdekking bij een tot café omgebouwde muziektent midden op een grasveld in een park nabij het centrum. Inmiddels was de muziektent alweer een aantal jaren verlaten, maar desondanks stond het in de volksmond nog steeds bekend als ‘Het Theehuis’, zoals het toen ook heette.
De verslaggever die we kennen van gore en lugubere hersenspinsels maakte er de gewoonte van om geregeld te voet door de stad te trekken, niet alleen om een ‘frisse’ neus te halen, maar zeker ook om andere interessante ontwikkelingen op het spoor te komen. Wel, vandaag was duidelijk dat hij daar geen moeite mee had gehad. Zodra hij vanmorgen door het park liep, toen het even droog was, viel zijn oog ineens op een openstaande deur. Het was de kelderdeur van Het Theehuis. Er scheen licht achter.
Hoewel het weer niet lang genoeg mooi bleef om er vandaag een lange parkwandeling op na te houden, kon hij zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en riskeerde hij een nat pak uit te vogelen wat hier aan de hand was. Kornelis liep op de kelderdeur af en ontdekte tot zijn grote schrik waarom er iemand beneden een lichtje had aangestoken.
Dadelijk belde hij met het Gohes City Forensisch Instituut, om zijn eerste bevindingen kenbaar te maken aan de lokale autoriteiten. Hij liet zich doorverbinden met inspecteur Lesley Spandabato. Deze liet na een kort gesprek met Kor, die bepaald geen onbekende van hem was, direct een arrestatieteam uitrukken.
“Erg fijn dat je even bent blijven plakken, opdat je het AT kon ontvangen en ze op de verdachte kon wijzen,” liet Lesley zijn dank blijken aan Kornelis op hoe hij het arrestatieteam had geholpen.
“Niets te danken, Lesley. We zijn er allen bij gebaat dat de degene die er achter de grootschalige koffiediefstal zit eindelijk wordt ingerekend. Ik vind het alleen jammer dat ik net te laat was om te kunnen zien met welke andere figuur hij zich daar ophield. Zodra ik mij verdekt achter de kelderdeur had opgesteld, kon ik nog juist een persoon de ruimte beneden via de andere zijde zien verlaten. Maar helaas, hij verdween te snel voor mij uit beeld om een zinnig signalement te kunnen overbrengen.”
“Maak je je daar maar niet te druk over Kornelis. Het lukt ons zelf ook maar zelden om direct het brein in de kladden te kunnen vatten bij grote zaken zoals deze. Je hebt jezelf al onsterfelijk gemaakt ons te helpen deze gluiperd te kunnen snappen. Hij was nog steeds in de beleving ongestoord zijn duistere bezigheden te kunnen voortzetten totdat hij door de mannen van het GCFI werd aangehouden.”
“Klopt. Hij was nog juist sappen aan het extraheren uit die paarse springbonen, toen zij binnenvielen. Degene voor wie hij werkt heeft hem er mooi ingeluisd. Het brein hier achter moet vast hebben gemerkt dat ik bezig was om dit onverlaat te verklikken.”
Lesley Spandabato knikte en maakte voor zich op een bureautje enig papierwerk in orde.
“Het is eigenlijk voor het eerst dat ik in een zaak met Jatmozen van doen heb,” mijmerde Lesley. De inspecteur verlegde hiermee de focus en richtte zijn woorden ditmaal aan de persoon die voor hem aan de andere zijde van het bureau op een stoeltje zat. Hij had de verdachte, die hij had geïdentificeerd als een inwoner van het plaatsje Jatmos zonder veel moeite aan zijn afkomst herkend. Zijn nogal piekerige zwarte haar en het dragen van kleren die doorgaans drie maten te groot waren, zijn altijd erg typerend geweest voor Jatmozen. Zoals hij daar zat was het net de kat Gideon uit Pinokkio. Ook al zo’n meeloper. Toch was Lesley aan de man iets opgevallen wat Kornelis blijkbaar over het hoofd had gezien. Lesley bleef het spelletje voorlopig echter nog even meespelen en stelde: “Jullie volk heeft ondanks jullie schimmige reputatie in onze stad nog geen grote overtredingen begaan. Dus vanwaar ineens je deelname aan deze operatie?”
De verdachte tegenover hem gaf geen kik. Hij was alles behalve bereidwillig om in de veronderstelling mee te gaan. Maar de afwezigheid van een vuile blik in de ogen van deze man dat hij door de opmerking van Lesley beledigd zou kunnen zijn of zelfs ook maar een fonkeling die daar op zou kunnen duiden, zei voor hem genoeg; Kornelis had het bij het rechte eind. Hoewel… wat het ware gezicht van deze persoon aan gaat dan tenminste.
Ondertussen zag Kornelis zelf deze ontwikkelingen met lede ogen aan. Niet dat hij per se zo verlegen zat om de beloning voor de gouden tip op te strijken, hij had vooral graag gezien dat hij graaf Schaurig en zijn volgelingen voor het gerecht kon slepen. De sympathie die Kornelis vroeger nog wel voor zijn voormalige vriend en studiegenoot had gehad, was na al de daden die de man daarna had gepleegd weinig meer van over. Zodra hij deze Jatmos in de kelderruimte van Het Theehuis aantrof en de andere figuur het toneel zag verlaten, had hij aan een glimp genoeg gehad zichzelf ervan te overtuigen dat de persoon die vluchtte geen graaf Schaurig kon wezen. Zijn postuur zou hij in de schaduwen van de hel nog hebben herkend. Zo bedacht hij dat Joost Stunner het dus ook niet kon zijn, waarmee de deal in de Armoestraat hem verder voor raadsels stelde.
“Nu, laten we maar eens gaan kijken wie er achter dit masker schuil gaat,” bracht Lesley na enige stilte spontaan vanuit het niets naar voren. Kornelis keek verrast op. Deze plotselinge wending kwam voor hem als een slag bij heldere hemel. Zojuist nog verzonken in zijn eigen gedachten, maakte dat wat Lesley opperde deze grote vriendelijke reus perplex liet staan.
“Hoe? Euhm, wat?” reageerde Kornelis. En hij keek de inspecteur met een vragende blik aan.
“Kom op, vriendelijke vriend,” antwoordde Lesley lacherig terug. “Had je nu nog niet door dat onze verdachte hier zichzelf heeft voorzien van een valse pruik, een bril en een veel te overdreven dikke donkere baard? En was je niet opgevallen dat deze Jatmos eigenlijk een veel te getinte huid heeft voor zijn doen? Jatmozen hebben immers altijd een lijkbleke huid.”
Dat was waar, realiseerde Kornelis en hij keek vervolgens vol verbazing naar de man voor hen. Gebiologeerd zou je haast kunnen zeggen.
“Toe maar,” spoorde Lesley de man aan. “Laat ons eens zien wie er achter die vermomming verstopt zit.”
De man die dezelfde ochtend op aangeven van zijn baas nog met laboratoriumglaswerk in de weer was om er duistere drankjes mee te bereiden, reageerde aanvankelijk niet en staarde de mannen eerst schaapachtig aan. Zij die hem aan het uithoren waren, zaten ondertussen duidelijk al op actie te wachten. Na enige aarzeling meende hij dat het er nu toch niet meer toe deed. Bovendien werkte de lichaamsgeur van Kornelis in deze verhoorkamer zo verstikkend dat het zweet hem onderhand zelf uitbrak. Hij bracht daarom zijn handen naar zijn oren om de nepbaard dan maar langzaam los te knopen. Vertwijfeld trok hij daarop ook de pruik van zijn hoofd en keek hij bij het afnemen van zijn bril beteuterd en schuldbewust toen hij de herkenning in de blik van Kornelis ontmoette.
“Joost Stunner! Jij bent het dus toch,” bracht deze daarop uit. Kornelis zat zich lang en ademloos over deze onthulling te verwonderen.
Lesley glimlachte enkel.
De met de verbijstering gepaard gaande korte stilte werd na enig moment doorbroken door een bijdehante opmerking van de verdachte Joost Stunner zelf:
“Nu tevreden?” verder hield hij zijn gezicht strak in een plooi.
Op dit punt verwachtte Lesley dat Kornelis nu wel uit de hoek zou komen en met een beschuldigende vinger Joost een lik uit de pan zou geven. Maar die uitspatting bleef uit. In plaats daarvan keek Kornelis hem een kort moment indringend aan alsof hij juist hem wilde aansporen en wilde zeggen ‘vooruit dan, nagel dat sujet aan de schandpaal’. Vervolgens ging hij met zijn armen over elkaar afwachtend achterover zitten.
Lesley herpakte zich met speels gemak en wierp meteen een vraag naar voren om tot de kern van de zaak door te dringen:
“Wel Joost, jij duikt blijkbaar ook overal op. Die deal in de Armoestraat was je dus kennelijk om hele andere ingrediënten’ te doen, nietwaar?”
Kornelis trok niet-begrijpend een wenkbrauw op. De manier waarop de vraag werd gesteld kon hij even niet volgen, maar tegelijk vertrouwde hij volledig op de expertise van de inspecteur. Joost, de verdachte in kwestie, zei niks. Hij besloot zijn mond te houden en nodigde Lesley zelfs uit het lekker aan de graaf zelf te gaan vragen door een uitdrukking met z’n gezicht te trekken waarmee hij zich uiterst onverschillig opstelde.
“Ha fijn, meneer wil zich zo nodig van de domme houden. Wel Joost, met dat bijltje heeft deze meneer gelukkig ook eerder gehakt. Wat wel in je voordeel spreekt is dat er in elk geval geen koffievetten in de loods te vinden waren.”
Ditmaal schrok Kornelis op. Maakte Lesley het Joost Stunner nu niet wat erg gemakkelijk? Door al bij voorbaat uit te sluiten dat er dus geen bewijs voor de koffiebonen gevonden kon worden, kon hij hun verdachte net zo goed gelijk naar huis toe sturen.
“Lesley,” zei Kornelis voorzichtig en met enige verontwaardiging indringend. “Wat doe je nu? En die paarse springboon dan?”
Hij probeerde te fluisteren, maar kon zijn stem niet ver genoeg omlaag brengen om de woorden enkel aan de inspecteur gericht te houden. Joost grijnsde, al begreep hij de schijnbare misser van Lesley Spandabato ook niet.
“Koffiebonen geleiden natuurlijk niet zo lekker, of wel?” voegde Lesley daar vervolgens als retorische vraag aan zijn verdachte aan toe en negeerde Kornelis’ zorgen kenbaar volledig.
De grijns op het gezicht van Joost verdween terstond.
Wat beide heren namelijk niet door hadden, was dat Lesley bewust een verdenking wegnam met de opzet om Joost hiermee in een val te lokken.
“Ik weet niet waar je het over hebt,” beet Joost van zich af.
Kornelis kon de verandering van onderwerp niet volgen, maar werd verrast door het effect dat Lesley’s vraag teweeg bracht. Hij besloot daarom op zijn vertrouwen in de inspecteur terug te vallen en luisterde gespannen naar de verhitte dialoog die daarop tussen de twee ontstond.
“Nee? Weet je dat echt niet?” vervolgde de inspecteur. “Merkwaardig dat jouw tuniek dan helemaal vol zit met allemaal kleine koperkleurige metaalkrullen. Verklaar dat eens.”
Joost voelde zich nu ineens toch wat ongemakkelijk. Zijn gelaatskleur werd rood en hij ontweek het oogcontact met de twee heren voor hem nog meer dan hij daarvoor al deed. Geamuseerd sloeg Kornelis de ontwikkelingen gade. Lesley was blijkbaar iets te weten gekomen waarmee hij Joost een hak wist te zetten, al had hij niet indruk dat dit nog iets met de koffiediefstal te maken kon hebben.
“Ik zeg geen woord meer!” bracht Joost gepikeerd uit. “En ik eis een advocaat.”
De inspecteur glimlachte nu van oor tot oor.
“Hm, grappig dat je net over een advocaat begint, Joost. Want laten wij nou juist van de week de Advocaat voor de Wetten van de Natuurkunde bij de fabriekshallen van de Stoomstooter hebben ontmoet, met een hele lading met koperen onderdelen. We verraste hem kennelijk nogal. Want voordat hij doorhad dat hij met het GCFI van doen had, meen ik dat hij zei ‘Je bent een week te vroeg Joost’…”
De inspecteur liet bewust een stilte vallen en wachtte een reactie van Joost af. Geheel in lijn met de verwachting hield hij zich nu koest.
“Ik ben allang niet meer verbaasd dat jij je met elk louchè zaakje inlaat Joost. Zodra er ergens een handjevol boontjes te sprokkelen valt ben jij al snel één van de eerste die op mijn verdachtenlijstje verschijnt. Toeval bestaat niet, heb ik wel eens iemand horen zeggen. Niet alleen ben jij in de gedaante van Dirk Waesheyd een trawant van die disputabele magiër George Enverbrander, als het je uitkomt speel je ook koerier voor de hofleverancier van koperen onderdelen van die duistere graaf Schaurig. Het was jouw taak om Frank Klein en Stein Groot van koper te voorzien voor Gsor mag weten wat voor duistere bedoelingen de graaf daar nu weer mee heeft. Wel Joost, je mag die koperdief, die zichzelf de Advocaat van de Wetenschappen noemt, dadelijk zelf informeren dat het aankomende transport van deze week niet door zal gaan…”
Tot besluit voegde hij daar aan toe: “…je deelt dadelijk namelijk je cel met hem.”
“M-m-maar ik…” probeerde Joost nog, die opstond van zijn stoel en hoopte nog iets in verweer te kunnen brengen. De inspecteur had echter al een knopje onder zijn bureau ingedrukt waarna een tweetal agenten de ruimte binnenliep.
“Beste Joost Stunner,” sprak inspecteur Spandabato nog, terwijl de verdachte onder luid protest naar zijn cel werd weggevoerd, “je wordt hierbij verdacht van medeplichtigheid in de zaak van de koffiediefstal alsmede de verdenking op het in gevaar brengen van de volksveiligheid door je wederom in te laten met aartsvijand nummer één, van Gohes City en omstreken, graaf Schaurig.
Je hebt het recht om te zwijgen. Alles wat je zegt kan en zal tegen je worden gebruikt.”
En zo werd Joost Stunner, draaideurcrimineel eerste klas, geboeid weggevoerd en zag Kornelis Oflook vol verwondering met welk een knap staaltje Lesley de verdachte zojuist in het nauw had weten te drijven.
“Hij bekent nog wel,” concludeerde Lesley. “Met Stunner kun je soms het volgende hoofdstuk al uittekenen voordat hij er zelf het scenario toe heeft bedacht.”
“Mijn oprechte complimenten, Les,” was hierop Kornelis reactie. “Ik moet alleen wel zeggen dat je me daar wel even had, toen je uitsloot dat er koffie in de loods gevonden was.”
“Heb je enig moment aan mij getwijfeld, Kor?” wilde Lesley weten, zonder daarmee naar complimentjes te willen vissen. Maar Kornelis antwoordde daar niet op. Hij schaamde zich enkel een beetje.
“En toch, mijn waarde vriend,” sprak Kornelis weer, “toch hebben we hiermee het ware monster achter de koffiediefstal nog steeds niet te pakken.”
“Zit daar maar niet over in, Kor,” antwoordde Lesley kordaat. “Dat is nu slechts een kwestie van tijd. Met Dirk Waesheyd ontmaskerd als Joost Stunner en de ontdekte brouwerij in het theehuis als bewijsmateriaal is er niets meer wat de magiër in verweer kan brengen. Niet alleen bezorgde hij ons land de koffiecrisis, hij bracht de bazelen met zich mee en lichtte daarmee eenieder op die bij hem om zijn twijfelachtige remedie verlegen zat. De klopjacht op George Enverbrander is hierbij geopend.”

In het volgende artikel: het slot van deze paarse bonen-saga!

Dossier: De koffiediefstal

In heel het land zijn alle koffiebonen verdwenen. Lesley gaat op onderzoek uit…

Eerder dit jaar kwam de onheilsbode al en nu is het bevestigd: de koffie in het Rijk van WSNOI is op. Zomaar ineens. Wie vandaag een bezoekje brengt aan een van de vele koffietoko’s van ons land, komt al snel van een koude kermis thuis. Alle coffeecorners, restaurants, bars en kiosken, waar je voorheen voor een heerlijke Bakkie Snooi kon aankloppen, hebben sinds afgelopen nacht ineens geen boon meer op voorraad. Zelfs Gohes City’s stamkroeg de Maten van Willekeur, die eind vorig jaar nog een record vestigde met het aantal bakkies geschonken bruin vocht, moest vanmorgen bij het openen van haar deuren al direct ‘nee’ verkopen. Hoe het komt, dat is nog niet echt zeker, al zijn er wel al enkele vermoedens.
Om tot de bodem van dit mysterie te geraken gingen we om te beginnen te raden bij onze eigen Tycoon Newspaper-verslaggevers:

Clandestiene jatmozen.

Meteoroloog Wilburt Eerman, die tezamen met Kerbert Rent diensten draait bij de Maten van Willekeur, was geschokt toen hij vanmorgen de zaak opende en ontdekte dat alle koffiebonen plotseling waren verdwenen. Zowel achter de toonbank als in het magazijn achter viel er niet één boon te bespeuren.
“Gisterenmiddag hebben we nog nieuwe voorraden aangeleverd gekregen. Het kan toch niet zo zijn dat onze leveranciers de ladingen nu eigenhandig hebben teruggetrokken? Ik besef me heel goed dat er de laatste tijd een enorme run is op bepaalde koffiesoorten, maar neem dan alleen de senzubonen en rode springbonen terug als het aanbod de vraag niet aan kan. Daar zijn we vaak het snelst doorheen. Nee, ik geloof niet dat de verstrekkers van onze koffiebonen hier enig blaam treffen. Hier zijn dieven aan het werk geweest, wellicht de clandestiene Jatmozen, waar Kerbert Rent het nog wel eens mee aan de stok heeft gehad. Hij is hier nu zelf niet om mijn verhaal te bevestigen, omdat hij overdag vooral in zijn eigen snuisterijenwinkeltje te vinden is, maar hij heeft mij wel eens verteld over de inwoners van Jatmos, een dorpje naast zijn geboorteplaats. Volgens hem stelen zij als raven. En daarnaast, ik heb hem wel eens horen zeggen dat ze zelf ook erg bedreven zijn met het doppen van een bijzonder soort boontjes. Een zekere soort springboon meen ik. Ik word hier serieus een beetje verdrietig van. En nu we het daar toch over hebben, volgens mij gaan we dadelijk met een wolkbreuk te maken krijgen.”
Kortom: Wilburt Eerman verdenkt de Jatmozen.

Het koffiemonster.

“Ik zat eerst nog aan navelpadden te denken,” meende Achmed Liën, de eerstvolgende die we over deze grootschalige koffieverdwijning ondervroegen. “Je zou verwachten dat ze na al dat roemslurpen en het zombificeren van de inwoners van Gohes City toch wel eens een keertje behoefte zouden krijgen aan een vers bakkie pleur, denk je niet? Hoewel het ze anders wel een berg werk zou kosten om uit te vogelen hoe een koffieapparaat werkt. En bovendien zou de verse koffiearoma midden in de nacht een hoop mensen wakker hebben gemaakt. Om nog maar te zwijgen over de hoeveelheden koffie die ze vervolgens opgezopen moeten hebben. Vandaar dat het mij waarschijnlijker lijkt dat dit het werk moet zijn geweest van het Koffiemonster. Ik meen dat ik daar wel eens iets over gelezen heb in de grote bibliotheek van ons redactiegebouw. Het Koffiemonster is een groot blauw monster met grote ronde ogen die los in zijn kassen lijken te zitten. Hij heeft grote hangende wallen van de overmatige cafeïneconsumptie en zijn losbewegende pupillen draaien doelloos in het rond. Gelukkig is het een erg vriendelijk monster dat alleen geïnteresseerd lijkt te zijn in het eten van koffiebonen en alles wat er ook maar op lijkt. Alleen als hij zelf geen koffiebonen meer tot zijn beschikking heeft, laat hij zich zien en zal hij als hij echt honger heeft ook al het andere wat er in zijn buurt komt buitengewoon gulzig opeten. Hij is zelfs in staat om massieve kluizen soldaat te maken, mits men daar de koffie in verstopt heeft natuurlijk. Volgens de overlevering is het Koffiemonster overigens niemand anders dan de Ethiopische geitenhoeder Kaldi, die 300 jaar na Christus leefde. Hij zou zo door zijn ontdekking van de koffiebes zijn geobsedeerd en zoveel koffie in zijn leven hebben gedronken dat hij zelfs in zijn graf niet meer slapen kon. Hierdoor is hij gedoemd eeuwig naar koffie op zoek te blijven gaan zonder ooit door de cafeïne-inname bevredigd te kunnen worden.”
Kortom: Achmed Liën verdenkt het ‘koffiemonster’.

De man achter de glazen bol.

Roddelverslaggeefster Rina Oddel denkt er het hare van.
“Voor mij is dit alles zonneklaar. Nee echt, hebben jullie dit zelf nou niet door? Dit is overduidelijk het werk van die mysterieuze George Enverbrander, met zijn zogenaamd magische glazen bol en zijn terloopse toekomstvisies. Ik snap niet dat niemand anders dat ziet. Hij heeft nota bene zelf nog tegen mij staan verkondigen dat we halverwege 2015 met een schrijnend koffiebonen tekorten zouden komen te zitten. Gelukkig ben ik nog zo slim geweest om iedereen hiervoor te waarschuwen. Maar heremetijd, wie luistert er nu naar mij? Eerst vraagtekens zetten bij mijn uiteenzettingen over het jaar waarin we nu leven en vervolgens bij mij komen lopen miepen wie dat veroorzaakt kan hebben? Ik citeer uit eigen werk: ‘een plotseling opstekende en onbedwingbare drang naar koffie’. Kom op mensen, dit zagen we toch allemaal aankomen? Dachten jullie dat Rina Oddel hier op haar eierkopje is gevallen? Die George Enverbrander moeten jullie eens nodig aan de tand gaan voelen. ‘Op enig moment zullen er zo weinig bonen geraapt kunnen worden dat er een soort heksenjacht op het alternatief ontstaat.’ Was iedereen echt van plan om nu met fakkels en hooivorken naar een cafeïnevervanger op zoek te gaan? Jullie lijken wel gek. Wat verwacht je te vinden, een of ander pimpelpaarse springboon die de trek naar koffie volledig zal kunnen vervangen? Wel, ik wens ieder die dat in z’n hoofd haalt er succes mee. Ik zit voorlopig nog wel even goed in mijn voorraadje kamillethee.
Kortom: Rina Oddel verdenkt George Enverbrander.

Een deal in de Armoestraat.

“Die paarse springboon is nog niet zo gek bedacht,” merkte Kornelis Oflook op, nadat hij het verhaal van Rina Oddel had gehoord. “Het kan aan mij liggen, maar volgens mij is juist Joost Stunner de man die jullie hier zoeken. Ik kwam hem vanmorgen tegen zodra ik op mijn weg naar de redactie de Armoestraat passeerde. Hij hield zich in die straat op met die mannen van graaf Schaurig, je weet wel, Frank Groot en Stein Klein. Wel als dat geen toeval is? Al zal onze grote vriend Tinus Icket het bestaan daarvan juist tegen spreken. Ik bedoel maar. Dus toen ik dit duistere gezelschap in het voorbijgaan van deze steeg in mijn ooghoek voorbij zag flitsen besloot ik eens om op de hoek op de uitkijk te gaan staan. Je kan nooit weten waar luistervinken soms goed voor kan zijn. Ik deed mijn uiterste best om even niet mijn neus op te halen – daar krijg ik van de collega’s namelijk nog wel eens klachten over – en keek om het hoekje om te zien wat die heren aan het bekokstoven waren. Helaas voor mij, kon ik niet alles zien, omdat er een karretje met goederen tegen de muur stond waar de wind uitgerekend een exemplaar van onze krant tegen het metalen raster had geblazen en zo het zicht blokkeerde. Maar Joost kon ik wel zien, met dozen in zijn handen die hij met Frank en Stein aan het inladen was in een truck. Het spijtige is dat ik begreep dat een van hen de inhoud van de dozen controleerde, maar dit zich dus juist buiten mijn gezichtsveld afspeelde. Ik hoorde ze in elk geval praten over een geslaagde operatie en dat de baas met deze ingrediënten wel tevreden zou zijn. Wel, voor zover ik ben geïnformeerd werken die twee uitsluitend voor graaf Schaurig, dus dat moet wel een zaak zijn waar een luchtje aan zit! Zodra de boel was ingeladen ontstond er nog even een korte woordenwisseling. Boontje kwam om zijn loontje, want het was duidelijk dat Joost klaagde over de betaling die hem beloofd zou zijn. Hij meende dat deze ‘harde bonen’ niet overeenkwamen met het bedrag wat er eerder met hem was afgesproken. Frank Groot gaf Joost een handjevol zberzibarnen een trap na. Kort daarop scheurden de heren in hun truck weg, die was afgeladen met de lading dozen die Joost hen had geleverd. Toen de mistroostige Joost zelf later ook was vertrokken ben ik toch nog even een kijkje gaan nemen in de loods die hij zo onzorgvuldig open had laten staan. Maar het enige wat ik er aantrof waren vrachtladingen lege dozen. Uiteraard vroeg ik mij af wat voor geheimzinnige deal hier zojuist gesloten was en wat het kon betekenen wanneer geheimzinnige ingrediënten in handen van de graaf zouden vallen. En precies op het moment dat ik dat bedacht en één van de lege dozen controleerde, sprong er een springboon uit die dozen weg. En echt, ik zou toch zweren dat die boon niet rood, maar pimpelpaars was!”
Kortom: Kornelis Oflook verdenkt Joost Stunner, de volgelingen van graaf Schaurig en de graaf zelf.

Windhandelaren

“Het criminele brein van Gohes City zal zijn handen wel weer wassen in onschuld, maar ik ben er zeker van dat The BoBfather hier weer achter zit,” ditmaal was het verslaggeefster Olga Sloot- Koers die op geheel eigen en economische wijze haar visie op deze zaak losliet. “Zoals ons allen wel bekend, is The BoBfather nou niet echt precies een toonbeeld van eerlijk zaken doen. Nu hij begin dit jaar een nieuwe aanval op ons redactiegebouw heeft geopend, met al die vage en ongefundeerde klachten van hem, is het voor mij wel duidelijk wie hier de zaken aan het bedonderen is. Zijn lakei Jochem A. Knikker zal hem onderhand het slechte nieuws moeten hebben gegeven dat zijn bommenvoorraad nu dusdanig snel slinkt dat deze spoedig aangevuld moeten worden, anders kan hij het redactiegebouw van de Tycoon Newspaper niet meer bestoken. Niet dat dat veel zoden aan de dijk zal zetten, want Karel Riemelneel en zijn hulpjes zijn hem tot noch toe steeds te slim af geweest. Maar afijn, The BoBfather zal er ongetwijfeld zijn spaargeld niet voor willen aanspreken om nieuwe bommen te kunnen kopen, dus gooit hij het over een andere boeg. Zoals ik de zaken nu kan overzien stuurt The BoBfather aan op een moderne versie van de tulpenmanie. Ik vermoed dat hij afgelopen nacht zijn personeel het land in heeft gestuurd om alle koffiebonen te stelen die er maar te vinden waren, met als doel: het veroorzaken van een heuse bonencrisis. Het plotselinge verdwijnen van alle koffiebonen zal de maatschappij danig ontwrichten. Het gebrek aan de koffiebonen zorgt ervoor dat de paar bonen die eventueel nog voorhanden zijn, enkel nog bij meneer zelf te koop zijn. De financiële tak van zijn personeel, de Windhandelaren, bieden de koffiebonen nog wel aan, maar uiteraard alleen wanneer je er een astronomisch bedrag voor neerlegt. Let op mijn woorden,The BoBfather presenteert eerdaags aan ons: ‘de woekerboon’. Ons land kent genoeg cafeïnejunks om in die val te trappen, zodat men er de laatste spaarcenten voor over heeft om aan zijn bonen te komen. De kas van The BoBfather stroomt vol, ten kosten van de koffieliefhebber. En als we het toch nog even over de kleur van de bonen hebben, het zou mij niets verbazen dat The BoBfather zijn woekerboon voor de gelegenheid paars verft!”
Kortom: Olga Sloot- Koers verdenkt The BoBfather.

Wie heeft het bij het rechte eind?

Onze eerste ondervragingen leverden duidelijk een aantal erg uiteenlopende conclusies op. Het opvallende is wel dat alle vijf de theorieën, hoe voorbarig misschien ook, allen een zekere (paarse) springboon als connectie lijken te hebben. Dit zou een eerste concrete aanwijzing kunnen zijn om de dader mee op het spoor te komen die achter deze grootschalige koffiediefstal zit. Dit inzicht bracht mij terug bij onze eerste ondervraagde die, niet geheel toevallig, erg thuis is in de verschillende soorten bonen. Hoewel Wilburt Eerman ons geen druppel koffie meer kon voorzetten vandaag, schoof ik toch nog eens bij de Maten van Willekeur aan en werd ik, bij gebrek aan beter, getrakteerd op een bakkie ‘Gewone thee’ van het huis. Ondanks zijn vergaarde kennis over de verschillende type bonen die er bestaan verklaarde hij geen weet te hebben van een boon die in de kleur paars bekend staat, laat staan dat hij er een springerige versie van kende. Wat hij ons inmiddels wel wist te vertellen is dat hij van enkele van zijn klanten heeft vernomen dat er evengoed nog wel een paar bonen in het land te vinden zijn, al zijn het er niet veel. Dus wil men echt nog aan koffie kunnen komen, dan moet er echt gesprokkeld gaan worden.
Al filosoferende over de verschillende verklaringen van de Tycoon Newspaper-collega’s overtuigde ik mij ervan dat één van hen ons ondertussen de gouden tip moest hebben bezorgd. Maar ja, wiens verdenking leidt ons tot de oplossing van dit mysterie? Terwijl ik druk doende was met in die grijze massa van mij alle speculaties op een rijtje te zetten, begon het buiten ineens hard te regenen. Het was precies zoals Wilburt al had voorspeld. De bartender die op de redactie ook als meteoroloog bekend staat, gaf eerder al aan dat hij erg verdrietig was geworden van het gebrek aan cafeïne. En je weet het, als Wilburt’s humeur verandert, verandert daarmee vaak ook het weerbeeld.
Uiteindelijk besloot ik dat het tijd werd om dit onderzoek naar het volgende niveau te tillen, dus maakte ik al aanstalten om te vertrekken. Maar door de wolkbreuk die nu stevig aan het huishouden was, twijfelde ik wel of ik daar nu voor naar buiten zou trekken of dat ik niet liever achterin de Maten van Willekeur een provisorisch kantoor zou optrekken. Wilburt interpreteerde mijn blik en begreep mij twijfel. En juist toen ik van de barkruk gleed en hij mijn lege theeglas van de toog pakte, sprong er tussen ons een klein voorwerp op dat wij hier beide eerder nog niet hadden ontdekt. Wilburt en ik waren beiden al even verbaasd.
“Krijg nou de snoïtis!” riep Wilburt uit. “Is dat niet zo’n paarse springboon waar we het net over hadden?”
“Dat is het zeker,” antwoordde ik resoluut. “We moeten hem tegenhouden.”
Op dat moment kwam juist mijn kompaan Koen Voet het café binnenstappen. Hij trok de deur open op het moment dat de paarse springboon, die blijkbaar een eigen leven leek te hebben, z’n kans schoon zag en overduidelijk naar buiten wilde glippen.
“Koen, je laat hem ontsnappen!” riep Wilburt, en verklaarde: “Het is een paarse springboon!”
Zich niet bewust van wat er aan de hand was, wilde Koen ergens op reageren maar de boon sprong hem zo snel voor bij dat hij weg was voor hij realiseerde wat hem passeerde.
“Nee!” riep ik uit. “Dit kunnen we ons niet laten gebeuren. Volg die boon!”
En zo raceten Koen Voet en ik de stromende regen in naar buiten en openden we de klopjacht op de paarse springboon.

Terwijl wij bezig zijn om een paarse springboon te stoppen, kun jij ons wellicht helpen: Het Gohes City Forensisch Instituut looft
120 sterren uit aan iedere Snooier die ons weet te vertellen welke Tycoon Newspaper verslaggever ons de gouden tip bezorgde. Om te voorkomen dat ons bureau volstroomt met tips, houden we het graag overzichtelijk, iedereen mag maximaal één suggestie doen.
Verder zouden we het waarderen als je, naast het aanwijzen van de theorie waarvan je meent dat die juist is, uitlegt waarom dit volgens jou de gouden tip moet zijn.

Meedoen kan uiterlijk t/m eind april.

Een Hongaarse zaak met Tinus Icket als hoofdverdachte

Voor dit verhaal heb ik de inspiratie opgedaan in Boedapest, de hoofdstad van Hongarije. Toen ik daar met mijn gezinnetje een lang weekend heerlijk heb kunnen nazomeren en we vele bezienswaardigheden samen heb bezocht, deed ik op een avond zodra ik onder de douche vandaan stapte ineens een wel erg aparte ontdekking. Een man die zich een paar cabines verderop ophield had ik al die tijd geen geluid horen maken. Maar hoe kan dat? vroeg ik mij af. Je maakt toch altijd wel iets geluid wanneer je tien minuten onder de douche staat? Dus zodra ik de ruimte met de douches verliet, kon ik het niet laten om toch even voorzichtig te gluren of het wel goed ging met deze man. En wat bleek? Hij lag gewoon in de cabine zijn roes uit te slapen! En wie mij dan een beetje kent, weet dat er in mijn hersenpan dan al meteen een verhaal begint te ratelen. Aldus ‘Raining chestnuts’. Met de groeten uit Boedapest.

“De muzikale fontein was prachtig hè, schat?” zei Jenny met een gelukzalige glimlach rond haar mond terwijl ze haar man Tinus aankeek. “Wel jammer dat de muziek niet aan stond. We waren er toch echt op het moment dat er in de gids staat aangegeven dat hij een concert moest geven.”
Tinus zei niks, maar antwoordde met een instemmend keelgeluid. Bijna stoïcijns duwde hij de rode buggy voor zich uit waarin hun bijna twee jaar oude dochter Joaquima nog wat slaperig voor zich uit staarde. Hij en zijn gezin genoten nog even van hun lange weekend in Boedapest. Het was de laatste dag van hun korte vakantie, welke zij doorbrachten op dezelfde plek waar zij deze de dag na aankomst hadden besteed: Margaret Island. Jenny was op het idee gekomen hun reis daar af te sluiten aangezien het weerbeeld er nu beter voor stond dan op de dag dat ze hier voor het eerst waren. Toen begon het in de tweede helft van de ochtend te miezeren. Margaret Island is een eiland dat midden in de hoofdstad centraal is gelegen in de rivier de Donau, dat lokaal de Danu wordt genoemd. Het gehele eiland is een stadspark, ingevangen door de Margarethabrug en de Árpádbrug, die beide de vroeger nog afzonderlijke steden ‘Boeda’ en ‘Pest’ verbinden. In het park is een speciaal parcours aangelegd dat gemakkelijk vijf kilometer beslaat en joggers daarmee het hele eilandoppervlak laat zien. Voor sporters is het er sowieso een paradijs omdat er verschillende faciliteiten te vinden zijn, zoals een tennisbaan, een atletiekbaan en het Álfred Hájos sportzwembad. Maar ook voor hen die net wat minder sportief zijn aangelegd of gewoon zomaar de benen willen strekken is het er prima vertoeven. Het eiland biedt veel natuurschoon, gedomineerd door de talrijke grote kastanjebomen. Het eiland is op z’n mooist in de lente, maar het zal je ook fascineren in de herfst wanneer het gebladerte een mix van kleuren laat zien variërend van geel en oranje tot roodbruin, zoals nu het geval is.
Het park straalde een natuurlijke serene rust uit. De balans van schaduwen en het licht dat daarbij door de bomen viel was perfect. Terwijl Jenny op de camera de onlangs geschoten foto’s van de fontein nog eens doorliep, keek Tinus dromerig voor zich uit. Tussen de bladeren van twee berken hing een enkele draad van een spinnenweb dat glinsterde in het ochtendlicht. Zijn blik was er onbedoeld op gefixeerd. Toch had Tinus moeite om aan deze overdaad van luisterrijke indrukken toe te komen. Zijn gedachten waren namelijk nog steeds bij de ontdekking die hij de voorgaande avond had gedaan.

Terug van hun klimtochten aan Gellért Hill en Castle Hill kon het contrast met de verwarmde stoombaden uit Gellért Spa haast niet groter; om de kosten van hun reis te drukken hadden Tinus en zijn gezin een low budget overnachting geboekt op een botel nabij het Margaret eiland, met krappe kajuiten en erg eenvoudige douches. Tinus trok zich terug in de toiletruimtes van dit drijvende verblijf, waar deze voorziening tegenover de wc’s was aangebracht. Drie betegelde hokjes met een plastic gordijntjes ervoor was alles wat de douchecabines voorstelden. De douchekoppen kon je niet ophangen omdat alle beugels kapot waren en tenminste één van de slangen lekte. Trok je het gordijntje iets te veel naar links, dan kon men aan de rechterkant bij je naar binnen gluren en vice versa. Privacy was er dus ver te zoeken. Zelfs een eenvoudig haakje om je kleren aan op te hangen, was iets te veel gevraagd. Wilde men zich erin opfrissen, dan moest je bovendien op de koop toe nemen dat je vaak tegenover een paar schijtende Hongaren stond. Smerig was het er eigenlijk niet eens, maar voor je plezier jezelf een half uur schoonspoelen zullen weinig mensen hier graag doen.
Gelukkig maakte de overvloed aan wat de stad Boedapest te bieden had het gebrek aan luxe meer dan goed, zodat Tinus zich troostend met die gedachte naar de achterste doucheruimte begaf. Was dat onbewust omdat hem dat nog het meeste gevoel van privacy gaf? De voorste was in elk geval bezet. Na zich te hebben uitgekleed hing hij zijn kleren – zoals hij de dagen ervoor ook had gedaan – maar even op achter de in onbruik geraakte stang waar normaal de doucheslang mee op hoogte gehouden werd. Creatief probeerde hij zichzelf in te zepen en af te spoelen, zonder zijn opgehangen kleren nat te maken. Hetgeen aardig lukte. Door de warme waterstralen op zijn gezicht en bovenlichaam te richten stelde hij zich voor dat hij nog met z’n gat in de Hongaarse thermen dreef. Dit beeld kon hij echter maar moeilijk vasthouden; uit één van de hokjes tegenover hem klonken naargeestige geluiden waar hij zich liever geen visuele voorstelling van wilde maken. Ze verscheurden de stilte die er had geheerst toen Tinus dit vertrek was binnengestapt. Stiekem had hij natuurlijk gehoopt dat er, behalve de persoon in de eerste doucheruimte, in elk geval niemand op het toilet zat. En dat maakte een nieuwe gedachte bij hem los; het viel hem namelijk op dat hij de persoon in de voorste cabine nog helemaal niet had gehoord. Tinus stond hier toch al gauw een minuut of tien en had toch op z’n minst geluiden verwacht van iemand die zich aan het af te drogen was, stromend water, het ritselen van het gordijn of andere geluiden die bij het douchen pasten. Zou de man zich zo ongemakkelijk hebben gevoeld toen er op het toilet plaatsgenomen werd dat hij zich niet durfde te verroeren? Ach, kom op Tinus, dacht hij bij zichzelf terwijl hij dat absurde idee uit z’n hoofd schudde. Die Hongaren hier zijn allen van die kloeke types. Die trekken zich echt geen reet aan van hoe andere mannen zich hier onbehouwen ophouden. Aldus probeerde hij dit gegeven te negeren en concentreerde hij zich weer op het zichzelf afdrogen, zijn kleding droog houden en daarmee en het bewaren van zijn evenwicht. Toen hij ten slotte klaar was en wonder boven wonder droog en ongeschonden de cabine verliet moest hij langs de voorste wilde hij de toiletruimtes weer kunnen verlaten. En in het voorbijgaan van de ruimte waar de andere man zich nog altijd stil hield, kon Tinus zijn plichtsgevoel toch niet onderdrukken om toch even te controleren of het wel goed met hem ging. Tinus is immers bedrijfshulpverlener. Dus aarzelde hij even toen hij bij de entree voor het wastafeltje stond wat hij zou doen. IJdel als hij is wilde hij toch nog even een blik werpen in de spiegel, dus zou niemand ervan hebben opgekeken wanneer hij zich daar ophield. Nu worstelde hij toch even: aan de ene kant vond hij dat hij de man moest controleren, maar aan de andere kant zou hij zichzelf daarmee wel confronteren met een naakte man. Had hij daar wel behoefte aan? En hoe zou die vent daar op reageren, helemaal wanneer er niets aan de hand bleek?
“Hello sir? Are you okay?” probeerde hij uiteindelijk, puur op stemgeluid en zonder aan het gordijntje te zitten. Maar er kwam geen reactie. Direct realiseerde hij met een schok dat de andere man die blijkbaar op het schijthuis zat, zich daarop eveneens verdacht stilhield. Was dat ook niet vreemd? Maar toen Tinus daar even bij nadacht bedacht hij dat hij misschien net zo zou hebben gereageerd. Hij stond op het punt de situatie maar te negeren door de deur naar de gang al te openen, toen hij juist daardoor een hoek in zijn beweging ontdekte waardoor hij onopvallend bij de man naar binnen kon gluren. Het bleek precies voldoende om een glimp op te vangen van de conditie van de man zonder hem volledig in zijn adamskostuum te hoeven bewonderen. Het resultaat was onthutsend. Tinus schrok zich wezenloos; de man lag in een onnatuurlijke houding bewegingsloos op de grond.

“Nog steeds met je hoofd bij gisterenavond?” vroeg Jenny ongerust zodra ze merkte dat Tinus wat afwezig was. Abrupt werd Tinus hierop uit zijn roes en de mix van beelden getrokken waarin hij zojuist verzonken was en zijn belevingswereld maakte weer plaats voor de geuren en kleuren van het hier en nu. Twee mannen op grote grasmaaiers trokken voor hen links en rechts wilde patronen door de grasperken. De één deed z’n werk verderop over het veld, terwijl de andere grasmaaier langs het voetpad scheerde en het groene maaisel vers voor het wandelend gezinnetje opwierp, op een afstandje nog ver genoeg van hen verwijderd dat normaal ademhalen mogelijk bleef. Vol ontzag keek de kleine Joaquima vanuit de buggy naar het spektakel van dit parkonderhoud, terwijl Tinus de diepbruine kijkers van zijn vrouw ontmoette.
“Ja, sorry schat. Die ontdekking van zondag blijft nog wat door mijn hoofd spoken. Het gebeurt gelukkig niet iedere dag dat je een dode man in je botel vindt, nietwaar?”
Jenny knikte op haar typische manier ietwat onverschillig en haalde met eenzelfde gebaar haar schouders even op.
“Het was in elk geval erg lief van Karel dat hij aanbood om het onderzoek te ondersteunen. Dat hoefde hij echt niet te doen, hè?” haalde Jenny aan, terwijl ze controleerde of ze de dop al op de camera had gedraaid. Ze doelde daarmee op de tussenkomst van Tinus’ collega waarmee hij thuis in Nederland geregeld op de redactie samenwerkt en waarmee hij gisterenavond laat nog contact had gelegd. Het begon inmiddels al bijna nachtwerk te worden toen Tinus nog op het plaatselijke politiebureau aanwezig was voor de ondervragingen. Daar leek maar geen einde aan te komen, terwijl Tinus ze niet heel veel meer kon bieden dan te vertellen dat hij met zijn gezinnetje op vakantie was en toevallig deze man levenloos in de doucheruimte vond. Het begon er onderhand op te lijken dat hij zelf als verdachte werd aangemerkt. Voor zijn dames had hij daarom uiteindelijk maar een taxi naar het botel geregeld, zodat Joaquima nog een beetje op tijd naar bed kon. Vervolgens had hij hulp ingeroepen vanuit Nederland.
“Dat was beslist erg aardig van hem. Hoewel ik weet dat ik hem altijd kan bellen, was het voor hem toch ook een latertje geworden. We zijn tot na middernacht in gesprek geweest.”
“Maar hij zal nu niet naar Boedapest komen toch?” vroeg Jenny, oprecht begaan met Karel’s eigen tijdbesteding. Het verloop van de bewuste late verhandelingen had ze nog niet vernomen, omdat ze toen zelf ook al in dromenland verkeerde.
“Nee, dat zal niet nodig zijn denk ik. De hele reden waarom ik vroeg of ik hem mocht bellen is vanwege zijn invloeden in buitenlandse delicten en natuurlijk zijn reputatie als vooraanstaand rechercheur.”
Jenny keek opnieuw Tinus even aan en trok bedenkelijk een wenkbrauw hoog op. Tot noch toe had ze van Karel steeds een beeld ontwikkeld van een stuntelige speurder die met zijn grote politielaarzen dwars door alle plaatsen delict heen stampt.
“Ik weet wat je denkt schat,” reageerde Tinus meteen, zodra hij de blik van zijn vrouw interpreteerde. “Karel mag misschien ogen als niet de aller handigste rechercheur aller tijden, maar hij heeft ondertussen wel een goed woordje voor me kunnen doen, zodat we zonder verdere verplichtingen weer vanuit Hongarije naar Nederland kunnen vliegen.”
Jenny glimlachte tevreden. Dat was inderdaad wel een geruststelling. Hoewel ze erg had genoten van het lange weekend in deze hoofdstad met de vele prachtige bezienswaardigheden, wilde ze ook wel weer graag naar huis. “Dus hebben ze je niet meer nodig om te weten hoe deze man is gestorven?”
“Ik moet mezelf natuurlijk wel beschikbaar houden. Maar daarvoor hoef ik niet binnen landsgrenzen te blijven. Afgesproken is dat ze met Karel of mij contact zullen opnemen, mocht aanvullende informatie wenselijk zijn. Ze zullen altijd eerst met Lou Bas schakelen, een ex-collega van Karel waarmee hij eerder in Nederland heeft samengewerkt.”
“Een collega van Karel? Woont hij hier, in Boedapest?”
“Hier aan de ‘Pest-zijde’,” antwoordde Tinus, terwijl hij met zijn mond naar de oostelijke zijde van de Donau wees. Deze manier van het met pruilende lippen in een specifieke richting wijzen is een gewoonte die Tinus had overgenomen uit de Filippijnen, waar zijn vrouw vandaan kwam. Het werkte erg aanstekelijk op hem. “Ik geloof dat Karel zelfs zei dat Lou hier geboren was en dus zijn carrière hier wilde voortzetten. Hij woont en werkt hier nu alweer een paar jaar en is direct bij het onderzoek betrokken. Je hebt kans dat ik zo nog wel door hem of door Karel gebeld zal worden. Voor de rest kunnen we nog even van onze dag genieten, voordat we dadelijk naar het vliegveld terug moeten.”
“Klinkt goed. Al ben ik nu ook wel nieuwsgierig hoe de man die je gisteren vond…”
Jenny kreeg de kans niet haar zin af te maken. Ze werd onderbroken door een luide ringtone uit Tinus’ broekzak, waarmee tegelijk de rust in het park werd verstoord.
“Momentje schat,” reageerde Tinus en greep daarop naar zijn telefoon die hij vervolgens demonstratief met het display naar zijn vrouw gericht aan haar liet zien. “Als je het toch over de duivel hebt.”
Jenny trok betekenisvol zuur haar lippen samen. Het was één van haar vele cartooneske gezichtsuitdrukkingen waardoor Tinus zo gek op haar is. Hij grijnsde en genoot van haar bijna afkeurende blik. De buggy gaf hij aan zijn vrouw door en stond de beller te woord.
“Karel. Wat een verrassing. We hadden het net over je,” de zucht die Tinus hierbij ongegeneerd liet gaan kon zijn gesprekspartner, ondanks de afstand die er tussen hen zat, niet zijn ontgaan.
“Euh, hoi Tinus. Ik stoor je toch niet?” antwoordde Karel.
“Absoluut niet. We branden van nieuwsgierigheid. We willen graag weten wie er achter de dood van de man zit.”
“Nou, dat klinkt ook niet echt overtuigend.”
“Wat heb je voor ons?” Tinus’ woorden klonken absoluut sarcastisch, hetgeen Karel niet ontging. Toch kende hij zijn vriend goed genoeg om te weten dat dit iets onbenulligs tussen hem en Jenny moest wezen waardoor hij al snel besloot het te negeren.
“Het zijn de Hongaren, Tinus. Ze willen van je weten waar je gisteren allemaal hebt uitgehangen.”
“Wat?” nu klonk er wel wat irritatie door in zijn stem. “Dat heb ik ze gisteren toch allemaal al verteld? Ik heb ze zowat ons halve reisverslag zien meepennen. Proberen ze nu via jou ook nog te toetsen of mijn verhaal wel klopt? Belachelijk. Nou ja, jij hebt in elk geval recht te weten waar we zijn geweest. Anders had ik het je op kantoor toch verteld. We hebben gisteren gezwommen in de thermen van Géllert Spa. En daarna hebben we de heuvels die daarnaast aan de Budazijde van de rivier liggen verkend en hebben de dag afgesloten met een diner in het Spoon restaurant. Daarvoor moesten we de Chain Brigde oversteken, één van de vele bruggen hier in deze stad, omdat het restaurant aan de andere kant ligt en zijn daarna langs de Pestzijde terug naar ons verblijf gelopen.”
“Ja ja, ik hoor het alweer. Je hebt je weer flink in de watten laten leggen door Jen,” reageerde Karel, die van Tinus wist dat Jenny op hun vakanties meestal degene is die de portemonnaiee trekt. “En hoeveel wijn had je toen al op?”
Inmiddels drong het tot Tinus door dat zijn vriend hem weer eens zat te stangen. Ineens realiseerde hij dat hij zich weer eens door de inspecteur had laten meevoeren.
“Karel? Je bent onverbeterlijk. Je belt me toch niet serieus op om even te controleren hoe diep ik in het glaasje heb gekeken? Kom op man.”
Karel moest even vermakelijk lachen. Dit was niet de eerste keer dat hij Tinus in het ootje nam. Hij stonk er zo makkelijk in dat hij zich al verkneukelde voordat hij zijn nummer had gedraaid. Verder beheerste hij zich omdat hij zijn vriend serieuzere zaken mee te delen had.
“Wat heb je echt voor me?”
Tinus hoorde Karel een slok van zijn koffie nemen voordat hij vervolgde.
“Ik heb vanmorgen Lou gesproken en ze hebben enkele achtergronden nagetrokken van het slachtoffer. De man heet Szilágyi Endre. Ik heb even moeten studeren op die naam. Anders dan we in het Nederlands gewend zijn van de volgorde van voor- en achternamen, is het in het Hongaars gebruikelijk om dat om te draaien. Maar laten we hem gewoon Endre te noemen, dat lijkt mij wel zo praktisch. Zijn naam was niet zo heel moeilijk te achterhalen, daar zijn ze via de receptie van het botel zo aan gekomen. Alleen, anders dan met passanten zoals jullie, wisten ze in het geval van Endre ook zonder in het register van hun boekingen te duiken meteen te zeggen dat het om hem moest gaan. Hij was inmiddels een vertrouwde gast die al enkele weken op de botel stond ingeschreven. Endre verbleef onder in het drijvende hotel in hetzelfde type vertrek waar jullie ook verblijven, waaruit valt op te maken dat de beste man niet al te veel geld had om te besteden. En daarmee droogt het botel als bron van informatie ook meteen op. Dit komt doordat Endre er geen echt opvallende gast was. Dat heb je met sommige mensen. Die komen en gaan zonder dat je de kans krijgt om hun aanwezigheid echt op te merken. Ondanks zijn reeds langere verblijf sprak hij namelijk weinig met het personeel en besteedde hij juist meer tijd buiten dan op het botel. Hij was dus net een actieve kat, die alleen naar huis kwam wanneer je met voer rammelde of de bak weer had verschoond.”
“En zijn beroep, zijn ze daar al meer over te weten gekomen?” wilde Tinus weten. “Zijn er mensen die hem missen? Had hij voorbeeld een gezin?”
“Nee, zover zijn ze nog niet. Vergeet niet dat we pas één nacht verder zijn na jouw ontdekking. Zulke gegevens duren vaak iets langer voordat men daar achter is. Ik verwacht dat ze daar vanmiddag wel iets verder in zijn. De eerste inzichten komen vaak het snelst uit het plaats delict naar voren, omdat daar de eerste tastbare bewijzen gevonden worden. Al heeft dat in het geval van deze Endre voorlopig juist alleen maar meer raadsels opgeleverd. Wat ons tegen zit, want dat maakt dat jij daardoor langer op het verdachtenbankje blijft zitten.”
“Maar ik dacht dat we gisteren het sein vrij hadden gekregen, zodat Jenny en ik met Joaquima vanmiddag naar huis kunnen?”
Tinus voelde zich ineens wat ongemakkelijk en richtte zijn blik op zijn gezin, dat geduldig naast hem was blijven lopen. Jenny was ondertussen door Joaquima afgeleid doordat ze naar een stel vogels bleef wijzen en daarbij indringend ‘tie-tie’ bleef roepen, haar verzamelwoord voor vogels waar ze de naam nog niet van wist. Het betrof een drietal grote bonte kraaien, waarvan Tinus zo gauw de soort niet kende en ze daarom door hun uiterlijk en militaire loopje de ‘communistische kraaien van Boedapest’ noemde.
“Maak je niet ongerust, Tinus,” vervolgde Karel. “Het was verstandig van je om mij in te schakelen. Via Lou hou ik de lijn in dit onderzoek vanuit Nederland open. Zolang we de echte doodsoorzaak van Endre kunnen achterhalen, zal het forensisch team in Hongarije al snel haar interesse in jou hierin verliezen.”
“Ja, want daar ben ik nu ook wel echt nieuwsgierig naar. Is er op dit punt al duidelijk of het om een ongeluk gaat of is Endre door iemand omgebracht?”
“Daar zijn ze nog niet zeker van. Ze zijn al wel begonnen met de obductie. Daarbij wordt er door een patholoog anatoom bekeken hoe Endre kan zijn gestorven. Ons geluk is dat Lou nauw samenwerkt met deze lijkschouwer, zoals dat ook wel wordt genoemd, zodat hij mij daar vanmorgen al iets over kon vertellen.”
Tinus schoof het toestel nog wat beter tegen de schelp van zijn oor. Hij was oprecht benieuwd wat ze nu al over de doodsoorzaak te weten waren gekomen.
“Eén van de eerste dingen die de lijkschouwer meteen opviel was een verwonding boven op de rug van deze jonge man. Onder het rechterschouderblad is zijn huid namelijk stuk en ligt er een flinke bloeduitstorting omheen. Daarom wordt vermoed dat Endre ergens met veel kracht tegenaan is geknald of dat er met een hard voorwerp tegen zijn rug is geslagen. Maar omdat er ook vezels van zijn kleding in de wond terecht zijn gekomen, wordt er eerder aan het eerste gedacht.”
“Huh, waarom?” vroeg Tinus. “Kunnen ze dat daaruit opmaken?”
“Hm, zeker,” reageerde Karel, na opnieuw een teug koffie. “Gesteld dat er iemand was die Endre op de rug had geslagen, met bijvoorbeeld een honkbalknuppel of zelfs een vuil stuk hout, dan had zijn kleding recht ingeslagen geweest op de plek waar hij nu een wond heeft. Zijn jas moet dan het vuil hebben opgevangen. Dat blijkt ook wel, want ze hebben viezigheid op zijn jas aangetroffen. Maar wanneer er zo’n slag is uitgedeeld dan is het onwaarschijnlijk dat er ook materiaal werd overgedragen van zijn kleren op de wond. Je slaat geen stof los door er recht op te slaan, tenzij het om een erg oude jas gaat en dat droeg Endre niet. Dus is het aannemelijker dat hij tegen een harde ondergrond viel, omdat er redelijk wat synthetisch stof van zijn pullover is losgescheurd en in de wond terecht is gekomen. We spreken natuurlijk van enkele fijne vezels die je nog net met het blote oog kunt zien, maar toch.”
“Goh zeg, dat ze dat allemaal aan een wond kunnen aflezen. Dus begrijp ik goed dat Endre gewoon erg ongelukkig is gevallen?”
Karel pauzeerde even door zijn beker leeg te drinken en deze weg te zetten, voordat hij weer antwoordde.
“Ik weet wat je denkt, Tinus. Alleen verwacht ik eerlijk gezegd niet dat die wond Endre het leven heeft gekost. Zoals je waarschijnlijk wel hebt begrepen en hebt kunnen zien was Endre nog slechts een jonge gast. Uit de gegevens van het botel blijkt dat hij zevenentwintig was, een vitale jonge knul die mijns inziens wel tegen een stootje kan. Hoe lelijk die wond er ook uitziet, aannemelijker is nog steeds dat hij die wond eerder of later opliep naast het algehele letsel waar we mee te maken hebben.”
“Ik ben je even kwijt. Wat bedoel je met dat ‘algehele letsel’?”
“Zoals ik reeds aankondigde was die wond achter op zijn rug niet het enige wat de lijkschouwer direct opviel.”
“Je houdt me in spanning, Karel. Wat heeft hij nog meer kunnen vinden?”
Karel ademde even diep in en zuchtte flink uit. Dat was vaak het teken dat de inspecteur iets zou verkondigen waar hij zelf met zijn pet ook niet bij kon.
“Je herinnert je vast het roze slijm nog wel dat uit de mond van ons slachtoffer droop toen je hem vond.”
Tinus humde als teken van instemming.
“Dit roze slijm wordt ‘sputum’ genoemd en staat voor speeksel dat vermengd is met bloed dat wordt opgehoest uit de diepe luchtwegen. Daarnaast had Endre een bleke sterk opgeblazen huid en bloedingen in de oogslijmvliezen. Zijn neusgaten stonden wijd open en aan de huid rondom zijn lippen en nagels was te zien dat er sprake was van cyanose. Dat wil zeggen dat de huid blauw kleurt door de aanwezigheid van gedeoxygeneerde hemoglobine in de bloedvaten in de buurt van het huidoppervlak.”
“Karel. Iets minder uitleg en vakjargon alsjeblieft. Wat duidt dit allemaal op?”
“Waar het op duidt Tinus, is dat jouw slachtoffer verdrinkingsverschijnselen vertoont.”
Even viel er tussen de heren een korte stilte.
“En dat kan niet?” vroeg Tinus.
“Wel,” zei Karel. “Niet tenzij iemand hem kort daarvoor verzopen heeft en hem daarna in zijn blote gat onder de douche heeft geplaatst. Dat lijkt mij op zich al een hele prestatie om dat onopvallend op een botel te ensceneren. Maar wat ik vooral niet snap, is dat Endre’s lichaam volledig was ingezeept. Op het moment dat hij verdronk, wilde hij zich waarschijnlijk juist gaan afspoelen. Dus waarom was al dat zeep nog op zijn huid aanwezig?”

Joaquima mocht eindelijk zelf weer eens de benen strekken. Na een korte wandeling door het eilandpark, waarbij ze haar vader gemakkelijk een derde ervan aan de telefoon had zien hangen, maakte mama eindelijk het gordeltje los van haar buggy. Het gezinnetje was teruggekeerd naar de kant van het eiland waar je er via de Margarethabrug op kwam en je in alle rust van de muzikale fontein kon genieten. Ook ditmaal werd er geen muziek afgespeeld, maar daar lieten Jenny en Tinus zich al niet meer door afleiden. Mogelijk was hij stuk of was er sprake van onderhoud. Ze hadden ervoor gekozen om zich nog even op te houden bij een open veldje dat aan het voetpad werd geflankeerd door enkele grove kastanjebomen. Majestueus pronkten de imposante loofbomen aan het openbaar groen. Uit de schutbladen hadden zich eerder dit seizoen flinke bolsters gevormd die overvloedig de aandacht opeisten tussen de grof gezaagde lancetvormig bladeren. Startklaar om de onbegonnen strijd aan de gaan met de zwaartekracht gluurden enkele glanzende vruchten al voorzichtig door hun stekelige pantsers.
“Papa!” klonk het vol enthousiasme toen Joaquima al uit de buggy begon weg te rennen terwijl haar moeder nog bezig was om één van haar armen los te wurmen. In volle sprint vloog ze achter haar vader aan. Tinus had het idee opgevat zijn dochter uit te dagen door het grasveld op te rennen. Nergens was een bordje te bekennen dat dit niet mocht en aangezien ze ook andere mensen van de velden gebruik zagen maken voelde hij zich niet geremd. Behendig griste hij vast enkele ontblote kastanjes van het veld terwijl hij met ingehouden tred speels voor zijn dochter uitrende.
“Papa!” schreeuwde Joaquima weer naar haar vader. En uit haar intonatie kon Tinus opmaken dat hier de grens lag tot waar hij zijn dochter kon uitdagen voordat ze er driftig van zou worden. Prompt stopte hij op de plek waar hij stond en draaide zich naar haar om. Joaquima vloog in volle vaart in haar vaders armen die hij voor haar omlaag hield waarop vader en dochter door haar snelheid omvielen en in het gras verder stoeiden. Op de achtergrond had Jenny ondertussen de buggy wat uit het looppad geplaatst en was ze zelf neergestreken op één van de talrijke parkbankjes. Zorgvuldig had ze er een gekozen die niet precies in het bereik van de kastanjes stond, want in tegenstelling tot haar durfals had ze het zelf niet zo op de voortdurende kastanjeregen. Het kruispunt van de wandelpaden waar Jenny zat telde precies twee kastanjebomen, beide rechts van haar, ieder in een hoek van een veld. Langs de bast van de verste van de twee kon ze haar man en dochter zien ravotten.
Tinus was het gesprek met Karel blijkbaar alweer even vergeten. Zijn aandacht ging nu volledig op aan de tijd die hij met zijn kleine meid spendeerde. De amper twee jaar oude Joaquima had zich inmiddels uit de knuffelgrage armen van haar vader verlost en was plagend bij hem weggerend. Jenny sloeg de twee gade en schreeuwde vanuit de verte iets over de boomvruchten die ze langs Joaquima naar beneden zag suizen, maar zowel Tinus als zijn dochter ontgingen het schijnbare gevaar evenals de moederlijke bezorgdheid.
“Quima!” riep Tinus naar zijn dochter en wierp haar een van de kastanjes toe die hij onderweg had opgeraapt, haar aanmoedigend naar hem hetzelfde te doen. Hij realiseerde dat hij haar hiermee wel aan het aanleren was om met spullen te gooien, maar de verleiding om dat hier niet te doen was simpelweg te groot. Zijn dartele dochtertje draaide zich naar hem om en begreep direct wat er van haar verwacht werd. Vanuit haar onderzoekende karakter bestudeerde ze de kastanje eerst voordat ze hem weg wierp. In haar kleine knuistje had de glanzende vrucht zowat een tennisbal geleken. Echt heel veel deed het daar niet eens voor onder; de grootste kastanjes die je hier op Margaret Island kon vinden kon je naast een kleine mandarijn leggen en discussiëren over welke van de twee de grootste was. Het lukte haar maar net om hem met één hand op te werpen. Ver komen deed hij natuurlijk niet. De boog waarin ze hem weg smeet was veel te hoog, maar daar ging het niet om.
Tinus stapte ondertussen op zijn dochter af en deed net alsof Joaquima hem net had geraakt. Hij acteerde dat hij pijn had. Hier moest ze erg om lachen. En dat prikkelde hem. Hun act en haar lachje werkte zo aanstekelijk dat ze erin bleven en Tinus het slachtoffer bleef spelen in een zogenaamde regen van kastanjes.
Op den duur kreeg Tinus er toch genoeg van en besloot hij uit de strijd met zijn dochter te stappen door even in het gras onder de boom te gaan liggen. Zoals de zon hier door het gebladerte viel was het heerlijk. Joaquima echter ging ongestoord verder. Hoewel de kastanjes aan de voet van de stam dichterbij lagen had ze meer oog voor het aantal dat verder in het gras lag. Tinus genoot met volle teugen van het leven en sloot voor een moment zijn ogen. Op een afstandje hoorde hij zijn dochter lachen en steeds om papa gillen. Ook alleen vermaakte zij zich prima. Onderwijl dwaalden Tinus’ gedachten toch weer af naar de dag ervoor en de analyse uit gesprek met Karel. Het was slechts een mix van woorden en van beelden, maar op een of andere manier vond hij er toch zijn rust in. Het zou de laatste keer zijn dat hij gedurende het verblijf in Boedapest met zijn gedachten bij de man uit de doucheruimte was. Toen Tinus nog praktiseerde over hoe Endre aan zijn einde was gekomen voelde hij ineens een harde doffe klap midden op zijn borst.
“Oef!” bracht hij automatisch uit en opende gauw zijn ogen op wat hem was overkomen. Instinctief richtte hij zich op en merkte daarbij hoe één van de enorme kastanjes van zijn borst rolde. “Joa-” Tinus wilde al naar zijn dochter roepen, om haar te manen een beetje voorzichtig met papa te zijn. Soms kon ze wat ruw wezen, maar toen Tinus zag dat Joaquima rustig met haar benen wijd in het gras van hem afgekeerd met de kastanjes aan het spelen was, begreep hij dat hij het zelf was die onvoorzichtig was geweest. Hij wreef over zijn borstbeen waar de boomvrucht met veel geweld op was neergekomen en keek gebeten omhoog.
“Voor tamme kastanjes vind ik ze toch behoorlijk moordzuchtig,” sprak hij toen, vooral tegen zichzelf. Ruggelings lag hij zich daarna te verwonderen over de kracht en het gewicht van de kastanje die hij in zijn handen genomen had.
“Papa!” hoorde hij toen weer. Aangespoord door zijn eerdere aanroep was Joaquima ondertussen opgestaan en kwam ze weer op hem afrennen. Onnozel keek Tinus voor zich uit. Wijdbeens lag hij onder de boom. Maar zodra hij dat realiseerde en zijn dochter op het onvermijdelijke afstevende vertrok zijn gezicht ineens in pure angst.
Even later landde Joaquima, in al haar onschuld, met haar knietjes…
…in een geheel andere boom.

Drie dagen passeerden. Tinus was inmiddels alweer op de redactievloer te vinden. De pijnlijke streek tussen zijn benen werd met de dag minder en daarmee het zittend kantoorwerk draaglijker. Karel had hij sinds hun laatste telefonisch onderhoud niet meer gesproken. Hij had er dus geen idee van hoe en of het onderzoek in Boedapest was voortgezet en wat zijn vriend daar eventueel nog over gerapporteerd had gekregen. Hij was zelf ook niet vanuit het buitenland benaderd, waaruit hij concludeerde dat er geen aanleiding was om Tinus verder nog als verdachte aan te merken of de ontwikkelingen in de zaak Endre moesten zijn gestagneerd. Toch hoopte hij dat Karel hem spoedig nieuws kwam brengen. Naast zijn redactiewerk aan de Tycoon Newspaper had Karel Riemelneel nog een baan als hoofd van het Gohes City Forensisch Instituut, waardoor het eigenlijk nooit viel te zeggen wanneer zijn collega’s op de nieuwsvloer hem weer kregen te zien. En kwam hij langs dan was dat vaak om verslag uit te brengen van de zaken die er op het instituut hadden gelopen of ontwikkelingen die hij had opgevangen vanuit de onderwereld. Het was een beeld waar men inmiddels wel aan vertrouwd was geraakt. Er was dan ook niemand die verrast opkeek toen de forse misdaadverslaggever halverwege de donderdagochtend de lift kwam uitstappen. Niemand, behalve Tinus. Zoals gebruikelijk mompelde hij een goedemorgen naar zijn collega’s dat door zijn zware basstem nauwelijks viel te verstaan en hing hij zijn gleufhoed en vale regenjas op aan de kapstok. Dat was wel altijd het moment dat hij door de meteoroloog Wilburt Eerman geërgerd werd aangestaard, omdat het Karel’s gewoonte was zijn grote regenjas lomp over twee haken te verdelen. Hierdoor was het voor Wilburt, aangezien hij veel kleiner van stuk was, ‘s middags soms erg moeilijk zijn jas eronder terug te vinden.
“Morrie Tinus,” groette hij zijn collega nog eens toen hij hem achterin op de afdeling naast roddelverslaggeefster Rina Oddel aantrof. Het was elke keer opnieuw een verrassing waar collega’s Tinus zouden vinden omdat hij, ondanks dat hij er de meeste dienstjaren sleet, op de redactievloer nooit een vaste plek had gehad. Inherent aan zijn functie als ‘reizende reporter’ was het keer op keer ook voor hem steeds spannend waar en of hij überhaupt een plek zou hebben waar hij aan kon schuiven. Al was er altijd wel iemand op pad om het laatste nieuws te halen, waardoor er toch steeds wel een stoel vrij was. Iedere verslaggever had inmiddels wel eens naast hem gezeten. Dat wil zeggen, iedereen behalve Kornelis Oflook natuurlijk, omdat niemand het vol kon houden om in zijn zweetlucht en andere odeurs zuurstof te kunnen halen. Laat staan dat je er geconcentreerd naast kon werken. Dus dat was al één plek waar je andere collega’s nooit hoefde te zoeken. Toch had Karel nooit moeite om zijn collega en tevens goede vriend op deze bedrijvige redactievloer terug te vinden. Aan zijn grote uilenbril herkende iedereen hem meteen en bovendien sleepte hij altijd van alles met zich mee, waardoor de onordelijkheid van zijn bureau typerend voor hem was.
“Ook goeiemorgen, Karel,” groette Tinus terug en liet het niet na om even naar de klok op te kijken waarop de middag langzaam al in zicht kwam. Het weinig subtiele gebaar ontging Karel volledig – zoals dergelijke hints hem altijd ontgingen – waarna Tinus vol verwachting op hetgeen Karel hem kwam brengen het volgende ritueel vast inkopte. “Eerst even een bakkie zeker?” gokte hij.
“Ja. Dat lijkt me goed. Daar ben ik inmiddels wel aan toe,” bromde Karel. Tinus staarde hem vol scepsis aan. Karel liet het namelijk klinken alsof hij nog niets had gedronken sinds hij zijn bed uit was gestapt. Tinus wist wel beter. Hem kennende moest de inspecteur op dit tijdstip van de dag al zeker vijf bakken koffie naar binnen hebben geteugd. Maar aangezien hij zelf ook wel behoefte had aan een shotje cafeïne liet hij de gelegenheid niet voorbij gaan en stapte graag bij zijn bureau weg om koffie te halen. Een prettige bijkomstigheid was dat dit meteen een mooi excuus was om even te ontvluchten uit Rina’s kamillewalm.
Terug met twee dampende mokken stimuleerde Tinus zijn collega om alvast van wal te steken: “Al nieuws over ons slachtoffer op het botel?” vroeg hij zijn altijd wat verwilderd ogende collega die ondertussen een stoeltje had bijgetrokken tegenover de werkplekken van Tinus en Rina. Tinus zelf bleef staan.
De inspecteur sipte even van de gloeiend hete koffie. “Hm, ik wist dat je me daar meteen naar zou vragen. Er zijn inderdaad wel nieuwe inzichten in deze zaak, maar helaas is het nog onvoldoende om te kunnen zeggen of Endre opzettelijk door iemand werd gedood of zelf om het leven kwam. Dinsdag heb ik nog contact gehad met Lou Bas. Tijdens ons gesprek vertelde hij mij dat hij het eerste voorlopige autopsierapport in handen had.”
“Ah, interessant,” reageerde Tinus meteen. “Dus bleek daaruit dat Endre inderdaad verdronken was?”
Karel grinnikte vol cynisme en zei: “Tja, in technische zin was verdrinking inderdaad wat hem de das omdeed. Maar een klassieke verdrinking was het allerminst.”
Rina, die eerder al door Tinus van de ontwikkelingen van afgelopen weekend op de hoogte was gebracht, keek van haar werk op en mengde zich in het gesprek: “Dus hij was niet even kopje ondergegaan in de Donau?”
“Nee, niet precies,” antwoordde Karel haar. “Zoals ik Tinus maandag al informeerde leek het mij onmogelijk dat hij na verdrinking nog aan boord van het schip had kunnen komen. Niet tenzij iemand hem daarna ongemerkt en ingezeept onder de douche zou hebben gezet. Een dergelijke veronderstelling komt nu sowieso te vervallen nu blijkt dat Endre niet is verdronken door onderdompeling, maar door wat ze noemen een ‘secundaire verdrinking’. Dat wil zeggen dat hij is gestikt in vocht dat in zijn eigen lichaam vrijkwam.”
“Je bedoelt,” Tinus nam even een moment om te begrijpen wat dit kon betekenen. “Je bedoelt dat hij in zijn eigen bloed was verdronken?”
Karel knikte. “Dat is inderdaad waar het op lijkt. Bloed is het eerste lichaamseigen vocht waar men bij secundaire verdrinkingen aan denkt. Al zijn er geen anatomische aanwijzingen dat hij vroegtijdig om het leven kwam door een ernstig ziekteverloop. Endre lijkt niets onder de leden te hebben gehad. Dan had hij bijvoorbeeld chronisch longoedeem kunnen hebben, meestal veroorzaakt door hartfalen. Wat wel kan is de acute vorm van longoedeem. Dit treedt meestal op als gevolg van zwaar inwendig letsel, wat nu blijkbaar bij Endre is geconstateerd. Het verklaart in elk geval het opgehoeste slijm en de andere typerende symptomen zoals de blauwe huid rondom zijn lippen en nagels. Allemaal kenmerken van iemand die wanhopig probeert lucht binnen te krijgen en verkeert in levensbedreigende ademnood. Endre vocht in de douche om zijn leven door een ophoping van vocht in zijn longweefsels.”
“Dat moet dan gebeurd zijn nog voordat ik de toiletruimte binnen stapte,” stelde Tinus vast.
“Daar moeten we nu inderdaad wel vanuit gaan,” sprak Karel. “Anders had jij Endre beslist nog horen gorgelen en eerder aan de bel getrokken.”
“Tja, dat had ik dan zeker. En nu begrijp ik ook waarom ik niets hoorde toen ik met douchen bezig was.”
“Is het ook bekend hoe laat Endre precies stief, Karel?” viel Rina tussenbeide.
“Ja, daar hebben ze wel een idee van. Er wordt altijd een schatting gemaakt op basis van de mate waarin het lichaam is afgekoeld en de optredende lijkstijfheid. Uit de lijkschouwing moet worden opgemaakt dat het slachtoffer was gestorven kort voordat Tinus binnen kwam.”
“Dus betekent dit dat ik niet langer als verdachte wordt gezien?” wilde Tinus nu wel weten.
Zowel Tinus als Rina keken de inspecteur vol verwachting aan.
“Nee, dat kan hier helaas nog niet uit worden geconcludeerd. In theorie kun jij namelijk nog steeds de dader zijn. Het geschatte tijdstip waarop Endre de verwondingen opliep valt precies tussen jullie diner bij het Spoon restaurant en het moment dat hij de doucheruimte binnen ging. En daarmee blijf jij voor de recherche in Boedapest nog steeds de hoofdverdachte.”
Tinus baalde zichtbaar en nam nu ook maar weer plaats achter zijn bureau.
“En de andere man op het toilet dan?” vervolgde hij. “Ik begreep dat ze hem ook hebben verhoord?”
“Klopt. Die man hebben ze inderdaad dezelfde avond nog naast jou op het verdachtenbankje geplaatst. Het punt met hem is alleen dat hij een redelijk sterk alibi heeft.”
“Huh, hoezo? Waarom dan?”
“Doordat hij voor zijn uitgebreide toiletbezoek in gesprek is geweest met de boteleigenaar en daarvoor steeds met gasten op de boot is gezien. En in de uren daarvoor ook. Endre zelf kwam pas later terug op de boot. Hij zou vanaf de ochtend niet in het botel gesignaleerd zijn. Tussen het moment dat hij terugkwam en het moment dat hij stierf hebben hooguit tien minuten gezeten. In diezelfde tien minuten, is door getuigen inmiddels bevestigd, was de man van de grote boodschap steeds in gezelschap geweest van anderen. Zoals ik de feiten van Lou doorgebriefd heb gekregen kan hij de moord, als het al een moord was, onmogelijk hebben gepleegd. Het lichamelijk letsel dat Endre heeft opgelopen heeft dus of buiten plaats gevonden of in de tien minuten tussen binnenkomst en zijn bezoek aan de douche.”
“Maar wie gaat er nu uitgebreid een douche nemen wanneer je in de tien minuten ervoor zwaar bent toegetakeld?” vroeg Rina zich hardop af.
“Precies,” antwoordde Karel. “Nogmaals, dat kan wel. Maar dan zal hij dat zeker niet uit eigen beweging hebben gedaan wanneer dat op de boot plaatsvond. Iemand moet hem daarheen hebben gebracht om het te laten lijken alsof hij zelf de ruimte binnenstapte.”
“Onmogelijk,” sprak Tinus toen. Nieuwsgierig keken zijn collega’s hem aan. “De ruimte tussen de hutten en de toiletten is tamelijk klein en goed te overzien. Als er al iemand was die zijn dood ensceneerde, dan moeten Jenny of ik hem hebben gezien.”
“Waarom dan?” vroeg Karel.
“Heel simpel. Jenny, Joaquima waren, als ik even af mag gaan op de informatie die de politie van Boedapest heeft verzameld, een paar minuten eerder terug op het botel dan Endre. Jenny worstelde buiten onze hut nog wat met Quima’s buggy terwijl ik alvast wat spullen voorbereide om Joaquima’s broek te verschonen. Maar voordat ik daar goed en wel aan begonnen was, kwam Jenny de kajuit alweer binnen en stelde voor om het van me over te nemen zodat ik kon douchen. Het enige moment dat wij in die tijd dus niet buiten onze hut waren, was het moment dat ik even een handdoek en douchespullen pakte. Laat ik daar hooguit dertig seconden mee bezig zijn geweest. Met andere woorden, we kunnen de dader niet gemist hebben. Endre kwam na ons de boot op. Hij moet meteen zelf zijn douchespullen gepakt hebben en regelrecht naar de toiletten zijn gegaan. Als getraind bedrijfshulpverlener heb ik er de gewoonte van gemaakt om in een vreemde omgeving meteen het vluchtplan op te nemen. Hij kan mijns inziens alleen via de hoofdentree over de trap naar het lager gelegen dek zijn gekomen. Hij zal ons dus ook wel hebben gepasseerd toen wij bij onze hut bezig waren, maar ja, er lopen natuurlijk ook wel meer mensen voorbij dus je onthoudt ook niet elk gezicht.”
“Dus wat denk je,” vroeg Rina na deze verklaring van Tinus. “voelde hij zich niet goed dan? Dat hij zich bij terugkomst op het botel meteen wilde opfrissen en regelrecht naar de douche vertrok?”
“Dat moet dan bijna wel,” sprak Karel. “Dat is de enige logische verklaring die je kunt geven waarom hij zo snel daar terug te vinden was. Hoe dan ook, ik moet het met Tinus eens zijn dat Endre de verwondingen dan buiten de boot al moet hebben opgelopen. Blijkbaar voelde hij zich nog net knap genoeg om in zijn hut zijn spullen te pakken en zich daarna op te frissen. Het blijkt een taaie kerel, want nu ik weet welke verwondingen hij precies heeft opgelopen, doe ik hem dat op mijn leeftijd echt niet na.”
Geïntrigeerd door deze woorden keek Tinus hem daarop strak aan en vroeg hem: “Wat bedoel je daar ineens mee Karel? Zijn er nog andere verwondingen gevonden waar we maandag nog geen weet van hadden dan?”
Geamuseerd door deze vraag trokken Karels gezichtsplooien zich in een brede grimas. Hij had dit stukje informatie bewust nog even achtergehouden om de spanning in het gesprek iets op te bouwen. Hij zag dat Rina weer in afwachtende houding tegen de rugleuning van haar stoel was ging zitten, met de armen over elkaar en in één hand een kop thee, terwijl Tinus juist op het puntje van zijn stoel zat en de woorden wel bijna uit Karels keel had willen trekken. Priemend werd hij door hem aangekeken, het indringende beeld versterkt door zijn grote uilenbril.
“Maandagochtend,” begon Karel tenslotte. “nadat wij elkaar hadden gesproken, was de lijkschouwer nog volop met zijn onderzoek bezig terwijl wij de eerste uitslagen die dat had opgeleverd al met elkaar doornamen. Tijdens of na ons gesprek heeft hij nog ontdekt dat Endre, behalve de wond achter op zijn rug, ook voor op zijn borstkas nog een flink wond heeft zitten. Volgens Lou was hem die wond bij aanvang van de schouwing niet dadelijk opgevallen doordat Endre van zichzelf wat mager is en onder zijn ribben een kuiltje heeft zitten waardoor die plek toch al wat donkerder lijkt. Dit wordt ook wel een ‘trechterborst’ genoemd en komt waarschijnlijk door een te sterke groei van het ribkraakbeen. Slechts een klein percentage van de wereldbevolking is geboren met zo’n afwijking. Hoe het ontstaat is nog onbekend, maar zoiets is in elk geval niet belemmerend voor normaal functioneren. De wond die daar dus later is ontdekt is bijna helemaal rond en valt precies in het kuiltje op zijn borstbeen. Uiteindelijk zou er toch op inwendig onderzoek zijn overgegaan, waardoor deze wond vroeger of later aan het licht moest komen. Alles lijkt erop te wijze dat het ontstaan van dit letsel onvermijdelijk tot de dood moest leiden. Naast de verwondingen op zijn romp liep Endre namelijk ook nog twee gebroken ribben op en penetreerden beide het weefsel erachter. Bij een breuk kunnen scherpe botstukken namelijk schade geven aan de onderliggende longen en treden al snel complicaties op. In het geval van Endre is er zelfs een klaplong ontstaan en liep de ruimte tussen zijn ribben en longen vol met bloed, waardoor hij dus verdronk.”
“Gatver zeg, wat een akelig dood,” reageerde Rina met een hand voor haar mond.
Karel knikte.
“Maar hoe kan hij hier helemaal mee naar de douche zijn gegaan?” vroeg Tinus zich hardop af. Terwijl hij die vraag stelde wreef hij zonder dat hij er erg in had zelf nog eens over zijn eigen borstbeen en ging weer naar achteren zitten. “Ik bedoel, als je zo zwaar bent toegetakeld dan is het toch haast onmogelijk dat je überhaupt nog in staat bent in een boot te stappen en vrolijk onder de douche te gaan staan?”
“Iets zegt mij dan ook dat dat niet is wat er echt is gebeurd,” meende Karel. “Eigenlijk acht ik het waarschijnlijker dat de klaplong pas is ontstaan…”
“…toen Endre zich onder de douche wilde afspoelen.” Tinus maakte de zin voor Karel af en keek vervolgens met open mond zijn twee collega’s aan. Vol verwondering liet hij, nu ze bijna alles hadden uitgevogeld, alle beelden in zijn hoofd de revue nog eens passeren. De puzzel klopte helemaal. Het enige stukje dat nog ontbrak was de oorzaak van zijn verwondingen. Met dit scenario volledig uitgedokterd hadden ze een fundament om de autoriteiten van Boedapest van Tinus’ onschuld te overtuigen. Dat wil zeggen, zolang ze konden achterhalen wanneer en waarmee Endre het letsel midden op zijn borst opliep. Wat het ook had veroorzaakt, de wond had hem niet meteen gedood, maar de combinatie van het naar de boot strompelen, de trap afdalen om op het lager gelegen dek te komen en de handelingen onder de douche hadden er samen voor gezorgd dat de spanning in zijn borst opliep totdat zijn ribben knapten en de klaplong een feit was. Tinus bedacht dat zelfs het gestuntel met de gebroken douchekoppen zoals hij dat zelf had ervaren weleens voor de spreekwoordelijke druppel heeft gezorgd. Hij zag al helemaal voor zich hoe Endre, ingezeept en al, naar de douchekop reikte en door die beweging zichzelf de doodsteek bezorgde. “Hoe bizar kan iemand aan zijn einde komen zeg?” vroeg hij, zonder echt een antwoord te verwachten. “En nu we dit weten, wordt het nog extra interessant erachter te komen waarmee Endre op zijn borst is geraakt of hoe hij die plek achter op zijn rug kreeg, nietwaar Karel?”
Opnieuw knikte Karel. Dat was ook wat hem bezighield.
“Dat is het volgende wat ons weer voldoende stof geeft om over te speculeren. Vooralsnog kunnen we alleen af gaan op hoe Lou aan mij heeft beschreven hoe die wonden eruit zien. Die op zijn rug heb ik jou al over verteld.”
“Kom maar op,” sprak Tinus.
“Wel, volgens hem ging het om een U-vormige afdruk. Vermoedelijk is hij door een rond voorwerp geraakt. Aannemelijk is dat dit onder een flauwe hoek is gebeurd, omdat de huid in de boog van de ‘U’ het diepst is ingedrukt. Een hoek van onder dus. Een theorie is dan dat Endre op de grond lag toen dit voorwerp op zijn borst terecht kwam. Anders zou het misschien een stang kunnen zijn geweest van een of andere machine waar hij bij heeft gestaan, want als hem dit vanuit staande positie zou zijn aangebracht, dan moet iemand vanuit de heup op hem in hebben gebeukt. En dat is voorlopig het enige wat ze nu over de wond weten.”
Tinus was inmiddels weer van zijn stoel opgestaan. Hij liep naar het raam en zei verder niets. Het enige wat hij deed was een hand in zijn zij te plaatsen en met het ander liep hij over zijn gezicht te wrijven. Hij bedekte zijn ogen en dacht diep na. Met het weinige wat ze nu wisten probeerde hij zijn gedachten te ordenen. Onderwijl staarden zijn collega’s voor zich uit en lieten beide zo hun eigen gedachtes over de materie gaan. Karel was juiste begonnen wat irritant met zijn stoel heen en weer te draaien toen Tinus, als uit een trance ontwaakt, zich weer naar beide reporters richtte en hen daarop cryptisch aankeek. Zijn gezicht leek smal vertrokken toen hij grote ogen opzette en Karel ten slotte haast indringend vroeg: “Zeg Karel, hoe groot zei jij dat die plek op Endre’s borst was?”
Karel was volkomen verrast door de manier waarop Tinus hem deze vraag stelde. Voor een moment was hij zelfs even uit het veld geslagen en was daarom niet meteen in staat het antwoord te geven. Maar toen hij er even over de vraag nadacht zei hij uiteindelijk: “Euhm, ik kan me eigenlijk niet herinneren dat ik dat al verteld heb. Maar nu je het toch zo graag wilt weten, ik meen dat Lou mij van de week vertelde dat de wond ongeveer zo groot is als, nou ja, zoiets,” hij maakte een cirkel met zijn duim en wijsvinger om Tinus een idee te geven van de grootte. “Zeg maar zo groot als een kastanje.”
Karel had zijn woorden niet treffender kunnen kiezen. Bij Tinus sloeg de vergelijking in als een bom. Nu was het zijn beurt om even compleet van zijn stuk te zijn, hetgeen direct door Karel en Rina werd bemerkt. Net zoals kort hiervoor greep Tinus zonder erbij na te denken weer naar zijn borst en liet hij zijn hand er op zijn borstbeen rusten. Tegelijk hief hij zijn hoofd iets op en staarde hij langs Karel. Hij proefde nog eens wat de inspecteur hem had gezegd: “Een kastanje, zei je?”
Karel maakte een instemmende hoofdbeweging knikte, eentje die slechts onbewust door Tinus werd opgepikt. Tinus had geen andere reactie verwacht. En hij was opslag weer met zijn gedachten bij de maandagochtend in het park en dacht terug aan het ravotten met zijn dochter. Als in slow motion herinnerde hij hoe het beeld van de spelende Joaquima op de achtergrond vervaagde en hoe de kastanjevrucht hoog boven zijn hoofd uit de ruwe bolster werd los gewipt. Alsof niets anders om hem heen er iets toe deed aanschouwde hij hoe de ronde vorm van de kastanje door de snelheid steeds ronder leek te worden en recht naar beneden zeilde. Gevangen in de perfecte focus van een telelens voor sportfotografie werd de actie door zijn bijna hypnotische toestand tot op het kleinste detail voor hem in beeld gebracht. Centimeter voor centimeter werd de afstand tussen het vervaarlijke projectiel en de borstkas van Tinus steeds kleiner. Hijzelf lag prinsheerlijk met zijn ogen dicht en mijmerde met minder kennis dan hij nu had over de mogelijkheden waarop Endre aan zijn einde was gekomen. Het alziende oog van zijn onderbewuste volgde ondertussen de loodrechte baan naar beneden waarlangs de kastanje steeds dichterbij zijn lijf kwam. Theatraal werden de laatste tuimelingen afgelegd en draaide het wit van de glanzende kastanje nog één keer rond tot het de borstkas moest raken. Op dat precieze moment werden boven en onder in deze schijnbare herinnering plotseling voor Tinus omgedraaid en opende hij in een schok zijn ogen zodra een hard voorwerp de lucht uit zijn longen perste. Hier had Tinus verwacht dat hij de boomvrucht zou ontdekken die langs zijn zij het gras in rolde. Maar in plaats daarvan was hij het zelf die de strijd met de zwaartekracht was aangegaan en ontwaarde hij twee schimmen die voor hem stonden terwijl hij zelf naar achteren werd geduwd. Het zonnige herfstachtige tafereel in het park was verdwenen en had plaats gemaakt voor een duister toneel waarin details ver te zoeken waren. Op de achtergrond dacht hij nog water de kunnen zien met daar weer achter een bergachtig landschap. Het was precies voldoende voor hem om daar de Donau in te herkennen en de indruk te krijgen dat hij zich aan de kade ervan bevond. Een van de twee schimmen voor hem moest volgens hem een vrouw voorstellen, terwijl de andere schim daar recht achter stond en minder van duidelijk werd. Ondertussen draaide Tinus met zijn lijf naar achteren en verdwenen de schimmen weer uit beeld. Alles werd even zwart voor zijn ogen zodra hij meende weer een liggende positie aan te nemen. Toen volgde er een pijnlijke dreun en Tinus zag voor zich hoe hij op de stoeptegels landde terwijl zijn rug een pijnlijke smakker maakte tegen de trottoirband. Bovenop zijn rug scheurde zijn huid los en tegelijk het stof van zijn pullover. Opnieuw werd alles zwart en verdween de onwerkelijke herinnering.
“Ik weet waar Endre zijn verwondingen heeft opgelopen!” schreeuwde Tinus ineens uit. Losgerukt uit zijn eigen denkbeelden had hij zich weer naar zijn collega’s gericht die hem vol verbazing aangaapten. En stoot adrenaline had ervoor gezorgd dat hij de fictieve voorstellingen direct wist om te zetten naar reële actie. Onmiddellijk boog hij over Rina Oddel heen, die van schrik op haar bureaustoel iets naar achteren veerde, en reikte hij zonder het te vragen naar haar telefoontoestel. Hij nam de bakelieten hoorn van de haak en draaide op de verchroomde draaischijf het nummer van zijn eigen huistelefoon.
“Maar hoe…?” Karel Riemelneel snapte er niets van. Het drong geen moment tot hem door dat Tinus klaarblijkelijk tot zijn handelen was gekomen door iets wat hij had gezegd. Rina op haar beurt schikte even haar goudblonde krulletjes en keek al even verwonderd. Tinus stond ondertussen nog voorovergebogen aan haar bureau en wachtte ongeduldig tot er thuis werd opgenomen.
“Hallo met Jenny?” klonk het na vier keer overgaan zoet in zijn oor. Bij het horen van de vertrouwde meisjesachtige klanken krulde er automatisch een gelukzalige glimlach rond zijn gezicht. Altijd blij om de stem van zijn vrouw te horen groette hij haar beminnelijk en stak gelijk van wal: “Hoi schat, met Tinus. Zeg lieverd, kun jij je nog herinneren wat er van het weekend bij de boot was gebeurd toen wij net het restaurant uitliepen?”
Tinus overviel haar erg met deze vraag waardoor haar schattige telefoonstem even verdween en ze niet meteen het juiste antwoord wist te geven: “Hoe bedoel je schat? Natuurlijk weet ik dat, jij had op de boot die man toch gevonden?”
Onmiddellijk realiseerde Tinus dat hij in zijn enthousiasme niet specifiek was geweest.
“Oh sorry lieverd. Nee, ik bedoel naast de boot van het restaurant, vlak nadat we daar uitstapten, toen we nog naar huis moesten lopen. Herinner je die paar ruziënde mensen bij de Chain Bridge?”
Hier hoefde Jenny niet lang over na te denken. Dit herinnerde ze meteen.
“Euh jawel, dat was met die twee mannen en die vrouw toch, waar zoveel mensen omheen stonden?”
Beide zagen ze de situatie weer voor zich. Kort nadat Tinus met zijn gezin de aanlegsteiger van het Spoon restaurant afliep kwamen ze nog geen twintig meter daarvan verwijderd dit kibbelende stel tegen. Er bleek sprake te zijn van een heftige woordenwisseling en te oordelen aan de omstanders die zich om dit drietal hadden verzameld liepen de gemoederen hoog op. De rel had plaatsgevonden voordat Tinus op het botel een douche nam, maar ze hadden eerder eigenlijk geen verband gelegd tussen deze twee afzonderlijke situaties.
“Er was een grote man,” zei Jenny. “Hij hield een boze vrouw vast. En voor hen stond nog iemand, meen ik. Maar die heb jij toch ook gezien?”
“Ja, natuurlijk,” antwoordde Tinus. “Ik hoop alleen dat jij nog andere details dan mij weet te herinneren.” Bij de volgende woorden draaide hij zich even om, zodat Rina en Karel zijn deel van het gesprek ook kon volgen: “Er is namelijk en grote kans dat één van deze mensen Endre is, het slachtoffer uit het botel.”
Op dat moment viel er even een stilte, ook aan de andere kant van de telefoonlijn. Jenny besefte dadelijk waar Tinus naartoe wilde. Dit was wel erg toevallig. Al wist ze dat Tinus erom bekend stond dat hij niet in toeval geloofde. Rina en Karel luisterde gespannen mee met het gesprek.
“Jeetje,” zei Jenny. “Dus betekent dit dat één van de mensen die we hebben gezien die man heeft vermoord?” Jenny zag voor zich hoe omstanders in het begin van de twist nog probeerden om de situatie te temperen. Zowel zijzelf als Tinus kenden natuurlijk geen woord Hongaars, maar er viel toen wel duidelijk op te maken dat het vooral om een persoonlijke ruzie tussen deze drie mensen ging. Uit voorzorg hadden voorbijgangers wel naar het verloop van hun ruzie geïnformeerd omdat het er even de indruk werd gewekt dat de vrouw door de mannen mishandeld werd. Maar dit leek zo doordat de grote man achter haar de vrouw stevig vastgreep om haar in toom te kunnen houden. De vrouw zelf bleek furieus. Ze was erg boos op de man die voor haar stond, die nu de door Tinus gevonden Endre bleek te zijn. Om hun eigen vakantieplezier niet te bederven en omdat dit niet hun gevecht was, waren Jenny en Tinus met Joaquima doorgelopen naar hun verblijf op het botel. Zodra ze toen onder de Chain Bridge door waren gelopen waar deze aan de Pestoever aan land kwam, werd de situatie van de kibbelende personen door de muren van de brug uit het zicht onttrokken. Met hun gedachten alweer bij hun eigen avonturen op die dag, keken Tinus en zijn vrouw al niet meer om en waren zij de Hongaarse twist alweer vergeten. Wat zij aldus niet meekregen was hoe Endre kort daarop zwaar werd toegetakeld.
Zo filosofeerden Jenny en Tinus aan de telefoon nog even door over dit voorval, terwijl Rina en Karel met hen meeluisterden.
“Dus weet jij je nog hoe deze drie mensen eruit zagen?” vroeg Tinus door de telefoon.
“Nee schat, dat weet ik echt niet meer. Ik weet alleen dat het om twee mannen een vrouw ging. Of Endre één van hen was moet je mij niet vragen. Het kan ook een heel ander persoon zijn geweest. Waarom denk je dat hij het slachtoffer is?”
“Dat kan ik niet uitleggen. Het is een bepaald gevoel waardoor ik opeens deze connectie zie. Daarom hoopte ik er stiekem op dat jij er nog iets meer van wist. Want als iets mijn vermoedens kan bevestigen dan kunnen we deze zaak misschien nog oplossen en zullen ze mij in elk geval niet meer hoeven te verdenken.”
“Nee, het spijt me, schat. Ik geloof niet dat ik je hiermee kan helpen. Je bent echt afhankelijk van de kwaliteiten van de recherche in Boedapest vrees ik. Het enige wat ik van deze mensen nog weet is dat de man achter de vrouw bijna een kop groter was dan de ander en de vrouw zelf alleen groot leek door de hakken die ze droeg. Maar of dat je veel zal helpen…”
Al luisterend naar zijn vrouw, had Tinus de hoop alweer wat laten varen. Dat was althans totdat hij haar dit hoorde zeggen. Jenny had de woorden nog niet gesproken of hij reageerde dolenthousiast in bijna een octaaf hoger: “Hakken? Schat, je bent geweldig! Briljant. Maar dat is het! Dat is het ontbrekende stuk van de puzzel in dit onderzoek.”
Rina en Karel hoorden Tinus met zijn vrouw spreken en merkten direct de omslag op in zijn humeur. Naarstig probeerden ze het gesprek te volgen en werden ze nieuwsgierig naar het nieuwe inzicht wat Tinus blijkbaar had opgedaan. Een brede glimlach had zich rond zijn mond gevormd en in zijn ogen lag een twinkeling dat erop duidde dat hij ergens schik in had. Zowel Jenny als zijn collega’s hield hij niet verder in spanning en verklapte hen wat hij meende dat nu de oorzaak moest zijn van Endre’s zware verwondingen.

Nog zeker vijf dagen passeerden voordat de nieuwe verdachten in deze Hongaarse zaak konden worden aangehouden, verhoord en het onderzoek kon worden uitgewerkt. Endre’s achtergronden werden nog eens grondig nagetrokken en middels nieuwe getuigenverklaringen van twee medewerkers van het Spoon restaurant kon worden bevestigd dat Endre bij de Hongaarse twist betrokken was geweest. Een meevaller in het onderzoek was dat een bewoner uit de buurt destijds tussen de mensen had gelopen die van de ruzie getuigen waren geweest en zichzelf bij de politie had gemeld toen hij merkte dat de recherche aan de medewerkers van het Spoon restaurant vragen begon te stellen. Dit leidde tot een duidelijker signalement van de twee andere personen van het ruziënde stel zodat hierna met zekerheid kon worden gezegd dat het moest gaan om Endre’s ex-vriendin Lujza en haar nieuwe vriend Kristof.
Van een grotere opluchting kon bij Tinus en zijn familie en vrienden haast geen sprake zijn. De bevestiging van deze connectie was wat ze hard nodig hadden. Want daarmee kwam de aandacht op de gebeurtenissen naast het Spoon restaurant te liggen en werd Tinus al gauw als een stuk minder verdacht aangemerkt. De cafeïne vloeide echter nog rijkelijk van de spanning op de redactievloer van de Tycoon Newspaper zolang het onderzoek in Hongarije nog lopende was. Rechercheur Lou Bas hield de belanghebbende via Karel ondertussen bijna dagelijks van ieder nieuw detail op de hoogte.
Het ene inzicht na het ander kwam spoedig aan het licht; de hak van de stiletto’s die Lujza droeg op de dag van Endre’s overlijden matchten met de vorm van de wond op zijn borst. En na verscheidene ondervragingen kwam men ook te weten dat Endre gokverslaafd was. Wat wel bleek uit de diverse schulden die hij her en der had openstaan. Volgens Lujza zou hij het geld hebben verspeeld dat zij samen hadden weggezet om van te gaan trouwen. Die trouwerij werd alsmaar uitgesteld waardoor Lujza achterdocht begon te krijgen en op het laatst ontdekte waar hun geld aan was opgegaan. Lujza was furieus en verbrak terstond hun relatie. Toen Endre en Lujza elkaar al bijna een jaar niet meer hadden gezien had zij inmiddels Kristof ontmoet en was hij letterlijk aan lager wal geraakt. Uiteindelijk kwamen ze elkaar weer tegen op een veldje nabij de Chain Bridge. Endre was juist uit het casino geschopt dat tegenover het Spoon restaurant lag toen hij het grasveldje passeerde, zijn ex herkende en hem samen zag oplopen met haar nieuwe vriend. Een woordenwisseling volgde zodra Lujza ook hem had herkend en haar kans schoon zag om haar woede over hem uit te storten die ze al die tijd had opgekropt. Niet alleen was ze nog steeds erg boos over het geld van hun trouwerij dat hij had vergokt, maar ze had inmiddels ook de link gelegd met een vermeende inbraak die voor de breuk bij hun thuis had plaatsgevonden toen zij nog samenwoonden. Ook toen was er geld verdwenen dat ze kort daarop hard nodig hadden voor de kosten van een levensreddende operatie van Lujza’s zusje. Bewijzen kon ze het niet, maar voor Lujza was het wel duidelijk wie destijds het geld achterover had gedrukt. Kristof probeerde zijn vriendin nog tegen te houden door haar beide armen in een houdgreep te houden, maar Lujza, die in haar ex de moordenaar van haar zusje zag, schopte hoog genoeg om Endre van de fatale verwondingen te voorzien.
“Het klopte dus dat het letsel onder een hoek op zijn borst werd aangebracht,” merkte Karel op naar Tinus toen beide heren elkaar weer bijna een week later troffen op de redactievloer. Tinus had ditmaal zijn plek naast Wilburt Eerman gevonden. Karel had inmiddels van Lou Bas vernomen dat Lujza in voorarrest werd gehouden en eerdaags aan de rechtbank zou worden voorgeleid. Ze kreeg een advocaat toegewezen die zou moeten bepleiten of het hier om doodslag ging of om moord. Zelf een advocaat betalen kon ze niet, ze had immers nog schulden lopen die eveneens een resultaat waren van Endre’s bedenkelijke bestedingen.
“Kristof had zijn vriendin beter niet kunnen tegenhouden,” meende Tinus. “Zijn houdgreep belette haar om Endre als een soort communistische kraai aan te vallen.”
“En dan had hij er ongeschonden vanaf gekomen wou je zeggen?” sprak Karel vol cynisme.
Tinus lachte. “Nee, vast niet. Ook in dat geval zal ze weinig van hem hebben heel gelaten. Toch begin ik, nu ik dat verhaal ken over die gokverslaving, wel steeds minder sympathie voor die man te krijgen. Het zal je partner maar wezen.”
“Gelukkig waren ze niet getrouwd,” zei Karel.

“Tja, inderdaad,” sprak Tinus die zag dat Karel zijn gigantische regenjas weer van de kapstok greep, klaar om een nieuw avontuur binnen te stappen. Kort ervoor had hij een telefoontje gekregen van het forensisch instituut.
“Ik word op een nieuwe zaak verwacht, Tinus,” sprak hij terwijl hij de gleufhoed over zijn krullige haardos schoof. “Ik zie jullie gauw weer. Pas ondertussen goed op waar je zelf voet aan wal zet.”

“Zal ik doen Karel,” zei Tinus vanachter zijn nieuwe bureau. “En bedankt!”
“Huh, hoezo? Bedankt waarvoor? Ik doe gewoon mijn werk hoor.”
“Bedankt dat je weer eens de kastanjes voor me uit het vuur hebt gehaald.”

Dossier: Kalkoen Kwijt

De kerstkalkoen van Rina Oddel is verdwenen. Lesley gaat op onderzoek uit…

Als één van de gasten van het Kerstmaal was Lesley wat eerder gearriveerd nadat Rina Oddel hem over de verdwenen kalkoen informeerde.
“Heremetijd! Ik had de kalkoen enkel uit de koelkast gehaald om hem te gaan ontbenen,” jammerde ze terwijl ze haar kitten streelde die bij haar op schoot lag. “Kort daarvoor was ik de tuin nog even ingelopen om de tuinman te wijzen waar ik de hark had achtergelaten, toen ik kort daarna ontdekte dat de kalkoen verdwenen was.”
“Curieus,” prevelde Lesley zuinigjes en streek daarbij wat door zijn rossige baardje. Hij wilde haar bij deze zaak helpen en als ervaren bloedspatanalist was hij de aangewezen spoorzoeker om het gevogelte terug op tafel te krijgen. Natuurlijk was het ook in zijn eigen belang wilden ze later samen van het hoofdgerecht kunnen genieten. Het viel hem op dat er reeds enkele mannen aanwezig waren die hij niet verwacht had voor deze avond. Het waren in elk geval geen leden van de Tycoon Newspaper. “Wie zijn deze mensen Rina? Wellicht dat zij iets meer weten over jouw zoekgeraakte hoofdgerecht.”
“Och gut, Lesley, je denk toch niet dat deze keurige heren ons van het feestdiner hebben beroofd?”
Rina stelde mij aan drie mannen voor. Jonathan IJmker, van dakdekkersbedrijf Lekt ‘t een beetje?, was opgetrommeld om gauw nog even een lekkende goot te komen herstellen. In zijn ene hand had hij een flinke gereedschapskist en in zijn andere hand een visnet. Dat laatste voorwerp bevreemde Lesley zodat hij vroeg waartoe het diende.
“Het zijn gevaarlijke dagen op het dak, meneer Spandabato. Met glad weer kun je zo een glijer maken. Dit net kan dan uitkomst bieden wanneer ik troep uit de dakgoot moet vissen.”
De volgende figuur was Melchior de Heer, fotograaf van beroep.
“Melchior zal ons dadelijk op de foto zetten,” glunderde Rina toen ze zijn aanwezigheid verklaarde. “Oh, dolletjes! Ik heb er nu al zin in,” Maar haar brede glimlach maakte alweer snel plaats voor een beteuterd gezicht toen ze weer naar de eettafel keek. “Alleen die kalkoen hè? Waar is die nu toch gebleven?”
Toen Lesley eveneens naar de tafel keek zag hij daar een ineens enorme vaas met bloemen staan die hem bij eerdere bezoeken nog niet was opgevallen. De urnvormige pot was met een Delftsblauw tafereeltje beschilderd. Persoonlijk vond Lesley hem erg lelijk, maar een kalkoen zou er zeker in passen.
“Van wie heb je die gehad?” vroeg hij zijn gastvrouw zonder zijn afkeur te laten blijken.
De fotograaf aarzelde niet en antwoordde fier in haar plaats:
“Die heeft ze van mij gekregen!”
Prompt werd het hoofd van de fotograaf zo rood als een tomaat en Rina moest ervan giechelen. Wat Lesley hier precies van moest denken wist hij niet meteen, maar hij kreeg er wel zo zijn vermoedens bij.
Bleef over ene Terach Vlasblom, de tuinier van het stel. Ook hij was bezweken voor Rina’s charmes om op een ongebruikelijke dag als deze nog een klusje bij haar aan huis te komen doen. De tuin moest winterklaar worden gemaakt, dus er moesten redelijk wat bladeren worden aangeharkt.
“U heeft zich lelijk bezeerd zo te zien,” stelde Lesley vast toen hij de fikse jaap op de hand van de man aanschouwde. “Hoe bent u daar aan gekomen als ik vragen mag? Vast niet van een paar blaadjes aanharken?”
“Toch wel,” antwoordde de man. “Het tuinschuurtje van mevrouw Oddel heeft dringend onderhoud nodig en toen ik er zocht naar de hark greep ik in het zoeken van mijn evenwicht per ongeluk door één van de ruitjes van de schuurdeur.”
“Ai,” reageerde Lesley hierop. “En ging het aanharken van de tuin daarna nog wel?”
“Oh, dat was zo voor mekaar. De wond lijkt erger dan het is. Bovendien waren de blaadjes door het aanhoudende zachte weer gortdroog waardoor ik de boel snel bij elkaar had.”
“Mooi zo en dank u wel,” sprak Lesley. “Want dan weet ik nu wie de kalkoen heeft gestolen en waar deze is gebleven.”

Weet jij het ook?
Reageer hieronder dan wie jij verdenkt. Onder hen die het juiste antwoord geven wordt een sterrencheque van 75 sterren verloot. Meedoen kan uiterlijk t/m het einde van dit jaar.

Je kunt er niets mee verdienen, maar deze kerstgroet bevat ook tal van verwijzingen naar o.a. de VZD en de Bijbel. Kun je deze ook ontdekken?

Verstuurd vanaf mijn i-Navelpad

By karelriemelneel | March 17, 2013 - 7:07 pm - Posted in Nederlands, vuurspugende zonsverduistering detective

Het jaar 2012 begon stevig. Gohes City werd opgeschrikt door een nieuwe moordzaak waardoor de Vuurspugende zonsverduistering detective voor de gelegenheid even terugkeerde in de Tycoon Newspaper. Duidelijk was wel dat Karel Riemelneel jouw hulp nodig had bij het oplossen van dit mysterie, want we zochten niet één moordwapen… maar zes! Dus wat bedoelde Magere Hein met de vijf aardappelen die Lesley en zijn nieuwe collega bij het eerste slachtoffer vonden?

Ondertussen zijn er vijf lijken en twee moordwapens gevonden, dus we moeten nog één lijk vinden en verhelderen met welke vier resterende moordwapens zij zijn omgebracht. Zullen we er in slagen om de rotte appel in de familie Roerling te vinden? Of is die rotte appel zelfs een buitenstaander. Stap opnieuw met ons in het avontuur en kom er achter!

We hebben wel weer het regeltje moeten toevoegen om de voortgang in dit verhaal voor onze spelleider/auteur behapbaar te maken:
– Per update van het verhaal mogen er maximaal twee suggesties/vragenworden geplaatst. Dit is gedaan om te kunnen garanderen dat de verhaalschrijver de toestroom van de comments kan bijbenen. Wacht dus geduldig tot er weer een nieuwe alinea geplaatst is met nieuwe aanwijzingen en inzichten voordat je weer nieuwe vragen gaat stellen of suggesties gaat doen. Gevolg hiervan is wel dat er gemakkelijk 24 uur overheen kan gaan eer er een update plaats vindt. Dit is voor de tekstschrijver vooralsnog de enige denkbare en werkbare methode om jullie te kunnen trakteren op deze detective.

Daarnaast hanteren wij natuurlijk ook de ‘niet-voor-je-beurt-spreken’-regel. Gun een andere detective ook een kans vragen en suggesties te plaatsen. Meer spelregels lees je hier.

Nikki Nancy Werth, die als Nicolette ter wereld was gekomen, was een prachtige verschijning die je moeilijk aan het oog kon ontgaan; bijna een meter zeventig lang, helblauwe ogen, ranke lijn, een volle boezem, slanke doch gespierde armen en een figuurtje waar je als man helemaal gek van werd. Als vrouw trouwens ook, maar dan van afgunst. Haar vaak wat slordige, goudblonde haardos, had ze voorheen meestal in een knot opgestoken, maar daarmee heeft zij zich jarenlang tekort gedaan. In een lichte slag los langs haar gezicht kwam haar weelderige bos haar veel beter tot z’n recht.
Op zestienjarige leeftijd opende ze haar eerste capoeirastudio, klom nog verder op tot de groene corda wat gelijk staat aan het mogen lesgeven als tweede graads lerares in het onderwijzen van deze sierlijke vechtsport. Zo ver is het echter nooit gekomen, omdat ze als journaliste de wereld over werd gestuurd totdat ze uiteindelijk een vaste aanstelling kreeg als oorlogscorrespondente. Hierdoor was ze niet langer in staat om nog met de vereiste aandacht les te kunnen geven aan haar pupillen en droeg daarom de sportschool over aan een vooraanstaand Mestre.
Ze heeft onder meer verslag gedaan vanuit de conflicten tussen Libanon en Israël in de Hezbolla-oorlog tot het staakt-het-vuren van 14 augustus 2006. Daarna volgde ze de gruwelijke ontwikkelingen in de Gazastrook, waar sinds januari van datzelfde jaar al meer dan 600 Palestijnen de dood vonden onder het regime van Hamas. Toen er tijdens de derde geweldsuitbarsting bij de omsingeling van het hoofdkwartier van Fatah in Gaza drie van haar medecorrespondenten om het leven kwamen tijdens luchtaanvallen, besloot ze terug te keren naar Nederland. Ze ronde haar eerder aanvangen studie bij de Slachtofferhulp Nederland af en vervolgde haar carrière als casemanager Gewelds- en Zedenmisdrijven.
Ondanks haar jarenlange ervaring in conflictgebieden en haar verhoogde reactievermogen door de intensieve Martial Arts, werd ze op die zaterdagmorgen compleet overrompeld toen ze bij de familie Weverling op huisbezoek ging. Toen ze mij enkele minuten later contacteerde had ik op basis van haar oproep dadelijk door dat er een schrijnende ontwikkeling gaande was. Met Nikki had ik wel eens gesproken tijdens congressen en andere bijeenkomsten, maar afgezien van deze borrelpraatjes was er eigenlijk nooit aanleiding geweest om telefonisch contact te onderhouden. Zodra ik haar naam in de display van mijn toestel zag en realiseerde dat Liesbeth slachtofferhulp toegewezen had gekregen verschijnen wist ik daarom direct dat er stront aan de knikker was.
“Inspecteur, dit is Nikki,” klonk het meteen op indringende toon.
“Nikki?”
“Ik bel hier vanuit huize Weverling. Dit is ernstig. Bij mijn binnenkomst vanmorgen zijn we overvallen door een gemaskerd figuur. Een man, te oordelen aan zijn postuur. En hij heeft Liesbeth meegenomen!”
“Mijn God! Niet Liesbeth…”
“Helaas wel. Hij overviel mij vanachter zodra er door Liesbeths moeder aan de voordeur werd opengedaan. Ik probeerde mijzelf nog te verweren, maar ik was geen partij voor hem; hij droeg een vuurwapen.”
“Oh hell, nee. Zijn jullie ongedeerd?”
“Mevrouw Weverling is in haar buik en borst geraakt. Zij heeft spoedig hulp nodig. Ikzelf ben er beter aan toe, maar heb er wel een schotwond bij mijn lies aan overgehouden. Verder was hier niemand. Ik maak me vooral zorgen om Liesbeth. De motieven van deze persoon ken ik niet. Oh, ik hoop maar dat haar niet ergs is overkomen!”
“Laat dat maar aan ons over. Ontferm jij je nu vooral om haar moeder. Ik laat dadelijk ambulances jullie kant op sturen. Op welk adres zitten jullie?” Nikki gaf mij het adres door. Haastig krabbelde ik het op en vroeg haar ten slotte om een signalement van deze onbekende figuur. Geconcentreerd probeerde ik ieder detail te onthouden dat zij me doorspeelde en maakte er notities van. Maar de angst sloeg mij vooral om het hart toen de casemanager mij vertelde dat de overvaller zichzelf met de kop van een bever gemaskerd had, zoals de kleren die padvinders gebruikten om zich mee te verkleden. Deze man, die zeer waarschijnlijk de moordenaar was waar we al die tijd naar op zoek waren, was bij de scouting geweest. En er was een gerede kans dat hij daar nu weer met Liesbeth naar toe ging, mogelijk om mijn aandacht te vragen. Waarom zou hij Nikki anders niet direct hebben vermoord?
Een ongeluk komt nooit alleen; Retroman en America waren al naar de scouting onderweg, zonder enig benul van het mogelijke gevaar. Mevrouw Biezenhutter had niet zomaar gebeld… daar was ze toe gedwongen!

Gert Jan de Vree.
Beloning gouden tip slachtoffer #1a: ZB 2.000,- toegekend aan Retroman.
Beloning gouden tip slachtoffer #1b: ZB 1.700,- toegekend aan BoB de Winter.
Achtergrond: dakdekker. 27 jaar. Collega van Roger Roerling, door wie hij werd gekleineerd. Schoenmaat 46.
Overleed vóór Olivia en Jericho. Zat samen met zijn vriendin met financiële schulden. Volgens Wendy kwam dit door autoreparaties.

Roger Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #2: ZB 2.350,- toegekend aan Stoomkoker.
Achtergrond: vader in het gezin Roerling, collega van Gert Jan de Vree wie hij kleineerde. Bleek een groot schaker gezien de verzameling trofeeën die hij thuis op de schouw had staan, maar kon zijn laatste toernooi niet winnen omdat hij op het strand in zijn pols werd gebeten door een hond.
Overleed vóór Olivia en Jericho.

Andrea Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #3: ZB 2.250,- toegekend aan BoB de Winter.
Achtergrond: dochter van Roger Roerling.
Overleed ná Roger, Gert Jan en Olivia, maar ná Jericho.

Olivia Roeling Pieper.
Beloning gouden tip slachtoffer #4: ZB 2.125,- toegekend aan Sandra.
Achtergrond: moeder in het gezin Roerling.
Overleed ná Roger en Gert Jan.

Jericho Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #5: ZB 2.200,- toegekend aan Stoomkoker.
Achtergrond: zoon in het gezin Roerling. Veelpleger van frotteurisme.
Overleed ná Roger, Gert Jan, Olivia en Andrea.

Beloning gouden tip slachtoffer #6: ZB 5.000,-

Andere personages:
Johannes IJzerdraat.
Achtergrond: eigenaar van Lekt ‘t een beetje.
Droeg een maatje 43 bouwschoenen tijdens zijn eerste ontmoeting met Koen Voet en Abdel Dezertecon Kretonshos.

Wendy Wiewel.
Achtergrond: vriendin van Gert Jan de Vree. Zat samen met haar vriend met financiële schulden. Dit kwam volgens haar door autoreparaties.

Lotte Pieper.
Achtergrond: Zus van Olivia Roerling Pieper. Zag haar zwager vooral als imponerend man binnen zijn gezin.

Gordon Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. Woonachtig in Nieuw Zeeland. Offshore civiel ingenieur. Als derde geboren kind tussen Roger, Humfried en Taco.

Taco Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. IT-specialist bij een energiebedrijf. Zogenaamd ‘sandwichkind’ dat veel van baan heeft gewisseld.

Humfried Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. Schoenmaat:46. Fanatiek schaker. Getrouwd met Miranda die voor haar huwelijk met Humfried met Roger het bed in dook na de après-ski. Zou volgens Lesley nog uit de kast moeten komen. Aardrijkskundeleraar van beroep.

Sabrina Biezenhutter.
Achtergrond: scoutingleidster van ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’ in het duinbos. Is een vrouw van middelbare leeftijd en laat zich liever Akela noemen dan Zavoz.

Liesbeth Weverling.
Achtergrond: padvindster en vriendin van Andrea Roerling. Heeft haar lijk gevonden en is ondergebracht bij slachtofferhulp.

Soraya
Achtergrond: oudste meisje in de padvindersclub waar Andrea Roerling ook op zit.

Jacques Donovan.
Achtergrond: ambulancebroeder.

( Lees alle aantekeningen van Karel Riemelneel in: Aantekeningen in de zaak Roerling)

<HEEFT ER ZICH TUSSEN DE VERKLEEDSPULLEN OOK EEN VAN BOMMEL MAAR 46 BEVONDEN?>

Zodra de twee inspecteurs uit hun dienstwagen waren gestapt en de scouting naderden draaide America haar gezicht naar de rechterkant van de blokhut. Ze had iets horen bewegen, gestommel, niet ver van de aula waar ze dadelijk op zouden binnenstappen. Waarschijnlijk werden er voorbereidingen getroffen voor activiteiten met de kinderen voor later in deze week. Mevrouw Biezenhutter was specifiek geboden om de eventuele bezigheden die voor dit weekend gepland stonden af te gelasten totdat het GCFI het plaats delict vrij zou geven. Niet dat dit haar veel moeite zou hebben gekost, de meeste ouders hielden uit voorzorg hun kinderen weg uit het duinbos nu zij ook over de moord op Andrea waren geïnformeerd. America luisterde naar het verderlichte schrapen van de bladeren van de beuk over het dak van de scouting en het gedruis van het eeuwige verkeer op de lang gestrekte Valckenmolense Dreef die weer was vrijgegeven. Ze rook de zeewind dat vanaf het westen kwam en het diepere, rijke aroma dat vanuit de kust zelf opsteeg en het duinbos penetreerde. Ze keek naar de andere zijde van het houten gebouw en ontwaarde het silhouet van Sabrina Biezenhutter wiens hoofd zich naar het venster draaide toen ze bemerkte dat haar bezoek was gearriveerd.

“Halootjes!” groette inspecteur Retroman haar op zijn karakteristieke joviale manier toen de twee de aula binnentraden. Al klonk het iets ingetogen, omdat hij wel respect wilde tonen voor het feit dat ze met een serieuze zaak van doen hadden. De beantwoording op zijn guitige beleefdheidsbetuiging was verre van vrolijk te noemen. De scoutingleidster op leeftijd richtte zich op van het bankje waar ze wat mistroostig op had gezeten en veegde kort met haar hand over het gehele gezicht alsof ze eerdere gedachten wilde wegwissen. Ze toonde zich wat bedrukt en maakte overduidelijk een gespannen indruk.

“Goedemorgen,” haar stem was erg zacht, “bedankt dat u zo vlot kon komen. Wilt u koffie?” deze vraag was gericht aan America. “En u, wilt u thee?” na hun laatste ontmoeting had ze inspecteur Retroman als een natuurwinkel-type ingeschat.
“Ja graag,” antwoordde Retroman. America sloeg het aanbod af.
Mevrouw Biezenhutter draaide haar rug naar haar gezelschap, greep de oude waterkoker van z’n plek en schonk heet water in een bekertje. Heel even leek het erop alsof ze daar wilde blijven staan. Ze pauzeerde een moment en keerde toen stijfjes terug naar één van de tafels in het midden van de aula. In plaats van dat ze het aan Retroman aanbood plaatste ze het bekertje op tafel en hield haar blik voor zich uit gericht. Als vanzelf stapte hij op haar toe. Ze bracht een raar keelgeluid voort dat aan snikken deed denken en reikte naar het doosje op tafel met theezakjes.
“Waar is de rechercheur?” vroeg ze nerveus aan haar bezoekers zonder dat ze daarbij naar hen opkeek en opende het doosje met de theesmaakjes. Niets dan rooibos, in acht verschillende variaties. “K-kon hij niet komen?”
Beide inspecteurs hadden haar merkwaardige manier van bewegen bestudeerd. Het was hen niet ontgaan dat ze zich a-typisch gedroeg.
“Gaat het wel goed met u?” was de wedervraag van America, zonder op die van haar in te gaan. “Misschien wilt u zelf even iets drinken?” Terwijl de forensisch arts het haar aanbood was ze al onderweg om een glaasje water voor haar te regelen.
“Gaat u anders even zitten,” probeerde Retroman.
Mevrouw Biezenhutter stemde in met hetgeen dat werd aangereikt en gesuggereerd maar vroeg meteen weer naar waarom ik niet was meegekomen.
[AANWIJZING] “Waarom is inspecteur Riemelneel hier niet? Ik had u toch ook naar hem gevraagd?” Geen moment keek mevrouw Biezenhutter naar haar visite om en als ze haar blik al verplaatste dan deed ze dat steeds op zo’n manier dat ze enig oogcontact meed. Met beide handen frummelde ze wat met de stof aan de onderzijde van haar lange bloes.
“Zo werkt het helaas niet mevrouw Biezenhutter,” verklaarde Retroman. Hij was naast haar gaan staan. “De heer Riemelneel is een druk bezette man. Meestal komen twee collega’s van het GCFI langs. Alleen als er specifieke zaken zijn die zijn aanwezigheid vereisen, komt het voor dat hij ook meekomt.”
“Wel, dit is zo’n specifiek geval!” reageerde mevrouw Biezenhutter plots op strenge toon en keek de inspecteur een ogenblik strak aan. Retroman werd er even door van zijn stuk gebracht, maar was ook dadelijk op zijn qui-vive. Haar blik was gemeend en had iets raadselachtigs dat hij niet direct plaatsen kon. Dit viel America ook op. Zij was naast de vrouw komen zitten en zat daarmee tussen haar en haar collega in. De ogen van mevrouw Biezenhutter stonden troebel en leken een zwaar verhaal aan te kondigen.
“Rustig maar,” America wreef over haar schouder, “vertel ons eens, waarom moesten wij naar hier komen? En wat is de reden dat Karel Riemelneel hier zo per se bij moest wezen?”
De akela hield zich groot en snikte het blijkbaar aanwezige verdriet weg. Ruimte om op haar miserie in te gaan gaf ze niet. Ze rechtte haar rug en keek even omhoog naar een balustrade die een verdieping hoger was bevestigd. Mogelijk zocht ze naar goedkeuring van hoger hand. Vervolgens keek ze voor zich uit en verstrakte haar gezicht waarop ze gedoceerd sprak:
“Euh… ik zou u willen vragen om die verkleedspullen die daar liggen mee te nemen. Ze jagen mij angst aan sinds wat er hier is gebeurd. Er is iets mee.”
Retroman en America wisten niet meteen hoe ze moesten reageren, maar geloofde wel in de integriteit die er uit dit verzoek sprak. Even keken ze elkaar aan, waarna Retroman op de spullen toeliep. America stond op en volgde. Meer onderzoekend dan instemmend pakte Retroman een masker en twee aan elkaar geveterde kinderschoenen uit de stapel op.
“Niet bepaald een maatje 46, toch America?”
Op dat moment volgde er een luide knal. Van schrik liet Retroman de spullen vallen en samen met zijn partner keken ze op naar wat er was gebeurd. Op de plek waar Mevrouw Biezenhutter had gezeten was nu alleen nog een arm en een schouder zichtbaar. Zijzelf hing met haar hoofd onder het tafelblad en op de vloer waren donkere vegen te zien. Bloed. De akela was neergeschoten. In een brede waaier hadden de bloedspetters zich over de tafel verspreid en de stroom die nu loskwam uit haar schedel vormde een in omvang aannemende plas op de grond. Beide inspecteurs grepen in een reflex naar hun wapens en richten hun ogen op de schutter, die zich blijkbaar al die tijd in de blokhut had verscholen.
“Daar ga je inderdaad geen 46 meer vinden nee,” sprak een mannenstem vals. Vanuit de gang die zich tussen de voordeur en het geïmproviseerde keukentje in de aula bevond, waren twee gedaantes verschenen. Langzaam schuifelden ze het grotere vertrek binnen. De langste van de twee was een man, gekleed in een pak dat op een bever moest lijken. Trots liet hij zijn Van Bommels zien, met bloemetjesmotief. Al kon je het niet zien, je wist gewoon dat hij achter dat masker grijnsde. Naast hem hield hij een gedrongen meisje vast. Het was het scoutingmeisje Liesbeth. En op haar slaap rustte een zilveren loop.
{STANLEYMES}:
Met een schok beseften de twee leden van het GCFI in wat voor hachelijke situatie ze waren beland. De scoutingleidster was als lokaas gebruikt om mij naar Scouting Admiraal Biezenhutter te leiden. In plaats daarvan zaten zij daar nu, oog in oog met de persoon die nu al tenminste zes dodelijke slachtoffers had gemaakt. Retroman had terecht opgemerkt dat zij naar de stapel kleren had gewezen alsof er bloed aan kleefde. Inmiddels was duidelijk dat ze hem had geprobeerd te waarschuwen voor de directe aanwezigheid van de moordenaar. Zij had hem mogelijk gisteren al ontmoet nog voordat ze de Roverscouts ontving en naar de blokhut leidde. Waarschijnlijk was ze door hem bedreigd en werd ze in elk geval geboden haar mond te houden over het feit dat hij zich als bever zou vermommen en zich zou verstoppen in één van de vertrekken of in het duingebied. Sabrina Biezenhutter zal het ons in elk geval niet meer kunnen vertellen. Haar ontzielde lichaam lag nu onder de grote picknicktafel die midden in de aula stond.
Met open mond en verwijde pupillen leek het net alsof ze America strak aankeek in de blik die door de dood gevangen was. Zelf keek de forensisch geneeskundige recht vooruit en hield de gewapende figuur strak in het oog. Het pistool werd door een blote hand omklemd. Alhoewel het duidelijk om een mannenhand ging, was deze niet gekloofd of van wondjes of van liktekens voorzien zoals je wel bij bouwvakkers ziet. Dit was verder wel het enige wat de twee inspecteurs van het lichaam van de man konden zien. De rest was met een donkerbruin en ruig behaard pak bedekt. Wat America verder opviel was het type handvuurwapen dat deze persoon op het hoofd van het slachtoffertje liet rusten. Ze had lang niet alle kennis in huis van alle mogelijke vuurwapens die er in omloop zijn – dat was meer iets voor Koen Voet die nu thuis zat – ze herkende het pistool wel direct als een eventuele voorloper van de Walther PPK/S, simpelweg omdat ze dit bij haar training heeft moeten leren. Dit pistool, dat ook wel door korpsen als dienstwapen werd ingekocht, kennen de liefhebbers waarschijnlijk wel als het huidige standaardwapen van Britse geheim agent James Bond, en vormt daarmee een icoon in het spionnengenre. Het soort dat echter door deze sadist werd vastgehouden kon wel eens het originele, in 1921 voor het eerst gefabriceerde model Walther PP betreffen. America meende het te herkennen aan de spitsere loop. En als dat zo was dan kon het magazijn slechts acht patronen bevatten. Nuttige informatie die nu in een vuurgevecht nog wel van pas kon komen. Haar eigen wapen, evenals Retromans pistool, waren beide Beretta’s, PX4 Storm. Ieder met een magazijninhoud van 15 tot 20 patronen.
“Zo, nu ik me eindelijk van die Biezentrutter heb verlost mogen jullie mij vertellen waar Kareltje blijft…”
De schutter kende Karel.
America schrok daar zo van dat ze er grote ogen van opzette en bijna de greep op haar eigen wapen verslapte.
“Wat weet jij van onze rechercheur, bijdehante bever?” vroeg Retroman.
De man in het kostuum antwoordde niet, grijnsde mogelijk alleen. Al zag niemand dat.
“Gisteren had je je kans, waarom vraag je nu pas naar hem? Blijkbaar was je hier gisteren ook al aanwezig, of heb ik het mis?”
Even was het stil.
Liesbeths wangen waren nat van de angsttranen. Haar gelaatsuitdrukking was vol smart.
“Wat ik in mijn tijd doe gaat jou geen moer aan, gozertje. Misschien hield ik mij hier wel schuil en genoot ik van alle commotie die ik hier teweeg heb gebracht. Hoe een brokje tinsoldeer jullie bezig kan houden. Ni-hihihi!”
Retroman irriteerde zich nu al mateloos aan deze man, hoe zij blijkbaar door hem waren geobserveerd en het akelige lachje dat hij zojuist voortbracht. Maar het meest van alle stoorde hij zich natuurlijk aan de verwerpelijke acties die hij op z’n kerfstok had.
“Ik kan er niet om lachen Bever. Dus waarom moest Andrea sterven? En waarmee heb je haar eigenlijk omgebracht?”
“Kom, kom gozertje. Ik heb haar keurig opengesneden met een Stanleymes! Was daar nu zo moeilijk op te komen? Een beetje dakdekker heeft dat toch tenminste wel bij zich. Waar moet hij anders al die dakrollen mee snijden? De puzzel was anders erg simpel: ik presenteer jullie een bus met gereedschap en het was aan jullie uit te vinden welke voorwerpen er ontbraken uit een standaard dakdekker arsenaal. Oh, en om de moeilijkheidsgraad iets op te voeren heb ik die knul die zo vriendelijk was om mij gisteren te helpen, zelf nog even achter het stuur geholpen. Hadden jullie zijn collega inmiddels al gevonden?”
Retroman voelde zijn bloed koken. De kleinerende woorden van deze bruut kon hij hebben. Waar hij moeite mee had was dat deze bever-figuur de zaken volledig onder controle leek te hebben. Hij schatte hem in als een heuse psychopaat, een geesteszieke persoon die tot alles in staat was. Hij wilde America aangeven niets los te laten over welke slachtoffers ze inmiddels al gevonden hadden. Dat ging hem niets aan. Hij zou zich er enkel nog meer superieur door voelen en ons verder kunnen bespelen. Dit was echter niet het moment om America instructies te geven. Dit monster zou alles kunnen horen. Bovendien mochten ze hun aandacht niet laten verslappen nu er meer levens op het spel stonden. In plaats daarvan verkoos hij de rollen te willen omdraaien.
“Waarom moest Andrea dood? Wat heeft ze jou misdaan?”
“Zij niets,” antwoordde de man in het beverpak meteen, [AANWIJZING] “Het gaat er meer om wat haar vader mijn dochter heeft aangedaan!”
<WAAROM WERD ER GEEN VUURWAPEN GEBRUIKT BIJ DE ANDERE SLACHTOFFERS?>
In allerijl haastte ik mij naar de scouting om Retroman en Calista bij te staan. Liever nog voorkwam ik dat ze überhaupt met de dader in dit onderzoek werden geconfronteerd, al besefte ik dat dit met de verstreken tijd inmiddels al niet meer mogelijk was. Ik stapte op vanachter mijn bureau, griste mijn telefoon uit mijn broekzak en stootte in deze handeling het restant van mijn lauw geworden bak koffie omver.
“Shit!” riep ik uit en zag hoe het bruine vocht zich een weg zocht door de paperassen die er over het bureaublad lagen verspreid. Een paar dossiers kon ik al meteen niet meer redden, maar zag nog wel kans om het portret van mijn vrouw met wijlen onze dochter Isabel te ontzien van een meedogenloze cafeïneaanval. Vlug pakte ik het op bij de lijst, liet vervolgens mijn telefoon uit mijn handen klappen en plaatste de foto voor de veiligheid even op een plank met ordners die aan de muur van mijn kantoor was bevestigd. Zonder verder acht te slaan op de troep raapte ik mijn telefoon van de vloer waar nu al een zoveelste buts in zat, trok mijn jas van de kapstok en spoedde ik mij naar mijn dienstwagen. Onderweg naar buiten probeerde ik beide inspecteurs op de scouting te bereiken, maar op beide oproepen geen antwoord. Voor mij was dat voldoende bevestiging voor mijn angstigste vermoedens. Daarom belde ik op dadelijk met Loek, waar ik onder normale omstandigheden gewoon naartoe zou zijn gelopen.
“De Hond, dit is Karel”, ik sprak Loek de Graaf aan met een bijnaam die we soms voor hem gebruikten. Om dat van zijn andere collega’s te horen, vond hij heel normaal. Maar als ik het toepaste dan wist hij dat er een belangrijk ontwikkeling in de zaak zat en hij aan de bak moest.
“Ja baas?”
“Karel alsjeblieft, ook voor jou.” Ik heb er een schurft aan als ze me zo aanspreken. En nog meer aan het feit dat ze er plezier in lijken te hebben.
“Wat kan ik voor je betekenen? Hebben de inzichten rondom De Vree’s Mechelse herder of de schaakmeesters nog nieuwe verbanden opgeleverd?” Loek refereerde hier naar de eerder door hem aangedragen gegevens uit zijn geliefde database als resultaat van zijn zoekacties. Een vriendin had hij niet. Nikita was hem alles.
“Nee jongen, daarin moet ik je teleurstellen. Echter, met de opdracht die ik je nu ga geven kun je jezelf wellicht onsterfelijk maken.”
Plots hoorde ik dat ik van intercom af werd gezet.
“Jottum! Ik heb altijd al in Methusalems voetsporen willen treden. Of nee, kan ik niet een Super Saiyan worden of iets dergelijks? Alleen dan een variant die niet dood kan ofzo?”
“Sorry?” reageerde ik ietwat geërgerd, omdat hij weer eens met zijn nerdige grappen kwam op een moment dat ik graag had dat hij bij de les bleef. Ik had zijn kennis en speurderstalenten in alle ernst nu hard nodig.
“Nee, laat maar. Vertel maar, wat kan ik voor je doen?”
“Ik zou graag willen dat je van al onze verdachten natrekt wie er met vuurwapens overweg kan. Er zijn redenen om aan te nemen dat onze moordenaar een vaardig schutter moet zijn.”
“Hoezo dat dan? De eerdere moordwapens wijzen anders niet in die richting.”
“Nee, dat weet ik. En het is om die reden dat ik denk dat we extra op onze hoede moeten zijn. Er is vierentwintig uur verstreken sinds Gert Jan als spookbestuurder werd bestempeld. De dader heeft daardoor ruim de tijd gehad om een pistool te kunnen regelen.”
“Dus waar is hij nu nog op uit dan? Heeft hij of zij niet al genoeg mensen omgelegd?”
“Nikki Nancy…” begon ik. Het klonk half vragend omdat ik controleerde of hij meteen wist over wie ik het had.
“Euh, je bedoelt die bevallige blondine van Slachtofferhulp?” sprak Loek, met een duidelijke toon van herkenning, “wat is er met haar?”
“Ze is eerder deze morgen in vuurgevecht geweest in huize Weverling. Niets levensbedreigend voor zover ik heb begrepen, maar ze is wel in haar lies geschoten. De schutter is er nu met Liesbeth vandoor.”
“Oei, en nu?”
“Trek het na alsjeblieft!” gebood ik hem indringend terwijl ik in looppas op mijn auto afstapte en het met mijn sleutel van een afstandje ontgrendelde. “We moeten weten met wat voor kaliber misdadiger we hier te maken hebben. Eerst die vijf moorden en nu Nikki. Goddank heeft ze mij nog kunnen verwittigen dat een gemaskerde er nu met Liesbeth vandoor is. Ik vermoed naar de scouting. Ik ga er nu met drie man op af. Het kan niet anders of ze zijn nu daar. America en Retroman zijn daar ook in verband met een oproep van de akela. Ze nemen hun telefoons niet op. Ik vrees daarom dat ze hun eigen wapens hebben moeten trekken.”
Op de achtergrond hoorde ik, naast het vertrouwde geritsel van één hand in een zak taco’s of nacho’s, het ratelend geluid al van Loeks vingers die hij over één van zijn toetsenborden verplaatsten. Hij zat zo te zien achter Nikita. Ik kon hem door zijn venster zien vanaf de plek waar ik mijn Mercedes instapte. Een eerste resultaat kwam erg vlot. Ik was net twee minuten verwijderd van het terrein van het GCFI toen hij mij terugbelde:
“Schietvereniging Banschoten had een Roerling op de lijst staan. T.B.Roerling. Op de vereniging beter bekend als ‘Bally’.”
“T.B.?”
“Taco Balthazar Roerling, het sandwichkind…”
Aha, dacht ik. Nu hebben we hem. De nadering ontknoopte. Maar wacht eens, dacht ik. [AANWIJZING] Balthazar, waarom kwam die naam mij zo bekend voor? Loek luisterde vol verwachting naar de ruisende stilte op de lijn. Ik had nog niet gereageerd. Onbewust beet ik op mij nagels, mijn andere hand aan het stuur. Ik groef diep in mijn geheugen totdat ik onwillekeurig met mijn blik langs opnieuw een portretje van mijn overleden dochter gleed dat in dit geval op het dashboard van mijn bolide zat gepind.
“Goddomme!” schreeuwde ik het uit. Verschrikt en schuldbewust trok Loek wild zijn hand uit de nog half volle zak gezouten aardappelschijfjes.
“Wat is het Karel?”
Ik werd losgerukt uit mijn eigen trance. In mijn ooghoek schoot een tegenligger heftig claxonnerend aan mij voorbij. Het was een reactie op mijn abrupte rijgedrag. Ik trok mijn stuurkolom weer neutraal en voorzag Loek van nieuwe instructie:
“Loek. Laat een AT in gereedheid brengen!”
<HOE HEET DE VADER VAN WENDY?>
“Je kruidenthee,” sprak Loek tegen de patholoog anatoom toen hij vol adrenaline de autopsieruimte binnenstapte, “zal ik het hier neerzetten?”
“Ja, dat is prima,” was daarop het antwoord van Agatha die in haar ooghoek zag waar de IT-specialist een dampend bekertje met transparant bruin vocht plaatste. De korreltjes uit het pak moesten blijkbaar nog worden doorgeroerd, want het theewater was nog geen volledige oplossing. Vlot, nog voor hijzelf van wal kon steken, stelde Agatha een vraag aan Loek: “En, ben je nog iets wijzer geworden over de achtergronden rondom Gert Jan de Vree en Wendy Wiewel?” Ze keek Loek niet recht in het gezicht aan, maar hield zich geconcentreerd op het onderzoek dat ze verrichtte op de lichamen van Olivia en Jericho die voor haar op de onderzoekstafels lagen.
“Euh, nee niet bijzonder. Ik was net bezig met te onderzoeken of ik Arnold Wiewel, de vader van Wendy, als verdachte kon aanwijzen toen Karel mij belde,”
Hoewel verdiept in haar werk had Agatha de volgende vraag alweer klaar. Ze had altijd iets gedoceerds in de manier waarop ze sprak zodat dit haar het imago had opgeleverd van een kille geschiedenislerares. Of misschien was biologie een vak dat beter bij haar paste. Als haar denkbeeldige pupillen niet zaten op te letten, hoefde ze zonder op of om te kijken van de ingeleverde proefwerken maar één simpele vraag te stellen of ze had de leerlingen die waren afgeleid weer bij de les.
“Dus heb je een motief waarom hij de familie Roerling en zijn schoonzoon wilde ombrengen?”
Loek stond te popelen om háár iets te vertellen, doch liet in alle beleefdheid haar interesse niet onbeantwoord.
“Nee, die zoektocht leverde niets op, maar we denken nu wel dat we de moordenaar kunnen identificeren!”
De patholoog anatoom veerde op en draaide zich naar haar jongere collega om. Door de aard van hun werkzaamheden, maar met name door het leeftijdsverschil was er tussen de twee een werksfeer ontstaan waarbij Loek Agatha benaderde alsof zij zijn leidinggevende was. Soms ging dat met een houding gepaard wat haast naar onderdanigheid neigde. Agatha had hier een hekel aan, alleen had ze er nooit echt een onderwerp van willen maken. Die kunstmatige omgangsvorm verzwakte op het moment dat Loek met zijn informatie haar volle aandacht wist op te eisen. Iets wat hem doorgaans meer moeite zou hebben gekost. Hij ontspande daardoor.
“Oh ja? Vertel. Wie is het dan?”
“Taco Roerling. Honderd procent zeker zijn we er nog niet van, maar Karel is nu onderweg naar de scouting, waar inspecteurs Retroman en America door mevrouw Biezenhutter naartoe zijn opgeroepen.”
Agatha wisselde van standbeen en ontdeed zich van haar plastic handschoenen. Loek zette voor de zekerheid zijn koffie even neer, om zijn verslag in alle vrijheid te kunnen vervolgen.
“Dus wat hebben die twee zaken met elkaar gemeen dat we Taco nu als dader aanwijzen?”
“Karel werd eerder gebeld door Nikki Nancy Werth, je weet wel, van Slachtoffer Hulp.”
Agatha knikte instemmend. Loek vertelde haar wat er was voorgevallen en liet mijn vrees om de situatie waarin hun collega’s konden verkeren niet achterwege.
“Jeetje wat naar!” concludeerde Agatha, “maar wel fijn dat we nu wat meer concreet achter de persoon zelf aan kunnen. Is Karel er nu alleen op af?”
“Nee,” zei Loek, “hij had mij de opdracht gegeven om een arrestatieteam te mobiliseren. Dus die rijden als het goed is nu achter hem aan. Wel jammer dat ik niet mee mocht. Zo’n veldoperatie zou me echt wel wat lijken.”
Agatha maakte een nauwelijks waarneembaar gebaar met haar mond, waarmee ze liet blijken daar niet per se voorstander van te zijn. Haar interesse had het in elk geval zeker niet.
“Ben jij nog wat wijzer geworden uit deze spraakzame figuren hier?” vroeg Loek nu aan haar.
“Ja, toch wel iets. Over Olivia niet. Na onze proef ben ik nog steeds van mening dat ze geslagen of geraakt moet zijn met een honkbalknuppel van het formaat sloopkogel. Dus als je daar in je database nog verder naar wilt zoeken, zou dat heel fijn wezen. Deze jongeman hier echter is een heel ander verhaal,” terwijl ze dat zei wees ze naar het lijk van Jericho, “tijdens zijn sectie heb ik diverse monsters kunnen nemen van een [AANWIJZING] donkerblauw soort plastic of ander kunststof. Ik kan het nog niet echt thuisbrengen. Daarom heb ik een sample naar het lab opgestuurd. Ik zal het je laten zien.” Agatha toonde hem een rond doosje waar een aantal minuscule snippertjes en draadjes in waren opgeborgen die Loek meteen verdacht bekend voorkwamen. Hij nam het doosje in zijn hand en bestudeerde het van dichterbij.
“Als ik niet beter zou weten, dan zou ik denken dat dit een materiaal is dat je in een warenhuis zoals de HEMA of V&D veel tegen komt.”
“Hoe bedoel je?”
“Vind je niet dat dit veel lijkt op dat waterafstotend materiaal waar bijvoorbeeld kampeerartikelen mee verpakt worden en waar goedkope sporttassen en rugzakken grotendeels uit worden gemaakt?”
<WAAROM MEENT KAREL DAT HIJ BALTHAZAR KENT?>
Schietvereniging Banschoten en een man die daar ‘Bally’ werd genoemd. Balthazar. Dit kon geen toeval zijn! Als dit inderdaad de man was die we zochten, dan delen hij en ik een bijzonder droevig verleden. Herinneringen drongen zich plotseling ongevraagd aan mij op. Hoe zeer ik mij ook wilde focussen op de weg voor mij en de confrontatie in de blokhut dadelijk, deze herbeleving moest ik doormaken om mij gedachtes en emoties een plek te kunnen geven. Geroutineerde draaide ik de Valckenmolense Dreef op alsof ik er elke dag kwam en dacht terug aan hoe het allemaal begon. Op de schietclub had ik nog geen contact met deze man die mij – zo ik er nu aan terugdacht – eerder fijnzinnig op mij was overgekomen. We zagen elkaar hooguit wanneer we na de lessen een pintje pakten met z’n allen. Wat we bij voorkeur deden in café de Maten van Willekeur. Er staat mij zelfs bij dat ik een pijltje moest hebben gedart met hem, toen Wilburt Eerman de bardienst had, want Kerbert Rent, was daar nooit zo’n fan van. Die twee hielden een beetje de regie op het te besteden vertier. Ik zal hem daar dus ongetwijfeld wel eens gesproken hebben of hem zelf een pilsje hebben aangeboden. Want dat deed je nou eenmaal. En je nam korte indrukken op van deze mensen die, net als jij, even hun ei kwijt wilden, alsof je door ze heen kon bladeren als modellen in een modemagazine. Daarna vergat je ze weer. Heel vaag passeerden ze je korte termijn geheugen om daarna heel losjes opgeslagen te worden in je lange termijn geheugen, zonder garanties op herkenning mocht je ze later nog eens ontmoeten. Daarvoor kwam er simpelweg te veel volk in die tent. Het was dus niet gezegd dat je bevriend met elkaar raakte, überhaupt enig benul had van elkanders dagpatroon en in de meeste gevallen kende je elkaar niet eens bij naam. Die exclusieve aandacht hield je gereserveerd voor de paar kornuiten om je heen, waar je veel mee optrok. Desondanks had ik in mijn onderbewustzijn al in een vroeg stadium kopieën getrokken van deze snuiter. Het is een eigenschap die je jezelf eigen moet maken wanneer je je op recherchewerk stort, zodat ik later maar een gezicht hoefde te zien of ik wist, zonder een compleet en uitgeschreven portret te hebben van zo’n persoon, al direct dat we elkaar al eens eerder hadden ontmoet.
Die kwaliteit kwam mij van pas toen ik met Maria op een zekere dag de onfortuinlijke beslissing nam om samen met onze Isabel – ze was toen net zes – Zuid-Amerika te gaan verkennen. Het Andes-gebied in het bijzonder had onze interesse. En geheel toevallig zou ik deze Balthazar-figuur daar iets beter leren kennen. De omstandigheden waaronder dat gebeurde waren alleen alles behalve aangenaam. Onze geplande vakanties draaiden namelijk uit op een regelrechte ramp. Boven een ijskoud ravijn in de Andes stond onze wereld, drie minuten nadat de eigenlijke landing zou zijn ingezet, letterlijk op z’n kop. De American Airlines Boeing 757 had na een noodlanding een flinke buikschuiver gemaakt en was op de rand van een klif komen te balanceren. Onderweg over het hobbelige terrein werd de rechtervleugel door een uitstekende rotsformatie afgerukt waardoor we tollend als een op z’n rug gevallen schaatser richting afgrond schoven. Krakend en knarsend denderde het toestel in een regen van vonken onder een luid schel en schurend kabaal naar voren tot het nabij de gapende leegte. Daar kantelde het voorover over de rand, maar bleef aan de linkervleugel en de restanten van de ander steken achter enkele spitse rotsdelen. Ik herinnerde me dat er reeds tientallen passagiers tijdens de onzachte landing al om het leven zijn gekomen. Ik zag nog zo hoe hun ontzielde lijven in hun onnatuurlijke houdingen uit hun riemen en over de rugleuningen van de stoelen voor hen bungelden. Extra beangstigend werd die aanblik toen er mist de cabine binnendrong, vergezeld van een geselende kou. De gehele rechterzijde van het vliegtuig was opengereten. De striemende tochtige wind sneed in je huid. De rillingen trokken opnieuw door mijn lijf bij het terugdenken eraan. Toch kon de situatie nog hachelijker. Niet alleen moesten wij ervoor zorgen dat we tijdig over de stoelen omhoog konden klauteren om niet met het toestel de afgrond in te donderen, helemaal hoog bovenin, en dus feitelijk achterin, zaten onze kinderen. Eerder tijdens de vlucht was de nadere ontmoeting tussen Bally van de schietvereniging en mij tot stand gekomen. [AANWIJZING] Isabel en Katelijn waren tijdens de vlucht vriendinnetjes geworden en op de achterste plaatsen naast elkaar gaan zitten om over meisjesdingen te klessebessen. Verder reisde hij samen met zijn vrouw, die volgens mij zwanger was, en samen hadden ze een nog iets jongere dochter dan deze Katelijn die net als onze eigen dochter een jaar of zes moest zijn geweest. Alleen haar naam kende ik doordat ze naast Isabel was gaan zitten. Gezellig achterin, een rij of tien achter hun oorspronkelijke zitplaatsen. Tijdens de vlucht was dat heel ontspannen en gezellig. Bij het inzetten van de landing was dat wel even een heel ander verhaal. Toen staarden ze vol doodsangst door een opening in de romp naar de diepte. Want de staart waarin zij zaten en die onvast naar boven stak, kon elk moment losbreken van de rest van het vliegtuig.
{PARAPLU}
“Het is nogal een beetje een vreemde eend in de bijt, vind je niet?” vroeg Agatha aan Loek terwijl ze zich met hun koffie en thee naar de werkplek van Loek hadden verplaatst.
“Hoe bedoel je?”
“Een paraplu als moordwapen,” verklaarde de patholoog anatoom, “tussen al die andere dakdekkergerelateerde voorwerpen zou je nou niet bepaald een regenscherm verwachten. Zeker niet wanneer je bedenkt dat zowel voor als na Jericho tot noch toe steeds moordwapens zijn geïdentificeerd die met dat vak in verband gebracht kunnen worden.”
Loek sloeg het laatste restje van zijn koffie achterover en probeerde tegelijkertijd instemmend te knikken. Dat zag er nogal maf uit.
“Dus mogen we hier de voorzichtige conclusie trekken dat het zware voorwerp waarmee Olivia op haar kop is geklopt dan ook geen dakdekkersgereedschap is?”
“Nou,” zei Agatha, “daar ben ik nog niet zo van overtuigd. Wat voor looiig ding heb jij in huis dat een hoofdwond als die van haar kan veroorzaken?”
Loek grinnikte en suggereerde:
“Mijn gasfornuis?”
Agatha glimlachte zuur.
“Ja ja, een hele compacte versie daarvan dan zeker? Vooralsnog denk ik dat de paraplu voor Jericho in elk geval het enige logische voorwerp is dat in deze zaak zal passen.”
“Want?” Ondanks dat Loek het gezien de gevonden resten op zijn huid ook aannemelijk vond, was hij erg benieuwd hoe Agatha dit zou onderbouwen.
“Dit is natuurlijk puur giswerk, maar ik schat in dat Jericho de paraplu ter zelfverdediging heeft gebruikt. Hij was mogelijk op zijn kamer toen hij beneden rare geluiden hoorde, waarop hij naar beneden is geslopen en uit het voorportaal een paraplu ter hand heeft genomen zodra hij merkte dat er iets gigantisch mis was.”
“Het gasfornuis stond te ver weg?”
“Lolbroek.” Agatha nipte van haar thee terwijl ze met haar achterwerk tegen een bureau geleund stond en keek voor zich uit. “Zijn moeder werd vermoord, dus het lijkt mij dat je in zo’n geval het eerste de beste pakt wat binnen handbereik is om je mee te verdedigen. Mogelijk had hij boven vanaf zijn kamer al wel door dat er beneden werd geruzied of iets in die geest, maar hij had nog niet bevroed wat er werkelijk aan de hand was. Toen hij, misschien door de woonkamer deur, zag dat zijn moeder met een bebloed hoofd op de grond lag, zal hij niet terug naar boven zijn gelopen om iets anders te vinden om zich mee te verdedigen.”
“Maar een optie was dat toch zeker wel?”
“Natuurlijk. Alleen dacht hij wellicht dat de moordenaar hem naar boven zou achtervolgen en dan had hij daar misschien geen vluchtweg.”
“Misschien werd hij op dat moment wel door hun belager ontdekt,” probeerde Loek, “in jouw theorie staat hun woonkamerdeur immers op een kier.”
“Het is een theorie Loek,” sprak Agatha stellig. De patholoog anatoom schudde verzuchtend haar hoofd. Soms vond ze haar jongere collega, die graag de leukste thuis was, erg vermoeiend om mee in gesprek te zijn. Ze keek nog eens opzij naar het venster en tuurde boven de afnemende damp van haar oplosthee voor zich uit. In gedachten nam ze de mogelijkheden nog eens door. Alsof ze proefde of het logisch was wat ze zojuist had gesteld dat de toedracht moest zijn geweest. Loek pulkte even een wimperhaartje los uit het speeksel op zijn tong en wachtte afwezig af wat zijn collega verder nog zou zeggen.
“We hebben te maken met een psychopaat, Loek, die een hoop opgekropt zeer kwijt moest,” concludeerde Agatha na enige tijd. Ze wendde zich weer tot haar collega, maar keek langs hem naar één van de computerkasten op zijn bureau. “Jericho heeft misschien wel vijftig parapluslagen moeten incasseren. De verwondingen op zijn lijf bewijzen het. Deze Taco, Baltahzar of wie het ook moge zijn, heeft zo lang op die arme jongeman in lopen timmeren dat Jericho er vanzelf wel aan moest bezwijken.”
“Maar waarom deed hij dat niet met dat zware voorwerp dan?”
“Ik weet het niet Loek. Grote kans dat Jericho het hem afhandig heeft gemaakt [AANWIJZING]  in een worsteling om dit voorwerp. Daarbij, als de moordenaar toch al doorhad dat Jericho het tegen hem ging afleggen, misschien genoot hij er dan wel van om hem met dat regenscherm dood te knuppelen.”
Later op de dag zou door het lab worden bevestigd dat de samples inderdaad afkomstig waren van een donkerblauwe paraplu.
{ZINKSNIJDER}
Ongewapend. Dat is de geijkte eis van een gijzelnemer wanneer de aanwezigheid van een bepaald persoon geboden wordt. Deze persoon was ik natuurlijk. Wie anders, gezien onze voorgeschiedenis? Maar waarom en wat is het verband met dit familiedrama? We hadden geprobeerd de tijd iets te rekken doordat ik van de Valckenmolense Dreef niet direct over de toegangsweg tot het wandelgebied doorreed, maar die paar minuten te wachten totdat het arrestatieteam ook was gearriveerd. Mijn collega’s en het meisje Liesbeth mochten in levensgevaar verkeren, we konden niet riskeren dat hij nog meer macht kreeg in deze benarde situatie wanneer ik zomaar ongewapend het pand binnenstapte. De gemaskerde had zijn condities inmiddels al een aantal keren naar buiten uitgeschreeuwd. Een stem uit het verleden, die ik vaag begon te herkennen. Kom alleen, geen wapens, handen omhoog wanneer je binnen komt. En opschieten. Terwijl hij dat had gedaan had ik gezien dat kort daarvoor een raampje van de blokhut werd opengezet, zodat de eisen goed kenbaar gemaakt konden worden. Retroman en America heb ik niet horen spreken. Over de omstandigheden binnen de scouting zei mij dat het volgende: mijn collega’s hebben zeer waarschijnlijk hun wapens moeten afstaan en één van hen of de gijzelnemer zelf was naar het raampje toegelopen om het te openen. Vermoedelijk het eerste. Als hij het zelf had moeten doen, dan had deze handeling zijn aandacht kunnen afleiden en hadden de twee inspecteurs een poging kunnen ondernemen hem te overmeesteren. Niet dat het heel aannemelijk was dat hen dat dan zou zijn gelukt, maar zo schat ik in dat onze dader moest hebben gerelativeerd. In die theorie hield dit mijn collega’s ongewapend over. Anders had ik ze over de uitlevering van Liesbeth horen handelen. Dat gaat nou eenmaal beter als je jezelf kunt verdedigen.
Toen het moment daar was dat ik de open ruimte van de blokhut binnentrad, omdat ik er over de semafoon niet met hem uitkwam en de toestand binnen nijpender leek te worden, bleken de kaarten precies zo geschud als dat ik had aangenomen. Inspecteurs Retroman en America hielden hun armen in de lucht en stonden tegenover de verkleedde man en het gedrongen meisje. Een Walter PP rustte op de slaap van bijna hyperventilerende en uiterst gespannen Liesbeth, een Beretta was met een gestrekte arm vooral naar de vrouw gericht die de gijzelnemer eerder in de geschreeuwde conversatie ‘bimbo’ had genoemd. Waar ik niet op was voorbereid was het slachtoffer dat voor mij gestrekt over de bank van de picknicktafel en grond lag. Uit haar hoofd had bloed gevloeid, in een dusdanige hoeveelheid dat mij wel duidelijk was hoe de zaken ervoor stonden. De vrouw was natuurlijk mevrouw Biezenhutter. En het besef hoe zij zonder pardon van het leven was beroofd, zoals dit ook de familie Roerling en Gert Jan was overkomen, bevestigde voor mij nog eens extra met wat voor een gevaarlijk man we hier te maken hadden. Ik nam de gijzelnemer op als een middellange man. Tenger, te oordelen aan het het feit dat hij nog steeds was gehuld in de kleren van de verkleedstapel en hij mij daarin al niet al te vet over kwam. Verder had hij tamelijk lange benen. Zijn postuur deed me denken aan een karakter uit een één of ander bekend videospel, maar ik kon er niet op komen welke dat was.
“Ah eindelijk, daar hebben we onze held,” snoefde de man die was gekleed in het beverpak voluit. Het ‘long time no see‘ liet hij achterwegen. In plaats daarvan probeerde hij mij neerbuigend een schuldgevoel aan te praten met een deja vu: “Nou, wat naar nou Kareltje. Je bent alweer te laat!” Met een haast onzichtbare hoofdbeweging duidde hij hiermee op het levenloze lichaam van Sabrina Biezenhutter. Als ik nu nog niet overtuigd was dat Balthazar Roerling achter die beverkop verscholen zat, dan was de verwijzing die hij maakte naar mijn reddingsacties bij de crash van vlucht 46 toch wel voldoende bevestiging.
“Ik had Katelijn nooit kunnen redden Balthazar. Dat weet jij ook.”
De man achter het masker moest zijn grimas hebben verstrakt. Aan de buitenzijde merkte je dat alleen doordat hij de loop van de Walter PP zo mogelijk nog harder op de slaap van Liesbeth drukte en zijn grip op zijn andere wapen verstevigde. Zijn lijf verstarde. Hij veranderde dadelijk van onderwerp:
“Je weet zelfs onze namen nog te herinneren. Dat valt me nou weer mee van je,” hij zei het en in een snelle handbeweging trok hij behendig de bevermuts van zijn hoofd terwijl hij met diezelfde hand de Walter PP even van het hoofd van Liesbeth liftte. Een kort ogenblik later lag de muts op de grond en voelde het scoutingmeisje de koude loop alweer op haar hoofd geplaatst worden. “Zo, dan is dit benauwende masker ook niet meer nodig.”
Daar was het moment. Tien jaar na ramp stond ik weer oog in oog met hem. Dezelfde man met wie ik op schietvereniging Banschoten heb gezeten, een biertje mee had gedronken in de Maten van Willekeur en [AANWIJZING] wiens dochter ik had geprobeerd te redden omdat ik daar in het gecrashte toestel nou eenmaal als enige het beste bij kon. In niets leek hij nog op de man zoals ik hem eerder had leren kennen. De medepassagier die mij toen zo keurig was overgekomen als een welverzorgde zakenman was nu getransformeerd in een verknipte zot met slordig uiterlijk. Niet alleen was ook Balthazar tien jaar ouder geworden, zijn halflange en nog altijd tot zijn schouders reikende bruine haren staken verwilderd alle kanten op, alsof iemand die een slag had in zijn haren ‘s ochtends zijn haar niet had gekamd. Het piekte alle kanten op. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat dit alleen door het dragen van het masker was gekomen. Al zal de bevermuts ongetwijfeld een statisch effect hebben veroorzaakt. Hoe het ook zij, het droeg perfect bij aan het getaande duistere gelaat dat de plaats had ingenomen van de frisse uitstraling die het eens had gehad. Hoewel Balthazar Roerling een blanke man was, deed zijn huid bruingeel aan. Onwillekeurig moest ik daarom denken aan mannen in legeroutfits die van het slachtveld terugkwamen en de camouflagestrepen met de rug van hun handen uit het gezicht wreven. Geschoren had hij zich ook al enige dagen niet, zodat zijn stoppelbaardje door zijn huid stak als een ruw borstelig oppervlak dat dik in de verf was gezet.
“Waarom Bally? Waarom moesten zij allemaal dood? Wat hebben zij jou misdaan?”
Hij keek me nonchalant aan met zijn inktzwarte kraalogen waar niets dan dood en verderf uit straalde alsof het hem geen biet kon interesseren dat hij zijn eigen familie had omgelegd. Onverschillig trok hij zijn schouders en een mondhoek een beetje op alsof hij het zelf ook niet wist. En misschien was dat ook wel zo, dat hij al hetgeen wat in de afgelopen vierentwintig uur was voorgevallen had beleefd alsof het de gewoonste zaak van de wereld was om iedereen dood te steken en neer te knuppelen. Hier waren wij getuige van de eerste stappen van een pasgeboren psychopaat. Iets moest hem onlangs over de rand hebben getild, waardoor hij alle equiteit verloor. Maar wat was het? Wat was er voorgevallen waardoor hij tot moorden over was gegaan?
Enkele langdurige seconden kropen voorbij waarbij Balthazar me zuur aankeek en ik hem. Via mijn ooghoek zocht ik even contact met Retroman en America of er nog een verandering op hun front te ontdekken was, puur om te controleren of zij wellicht op het punt stonden en meegesmokkeld extra pistool in de aanslag te brengen. Maar bij geen van beide kon ik een dergelijk plan bespeuren noch ontlokken. Braaf hielden zij – evenals ikzelf – de armen in de lucht, zoals Balthazar had opgedragen. Eén verdachte beweging en beng!
Terug in mijn oogcontact met onze dader had ik nog steeds geen antwoord op mijn vragen. Dat was totdat Balthazar, geleidelijk, zijn starre gezicht in een brede grijnzende plooi begon te trekken om vervolgens haast schaterend een uiterst irritant lachje voor te brengen.
“Ni-hihihihi! Ni-hihihihi!” Hij spande hierbij zijn nekspieren aan en ontblootte praktisch iedere tand in zijn slecht onderhouden gebit. De kolderkat uit Alice in Wonderland deed hem dit haast niet na. “Alles Karel,” was het ineens in alle ernst. Het was de eerste keer dat hij mij behoorlijk bij mijn naam noemde. De uitdrukking op zijn gezicht sloeg om tot een buitengewone furiositeit. Zijn woede was voelbaar, “Ze hebben mijn hele leven totaal geruïneerd. Mijn complete gezin kapot gemaakt,” als een woest dier trok hij een vuil gezicht, zette zijn tanden op elkaar en trok steeds zijn jukbeenderen omhoog tussen de korte zinnen die hij fel uitsprak, “Net zoals jij me in de steek liet met onze Katelijn, heeft Roger mijn vrouw Petra drie jaar geleden op het perron voor een trein geduwd. Te druk op het platform, ja me neus. Hij moest haar gewoon niet! Hij kon het niet hebben dat hij met die zeug van een Olivia zat opgescheept. Het maakte de sfeer er op de verjaardagen niet beter op. Maar Anika verkrachten?!” inmiddels brieste Balthazar als een dolle stier. Zijn spraak werd steeds feller en keek in korte flitsen van mij naar mijn twee collega’s die er verbouwereerd bij stonden en vervolgens weer naar mij. “Hoe haalde hij het in zijn godvergeten kop? Jullie verdiende loon is het! Dat is het Kareltje! Jullie godverdommese verdiende loon!”
Ik kon het niet helpen, hoe kranig ik mij ook probeerde te houden, ik kon niet verbergen dat ik soms wat schokte toen Balthazar zijn felle rede hield. Maar anders dan hij trachtte ik het hoofd wèl koel te houden. Balthazar had duidelijk te maken gehad met een opeenstapeling van tegenslagen in zijn leven, dat hem zover had gebracht dat hij tot zijn gruwelijke wandaden was gekomen. Wat er waar was van de verschillende aantijgingen wist ik niet. Behalve dat ik wel wist dat ik alles had gedaan wat er in mijn vermogen lag om Katelijn uit die Boeing te redden. Het heeft mij zelfs mijn eigen dochter uiteindelijk toch nog het leven gekost.
Balthazars borstkas ging wild op en neer, evenals Liesbeths borst dat eerder deed, maar dan uit angst. Nu stond ze er slechts bij als een trillend rietje. Haar ogen produceerden geen tranen meer, zoveel had ze inmiddels gehuild. Haar gijzelnemer kwam langzaam wat tot rust, maar bleef mij met zijn vernietigende blik aankijken.
“Hoe heb je het gedaan Bally?” probeerde ik voorzichtig toen hij zijn ademhaling weer helemaal onder controle leek te hebben en de spanning wat leek weggeëbd. “Je broer heb je met een dakpan geslagen, daar zijn we inmiddels wel achter. Zijn collega heb je met een koevoet bewerkt. Waarmee nog meer? Een zinksnijder? Je begon ondertussen behoorlijk bedreven te raken in het dakdekkersgereedschap.”
Starende naar het lijk van Sabrina Biezenhutter lachte hij zuinigjes. Vervolgens lachte hij opnieuw op zijn karakteristieke manier en knorde er even bij zoals varkens dat doen.
“Een zinksnijder,” hij proefde het woord alsof hij de opties overwogen en bleef zijn ogen strak op het lijk van de akela houden zonder er echt naar te kijken. Even was hij weer stil. Ik zag hoe hij zijn greep op de Walter PP verslapte. Maar na een korte onderbreking waarin ik opnieuw een blik met mijn collega’s uitwisselde beantwoordde hij indirect toch mijn vraag: “Kon je echt niets originelers verzinnen? Kareltje. Echt. Is dit niet een zaak om je tanden in te zetten?”
Dit was het moment waarvan ik moest profiteren. Hij was nu voldoende afgeleid geweest. Te veel gepraat. Als ik snel was kon ik nu mijn hand naar mijn rug bewegen en er snel mijn oude dienstpistool uit de riem om mijn broek trekken.
“Niet wanneer er rotte appels in voorkomen zoals jij!”
<WAT IS VOORGEVALLEN TUSSEN ROGER EN DOCHTER ANIKA?>
Juist op het moment dat ik mijn oude vertrouwde Duitse Heckler & Koch tevoorschijn wilde halen, draaide Balthazar zich weer naar mij om. Mijn handen hield ik maar weer omhoog. Hij had gelukkig niet door dat ik ze in beweging had gebracht. Zijn ogen stonden troebel, alsof hij in pijnlijke herinneringen had zitten wroeten. Zelfs met zijn rotte voortanden op elkaar vormden zijn gebit nauwelijks meer één geheel. De laatste keer dat hij een tandarts had bezocht was waarschijnlijk toen hij die gouden hoektand had laten zetten. Zijn haviksneus stond potsierlijk in de verwijtende blik waarop hij mij trakteerde. Waar zijn brede monsterlijke mond rimpels trok in zijn hoogopgetrokken jukbeenderen, wees het puntige reukorgaan recht naar zijn kin. Althans zo leek het. Duistere kijkers, die ons allen in deze ruimte leken te kunnen verteren, vielen deels weg onder zijn zwaar gefronste wenkbrauwen.
“Ach zeik toch niet, miezerige inspecteur die je er bent,” haalde hij naar mij uit. Tegelijkertijd zag ik de aderen op de rug van zijn hand kloppen waarmee hij de Walter PP steviger omklemde. Liesbeth keek mij smekend aan. “Als Roger jouw broer was geweest had je ongetwijfeld hetzelfde gedaan. Dat mijn baas mij vrijdagmorgen weer eens de zak had gegeven maakte al dat ik in een pestbui was. Dus toen ik met mijn boeltje die ochtend huiswaarts keerde en mijn dochter er levenloos aantrof zinde ik op vergelding. Probeer dat eens te begrijpen.”
“Maar hoe wist je zo zeker dat je broer Roger de dader was?” onderbrak ik hem.
“De Ducados Red verrieden hem,” Balthazar verhief zijn stem, “Hij is de enige persoon die ik ken die die Spaanse sigarettentroep rookte. Ik vond ze in de buurt van Anika. Dat monster heeft z’n spulletje geloosd en haar daarna de nek omgedraaid. Ik achtte mijn broer tot veel in staat, maar dit?!”
Tranen biggelden inmiddels over zijn wangen, maar de verbolgenheid die er in zijn blik lag werd er niet minder om.
“Balthazar,” ik wilde iets gaan zeggen om hem te bedaren. Al wist ik niet wat. Ergens in het gesprek moest ik tot onderhandeling komen om Liesbeth en onszelf in veiligheid te kunnen stellen, maar daardoor moest ik hem eerst uit laten razen en zijn verhaal laten doen. Bovendien kon ik zo meer over zijn motieven te weten komen. Balthazar had misschien gewoon hulp nodig. Al vreesde ik dat dit voor hem te laat kwam, getuige de horror die er uit zijn ogen straalde. Maar nog voordat ik zelf iets kon uitbrengen begon hij ineens over huize Roerling:
“Wel jammer dat [AANWIJZING] die fles leeg was,” mijmerde hij, en verplaatste zijn blik naar de vloer, “ik had hun huis simpelweg in de fik kunnen steken…”
{GASFLES}
Een lege fles? Een gasfles? Natuurlijk! Ja, dat moest het zijn. Balthazar had de familie Roerling in een vuurzee om het leven willen laten komen. Alleen had de lege gasfles verhinderd dat hij zijn plan op deze wijze ten uitvoer kon brengen. Daarom had hij in plaats van een fik te stoken Rogers vrouw ermee op het hoofd geslagen. En Jericho had hij wellicht op eenzelfde manier bewerkt. (op dit punt in het verhaal was ik nog niet op de hoogte van de bevindingen van Agatha en Loek, zodat ik in de aanname verviel dat Jericho op gelijke wijze als zijn moeder om het leven was gekomen). Hiermee snapte ik alleen nog altijd niet waarom de familieleden zo kort na elkaar op verschillende locaties door hem werden vermoord. Het leek er haast op dat hij één van hen moest hebben achtervolgd. Eerst was hij bij Roger, daarna op het Sambeekse Korenveld bij zijn schoonzus en zijn neefje en later bij de scouting met Andrea. Dus het kon haast niet anders of Balthazar moest Andrea zijn gevolgd waardoor hij vanaf Rogers klus bij hun thuis uitkwam en daarna doorreed naar de Valckenmolense Dreef. Al was het ook mogelijk dat Balthazar op één of andere manier Andrea al bij zich had, toen hij bij Roger op de bouwplaats aankwam. Maar wat was hij dan met haar van plan geweest toen hij op het Sambeekse Korenveld arriveerde? Daar kon hij haar toch net zo goed in de brand hebben geworpen als hij toch al van plan was om de boel in de hens te steken?
Ik kreeg er hoofdpijn van, niet te begrijpen hoe en waarom Balthazar tot zijn wandaden was gekomen. De gevreesde man zelf bleef nog wat voor zich uitkijken en keek daarbij langs het lijf van Liesbeth die met haar rug tegen zijn buik stond geplakt. Mogelijk repeteerde hij wat er in het afgelopen etmaal was voorgevallen en liet zo zijn versie van de gebeurtenissen de revue passeren. Uiteindelijk kwam hijzelf met de antwoorden op de raadsels in mijn hoofd toen hij weer naar ons opkeek:
“Zoals het nu is gegaan ben ik er ook tevreden mee. [AANWIJZING] Had ik Andrea niet onderweg tegengekomen op haar fiets vanuit school, dan had ik al dat moois misschien wel moeten missen. Al had ik eigenlijk gedacht dat ik haar op het Sambeekse Korenveld thuis zou aantreffen, maar ze was inmiddels al doorgefietst omdat dit lieve kleine dikkertje hier haar blijkbaar had overtuigd om naar de scouting door te fietsen. Ik kan niet zeggen dat ik dat achteraf erg vervelend vond. Ni-hihihi! We hebben ons prima vermaakt, nietwaar?”
Met de doodsangst in haar ogen keek de gedrongen padvindster gespannen naar hem op, zonder hem echt te kunnen zien, omdat hij achter haar stond en het pistool niet echt veel gevoel voor bewegingsvrijheid gaf. Ze beefde, produceerde nieuwe tranen en begon luid te snikken.
“Jij monster!” bracht America uit, nog altijd naast Retroman met de armen in de lucht. “Laat Liesbeth gaan.”
“Niks monster,” reageerde hij snedig, “vergelding. Bovendien heb jij niks te eisen. Hij mijn dochter verkrachten en vermoorden, ik zijn dochter verkrachten en vermoorden. Zoals hij Anika had achtergelaten, paste mijn methode prima bij de gruwel die hij haar had aangedaan.”
America slikte en kneep haar oogleden tot een furieuze blik samen.
“Je maakt jezelf geen beter mens door zo wraak te nemen, Bever. Niemand mag op zo’n manier voor z’n daden worden gestraft!”
Nou, America, dacht ik terwijl ik haar haar korte rede hoorde voeren, hier kun je beter maar wat voorzichtig mee wezen. Deze tot kille sadist geworden persoon deinst inmiddels voor niets meer terug. Daag hem nou niet uit. Dadelijk schiet hij ons zo één voor één overhoop. Hij heeft mij ook vast niet uitgenodigd om dadelijk padvindersknopen mee te gaan zitten oefenen. Die heeft vast zitten broeden op iets. We moesten nog maar eens zien dat we hier nog levend uit deze blokhut komen.
“Balthazar,” ik eiste zijn aandacht meteen maar op en probeerde het gewicht weer snel bij mij neer te leggen, “Je hebt je verhaal verteld en je familieleden vermoord. Laat het meisje en mijn collega’s vrij. Ik ben hier nu. Ik neem tenminste aan dat je op mij uit was?”
Een scheve lach ditmaal. De Beretta verplaatste zich naar mij. Zoals hij daar stond, in zijn absurde beverpak, kwam hij me voor als een losgeslagen debiel. En in mijn ervaring zijn dat de gevaarlijkste die je hebben kan, omdat ze volstrekt onberekenbaar zijn. Desondanks bleef hij rustig doch scherp van tong en reageerde hij razendsnel op de aangesneden onderwerpen. Balthazar schatte ik in als iemand die snel kon denken, wat maakt dat je erg op je qui-vive moest zijn om in de conversatie niet voorbij gepraat te worden.
“Heel juist, mijn held,” de loop was op mijn borst gericht. Daar gingen we al, want dat snapte ik niet helemaal. Als hij het pistool op mijn voorhoofd had gericht had ik dat logischer gevonden. “Ik was inderdaad op jou uit. Want met jou heb ik nog wel een appeltje te schillen. Mateloze matennaaier die je er bent! Wat Katelijn betreft ben ik zeker nog niet klaar met je. Jij daar, gozertje,” hij kantelde zijn hoofd naar rechts en riep Retroman aan, “daar liggen duct tape en een touw. Bind je baas vast aan deze paal hier.”
Retroman stond het verst van mij af in het gezelschap, naast America en daarmee het dichtst tegen het verhoogde venster aan de andere zijde van de blokhut. De picknicktafel stond tussen ons opgesteld, met Balthazar en Liesbeth op twee meter afstand van mij en naast het keukentje. Ikzelf stond precies onder een passage op de tweede etage die door twee palen van ieder bijna een halve meter dikte in de lucht werd gehouden. Vanaf een balkonnetje konden de kinderen en andere bezoekers normaal gezien daar vandaan naar de aula kijken, dat door deze indeling was voorzien van een verhoogd plafond. Balthazar wilde mij vastgebonden hebben aan de paal vlak naast mij.
“En als je hem hebt vastgebonden gaat zij aan die andere paal,” hij wees nu naar America. Zijn gewapende hand verplaatste zich daardoor even van mijn borststreek naar mijn collega’s, “Jouw bind ik als laatste vast.”
“Wat ben je met ons van plan?” America was mij voor met deze vraag. Maar dat wilden we natuurlijk allemaal weten. Inspecteur Retroman was tijdens het stellen van deze vraag al braaf onderweg om de gevraagde spullen uit een soort rommelhoekje in de aula te verzamelen. America keek even naar hem toen ze haar vraag had gesteld en zag dat Balthazar zijn aandacht op Liesbeth en mij gevestigd had.
“Hetzelfde als wat ik van plan was met de andere Roerlings,” antwoordde Balthazar langzaam en zelfvoldaan. Hij keek mij daarbij strak aan toen hij dat zei en kreeg een aparte glinstering in zijn ogen. Ik wist op dat moment nog niet wat dat plan mocht inhouden, maar het voorspelde weinig goeds. Onderwijl volgde ik verzuchtend de handelingen waar Retroman mee bezig was, maar hield ook elke gelegenheid in de gaten waarop ik Balthazar zou kunnen overmeesteren. “Zie je, ik heb nog wat gasflessen weten te ritselen…”
Shit, dacht ik. Dat zag er bepaald niet goed uit.
“Je gaat de boel hier in de fik steken?!” vroeg ik hem en zette grote ogen op.
“Helemaal juist, Kareltje. Eindelijk kan ik mij dan van jou ontdoen en dat ik daarbij tegelijkertijd die collega’s van jou kan opruimen is natuurlijk een fijn extraatje.”
“En het meisje dan?”
“Dacht je nou echt dat ik op mijn achterhoofd was gevallen en ik niet door had dat je buiten een arrestatieteam klaar had staan? Dadelijk als jullie eenmaal zijn vastgebonden vlucht ik met haar naar boven langs het dak en gebruik ik haar als levend schild. Ni-hihihi!”
“Ik dacht het niet!” klonk het opeens aan de rechterzijde van Balthazar. Het was America die had gezien dat onze gijzelnemer in het gesprek met mij even was afgeleid en daarbij zijn focus op zijn wapens daardoor voor een moment kwijt was. Doordat Retroman in de hoek wat spullen moest pakken had zij bij het volgen van de handelingen van haar collega iets interessants gezien waarmee ze de situatie weer tot ons voordeel kon keren. Ze had door over hem heen te buigen, een lange stok bij hem vandaan gegrist en was daarmee razendsnel over de picknicktafel geklommen, in de richting van Balthazar Roerling. In één snelle beweging sprong ze op hem toe en sloeg hem zo hard als dat ze dat kon met een stok waarmee normaal gesproken hoge ramen geopend en gesloten werden. Balthazar had dit duidelijk niet zien aankomen en werd compleet door haar verrast. Ze raakte hem op zijn rechterarm zodat zijn grip op zowel de Walter PP als de Beretta verslapte en hij daardoor het ouderwetse wapen uit zijn handen liet vallen. Ze nam hierbij wel het risico dat Balthazar alsnog mij zou neerschieten, maar had goed ingeschat dat het schot door de klap zou kunnen worden afgewend. Hij had zijn rechterhand namelijk tijdens het gesprek over zijn linker moeten verplaatsen zodat hij zijn armen nu kruislings voor zich had gehouden. De slag met de stok had daardoor het effect dat zijn beide armen naar achteren werden geduwd. Desondanks werd ik geraakt, maar de kogel schampte gelukkig alleen mijn bovenarm. Achter mij hoorde ik hoe een ruit sneuvelde en dat het arrestatieteam, dat verdekt stond opgesteld achter de bomen, reageerde en met elkaar begon te overleggen.
“Jij bitch!” schreeuwde de man in het beverpak vinnig. Wat ik vanuit mijn positie eerder niet had kunnen zien was dat er nog een andere Beretta op de keukentafel had gelegen. America pakte hem meteen op en deed een paar passen naar achteren. Zo snel als dat hij zelf nog kon bevatten wat er allemaal gebeurde draaide Balthazar zich om, gaf de Walter PP een schop naar de voorzijde van de blokhut en liep slepend met Liesbeth onder zijn arm er naar toe.
“Geen beweging! Of ik schiet haar kop eraf.” opnieuw had hij een wapen op Liesbeth gericht, ditmaal met de loop onder haar kin. Geen van allen twijfelden we eraan of hij zou dit ook daadwerkelijk gaan toepassen.
Verbouwereerd sloeg Retroman het alles gade, met in zijn handen een rolletje duct tape en een touw. Ik had in de gauwigheid mijn meegesmokkelde Heckler & Koch tevoorschijn getoverd en volgde Balthazar ermee terwijl ik het wapen gestrekt voor mij uit met beide handen omklemde. Hoewel we het padvindersmeisje nu nog altijd niet uit zijn armen hadden bevrijd, was de situatie er wel op vooruit gegaan, in die zin dat twee van ons weer gewapend waren. Maar nu we van zijn agenda op de hoogte waren, moesten we koste wat kost beletten dat hij met haar zou kunnen vluchten. Hoog tijd dus om onze insignes te gaan verdienen.
<HOE WIST BALTHAZAR WAAR HIJ ROGER KON VINDEN?>
“Toch wel handig, dat mijn broer op zijn verjaardag altijd over zijn werk praatte,” sprak Balthazar weer, “Als hij ons niet had verteld over zijn nieuwe klus, dan had ik nooit geweten waar hij met dat project bezig was geweest en had ik al deze actie moeten missen. Al is het wel jammer dat ik dat sloofje van hem niet meteen [AANWIJZING] met een paar prikjes kon doodsteken. Hij was een taaie wat dat betreft.”
“Bazel niet Bally,” reageerde ik, “Laat dat kind vrij!”
Je voelde de spanning in de aula van de scouting gewoon oplopen. De temperatuur steeg. Zweet parelde aan America’s slapen waardoor haar goudbruine haren klam aan haar huid plakten. Haar volle boezem ging woest op en neer terwijl ze haar armen voor zich uitstrekte en haar ogen stonden op een bitcherige manier nijdig alsof ze wilden zeggen Spot niet met mij. Ik hield mijn wapen al even vervaarlijk en een ietwat schuin op het hoofd van deze man gericht en voelde een adrenaline door mijn lichaam gieren waardoor ik begon te denken dat ik spoedig in een één of andere hulk kon transformeren. Ook Retroman hijgde alsof hij moest hyperventileren, maar kon niets anders doen dan in hulpeloze verontwaardiging zijn vuisten samen te knijpen. Hij was ongewapend en had het duct tape al nonchalant teruggeworpen naar het stapeltje spullen waar hij het ook gevonden had. Het touw omklemde hij nog, maar had nog niet echt een idee wat hij daarmee kon uitrichten. Hij was wel de eerste, zij het wellicht doordat hij dat touw vasthield, die zag dat Balthazar met het meisje vlak naast een ander touw stond dat gauw door de gijzelnemer in de gaten gekregen werd. Het betrof het soort theatertouw dat middels een katrol aan het hoge plafond bevestigd zat. Vanuit Retromans perspectief waren zijn mogelijkheden goed te overzien. Hij had daarom ook als eerste door wat Balthazar van plan was en zag hem al bukkend reiken naar het tweede wapen dat hij voor zich uit geschopt had. Retroman aarzelde, daar hij ongewapend was, maar met niets anders dan een speeltouw deed hij toch het enige wat hem logisch leek. Met zijn eigen touw rende hij op de gijzelnemer af, in een poging hem te weerhouden het tweede wapen op te pakken en te vluchten, maar de meedogenloze Balthazar was hem duidelijk te snel af. Zonder ook maar één moment de Berreta onder de kin van Liesbeth vandaan te hebben gehaald, had hij in geknielde houding de Walter PP van de grond gegrist en schoot daarmee verduiveld snel onze Retroman neer.
<WAAR ZIJN DE EXTRA MEEGEBRACHTE GASFLESSEN GEBLEVEN?>
Een tweede en een derde schot werden op de wand van de aula gericht waar een set van touwen achter messing gordijnhaken waren vastgeklemd. Deze bundeling van koorden was ervoor bedoeld om theatergordijnen aan weerszijde langs de balustrade te kunnen bedienen, maar ook om het tweede gordijn horizontaal vanaf het plafond naar beneden te kunnen laten zakken. Nu moest Balthazar wel één wapen loslaten om zijn volgende handeling te kunnen verrichten, zodat hij de Beretta liet vallen en met diezelfde hand het oprijzende touw naast hem vastgreep waardoor hij met zijn gijzelaartje naar boven werd getrokken.
Zowel America als ik schoten op de man, maar misten allebei op een haar na zijn benen die tegelijk het laatste waren wat we van hem konden zien, aangezien hij met het meisje achter het blauwzilveren gordijn verdween dat in tegengestelde richting voor hen langs naar beneden viel. Behendig als een harlekijn, zoals dat bij zijn postuur paste, verdween hij als een toneelspeler uit de aula. Retroman, die in zijn zij was geraakt, had, doordat hij door het schot gevallen was, zijn hand nog op de Beretta kunnen leggen waarvan Balthazar afscheid had genomen. Het zware linnen gordijn viel precies over zijn borststreek zodat zijn bovenlijf er deels onder verdween. We hoorde nog hoe hij nog twee schoten probeerde te plaatsen, maar aan de voetstappen die zich over de overhang verplaatsten, was wel duidelijk op te maken dat ook hij hem had gemist.
America snelde naar hem toe terwijl ik al vloekend naar de dichtstbijzijnde trappen zocht. Zij controleerde de ernst van zijn verwondingen en, ondanks dat haar collega haar informeerde dat hij in orde was, richtte zij zich op naar het raampje waardoor Balthazar eerder naar mij geschreeuwd had. Kort daarop vielen een paar mannen van het arrestatieteam het pand binnen en verplaatsten America en ik ons naar de bovenetage. Al direct toen ik één van de versleten houten trappen in het pand bestegen had, nam de hoofdpijn toe. Ook America had hier last van, die via een aantal treden aan de andere zijde van de aula haar weg naar boven had gevonden. Wat we daar aantroffen was een lange donkere gang waar hier en daar een deur open stond dat naar slaapvertrekken leidde. De tweede verdieping van de scouting bestond grotendeels uit slaapkamers. Het uitgestrekte gangpad lag parallel aan een gelijkwaardige gang die tezamen een grote rechthoek vormden door twee dwarsliggende kortere passages op ieder einde. Een spookachtig schijnsel viel vanuit die vertrekken naar binnen op deze doorloop. Omdat ik een vermoedde dat Balthazar ons in een hinderlaag probeerde te lokken, sloop ik uiterst behoedzaam naar één van de kamers toe, onderweg tevergeefs zoekend naar een lichtknopje. America had ik tijdelijk in mijn kielzog, maar al snel verzocht ik haar in tegengestelde richting te gaan zoeken. In de gangen was het, behoudens de geluiden van onze collega’s beneden, nagenoeg geluidsstil. Er was enkel een monotoon geruis dat iets fluitends in zich had. Ik kon het zo gauw niet thuisbrengen. Zodra ik één van de kamers die openstond bereikte en er naar binnen keek, begreep ik ineens waarom de verlichting mij zo vreemd had geleken. Iemand, en mogelijk was dat Balthazar zelf, had het raam er geprobeerd te verduisteren met wat ik herkende als een camouflagekleed uit mijn dienstperiode. Het late ochtendlicht werd hierdoor dubbel tegengehouden aangezien de eiken en zilverpopulieren hier reeds een aandeel in hadden gehad. Kort onderzocht ik de kamer af op de aanwezigheid van onze dader of het meisje om deze vervolgens te verlaten en te sluiten toen ik mij had vergewist dat ze daar niet waren. Ik doorliep dezelfde routine bij een van de naastgelegen ruimtes en trof het al even verlaten en verduisterd aan.
Richting de overzijde van het oude houten pand hoorde ik hoe America op haar manier de vertrekken verkende. Nu begon de hoofdpijn bij mij echt zeurend te worden en bemoeilijkte het mij in mijn bewegen. Als een rijzende vloeistof die zich een weg door mijn schedel zocht, trok de pijn langs mijn wangen en slapen naar mijn voorhoofd tot ik op enig moment wat wazig begon te zien. De lucht was benauwend en bovendien warm. Desondanks sloop ik verder totdat ik even later, bij het openen van een volgende kamer realiseerde dat wij ons begaven in een tikkende tijdbom.
“GAS!” schreeuwde ik plotseling zo hard als dat ik in mijn vermogen had over de gangen naar America. Het kon niet missen of zowel America als de heren van het arrestatieteam beneden moeten mij gehoord hebben. Deze alarmering kon dus onmogelijk gemist worden. Recht voor mij opgesteld, in een der kamers die ik zojuist had geopend, stonden twee opengedraaide sissende gasflessen. Vol paniek keek ik ze aan met ogen zo groot als pingpongballen en maakte gauw dat ik wegkwam. Boven het luid protesterend en piepend gekraak van de lange planken waarmee deze gang was geplaveid, rende ik in de richting van America, onderweg naar beneden schreeuwend naar mijn collega’s dat ze zich zo gauw mogelijk uit de voeten moesten maken. Enkele seconden later bereikte ik haar aan de andere zijde van het oude gebouw, maar ze leek nog geen aanstalten te maken om te vertrekken.
“Het is Liesbeth! We kunnen haar hier niet achter laten!” informeerde ze mij en wees met een indringend gebaar naar de kamer naast haar.
“Wat?!” vroeg ik haar, maar het was eigenlijk een vraag waar ik wel antwoord op wist. Ik had mijn hand al op haar schouder geplaatst om haar te gebieden zich naar buiten te begeven, maar het gegeven dat ze me duidelijk had gemaakt dat Liesbeth zich achter deze deur bevond veranderde de zaak.
“Help! Haal me hier alsjeblieft uit.” klonk het jammerlijk vanachter de deur.
“Liesbeth, wij zijn het America en inspecteur Riemelneel, van de politie. We komen je daar uit halen.” Wat America zei klonk erg hoopgevend, maar we hadden eigenlijk geen idee hoe we deze deur zo snel konden forceren. Ik had dadelijk geprobeerd om het te openen, alleen was er blijkbaar iets dat het blokkeerde.
“Het gaat niet,” concludeerde Liesbeth, “er zit een één of ander ding voor.”
“Wat dan? Wat is het?” vroeg America haar.
“Ik weet het niet. Het is een groot en rond, van een metaal of zo. En het maakt geluid.”
“Shit nee,” reageerde ik daarop naar America en stapte onbewust iets van de deur af, “Balthazar heeft haar opgesloten met een gasfles. Verderop liggen er ook twee.”
“Nou, waar wachten we dan nog op?” was daarop America reactie, “We zetten er ons gewicht op.”
“Goed plan. Liesbeth?”
“Ja?”
“Meisje, doe ons en jezelf en plezier en ga zover mogelijk weg van die deur staan. We gaan hem intrappen.”
Er klonk een bevestigend oké en we hoorden hoe ze weg stapte bij de deur. Vervolgens verplaatsten America en ik ons iets naar achteren en volgende we elkaars bewegingen om tegelijk op de deur in te beuken. Met mijn 92 kilo zal ik daar vast het grootste deel wel aan hebben bijgedragen en bij die eerste dreun op de deur merkten we al dat hij wat begon mee te geven in z’n sponningen. De tweede keer konden we goed naar binnen kijken en bij een derde poging en inmiddels twee pijnlijke schouders rijker vielen we over elkaar de ruimte in. Gewoonlijk zou ik met wat meer aandacht voor het vrouwelijk schoon naast mij me hebben verwonderd over hoe aangenaam een valpartij in zo’n situatie kon wezen, maar nu de zaak hier op ontploffen stond kan ik niet echt zeggen dat ik mezelf veel tijd heb gegund daarvan te genieten.
“Vlug nu, door dat venster daar!”
Balthazar had een stapelbed van de padvinders omver getrokken zodat hij het Liesbeth had bemoeilijkt om hem in zijn eigen vluchtpoging naar buiten te kunnen volgen. Daarom wees ik naar de gang waarlangs we hier binnen waren gevallen en had er de bedoeling om er door het venster te springen. Liesbeth dacht niet lang na bij deze suggestie en volgde ons meteen. Met z’n drieën sprongen we over de gasfles en de kamer uit richting het raam. Buiten de kamer verhoogden we onze snelheid en sprongen we, alsof we het hadden ingestudeerd, bijna tegelijk op en dwars door het glas naar buiten toe. Instinctief schermden we ons gezicht af door onze armen er gebogen voor te houden en buitelden in een koprol door het versplinterende glas naar de frisse buitenlucht. America anticipeerde in een regen van scherven handig op haar omgeving en greep een dikke tak van een eik beet. Die schuurde weliswaar haar palmen, maar kwam zo wel met een minder pijnlijke sensatie op de grond terecht dan ik. Met mijn logge lijf beukte ik tegen diezelfde tak en incasseerde een blauwe plek die ik tot drie weken erna nog zou zien. Liesbeth nam een andere route in haar vlucht en kwam zonder gebruik te maken van de tak tezamen met ons op een aflopende zandheuvel terecht waar de eik naast de scouting bovenop stond.
“Vlug nu! Hierheen!” gilde America naar ons beide en gebood ons om direct opzij te springen naar de onderzijde van een ontwortelde plataan. Liesbeth en ik twijfelden geen moment en haastten ons met haar naar de bedoelde plek toen schuin boven ons aan de aan de duinweg gelegen ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’ onder een geweldig kabaal uit elkaar klapte. Niet alleen hadden we het geluk onder deze boom te zitten, we zaten ook nog eens twee meter lager in het landschap. Hierdoor werden we niet verschroeid door de verzengende hitte of omver geblazen door de vlammen die er uit het oude gebouw schoten. Splinters en brokken hout en huisraad denderden langs de duinheuvel aan ons voorbij. Zand verplaatste zich en greep in een wolk door de luchtverplaatsing om zich heen om uiteindelijk in een ritselend klinkende regen overal om ons heen neer te slaan. Een nieuwe klap volgde en zorgde ervoor dat ik een minuut lang een tuut in mijn oren had. Zien konden we het niet, maar uit de restanten van de scouting rees nog een gasfles op die als vuurwerk naar de hemel schoot.
Hoe Balthazar het had geflikt kon ik enkel maar naar raden, waarschijnlijk had hij nog vóór de gijzeling zijn spullen klaargezet. Zeker was in elk geval dat hij wist op welk moment hij het pand moest verlaten om vervolgens de boel tot ontploffing te brengen. Zeer waarschijnlijk had hij een brandend object naar de scouting geworpen en was hij gauw op de vlucht geslagen. Ik hoopte maar dat het arrestatieteam hem onderweg had onderschept en ingerekend. Wat mij eraan herinnerde dat mijn mensen zich daarboven op minder dan twintig meter van de scouting hadden begeven. Ook nu vreesde ik dat Balthazar weer slachtoffers had gemaakt. Retroman en de andere mannen, ze moesten snelle benen hebben gehad om hier aan te kunnen ontsnappen.
Al die tijd hadden wij onze handen over onze oren gevouwen en onze ogen stevig dicht geknepen. Het duurde zeker een volle twee minuten voordat we tussen de wortels door naar boven durfden te kijken. Op de plek waar eerder de scouting had gestaan kronkelde nu een flinke rookpluim tussen de bomen door. De eik had stand gehouden en ging nu grotendeels in de rook verscholen. Aan diens takken en die van de omringende bomen lichtten wel allemaal kleine vlammetjes op. Maar dat was niets vergeleken met de vuurzee die er gaande was op de plek waar de scouting had gestaan. Ik kan me niet meer herinneren dat ik was opgestaan en welke woorden ik daarbij naar America had geschreeuwd. Mogelijk had het te maken met het in veiligheid brengen van het kleine meisje Liesbeth. Het enige dat ik voor de geest kan halen is dat het leek alsof alles zich vanaf dat moment in slow-motion rond mij afspeelde. Ik klom naar boven, want ik wilde naar mijn jongens toe. [AANWIJZING] De donkerblauwe Volkswagen Transporter die voor ons in de bosjes verdekt stond opgesteld zal ik daarom vast wel hebben gezien, maar registreren deed ik het niet.
{ZAAG}:
Al wat ik hoorde was het geluid van knetterend vuur en, zoals het leek, het bonzen van mijn eigen hartslag. Zonder nog oog te hebben voor wat America en het meisje achter mij deden, klom ik terug de zandheuvel op. Aanvankelijk ging dat rechtop, later op handen en voeten. Dat was niet omdat ik in stunteligheid verviel of omdat de heuvel zo enorm steil was, maar omdat het beetje wind dat er stond nou eenmaal in mijn richting was gedraaid. Het dwong mij daardoor om laag te blijven, omdat de vette zwarte rook die daarbij werd meegevoerd mij anders het ademen onmogelijk maakten. Alternatieve routes naast het pad waren er niet direct. En ondanks dat het maar een klein afstandje naar de scouting was, leek de tocht er naartoe een eeuwigheid te duren. Alles speelde zich in mijn hoofd langzamer af. Ik ploegde op handen en knieën door het zand en vorderde gestaag. Mijn gedachten waren continu bij mijn collega’s. De kans was groot dat ze de explosie niet hadden overleefd of ze hadden zich in elk geval niet zonder kleerscheuren in veiligheid kunnen brengen. Dat was natuurlijk een aanname, maar wel eentje die ik erg reëel achtte. De gehele helling, die nauwelijks steil was te noemen en behoudens de brokstukken grotendeels uit met wat restanten van eikels en eikenblad vermengd mul zand bestond, bleek een onneembaar vesting. Dichterbij dan dit kwam ik niet. De meeste rook steeg recht uit de ravage op, maar het deel dat over het pad en over mijn hoofd richting de naaldbomen werd gestuwd en de hitte waarmee dat gepaard ging was ik werkelijk niet tegen opgewassen. Mijn ogen begonnen door de schroeiende lucht inmiddels zelf ook te branden en uiteindelijk staakte ik dan ook mijn inspanningen om langs de puinhopen te geraken die er van het gebouw waren overgebleven. Ik kroop iets terug en draaide mij vermoeid op mijn zij. Gezapig staarde ik naar de korrelstructuur van het zand en dacht even helemaal nergens aan. Dat was echter tot ik via mijn ooghoek ontdekte dat er iets mijn blikveld binnenstapte. Rechts van mij liep een in onbruik geraakt en overwoekerd voetpad tussen de heuvel met de affikkende scouting en een vlak met aangeplante naaldbomen dat prominent en schuin voor mij lag. Tussen de stammen door kon ik zien waar de eerder ontdekte Transporter stond, die mij anders vanuit deze positie nooit zou zijn opgevallen. Halverwege die bomen, en klaarblijkelijk in de richting van het busje, was een man vanaf het voetpad de bosaanplant op een kale plek binnen gerend. Hij had halflang piekerig haar en een raar bruin wollen pak aan. Balthazar.
“Oh nee! Die kans krijg je niet,” sprak ik hardop, al wist ik dat hij mij onmogelijk vanaf hier kon horen, “Niet zolang ik Karel Riemelneel heet!”
Met mijn oude vertrouwde Heckler & Koch schoot ik op uit het zand en zette ik een sprint in, mijn armen daarbij voor mij uit gericht. Koste wat kost moest ik verhinderen dat Balthazar, na al zoveel levens te hebben geëist, in de Transporter zou stappen en er ongestraft vandoor zou kunnen gaan. Ditmaal ontglip je me niet, stelde ik voor mezelf vast. Je familie uitmoorden tot daar aan toe, maar dit was persoonlijk geworden. Na Liesbeth heb je aan mijn mensen gezeten. En wanneer je dat doet ga ìk vuurspuwen!
Tussen de stammen van de zwarte dennen door baande ik mij, nog wat stijf van de knal tegen de tak van de eik, een weg naar het busje. De afstand met hem nam snel af en hij had gauw door dat ik van zijn bedoelingen op de hoogte was. Zo op het oog leek zijn vluchtauto voor mij veel verder te liggen, maar mijn hoek was beduidend kleiner, de afstand hemelsbreed veel korter. Desondanks kon hij het eerder bereiken aangezien de vegetatie bij hem veel wijder uit elkaar stond. Omdat ik nog maar kort vanaf de bosrand was binnen gedrongen had ik veel meer struikondergroei, zodat ik van het struweel moest wijken of eroverheen moest springen. Ik werd er hoe dan ook enorm door vertraagd. Een stuk bast van een den naast mij sprong plotseling los. De houtsplinters vlogen in het rond. Balthazar had er een slecht gemikt schot geplaatst, één die duidelijk voor mij was bedoeld. De kogel was godzijdank onderweg al op een andere stam afgeketst. Een tweede suisde rechts op zo’n 40 centimeter aan mijn andere zijde aan mij voorbij.
“Ni-hihihi!” klonk het verderop.
Al rennend trok ik mijn pijnlijke arm zo hoog mogelijk op en probeerde ik het vuur direct te beantwoorden. Dat was alleen uitermate lastig omdat er tijdens mijn beweging voortdurend stammen door mijn gezichtsveld schoten. Toch was ik hier in het voordeel. Door mijn achtergrond en opleiding was ik buiten de schietoefeningen bij Banschoten tevens getraind in vuurgevechten tijdens achtervolgingen zoals deze. Daarom kreeg Balthazar het al gauw te moeilijk door mijn vaardig schietwerk toen hij het busje bijna had bereikt. Met één schot op het rechtervoorwiel stelde ik zijn vervoersmiddel buiten werking en twee andere schoten plaatste ik handig rondom zijn voeten. Zo wist ik hem te overreden om een andere route te kiezen en hield ik hem bij de Transporter vandaan. Balthazar raakte hierdoor in een slip en verloor zijn balans. Hij kwam half op zijn rug en onderarmen op de grond terecht. Dit gaf mij wat tijd en spoedig kwam ik dichterbij hem.
“Met jou ben ik nog effe niet klaar Bally!” schreeuwde ik naar hem toe.
Alleen zat ook ditmaal mijn omgeving me tegen en verhinderde een concentratie van bomen het mij om hem direct uit te schakelen. Hij maakte dankbaar van deze situatie gebruik, hanneste wat, grijnsde kwaadaardig naar mij, richtte zich behendig op en nam daarna de benen. Toen ik eindelijk tussen de begroeiing meer bewegingsvrijheid had en zo goed als bij de wagen stond, hoorde ik opnieuw gevuurd worden. Het was America. Terwijl ik eerder een poging had gedaan om via de duinheuvel mij over mijn andere collega’s te ontfermen, had zij ondertussen het busje met Liesbeth via een gemakkelijkere route genaderd.
“America, breng Liesbeth in veiligheid,” beval ik haar, “dit is tussen hem en mij.”
Ik was natuurlijk niet boos op haar, maar ze kon uit mijn stem wel opmaken dat ik geen ruimte liet voor discussie. America begreep het meteen en knikte naar me. Ze liep weg met het scoutingmeisje. Kort wierp ik vervolgens nog even uit nieuwsgierigheid een blik in de cabine van de Volkswagen, zonder echt de intentie te hebben erbij te blijven plakken. Ik had immers wel wat beters te doen; Balthazar uitschakelen of inrekenen. De vluchtige indruk van de inhoud van de cabine leverde mij geen nieuwe informatie op, zodat ik alweer onderweg was achter Balthazar aan. Hij had inmiddels twintig meter voorsprong gekregen zodat ik ondertussen een list moest verzinnen om hem bij te kunnen houden. Ik spurtte tussen de zwarte dennen door en slaagde er gelukkig in om hem in het vizier te houden. Blijkbaar had hij dat in de gaten, want Balthazar begon wederom in het achterom kijken naar mij te schieten. En één regel die ik wel heb geleerd uit de sportwereld is dat over je schouder kijken, om te zien hoe je achtervolgers het doen, vertragend werkt, dus dat leek me niet zo verstandig van hem. En wellicht liep hij op die manier nog tegen een boom op ook, maar dat bleek, helaas, een ijdele hoop.
“Zie maar eens dat je me kunt krijgen! Ni-hihihi!” sprak Balthazar luid en uitdagend. Hij gedroeg zich als een naar soort clown, een nar en tegelijk een vervelend verwend kind dat constant het bloed onder je nagels vandaan haalt. Balthazar was een verknipte geest geworden. Rijp voor het gesticht.
Met zijn kogels miste hij mij stuk voor stuk en ik begon me spoedig af te vragen hoeveel kogels hij dadelijk überhaupt nog over zou houden, aangezien de magazijninhoud van een Walter PP ophoudt met acht. Ter vergelijking, mijn modernere Heckler & Koch had er eerst nog twintig. Dus was het niet zo slim van hem geweest de Walter PP te verkiezen boven de Beretta van mijn collega’s. Uiteraard hoefde er maar één schot raak te zijn. Alleen zover wilde ik het niet laten komen natuurlijk.
Na een breed voetpad te zijn overgestoken dacht ik even dat ik hem helemaal kwijt was, maar verderop zag ik hoe hij probeerde weg te vluchten in de richting van een soort opgaand stel traptreden, aangelegd en enkel bestaande uit bielzen, ingelegd in fijn geelwit zand. Ondertussen was ik ook wat op hem ingelopen. Voordelig, maar nu hoefde hij zich enkel maar om te draaien en één kogel over te hebben en hij kon mij alsnog finaal aan puin schieten. Bovendien verdween hij nu achter een stel meidoorns, zodat ik hem niet meer kon zien. Daarom schatte ik mijn kansen in en sloeg ik van het pad af de struiken in, tussen enkele berken door, maar ongeveer in dezelfde richting als waarin hij zojuist verdwenen was. De man, die allang niet meer naar de naam Taco luisterde, moet nu of zijn teruggegaan om mij op te zoeken, door terug te lopen naar het voetpad, of hij was doorgerend, de trap op naar boven, waar hij op deze duinrug tussen de loofbomen door een kort pad kon bewandelen dat aan het andere einde ervan via een nog iets steiler pad met trappen weer naar beneden leidde. Zou hij in die richting zijn doorgelopen, dan moest ik hem aldaar op een breder, tussen zachte berken gelegen pad weer tegenkomen. Dit was een vreemd soort achtervolging, omdat ik niet per se achter hem aan zat, maar hij ook met mij wilde afrekenen. Hij kon dus net zo gemakkelijk halverwege weer ergens opduiken en mij onverwachts overmeesteren. Te meer reden om extra op mijn hoede te zijn nu. Mijn route liep lager in het landschap. Ik kon van hier uit goed in beide richtingen overzien hoe mijn kansen er voor lagen. Toch besloot ik door te lopen naar het wandelpad dat hier in dit duingebied tevens onderdeel uitmaakte van één van de door het bosbeheer uitgestippelde wandelroutes, zodat liefhebbers een gevarieerde tocht door het bos konden belopen. Dit was meteen ook een gevaar waar ik rekening mee moest te houden; ik kon namelijk niet riskeren dat Balthazar een nieuwe gijzelaar zou uitkiezen wanneer er toevallig iemand voorbij liep of, erger nog, een verdwaalde kogel op een wandelaar uit zou komen. Maar waar ik hem nu in elk geval had verwacht weer tegen te komen, was hij blijkbaar niet. Dus ik moest een nieuwe beslissing maken. Hier op dit brede pad met redelijk wat doorkijken tussen de zachte berken liep ik wel heel erg in de gaten. Ik had dus niet even gemakkelijk een brede boom of struik waarachter ik weg kon duiken.
Opeens klonk zijn stem weer:
“Telkens wanneer jij de held wil uithangen vallen er slachtoffers, Kareltje,” het kwam ergens rechts achter mij vandaan. De woorden grepen terug op droevige dag uit ons verleden. Ik draaide mij al joggend en half rennend in die richting, maar keek ook snel om me heen naar iets waar ik mij eventueel achter kon verschuilen. Al wat ik zag waren bomen, omgevallen boomstammen, er tegenop gerichte tapijten van klimplanten en talrijke struiken. Balthazar was nergens te zien. Ik hoorde alleen die snerende stem van hem, waar dat akelige giecheltje van hem al bijna weer doorheen klonk: “Je moet altijd op je hoedde blijven. Had mij nou naar boven geleid, in plaats van zelf zonodig de hoofdrol op te willen eisen. Ik had de meisjes veel beter kunnen redden dan jij. Kijk naar jezelf! Jouw klunzigheid staat je ook nu weer in de weg,” Hij bleek erg zelfverzekerd. Dat hoorde je gewoon. Beduidend zelfverzekerder dan ik zelf was op dit moment. Al liet ik mij daardoor niet uit het veld slaan en was ook ik erg alert. Daar zorgde mijn furiositeit wel voor. Op dat moment zei ik bewust zelf niets, omdat ik ervoor vreesde dat als hij mij nog niet had gezien, ik er mijn positie mee zou vrijgeven. Hem in de kaart spelen was nu ongeveer het laatste wat ik wilde.
“Het spel is nu bijna over,” ging hij verder, “De ontknoping nadert. De laatste speelstukken zijn in gereedheid gebracht… Eén van ons is hier te veel. Zolang dit spel tussen jou en mij niet is uitgespeeld, Kareltje, zullen er slachtoffers blijven vallen…” Hij liet lange rustpauzes in zijn betoog vallen. Mogelijk sloop hij door hij tussen de bomen door, hopende dat ik zou antwoorden en mezelf daarmee zou verraden. “Vele mensen wiens leven voortdurend door jou in gevaar worden gebracht. Overal waar jij gaan zult, zul je een spoor van dood en verderf achter je aantrekken… Een treurig fatum zo voorspel ik je. Echt Kareltje, je collega’s waren nog maar het begin. Geef het op! Spaar de rest van je collega’s… je vrienden… je familie…” Zijn woorden werden gedragen door de wind en gonsden tergend door mijn kop, alsof ze minuten geleden al werden uitgesproken en nog altijd voort echoden. Maar van een echo was hier totaal geen sprake. Die beeldde ik mij blijkbaar in. Balthazar had gewoon van zichzelf iets in zijn stem dat je kon achtervolgen in je meest gevreesde en afschrikwekkendste nachtmerries, waarbij iedere zinsnede door je oorschelpen droop als een gekmakend substantie, bloederig en traag als stroop. Zijn snodige rede leek van niet al te ver te komen, veel dichterbij dan ik aanvankelijk had gedacht dat hij nu zou kunnen zijn. Klaarblijkelijk was hij hoger tussen de heuvels ook van het pad afgeslagen en was hij ongemerkt met mij opgelopen.
“Ni-hihihi!” klonk zijn naargeestig lachje weer, in een haast huilend klank van waanzin.
Opeens hoorde ik stemmen verderop in het bos, in het stuk dat ik zelf al belopen had. Het had er alle schijn van dat dit mijn collega’s waren, de mannen van het arrestatieteam. Sommige van en hadden dus kennelijk de dans ontsprongen en waren nu naar mij onderweg. Ze moesten echter wel opschieten, wilden ze Balthazar nog kunnen inrekenen. Want blijkbaar had hij ook door dat ik versterking zou gaan krijgen en verplaatste zich aanstonds verder door de bossen. Hierdoor verried hij zichzelf en werd hij voor mij weer zichtbaar, eerder dan dat hij mij zag. Hogerop zag ik hoe hij op enig moment loskwam vanuit enkele dicht opeenstaande eiken en berken. Zijn beverpak was hem schijnbaar goed van pas gekomen. Het had hem van de nodige schutkleur voorzien om voor mij onopgemerkt te blijven. Ik bracht mijn Heckler & Koch alweer in gereedheid. Balthazar was gedwongen om zich over een hoger gelegen zandverstuiving te verplaatsen, dat was gunstig, want dat zou hem vertragen en maakte dat hij een eenvoudiger doel voor mij zou zijn. Hij bevond zich zo’n drie meter hoger dan waar ik nu stond. De open vlakte was niet heel breed, maar bood mij net genoeg ruimte om hem nog even als een schietschijf te kunnen gebruiken. Ik schoot, twee maal. Alleen helaas, miste ik hem faliekant. En Balthazar was alweer weg.
Hier stond ik dus voor de keuze, zou ik hem nu maar laten gaan en terugkeren naar mijn mannen of bleef ik hem achterna zitten? Ik aarzelde. Ik dacht aan de crash terug, hoe mijn best doen niet goed genoeg was en deze man maar niet kon inzien dat het voor mij onmogelijk was geweest om behalve Isabel ook Katelijn te bevrijden. Ik zag voor me hoe hij bij Liesbeth thuis met Nikki Nancy moest hebben geworsteld, om haar uiteindelijk in haar lies te knallen, dat hij Liesbeth vervolgens met zich meebracht naar de scouting, de plek waar zij werd herinnerd aan de gruwelijke aanblik van haar vriendin, die ze daar eerder levenloos en van haar onschuld beroofd had aangetroffen. Beelden flitsten aan mij voorbij die nog maar kort in het geheugen waren opgeslagen. Het waren de beelden van hoe ik mij had voorgesteld dat hij, kil als hij was, Sabrina Biezenhutter had neergeschoten, gewoon omdat hij het kon en hij vond dat zij hem in de weg stond. Ik zag weer voor me hoe hij Retroman uitschakelde, een goeiige knul die nog geen vlieg kwaad kon doen, een makker van me, een goudeerlijk kerel die alleen maar dat deed wat hem het beste leek en dit avontuur hoogstwaarschijnlijk niet levend was doorgekomen. En daarna de rest van mannen…
“Nee, Balthazar! Jij gaat helemaal nergens meer heen. Ik blijf je achtervolgen, al is het het laatste wat ik doe.”
Ik negeerde mijn kwetsuren, het gevaar voor eigen leven en de mannen die onderweg waren om mij te ondersteunen. Het zal de vuurspuwer in mij zijn geweest die mij zover bracht, maar besluiten om deze strijd op te geven, kon ik niet. Ik was blind, blind voor het eventuele gevaar dat nog komen zou. Dit kon ik niet over mijn kant laten gaan. Balthazar had in één ding gelijk gehad: dit was een spel dat uitgespeeld moest worden, een smartelijk geschil dat spoedig zou worden beslecht.
Sneller dan ik normaal gezien voor mogelijk had gehouden sprong en sprintte ik tussen een stel doornstruiken door de helling op naar boven toe, mijn enkels en schenen daarbij genadeloos schurend aan een stel scherpe uitsteeksels van de duindoorn. Het was een pijnlijke ervaring die mij anders onherroepelijk tot staan en op andere gedachten had gebracht. Ditmaal negeerde ik de pijn en bleef ik vast beraden op mijn doel afgaan. Met het bloed sijpelend langs mijn onderbenen stak ik, gevoed door een enorme stoot adrenaline gehaast de vlakte over. Als een losgeslagen rund draafde ik met grote passen door het grove losse zand. Ik schoot opnieuw een keer of drie en zag aan weerszijden van Balthazars laklederen schoeisel hoe het zand naast zijn voeten opstoof. De leemte was, vanaf hierboven bekeken, net iets wijdser dan ik me deze vanaf het voetpad had kunnen voorstellen. De ondergrond was inspannend om te belopen, zowel voor mij, maar ook voor hem. Vooral voor Balthazar, omdat die er met zijn nette gladde herenschoenen amper echt doorheen kwam. Ik vervloekte daarom de voorsprong die hij gekregen had vanaf het moment dat ik de duinheuvel nog betreden moest, anders had ik hem er op dit ogenblik allang uitgelopen. Daarvoor in de plaats had hij nu de overzijde van de zandvlakte bereikt en verdween hij verderop tussen de kronen van het lager gelegen groeisel achter de glooiing van het landschap uit het zicht. Tezelfdertijd ging ik bijna gestrekt in de laatste paar meters door het zand toen ik mijn voeten ietwat ongelukkig in de uitwerpselen plaatste van de Schotse Hooglanders die hier, ondanks hun vriendelijke aard, menig wandelaar door hun grote hoorns de schrik aanjagen. In de stront stappen brengt doorgaans geluk, dacht ik nog. En ik hoopte zo dat daar ook maar iets van waar was. Balthazar achtervolgend kwam ik via een steil aflopende helling op een geheel ander terrein uit. Anders dan zojuist op de vlakte, was het hier behoorlijk dicht begroeid. Behoudens een open ruimte in het midden stond het in de grote kuil waarin ik terecht was gekomen vol met eeuwenoude zomereiken. Een penetrante geur van vers gezaagd hout kwam je er tegemoet. Niet verwonderlijk; recht voor mij, tussen de eiken in, stond een grote houtzagerij. Het houten gebouw dat voor deze bedrijvigheid was opgetrokken lag diep in de duinen verscholen en was naar alle waarschijnlijkheid nauwelijks bij de recreërende duinbezoekers bekend. Het betrof eveneens een blokhut en was bijna anderhalf keer zo groot dan de scouting die ik eerder had bezocht en nu jammerlijk in rook opging. De onaangetaste eikenbomen leverde een eigenaardig contrast op met de doelstelling waarmee de houtzagerij was opgezet. Het duidde er haast op dat hier illegale praktijken werden verricht. Ik benaderde, nog altijd met getrokken wapen, de zagerij vanaf de achterzijde. Balthazar was zo op het eerste oog in geen velden of wegen te bekennen. Ik vermoedde daarom dat hij zich in het gebouw zelf ophield. De schaarse verlichting die er door het dikke bladerdek naar beneden viel, warme de koele onderlaag nauwelijks op. En dat terwijl de zon inmiddels het hoogte punt aan de hemel had bereikt. De kilte die dat hier tot gevolg had droeg extra aan de spanning bij. Heel erg vond ik dat niet. Ik ben altijd van mening geweest dat een frisse omgeving positief bijdraagt aan je focus. Warme benauwende omgevingen bemoeilijken vaak het helder kunnen denken, wat gegeven de omstandigheden cruciaal was. Sluipend langs de grove buitenmuur van de grote blokhut naderde ik een slachtbank voor jong kreupel- en haardhout afkomstig van berken en eiken. Te midden van een breed palet aan zaagsel- en splintersoorten lagen links van mij her en der enkele op 25 tot 30 centimeter gekloofde haardblokken. Direct ernaast lagen brede houten pallets als eindproduct van de in het verlengde ervan geplaatste boomstronken. Pompeuze cilindervormige boomstammen lagen er keurig bovenop elkaar gestapeld, klaar om te worden versnipperd, verzaagt of te worden vergruisd. Het grote mechaniek dat voor het leeuwendeel van de houtproductie verantwoordelijk was, kon verder naar de voorzijde van de houtzagerij gevonden worden. In het afdalen vanaf de duinhelling had ik reeds gezien hoe een tweetal lopende banden op de grote open plaats van dit terrein stond opgesteld. Nu viel het buiten mijn zicht, maar het was mij wel duidelijk dat daar de grote houtblokken klaar werden gelegd om door de houtzagerij te worden verorberd. De grote vraag was nu natuurlijk waar Balthazar gedacht had mij op een sinistere plaats als deze te kunnen overmeesteren. Het kon niet anders, of hij was van te voren al op de hoogte geweest van het akelige decor dat zich hier tentoon spreidde. Hij had mijn zenuwen dan ook niet strakker kunnen aanspannen door mij hier naartoe te leidden. Het zweet gutste, ondanks de koele tijd van het jaar, langs mijn behaarde rug en over mijn slapen. Met twee handen hield ik mijn Heckler & Koch stevig omklemd en schoof ik stap voor stap naar de voorzijde van de houtzagerij. Als ik mij in die glad gelakte schoenen van Balthazar zou bevinden, dan zou ik mij nu recht achter de buitenmuur van de houtzagerij opstellen, direct om de hoek waar ook de boomstronken over de lopende band de dood zouden vinden. Bij het in het vizier komen van mijn prooi, zou ik plotseling vanachter de muur tevoorschijn komen en hem ineens de genadeslag toedienen. Met die tactiek in gedachte liep ik uiterst behoedzaam steeds dichter naar de voorzijde van dit bouwwerk. Nog enkele meters te gaan en ik zou Balthazar recht in zijn gezicht aan kunnen kijken. Om te verhinderen dat dit zou uitlopen op een schietpartij uit een slechte scène van een western, waarbij beide bandieten elkaar tegelijk overhoop zouden schieten, verwijderde ik mij langzaam van de blokhut. Omzichtig stapte ik in de richting van executieplaats van het brandhout. En juist op het moment dat ik verwachtte dat de schurk uit dit verhaal met getrokken revolver uit zijn schuilplaats uit de houtzagerij tevoorschijn zou komen, klonk het onheilspellende achter mij:
“Zagen, zagen, wiedewiedewagen…!”
Abrupt draaide ik mij om en wendde mij tot de stapel met pallets. Mijn hart klopte nu zowat in mijn keel, want wat ik voor mij zag was dezelfde Balthazar die ik verwacht had uit de blokhut op te zien duiken, maar in plaats van vanuit die richting met zijn Walter PP op mijn voorhoofd te vuren, stond hij daar als een ijzingwekkend silhouet bovenop de stapel met planken met in zijn handen een groot vervaarlijk apparaat.
“Gert Jan kwam thuis om een boterham te vragen,” en nog voor hij de laatste woorden uit dat wijsje had voortgebracht, trok Balthazar aan een koord dat aan het enorme voorwerp bevestigd zat en waarvan ik mij niet dadelijk een duidelijk beeld kon vormen wat dat precies was doordat hij er pal mee tegen het licht stond. Wat het ding dat hij vasthield was, werd mij echter maar al te duidelijk toen ik een log motorgeluid hoorde aanzwellen en een ketting met een zaagblad in beweging zag komen. Onmiddellijk sprong Balthazar op van de stapel pallets en dook hij met kettingzaag en al in de richting van mijn persoontje.
Vol doodsangst zag ik mijn verdelger met dat helse apparaat op mij afkomen en dacht ik, nu is het met mij gebeurd. Ik deed daarom het enige wat mij op dat moment nog gunstig leek voor mijn gezondheid en dat was door een tijgersprong te maken naar de voorplaats van de houtzagerij. Achter mij hoorde ik hoe het ratelende zaagblad onverbiddelijk en onder luid kabaal zichzelf vast groef in het hakblok. Balthazar had gehoopt middels een linkshandige beweging mij door midden te klieven. Gelukkig was ik tijdig opzij gerold en wilde ik mij alweer oprichten om Balthazar te kunnen neerschieten. Tot mijn stomme verbazing ontdekte ik echter dat ik mijn pistool had laten vallen en zocht ik het gras al af naar waar ik het had gelaten. Daar moest ik wel mee opschieten, want de Bever was hier in zijn element en had de kettingzaag reeds kunnen losrukken. Hij draaide zich naar mij toe en kreeg meteen een gelaatsuitdrukking op zijn gezicht die zo diabolisch was dat ik zou zweren hier te maken te hebben met één van de afgezanten van de duivel zelf. De grijns waarmee dat gepaard ging was eveneens sardonisch, te meer omdat hij in de gaten had dat ik ontwapend was. Des te groter was het geluk aan mijn kant dat ik tijdig mijn Heckler & Koch terugvond, van de grond kon grissen en een schot kon lossen. Het ketste echter op het heftig ronddraaiende zaagblad af en trof verder geen noemenswaardig doel. Toch bleek deze losse flodder uiterst rendabel; Balthazar erdoor uit evenwicht gebracht waardoor de neerslaande beweging met de kettingzaag op een andere plaats uitkwam dan hij ermee had beoogd. Op nog duimdikte van mij schedel zeeg het woest tekeer gaande zaagblad van dit angstaanjagende apparaat met grof geweld naast mij neer. Net op tijd keerde ik mij gezicht ervan af, maar kon niet verhinderen dat mijn gehoor op barbaarse wijze met honderd decibel of meer werd gemangeld. In deze positie rolde ik verder door totdat ik met mijn zij de opstelling van de lopende band kon voelen. Hiermee kwam ik meteen ook weer buiten het directe bereik van deze godvergeten beul. Ik had hier naar mijn gevoel net zo gemakkelijk in gevecht kunnen zijn met een bijna vijf ton zware Tyrannosaurus rex. Balthazar deinsde ècht voor niets terug. Veel tijd om mij overdacht te kunnen recapituleren kreeg ik niet. De bruut kwam alweer op mij af. Daar mijn eerdere poging hem met een schot onschadelijk te maken tot niets had geleid, gooide ik het eens over een andere boeg. Knaphandig maar onder duidelijk protest van mijn gekrenkt gestel, slingerde ik mij op de lopende band, in volle overtuiging dat deze nu toch niet in bedrijf was. Dat was echter totdat Balthazar over een blokje hout struikelde en zodoende breeduit op het bedieningspaneel belandde. Opnieuw kreeg hij mij daardoor niet onder zijn zaagblad, wat hij blijkbaar zo graag wilde, maar ik was hard onderweg om nu wel richting een ander zaagblad vervoerd te worden. Welhaast buitelend om mijn balans te houden zwiepte en zwierde ik met mijn ledematen om mijzelf in een lopende beweging te krijgen. Met grote uitpuilende ogen keek ik vol ontzetting achterom terwijl ik de bedoeling naar voren te hollen en zag ik hoe een zingende zaag mij welkom heette. Nu waren zo goed als al mijn kansen verkeken. Achter mij drong het geluid van een hongerige zaag zich aan mij op, terwijl mijn linkerflank door een brute tot de tanden bewapende moordenaar mij op de huid zat. Rechts had ik geen ontsnappingsmogelijkheden. Ik was reeds zo verder op de lopende band naar achteren gevoerd, dat een houten schot dat deel uitmaakte van de constructie van de blokhut mij verhinderde aan die zijde weg te springen. Dit was het dan, dacht ik toen. Meer engeltjes die over mij ziel waken heb ik niet op mijn schouders zitten. Hier eindigde dan nu toch echt het zogenaamd roemrijke leven van Karel Riemelneel. Balthazar liet de kettingzaag voor wat het was en genoot van de per ongeluk de door hem tot stand gebrachte situatie. Voor alle zekerheid had hij zijn Walter PP nog uit zijn broekriem tevoorschijn getrokken, maar had niet het idee dat hij die nog zou hoeven inzetten. Op dat moment bewees ik dat je een Riemelneel niet te snel moest afschrijven. Mijn rechterzijde mocht dan met een houten schot zijn afgezet, het schot reikte vanaf het L-vormige dak slechts tot enkele centimeters boven de zijkant van de lopende band. Het was een groot risico wat ik nam, en het kostte mij een schoen, maar juist op het moment dat ik in het bereik kwam van het gretig cirkelende zaagblad liet ik mij voorover vallen en rolde ik naar rechts opzij door de uitsparing. Op dit ogenblik moest Balthazar zich wild hebben geschrokken van mijn inventiviteit, maar de verbale reactie dat ongetwijfeld met een hoop gevloek gepaard ging verstomde ik het lawaai van de zaag naast mij.
Door mij fortuinlijke ingeving kwam ik naast de band op een flinke hoop zaagsel terecht. Dit was natuurlijk het product van het dodelijke mechanisme waaraan ik zojuist was ontsnapt. Voor een kort moment verwelkomde ik de indringende houtgeur en had haast de neiging deze dankbaar met volle teugen op te snuiven. In plaats daarvan gunde ik mezelf een kort moment om even de spieren te ontspannen en nam ik in visuele zin mijn nieuwe omgeving op. Veel tijd werd mij niet gegeven. Het gevaar was nog niet geweken zolang Balthazar hier rond huisde en het op mij had voorzien. Tot die realiteit werd ik teruggebracht toen ik mij er nog maar net van had overtuigd dat ik in een soort stal terecht was gekomen, waarbij de voorzijde van deze ruimte tot de dakrand toe helemaal vrij was. Toen ik mijn hoofd opzij draaide ontdekte ik plotseling dat het lawaai van de zaag achter mij verstomde. Direct trachtte ik los te komen van de gemakkelijk tien kuub zaagsel waar ik bovenop lag en worstelde ik om via de vaste grond weer weg te kunnen vluchten. Echter, nog voor ik met beide benen naar de grond was gegleden, moest Balthazar over de lopende band zijn gesprongen en stond hij mij onder de koof reeds op te wachten. Toen ik mij in mijn tocht naar beneden naar hem omdraaide aanschouwde ik hoe een kringeltje rook van zijn Walter PP naar boven opsteeg. Opnieuw kreeg ik niet meer dan een silhouet van hem te zien. Op de achtergrond werd ik enkele mannenstemmen gewaar en herkende ik daarin de vertrouwde klanken van de personen met wie ik had samengewerkt. Ik zag hoe Balthazar zijn wapen in hun richting verplaatste, zijn magazijn leegschoot en vervolgens tot de conclusie kwam dat hij zich niet meer kon verweren. En terwijl ik een warme stroom vocht langs mijn oor naar mijn wang voelde stromen, werd mijn lichaam koud en begon alles te vervagen. Een 9mm Parabellum kogel, afkomstig uit Balthazars vuurwapen, was twee centimeter schuin boven mijn slaap in mijn schedel gedrongen. Het laatste wat ik zag voordat mijn lichten doofden waren twee wegvluchtende benen, gestoken in een absurd beverpak met daaronder twee Van Bommels, maatje 46.
Ongeveer tegelijk aan het moment dat Balthazar spoorloos in het duingebied verdween, werd door inspecteur Retroman de achterdeur van een Volkswagen Transporter geforceerd. In de achterbak werden gevonden en voor het grootste gedeelte verpakt in plastic: een koevoet, een paraplu, een Stanleymes en een klein zaagje. Het zaagje werd later beter geduid als ‘schrobzaag’, dat door dakdekkers nog wel eens wordt gebruikt bij bijvoorbeeld het verdiepen van een afvoer. Naast deze spullen werd tevens het stoffelijk overschot aangetroffen van Anika Roerling.
Einde ‘De rotte appel – deel 2’.
By karelriemelneel | May 18, 2012 - 12:52 pm - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, vuurspugende zonsverduistering detective

image by Daph-new, edited by Gsorsnoi

Zelden heb ik zo’n complexe zaak in behandeling gehad als die van de familie Roerling. Het begon met een dakdekkersbusje dat door een lijk bestuurd leek te zijn. Al gauw bleek echter dat de aanstichter ons in het ootje heeft willen nemen. Het stoffelijk overschot van dakdekker Gert Jan de Vree was voorin de bestuurderszit gehesen. De bus werd een zet gegeven en wat volgde was een dodemansrit die bijna voor nog meer slachtoffers zorgde. Gelukkig bleven de tegenliggers waarmee de bus in botsing kwam buiten levensgevaar. Maar dat gold niet voor zijn collega Roger Roerling en diens directe familieleden. Op verschillende plaatsen delict stuitte we keer op keer op nieuwe raadsels omtrent de wijze waarop en waarom zij werden omgebracht. Veel is inmiddels bekend over de achtergronden bij deze personen en de toedrachten rondom hun overlijden. Maar over connecties tussen hun dood en de motivatie van de moordenaar(s) om hen om het leven te brengen is eigenlijk nog nauwelijks enige duidelijkheid.
In een poging orde in de chaos te scheppen heb in op enig moment in dit onderzoek besloten alle losse eindjes op schrift te stellen.

Wie is de sadist die een heel gezin heeft uitgemoord en daarin niet heeft geschroomd een andere dakdekker uit de weg te ruimen? Kortom: wie is de ‘rotte appel’ in deze moordzaak?

( Lees meer in: VZD (10): De rotte appel )

PD# 1 DAKDEKKERSBUS aan de Valckenmolense Dreef:
Een bestelbusje van het dakdekkersbedrijf Lekt ‘t een beetje? werd onder aan een duinheuvel in een greppel naast de openbare weg aangetroffen, ver buiten het werkgebied van de laatste klus van deze dakdekkers. Vanaf een hoger gelegen uitrit had iemand de laatste handelingen verricht zodat de bus vanuit een bocht aan de dodemansrit kon beginnen. De Volkswagen Transporter was lager op de Valckenmolense Dreef tot stilstand gekomen nadat het op een tegenligger was geknald. De bedrijfsbus had ‘stationair’ gestaan, met het lijk van Gert Jan de Vree achter het stuur, toen het vehikel werd geïnspecteerd. Zowel voor in de bus als in het laadgedeelte werden diverse bloedsporen gevonden, allen van Gert Jan. Achterin de bus werden ook vele dakdekkersgereedschappen aangetroffen, sommige rijkelijk met bloed besmeurd, zodat het moordwapen waarmee het primaire slachtoffer was omgebracht van alles kon wezen.

Tussen het instrumentarium van de dakdekkers vond Lesley Spandabato een foto van vijf aardappeltjes, achter gelaten door Magere Hein.

Grootste vraag is hier: waarom werd het dakdekkersbusje ver buiten het werkgebied van de dakdekkers aangetroffen, ter hoogte van ‘Scouting Admiraal Biezenhuttter’?

PD#2 DAKKAPEL aan de Drachtsterpromenade

Onder aan de trap van een huis in aanbouw werd het lijk gevonden van Roger Roerling. Dakdekkersbedrijf Lekt ‘t een beetje had hem er tezamen met zijn collega en aangever Gert Jan de Vree op een grote klus gezet. De heren moesten de gehele straat voorzien van dakbekleding en dakkapellen. Roger was door de dakkapel via de zolder en verder over de trap naar beneden gedonderd. De trappengang naar de zolderetage lag vol verfresten, houtsplinters en ander puin toen Abdel er de trap besteeg om boven op onderzoek uit te gaan.
Tegen de met pannen bedekte dakspanten waren loopplanken bevestigd door middel van een steigerconstructie waarmee het bewegen over het dak werd vergemakkelijkt. Zo konden Roger en Gert Jan eenvoudig bij de dakkapellen komen. Aan het half afgeronde en vernielde dakkapel, waar zij aan werkten op de dag toen beide heren werden vermoord, wapperde een los oranje bouwzeil losjes in de wind. Bij de andere dakkapellen waren deze keurig vastgezet. Toen de inspecteurs America en Abdel het dak bestegen om naar het moordwapen te zoeken, vonden zij deze al rap; onder in de afwatering lag een in stukken gebroken en met bloed bevuilde dakpan. Van het bloed werd later vastgesteld dat het Rogers bloed was. Terug op de straatstenen kwamen zij ook scherven tegen van een elektrisch handgereedschap, wat een Bosch handboormachine bleek te zijn.
Bijzonder detail is dat er naar alle waarschijnlijkheid een woordenwisseling is geweest op het dak tussen de moordenaar en zijn eerste slachtoffer, maar niemand in de nabije omgeving heeft dit opgemerkt. Het lawaai dat door andere bouwactiviteiten werd geproduceerd was hier mogelijk de reden toe. Gert Jan, die net met nieuw materiaal kwam aanrijden op de bouwplaats, heeft het geschil ook niet gehoord, maar vond wel de scherven van de Bosch boormachine (zijn vingerafdrukken werden op de binnenkant van enkele scherven aangetroffen). Toen hij door had dat de vreemde man aan het adres waaraan zij werkten een moordenaar bleek te zijn, was het voor hem al te laat.

Kernvraag hier en in het gehele onderzoek is natuurlijk: voor welk geschil kwam de moordenaar het dak op om Roger te vermoorden? En wie is deze moordenaar?

PD#3 DUINBOS nabij ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’

Padvindster Liesbeth Weverling vond het lichaam van haar vriendin Andrea Roerling in bosjes nabij  ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’. De ingang van dit duinbos naar de scouting was gelegen aan de Valckenmolensedreef, waar lager op de duinheuvel Gert Jan verongelukte.
Later die dag arriveerde scoutingleidster Sabrina Biezenhutter met andere padvindsters in de leeftijdscategorie 11 tot 17 om een reeds eerder uitgestelde natuurwerkdag samen te gaan oppakken. Voor de derde keer op een rij kon deze nu echter weer niet doorgaan (door de moord op Andrea Roerling). De eerste keer kwam het doordat mevrouw Biezenhutter in het ziekenhuis moest worden opgenomen door problemen met haar blaas. En de keer erop was het zulk noodweer dat er voor de natuurwerkdag in de plaats een verkleedfeest van werd gemaakt. Inspecteur Retroman kon daar de stapel verkleedspullen nog duidelijk van terugvinden, daar deze nog niet volledig waren opgeruimd. Het was hem opgevallen dat mevrouw Biezenhutter zich vreemd gedroeg toen ze hem op die kleren wees, alsof er iets naargeestig kleefde aan die spullen.
Andrea lag tussen de struiken. Ze had lange blonde haren, bovenop iets in de krul gezet. Haar hoofd lag ietwat naar achteren gekanteld waardoor niet alleen aan de voor- maar ook de achterzijde de bevestiging van haar beugel was te zien. Aan één zijde van haar smalle mond kleefde duct tape dat blijkbaar na de seksuele handelingen moest zijn los gemaakt. Zelf kon ze het niet hebben gedaan. De brute moordenaar had namelijk haar handen achter haar rug bij elkaar gebonden met tiewraps zodat enig verweer onmogelijk voor haar was. Vanonder was ze ontkleed. Haar lichtblauwe spijkerbroek lag binnenstebuiten naast haast haar lichaam. Eén voet zat nog in een broekspijp gestoken. De verkrachter moet blijkbaar het geduld niet hebben gehad haar schoenen los te maken, zodat de pijp erachter bleef steken. De andere voet was bloot. Haar onderbroekje was simpelweg kapot gescheurd en lag in flarden naast haar heupen. Boven haar middel was een deel van haar witte shirt naar boven opgeslagen. Dat was, tot de hoogte van haar borsten, ook wel zo’n beetje wel het enige deel wat er wit aan was gebleven. Want omdat haar keel was doorgesneden had de kleur rood de overhand genomen. Een flinke plas bloed ontsierde haar borstkas en er droop nog een beetje in haar bomberjack.
Naast haar lichaam werd een brokje tinsoldeer ontdekt. Waarschijnlijk achtergelaten door de moordenaar. Daarmee is de kans groter dat het hier om een dakdekker zou gaan.

Twee zaken zitten mij hier dwars: allereerst Retromans constatering met betrekking tot mevrouw Biezenhutters reactie bij het wijzen naar de stapel kleren; wat heeft zij ons geprobeerd duidelijk te maken? Waarom keek ze er naar alsof er bloed kleefde aan de verkleedspullen?
Daarnaast heeft het brokje tinsoldeer mij er eerder van overtuigd dat de verkrachter van Andrea Roerling een dakdekker moest zijn geweest. Dit staat echter volledig haaks op het type schoeisel van de persoon die Roger op het dak heeft omgebracht. Ook de voetsporen welke we bij de scouting hebben aangetroffen wijzen op de maatje 46 Van Bommel schoenen. Hierdoor acht ik het onwaarschijnlijk dat de moordenaar een dakdekker moet zijn geweest en zal het brokje tinsoldeer hier mogelijkerwijs terecht zijn gekomen doordat het aan zijn kleding is blijven haken toen hij uit de bus stapte.

PD#4 WONING VAN FAMILIE ROERLING aan het Sambeekse Korenveld

Koen Voet stuitte op twee lijken bij het brengen van een huisbezoek aan het familieadres van Roger Roerling. In de woonkamer vond hij het ontzielde lichaam van zijn vrouw Olivia. Zijn zoon Jericho was er zo slecht aan toe dat een reanimatiepoging niets meer uithaalde. Hierop heb ik Koen naar huis moeten sturen, zoals de CGFI-regels voorschrijven. Hij was emotioneel te zwaar aangeslagen om het verlof niet te accepteren. Niet eerder dan dinsdag wordt hij weer op kantoor verwacht. Collega inspecteur Zombie en nieuwbakken forensisch arts America Calista hebben dit PD overgenomen en nader onderzoek opgestart. Over dit plaats delict is nog weinig bekend.

Eerste vraag die hier bij mij opkomt is met name, hoe Olivia en Jericho door de moordenaar zijn overvallen? Hoe is de moordenaar binnen gekomen? En hoe is er door beide slachtoffers gereageerd/geacteerd voordat ze beide het leven lieten?

SLACHTOFFERS:

Gert Jan de Vree.
Achtergrond: 27 jarige dakdekker bij het bedrijf Lekt ‘t een beetje? Collega van Roger Roerling, door wie hij werd gekleineerd.
Overleed vóór Olivia en Jericho.

  • Aangetroffen op de bestuurderszit van een dakdekkersbusje dat in aanrijding was gekomen met een tegenligger. Gert Jan was de enige persoon die in de bus werd gevonden.
  • Vier steekwonden op de torso en twee in de zij. Moordwapen nog onbekend.
  • Een gecompliceerde schedelfractuur wees uiteindelijk uit dat Gert Jans hersenpan was ingeslagen met een koevoet.
  • Volgens Agatha Loon op Toom was de klap op zijn hoofd de nekslag.
  • Zij was het ook die constateerde dat Gert Jan vaak zware balken moest tillen.
  • Moest reeds lang zijn doodgebloed voordat de aanrijding plaats vond, te oordelen aan de grote hoeveelheid bloed op de passagiersstoelen voorin de bus.
  • Nog geen drie uur dood toen het lijk werd aangetroffen.
  • Vegen over het zitvlak en de versnellingspook wezen erop dat het lichaam naar de bestuurderszit was gesleept.
  • Overleed plusminus een uur ná Roger.
  • Volgens Johannes IJzerdraat zou Roger Gert Jan hebben weggestuurd voor een boodschap om materiaal te halen. Maar blijkbaar was hij ook al teruggekeerd met die spullen, aangezien er in het gangpad bij de voordeur van de woning waaraan ze werkten allerlei nieuw bouwmateriaal stond opgesteld. Zijn jongens zouden deze spul nooit onbeheerd achter hebben gelaten.
  • Kon niet zo goed opschieten met zijn collega Roger.
  • Had schoenmaat 46.

Vraag: kon Gert Jan een handlanger zijn geweest van de moordenaar om vervolgens later door hem te worden omgebracht?

Over het moordwapen dat was gebruikt op zijn borst:

Kan geen meerpuntig voorwerp zijn. Geen hooivork, want dat heeft twee of meer tanden en stemt niet overeen met het patroon van de aangebracht verwondingen. De steekwonden waren allerminst evenwijdig toegebracht. De verspreiding ervan was eerder chaotisch, alsof degene die Gert Jan had toegetakeld met één scherp voorwerp in een rondtollende bokszak had zitten steken. Een pikhouweel was het ook niet, aangezien de wondranden gekarteld waren. Dus zoeken we iets dat de wond bij het uitnemen kapot getrokken kan hebben. Agatha heeft het zelfs even over een voorwerp gehad dat van zaagtanden moest zijn voorzien.

Constatering: de wondjes op zijn borst zijn klein en diep. Ik ben van mening dat we hier iets zoeken dat lang en gekarteld moet zijn.

Over het moordwapen dat was gebruikt op zijn hoofd (opgelost!):

Gert Jan had twee diepe putten achter op zijn hoofd met een onderlinge afstand van nog geen centimeter. Het leek er volgens onze patholoog anatoom op dat hij schuin achter op zijn schedel moest zijn getroffen met een hard voorwerp. De bloeding moet hevig zijn geweest. Een dakrol of kitpistool waren het in elk geval niet geweest. De klauwhamer was nog wel de beste optie. Alleen zou de onderlinge afstand van de klauwen van de hamer wel de posities van de putten in de wond verklaren, maar stemde de diepte in zijn hersenpan niet geheel overeen met de geweldige kracht waarmee Gert Jan was toegetakeld. Het werd niet dadelijk als voor onmogelijk gehouden, maar wat een beer van een vent moest hem dan op zijn schedel hebben gemept? We zochten hier duidelijk naar een instrument met een langere steel. Daarnaast zou het meer voor de hand hebben gelegen om de dakdekker met de hamerkop op het hoofd te tikken. Bovendien was er in de bus geen hamer aangetroffen dat sporen bevatte waarmee het zich als moordwapen liet identificeren. Een pikhouweel werd ook uitgesloten; de vorm van de wond stemde hier niet mee overeen. De twee korte platte afdrukken stonden met een onderlinge afstand van nog geen centimeter in de scherven van zijn schedel gegraveerd. Een pikhouweel zou hooguit één pit achterlaten.
Na een discussie aan tafel in de vergaderzaal Sierra Madre maakte Retroman zichzelf onsterfelijk door het voorzetje te geven waaruit bleek dat het hier om een koevoet bleek te gaan.

Constatering: dit moordwapen mag door ons zijn geïdentificeerd, teruggevonden hebben we het nog niet. De moordenaar heeft de overige moordwapens dus waarschijnlijk ook meegenomen en/of elders gedumpt.

Roger Roerling.
Achtergrond: vader in het gezin Roerling, collega van Gert Jan de Vree wie hij kleineerde.
Overleed vóór Olivia, Jericho, Andrea en Roger.

  • Viel door een dakkapel over een onderliggende trap naar twee etages lager in een nieuwbouwwoning waar hij werkte aan een dakkapel met zijn collega Gert Jan de Vree.
  • Tijdens zijn val werd hij een speldenkussen van houtsplinters doordat de trapleuning verbrijzelde en hij onderweg nog met andere hout materiaal op de trap in aanraking kwam.
  • Ten tijden van zijn val waren er, naast enkele vogels op het dak, met name bouwvakkers in de straat aanwezig die het nieuwbouwproject als duiventil in- en uitvlogen.
  • Enkele gekleurde splinters in zijn wang en oog pasten niet in het patroon van het houtwerk van de dakkapel en trapleuning. Deze rode afwerklaag moesten van het moordwapen afkomstig zijn.
  • Heeft drie broers: Gordon, Taco en Humfried.
  • Kan niet zo goed opschieten met zijn aangever Gert Jan.
  • Wordt door Lotte Pieper als imponerende man omschreven. Deelde geen klappen uit, voor zover zij wist, maar verwachtte wel dat Olivia thuis voor alle huishoudelijke taken opdraaide, daar hijzelf de hele dag met zijn werk in de weer was.
  • Zij omschrijft hem ook als een typische eigenheimer en robuuste man met een scherp karakter die thuis met de scepter zwaait.
  • Heeft bijzonder groot litteken op zijn rechterpols. Dat hij nog normaal zijn werk heeft kunnen uitvoeren mag een wonder heten. De bijbehorende wond is niet ouder dan hooguit anderhalf jaar. Dit komt omdat hij in die periode op het strand werd gebeten door een hond (maakte Loek de Hond op uit een Tycoon Newspaper artikel).
  • Later bleek dat het hier ging om een Mechelse herder. Wendy Wiewel en Gert Jan de Vree hadden samen zo’n Mechelse herder.
  • Blijkt een waar schaakgrootmeester te zijn, te oordelen aan de vele trofeeën die de man in huis heeft staan. Tweede prijzen had hij niet, alleen maar eersten. Maar de bokaal van het afgelopen seizoen ontbrak aan dit rijtje. Die werd gewonnen door ene Nicolaas Bildstar.
  • Heeft zich op het dak mogelijk geprobeerd te verdedigen met een handboormachine die later in stukken op de straat uiteenviel.
  • Is onlangs jarig geweest en 46 jaar geworden.

Paar zaken die mij hier opvallen: Humfried en Roger zijn beide schakers. Hierdoor zou Humfried een motief kunnen hebben gehad om Roger om te brengen. Logisch vind ik dit echter niet. Waarom zou je je broer vermoorden vanwege een schaaktoernooi die Roger door zijn handicap toch niet meer had kunnen winnen? Aannemelijker is het dat Gert Jan zichzelf niet zo populair heeft gemaakt indien het inderdaad zijn Mechelse herder was geweest die Roger had gebeten. Dit zou in elk geval de verstoorde werkverhouding tussen beide heren verklaren. Volgens Agatha heeft Gert Jan zwaarder werk moeten verrichten in zijn vak dan redelijk mocht worden geacht. Roger kon, na het incident met zijn hand, dit zware werk zelf niet meer verrichten, zodat hij Gert Jan liet boeten door hem de zwaarste en vuilste klusjes te laten opknappen. Gert Jan heeft Roger vervolgens aan zijn vriendin Wendy omschreven als slavendrijver, maar waarschijnlijk nooit willen toegeven dat hij zelf met een enorm schuldgevoel is blijven zitten nadat zijn Sniper hem zowat de hand had afgebeten.

Over het moordwapen:

Was niet op zijn hoofd geslagen met een zware houten balk. De splinters in Rogers lijf waren afkomstig van het houten materiaal waar hij onderweg in zijn buiteling naar de eerste etage mee in aanraking kwam. In Rogers oog en wang zaten rode splinters. Later bleek dat het hier niet om splinters bleek te gaan van hout, maar van gebakken klei. America Calista en Abdel Dezertecon Kretonshos vonden een bebloede dakpan in de afwatering onder de dakkapel waaraan Roger en Gert Jan hadden gewerkt. Het bloed op de dakpan werd geanalyseerd en behoorde inderdaad toe aan Roger. De moordenaar moest hem ermee op zijn kaak hebben geslagen, waarna Roger zijn rare val naar de eerste etage maakte.

Opvallend: waarom een dakpan als moordwapen? Dit was – naar wat wij nu van deze zaak weten – chronologisch het eerste voorwerp waarmee iemand werd omgebracht! Wat mij aan het denken zet waarom de moordenaar niet meteen met een vuurwapen op zijn slachtoffers is afgestapt. Dus ging het hier wel om een vooraf opgezette moord? Of begon deze reeks als een ongeluk waarna dader volledig doorsloeg en veranderde in een verknipte en meedogenloze  slachter?
Met dit in gedachte: hoe waarschijnlijk was het in dat geval dat één van zijn broers tot zo’n wandaad in staat zouden zijn?

Ik zou hier graag willen denken dat één van zijn schoonzussen de rotte appel moest zijn geweest. Maar welke vrouw draagt er nou een Van Bommel met schoenmaat 46 en verkracht een meisje van 15?

Andrea Roerling.
Achtergrond: 15 jarige dochter van Roger en Olivia Roerling.
Overleed ná Roger, Gert Jan en Olivia, maar ook ná Jericho.

  • Slachtoffer van zedenmisdrijf, seksuele penetratie.
  • Ontkleed in het duinbos gevonden nabij ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’.
  • Handen gekneveld achter de rug met tiewraps.
  • Het zwijgen op gelegd tijdens de verkrachting met duct tape. Later heeft de moordenaar dit blijkbaar weer losgetrokken, waardoor de tape nog maar aan één wang kleefde.
  • Droeg een bomberjack, een blauwe spijkerbroek en een wit t-shirt. Is niet geheel ontbloot aangetroffen, de verkrachter/moordenaar heeft de kleding enkel opzij getrokken om tot zijn wandaad te komen. Onderbroekje is kapot getrokken.
  • Haar keel was opengesneden, zodat ze uiteindelijk is doodgebloed.
  • Andrea was, evenals Liesbeth, wel erg vroeg bij de scouting nadat ze via de telefoonketen waren opgeroepen om daar ‘s middags aanwezig te zijn voor de natuurwerkdag. Tijdens de schoolpauze tussen kwart voor elf en tien uur is het eerste meisje in de keten, Soraya, door Sabrina Biezenhutter gebeld. De meisjes werden niet veel eerder dan half drie verwacht. Liesbeth en Andrea waren aannemelijk vroeger aanwezig. Een verklaring hiervoor kan zijn dat ze een korter lesrooster hebben gehad, waardoor sommige meisjes eerder beschikbaar waren. Wellicht hadden ze eerder zin om naar het duinbos te komen. Andrea, in haar geval, kan langs huis zijn geweest en daardoor het drama thuis hebben meegekregen… en zijn gevlucht.

Suggestie: de verdachte was ná de moord op Roger direct van plan geweest zich te wreken op Andrea. Onderweg moet hij langs het Sambeekse Korenveld hebben ontdekt dat hij Andrea op de scouting zou aantreffen.
De dader kan dus een seksueel motief hebben gehad om zo tot de verkrachting te komen. Of hij heeft misbruikt gemaakt van de gehele situatie en zich daarom op Andrea gestort. Vanuit psychologisch oogpunt is dit niet erg aannemelijk. Als je een heel gezin wilt uitmoorden, puur omdat je het licht in de ogen van deze mensen niet gunt, waarom zou je dan je tijd verspillen aan een verkrachting. Iets zegt mij dat seks een belangrijke motivatie is geweest. Hierin zou ook een link kunnen worden gelegd met Jericho’s verleden als frotteurist. Maar waarom?

Over het moordwapen:

Moet een scherp voorwerp zijn geweest waarmee de keel is opengesneden. Een heggenschaar was het niet. Dan hadden we naar Andrea’s hoofd moeten zoeken. Daarmee viel ook een samuraizwaard af.

Opmerking: de snede in Andrea’s keel was niet bijster diep, maar wel heel duidelijk van een vlijmscherp voorwerp afkomstig. Het was in ieder geval voldoende om haar direct dood te laten bloeden.

Olivia Roeling Pieper.
Achtergrond: moeder in het gezin Roerling.
Overleed ná Gert Jan en Roger.

  • Met een hoofdwond op haar woonkamervloer gevonden.
  • Heeft alleen één zus, Lotte Pieper.
  • Zou volgens haar zus niet veel te vertellen hebben gehad thuis. Roger bepaalde wat er thuis gebeurde.

Constatering: indien de moordenaar hier een loodzwaar metalen voorwerp zou hebben gebruikt om Olivia direct de hersenen mee in te slaan, zal Jericho ook weinig kans tot verweer hebben gehad.

Over het moordwapen:

Uit de diepte van de deuk in haar schedel blijkt dat het moordwapen geen licht stangetje geweest moest zijn. Tot iets meer dan twee centimeter was de hersenpan naar binnen geslagen. Een volledig open gat was het niet. Grove scherven van haar schedel stonden onnatuurlijk over elkaar gevouwen. Wat de klap op haar hoofd ook had veroorzaakt, het moest een zwaar voorwerp zijn geweest of in ieder geval kneiterhard en voorzien van een handvat. Een zinkzettang had daartoe een prima instrument geweest. Dat gereedschap was flink looiig en uitgerust met een snavelvormige bek dat haaks stond op de hefbomen. Het diende ertoe om zinken delen eenvoudiger met de hand te kunnen ombuigen om daarmee bijvoorbeeld dakranden fraai te kunnen afwerken. Het werd ook wel toegepast in dakgoten en afwerkingen rondom schoorstenen en dakkapellen. Maar een zinkzettang was eenvoudigweg te licht voor dit type verwonding. De twee centimeter diepe put die er in haar hersenpan was geslagen moest er zijn aangebracht door een veel zwaarder voorwerp. Een dakrol daarbij had weer overdreven geweest, bovendien had dit resten van bitumen in haar haar achter moeten laten. Duidelijk was, dat we iets zochten dat aannemelijk lichter was dan een dakrol, maar volumineuzer dan een zware tang. Te oordelen aan de compositie van schedelscherven moest het gaan om iets dat was voorzien van ronde vormen.
Een experiment dat Agatha aan het einde van de week met Loek uitvoerde op het CGFI, wees uit dat Olivia zo hard met een metalen voorwerp op de schedel moest zijn geslagen alsof ze een baseball was waarmee een homerun werd geslagen.

Feit: Olivia was opslag dood. Eén klap was genoeg om haar het zwijgen om te leggen. Jericho is echter een ander verhaal.

Jericho Roerling.
Achtergrond: 17 jarige zoon in het gezin Roerling.
Overleed ná Gert Jan en Roger.

  • Aangetroffen naast zijn moeder in de hoek van hun woonkamer, tegen de wand van de vensterbank.
  • Zat onder de blauwe plekken en kneuzingen.
  • Had nauwelijks nog pols toen Koen Voet hem vond. Overleed kort daarna.
  • Bleek bekende bij politie.
  • Onder de slachtoffers de enige met een strafblad.
  • Blijkt veelpleger van frotteurisme. Dit is een vorm van parafilie waarbij degene die zich eraan bezondigd seksueel opgewonden raakt door lichamelijk contact met onbekenden. Je komt dit type aanranding – want dat is het feitelijk – voornamelijk tegen in het openbaar vervoer en op grote evenementen. De overtreder ziet zijn kans schoon in een grote mensenmassa dat te doen wat hij in het openbaar niet durft te doen bij individuen die vrij van een groep rondlopen.
  • Op zijn slaapkamer was en aanzienlijke hoeveelheid pornografische magazines gevonden.
  • Vrouwelijk bezoek leek hij echter nooit te hebben ontvangen. Dat terwijl het beslist geen lelijke jongen was.

Vragen en constateringen: Te oordelen aan de blauwe plekken en kneuzingen èn het feit dat hij halfdood is achtergelaten, doet mijn vermoeden rijzen dat Jericho in gevecht is geweest met zijn verdelger. Hij moet lang stand hebben gehouden, waardoor hij bont en blauw geslagen uiteindelijk de handdoek in de ring heeft moeten werpen. Dus waarom heeft zijn moordenaar hem niet een genadeklap toegediend? Of werd de dader gestoord in zijn gevecht waardoor hij het gevecht heeft moeten afbreken?
Verder staan Jericho’s achtergronden volledig haaks op alle verder bevindingen in dit onderzoek. Wat, in hemelsnaam, zou zijn frotteurisme in deze zaak voor betekenis kunnen hebben? Dit feit op zich is opvallend en zou gelinkt kunnen zijn aan de seksuele motivatie van de dader om Andrea te verkrachten. Maar waarom?

ANDERE PERSONAGES:
Johannes IJzerdraat.
Achtergrond: eigenaar van Lekt ‘t een beetje.
Droeg een maatje 43 bouwschoenen van het merk Timberlands tijdens zijn eerste ontmoeting met Koen Voet en Abdel Dezertecon Kretonshos.

  • Grof uitziende kale dunne man met een verweerd uiterlijk door zijn jarenlange inspanningen in de dakbranch. Stinkt naar zweet en teer.
  • Roert zijn koffie met de achterkant van een schroevendraaier. Is goed voor de weerstand meent hij.
  • Wilde tijdens de eerste ondervraging eigenlijk zo snel mogelijk zijn ‘jongens’ zien. De anders zo hardvochtige werkdrijver schoot vol bij de confrontatie van het slechte nieuws en ging een lang gesprek in.
  • Krijgt nog geld van enkele ‘grote jongens’ waar hij zaken mee doet.

Vragen en constateringen: mocht deze man als verdachte worden aangemerkt, dan blijft hij wel erg knap op de achtergrond. Acteert zijn verdriet omtrent zijn medewerkers dan ook wel erg goed. Vraag is dan wel, waarom hij in vredesnaam zijn personeel zou willen ombrengen? Is de familie Roerling hem nog veel geld schuldig?

Wendy Wiewel.
Achtergrond: vriendin van Gert Jan de Vree.

  • Kleine jonge vrouw.
  • Kwam mij over als een prettig gestoord sping in ‘t veld.
  • Woonden samen in een maisonnetteflatje. Woning was een varkensstal, chaotisch en rommelig.
  • De aanblik van het huishouden van de net-niet-dertigers deed vooral denken aan een studentenwoning waarin frequent wordt gefeest en nooit opgeruimd.
  • Zat samen met de zus van Olivia, Lotte Pieper, op salsa. Wendy tipte ons om met Lotte te gaan praten, aangezien zij één van de directe familieleden van het gezin is.
  • Heeft één Mechelse herder, Sniper, een flinke reu. Leek mij allerminst en kwaad beest.
  • Bleek samen met Gert Jan verkeerd met financiële schulden te zitten, veroorzaakt door uitgaven aan vele videogames, feestjes en autoreparaties.

Mogelijke link: de financiële schulden waarmee dit stel had te kampen zou wellicht ook kunnen betekenen dat de firma Lekt ‘t een beetje nog geld van hen zou krijgen.
Constatering: voor Wendy zou het weinig interessant geweest kunnen zijn om Roger Roerling en zijn gezin uit de weg te ruimen, hoe zeer deze man ook een werkbeul voor haar vriend moest zijn geweest. Bovendien is het volstrekt onlogisch om Gert Jan daarbij ook om het leven te brengen. Het feit dat zij eenzelfde ras hond als huisdier hebben gehad dat ook verantwoordelijk is geweest voor de verminking van Rogers pols… is wel erg opvallend! Opnieuw de vraag: wat voor reden valt hier dan aan te voeren om Roger om het leven te brengen?

Lotte Pieper.
Achtergrond: Zus van Olivia Roerling Pieper.

  • Moeder van vier jonge kinderen onder de 10 jaar.
  • Man is veel buiten de deur.
  • Tijdens de moorden zou ze zelf bezig zijn geweest met boodschappen doen en kinderen van school halen.
  • Zag Roger als imponerende man.

Opmerking: deze dame lijkt mij weinig met de moorden zelf te maken te hebben. Toch valt ze op als een waardevolle bron van informatie waar het om de achtergronden van de andere personen in dit onderzoek aangaat.

Gordon Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling.

  • Had carrière gemaakt in Nieuw Zeeland als offshore civiel ingenieur waar hij een zorgeloos bestaan leek te lijden met zijn vrouw en dochter. Contact met de andere broers was er amper. Hooguit eens in de vijf jaar kreeg hij bezoek van één van zijn broers of kwam zelf naar Nederland.

Constatering: deze man zou wel eens de verrassing in deze complexe moordzaak kunnen zijn. Woont ver weg, motieven zijn onbekend en zou juist daarom wel eens voor een opvallende wending kunnen zorgen. Wellicht is hij nu wel in Nederland en houdt hij zich geweldig goed onzichtbaar. Maar voor het zelfde geld heeft Gordon totaal niets met dit onderzoek te maken en kunnen we hem gewoonweg doorkrassen als verdachte.

Taco Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling.

  • IT-specialist bij een energiebedrijf.
  • Vinnig type.
  • Bracht extra spanning aan in de sfeer bij de Roerlings op het Sambeekse Korenveld wanneer hij hen een bezoek bracht.
  • Had tijdens Rogers laatste verjaardag een oude wond open gereten aangaande hun gezamenlijke jeugdliefde Desire Eersteling.
  • Zogenaamd ‘sandwichkind’ dat veel van baan heeft gewisseld.

Opvallend: waar is deze man? Dat we Gordon nog niet gezien of hebben gesproken snap ik volledig, als hij in Nieuw Zeeland zit. Maar dan is Taco Roerling de enige broer waarvan we eigenlijk nog te weinig weten. En een vinnig/opgefokt typetje als  deze Taco die veel van baan heeft gewisseld zou het als ongeleid projectiel goed doen in een zaak als deze. Ook zie ik hem dan wel rondlopen als IT-er met Van Bommels. Vraag is dus: wat is zijn schoenmaat?

Humfried Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling.

  • Aardrijkskundeleraar met het lichaam van een bodybuilder en onder de broers degene met de duidelijkste Italiaanse trekken, die de heren van hun grootouders hebben meegekregen.
  • Hobby’s: schaken en mineralogie.
  • Jongste telg van de vier broers.
  • Roger heeft na een avondje après-ski een slippertje gehad met zijn vrouw Miranda vlak hij met haar het huwelijksbootje instapten.
  • Schoenmaat 46.
  • Zou volgens Lesley Spandabato duidelijk een homofiel zijn die de kast nog uit moet komen. Het leek Lesley daarom onwaarschijnlijk dat hij Andrea zou hebben willen verkrachten.
  • Desondanks werd Humfried als hoofdverdachte gezien en in voorlopige hechtenis gehouden.

Opvallend: heeft alle schijn tegen zich. Of zoals Lesley het omschreef: “Schoenmaat 46, de enige andere schaakmeester onder de betrokkenen, een belabberd alibi en een motief waar de honden geen brood van lusten.”
Maar als dezelfde onderzoeker dan ondanks al deze feiten met een onderbuik gevoel blijft zitten dat dit niet de moordenaar kan zijn, omdat hij vermoedt dat Humfried homofiel zou zijn, heb ik weinig redenen om aan dat oordeel te twijfelen. Hoofdverdachte of niet, eerst moeten we maar zien dat we alle losse eindjes naar hem kunnen herleiden.

Liesbeth Weverling.
Achtergrond: padvindster en vriendin van Andrea Roerling.

  • Droeg padvinderskleding toen ze America en Lesley ontmoette.

Vraag: waarom droeg Liesbeth padvinderskleding en Andrea niet? Kwamen zij niet met hetzelfde doel naar de scouting of werd Andrea minder tijd gegund zichzelf te verkleden?

Sabrina Biezenhutter.
Achtergrond: scoutingleidster van ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’ in het duinbos. Is een vrouw van middelbare leeftijd en laat zich liever Akela noemen dan Zavoz (Zal Altijd Voor Ons Zorgen).

  • Heeft eerder voor de leeftijdscategorie 8 tot 10 jaar gestaan, maar verkiest nu liever de oudere Explorers en Roverscouts te leiden.
  • Kon eerder de beloofde natuurwerkdag niet organiseren, omdat ze moest worden opgenomen in het ziekenhuis vanwege haar blaas. De tweede keer dat deze activiteit gepland stond was het zulk noodweer dat het opnieuw moest worden afgeblazen. Toen heeft ze er maar een verkleedfeest van gemaakt. En nu de moord op Andrea.
  • Wist weinig te vertellen over hoe goed Andrea met haar familie kon opschieten. Maar dat gold ook voor de andere meisjes.
  • Reageerde nerveus en krampachtig toen ze naar de stapel verkleedspullen wees op het moment dat inspecteur Retroman vroeg waarom de natuurwerkdag eerder werd uitgesteld.

Vraag: wat is er zo bijzonder aan die verkleedspullen?

Jacques Donovan.
Achtergrond: ambulancebroeder.

Wat weten we inmiddels over de dader(s)?

  • De dader had waarschijnlijk nog geen strafblad; dit is wat giswerk van Loek de Graaf aangezien hij de foto van het schoenprofiel niet in de databanken aan bestaande gegevens kon koppelen.
  • Zowel op de Drachtsterpromenade als op de Valckenmolense Dreef droeg de dader een maat 46 nette herenschoenen van het merk Van Bommel. Duidelijk geen bouwvakkerschoenen.
  • Had mogelijk een meervoudig motief; niet alleen heeft de moordenaar een gezin willen ombrengen, maar heeft zichzelf ook voldoende tijd gegund om Andrea te verkrachten.
  • Zeer waarschijnlijk zelf geen dakdekker, maar wel een bekende of zelfs lid van de familie Roerling.
  • Heeft de moorden mogelijk niet vooraf zo gepland, maar is gaandeweg tot deze wandaden gekomen (zie aantekeningen m.b.t. de dakpan als moordwapen bij Roger).

Bijzonder detail over een magisch nummer:

  • Zowel op de Drachtsterpromenade als op de Valckenmolense Dreef droeg de dader een maat 46 nette herenschoenen van het merk Van Bommel.
  • Roger is niet ouder geworden dan 46.
  • De familie Roerling woonde aan het Sambeekse Korenveld 46.
  • Het eerst moordwapen in deze zaak werd geraden door Retroman op 14:46.

De oplettende lezers zal zijn opgevallen dat in de aantekeningen van Karel Riemelneel met geen woord wordt gerept over het zesde slachtoffer. De eenvoudige verklaring daarvoor is dat Karel en zijn team dit slachtoffer simpelweg nog niet hebben ontdekt. Spoedig zal meer duidelijk worden over dit raadselachtige lijk en de sleutelrol die hij of zij daarmee heeft in dit verhaal.

By karelriemelneel | January 11, 2012 - 5:00 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, vuurspugende zonsverduistering detective

image by J_mint, edited by Gsorsnoi

Het jaar 2012 begint meteen stevig. Gohes City is opgeschrikt door een nieuwe moordzaak waardoor de Vuurspugende zonsverduistering detective voor de gelegenheid even terugkeert in de Tycoon Newspaper. Duidelijk is wel dat Karel Riemelneel jouw hulp nodig zal hebben bij het oplossen van onderstaand mysterie, want ditmaal zoeken we niet één moordwapen… maar zes! Dus wat zal Magere Hein bedoelen met de vijf aardappelen die Lesley en zijn nieuwe collega spoedig bij het eerste slachtoffer aantreffen?

Stap met ons in het avontuur en waan jezelf een ware detective!

Weet alleen wel dat we even een regeltje hebben moeten toevoegen om de voortgang in dit verhaal voor onze spelleider/auteur behapbaar te maken:
– Per update van het verhaal mogen er maximaal twee suggesties/vragen worden geplaatst. Dit is gedaan om te kunnen garanderen dat de verhaalschrijver de toestroom van de comments kan bijbenen. Wacht dus geduldig tot er weer een nieuwe alinea geplaatst is met nieuwe aanwijzingen en inzichten voordat je weer nieuwe vragen gaat stellen of suggesties gaat doen. Gevolg hiervan is wel dat er gemakkelijk 24 uur overheen kan gaan eer er een update plaats vindt. Dit is voor de tekstschrijver vooralsnog de enige denkbare en werkbare methode om jullie te kunnen trakteren op deze detective.

Daarnaast hanteren wij natuurlijk ook de ‘niet-voor-je-beurt-spreken’-regel. Gun een andere detective ook een kans vragen en suggesties te plaatsen. Meer spelregels lees je hier.

Lesley Spandabato en Koen Voet konden hun geluk niet op; sinds deze middag waren ze een bloedmooie collega rijker. Zojuist verlieten ze het bureau waar ze werden voorgesteld aan America Calista, de nieuwbakken forensisch geneeskundige die het team zou gaan versterken bij verse forensische onderzoeken. Deze meisjesachtige latino vrouw loopt over van uiterlijke schoonheid en had direct een onuitwisbare indruk gemaakt op beide heren. Ze is van Trinidadiaanse afkomst en lijkt haast te sexy te zijn om met haar talenten te schitteren in een stoffige rol als deze. Afgaande op haar quasi-onschuldige doch arrogante oogopslag en intrigerende sensualiteit straalt ze een haast onbestaanbare combinatie uit van een grove diva. Onbeschaafd op kauwgum kauwende tuurde ze ogenschijnlijk ongeïnteresseerd de zaal in terwijl ze door de mij aan de groep werd voorgesteld. Menig aanwezig man stond zich te vergapen aan haar onweerstaanbare perfecte vormen die weinig eer werden gedaan door haar weliswaar stijlvolle maar toch zeer zakelijke dameskleding. Een blik van minachting kregen ze ervoor terug. Zoals zij visueel gekeurd leek te worden door haar nieuwe collega’s zo stelde zij zichzelf op als de opperste slager die het meest verdorven vlees er zo uit wist te pikken.
“Woh, heb je die borsten gezien man?” vroeg Lesley retorisch toen beide heren zich kort na de kennismaking opmaakten om weer aan het werk te gaan.
“Lesley, focus! Jij moet zo naar een klus met haar, haar eerste klus. Jij mazzelaar! Die vrouw is echt te hoog gegrepen voor je,” reageerde Koen ietwat snerpend maar toch ook geamuseerd. Al moest hij erkennen zelf ook wel bijzonder onder de indruk van haar te zijn. “Met jouw nichterige voorkomen maak je toch geen kans.” Toegegeven, Lesley had met zijn studentikoze brilletje en rossige gelaat inderdaad het uiterlijk van een homoseksueel. Niet echt een positie dat hem veel vooruitzichten bood om America voor zich te winnen.
Toch kreeg juist hij meteen de kans zichzelf van zijn beste kant te laten zien. Hem was gevraagd om America te escorteren naar het eerstvolgende plaats delict. Koen zou normaal in haar plaats zijn gegaan, maar zij was juist in dienst gekomen om het team te ondersteunen waar hij vaak onterecht werd ingezet. Zijn specialiteit was nou eenmaal inbraak. En alhoewel je hem prima kon vragen voor oneigenlijke ondersteuning bij andere zaken, was het logischer hem zuiver op opdrachten te zetten waarbij spullen werden ontvreemd. De mannen gingen ieder naar hun eigen taak uiteen nadat Koen Lesley nog even vol en hartelijk tussen de schouderbladen op zijn longen sloeg om hem gemeend, maar ijverzuchtig zijn gelukwensen te doen.
Verder van zijn stuk gebracht nam Lesley plaats in de dienstwagen in afwachting America’s komst. Ze was bezig nog enkele formaliteiten met haar meerdere af te ronden en was verzocht iets gemakkelijkers aan te trekken. De plotselinge oproep om ondersteuning van de ambulancediensten op de Valckenmolense Dreef eiste de directe aandacht van de plaatselijke recherche op. Halsoverkop werd de kersverse forensische arts aan Lesley toegewezen en stond op het punt in het diepe te worden gegooid. Er was melding gedaan van een uiterst ongewoon ongeluk. Beide op hun eigen manier gespannen – schudden de twee ambtgenoten elkaar nog even vriendelijk de hand toen zij uiteindelijk naast hem op de passagierszit plaats nam. In het geval van Lesley zorgde deze handdruk voor een verhoogde bloedtoevoer naar minstens één plek in zijn lijf. Hij kreeg een kop zo rood als een boei dat nog extra werd versterkt door zijn roodharigheid. Van mensen met deze haarkleur is algemeen bekend dat hun huid meer naar wit neigt, zodat zijn blozen flink contrasteerde met een gelegenheid waarin hij zich beter op zijn gemak voelde. Van meet af aan zorgde dit er in elk geval voor dat er een ietwat merkwaardige sfeer tussen het duo kwam te hangen. America doorbrak de eerste stilte die zich na het wegrijden voordeed en informeerde naar de precieze aanleiding waarom het politiekorps van Gohes City was ingelicht.
“Pronto, wat hebben de hulpdiensten nou precies aangetroffen?”
Minder hakkelig dan bij hun eerste kennismakende paar woorden antwoordde Lesley: “Wel zoals ik uit de gerapporteerde informatie heb vernomen, zou het ambulanceteam een man in een bestelbusje hebben aangetroffen. Op zijn borst zou hij zijn voorzien van enkele steekwonden.”
“Waar hebben we mee te maken, een afrekening?”
“Niet onmogelijk. Alleen is deze bus op de lang gestrekte Valckenmolense Dreef op een tegenligger geknald. Bij een liquidatie denk ik eerder aan een moord op een afgelegen terrein waarbij het lijk ergens oneervol wordt gedumpt. Vermoedelijk is deze persoon creatiever om het leven gebracht.”
Onbedoeld wist Lesley met deze opbouw wat sereniteit aan te brengen in hun gesprek, al brandde America nu wel van nieuwsgierigheid te willen weten wat er zo merkwaardig was aan deze zaak. Eén blik opzij waarbij ze hem strak aankeek, spoorde hem voldoende aan haar uit haar curiositeit te verlossen.
“Volgens zegge was ons slachtoffer al enige tijd dood voordat hij de weg op reed.”
“Hoe bedoel je?”
“Het lijk lag niet achterin de bus. Hij is aangetroffen achter het stuur.”

Gert Jan de Vree.
Beloning gouden tip slachtoffer #1a: ZB 2.000,- toegekend aan Retroman.
Beloning gouden tip slachtoffer #1b: ZB 1.925,-
Achtergrond: dakdekker. 27 jaar. Collega van Roger Roerling, door wie hij werd gekleineerd. Schoenmaat 46.
Overleed vóór Olivia en Jericho. Zat samen met zijn vriendin met financiële schulden. Volgens Wendy kwam dit door autoreparaties.

Roger Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #2: ZB 2.350,- toegekend aan Stoomkoker.
Achtergrond: vader in het gezin Roerling, collega van Gert Jan de Vree wie hij kleineerde. Bleek een groot schaker gezien de verzameling trofeeën die hij thuis op de schouw had staan, maar kon zijn laatste toernooi niet winnen omdat hij op het strand in zijn pols werd gebeten door een hond.
Overleed vóór Olivia en Jericho.

Andrea Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #3: ZB 2.225,-
Achtergrond: dochter van Roger Roerling.
Overleed ná Roger, Gert Jan en Olivia, maar ná Jericho.

Olivia Roeling Pieper.
Beloning gouden tip slachtoffer #4: ZB 2.200,-
Achtergrond: moeder in het gezin Roerling.
Overleed ná Roger en Gert Jan.

Jericho Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #5: ZB 2.300,-
Achtergrond: zoon in het gezin Roerling. Veelpleger van frotteurisme.
Overleed ná Roger, Gert Jan, Olivia en Andrea.

Beloning gouden tip slachtoffer #6: ZB 5.000,-

Andere personages:
Johannes IJzerdraat.
Achtergrond: eigenaar van Lekt ‘t een beetje.
Droeg een maatje 43 bouwschoenen tijdens zijn eerste ontmoeting met Koen Voet en Abdel Dezertecon Kretonshos.

Wendy Wiewel.
Achtergrond: vriendin van Gert Jan de Vree. Zat samen met haar vriend met financiële schulden. Dit kwam volgens haar door autoreparaties.

Lotte Pieper.
Achtergrond: Zus van Olivia Roerling Pieper. Zag haar zwager vooral als imponerend man binnen zijn gezin.

Gordon Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. Woonachtig in Nieuw Zeeland. Offshore civiel ingenieur. Als derde geboren kind tussen Roger, Humfried en Taco.

Taco Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. IT-specialist bij een energiebedrijf. Zogenaamd ‘sandwichkind’ dat veel van baan heeft gewisseld.

Humfried Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. Schoenmaat:46. Fanatiek schaker. Getrouwd met Miranda die voor haar huwelijk met Humfried met Roger het bed in dook na de après-ski. Zou volgens Lesley nog uit de kast moeten komen. Aardrijkskundeleraar van beroep.

Sabrina Biezenhutter.
Achtergrond: scoutingleidster van ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’ in het duinbos. Is een vrouw van middelbare leeftijd en laat zich liever Akela noemen dan Zavoz.

Liesbeth Weverling.
Achtergrond: padvindster en vriendin van Andrea Roerling. Heeft haar lijk gevonden en is ondergebracht bij slachtofferhulp.

Soraya
Achtergrond: oudste meisje in de padvindersclub waar Andrea Roerling ook op zit.

Jacques Donovan.
Achtergrond: ambulancebroeder.

<;WAS SLACHTOFFER EIGENAAR VAN BUS?>;
Juist voordat de ambulancebroeders de plaats van het ongeval verlieten – aangezien ze de zaak uit handen moesten geven aan de technische recherche – onderhielden Lesley en America nog even een overdrachtsgesprek met Jacques Donovan. De hulpverlener, die uitgebreid de tijd voor ze nam, herhaalde nog even hoe ze het lijk in het bestelbusje hadden aantroffen. De bestuurder uit het andere voertuig en diens vrouw waren reeds een kleine tien minuten daarvoor met een ander ambulanceteam afgevoerd.
“Voor de inzittenden uit het andere voertuig wordt zorg gedragen. Reanimatie opstarten voor de persoon uit dit busje was niet langer van toepassing. Na het openbreken van de portier werd ons opslag duidelijk dat overlijden moest worden vastgesteld. Uiteraard moet de ‘verklaring van overlijden’ door een daartoe bevoegde arts nog worden opgesteld. Ik kan u echter verzekeren dat die schouwing u weinig zal verbazen. De man, die is geïdentificeerd als Gert Jan de Vree met een leeftijd van 27 jaar, is aangetroffen met vier steekwonden voor op de torso en twee in de zij. [AANWIJZING] Op beide stoelen voorin is bloed aangetroffen, in dusdanige hoeveelheid dat ons het vermoeden rijst dat de man reeds lang was doodgebloed voordat de aanrijding plaatsvond. Maar hier, realiseer ik mij, begeef ik mij op uw terrein. Aanvullende sectie laten wij graag aan u over.”
“Uiteraard,” reageerde Lesley dadelijk op het korte verslag van de zorgverlener, knikte instemmend en gaf hem een hand. “Bedankt zover. Het PD wordt verder door ons onderzocht.”
Jacques reikte ook America zijn hand. Beide glimlachten innemend.
Niet veel later stonden beide rechercheurs de balans op te maken nabij het busje dat half in de greppel lag gekanteld. Op de zijkant van de bus stond de tekst Lekt ‘t een beetje? te lezen. Het stoffelijk overschot dat ze aantroffen achter het stuur droeg werkkleding dat van dezelfde tekst was voorzien. Eén telefoontje naar het dakdekkerbedrijf waar de bus toe behoorde bevestigde dat zij Gert Jan de Vree op de loonlijst hadden staan. Het werd nu wel erg aannemelijk dat hij de bestuurder moest zijn geweest.

<;HOE KON DODE MAN HET GASPEDAAL INTRAPPEN?>;
America en Lesley startten met het nemen van foto’s en ontfermden zich over het veilig stellen van het plaats delict. Al kauwende op haar vierde kauwgumpje sinds haar introductie was America aan het sporenonderzoek begonnen, naast een oppervlakkige uitwendige lijkschouwing. Afgaande op de lijkstijfheid en de mate van afkoeling kon worden vastgesteld dat het tijdstip van overlijden nog geen drie uur geleden kon zijn geweest. De vervormbaarheid van de cornea en de lichtstijfheid van de pupillen bevestigden dat het in elk geval langer dan een uur geleden moest zijn geweest. Hiermee kon worden uitgesloten, in contradictie met de eerdere constatering, dat de man bij leven en welzijn het vehikel zelf had bestuurd.

Lesley, die aan de andere zijde van de bus het portier had ontwricht zodat hij met zijn bloedspatanalyse kon aanvangen, kreeg deze conclusie door haar ingefluisterd. Het droeg bij en bekrachtigde zijn voorlopige bevindingen; de man moest eerder door een ander persoon van de kant waar hij nu zat op de passagierszit zijn gezet alvorens hij hem plaats liet nemen achter het stuur. [AANWIJZING] Vegen over het zitvlak en de versnellingspook wezen erop dat het lichaam in latere instantie was versleept.
“Alles lijkt erop te wijzen dat we hier met een moordenaar te maken hebben, die er niet zozeer op uit was om de situatie op een ongeluk te laten lijken,” vatte America op een geduldige manier samen en streek met haar gehandschoende hand over de borst van het slachtoffer. “Ik vermoed zelfs…” abrupt onderbrak ze even haar verklaring en boog naar achter, zodat ze langs de bus over de afgelegde weg kon kijken. Ze moest haar rug iets naar achteren strekken om het geheel goed te kunnen overzien. Lesley staarde haar voor een ogenblik gapend aan. Hij volgde iedere welving van haar lijf en daarmee haar borsten die vol vooruit staken. America leunde naar achteren omdat de bus wat schuin stond en dit haar het zicht daarom wat blokkeerde. Toen ze terug voorover boog herhaalde en vervolgde ze: “Ik vermoed zelfs dat deze man het gas helemaal niet heeft hoeven intrappen.”
“Hoezo dat? Hoe kom je tot die conclusie?”
“Wel,” zei ze. “Herinner je je hoe we net over die paar duinheuvels hierheen gereden zijn?”
“Ja natuurlijk.” Lesley begon al door te krijgen waar America op doelde.
“Ik geloof zomaar dat onze eigenlijke bestuurder de bus niet eens een duw heeft hoeven geven en eerder zelf is uitgestapt. Kijk maar.” Ze duwde met haar hand tegen de linkerknie van het slachtoffer. Lesley hing wat ongelukkig voorover en moest zijn aandacht er daardoor op verschillende plaatsen bij houden. Niet alleen moet hij er primair voor waken dat de bloedsporen in de bus niet werden verstoord, hij wilde ook niet te opzichtelijk maken dat hij vanuit deze gunstige positie feitelijk een geweldig aangenaam uitzicht had over America’s boezem. Waar het uiteindelijk om ging is dat hij tezamen met haar tot de conclusie moest komen dat geen van de pedalen stond ingedrukt. Lesley had reeds met het aantreffen van bloedvegen geconstateerd dat de bedrijfsbus ‘stationair’ had gestaan. Als dat tijdens de dodemansrit ook het geval was geweest, dan had het beetje vermogen dat de bus had verkregen ruim voldoende geweest om met een lijk de helling af te kunnen dalen.

<;IN BUS OOK EEN MES OF ANDER SCHERP VOORWERP GEVONDEN?>;
Met het verkregen inzicht vervolgde America de uitwendige lijkschouwing en werd daarbij even alleen gelaten. De vraag was nu wel op tafel gelegd hoe en waar de moordenaar de bus de dodelijke zet had gegeven. Het antwoord op die vraag werd nog even bewaard. Lesley had ondertussen voldoende indrukken voor in de bus opgedaan en stortte zich nu op de laadruimte. Hij trok de schuifdeur aan de zijkant open en werd weinig verrast door de ‘ordelijkheid’ van de dakdekkers die dit voertuig in gebruik hadden gehad. Wat hij aantrof was een ware puinzooi van materialen en gereedschappen die bij elkaar het instrumentarium vormden van deze dakacrobaten. Dit effect werd vanzelfsprekend versterkt door het feit dat het voertuig boven op een tegenligger was geknald en als gevolg daarvan voor een zo mogelijk nog grotere ravage had gezorgd.
“Aargh! Op momenten zoals deze, haat ik mijn vak,” gromde Lesley. “Waar te beginnen?”
Het doorspitten van gereedschappen in de hoop daarin het moordwapen te vinden was natuurlijk een bereklus! Om nog maar te zwijgen over de vraag of het betreffende voorwerp zich daar wel tussen bevond. Het was denkelijk dat de moordenaar het zelfs had verduisterd om de kans op verdenking te voorkomen.
Messen, scharen, tangen, zagen, hamers, boren en kitpistolen, verzin het en het was in deze bus aanwezig. Dakdekkersgereedschap, machinemateriaal en andere toebehoren met uiteenlopende toepassingen, dit bedrijf leek voor ieder lek wel een antwoord te hebben. Tussen alle schoppen en bitumen zou Lesley ook ongetwijfeld enig scherp snij- of steekwerk gaan aantreffen waar je eenvoudig een volwassen man kon mee omleggen.
“Damn.”
De moed zakte in zijn schoenen en nam zich voor om gewoon maar eens ergens te beginnen. Maar nog voordat hij zijn handschoenen met de eerste pot soldeervloeistof kon bevuilen werd hij geroepen door America. Haar nadere zorgvuldige onderzoek wees namelijk uit dat Gert Jan niet alleen was toegetakeld met een scherp voorwerp, [AANWIJZING] een gecompliceerde schedelfractuur liet nog aardig wat ruimte over aan een hoop andere opties. Was hij op zijn kop geslagen of was hij hard ten val gekomen? Met een bus vol gereedschappen en andere machinerie was alles mogelijk.

<;LAATSTE KLUS VAN GERT JAN VOOR HIJ STIERF?>;.
De bloedspatanalist werd gebeld door het bureau.
“Les met Karel, wat kun je ons melden?”
Lesley blies verzuchtend wat lucht in zijn wangen en dacht even na waar hij zou beginnen.
“Wel, ik weet in elk geval dat wanneer je nu met een daklekkage zit, dat het gat in je dak wel erg creatief moet zijn aangebracht willen wij er hier geen antwoord op hebben. Geen klus te zwaar zo gezegd.” En terwijl hij dat zei, liet hij zijn handen door wat spullen in de bus glijden alsof hij wilde verifiëren of hij alles wel bij zich had.
“Komt dat even mooi uit! Koen Voet heb ik namelijk net naar een ander PD gestuurd en het ziet er naar uit dat hij voor zijn lekkage de nodige hulp wel gebruiken kan.”
Verbijsterd rukte Lesley zijn handen tussen het materiaal vandaan. Een dergelijke reactie had hij natuurlijk niet verwacht. In de consternatie trok hij een potje soldeervloeistof omver en liet zich verrassen met de kleverige rode gel die eruit vrij kwam. Hij besmeurde er zijn hand mee en trok een gezicht alsof hij zijn vingers juist in een hoop stront had geplaatst.
“Hè gatver! Shit!”
“Wat is het?” reageerde ik geamuseerd, met de gedachte dat het iets met de connectie tussen de plaatsen delict te maken moest hebben.
“Nee, ik steek hier mijn hand in een soort viezige rode drab. En, hé wat is dit?” Plotseling viel het hem op dat hij met het wegtrekken van zijn hand aan een stuk papier was blijven kleven.
“Je gebruikt toch wel handschoenen hè?”
“Natuurlijk baas. Nee, je overviel me echt even met die melding over een lekkage bij Koen. Hoe erg is het? Kunnen wij het aan?” Met wat meer zorgvuldigheid draaide hij nu het papiertje om dat aan één kant van een gladder oppervlak was voorzien. Toen hij besefte waar hij naar keek kon hij moeilijk zeggen dat hij echt verbaasd was.
“Weet uw bedrijf raad met hagelkorrels zo groot als een volwassen man?” speelde ik het spelletje mee.
“Pffff! Eitje. Maak me gek.”
“Koen is op een man gestuit die [AANWIJZING] door een dakkapel is gevallen en het ziet er niet bepaald naar uit dat hij als hagel uit de lucht is gekomen.”
“Nou en, maakt ons dat wat uit. Hoe groot is het gat?”
“Even serieus, ik wil dat jij daar blijft met America en mij van elke volgende ontwikkeling op de hoogte brengt. Koen heeft onze schotrestenonderzoeker Abdel bij zich, maar of er echt geschoten is daar ben ik nog niet helemaal zeker over. Wat wel zeker is is dat zij het slachtoffer hebben aangetroffen in de bedrijfskleding van de firma Lekt ‘t een beetje? Is dat niet toevallig ook het bedrijf waar jij en America voor werken?”
“Ik had het kunnen weten,” was daarop Lesley’s antwoord.
“Verbaasd ben ik niet, ik heb reeds contact gehad met jullie werkgever en opdrachtgever. En ik kan je melden dat die bouwvak voorlopig nog wel even op zich zal laten wachten. Die uitbouw is voorlopig jullie laatste klus nog niet,” ik moest eens weten hoe profetisch ik me hier uitdrukte.
“Oké helder. Dus we hebben hier met twee moorden te maken die door één klus op een dakkapel met elkaar in connectie staan. Dan heb ik ook nog wat.”
“En dat is?”
“Zin in stamppot vanavond?” Lesley hield de met soldeervloeistof besmeurde foto in zijn handen.
“Zolang het maar geen prei wordt.”
“Vijf aardappeltjes heb ik. Dus het wordt een klein potje. Maar ik zal Magere Hein terug naar zijn broer Albert sturen om er nog een paar bij te halen.”
Voor het eerst viel ik echt stil aan mijn kant van de lijn.

<;WIE IS DE EIGENAAR VAN LEKT ‘T EEN BEETJE?>;
Veelvuldig werken met zink, de net niet spataderlijke uitschieters met Stanleymessen en toch vooral de ongenadige effecten van het weer waren goed terug te zien in de verweerde huid van deze man. Een vergelijking tussen de Grand Canyon met zijn gekloofde handen kwam dadelijk bij Koen op toen hij zichzelf aan Johannes IJzerdraat voorstelde.
“Fijn dat u zo snel kon komen, mijnheer IJzerdraat.”
“Johannes asjeblieft. Ik geloof dat ik niet veel keuze had, wel dan?” merkte deze snedig en gelaten op terwijl hij ook Abdel de hand schudde. Koen trok zijn onderlip op ten teken dat hij zijn machteloze positie wel begreep.
“Wanneer mag ik naar mijn jongens toe? En wil ik ze wel zien?” Zijn ogen stonden waterig en waren rood omrand. De anders zo hardvochtige eigenaar van dit dakdekkerbedrijf was overduidelijk aangeslagen door het slechte nieuws dat hem vandaag ter ore was gekomen. De drie heren stonden in de keet die te midden van de Drachtsterpromenade op de vluchtheuvel stond geplaatst. Aan één zijde van de weg kon je net een viertal winkeltjes tussen enkele woonhuizen onderscheiden, waar aan de andere kant [AANWIJZING] een nieuwe wijk uit de grond werd gestampt. Firma Lekt ‘t een beetje was hierbij door de aannemer ingeschakeld om het dakwerk in orde te brengen. Veertig woningen moesten van dak en dakkapel worden voorzien, zowel aan de voor als achterzijde.
“Hier, ga zitten,” gebood Abdel hem vriendelijk en schoof hem een klapstoeltje toe. “Dan zal ik eens zien of ik wat verse koffie voor ons kan maken. Zal dat smaken?”
“Toe maar,” was daarop zijn antwoord en hij liet zich als een gebroken man op de stoel zakken. Koen nam aan de overzijde van het campingtafeltje plaats en snoof een wat merkwaardig lucht op. Een mengeling van teer en zweet steeg er op uit de lichtbruine coltrui van de eigenaar van Lekt ‘t een beetje . Koen Voet onderdrukte zijn gelaatsuitdrukking als reactie op de lucht en bestudeerde zijn gesprekspartner voor een moment. Johannes’ voorkomen werd gekenmerkt door een flinke haviksneus die pontificaal en ietwat scheef in zijn eigen absurde glorie pronkte tussen zijn blauwe kijkers. Een borstelig stel wenkbrauwen daarboven vormden de laatste grens van beharing in het aangezicht en reikten daarbij naar een zee van kaalhoofdigheid die pas weer eindigde zodra het nekhaar aan de horizon verscheen. Als een Franse Rivièra omarmde de rest van zijn hoofdhaar zijn schedel waarbij zijn gehoororganen er als grote zeildoeken bol leken te staan van de zeewind. Johannes kneusde de binnenzijde van zijn hand zo mogelijk nog meer toen hij ermee langs zijn ongeschoren kin wreef.
“Verdomme,” mompelde hij kwaad en oprecht. Het was spitsuur in zijn traanklieren. “Waarom moest hen dit overkomen? Die arme jongens. Gert Jan en Roger waren beide goudeerlijke kerels.”
Koen wachtte de komst van de hartversterkende bak koffie af voordat hij met de echt moeilijke vragen begon.
“Het spijt me dit tragische nieuws met je te moeten delen Johannes. Op beide locaties waar we jouw mannen aantroffen moesten we concluderen dat hulpverlening geen heil meer zou bieden…”
Johannes knikte en maakte met een dringend handgebaar duidelijk de details voor later te willen bewaren. Op dit ogenblik zat hij nog te veel met zichzelf in de knoop om dergelijke informatie te kunnen aanhoren. Dit beloofde een lang gesprek te worden.

<;WAAR SCHEIDDE DE MOORDENAAR ZICH VAN DE BUS?>;
Terwijl Lesley Spandabato was aangevangen de inhoud van de bus in kaart te brengen en ieder stuk gereedschap of ander werkgerei die het bevatte geregistreerd te krijgen, was America Calista op onderzoek uitgegaan wat ze bovenop de eerste duinheuvel zou aantreffen. Ze was in afwachting van het transport dat ze had aangevraagd om het stoffelijk overschot over te laten brengen naar de autopsiekamer in het GCFI(*). Hier kon ze haar taak onvoldoende ten uitvoer brengen met een slachtoffer dat achter een stuurkolom zat geklemd. Maar ze was allang blij dat ze al ver gevorderd was met de uitwending schouwing. Aangekomen bij het hoogste punt van de geasfalteerde weg, bovenop de duintop, herinnerde ze zich dat ze samen met Lesley langs een onverharde uitrit was gereden. Vervuld met trots krulde ze haar volle lippen tot een brede grijns toen ze zag dat dezelfde bandensporen terugkwamen in het met kiezel vermengde zandpad. Voordat ze de klim naar boven had gemaakt was ze wel zo slim geweest eerst een foto te nemen van het bandenprofiel van de Volkswagen Transporter.
“Een match!” klonk ze verheugd.
Links van waar ze stond boog het bandenspoor scherp af richting deze slingerende hoofdweg. Er was een kuil ontstaan nabij de asfaltrand van de uitrit. Automobilisten werden hier gedwongen een brede bocht te kiezen alvorens ze rechtsaf de weg op konden slaan. Een woest uitziend groepje eiken stond precies in het zicht. Twee boomstronken waren ondertussen rijkelijk met mos begroeid en verreiden de acties die gemeente had gedwongen om de verkeersveiligheid alhier te verhogen. Had de moordenaar eerder uit de bus gestapt – als hij er al in had gezeten – dan had de bedrijfsbus onmogelijk zonder levende bestuurder een bocht kunnen maken op deze onoverzichtelijke t-splitsing. America’s vermoedens werden bevestigd zodra ze ook [AANWIJZING] de voetsporen vond, precies op de plaats waar ze had gedacht dat de moordenaar moest hebben gestaan als hij hier zijn laatste handelingen op het voertuig had verricht en was uitgestapt.

<;HEEFT EIGENAAR VAN LEKT ‘T EEN BEETJE RECENTELIJK VIJANDEN GEMAAKT?>;
“Echte Arabica is het niet precies, maar het bevat voldoende cafeïne om er weer een beetje bovenop te komen,” met die woorden schonk Abdel zijn collega Koen en Johannes IJzerdraat een bak koffie in. Het loeihete zwartbruine vocht stroomde al dampend vanuit een glazen pot de plastic bekertjes in.
“Suiker en of melk?”
“Twee klontjes suiker graag,” was daarop Johannes’ antwoord.
“Ik haal het even.”
Johannes schoof het bekertje naar zich toe en had zijn handen eraan willen warmen. Daar wachtte hij echter even, omdat ‘zich eraan branden’ bij deze temperatuur dichterbij zou komen.
“Zijn de families al ingelicht?” vroeg hij aan Koen om aan te geven dat hij zich sterk genoeg voelde om het vragenvuur aan te kunnen.
“Nee en ik vrees dat we voor die informatie nu nog even op jou zijn aangewezen.”
“Geen punt. Van beide heren heb ik de adressen. Van Gert Jans vriendin Wendy heb ik ook een 06-nummer. Helaas niet van Olivia, de vrouw van Roger Roerling. Maar met adressen moeten jullie toch al wat kunnen, niet dan?”
“Zeker. Als we ze vroeg in de middag van u kunnen krijgen, dan kunnen we de nabestaanden spoedig inlichten. Wat mij erop brengt dat we ons gedwongen zien u vast enkele vragen voor te leggen. Hoe sneller we met die vragen klaar zijn en de families op de hoogte kunnen brengen, hoe liever.”
“Uiteraard. Begin maar ergens.”
Koen twijfelde niet aan welke vraag hij het eerst stellen zou.
“Allereerst, heeft u persoonlijk of Lekt ‘t een beetje in het algemeen recentelijk vijanden gemaakt?”
Johannes moest een ietwat wrang grinniken op deze vraag.
“Nee, niet echt, eerder [AANWIJZING] wanbetalers waar ik nog geld van krijg,” prompt schrok hij van zijn eigen ongelukkige antwoord. Hij realiseerde dat hij zich met die uitspraak onbedoeld verdacht kon maken. Daarom voegde hij er rap aan toe: “Deze grote jongens waar ik zaken mee doe, zijn vlug in het aannemen van projecten, maar iets minder vlot met het afrekenen van hun schulden. ”
Koen maakte er aantekeningen van. Hij liet er niet bij blijken hoe hij deze informatie had opgepikt. Vanuit zijn professie was het niet altijd tactisch om te laten zien of hij argwaan moest koesteren of het gegeven antwoord als onschuldig feit moest beschouwen. Nog voor hij een reactie kon geven of een volgende vraag stellen kon kwam Abdel terug uit het achterste deel van de keet. Suiker en melk had hij wel gevonden. De melk was voor Koen.
“Hierzo. Lepeltjes heb ik echter niet kunnen vinden. Kun je me zeggen waar die hier liggen?”
“Oh nee, die hebben we hier niet,” merkte Johannes op. “Maar dat maakt niet uit, dat lossen we zo wel even op,” hij stond half op van zijn klapstoeltje zodat hij iets uit één van zijn vele broekzakken kon pakken. Daarop liet hij demonstratief een schroevendraaier zien en stak de achterkant van het gereedschap in het koffiebekertje. “Zo doen wij dat hier. Is goed voor je weerstand.”

{HOOIVORK} >;>; GERT JAN
Dat Lesley Spandabato en America Calista, gezien hun expertise nog veel met elkaar zouden samenwerken, daarover bestond geen twijfel. De forensisch arts en de bloedspatanalist vulden elkaar in de praktijk prima aan. Waar America het letsel van de slachtoffers onderzocht, koppelde Lesley het geschetste plaatje aan het geleden bloedverlies. Maar daar hield ook meteen alle betrekking tussen het duo mee op. Hoe graag Lesley het ook anders had gezien, hij kreeg geen soepel gesprek opgang met deze donkere schoonheid. Met haar latino temperament en piecheme antwoorden die naar geslepen diplomatie neigden, walsde ze over al zijn pogingen heen een aangename verstandhouding met elkaar op te bouwen. Hij werd er langzaam wat moedeloos van en moest uitkijken dat zijn mentorrol er niet door in gevaar kwam. Wanneer hij het zakelijk hield, ging het ook allemaal prima, zodat hij zich voornam om het voorlopig daar maar even bij te laten.
Eén inzicht dat het tweetal al gauw kreeg, was dat het moordwapen dat ze zochten ieder geval geen meerpuntig voorwerp kon zijn. Zo was een hooivork – typisch een gereedschap dat ze niet in de bus hoefde te verwachten – een uitgesloten object. Dat gereedschap heeft twee of meer tanden, wat niet overeenstemde met het patroon van de aangebrachte verwondingen; de steekwonden waren allerminst evenwijdig aan elkaar toegebracht. De verspreiding ervan was eerder [AANWIJZING] chaotisch, alsof degene die Gert Jan had toegetakeld met één scherp voorwerp in een rondtollende bokszak had zitten steken.
Lesley was in afwachting van de trailer die hij had besteld om het busje te laten overbrengen naar de hangar bij het GCFI. Nu het maken van het fotomateriaal bijna was afgerond en America ongetwijfeld verderop ook haar sporen in kaart moest hebben gebracht, konden zij het onderzoek op de zaak in alle rust voortzetten. Niet veel later kwam America met flinke passen naar beneden over het voetpad dat naast de weg lag. Tot Lesley’s verbazing werd ze vergezeld door een gedrongen meisje dat in padvinderskleding was gestoken. Wat moest hij hier nu weer van denken? Toen de twee dames bij hem arriveerden werden de vraagtekens op zijn gezicht niet minder. Zijn collega keek er nogal zuur en opgefokt bij toen ze aan hem verklaarde:
“Er is een derde lichaam gevonden.”
Punt. Daar kon hij het even mee doen. America zuchtte bij het verkondigen van dit bericht. En dat was niet alleen omdat ze naar de duintop op een neer had gelopen. Lesley op zijn beurt reageerde al even radeloos. Zijn pupillen schoten heen en weer ten teken dat hij van één van de dames spoedig hoopte een nadere toelichting te krijgen.

<;WIE IS HET DERDE SLACHTOFFER? WAT IS DE RELATIE MET LEKT ‘T EEN BEETJE?>;
Twee troostende armen werden liefdevol om het meisje geslagen dat naar de naam Liesbeth Weverling luisterde. Ze was één en al tranen en was nog lang niet bekomen van de eerste schrik.
“Kun jij voor slachtofferhulp zorgen Lesley? Dit meisje heeft zojuist een levenloos vriendinnetje aangetroffen in het bos. Ze kwam volslagen in paniek op me af toen ik bezig was met mijn sporenonderzoek.”
Een korte stilte volgde waarin Lesley zichzelf professioneel vermande.
“Jeetje. Ja natuurlijk,” zie hij vol ernst. “Ik sein Karel dadelijk in om dit te regelen.” Hij was reeds onderweg zijn telefoon uit zijn zak te pakken toen America hem haar hand op de zijne legde.
“Andrea Roerling, dochter van Roger begrijp ik inmiddels. Zonder enige twijfel [AANWIJZING] een zedenmisdrijf. Een jaar of 15 als ik even op Liesbeth hier af mag gaan.”
Twee grote geschokte kijkers keken America aan. Lesley wist wat hem nog meer stond te doen, mij adviseren een blik rechercheurs open te trekken.

<;HOE LAAT STIERF ROGER?>;
“Aarde aan Abdel! Hallo?!” was de boodschap die Koen zacht fluisterend probeerde via extraterretische signalen aan zijn collega over te brengen. “We hebben je hier nodig, niet in de armen van onze schone Calista.”
De marokkaanse schotrestenonderzoeker was haast niet uit zijn apatische toestand los te weken. Zijn ogen kwijlden schaamtelozer dan zijn mond en volgden de schommelde beweging van een prachtige derriere. Ik had America bij het herverdelen van de taken verzocht Koen en Abdel te gaan versterken. Ze liep juist weg bij de keet, toen ze de heren even kort in kennis had gesteld dat ze was gearriveerd. Koen trachtte de orde te herstellen, maar zelfs Johannes was even uit zijn troosteloze hoedanigheid wakker geschud. De inbraakdeskundige keek verwonderd naar beide mannen en had het gevoel de vreemde eend in de bijt te zijn.
“Eh… ik denk dat het tijd wordt dat jij de familie Roerling eens een bezoek gaan brengen Abdel, vind je niet?”
Er zat enige vertraging in de reactie.
“Ja,… euh ja, doe dat maar. America en ik redden ons wel.” Abdel kneep Koen op een onzachte doch gebroederlijke manier recht boven zijn knie, stond op, groette beide heren en liep de keet uit. Koen liet hij hierbij geen keuze en dwong hem daarmee het gesprek met Johannes zelf af te ronden. De onaangename taak om de familie Roerling op de hoogte te stellen, zadelde hij hem ook mee op. Nu wilde hij iets zeggen in de trant van Nee, Abdel dat flik je me niet, maar bleek te fatsoenlijk in het gezelschap van Johannes IJzerdraat en daarom slikte hij deze lage streek.
Patholoog anatoom Agatha Loon op Toom had het stoffelijk overschot van Gert Jan de Vree van haar nieuwe collega overgedragen gekregen en ik op mijn plaats was zelf naar het nieuwe plaats delict afgereisd. Liesbeth Weverling kreeg de slachtofferhulp en werd in verwarde toestand afgevoerd. In een dikke zweem van grimmigheid die er op de Valckenmolense Dreef hing, nam ik ook afscheid van Lesley Spandabato. Hij werd tezamen met het dakdekkersbusje opgepikt met de trailer. Niet veel later – ik was nog maar koud bij de scouting in het duinbos – werd ik gebeld door America.
“Inspecteur Riemneel…”
“America?”
“Er kan hooguit een uur tussen hebben gezeten. Roger Roerling stierf voordat Gert Jan de Vree dat deed.”
“Zo’n vermoeden had ik al een beetje,” antwoordde ik zonder daar betweterig mee te willen klinken.
“En weet u wat nog meer is?”
“Karel alsjeblieft.”
“Deze man heeft [AANWIJZING] meer splinters in zijn donder zitten dan Dwight York interlands heeft gespeeld.”

<;BEVINDINGEN VAN AGATHA LOON OP TOOM NA HAAR ONDERZOEK M.B.T .LIJK GERT JAN?>;
Waar Lesley reeds zo op zijn eigen manier een onwaarschijnlijke partner vormde in het veldwerk met America, was Agatha Loon op Toom nauwelijks een betere match om mee samen te werken. Dat wil zeggen, indien haar aanwezigheid niet op het plaats delict was verreist en er grondige sectie moest worden verricht in één van de autopsieruimtes. Gevoeligheid en subtiliteit waren niet de meest opvallende karaktereigenschappen van deze autoriteit binnen het GCFI. Hoewel Agatha altijd welwillend was om objecten te inspecteren die weinig diepgang hebben, kon je haar veel beter vragen voor het echt zware werk. Hoe meer complexiteit er aan het stoffelijk overschot viel af te lezen, hoe meer deze geharde tante in haar element was. Ze was onbuigzaam in haar oordeel en een terperamentvolle collega om mee te moeten samenwerken. Met haar de discussie aandurven omdat je meent beter te weten hoe de vork in de steel steekt, resulteerde steevast in een onbegonnen strijd. De felheid die Loon op Toom haar karakter gaf zag je terug in haar devotie tijdens haar werk.
Je kon Agatha van veel betichten, secuur was ze. Ze mocht inmiddels zestig lentes tellen, wanneer ze zich volledig liet gaan in het doorlichten van haar immer zwijgzame patiënten, was ze zo onverstoorbaar als haar kleinzoon bij het kijken van Phineas and Ferb. Volkomen afgezonderd van de locaties waar de slachtoffers in de maak waren geweest, wist ze je soms nog meer te vertellen hoe ze in die noodlottige situaties waren beland als haar collega’s die midden tussen de verse sporen stonden. En dat terwijl ze vaak verkoos om bij aanvang van haar lijkschouwing zo min mogelijk van het slachtoffer te willen weten. Die inzichten waar zij soms mee kwam, dwongen je haast om alle eerder opgedane kennis van het onderzoek van je te willen afschudden om vervolgens met een frisse blik tegen de materie aan te kijken.
In die bezieling had Agatha binnen vijf minuten in de gaten dat het bij deze jongeman scheelde aan zijn lumbale wervelkolom. Vroeger of later zou hij zich met lage rugklachten hebben gemeld bij de arts of fysiotherapeut. Haar vermoedens begonnen te rijzen dat haar subject met zwaar tilwerk was belast. Aan zijn rechterzijde ontwikkelde hij in het bijzonder de mogelijkheid op latere leeftijd last te krijgen van zijn bewegingsapparaat. Reperterende belasting als gevolg van eenzijdig bovenhands tilwerk stond garant voor een ‘frozen schoulder ‘.
“Arme jongen toch,” prevelde ze terwijl ze zijn schouders onderzocht. Agatha verkoos een algehele lichamelijk inspectie boven de evidente verwondingen. Het stelde haar in staat objectief te kunnen blijven om nader onderzoek niet te hoeven vertroebelen. Voorzichtig gleden haar in witte handschoenen gestoken vingers over de hals van Gert Jan om daar een paar minuscule littekens te vinden die volgens haar kundig oog van hout afkomstig moesten zijn. “Heb jij zoveel [AANWIJZING]zware balken moeten tillen?”
Nog geen tien minuten later belde ze met mij om haar bevindingen door te geven.
“Beste Karel. Voor deze kloeke kerel zul je naar twee moordwapens op zoek moeten gaan. Maar één ding kan ik je vast beloven. Die klap op zijn hoofd, dat deed ‘t ’em.”

<;WAT IS ER UIT DE VOETAFDRUK AF TE LEIDEN OVER DE VERDACHTE?>;

Eveneens betrokken bij het onderzoek was Loek de Graaf, een vierentwintig jarige student met een hoog nerd gehalte en was belast met het interpreteren van bewijsmateriaal aan de hand van foto’s en digitale bronnen. De Forensische Informaticus was bij het GCFI binnengerold tijdens een stage opdracht. Met name zijn speurderskwaliteiten en zijn leergierige houding waren mij in het bijzonder opgevallen, waardoor we hem al snel een baan hadden aangeboden. Tot onze grote vreugde nam hij die aanbieding aan. Zijn vermogen om eindeloos en in hoog tempo te kunnen wroeten naar gegevens, hebben een dusdanig grote bijdrage geleverd aan de lopende zaken in onze organisatie dat dit hem de bijnaam ‘Loekie de Hond’ heeft opgeleverd. De ietwat gezette en altijd goedlachse knaap viel op tussen de andere onderzoekers door zijn opvallende zwarte humor en zijn volle krullenbol. Veel hoefde hij er niet aan te doen om met een keurig kapsel op zijn kantoorbaan te verschijnen, maar over zijn eentonige kledingstijl viel nog wel het één en ander op te merken.
Zijn onuitputtelijke kennis op het gebied van digitale opslagmedia en netwerken leken aanvankelijk van weinig grote betekenis in de zaak die we op dat moment hadden lopen. De foto die America hem had toegezonden kon niet in de bestaande databanken worden teruggevonden en viel op dit moment nog op geen enkele andere wijze aan een persoon te koppelen. De dader had schijnbaar nog geen strafblad zodat hij of zij nog niet in de systemen kon worden teruggevonden. Althans, niet op zo´n vlak dat registratie van gegevens over diens schoenen van toepassing was. Het enige wat aan de afdruk van het profiel kon worden afgeleid was dat het ging om een maat 46 Van Bommel, een nette herenschoen. [AANWIJZING] Dat waren geen schoenen waarmee je normaal iemand op het dak ziet werken.

<;WIE WAREN ER BIJ GERT JANS LAATSTE WERKPLEK AANWEZIG?>;

Na kort overleg met mij heeft Koen Voet Johannes IJzerdraat een lift naar huis gegeven. Nog een extra verhoor op het bureau leek mij voor nu nog niet zinvol en hem zelf naar huis laten rijden vonden we, gezien de schok waarin hij moest verkeren, onverantwoord. Voor zijn auto in de Drachtsterpromenade zouden wij wel zorg dragen dat die thuis werd afgeleverd.
Na de eigenaar van Lekt ‘t een beetje? te hebben afgezet toetste Koen ‘Sambeekse Korenveld 46’ in op zijn navigatiesysteem en zette koers naar de nabestaanden van Roger Roerling. Van een telefoonnummer had Johannes hem niet kunnen voorzien, dus was een huisbezoek de enige optie. Terwijl hij onderweg was naar het betreffende adres repeteerde hij de feiten die hij vandaag te weten was gekomen. Volgens de heer IJzerdraat werkten Roger Roerling samen met Gert Jan vandaag aan een serie dakkapellen in de Drachtsterpromenade. Gert Jan was daarbij zijn ‘maatje’ en het leek hem het meest waarschijnlijk dat Gert Jan voor een boodschap was weggestuurd door Roger Roerling om materiaal te gaan halen. Roger op zijn beurt had naar alle waarschijnlijkheid zitten doorwerken aan de constructie van de uitbouw op één van de daken. Het enige gezelschap dat hij daarbij had gehad konden wat vogels zijn – doorgaans meeuwen – en bouwvakkers die dit nieuwbouwproject als duiventil in en uit vlogen. Het feit dat Gert Jan niet met het busje was teruggekeerd naar zijn werkplek, paste niet in het verhaal van Johannes IJzerdraat. Het gangpad van het huis waaraan gewerkt werd [AANWIJZING] stond vol met nieuwe spullen die zo bij de bouwmarkt vandaan kwamen. Zijn jongens zouden de materialen en gereedschappen nooit zomaar onbeheerd bij de voordeur laten staan waar elk onverlaat ze kon weg gappen. Had Gert Jan daar nalatig in geweest, dan zou Roger hem daar beslist op hebben gewezen. Helemaal uitsluiten konden we het natuurlijk niet. De hamvraag bleef dan natuurlijk waarom het busje niet in de Drachtsterpromenade was aangetroffen maar ver buiten deze wijk bij het duingebied? Dat was noch in de buurt van enige bouwmarkt noch op de route naar het pand waar Lekt ‘t een beetje? was gevestigd. In alle opzichten sloot de locatie waar zijn stoffelijk overschot was aangetroffen niet aan bij het plaatje dat we van de Drachtsterpromenade hadden.
Koens bezoek aan huize Roerling ging daar ongetwijfeld meer duidelijkheid in scheppen, zo bleek later wel. Aangekomen op het Sambeekse Korenveld stapte hij daar het tuinpad op en belde aan.
Geen gehoor.
En wat doet een normaal mens – en zeker Koen – wanneer er niet wordt open gedaan en je iemand toch graag wenst te spreken? Natuurlijk: je kijkt even naar binnen. Misschien was de bel wel stuk of was er iets anders wat eraan scheelde. Op die vraag kreeg hij terstond het antwoord; in de woonkamer op de vloer zag hij twee personen liggen. Eén ervan kon hij vanuit zijn positie het beste onderscheiden. Een vrouw met een gapende hoofdwond lag er levenloos bij, te midden van haar eigen bloed.

<;SCHOENMAAT VAN JOHANNES IJZERDRAAT?>;
“Ha Abdel, je spreekt even met Loek. Stoor ik je?”
Anders dan Agatha had Loek de Graaf juist wel de voorkeur zoveel mogelijk bij het plaats delict betrokken te zijn. Hij belde daarom graag met zijn collega’s uit het veld om een graantje mee te kunnen pikken van de avonturen die ze er beleefden. Zo kon hij zichzelf ook even losmaken van zijn IT-baantje waarbij hij toch veel uren achter pc’s moest besteden. Nerd of niet, hij had soms ook wel even de behoefte aan die afwisseling.
“Ha Loekie! Welnee joh, hoe kom je daar nou bij?” loog Abdel met enig sarcasme in zijn stem terwijl hij midden tussen [AANWIJZING] het verf en hout op de trap stond. Hij was bezig in een poging naar de zolder van het nieuwbouwhuis te klauteren tussen het puin dat er over de treden lag verspreid. Onderaan de trap boog America zich juist over het stoffelijk overschot van Roger Roerling. En terwijl ze dat deed en hij naar bovenliep had hij zich bij het omkijken naar haar haast geen aangenamer uitzicht kunnen wensen. Loeks telefoontje had zijn kans om zich aan haar schoonheid te vergapen bruusk doorbroken. Zodra zijn mobieltje overging keek ze uit reflex even naar Abdel op. Hierop wendde hij zijn gezicht af en deed alsof hij zijn handen vol had in het zich een weg banen door de jungle van rotzooi. “Wat kan ik voor je doen?”
“Een hele gekke vraag misschien, maar weet jij wellicht welke schoenen die eigenaar van Lekt ‘t een beetje? vandaag droeg?”
“Wat voor schoenen?” herhaalde Abdel zijn vraag en moest er wat zuur bij lachen. “Je bedoelt wat voor merk hij droeg?”
Loek antwoordde met een instemmend gehum.
“Pffff! Nou daar vraag je me wat. Hoezo, waar heb je dat voor nodig dan?”
“Voetsporen op een ander PD. Volgens Karel kon ik jou of Koen hier het beste even voor bellen omdat jullie hem vandaag gesproken hadden.”
“En dan bel je mij, terwijl ik hier met America aan klussen ben aan ons nieuwe huis?”
Ditmaal was het America die naar haar collega keek. Hij had het niet door, maar geamuseerd was ze niet. “Je had ook de man er zelf voor mogen bellen, of heb je zijn nummer niet?”
“Klopt.”
“Het moeten bouwschoenen geweest zijn, met of zonder stalen neuzen daar wil ik even vanaf wezen. Moest je soms ook nog een maat weten?”
“Als dat zou kunnen heel graag, maar je geeft al aan dat het geen Floris van Bommels kunnen zijn, je weet wel, van die nette herenschoen die vaak op de neus zo’n schattig motiefje hebben?”
Een luid gebulder klonk er als antwoord door de telefoon, waarbij Abdel zichzelf opslag een voorstelling probeerde te maken van de persoon in kwestie in het genoemde schoeisel. Loek hield daarop voor een kort moment de hoorn van zijn vast toestel op een wat prettigere afstand om zijn oren te beschermen. Toen Abdel uitgelachen was, bedankte hij Loek voor het vermakelijke gesprek en verzekerde hem dat de bouwschuiten van Johannes IJzerdraat in de verste verte niet overeenkwamen met het merk schoenen waar hij naar had gevraagd. Voor de maat werd hem verzocht om toch even contact op te nemen met de heer IJzerdraat zelf. Die werkte graag mee in dit onderzoek en gaf hem zonder te aarzelen in het telefoongesprek dat Loek daartoe pleegde zijn maat door: 43. De schoenen die hij die dag droeg waren Timberlands.

<;WIE LIGGEN ER IN DE WOONKAMER VAN ROGER?>;
Onze inbraakspecialist nam het zekere voor het onzekere en schakelde met zijn mobiele telefoon naar de vaste verbinding voor collega-hulpdiensten. Daar kreeg hij te spreken met centraliste Monique van Wijngaarden van de locale meldkamer. Zij liet, op basis van de melding die ze van Koen doorkreeg, een ambulance aanrijden. Onderwijl spurtte hijzelf naar zijn dienstwagen om daar zijn inbraakkit tevoorschijn te toveren. Met de juiste gereedschappen in de aanslag controleerde hij de voordeur en koos hij zijn geautomatiseerde KLOM Lockpick Gun om de klus mee te klaren. Zo dreef hij de Pickgun naalden één voor één het slot in tot hij de juist had en kreeg daarmee in een handomdraai de deur geforceerd. Deze was nabij de scharnieren nog wel voorzien van dievenklauwen, maar die stonden er overdag natuurlijk niet op. Eenmaal binnen trad hij vanuit het voorportaal eenvoudig de woonkamer binnen, maar had uit voorzorg zijn Beretta al in de aanslag. Omzichtig knielde hij bij het eerste slachtoffer dat hij eerder vanaf buiten maar half kon zien en zocht naar een pols. Godzijdank vond hij die, maar deze was kritiek zwak. Het ging om een jonge knul van een jaar of 16 of 17 die [AANWIJZING] gekneusd en vol blauwe plekken in de hoek van de kamer tegen een fauteuil lag gevouwen. Hij vloekte inwendig en wist dat de hulpdiensten hier op voorhand zouden falen als hij niet zelf in actie kwam. Om zeker te zijn dat hij de vrouw, die vermoedelijk zijn moeder was, een kans had gegeven, stond hij even op en controleerde hij ook haar. Kort daarop was hij alweer bij zijn jongste slachtoffer terug; de moeder was niet meer te redden. Bij zijn poging de pols terug te vinden, was hij gealarmeerd toen hij daar moeite mee had. Koen twijfelde geen ogenblik en met oog voor eventueel nieuw letsel positioneerde hij de jongen precies zo dat hij voldoende werkruimte had om reanimatiecontroles uit te voeren. Op aanspreken werd door de jongen niet meer gereageerd. Ademhalen deed hij evenmin. Hij seinde de centrale opnieuw in om een tweede ambulance te laten aanrijden en vermeldde daarbij dat hij de reanimatie was opgestart.
Al zijn inspanningen ten spijt overleed de jonge knul nog voor de eerste ambulance was gearriveerd. De broeders hadden de reanimatie bij aankomst nog wel overgenomen, maar staakten hun gespecialiseerde hulp al snel. Hij was al niet meer te redden voordat Koen Voet het huis was binnengedrongen. De inwendige kwetsuren hadden zijn lot reeds lang bezegeld. Vermoeid en ontdaan stond Koen even later onvast op zijn benen. Alhoewel hij vaker reanimaties heeft moeten toepassen – en helaas allen zonder het gewenste resultaat – was hij opnieuw flink geëmotioneerd. Ik heb hem daarop van de zaak gehaald en hem verzekerd dat zijn collega’s het hier zouden overnemen.
De slachtoffers werden eenvoudig geïdentificeerd als Olivia Roerling en haar zoon Jericho. Tezamen met Andrea in het duinbos en Roger op zijn klus onderaan een trap, was één ding duidelijk: iemand was erop uit geweest dit hele gezin om te leggen.

{ZWARE HOUTEN BALK} >;>; ROGER
Het bericht dat er twee nieuwe slachtoffers waren gevallen in deze zaak sloeg ook bij America Calista en Abdel Dezertecon Kretonshos in als een bom. Beide raakten er op slag van beduusd van en kregen even moeite met het zichzelf hervinden op dit plaats delict. Abdel hield zijn flauwe grappen vanaf dit moment voor zich en richtte zich in alle ernst op zijn werkzaamheden. Die bestonden uit het in kaart brengen van de toedracht door het verzamelen van beeldmateriaal en de registratie van objecten. Wel liet hij nog even een opmerking vallen richting America dat ze met haar eerste werkdag direct een zware dag te pakken had, waarop enkel instemmend en koeltjes werd gereageerd. Een moeizame jeugd en haar confrontaties in haar werkverleden hadden ervoor gezorgd dat ze wel tegen een stootje kon. Toch was ook bij de forensische arts duidelijk de toon gezet. Haar bevindingen omtrent Roger Roerling rapporteerde ze aan mij middels een kort telefoongesprek en maakte mij daarin verder duidelijk wat zij uit zijn verwondingen had opgemaakt. Eerder vertelde ze mij reeds dat Rogers lijf vol zat met houtsplinters, maar uit haar volgende verklaring werd wel duidelijk dat hij niet met een zware houten balk op het hoofd zou zijn geslagen. De splinters moesten afkomstig zijn van het hout dat hij met zich meetrok toen hij door de constructie van het dakkapel naar beneden sodemieterde. In zijn buiteling had hij nog een leuning van het daaronder gelegen trappengat met zich mee getrokken en een pot verf die op de trap had gestaan. Maar wat er in de eerste plaats voor had gezorgd dat hij deze ongewone duikeling had gemaakt, dat bleef nog even onduidelijk. Wat America nog voor een mysterie hield was Rogers verbrijzelde kaak.
“Dus toch een houten balk dan, waarmee hij door de opbouw werd gemept?” opperde ik terwijl ik al aan America’s eerdere toelichting had moeten opmaken dat het iets anders moest zijn geweest.
“Beslist niet. Ik ben van mening dat we een ander moordwapen zoeken.” Ik kon door de telefoon horen dat ze weer op kauwgum zat te kauwen.
“Zoals wat?”
“In elk geval iets met een rode afwerklaag. [AANWIJZING] Enkele gekleurde splinters in zijn wang en oog passen niet in het patroon van het houtwerk van de dakkapel en trapleuning.”

<;WAT VOOR LETSEL HEEFT ANDREA WAARAAN IS TE ZIEN DAT HET OM EEN ZEDENMISDRIJF GAAT?>;
Ondertussen had ik mijzelf ontfermd over de toestand van Andrea Roerlings lijk. Bij mij had ik inspecteur Retroman die een leidster van de scouting aansprak die hier reeds met een stel kinderen was gearriveerd. Gelukkig voor hen lag mijn slachtoffertje verderop in de bossen, zodat Retroman hen op afstand kon houden van het drama. Hij verwittigde Sabrina Biezenhutter, het hoofd van de scouting, dat het beslist beter was om haar activiteiten met de kinderen vandaag af te blazen. De kinderen, allen in een leeftijdscategorie van tussen de 11 en 17 jaar waren teleurgesteld omdat daardoor [AANWIJZING] hun natuurwerkdag voor de derde keer op een rij niet door kon gaan. Sabrina zelf was eveneens beteuterd; het had haar de grootste moeite gekost om op deze vrijdagmiddag de kinderen nog bij elkaar te krijgen nu er zo plotsklaps was besloten het natuurbeheerwerk nog uitgevoerd te krijgen.
En terwijl Retroman er zijn handen vol mee had mevrouw Biezenhutter ervan te overtuigen dat de boel moest worden afgeblazen, was ook ik foto’s aan het nemen van een plaats delict. Voor mij lag een tiener met lange blonde haren, bovenop iets in de krul gezet. Haar hoofd lag ietwat naar achteren gekanteld waardoor ik niet alleen aan de voor- maar ook de achterzijde de bevestiging van haar beugel kon zien. Aan één zijde van haar smalle mond kleefde duct tape dat blijkbaar na de seksuele handelingen moest zijn los gemaakt. Zelf kon ze het niet hebben gedaan. De brute moordenaar had namelijk haar handen achter haar rug bij elkaar gebonden met tiewraps zodat enig verweer onmogelijk voor haar was. Vanonder was ze ontkleed. Haar lichtblauwe spijkerbroek lag binnenstebuiten naast haast haar lichaam. Eén voet zat nog in een broekspijp gestoken. De verkrachter moet blijkbaar het geduld niet hebben gehad haar schoenen los te maken, zodat de pijp erachter bleef steken. De andere voet was bloot. Haar onderbroekje was simpelweg kapot gescheurd en lag in flarden naast haar heupen. Boven haar middel was een deel van haar witte shirt naar boven opgeslagen. Dat was, tot de hoogte van haar borsten, ook wel zo’n beetje wel het enige deel wat er wit aan was gebleven. Want omdat haar keel was doorgesneden had de kleur rood de overhand genomen. Een flinke plas bloed ontsierde haar borstkas en er droop nog een beetje in haar bomberjack.

<;ANDERE FAMILIELEDEN VAN GEZIN ROERLING?>;
Nu was gebleken dat niet één van de gezinsleden van Roger Roerling deze noodlottige vrijdag had overleefd, was onze hoop meer te weten te komen over hun familieleden gevestigd op één persoon die we nog niet hadden ondervraagd. Inspecteur Bob de Winter werd voor deze taak opgeroepen en na bijgepraat te zijn over de diverse moorden die vandaag werden gepleegd heb ik hem verzocht eens een bezoek te brengen aan de vriendin van Gert Jan. Hij nam contact met haar op door te bellen naar het 06-nummer dat wij van Johannes IJzerdraat mochten ontvangen en maakte spoedig kennis met Wendy Wiewel. Een kwartier na het telefooncontact stond hij reeds bij haar aan de deurpost. Het woei verschrikkelijk in de buitenwijk waar zij met haar vriend in een maisonnetteflatje woonde. Bob was daarom opgelucht toen hij binnen werd gelaten, omdat het effect van de ferme wind werd verstrekt door de bijzondere balustradeconstructie en de brug tussen de twee flatdelen. Met het wandelpad tussen beide woonelementen had het bouwwerk bijna een Z-vorm. Het middenstuk stond echter wat haakser op het ander zodat het geheel meer leek op twee aan elkaar geplakte letters ‘L’.
Het ontvangst was bijzonder. Wendy Wiewel, die voor hem had open gedaan, had hem een goed verzorgde spontane jonge griet geleken. Echt zo’n prettig gestoord spring in ‘t veld dat je in de weekenden nog wel in de kroeg kon vinden met een glaasje Prosecco en het thuis allemaal prima voor elkaar zou hebben. Beetje bekvechten met manlief af en toe over de verdeling van de taken in huis en als ze naast de job van Gert Jan zelf ook nog een baan had, dan had ze alles bij elkaar niets te klagen. Het beeld van de twee keurige net-niet-dertigers die wellicht eerdaags aan hun eerste kindje toe waren werd doorbroken toen Bob door haar naar de woonkamer werd geleid. Tassen zwierven over de banken, kratten bier en ander feestversnapering stonden over twee tafels verspreid en de kleding bleek door dit stel te worden beschouwd als standaard versierstuk op iedere stoel of kast. Tussen het meubilair stonden allerlei dozen die waren gevuld met etenswaren tot en met computeronderdelen. Meer dan twintig videogames lagen pontificaal over de woonkamervloer en tegen de bank aan waren enkele sokken en onderbroeken opgestapeld. Er viel geen logica of orde te ontdekken in deze ware varkensstal. De keurig geklede en petieterige jonge dame paste voor Bob totaal niet in het plaatje dat hij hier gepresenteerd kreeg. Plotseling werd hij opgeschrikt door een luid geblaf aan zijn rechterzijde en werd wild begroet door en spontane [AANWIJZING] Mechelse herder. Twee onfrisse voorpoten zochten zijn aandacht door houvast te zoeken op zijn buik. De hond was zo groot dat hij Bob met het grootste gemak vanuit zijn positie een lik over zijn neus kon geven, wat hij dan ook niet naliet.
Instinctief en compleet overdonderd deed Bob een stap naar achteren.
“Vort Sniper! In je mand, nu!” riep Wendy die haast een kop kleiner was dan wanneer de toegesproken hond rechtop had gestaan. Gewillig luisterde de viervoeter naar haar bazin en zocht haar plaats op.
“Woh, is dat even een belevenis bij het binnen komen zeg!” merkte Bob op en doelde daarmee eigenlijk meer op het rommelige huishouden dan de vriendelijke reu die hem gedag was komen zeggen.
“Ja, ‘t is me er eentje. Maar ze bijt niet hoor.”
Bob had die tweede zin bijna zelf in kunnen vullen. Niet alleen was de reactie cliché, de flinke blaffer leek hem allerminst een kwaad beest.
“Ik denk dat wij ook even moeten gaan zitten, vind je niet?”
Wendy keek Bob daarop enkel aan met een betraand gezicht en knikte. Ze had reeds van hem vernomen dat hij geen miljoenen kwam uitdelen. De inspecteur verklaarde zichzelf nader terwijl hij tussen de troep op de bank zat en moest de vrouw des huizes tegen het einde van hun gesprek zelfs een gemeentepilsje aanbieden uit haar eigen keuken. Gebroken zat ze met hem op de bank en nu er een voorlopig einde leek te zijn gekomen aan de vloed van informatie die ze van hem kreeg, viel er een ongemakkelijke stilte. Uiteindelijk stond Bob op van de bank en maakte aanstalten om weer te gaan. Maar Wendy was nog niet klaar met dit gesprek en wenste hem nog van informatie te voorzien voordat hij zijn kaartje kon aanbieden voor datzelfde doel.
“Het lijkt me niet onverstandig om ook eens te gaan praten met Lotte Pieper, de zus van Olivia. Heel goed kennen doe ik de Roerlings niet, maar Lotte zit samen met mij op salsa. Zij kan u ongetwijfeld meer over de verbanden in de familie vertellen.”
Het dansgenootje ontmoette Bob tegen het einde van de middag bijna een half uur later. Haar huis was gelukkig wat meer aan kant, wat wel prettig was met vier kinderen in huis die geen van alle nog aan de puberteit toe waren. Haar man was buiten de deur. Dat bemoeilijkte de mogelijkheden in het te voeren gesprek, omdat zij haar aandacht anders tussen inspecteur Bob en de kinderen moest verdelen. Daarom werden de kinderen bij de buurvrouw ondergebracht en kreeg ook Lotte het trieste nieuws over haar zus te horen. Eenmaal van de eerste schok bekomen was ze toe aan het beantwoorden van specifieke vragen.
“Roger heeft drie broers; Gordon, Taco en Humfried. Olivia heeft enkel mij als zus. Broers hebben we niet.”

<;HOE LAAT STIERF OLIVIA ONGEVEER T.O.V. ROGER EN GERT JAN?>;
Met acht mensen die nu effectief en actief op deze complexe moordzaak werden ingezet kon ik het me haast niet permitteren nog meer manschappen vrij te maken. Lesley, Agatha en Loek deden hun onderzoeken op het GCFI, America en Abdel waren ter plaatse in de Drachtsterpromenade bij het nieuwbouwproject, Bob was op familiebezoek en Retroman en ik hielden ons bezig met een luguber padvindersspelletje. Daarom had ik inspecteur Kersten, als laatste specialist in ons team, gevraagd om de situatie in het Sambeekse Korenveld op zich te nemen. Hij zou daar spoedig versterking krijgen van Lesley zodra hij klaar was met zijn onderzoek in het dakdekkerbusje. Kersten, eveneens een kei in het beoordelen van aangebracht letsel, kreeg nog enkele telefonische ondersteuning van onze inbraakspecialist Koen Voet waarna hij zich over het lijk van Olivia Roerling boog. Hij wenste Koen de nodige bedrust toe en inspecteerde haar hoofdwond. Naast een goede hoeveelheid bloed was er ook wat hersenvocht naar buiten gekomen en maakte hij uit de diepte van de deuk in haar hoofd op dat het moordwapen [AANWIJZING] geen licht stangetje moest zijn geweest. Tot iets meer dan twee centimeter was de hersenpan naar binnen geslagen. Een volledig open gat was het niet. Grove scherven van haar schedel stonden onnatuurlijk over elkaar gevouwen met daarop haar bruine haar dat flink was besmeurd met geronnen bloed.
Te oordelen aan haar lijkstijfheid en lichaamstemperatuur, in vergelijking met de doorgespeelde andere tijdstippen van overlijden van de gerelateerde PD’s, moesten Olivia en Jericho zijn omgebracht ná het moment dat Roger en Gert Jan het leven lieten. De enige persoon waarvan we nu nog moesten weten wanneer zij was overleden was Andrea.

<KAN WENDY VERTELLEN OF HAAR VRIEND VIJANDEN EN/OF WERKGERELATEERDE PROBLEMEN HAD ?>
“Wil ik de koffie anders even inschenken?” Bob de Winter was er deze middag al aan gewend geraakt zelf voor ober te moeten spelen tijdens zijn huisbezoeken. Lotte Pieper was evenzeer ontdaan nu ze het slechte nieuws omtrent haar zus en haar gezin had vernomen.
“Ja graag, toe maar. Voor mij enkel een scheutje melk graag. ‘t Staat al klaar op het aanrecht.”
Bob liep naar de keuken waarmee hij een stilte liet vallen zodat ze even op adem kon komen. Eenmaal terug met de koffie vervolgden zij hun gesprek. Onvermijdelijk moest hij een keer tot de hamvraag komen die welhaast in iedere moordzaak terugkwam:
“Mevrouw Pieper, ik moet u deze vraag stellen. Waar was u op deze vrijdagochtend tussen tien en twaalf?”
Ze schroomde niet met haar antwoord in deze kwestie al klonk wat ze zei dun en prevelend.
“In de supermarkt. Ik moest nog enkele boodschappen doen. En daarna de kinderen van school halen.”
“Natuurlijk. Dank u wel.” Bob schonk de koffie in beide kopjes in en bedacht zich welke volgende vraag hem verder zou helpen in dit onderzoek. Zorgvuldig koos hij zijn woorden. “U vertelde mij dat u Roger zag als een [AANWIJZING] nogal imponerende man, nietwaar?”
Lotte knikte enkel.
“Mag ik u vragen, zag u daarvan iets terug in de relatie die hij had met uw zus?”
“Oh zeker. Ik bedoel, klappen uitdelen deed hij niet, maar je merkte aan alles dat Olivia niet veel te vertellen had thuis. Kwam hij thuis van zijn werk dan moest zij het eten al klaar hebben staan en voor huishoudelijke taken was hij zelf nauwelijks te porren. Gewoon niet eigenlijk. Echt een beetje een man die van zijn vrouw verwacht te sloven terwijl hijzelf ‘s avonds met de poten op de bank onderuit kon hangen.”
Bob onthield zich van enig commentaar aangaande die taakverdeling.
“Zij vertelde u dat ook?”
“Nou, nee dat niet. Maar ze was mijn zus weet u. Dat soort dingen pik je nou eenmaal op.”
“Juist ja. Goed, wel wellicht weet u mij nog iets meer over hem te vertellen. Kende u Gert Jan bijvoorbeeld, zijn collega van Lekt ‘t een beetje? waar hij tot vandaag mee samenwerkte?”
“Mja, kennen wel, maar verwacht nou niet dat ik hun relatie tot in de fijne details kan beschrijven.”
Hoewel Bob daar natuurlijk wel op had gehoopt, zou hij al tevreden zijn met het kleinste beetje informatie dat hij via Lotte los kon krijgen.
“Als ik de verhalen die ik zo op de verjaardagen heb opgepikt mag geloven, dan was hun relatie niet heel bijster soepel. Volgens mij was Roger niet echt bijzonder dol op Gert Jan. Maar om daarom tot moord over te gaan, nee daar zie ik hem eigenlijk niet voor aan. Dat zou hij zijn gezin bovendien niet aandoen.”
En dat was precies wat hij wilde horen. Dit bevestigde namelijk de verklaring die Wendy eerder die middag had afgelegd. Roger en Gert Jan lagen elkaar niet zo. Gert Jan had geen vijanden in het bijzonder, maar hij leek wel problemen te hebben met de collega waar hij veel mee samenwerkte. Roger kleineerde zijn maatje. Dat is, als we deze dames mochten geloven.

<;WAAROM KONDEN DE VORIGE TWEE GEPLANDE NATUURWERKDAGEN NIET DOORGAAN?>;
Tezelfdertijd in het duinbos had de Akela haar padvinders naar huis gestuurd en was ze door inspecteur Retroman naar hun honk geleid. De basis bestond uit een flinke blokhut dat was opgedeeld in groot aantal verblijven, verdeeld over twee etages met in het midden een aula waar kon worden gegeten of activiteiten plaatsvonden. Aan de voorgevel pronkte een uit hout gesneden plakkaat met de vette letters ‘De Biezenhut’. Met daaronder in het klein de tekst ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’. Sabrina Biezenhutter, een vrouw van middelbare leeftijd verklaarde dat deze scouting inmiddels al 70 jaar bestond en terugvoer naar een tijd waarin haar grootvader zelf nog een welp was. Over de jaren heen dat zij zelf in de leiding stond, werd de naam Zavoz voor haar bedacht als leidersnaam van de padvindsters. Bij die leeftijdsgroep was het namelijk gebruikelijk dat de meisjes samen met hun leiding een geheime naam creëerden voor hun hoofd. Veelal waren dit afkortingen die verwezen naar de beschermende rol over het vendel. Zo stond Zavoz voor: Zal Altijd Voor Ons Zorgen. Maar naar mate Sabrina Biezenhutter langer bij de scouting zat, verkoos ze toch echt Akela te worden genoemd, ook al was dat een term die was voorbehouden aan leidsters van Welpen (meisjes in de leeftijdscategorie 8 tot 10 jaar). Nu ze al een behoorlijk aantal jaren meeging voelde ze er meer voor om voor de oudere groepen te staan, zoals de Explorers en Roverscouts.
Gezeten op een soort picknicktafel te midden van de centrale ruimte boog het gesprek langzaam wat meer af richting de zaak rondom Andrea Roerling. Het was alsof de Akela het onderwerp in haar kennismaking met de rechercheur wat van zich probeerde af te houden. Blijkbaar voelde ze wel aankomen dat hij niet met goed nieuws naar hier was gekomen. Midden in dat gesprek stond ze op en liep naar de koelkast.
“Chocomelk?” bood ze Retroman aan en hield het pak omhoog zonder zich naar hem om te draaien.
“Nee bedankt. Geen melkproducten voor mij. Water is goed.”
Ze schonk een glaasje water in, maar keerde niet direct terug aan de tafel. Retroman kon aan haar houding zien dat deze dame het er goed moeilijk mee had nu ze het nieuws over Andrea had vernomen. Er klonk wat gesnik en ophalen van haar neus.
Zodra ze terug was bij haar bezoeker schoof ze anders aan dan ze eerst had gedaan. Het was alsof ze van het ene op het andere moment een oudere vrouw was geworden die slecht ter been was. Tegenover Retroman gezeten zag ze eruit als een hoopje ellende dat elk moment opnieuw in tranen kon uitbarsten. Daarom gooide hij het over een andere boeg en vroeg haar naar de reden waarom de activiteiten voor vandaag al eerder waren afgeblazen.
“Vorige maand konden we geen vervanger voor mij vinden toen ik moest worden opgenomen in het ziekenhuis omdat het scheelde aan mijn blaas. Dat was erg vervelend, zowel voor de padvindsters als voor mij natuurlijk. En twee maanden geleden was er werkelijk een vreselijk noodweer. Het kwam toen met bakken uit de lucht zetten.”
“Wat naar. En wat heeft u toen met de kinderen gedaan?”
“Ik heb een verkleedfeest voor ze georganiseerd. Ziet u wel, hier liggen de kostuums nog.” Ze wees uitdrukkelijk en met grote ogen naar een hoek waar tot anderhalve meter hoogte kleding lag opgestapeld. Retroman nam deze informatie aan als ogenschijnlijk irrelevant, maar daar zouden we later in dit onderzoek heel anders over denken.

{DAKPAN} >;>; ROGER
In de tussentijd brak de zon nog even door op de Drachtsterpromenade en in het onderzoek naar het moordwapen waarmee Roger Roerling eerder die dag moest zijn omgebracht. Zowel America als Abdel stonden buiten op straat en probeerden zich al pratende een voorstelling te maken van de toedracht. Ze tuurden, half tegen het zonlicht in, naar de daken van de rijtjeshuisjes in aanbouw. Op het dak zagen ze hoe daar enkele loopplanken waren bevestigd door middel van een soort steigerconstructie waarmee men gemakkelijk van het ene naar het andere dak kon lopen. Links van de woning waar zij de dakdekker hadden aangetroffen was te zien hoe een oranje bouwzeil half was losgekomen van het dakkapel waar het aan was vastgemaakt. Het had er alle schijn van dat er iemand door naar buiten was geklauterd. Maar voor werk zal het niet geweest zijn, eerder om een vuil klusje op te knappen.
“Last van hoogtevrees?” vroeg Abdel mans aan zijn vrouwelijke collega.
Een bits antwoord met dito oogopslag was de reactie waar hij het mee kon doen:
“Zie eerst maar eens hoe je boven zal komen.”
“Dames eerst,” probeerde hij hoffelijk en grijnsde er vals bij.
De twee rechercheurs betraden de woning naast degene waar zij het onderzoek hadden lopen en klommen er richting het dak. Dat ging eenvoudig daar de voordeuren nog niet waren aangebracht. Aangekomen bij de binnenzijde van het dakkapel, leek het niet zo moeilijk erdoor naar buiten te klimmen. Een steiger stond eronder klaar op de zoldervloer waar beide opklauterden en zo de weg volgden waarlangs de moordenaar zijn slachtoffer had gemaakt. Toen ze eenmaal buiten op een loopplank stonden, gelijk aan het materiaal waar binnen de steiger van was samengesteld, zagen ze onmiddellijk het voorwerp waar ze naar zochten. Links van hen was een stapel met een klein twintigtal dakpannen overgebleven van de werkzaamheden waartoe ze hadden gediend. Het was duidelijk een restant, omdat het dak reeds van alle pannen voorzien bleek te zijn. De twee liepen door over de aangebrachte loopbrug totdat ze naast het vernielde dakkapel uitkwamen. Abdel trok zijn witte plastic handschoenen aan en raapte een dakpan van de steiger.
“Niet zo heel slim om het bewijslast te laten slingeren, vind je niet?”
“Sukkel,” reageerde America daarop. “Kijk daar eens,” en ze wees naar beneden tot waar ze de dakgoot konden zien. Abdel volgde waar ze met haar vinger naar wees en zag hoe een in stukken gebroken dakpan in de afwatering in stukken uiteen was gevallen. Het mocht reeds van een rode kleur zijn voorzien om tussen zijn broertjes en zusjes tussen dit dak te passen, het bloedde nog roder aan de zijde waarmee het in aanraking was gekomen met Rogers kaak.
Van de dakpan in de goot keken ze opzij naar de raamconstructie waarbij Abdel met de dakpan in zijn hand imiteerde hoe hij hem door de binten zou hebben geslagen. Roger moest door de zolder richting het trapgat zijn gedonder alwaar hij een blik verf had omgetrokken en van de treden stuiterde. Hij zal zo hard zijn geslagen en vervolgens zo ongelukkig terecht zijn gekomen dat hij opslag aan zijn verwondingen was overleden. De moordenaar daarop, zal zijn gevlucht. En terug met beide benen op vaste ondergrond meende Abdel nog een souvenir te hebben gevonden dat deze dader moest hebben achtergelaten.
“Hé, wat is dit?” vroeg hij uit verbazing aan America zodra hij iets oppakte vanaf de rand van een struik met rozenbottels. Hij hield [AANWIJZING] een donkergroen hard stuk plastic in zijn hand dat eruit zag als de kap van een soort elektrisch handgereedschap. In het rood stonden er de twee vette letters ‘C’ en ‘H’ opgeschilderd. De rest van het woord moest op andere scherven terug te vinden zijn. America en Abdel hadden feitelijk op dezelfde plaats gestaan als waar ze voorheen naar het dak hadden staan kijken, maar het viel het nu pas op dat ze midden in een veld met nieuwe bewijsmateriaal stonden. Met een scherp oog ontwaarden om hen heen steeds meer nieuwe scherven.
“Bosch?” opperde America.

<;ZATEN GERT JAN EN WENDY MET FINANCIËLE SCHULDEN?>;
Inspecteur Bob de Winter had afscheid genomen van Lotte Pieper en liep vol vragen en nieuwe informatie naar zijn dienstauto. Zijn huisbezoeken zaten er voorlopig op. Het was tijd om zijn collega’s van deze informatie te gaan voorzien. Daarop belde hij mij terwijl hij nog aan de portier van zijn auto hing. Ik kreeg zijn inzichten doorgespeeld, waaronder ook een beschrijving van het huishouden van Wendy en Gert Jan. Duidelijk een stel sloddervossen als je het mij vraagt. De twee bleken ook met financiële schulden te zitten, wat naar alle waarschijnlijkheid te wijten was aan het verkeerd prioriteren van uitgaven. Wel geld hebben voor videogames en feestjes kunnen geven thuis, maar vervolgens maar net de huur kunnen opbrengen. Was het een levensstijl of speelde hier nog andere factoren een rol? Wendy had het uitgelegd als nasleep van de kosten die ze aan de reparaties van hun auto hadden gehad. Dat zou hebben opgeleverd dat andere rekeningen in de verdrukking kwamen waardoor ze nu problemen hadden met de bank. Het verhaal zou ook zomaar eens waar kunnen zijn geweest, maar dit gegeven moest in de gaten gehouden worden.
Na mijn telefoongesprek met Bob werd ik door Agatha Loon op Toom gebeld. Ze was klaar met Gert Jans sectie en was in afwachting van het arriveren van Rogers lijk, al waren we van laatstgenoemde nu wel zeker hoe hij om het leven was gebracht. Maar je wist maar nooit, Agatha’s kundige blik kon zomaar nieuw licht op de zaak werpen. In het geval van Gert Jans stoffelijk overschot wist ze in elk geval te vertellen dat hij twee diepe putten in zijn achterhoofd had met een onderlinge afstand van nog geen centimeter. Het scheen haar aan alsof hij met een hard voorwerp schuin achter op zijn schedel was getroffen. De bloeding moet vervolgens hevig zijn geweest. Het was een plaatje dat paste in het onderzoek waar Lesley onlangs meer in was gevorderd. Met name de gereedschappen achter in de bus waren rijkelijk met bloed besmeurd. Maar er was nog meer: Gert Jan de Vree had [AANWIJZING] schoenmaat 46. Dus hoorde de voetsporen nu aan hem toe of was dit gewoon toeval? De feiten spraken elkaar behoorlijk tegen…

<;WEET BIEZENHUTTER OF ANDREA GOED MET HAAR FAMILIE KON OPSCHIETEN?>;
Terug bij de Scouting Admiraal Biezenhutter zat Retroman nog aan zijn glaasje water. Sabrina Biezenhutter had hij reeds een aantal vragen voorgelegd. Zo was hij te weten gekomen dat Andrea en Liesbeth hier feitelijk [AANWIJZING] al veel vroeger waren gearriveerd dan de activiteiten van deze dag zouden beginnen.
“Blijkbaar hadden de dames elkaar via het telefoonketen ingelicht zodat ze hier tijdig konden zijn. Liesbeth was dan als één van de eerste gebeld, omdat ze vrij bovenaan in het lijstje staat. Andrea was één van de twee meisjes die zij dan op haar beurt moest bellen.”
“Dus hoe laat heeft u de eerste gebeld?”
“Oh, dat zal tussen kwart voor elf en tien over elf zijn geweest. Van Soraya weet ik dat zij vrijdagochtend op dat tijdstip een korte pauze hebben op school. Dus dan maak ik de grootste kans mijn meiden tijdig in te lichten voor plotselinge scoutingactiviteiten.”
“En Soraya…?”
“Is de eerste in de keten en tevens de oudste.”
Retroman probeerde deze gebeurtenissen in zijn hoofd te ordenen en trachtte ze te plaatsen bij de reeks moorden die er vandaag waren gepleegd. Een lijkschouwing op Andrea was nog niet uitgevoerd. Nu America klaar was in de Drachtsterpromenade zou ze wel weer gauw naar de Valckenmolense Dreef en daarmee het duinbos afreizen. Had het één persoon geweest die we verantwoordelijk moesten houden voor al deze slachtoffers, dan kon Andrea nooit de eerste zijn geweest die werd omgebracht, eerder de laatste. En toch kon hij de feiten nog niet helemaal plaatsen, want zelfs al was Andrea als laatste aan de beurt geweest, had dat kind dan al zo vroeg geen les meer gehad vandaag?
“Nu ben ik toch wel nieuwsgierig geworden naar het eigenlijke tijdstip dat u de kinderen hier had verwacht. Dat zal niet om half 12 of 12 uur al zijn geweest of wel?”
“Oh nee,” reageerde Sabrina Biezenhutter dadelijk. “Met de meisjes had ik niet eerder dan half drie afgesproken. Feitelijk zouden we nu dus volop met de natuurwerkdag bezig zijn geweest. U heeft ons hier nog niet zo heel kort geleden opgevangen met dit verschrikkelijke nieuws.”
“Oké, ik snap het,” loog Retroman deels. De verklaring van mevrouw Biezenhutter klonk plausibel, maar kon hij pas echt rijmen als Andrea na het eerste belmoment nog hooguit één lesuur had gehad. Dat was voor latere zorg. Daar konden ze altijd een telefoontje voor naar school plegen. Hij verdreef de vraagstukken die hij daaromtrent in zijn hoofd had en sneed, na een korte stilte in hun gesprek, een heel ander onderwerp aan.
“Weet u of Andrea goed met haar familie kon opschieten?”
De Akela drukte haar onderlip naar boven en schudde langzaam het hoofd, alsof ze nog zoekend was naar een antwoord dat ze toch niet wist. Tenslotte reageerde ze:
“Nee, het spijt me. Daar kan ik u vrees ik niet zo heel veel verder mee helpen. Ik heb haar moeder wel eens kort gesproken aan de telefoon of gezien dat ze haar bracht of ophaalde. Maar dat is onvoldoende geweest om daar voor mij een goede indruk van te krijgen. Zelf liet ze ook niet bijzonder veel informatie over thuis los. Toch, veel andere meisjes zie ik dat ook niet echt doen. Ik vrees dat ik niet de juiste persoon ben om dit aan te vragen.”
Retroman kon niet onderdrukken dat hij zijn schouders iets liet zakken met deze respons. Veel aan dat antwoord had hij niet gehad.

{HEGGENSCHAAR} >;>; ANDREA
Het vragenvuur waar inspecteur Retroman Sabrina Biezenhutter aan had onderworpen was nog in volle gang toen ik de blokhut binnen kwam stappen. Van het stoffelijk overschot van Andrea had ik nu wel voldoende beeldmateriaal in kaart gebracht en sporen geduid dat ik ook wel even aan een slok chocomel toe was. Bovendien was mijn telefoon bijna leeg door al de updates die mij die middag werden doorgespeeld dat ook die dorst begon te krijgen naar energie. Met een eenvoudig handgebaar vroeg ik Retroman naderbij te komen zodat we buiten gehoorafstand van de Akela enige informatie konden uitwisselen.
“Al enig idee waarmee Andrea kan zijn omgebracht Karel?”
“Niet exact. Daar laat ik America verder naar kijken. Ik heb mij over de sporen en de foto’s ontfermd. Hier,” en ik toonde Retroman een foto dat het beste totaalplaatje van het plaats delict liet zien. Hiermee werd hij in herinnering gebracht hoe we haar lichaam hadden aangetroffen, wat bij hem spontaan een vraag opwekte.
“Zouden ze Andrea’s keel doorsneden hebben met een heggenschaar?” Retroman observeerde het plaatje nog eens aandachtig en kreeg al door dat dat het moordwapen niet zou zijn.
“Oh nee,” reageerde ik. “Zo’n gemotoriseerde bedoel je dan zeker?”
Retroman glimlachte enkel.
“Dan ben ik zeker dat we naar haar hoofd hadden moeten zoeken. Kijk nog eens. Valt je niet op dat er verschillende sneden zijn gemaakt in haar nek? De dader moet een paar keer hebben uitgehaald voordat hij tevreden was met de aangebrachte verwonding om haar vervolgens dood te laten bloeden.”
“Sakkerloot, je hebt gelijk. Maar een samuraizwaard is het ook niet geweest.”
Ik keek mijn collega met een opgetrokken wenkbrauw aan om te zien of er überhaupt iets in die uitspraak was wat serieus bedoeld kon zijn, maar veranderde van onderwerp.
“Afijn, ik ga hier maar eens op zoek naar prik. Mijn telefoon geeft dadelijk de geest, dus ik zal hem even moeten opladen wil ik nog informatie van onze collega’s doorgespeeld kunnen krijgen. Overigens,” voordat ik dat deed trok ik een plastic zakje uit mijn jaszak tevoorschijn en liet het aan Retroman zien. “Dit is wat ik naast haar lichaam vond. Een eerste tastbaar visitekaartje van onze dader.”
Hij pakte het zakje aan en bestudeerde het draadvormige object dat ik erin had gestopt. Het was zo’n zes centimeter lang en bestond uit een teer soort metaal.
“Dat lijkt wel [AANWIJZING] tinsoldeer,” verrast keek Retroman van het zakje naar mij op een glunderde.
“Denk jij wat ik denk?”
“Dat onze delinquent eveneens een dakdekker is?”
Die reactie had ik verwacht, maar ik dacht er het mijne over. Dit zou niet de eerste keer zijn dat we op een dwaalspoor werden gezet.

{KITPISTOOL} >;>; GERT JAN
Al zodra ik de stekker van de oplader in een stopcontact had gestoken, kreeg ik het volgende telefoontje door. Het was Lesley. Hij zat op het Sambeekse Korenveld met inspecteur Kersten. Samen hadden ze de zorg voor de twee laatst gevonden lijken op zich genomen. Ik had hem naar Sjors Kersten gestuurd zodat zijn collega het vele werk aldaar niet in zijn eentje hoefde te doen. De aanleiding van zijn telefoontje ging echter niet over de moeder en het kind, maar over een ander slachtoffer, waar hij onlangs informatie over had doorgekregen van Agatha Loon op Toom.
“Nou Les, verras me eens. Is Gert Jan omgebracht met een kitpistool of was toch een dakrol?”
Een flauw gegrinnik was hoorbaar aan de andere kant van de lijn.
“Haha, nee en dat is ook niet waar ik je voor bel. Het gaat om Roger Roerling.”
“Die moord hebben we nu toch opgelost?”
“Zonder meer. Maar nu zijn lichaam bij Agaat is gearriveerd en zij het aan een nadere schouwing heeft onderworpen, heeft ze een belangrijk detail ontdekt waarvan ik meende dat het je wel zou interesseren.”
“Waarvoor belt ze mij dan niet direct?”
“Ik had haar toch aan de lijn. Ons gesprek ging vooral over Gert Jan.”
“Nou voorruit, wat heb je te melden?”
“Ze heeft een hoop verfresten verwijderd van zijn rechterpols. En wat ze daaronder aantrof was één [AANWIJZING] groot litteken. Het mag een wonder heten dat hij nog normaal zijn werk heeft kunnen uitvoeren.”

{KLAUWHAMER} >;>; GERT JAN
“Dus wat voegt dat toe aan ons onderzoek?” vroeg ik Lesley. “Als het een oud litteken betreft dan zie ik het verband met deze zaak niet zo.”
“Dat was niet precies de indruk die ik van haar kreeg. Zoals ik Agaat beluisterde moest hij de bijbehorende verwonding nog niet zo heel lang geleden hebben opgelopen. Het littekenweefsel is nog betrekkelijk vers, hooguit een jaar of anderhalf oud.”
Vanzelf was ik uiteraard bijzonder content met het fijne gevoel voor details van een aantal mensen in mijn team, maar met dit gegeven kon ik zou gauw de verbanden niet leggen zodat ik het ter kennisgeving aannam.
“Goed, genoteerd. We houden het in gedachten. Is er verder nog iets interessants dat ze over Gert Jan had te melden?”
Van Lesley merkte ik dat hij zich onderbroken voelde in zijn relaas omtrent de pols van Roger. Toch herstelde hij zich en schakelde bij.
“Ja, oh zeker,” en wat volgde was een uiteenzetting van de theorieën die hij had ten aanzien van de onlangs verkregen informatie met betrekking tot Gert Jans hoofdwond. Veel ervan was herhaling van stof dat ik eerder zelf van Agatha doorgebeld had gekregen. Lesley stipte een aantal gereedschappen aan die je in een dakdekkersbus zou verwachten waarmee het slachtoffer op zijn hersenkap kon zijn geslagen, zoals bijvoorbeeld een klauwhamer. Helaas zaten er maar weinig kandidaten tussen die logisch vielen te rijmen met het aangebrachte letsel. De klauwhamer was nog wel de beste optie. Alleen zou de onderlinge afstand van de klauwen van de hamer wel de posities van de putten in de wond verklaren, maar stemde de diepte in zijn hersenpan niet geheel overeen met de geweldige kracht waarmee Gert Jan was toegetakeld. Het werd niet dadelijk als voor onmogelijk gehouden, maar wat een beer van een vent moest hem dan op zijn schedel hebben gemept? Nee, we zochten hier duidelijk naar een instrument met een langere steel. Daarnaast zou het meer voor de hand hebben gelegen om de dakdekker met de hamerkop op het hoofd te tikken. Bovendien was er in de bus geen hamer aangetroffen dat sporen bevatte waarmee het zich als moordwapen liet identificeren. Al was er een gerede kans dat de moordenaar in dezen de betreffende slachtinstrumenten uit de bus had verwijderd.
Lesley’s verslag gaf mij het gevoel dat we bijna het juiste moordwapen te pakken hadden, maar er nog net niet helemaal waren. Er kleefde te veel onwaarschijnlijkheden aan dit handgereedschap dat het ons niet liet overtuigen. Toch paste het tot noch nog het beste in het geschetste profiel. Ik stond juist op het punt het gesprek met hem af te breken toen hij mij gehaast onderbrak. Inspecteur Kersten en Lesley waren op het Sambeekse Korenveld nog iets opgevallen dat vermeldenswaardig bleek.
“Nog heel even over die Roger Karel. Daar moet ik je toch even op de hoogte brengen van een interessant feitje, ook iets dat ik niet kan plaatsen in het lopende onderzoek, maar je weet maar nooit.”
“Oké, zeg het maar. Wat is het?”
“Wel, het lijkt er haast op dat we hier zo waar te maken hebben met een schaakgrootmeester.”
“Hoezo dat dan?”
Dit kon ik natuurlijk niet zien, maar terwijl hij mij in kennis stelde, stond de bloedspatanalist verwonderd te kijken naar een serie bokalen die hij bij deze mensen op de schouw zag staan. De één nog fraaier vorm gegeven dan de ander. Zo noemde hij de gelegenheden op waarbij Roger klaarblijkelijk zijn medebordspelers keer op keer te slim af was geweest. Tweede prijzen stonden er niet tussen. Op alle bekers pronkte het cijfer ‘1’. Des te opmerkelijker was het daarom dat er één kelk in deze serie ontbrak… [AANWIJZING] de beker van het afgelopen seizoen.

{PIKHOUWEEL} >;>; GERT JAN
Net dat we dachten dat we alle losse eindjes nu wel hadden geïnventariseerd, werd Lesley gebeld door Loek de Graaf. Evenals ikzelf werd ook hij voordurend over de laatste ontwikkelingen ingeseind, zodat hij de losse fragmenten aan elkaar kon knopen door middel van zijn databases. Zo had hij met behulp van Nikita– zijn koosnaampje voor een server die bestond uit één grote databank met verdachten – weten te achterhalen hoe het strafblad van de huidige personen uit dit onderzoek er bij stond. Voordat hij daar echter over begon belandde hij met Lesley in een korte brainstorm die moest leiden tot het achterhalen van het moordwapen waarmee Gert Jan om het leven was gebracht.
“Twee moordwapens zeg je?” vroeg hij Lesley halverwege het gespek te bevestiging.
“Honderd procent. De aard van de verwondingen op Gert Jans torso tegenover het letsel dat aan zijn schedel is ontdekt ligt zo mijlenver uiteen dat we hier beslist met twee moordwapens van doen moeten hebben.”
“Ik snap het. Enne,… een pikhouweel? Hoe past dat in die theorie?”
Lesley speelde in zijn gedachten met deze mogelijkheden, maar vond vooral het tegenovergestelde.
“Onmogelijk. Zelfs al zou een pikhouweel één van de moordwapens moeten invullen, dan nog kan ik ze bij beide niet plaatsen. De kwetsuren op zijn romp passen qua diepte prima bij het klieven van een pikhouweel, maar het kartelige aan de wondranden impliceert dat we iets zoeken dat de wond bij het uitnemen van het voorwerp kapot moet hebben getrokken. Ook wat het hoofdletsel betreft valt de eer niet ten beurt aan dat hakwerktuig. Een klauwhamer was beslist de beste kanshebber, ware het niet dat de impact niet overeenstemt en het niet logisch wordt geacht dat je iemand met de klauw van de hamer een tik zou geven. Wil je iemand moedwillig veel schade aandoen en zeker zijn dat je prooi blijft liggen, dan kies je voor de hamerkop lijkt mij. Wat mij echter daaraan dwars zit is dat het profiel dat het moordwapen in die wond heeft achtergelaten welhaast een blauwdruk vormt van een hamerklauw: twee korte platte afdrukken staan er met een onderlinge afstand van nog geen centimeter in de scherven van zijn schedel gegraveerd. Een pikhouweel zou hooguit één pit achterlaten. De breuklijnen die het moordvoorwerp ten gevolg heeft gehad op de hersenpan passen voor mij ook niet in het profiel van een pikhouweel.”
“Juist ja,” was het enige dat Loek de Graaf daar voorlopig als reactie op had en bracht de woorden binnen zijn eigen denkbeelden in overweging. Daar hij niets wist tegen te werpen of in te brengen staakte hij die geestelijke arbeid en kwam hij tot zijn reden waarom hij Lesley had gecontacteerd. “Luister Lesley. Ik weet niet of je er veel aan zal hebben, maar wat ik je nu doorgeef heeft betrekking op één van de jongste slachtoffers in dit onderzoek.”
“Je doelt op die jongeman die ik hier naast mij heb liggen?”
“Zeker. Ik heb de achtergronden van al onze slachtoffers en potentiële verdachten in dit onderzoek even nagetrokken met behulp van Nikita en ben tot de conclusie gekomen dat alleen Jericho een bekende is bij de politie.”
Onmiddellijk begon het als een razende te ratelen in het brein van Lesley Spandabato. Zo ver als zijn bevattingsvermogen het toeliet trok hij alle segmenten uit dit onderzoek bij elkaar alsof hijzelf voor Nikita speelde. De ogen in zijn oogkassen schoten een tiental keren heen en weer, indachtig zoekend naar verbanden, nog voordat Loek uitgepraat was en hem had verklaard welke informatie er achter deze jongen stak. Jericho was het laatste slachtoffer geweest dat stierf. Koen had hem in deze woning aangetroffen met een zwakke pols. Zou hij daarom de dader kunnen zijn die de dood van zijn familie op zijn geweten had en vervolgens verzwakt door zijn verwondingen zelf het leven liet? Maar Andrea dan? En de rit met de dakdekkersbus? Was hij dat ook? Loek had wellicht geen antwoord op die specifieke vragen, maar lichtte de reden waarom zij Jericho eerder ook al in beeld hadden nader toe.
“Jericho blijkt [AANWIJZING] een veelpleger van frotteurisme.”

<;WAAROM HEEFT ROGER GEEN BEKER VAN HET LAATSTE SCHAAKTOERNOOI?>;

“Goed mensen, wat hebben we?” vroeg ik mijn team toen we ’s avonds op het GCFI aan de kipnuggets zaten. Het was vandaag voor het eerst dat we America Calista op iets anders zagen kauwen dan op kauwgum. De meeste van mijn mensen zagen er ietwat vermoeid uit en een paar hingen er over de stoelen alsof ze zichzelf thuis op de bank hadden geploft. Een enkeling was voor een iets andere bestelling gegaan en had gekozen voor hot wings of de minder pittige variant. Bob en Loek hadden zich er reeds gulzig op gestort. Ik had de vergaderzaal Sierra Madre gereserveerd, omdat het fraai was ingericht met de planten uit de jungle in Zuid Amerika waar het naar was vernoemd. Niet dat het er uitzag als een warboel van gewassen uit de tropische streken, met een vijftal grote planten die het hier ook prima als kamerplant doen, kreeg je toch dat junglesfeertje. De wanden waren uitgevoerd in siennabruin en de amberkleurige zetels rond de grote tafel in het midden deden meer aan als comfortabele sofa’s. Het was niet verwonderlijk dat je daar graag op je gemak in onderruit ging zitten.
“Lesley, ik wil even bij jou beginnen. Alle lichamen zijn onlangs naar hier overbracht tezamen met onder andere het dakdekkersbusje van Gert Jan. Wat weet jij ons inmiddels over hem te vertellen?”
De bloedspatanalist was niet verbaasd dat hij als eerste het woord kreeg. Samen met America waren zij het langst bij dit onderzoek betrokken. Hij stak dadelijk van wal.
“Welnu, wat we allemaal wel kunnen aanvoelen is dat je moeilijk een bestelbusje kunt besturen als je al meer dan twee uur daarvoor bent overleden. De eerste autopsie wees dadelijk uit dat Gert Jan niet de bestuurder van het busje kon zijn geweest. Toch zijn er in zijn schoenmaat voetsporen gevonden op verschillende locaties bij de PD’s. America vond de eerste bij de uitgang van het duinbos.
Verderop dat pad nabij de scouting en het lichaam van Andrea werden eveneens diezelfde afdrukken gevonden. Ook op de Drachtsterpromenade troffen we ze aan. Maar weer niet bij de keet en dat vind ik vreemd.”
“Niet als onze delinquent geen dakdekker was,” merkte inspecteur Kersten op. “Dan had hij bij de keet waarschijnlijk ook niet zoveel te zoeken.”
“Correct,” beaamde Lesley. “Daarbij gaat het hier niet om een grof profiel van bouwvakkerschoenen, maar hebben we te maken met keurige Van Bommels, waarvan ik je kan vertellen: dat zijn niet de goedkoopste. ‘Zeeman’ stralen ze in elk geval niet uit. Als je het mij vraagt moet onze verdachte een kantoorklerk zijn die om één of andere redenen bij deze familie iets had af te rekenen.”
“Even vanaf het begin Lesley,” viel ik hem in de reden. Ik wilde structuur in de analyse en het zou ons allen helpen als we het pad konden volgen dat deze moordenaar moest hebben afgelegd voordat hij Gert Jan in het busje achterliet.
“Juist ja,” hij schraapte zijn keel en vervolgde zijn betoog: “Dakdekker Roger was als eerste aan de beurt. Hij kreeg bezoek van zijn ongenode gast toen hij zelf op het dak aan de Drachtsterpromenade schroeven stond in te draaien aan het dakkapel. America en Abdel vonden zijn handboormachine in stukken naast de keet. Wat het vermoeden doet rijzen dat er een gevecht tussen die twee was ontstaan.”
“Wij kunnen het anders prima met elkaar vinden hoor!” merkte Abdel droogjes op en sloeg een arm om America die naast hem zat. De Trinidadiaanse arts was alleen niet van de knuffel gediend en duwde Abdel onzacht van haar af. Nadat ik hem daarop trakteerde met een afkeurende blik haakte Lesley op zijn opmerking aan en zei:
“In het geval van Roger en zijn moordenaar ging het er iets minder gezellig aan toe. Roger werd mogelijk verrast met de komst van een vreemd figuur op het dak en had vermoedelijk nog een woordenwisseling. Mijn idee is dat hij zichzelf heeft geprobeerd te verdedigen met de handboormachine, omdat deze anders in de dakgoot had gelegen als hij hem uit zijn handen had laten glippen. Het feit dat het apparaat drie meter uit de gevel op straat terecht is gekomen maakt het aannemelijk dat het uit zijn handen is geslingerd terwijl hij zijn belager probeerde af te weren. Hoe het ook zij, Roger moest duidelijk uit de weg worden geruimd. En wat mij daar een beetje aan stoort is dat geen enkele bouwvakker of omwonende dat blijkbaar heeft opgemerkt. Die twee stonden nota bene op het dak! Als er al een woordenwisseling aan de slag met de dakpan vooraf is gegaan, dan zou er toch minstens iemand moeten zijn geweest die dat heeft opgemerkt?”
“Gert Jan waarschijnlijk?” opperde Agatha.
“Exact. Wat mij er op brengt dat de moord op Gert Jan zowel in het nieuwbouwhuis als bij de dakdekkersbus plaats kan hebben gevonden. Hij was waarschijnlijk net teruggekeerd van een boodschap – wat trouwens ook de spullen in de gang verklaart – en werd uit de weg geruimd door onze verdachte.”
“Gert Jan stond hem enkel in de weg,” vulde Bob hem aan. “Hij moest van zijn getuige af. Was zijn maatje tien minuten later in de Drachtsterpromenade teruggekeerd dan hadden wij hier onze hoofden niet over een spookbestuurder hoeven breken.”
“Klopt,” ging Lesley verder met zijn betoog. “Maar ik vermoed dat Gert Jan toch niet direct door had wat er zich op het dak had afgespeeld. Het lawaai dat werd geproduceerd door andere bouwactiviteiten in die buurt verstomde de geluiden in hun geschil.”
“Of Gert Jan kwam net aanrijden?” probeerde America.
“Ook dàt zou nog kunnen.”
“Maar dan zou hem toch minstens moeten zijn opgevallen dat er twee mannen op het dak stonden,” bracht Retroman naar voren.
“En dat is waarom ik een sterk vermoeden heb dat Gert Jan onze verdachte eerst hooguit als vreemdeling heeft aangezien op de bouwplaats, maar pas in latere instantie doorkreeg dat er iets niet in de haak was.”
“Dat zal dan zijn gebeurd toen hij de scherven opraapte van de handboormachine.”
“Want?” vroeg Lesley aan Agatha die met deze theorie kwam.
“Zijn vingerafdrukken zijn erop aangetroffen.”
Maar Lesley ging niet direct mee in deze stelling. Hij propte een kipnugget achter zijn kiezen en was van mening dat hij die ook eerder kon hebben achtergelaten in het gebruik op het dak. Roger hoefde niet de enige te zijn die de boormachine hanteerde. Het leek hem juist aannemelijk dan als je met z’n tweeën een hele straat moest voorzien van dakkapellen dat Gert Jan het handgereedschap ook gebruikte. Toch won Agatha het met haar standpunt toen ze daar aan toevoegde:
“Hoe verklaar je dan de vingerafdrukken aan de binnenzijde van de kunststof scherven?”
Lesley gaf geen verbaal antwoord op die aanvulling. Door een volle mond met kipnuggets liet hij met zijn lichaamstaal blijken dat hij het enkel met Agatha eens kon zijn. Sjors maakte gebruik van de rust die daardoor in de conversatie viel en wierp een vraag naar voren:
“Hebben we eigenlijk al enig idee waar die ruzie over ging? Waarom moest Roger eigenlijk dood?”
“Misschien had Roger een belangrijke pion gepakt…” Opnieuw was het stil aan tafel. Alleen een gesmak was duidelijk hoorbaar. De opmerking kwam van de overzijde van de tafel waar inspecteur Bob de Winter op zijn kippenvleugeltjes zat te kauwen. Hij werd door zijn collega’s bevreemd aangekeken tot hij uitgekauwd was en met een toelichting kwam: “Hij was immers een meester-schaker. Als hij aan het laatste toernooi niet deel heeft kunnen nemen omdat hij ‘onthand’ was door de verwonding aan zijn pols, dan had hij wellicht een argument om zijn tegenstander in een moeilijke positie te spelen. En misschien had die persoon er wel voor gezorgd dat Roger voor het schaaktoernooi werd uitgeschakeld.”
“Onmogelijk,” bracht Loek naar voren, zonder de rest van de groep een kans te gunnen te reageren. Bob keek verbaasd op naar de collega naast hem, maar bracht alweer het volgende stuk kip naar binnen. Alle andere collega’s keerde hun blikveld naar de IT-er en lieten zich verbazen met wat komen ging. “Roger werd [AANWIJZING] op het strand gebeten door een hond.”
“En hoe weet jij dat?” vroeg Bob daarop met een volle mond?
“De Tycoon Newspaper. Ik heb zo mijn bronnen,” reageerde Loek met een knipoog naar de groep.

<;HEEFT JERICHO FROTTEURISME BEDREVEN MET EEN OF MEER VAN DE BETROKKENEN?>;
“En dan stond Jericho zeker op de voorpagina met een foto waarin hij op heterdaad op zijn billen geknijp werd betrapt?” Bob had zijn mond leeggegeten en hoopte haast op een positieve reactie van Loek. Maar hij moest met minder genoegen nemen.
“Niet helemaal. Al moet ik zeggen dat ik een pagina 3-artikel ook erg netjes vind, zij het zonder foto. Dat is dan wel weer een beetje jammer.”
“Dat ligt er geheel aan wiens billen dat zijn!” kreeg hij terug van Bob die ervan moest proesten. Enkele collega’s lachten. Behalve Retroman. Hij keek de groep bevreemd aan en informeerde naar de clou.
“Euh… kan iemand mij even inlichten? Wat is frotteurisme ook alweer?”
De vrolijkheid sloeg dood als een biertje en Retroman werd door enkelen indringend aangekeken. Met mijn zware stem bulderde ik haast om het schuim weer een beetje op te schudden en legde aan het uit wat het was.
“Frotteurisme komt van het Franse frotter, wat wrijven betekent. Het is een vorm van parafilie waarbij degene die zich eraan bezondigd seksueel opgewonden raakt door lichamelijk contact met onbekenden. Je komt dit type aanranding – want dat is het feitelijk – voornamelijk tegen in het openbaar vervoer en op grote evenementen. De overtreder ziet zijn kans schoon in een grote mensenmassa dat te doen wat hij in het openbaar niet durft te doen bij individuen die vrij van een groep rondlopen.”
Met die toelichting was Retroman weer wat wijzer geworden en blij nu ook te weten waarom de anderen er zo om moesten lachen. Toch glimlachte hij slechts geforceerd in één mondhoek omdat deze verklaring hem tot een volgende vraag bracht.
“Potverdikkie zeg, dus weten we ook of Jericho zijn frotteurisme bedreven kan hebben met één van de betrokkenen in ons onderzoek?”
Nu wilde ik Retroman al tegenspreken, omdat ik meende iets absurds in die veronderstelling te bespeuren, maar het was inspecteur Kersten die mij de tong afbeet en een paar nieuwe feiten op tafel wierp.
“Wat we in elk geval zeker weten is dat we in zijn slaapkamer een verzameling centerfolds hebben aangetroffen waar je een schijthuis mee kunt dekken.”
Lesley viel Sjors bij in dezen.
“Een dakkapel lijkt me aannemelijker. In hun schijthuis kan ik mijn kikkerbillen niet keren hoor.”
“Nou bij wijzen van spreken dan. Die jongen had hoe dan ook al behoorlijk wat porno verzameld.”
“Even terug naar de feiten heren,” verzocht ik de mannen. “Sjors, verklaar je nader. Jericho was een knul van zeventien. Wat is er zo opvallend aan de seksuele interesse bij een knul op zijn leeftijd?”
“Niets bijzonders. Maar ik wil maar opmerken dat Jericho geen lelijke jonge was en de meiden op zijn school waarschijnlijk voor het uitkiezen had. Is het jou niet opgevallen dat we op zijn kamer geen aanwijzingen hebben gevonden van vrouwelijk bezoek?”
“Nu je het zegt…”
“Dus [AANWIJZING] wat weerhield hem ervan om een meisje mee naar huis te nemen?”
“Hoe zou jij erover denken als de vriend van je dochter dat deed?” kwam Agatha tussen beiden.
“Het klinkt misschien cliché, maar als ze hèt willen doen doen ze het toch wel,” Sjors liet het niet na één van de lidwoorden te benadrukken. “Maar je hebt gelijk. Hij had het net zo goed buiten de deur of bij zijn vriendinnetje thuis kunnen doen. En toch blijf ik er bij: je zou dan minimaal een pasfoto van zo’n meisje in zijn slaapkamer verwachten.”
“Foto’s had hij toch juist genoeg?” probeerde Bob ertussen te werpen en iedereen moest erom lachen. Ook Sjors zag er de lol wel van in, maar bleef bij zijn standpunt. Waarop Bob terugkwam op de vraag van Retroman. “Dus is ons bekend of Jericho frotteurisme met de betrokkenen in het onderzoek heeft bedreven?”
“Nope,” was het antwoord van Loek die middels de opgedoken aanklachten hier opheldering in wist te geven.

{KOEVOET}
Het was mij opgevallen dat Loek voor een tweede maal op een rij ons vlot van belanghebbende informatie omtrent dit onderzoek wist te verschaffen. Naast hem zat ik niet, zodat ik het schouderklopje verbaal moest uitdelen.
“Fijn dat je de feiten zo paraat hebt Loek. Daar steunt ons enorm. Wellicht dat je ons ook bij kunt schijnen voor wat betreft de moordwapens waarmee Gert Jan om het leven is gebracht? We zijn nu al zo’n tijd over zijn verwondingen aan het speculeren dat een oplossing toch binnen handbereik moet komen te liggen?”
Loek voelde de druk op zijn schouders toenemen en weifelde met een reactie, simpelweg omdat hij ditmaal zijn antwoord niet paraat had, terwijl hij moest bekennen dat hij verschillende theorieën had getoetst. Verzuchtend haalde hij zijn schouders op en schudde langzaam van nee. Hij wist het niet. Ook voor hem was de klauwhamer werkelijk de beste kandidaat. Plotseling ontstond er geroezemoes aan tafel waarbij de verschillende collega’s met elkaar in discussie gingen en theorieën met elkaar uitdeelden. Deze vraag had blijkbaar wat losgemaakt in mijn team waarop ik merkte hoe zeer dit vraagstuk ons allen bezighield. Maar aan wat wild gekakel had ik natuurlijk helemaal geen bal, zodat ik de groep moest manen niet door elkaar te praten.
“Hé, hé, hé, ik wil het even centraal houden allemaal! Graag de focus erbij. Jullie gekwebbel klinkt als onrustige stemmetjes in mijn hoofd.”
En zodra ik dat had uitgesproken, doofde abrupt het gonzende gesprek. Retroman was iets trager met reageren, maar maakte zichzelf onsterfelijk briljant met de timing van zijn op de eerste gehoor onbenullige vraag richting Sjors Kersten:
“…Dus jij hebt Koen Voet niet meer gezien voordat jij het Sambeekse Korenveld van hem overnam?…” Bedremmeld keek hij naar mijn strenge blik op welke geleidelijk overging in naar een zachtere gezichtsuitdrukking waarin ik in gedachten verzonken was. Iedereen had zijn of haar blik op Retroman of mij gericht en kreeg door dat er iets bizars aan tafel was gebeurd. Enkelen die het ook door hadden, proefden op hetzelfde moment met mij dat ene woord dat zich langzaam begon te manifesteren.
“…Koe-voet… Koevoet! Mannen dat is het!” riep ik verheugd. “Dat is de grote broer van de klauwhamer. Het profiel, de langere steel, het klopt allemaal. Gert Jan is vermoord met een koevoet. Haha!” Verrukt ontmoette mijn bruine kijkers één voor één eenieder die aan tafel zat. De meesten waren even blij verrast als ik. Ik stond op en liep die twee passen verder langs de tafel om Retroman hartelijk in zijn schouders te knijpen. Wat was ik blij. Retroman op zijn beurt keek nog altijd wat beduusd om zich heen alsof hij had opgetreden als de onbedoelde superheld in een strip. Duidelijk was dat iedereen de vreugde deelde. Alleen Agatha zat er nog wat bedenkelijk bij. Met haar vuist voor haar lippen gebald zat ze achteruit in haar sofa. De andere hand had ze om een elleboog gevouwen.
“Wat is het Agaat, ben jij niet blij dat we nu eindelijk weten hoe Gert Jan op de kop is getikt?”
“Oh jawel, dat ben ik zeker,” en ter bevestiging trakteerde ze ons op een gedoceerde glimlach. “Maar ik weet ook dat we met een koevoet nog altijd niet kunnen verklaren hoe Gert Jan aan de steken op zijn torso is gekomen. Zo’n handspaak is niet van [AANWIJZING] zaagtanden voorzien, wat zou kunnen verklaren dat de wonden op de voorkant van zijn lijf gekarteld zijn.”
En zo liet Gert Jan ons opnieuw met een raadsel achter.

<;ZIJN ER ANDERE SCHAKERS VAN BETEKENIS ONDER DE BETROKKENEN IN DIT ONDERZOEK?>;

Op deze mistige winteravond zat de één meter zevenentachtig lange, door de zonnebank diepgebruinde man achterover in één van de verhoorkamers op een stoeltje. Zijn behaarde onderarmen, die voor een deel zichtbaar waren doordat hij zijn mouwen had opgestroopt, waren taai van structuur en hadden aan elke bouwvakker kunnen toebehoren. De torso die het blauwwitte overhemd met bloemetjesmotief strak trok, mocht gespierd worden genoemd. En de stierennek die rotsvast tussen zijn brede schouders stond als een Korinthische zuil, had menig bodybuilder afgunstig gekregen. Het haar was zwart, dik en krullig, en viel half over een voorhoofd dat overging in een scherp voorkomen.
Lesley Spandabato kon nauwelijks voorstellen dat hij hier te maken had met een op het eerste oog zachtaardig overkomende Aardrijkskundeleraar. Zijn verdachte, Humfried Roerling, zal in elk geval hebben geweten dat supervulkaan Campi Flegrei staat voor ‘Brandende velden’ en aan de westelijke rand van de Campanisch laagvlakte met name het plaatsje Puzzuoli nachtmerries bezorgt. Dat is, als je mag afgaan op zijn Italiaanse gelaatstrekken die je moeilijk kunnen ontgaan. Toch bleek, uit het huiswerk dat Lesley had gedaan omtrent Humfrieds afkomst, dat hij in zijn stamboom tot zijn grootouders moest klimmen om die Italiaanse roots te kunnen terugvinden.
“Schaken en mineralogie,” de bloedspatanalist sprak elke lettergreep uit alsof hij een dictee gaf. “Dat zijn nou niet echt de hobbies die ik direct bij een koelbloedige moordenaar zou plaatsen.” Sprak hij op dezelfde flegmatische toon. Hij bladerde wat gespeeld studerend door de paar velletjes papier die op de tafel voor hem lagen en liet het niet na om even naar zijn verdachte op te kijken. Dat deed hij zonder daar zijn hoofd bij te bewegen. Zo leek het alsof hij in de rol van een strenge leerkracht was gestapt die een ingevuld proefwerk bestudeerde terwijl de leerling die het gemaakt had er angstig doch verwachtingsvol bij stond te wachten. Humfried vertrok geen spier, maar had eerder met de rug van zijn hand een biggelende traan van zijn jukbeen geveegd in de hoop dat het Lesley niet was opgevallen. “In het profiel van een meedogenloze psychopaat echter, zou dit beeld je passen als een ouwe jas…”
“Maar ik heb Roger niet vermoord,” protesteerde Humfried meteen. “Ik zweer het, ik zou mijn broertje nooit zo iets aandoen!” Roger was de jongste uit een gezin van vier. Met drie broers boven hem ontbrak de grote zus die hun moeder met een miskraam had verloren. Met merendeels mannen in een huishouden, behoudens moeder de vrouw, moesten er in dit gezin voortdurend spanningen zijn geweest of concurreerden de jongens onder elkaar om de meeste aandacht, spullen of het pronken met een leuke meid. Roger en Humfried zullen daarin geen uitzonderingen in zijn geweest.
“Waarom moest je zijn gezin hierin meenemen, Humfried?” vroeg Lesley kalm maar indringend. “Was de wraak op Roger niet voldoende?”
Maar Humfried ontkende in alle kleuren en hield vol niets met de moorden te maken te hebben.
“Wraak? Hoezo wraak? Ik was vanmorgen thuis, klusjes aan het opknappen in de keuken.”
“Kom op Humfried, jarenlang heeft die laatste après-ski nacht voor jouw huwelijk met Miranda je dwars gezeten. Je zegt Roger te hebben vergeven voor het slippertje dat hij met haar heeft gehad, maar in feiten heb je altijd gezind op vergelding.” Lesley deed hier een gok. Dankzij Bobs gesprek eerder die dag met Lotte Pieper was hij te weten gekomen dat Roger met Humfrieds vriendin van bil was gegaan voordat zij het huwelijksbootje instapten. Hij had alleen geen idee of Humfried hier wel van op de hoogte was geweest of dat Roger dit geheim had weten te houden. Lotte wist het, zodat de kans dat Humfried dit ook wist erg aannemelijk was. De verdachte in kwestie vertrok geen spier, al keek hij nu wel grimmiger uit zijn ogen.
“Schoenmaat 46, de enige andere schaakmeester onder de betrokkenen, een belabberd alibi en een motief waar de honden geen brood van lusten. Je bent erbij Humfried! Ontken maar niet, jij hebt de Roerlings vermoord.”
Lesley klonk behoorlijk stellig met die beschuldiging, maar toch was hij iets te weten gekomen wat hij niet kon rijmen. Ja, hij kon Roger en zijn maatje hebben vermoord en ook de slachting op het Sambeekse Korenveld paste in het patroon. Maar de verkrachting van Andrea Roerling klopte gewoon niet; Humfried mocht getrouwd zijn met Miranda, Lesley Spandabato had te lang met homofiele gedetineerden gewerkt om te weten dat Humfried nog niet [AANWIJZING] uit de kast was gekomen…

<;WAT VOOR BAND HAD HET GEZIN VAN ROGER MET DE REST VAN DE GEBR. ROERLING?>;
Het liep reeds tegen zevenen toen Lesley de verhoorkamer verliet en daarbij Humfried Roerling door twee man liet afvoeren. Hij werd in voorlopige hechtenis genomen omdat er zoveel was dat zijn onschuld tegensprak. Sprake van protest was er niet meer, al twijfelde onze hoofdverdachte niet aan zijn reinheid. Gelaten liet hij zich door de gangetjes begeleiden tot hij onderweg zag dat Bob de Winter en Abdel Dezertecon Kretonshos ook Lotte Pieper hadden opgeroepen om het achterste van haar tong te laten zien. Dat besef stemde Humfried hoopvol en glimlachte slechts naar haar terwijl hij in een roes verzonk waarin al het werkelijke plaats maakte voor een dromerige toestand. Daardoor kreeg hij niet mee wat Lotte zei toen ze met de heren aan de receptie stond. Toch waren de woorden aan hem gericht en moeten zoiets betekent hebben als rustig maar, het wel goed.
Niet veel later zat de moeder van vier kinderen tegenover de twee mannen die beide even op hun horloge keken om te zien hoe ver het weekend nog was. Bob zat in gedachten al bij zijn gezin, terwijl Abdel ernaar hunkerde dadelijk met Karel nog een pilsje te kunnen pakken in de bedrijfskantine. De opmerking “Zie je zo,” van Lesley maakte Abdel duidelijk dat er ook nog wel een potje biljart in zou zitten, waarvoor ze eveneens in de kantine terecht konden.
Met de ondervraging van Lotte Pieper als laatste item op de agenda van deze week hoopten ze beiden stiekem dat de te verkrijgen inzichten de vooruitzichten op het weekend niet zouden verpesten. Veel vrees hoefden ze daar niet voor te hebben. Het duurde even voordat Lotte Pieper uit haar schulp kroop, maar kwam vervolgens met een spraakwaterval dat een antwoord moest geven op de vraag wat voor band het gezin van Roger met de rest van de gebroeders Roerling moest hebben. Zij was, onder de betrokkenen die in beeld waren, de enige en beste kandidaat aan wie dit nu nog gevraagd kon worden. Voor het gemak van spreken refereerde ze naar Rogers laatste verjaardag waarop hij 46 was geworden. Het stelde haar in staat zich beter te verplaatsen in het huishouding van de man in kwestie. Opnieuw omschreef ze hem als een typische eigenheimer, een robuuste man met een scherp karakter. Het was een vader die niet zozeer door de kinderen werd gevreesd, maar waar wel tegenop werd gekeken en duidelijk met de scepter zwaaide. Ongehoorzaamheid werd niet geduld en door zijn kroost veel bezigde sarcastische sneren werden resoluut door hem in de kiem gesmoord. Een vergelijkbare relatie leken de kinderen met hun oom Taco te hebben, die in zijn vinnigheid zo mogelijk nog wel met een pepertje extra was gekruid. Niet dat hij Andrea en Jericho persoonlijk de tong afbeet, maar het was zonneklaar dat de spanning steeg wanneer het gezin bezoek kreeg van oom Taco. Humfried was wat dat betreft een vreemde eend in de bijt. De jongste telg onder de vier gebroeders bleek wat meer het zorgenkindje en hield zich vaak afzijdig van de gevoerde discussies tijdens de verjaardagen en andere ontmoetingen. Gordon werd in dat rijtje amper besproken; die had carrière gemaakt in Nieuw Zeeland en leek er een zorgeloos bestaan te lijden met zijn vrouw en dochter. Contact met hem was er amper. Hooguit eens in de vijf jaar kreeg hij bezoek van één van zijn broers of kwamen zij naar Nederland.
Net dat Bob en Abdel wilden afronden en meenden voorlopig voldoende te zijn bijgepraat door dit spraakgrage karakter, bracht Lotte nog met iets naar voren dat korte metten leek te willen maken met het zorgeloze weekendperspectief. Taco en Roger, de twee oudste van het kwartet, hadden op Rogers laatste verjaardag een oude [AANWIJZING] wond open gereten, aangaande hun gezamenlijke jeugdliefde Desire Eersteling.

<;WAT IS HET BEROEP VAN TACO EN GORDON?>;
Het viel mee, Bob en Abdel konden tijdig afsluiten en genieten van hun welverdiende weekend. Het zag er niet naar uit dat er nu iets was dat dat in de war ging schoppen.
Lesley en Abdel hadden er juist een twee potjes biljart opzitten zodat ze er wel weer even genoeg van hadden en schoven aan bij Karel die inmiddels gezelschap had gekregen van Loek. De zaak Roerling was onderwerp van gesprek en hield de vier nog even bezig. Wat dat betreft werd er dus nog overgewerkt. Maar anders dan Agatha, die dat vlak voor het weekend standaard leek te doen, hadden zij een goud gele rakker om ‘het werk’ te veraangenamen.
“Dus we hebben vier broers waarvan één een dooie dakdekker is,” begon Loek die zijn gedachten probeerde te ordenen. “Taco is een IT-specialist bij een energiebedrijf en Humfried een Aardrijkskundeleraar. En Gordon? Is dat nog relevant?”
“Offshore civiel ingenieur,” vulde Lesley hem aan.
“Oké, dus dat voegt allemaal ook niet zoveel toe.”
“Is dat niet raar?” vroeg ik mijn jongens. “Is het niet meestal de oudste tussen de kinderen die traditioneel het hoogste beroep heeft?”
“Ja dat klopt dan toch?” meende Loek die refereerde naar Rogers job als dakdekker. “Alleen is hij aan het einde van zijn carrière een paar treden naar beneden gedonderd.”
“Tja, dat is zo,” grinnikte ik. “Nee, wat ik bedoelde is dat het succes in de kans op een goede baan binnen de kinderen meestal een geijkt patroon volgt. Het oudste kind krijgt doorgaans de volle aandacht van zijn ouders, simpelweg omdat het de eerstgeborene is en dus op dat moment enig kind. Hij is het centrum van aandacht voor zolang als dat er nog geen keuze wordt gemaakt er een tweede kindje bij te nemen. Als dan eenmaal het tweede kind op komst is, zal het oudste kind zijn plek en aandacht moeten gaan delen. Dat is een proces dat al begint tijdens de zwangerschap. Om dan toch die aandacht terug te verdienen zul je zien dat het eerste kind er alles aan zal doen weer de belangrijkste in het gezin te worden, vaak met succes. Al is dat een ontwikkeling waar vaak een paar jaar overheen gaat. De oudste krijgt in zulk klimaat alle kans ambitieus te worden, wat je dan ook vaak terugziet in hun leerprestaties op de middelbare school en eventuele verdere studies. Het tweede of middelste kind trekt dan toch vaak aan het kortste eind, met name als er na hem nog jongere broertjes of zusjes volgen. Gordon was de derde jongen in dit gezin en had toen tijdelijk de rol van Benjamin. Taco, die hier de verliezer is wat aandacht betreft, heeft het zwaar te stellen gehad met zijn ambitieuze grotere broer en de volle aandacht die er nu voor de Benjamin is. Toen Humfried vervolgens die Benjamin-rol overnam waren helemaal de rapen gaar. Gordon kreeg nauwelijks iets mee van het probleem. Roger was immers zoveel ouder dat hij ook zelfstandiger begon te worden en die hang naar aandacht veel minder begon te voelen. Het gewicht lag dus nu vooral bij de jongste kinderen. Feitelijk zou je kunnen stellen dat Taco nu de kans moest hebben gekregen ambitieuzer te worden. Maar afhankelijk van het aantal jaren dat er tussen de oudere en jongere broertjes zit, gaat hij daar beter of slechter mee om. In het geval van Taco zou ik dus verwachten dat hij de dakdekker moest zijn geworden. En niet Roger.”
Geduldig luisterende naar mijn betoog was het uiteindelijk toch opnieuw Loek die hier de wijsneus moest uithangen.
“Ik begrijp wat je zegt Karel. In mijn familie moet dat ook zo ongeveer zijn gegaan. Niet voor niets is mijn broertje daarom waarschijnlijk automonteur geworden. En toch denk ik dat Rogers beroepkeuze wellicht door andere factoren werd beïnvloed. Taco was wel degelijk een sandwichkind.”
“Sorry, een wat?” het was Abdel die zich nog niet in dit onderwerp had gemengd.
“Een sandwichkind, dat is de benaming voor Taco’s verliezersrol waar Karel het net over had. Heb je dat er niet uit kunnen opmaken?” Loeks reactie klonk als een sneer, maar zo was het niet bedoeld.
“Hoezo was hij toch de verliezer dan?” probeerde Lesley.
“Ik heb man z’n cv er eens bij gepakt. Nou jongens! Ik geloof dat Donald Duck nog minder vaak van [AANWIJZING] beroep is geswitcht.”

<;WIE WON HET LAATSTE SCHAAKTOERNOOI?>;
Het was zaterdagochtend en daarmee waren de weekenddiensten aangebroken. Een aantal mensen waren de klos, waaronder een paar die zichzelf standaard hadden laten inroosteren omdat ze bijvoorbeeld maandag of woensdag vrij wilden zijn i.p.v. deze weekenddag. Zij die vrij waren konden eventueel toch opgeroepen worden, mocht daar aanleiding toe zijn. Een zaak als deze leende zich daar uitstekend voor. Vooralsnog was het rustig op kantoor, zoals dat past in het beeld dat we van het GCFI hebben op zaterdag. Agatha en Loek leken onverstoorbaar verdiept in respectievelijk de karkassen en de databanken en Retroman en America kon ik door de glazen scheidingswanden op hun kantoortjes links van mij zien, bezig met hun eigen administratie en onderzoek. Ik had in het bijzonder respect voor America, gezien haar inzet en onverstoorbaarheid op haar eerste werkdag die aan deze was vooraf gegaan. Zelf beschouwde ze het als de normaalste zaak van de wereld daar ze in haar vorige job niet anders gewend was. Het enige verschil maakte de omgeving en de nieuwe collega’s.
Het liep zo tegen tienen toen Retroman plotsklaps mijn gedachten verstoorde. In mijn hand hield ik ons familieportret vast waar niet alleen Maria maar ook Isabel nog op stond. Een mengeling van gelukzalige en pijnlijke herinneringen doofde uit toen hij op de deur klopte. Ik plaatste het portret terug aan de rechterzijde van mijn bureau en gebood hem binnen te komen.
“Karel, ik heb zojuist een telefoontje gekregen van de scouting. Er zijn nog wat zaken die Sabrina Biezenhutter met ons zou willen bespreken. Wil je meegaan?” Retroman was mijn kamer niet binnengestapt, maar hield met één hand de klink vast en was al bepakt met zijn uitrusting om te vertrekken. Zonder veel woorden maakte hij daarmee duidelijk dat hij vlot wilde vertrekken en blijkbaar al blij was dat hij uit zijn administratie vandaan werd getrokken.
“Neem America maar mee,” was zonder aarzelen mijn antwoord. “Dat vind ze vast niet erg. Bovendien is zij ook wel bekend met dat PD. Of is het bij mevrouw Biezenhutter zelf thuis?”
“Nee, op de scouting en het klonk nogal dringend.”
Synchroon met het woord ‘dringend’ begon mijn vaste telefoon te rinkelen. Aan het nummer zag ik dat het Loek was.
“Goed, mijn zege heb je,” sprak ik tegen Retroman en stak mijn hand reeds uit om het lijntje aan te nemen. De inspecteur knikte en sloot de deur.
“Ha Loek, wat is er?”
De ijverige knul had weer zitten spitten in allerhande bronnen om maar zoveel mogelijk achtergronden rondom de lopende zaak naar voren te krijgen. En opnieuw had hij informatie weten te verzamelen dat het onderzoek van een nieuwe perspectief zou voorzien.
“Het gaat weer over die dakdekker.”
“Die op het dak werd geschaakt?”
“Ja, precies hij. De man die op het laatste schaaktoernooi een trofee aan zijn neus voorbij zag gaan.”
“En jij gaat me nu zeker vertellen wie die beker won, nietwaar?”
“Nou, dat was niet precies waar ik voor belde. Maar als je het wil weten, de man die er met de prijs vandoor ging heette Nicolaas Bildstar. Wat ik zojuist heb ontdekt zal je echter vele malen interessanter vinden.”
“Barst los zou ik zeggen.”
“De hond waar Roger op het strand door werd gebeten was een Mechelse herder.”
Het kwartje viel bij mij niet dadelijk, zodat ik even stil viel. Loek kon het vraagteken op mijn gezicht haast zien, al zat hij verderop in het gebouw.
“[AANWIJZING]Wendy Wiewel en Gert Jan de Vree hadden een Mechelse herder…”

{ZINKZETTANG}
De verbazing in mijn stem kon haast door Agatha worden gehoord, die verderop in dezelfde vleugel als Loek met haar lijkschouwingen bezig was. Voor haar op een operatietafel lag het lichaam van Olivia Roerling. Een nadere obductie op de moeder uit het gezin Roerling was nog niet uitgevoerd. In een V-vorm had zij haar borstkas geopend zodat er twee huidflappen naar de oksels lagen opengevouwen. Het maakte onderdeel uit van haar standaard procedure om naast de zichtbare verwondingen aan de buitenzijde van haar object ook een beeld te kunnen vormen van eventueel intern letsel. Bij Olivia was daarvan geen sprake. De aangebrachte hoofdwond was deze vrouw al fataal geworden. Over haar levenloze gelaat hingen eveneens stukken omgeslagen vel. Eronder vandaan krulden enkele lokken donkerbruin haar die tegen haar wangen werden gedrukt. Agatha had achter op het hoofd een insnede gemaakt van zo’n 22 centimeter, van oor tot oor en liep langs de onderzijde van haar schedel, net boven haar nek. Het stuk huid dat daarmee was losgekomen had ze niet over het hoofd kunnen trekken zonder niet eerst ook langs de lengte een inkeping te maken van eenzelfde grootte. De huidlagen had ze daarop over Olivia’s gezicht gestroopt tot het er als twee macabere bloembladen rondom de neus lag. Het algehele bloedverlies uit de hoofdwond waar ze nu op een laag dieper kijk op kreeg tezamen met de hersenbloeding die het tot gevolg had gehad, hadden haar lot onomkeerbaar gemaakt. Zelfs al had ze binnen vijf minuten op de intensive care binnen gereden geweest, dan nog hadden de artsen niets voor haar kunnen uitrichten om haar uit de klauwen van Magere Hein te houden. Wat de klap op haar hoofd ook had veroorzaakt, het moest een zwaar voorwerp zijn geweest of in ieder geval kneiterhard en voorzien van een handvat. Een zinkzettang had daartoe een prima instrument geweest. Dat gereedschap was flink looiig en uitgerust met een snavelvormige bek dat haaks stond op de hefbomen. Het diende ertoe om zinken delen eenvoudiger met de hand te kunnen ombuigen om daarmee bijvoorbeeld dakranden fraai te kunnen afwerken. Het werd ook wel toegepast in dakgoten en afwerkingen rondom schoorstenen en dakkapellen. Maar een zinkzettang was eenvoudigweg te licht voor dit type verwonding. De twee centimeter diepe put die er in haar hersenpan was geslagen moest er zijn aangebracht door een veel zwaarder voorwerp. Een dakrol daarbij had weer overdreven geweest, bovendien had dit resten van bitumen in haar haar achter moeten laten. Duidelijk was, dat we iets zochten dat aannemelijk lichter was dan een dakrol, maar volumineuzer dan een zware tang. Te oordelen aan de compositie van schedelscherven moest het gaan om iets dat was voorzien van [AANWIJZING] ronde vormen.

{HAMER} >;>; OLIVIA
Een gereedschap zoals een hamer of iets van dat gewicht en omvang was daarmee trouwens ook uitgesloten. Daarvoor was het oppervlak van het letsel simpelweg te groot. Agatha had reeds zien aankomen dat ze hier wel eens in zou kunnen vastlopen. Maar ze had nog een theorie dat ze graag had willen toetsen aan de hand van een proef. Daarom had ze de dag ervoor reeds voorbereiding getroffen om vandaag met een zinnige reconstructie te komen.
“Welcome in the House of Wax!” bracht Loek vrolijk uit toen hij langskwam om Agatha iets aan te bieden van bij koffieapparaat. Hij had haar binnen zien komen met één van haar fameuze creaties. De patholoog anatoom boog naast een onderzoekstafel door haar knieën om een zware bol van een kar te tillen.
“Laat mij maar,” opperde Loek en zette het dienblad dat hij had meegebracht even terzijde. Hij hees de bol, die bestond uit gewapend alginaat behendig op de tafel en keerde deze in de gewenste positie. Agatha bedankte hem voor het zware werk en nam het weer over. Zorgvuldig bewerkte ze het buitenste deel van het ronde kunstwerk dat een afgietsel vormde van een menselijk hoofd. Toen ze daarmee klaar was aanschouwde ze haar werk dat een voorbereiding was geweest op wat ze dadelijk zou ondernemen.
Gisterenavond had ze het alginaat, dat er in onbewerkte vorm uitzag als een vezelvormig poeder, met één deel water vermengd om het vervolgens uit te smeren over de schedel van Olivia. Alvorens ze dat deed, had ze een kleiachtige substantie in de hoofdwond gesmeerd, zodat het afgietsel dat ze uiteindelijk van haar hoofd zou maken er één was zonder het hoofdletsel. Nadat dit na een minuut of acht was uitgehard zou ze daar gewoonlijk de twee delen van het modelleervloeistof in moeten gieten zoals dit op de instructie van het pakket stond te lezen dat al deze materialen bevatte, maar ze koos bewust voor een andere aanpak. De vloeistof was in vaste vorm een te broze materie om daar dadelijk haar beoogd experiment mee te kunnen uitvoeren. Ze bestreek daarom de binnenzijde van de gecreëerde mal met een roodkleurig vet en liet deze voor vijf minuten drogen, om het bolvormige object ten slotte opnieuw te vullen met alginaat. Een tweede mengsel daarvan had ze reeds eerder die avond klaar gezet. Alginaat is een hydrofiel polymeer dat voornamelijk bestaat uit alginezuur. Het is verkrijgbaar in poedervorm en verhardt na mengen met de juiste hoeveelheid water in een rubberachtige consitentie. Het wordt veel toegepast in lifecasting. Dat is een giettechniek waarbij een driedimensionaal kopie wordt gemaakt van een menselijk lichaam. De meest voorkomende lifecasts zijn torso’s , alhoewel het ook niet ongewoon is slechts een deel van het lichaam te kopiëren of enkel het hoofd. Lifecasts kunnen details repliceren zo klein als vingerafdrukken of poriën. Het grote verschil dat Agatha’s kunstige arbeid maakte met deze techniek, is dat haar ‘originelen’ niet langer in leven zijn. In haar geval spreken we over ‘deathcasting’.
Toen Agatha de buitenste laag had afgebikt tot op de rode vetlaag, vroeg ze Loek opnieuw om assistentie om het gekopieerde hoofd op een metalen pen te bevestigen. De pen stond in het midden van een onderzoeksruimte opgesteld waar een scheidingswand in was aangebracht dat was voorzien van gewapend glas. Agatha en Loek namen achter deze glazen wand plaats waarop de patholoog anatoom de daar aanwezige aparatuur bediende. Deze harde noot kon alleen worden gekraakt met behulp van hun volgende helpende hand. Dit was geen collega van vlees en bloed.
“Daar ga je Optimus,” sprak Agatha opgewonden toen ze een enorme robotische arm in gereedheid bracht. Naast het hoofd dat op de 1.50 meter lange pen bevestigd zat, keken ze naar een groot mechaniek dat op het punt stond in beweging te komen. Het had de vorm van een arm en had een soort soeppan op het uiteinde gemonteerd zitten waar je normaal een hand zou verwachten. Het bleek ook inderdaad om een soeppan te gaan. Agatha had het oude kookgerei over de ‘hand’ geschoven dat normaal de vorm van een grijper had, maar voor de gelegenheid was omkleed met een bokshandschoen. De pan was eroverheen geschoven en inmiddels onderweg een ongenadige klap te gaan maken op de uit alginaat gefabriceerde schedel.
Met een luide holle knal raakte de pan precies die plek op het hoofd waarvan Agatha Loek had laten berekenen dat het de schedel moest treffen. De twee onderzoekers wierpen snel een blik op de data die binnen een fractie van een seconden op de monitor voor hen verscheen.
“Bingo!” riep Loek, na de slagkracht op het scherm te hebben afgelezen en liep daarop ongeduldig naar de schedel in opstelling. In zijn kielzog werd hij gevolgd door de patholoog anatoom.
“Ik wist het,” concludeerde zij vervolgens toen ze daar aankwam en met haar hand over de geïmiteerde hoofdwond streek. Het had nagenoeg dezelfde wonddiepte. En ook in deze wond bevond zich de zilverkleurige afzetting die ze eerder bij haar slachtoffer had aangetroffen. Een stalen honkbalknuppel zal het niet zijn geweest gezien de vorm van de wond, maar duidelijk was wel dat Olivia met staal voorwerp knoerthard op het hoofd was geslagen. Agatha besloot met de woorden:
“Geen wonder dat ze de geest gaf. Deze vrouw heeft een knal gekregen [AANWIJZING] alsof ze een baseball was waarmee een homerun werd geslagen.”

Wordt vervolgd…

(* = Gohes City’s Forensisch Instituut )



image by Stephan Munder, edited by Gsorsnoi

Help je Karel weer met het oplossen van onderstaand mysterie?
Lees
hier de spelregels.

Gebaseerd op een waargebeurd verhaal (begin jaren ’90) – Pasig City, Manilla.

Het was pas half zeven ’s avonds toen het al stikdonker was in Manilla en wij in een jeepney onderweg terug waren naar het appartement van Tinus en zijn vrouw Jenny. In de Filippijnen is het heel normaal dat de zon elke dag rond zes uur ’s ochtends opkomt en rond zes uur ’s avonds weer onder gaat. Het maakt niet uit welke tijd van het jaar het is. Dit was ook het moment dat meeste mensen het centrum van de hoofdstad ontvluchtten om niet door het chaotische verkeer nog drie uur bezig te zijn om thuis te komen. Vast in het verkeer stond je toch, in de file, maar ook in de metro. Ofschoon het grootste nabijgelegen winkelcentrum haar deuren pas sloot om 22:00 uur, waren wij reeds rond zes uur naar huis gegaan. We hadden met z’n viertjes wat gewinkeld in het gigantische SM Megamall, een groot winkelparadijs waar je gemakkelijk een dag voor kunt uittrekken. Vanuit de mierenhoop bij de metro, de MRT, hadden we twee tricyles (driewielige motoren) aangehouden en moesten na een korte rit daarmee overstappen in een jeepney.  Daarin zat ik hutjemutje naast mijn vrouw Maria en een hoop andere Filipino’s met tegenover mij Tinus en Jenny. In een jeepney zit je niet net zoals in een bus op stoelen achter elkaar. Er zijn twee smalle bankjes gemonteerd in lengterichting van zo’n uitgebouwde jeep waar je dan met z’n allen op elkaar gepropt zit. De jeepney is pas vol wanneer de ‘drayber’ dat zegt of wanneer je het zelf onverantwoord vindt om nog aan boord te gaan. In- en uitstappen kun je op elk moment doen langs de route zolang het maar niet in een verkeersonveilige situatie is of op een moment dat het de chauffeur niet uitkomt.
“Gatver hè? Ruik je dat weer?” herinnerde Maria mij aan iets wat we in de dagen ervoor al roken terwijl wij door een groezelige woonwijk reden. Ze plaatste haar hand voor haar mond en trok een gezicht waaruit bleek dat ze bijna moest kotsen. Ook de andere passagiers plaatsten hun handen of hankies over het gelaat en keken door de tralies van de jeepney om zich heen. Het was alleen te donker om ook maar iets te zien. De geur waar ze op doelde was werkelijk niet te missen.
“Pasig?” suggereerde Tinus bijna schreeuwend om zich boven het geluid van de motor verstaanbaar te maken en dacht daarmee de slimste te zijn. Jenny Icket wees dat idee echter af. Met ‘Pasig’ doelde hij op één van ’s werelds vuilste rivieren die hier door Manilla stroomt. In Pasig River ligt relatief nog bijna meer vuilnis dan er zout valt te vinden in de Dode Zee. Maar die rivier is veel zuidelijker in Manilla en kon hier deze plaatselijke stank niet verklaren. Nee, dit was geen ranzige lucht van een berg rottend vuil in een flinke plas water, deze geur was veel merkwaardiger en had ik al eens eerder geroken.
“Para ho!” riep ik plotseling uit en tikte met een peso tussen mijn vingers tegen het stalen dak. Dat waren één van de eerste Filippijnse woordjes die ik er leerde in de praktijk toepaste. ‘Para’ betekent ‘stoppen’. Tinus, Jenny en Maria keken mij verbaasd aan, maar misten mijn blik daar ik al bezig was dit transporticoon van de Filippijnen te verlaten. Zij volgden mij beduusd en begonnen me al te vragen waarom ik eerder aan het uitstappen was. Alleen hoorde ik ze niet, omdat ik zo bezig was met de gedachten in mijn hoofd en de geur die op deze plaats op z’n sterkst was. We bevonden ons op een redelijk rustige weg voor een winkel waar gesteriliseerd water werd verkocht. Vooral de dames waren verontwaardigd met mijn plotselinge actie en wezen mij erop dat we nu de laatste twee straten te voet in deze stank af moesten leggen. En we waren al moe, want er was veel gelopen in de winkels en het transport naar huis was slopend.
“Ja sorry het spijt me,” wierp ik naar ze toe en maakte aanstalten om over te steken. “Maar ik moet wel heel erg aan mezelf twijfelen of ik zou niet weten waar deze lucht vandaan komt.”
Hun gezichten stonden nu zo mogelijk nog verbazender, maar ik beende verder naar de overkant van de straat en wilde een braakliggende terrein betreden.
“Ah nee, Karel, we zijn op vakantie! Kom op nou, je kan nu toch niet aan werk denken?” hoorde ik Maria achter mij zeggen. Maar onbewust deed ik dat wel, ik besteedde geen aandacht aan haar en stapte door een hoop onkruid. Al spoedig stond ik met mijn handen voor mijn gezicht tussen het hoge gras en had ontdekt waar de stank vandaan kwam waar volgens zeggen al langer in de buurt over werd geklaagd. Ook wij roken het vanuit ons eigen appartement, twee straten verderop. De geur was werkelijk niet om te harden en was afkomstig van een lichaam dat in verre staat van ontbinding verkeerde. Voor mij op de grond lag het lichaam van een jong meisje met onder haar hand een lijst met namen of woorden. De tranen schoten in mijn ogen; dit slachtoffertje was amper acht jaar oud.

De lijst van bijnamen die op het lichaam van het meisje is gevonden:

Apple Pie
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Christel Dimaranan (palayaw: Nanay Baby – ‘nanay’ betekent moeder)
Rol: Moeder van Inday, Pogi en Ching-ching.

Baboy
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Zachary de la Vega (palayaw: Bakla)
Rol: tricycledriver.
Achtergrond: Magere biseksuele jongeman die make-up draagt. Zijn DNA-materiaal en dat van twee anderen is gevonden op het lichaam van Angel.

Biboy
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Severino Flores (palayaw: Bing-Bong)
Rol: tricycledriver.
Achtergrond: Pafferig dik kereltje, zwijgzaam, in elk geval tijdens het verhoor in Manilla. Zijn DNA-materiaal en dat van twee anderen is gevonden op het lichaam van Angel. Zijn vader runt het bedrijf Rosalinda’s Vucalization. Daar zou hij veel te vinden zijn met de twee andere tricycle draybers.

Boboy
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Tiger Flores (palayaw: Bochokoy o Tabachingching)
Rol: Tindero ng Fleemarket, verkoper van kleding op de vlooienmarkt.
Achtergrond: Vrolijke en lijvige verkoper op de Fleemarket die altijd wel met iedereen kletst. Is regelmatig in Karaoke Junks te vinden om te zingen. Is duidelijk van de herenliefde, is naar eigen zeggen nog maand en heeft de ware Jacob nog niet ontmoet. Oom van Severino Flores en schaamt zich diep voor de daden van zijn neefje.

Buboy
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Cherry Pie
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.
Achtergrond: Haar palayaw siert de laatst overgebleven jeepney van haar vader’s bedrijf.

Mercedez Dimaranan (palayaw: Ching-ching)
Rol: Zus van Inday.

Thomas Rizal (palayaw: Dodong)
Rol: Tindero ng AQUA Rizal, verkoper van winkel in gesteriliseerd water.
Achtergrond: Heeft oogje op Helen. Verkoopt alleen water.

Honey Pie
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Helen Dimaranan (palayaw: Inday)
Rol: jonge moeder van een vermiste dochter.

Alejandro Estrella (palayaw: Father Jandro)
Rol: Pastoor van Iglesia Ni Christo
Achtergrond: Kent de buurt en heeft er veel zieltjes die zijn parochie op zondag bezoeken.

José Bato (palayaw: Jimmy)
Rol: tricycledriver.
Achtergrond: Oproerkraaier, 17 jaar, beetje het baasje van de drie jongens waar het DNA-materiaal is gevonden op het lichaam van Angel. Is ook de jongste onder hen. Eerder betrokken geweest voor een knokpartij, maar werd weer vrijgelaten door gebrek aan bewijs.

Esmeralda de la Cruz (palayaw: Neneng)
Rol: Tindera ng sari-sari Toki, verkoopster van sari-sari Toki.
Achtergrond: Is bezeten door de duivel en ziet ’s nachts geesten of andere waanvoorstellingen. Heeft opdracht gekregen van Magere Hein om Dodong om te brengen, omdat hij een voorname getuige was.

Ariël Paglinawan (palayaw: Osang)
Rol: Buurvrouw
Achtergrond: Haar baan, volgens de Dimaranan’s: Babymaker. Moeder van Biboy, Boboy, Buboy,
Baboy, Apple Pie, Cherry Pie en Honey Pie. Is altijd thuis.

Joseph Paglinawan (palayaw: Pepe)
Rol: buurman van de Dimaranans.
Achtergrond: Beroep: jeepney drayber en operator van jeepneys. Onlangs zijn bedrijf moeten inkrimpen van zeven naar één jeepney. Heeft met zijn bedrijf in betere dagen financiële steun geleverd aan Pretty. Pepe staat bekend als alcoholist, maar is verder een goedgemutste kerel.

Levi Dimaranan (palayaw: Boy Pogi of Kuya Pogi – ‘kuya’ betekent broer)
Rol: Kuya ni Inday, jongere broer van Inday (Helen).
Achtergrond: Ontspoorde tiener die zich normaal weinig van anderen lijkt aan te trekken, maar heeft het hart op de juiste plek. Heeft financiële zorg op zich willen nemen over Pretty nadat bekend werd dat de buurfamilie Paglinawan er niet meer toe in staat was om de Dimaranans bij te staan. Levi wilde hiervoor zelfs zijn schoolbeurs opofferen.

Pretty
Rol: Slachtoffertje. Dochter van Helen Dimaranan (Inday).
Achtergrond: Is op de avond van de verjaardag van haar moeder verdwenen, vlak voordat Helen thuiskwam. Bij haar lichaam is een papieren plakwerkje gevonden van een engel en onder haar hand is deze lijst gevonden. Heeft nog gegeten voordat ze werd vermoord. Verder zijn er DNA-sporen in en op haar lichaam gevonden van drie personen en is haar rechter bovenarm gebroken voordat ze werd vermoord. Pretty werd pas na ruim 2 weken gevonden nadat ze voor dood was achtergelaten op een braakliggend terrein.

Noot: De werkelijke voornamen van de kinderen van Osang zijn niet relevant voor het verhaal en zullen niet verder worden uitgewerkt.

Oorspronkelijke beloning gouden tip:  ZB 5.250,- plus vijf vaste sterren voor het Tycoon van de Maand spel op WSNOI.

Script by Goudvisje.

<ANDERE VOORWERPEN BIJ LIJK BEHALVE DE LIJST?>
Geïrriteerd waren Maria, Jen en Tinus mij gevolgd en kwamen door het hoge gras bij het lijkje aan. Ook zij hadden de handen voor hun neuzen gedrukt en ervoeren eenzelfde walging bij het aanschouwen van het drama dat zich hier had voltrokken. Ik verdiende nu iets meer respect met de reactie op mijn instinct. De zachte hand van mijn vrouw leunde op mijn schouder en ik zat geknield naast het dode meisje. Niemand van ons hield het droog en kregen alle vier te kampen met braakneigingen. De verontwaardiging omtrent mijn optreden tijdens deze vakantie verdween als sneeuw voor de zon. Maria heeft me in elk geval naderhand nooit meer veroordeeld als workaholic. De aanblik van deze scène was hartverscheurend. Het meisje zelf lag er enigszins vredig bij, dat wel, maar de aanslag die de insecten reeds op haar lijfje hadden aangericht was gruwelijk. Enkele torren en motten kropen over haar lichaam als laatste getuigen en hadden zich al te goed gedaan aan stukken van haar vlees en kleren. Jonge vliegen stegen op vanuit haar binnenste en maakte een akelig zoemend kabaal. Ook kakkerlakken, waar het er in de Filippijnen van wemelt, hadden hun weg naar haar gevonden en plekken achtergelaten op haar huid die aan brandwonden deden denken. Met hun komst was ook het haar grotendeels verdwenen, want daar zijn ze dol op. Het briefje met die rare woordenverzameling had ik met mijn mouw over mijn handen getrokken weggepakt en ontdekte daarachter in het gras nog iets. Het meisje had een soort plakwerkje bij zich dat eruit zag als een engel. Dat lag er zwak en verwelkt bij als een uitgebloeide bloem, waarschijnlijk door eerdere regenval die de verf had doen doorlopen en het papieren materiaal verkreukeld.
“Weet jij wat die voor rare woorden zijn?” vroeg ik aan Jenny. Zij was de enige inheemse onder ons.
“Ja, dat ik wel,” meende ze “…zo te zien is ieder woord dat ik hier lees [AANWIJZING] een ‘palayaw’. Dat is het Filippijnse woord voor een bijnaam. Het is hier heel gewoon voor bijna iedere inwoner om door het leven te gaan met een bijnaam in plaats van de roepnaam die je op je geboorteakte opgeeft. Dit moet dus een namenlijst van mensen met dergelijk bijnamen.”

<AANWIJZINGEN VOOR DOODSOORZAAK, ZOALS VERWONDINGEN OF WURGSPOREN?>
We zijn heel even gauw naar ons appartement gelopen en hebben daar wat spulletjes achtergelaten om daarna meteen het plaats delict bij de politie te gaan melden. Jenny kon ons daar prima van dienst zijn als tolk en wist natuurlijk hoe we daar het snelst terecht konden. Vanaf ons appartement tegenover winkelcentrum Ali Mall in Cubao City wandelden we met z’n viertjes de P.Tuazon Boulevard af richting het politiebureau en verwonderden ons er steeds meer over hoe dit onopgemerkt kon zijn gebleven. Vanaf de politie was de route naar de plaats waar we het meisje hadden gevonden nog korter, dus ook de bewakers voor het bureau stonden met een laf stof tegen het aangezicht. Jenny wist ons naar binnen te praten daar er altijd erg argwanend wordt gedaan naar late bezoekers. Het ontvangst was ook niet bepaald hoffelijk te noemen. Op een houten bank lagen twee dienstkloppers uitgebreid te pitten en de dame achter de toonbank moest ze wakker schudden om ons te kunnen helpen.
“Natagpuan namin ang isang patay na katawan na malapit,” we hebben hier dichtbij een lijk gevonden begon Jenny in haar taal en informeerde de nog slaperige agent over wat we hadden ontdekt. Na veel gesteggel kregen we een politieman zover om ons ter dienst te staan in deze zaak. Opisiyal Berteng was de dikbuikige gedrongen Filipino met wie we de zaak bespraken en ging met ons mee. Inmiddels liep het al tegen achten tegen de tijd dat we met hem bij het plaats delict arriveerden. Dit was het moment dat Tinus en Maria ons een goede nacht wensten en ik samen met Jenny en inspecteur Roberto Aquino het onderzoek vervolgden, want dat was zijn eigenlijke naam. Het was mij onderhand duidelijk dat ‘Berteng’ zijn palayaw was en hij wenste daar ook mee aangesproken te worden. Hij verbaasde zich over de lijst en ik moest hem uitleggen dat dit voor mij niet de eerste keer was dat ik met dergelijke aanwijzingen te maken had gekregen. Dit werd met de verwachte scepsis ontvangen, maar hij bleef gewillig om mij bij de zaak betrokken te houden, voorlopig althans, want wij wisten ook dat er op dit uur niemand zat te wachten om een lange nacht in de gaan voor een onderzoek. Zowel opisiyal Berteng als ik konden geen duidelijk doodsoorzaak vinden. Dit meisje had net zo goed vergiftigd kunnen zijn als aangereden. Als ze al blauwe plekken had gehad of sporen die erop geduid hadden dat ze gewurgd was geweest dan hadden de eerste insecten er alles aan gedaan om die kenmerken uit te wissen. Hier was uitgebreide autopsie gewenst, maar Jenny en de Filippijnse inspecteur maakte mij al gauw duidelijk dat daar nog een lange papierwinkel aan vooraf zou gaan wilden we het lichaampje daarvoor kunnen aanbieden. Het was me duidelijk, buurtonderzoek zou de zaak sneller oplossen. Tegen de tijd dat het lichaam door specialisten nader onderzocht kon worden, zou de staat van ontbinding onnodig ver zijn gevorderd. Maar we hadden wel een bijzonder geluk waardoor we toch over extra specialiteit beschikten: opisiyal Berteng had forensische entomologie gestudeerd en hij wist direct te zeggen dat dit meisje op z’n minst [AANWIJZING] twee weken dood was, als het er geen drie waren. Dit wist hij, omdat het minstens zo lang duurde voordat de eerste vliegen uitkwamen.

<VALLEN DE BIJNAMEN TE KOPPELEN AAN FAMILIELEDEN VAN HET MEISJE, VERDACHTEN, ENZ.?>
Het braakliggende terrein waar wij ons op bevonden lag te wachten op de bouw van een volgend winkelcentrum: SM Hypermarket Cubao (1). Deze lag in een hoek geklemd tussen Main Avenue, een kleine hoofdstraat van een wijk in Cubao en de gigantische EDSA. Epifanio de los Santos Avenue, zoals de verkeerslagader van Manilla volluit heet, is de 24 kilometer lange snelweg die een gemiddelde van 316,345 voertuigen per sectie per dag verwerkt. Deze autoweg is in de Filippijnse geschiedenis ook van een behoorlijke politieke betekenis geweest. Drie vreedzame revoluties vonden plaats op deze snelweg waarbij demonstranten de weg bezet hielden en o.a. een protest vormde tegen de wijdverbreide fraude in de presidentsverkiezingen van 1986 waarbij de administratie van Ferdinand Marcos omver werd geworpen (People Power Revolution). Sindsdien is EDSA het platform van het volk geworden om op te kunnen demonstreren, in 2001 volgende nog twee van zulke acties tegen respectievelijk de presidenten Jozef Estrada en Gloria Macapagal-Arroya als gevolg van een mislukte afzettingsprocedure van Estrada en diens arrestatie. Met deze geschiedenisles in het achterhoofd heeft opisyal Berteng ons meegenomen naar de winkel waar gesteriliseerd water werd verkocht aan de overkant van waar we het meisje hadden aangetroffen. Een paar uur geleden stapten wij hier uit de jeepney. Eigenaar Thomas Rizal van AQUA Rizal (2) werd naar de voordeur geklopt en kwam in eerste instantie ietwat humeurig op het toegangshek af. Nadat Berteng hem over zijn functie had ingelicht, bedaarde hij en wilde ons graag helpen.
“Alam mo ba ang mga pangalan ito?” kent u één van deze namen? Het was Berteng zelf die hem de lijst voorhield.
“Opo,” Beleefde vorm van ja-zeggen. “Alam ko ang ilang,” Letterlijk: Ik ken er een paar, maar hij bedoelde vooral dat sommige namen hem wel iets zeiden.
“Ano ba ito?” wat is dit? “Ito ang aking palayaw,” dit is mijn bijnaam. En hij wees op de naam ‘Dodong’.
Zo werden we bij hem binnen gelaten en kregen we iets meer over de namen te weten. Neneng moest Esmeralda de la Cruz zijn, “Ang tindera ng sari-sari Toki,” een verkoopster van sari-sari Toki. Een sari-sari is een klein thuiswinkeltje dat zich aan de voorkant van een woonhuis bevindt en afgeschermd is met een hekwerk aan de gevel. Jandro kende hij ook, hij was Father Alejandro Estrella van de parochie Iglesia ni Christo. En Bochokoy was Tiger Flores, de dikke verkoper van de vlooienmarkt naast EDSA. Maar vooral met zijn hulp bij de palayaw Inday waren we erg geholpen. In haar had hij Helen Dimaranan herkend, een jonge moeder die al een tijd [AANWIJZING] haar dochter kwijt was.

<DOOR WIE IS DE LIJST OPGESTELD?>
“Well inspektor, can you explain to me how this list miraculously appeared near the body of the girl?” Opisyal Berteng was duidelijk op z’n hoede en ik besefte nu maar al te goed dat ik mezelf verdacht had gemaakt door hier naar een plaats delict te stappen. De vloek die Magere Hein over mijn zaken had uitgesproken volgde mij over de gehele wereld. Ook hier in de Filippijnen door zijn ‘handtekening’  weer op. Geen foto met zijn initialen, maar wel een lijst waar opnieuw ‘MH’ onder gekrabbeld stond, twee letters die mij genoeg zeiden: dit was ofwel een dodenlijst ofwel een lijst met betrokken personen bij het primaire slachtoffer. En precies dat was wat ik de inspecteur probeerde uit te leggen, maar ik kon niet echt zeggen dat hij mij geloofde. Zijn achterdocht leek enkel maar te groeien. Toch bleef hij mij in het onderzoek betrekken, maar het lag voor de hand dat hij er de regie in over moest nemen. Dit was niet mijn land. Magere Hein had de lijst gefabriceerd, dat was ik van overtuigd, en ik verdacht hem ervan dat hij mij probeerde in een val te lokken. In feite stond ik er al midden in, de autoriteiten hoefden Heintje alleen maar te helpen hem dicht te laten klappen. Wat nu? Ik kon toch moeilijk van de zaak weglopen, dan zou ik mezelf onnodig verdacht maken en een zaak laten klappen wat zelf ook wel graag van wilde weten hoe de vork ervan in de steel stak. Dus ik besloot opisyal Berteng te blijven helpen zolang hij me dit toe liet. Zo liepen we, nadat we Dodong bedankt hadden, gedrieën van de AQUA-store weg en trokken we op het bureau na waar er hier een familie Dimaranan kon wonen. Aanvankelijk kostte dat zoveel tijd dat opsiyal Berteng mijn gegevens noteerde en eiste dat ik de volgende dag om half negen terug bij hem op het kantoor zou verschijnen om de zaak te hervatten. Zo gezegd zo gedaan, de volgende ochtend zagen wij elkaar weer en de inspecteur had inmiddels laten natrekken waar die familie woonde. We gingen er samen heen werden ontvangen door een jonge bink in zijn ondergoed: Boy Pogi of eigenlijk Levi Dimaranan, de jonge broer van Inday. De inspecteur deed het woord.
“Nasa bahay ba si Helen?” Is Helen thuis?
“Hindi po. Nasa trabaho po sya sa Megamall.,” nee (beleefd). Ze is op het werk, [AANWIJZING] in Megamall.

<RELATIE TUSSEN REEDS BEKENDE MENSEN OP DE LIJST?>
Tot zover heb ik de gesprekken tussen opisyal Berteng kunnen volgen. Hij was zo vriendelijk om mij te vertellen wat hij de jongeman gevraagd had en wat daarop zijn antwoord was geweest. Daarna had ik minder geluk. Jenny was niet bij mij, omdat Berteng mij nadrukkelijk had verzocht alleen te komen. Hij zou zelf wel als tolk optreden. Je kunt je voorstellen hoe ongemakkelijk ik mij dus moest hebben gevoeld toen bleek dat dit het laatste moment was waarbij hij mij tot de conversaties  toeliet. Eenmaal binnen in huize Dimaranan werd ik nog wel voorgesteld aan een oudere vrouw waarvan ik vluchtig de voornaam Christel meekreeg en gokte dat dit de moeder moest zijn van zowel Inday als Pogi. Daarna moest ik mijn uiterste best doen om nog iets van het gesprek mee te krijgen dat tussen de Filippijnse inspecteur, Pogi en deze mevrouw Christel werd gehouden.
“Excuse me sir,” begon ik tegen de man met wie ik was binnengekomen “Are these people related to each other?” met die vraag wees ik ook even seinend naar het plaats delict en hoopte ik dat hij mijn gebaar begreep. Daarbij zorgde ik ervoor dat mijn wijzende vinger alleen door hem werd bemerkt. Ik wilde vooral hem de leiding laten behouden over de richting van zijn gesprek. In plaats daarvan had ik kunnen vragen of ze familie waren van het slachtoffer, maar dat zou ongetwijfeld niet tactisch en ongepast zijn geweest.  Wat mij echter meer verontrustte was dat ik nauwelijks antwoord kreeg op die ene vraag die ik gesteld had terwijl het gesprek zich in het Filippijns voortzette alsof ik niet eens bestond. Gelukkig werd de Filippijnse taal Tagalog deels met Engels gemengd zodat er hier en daar wel iets te herkennen was, maar toch proefde ik dat het Engels bewust zo veel mogelijk door de opisyal vermeden werd. Dus nu wist ik het, Jenny mocht niet mee komen en ik werd uit het gesprek gefilterd. Hier was iets niet in de haak! Wat me al met al wel mee zat was dat de emoties die er in het gesprek los kwamen veel zeiden over de betrokkenheid van de familie tot het slachtoffertje. Dit was voldoende bevestiging op mijn vraag. Het overleden meisje moest een Dimaranan zijn. Mevrouw Christel, die er spoedig emotioneel helemaal doorheen zat, werd een paar keer door Pogi aangesproken als Nanay Baby. Hey, die naam had ik ook op de lijst gezien! En van Nanay had ik ondertussen geleerd dat dit ‘moeder’ betekende. Dus ik wist nu ook wat Baby van het slachtoffertje was. Maar toen was mijn geluk echt op: plotseling werd de deur geopend en stonden er drie geuniformde bewakers in de deuropening. Berteng pakte mij ruw bij mijn arm en dwong me op te staan en richting de mannen te lopen. Ik was geschokt en keek niet begrijpend van de familie Dimaranan naar Berteng en de bewakers.
“This is the end of the line mister Rimmelnel,” Berteng had mijn naam nog niet één keer goed uitgesproken “it’s clear to me that you are to be taken responsible for leaving that list near Angel’s body! I take it that you’re not an inspektor after all and that you were about to kill some citizens from this neighborhood? Well, am I right?”
Angel? Wie was Angel? Shit, had ik dat gemist? Dat moest natuurlijk de naam van het meisje zijn geweest. Of wie weet was dit ook wel een palayaw!  Voor mij deed het er op dat moment echter weinig toe. Ik werd in de boeien geslagen en al protesterende afgevoerd. Ik kon menen dat ik niets met de lijst van doen had, maar ik wist dat het niets uit zou halen.
“No! I found this list near to the corpse as I’ve clearly explained to you! Why would I leave that next to the victim if I was to be the killer?”
En wat me ook dwars zat is waarom hij mij dan überhaupt meenam naar deze familie? Dat moet toch ook confronterend zijn geweest?
“I trust herein that you’re think about a good answer to that question on your way to jail,” was het enige antwoord waar ik het op dat moment mee kon doen. Ik werd dus afgevoerd en het zag er niet naar uit dat ik een eerlijk proces ging krijgen. Onderweg naar buiten viel mij nog wel één ding op voordat ik achter in een bus werd geduwd: recht tegenover het huis van Dimaranans las ik aan de gevel van een gebouwtje [AANWIJZING] ‘Sari-sari Toki’.

<HELEN AL INGELICHT DAT HAAR DOCHTER GEVONDEN IS?>
“Hé, ik ben opgepakt! Kan iemand mij horen? Ze denken dat ik achter de moord op het meisje zit. Ze heet Angel Dimaranan. Ik ben hier voor Sari-sari Toki in een bus ged…” op dat moment werd mij hardhandig de mond gesnoerd en begonnen één van de twee bewakers in de bus mij te fouilleren. In mijn zakken vonden ze mijn mobiele telefoon waar ik middels de herhaaltoets Maria mee had teruggebeld vlak voordat ze mij geboeid hadden afgevoerd. Eén van de twee Filippijnen hield mij het mobieltje voor mijn neus, drukte demonstratief op de rode hoorn en gaf mij een stoot in mijn maag. Vanaf dat moment heb ik mij gedeisd gehouden, maar ik wist dat er een kleine kans bestond dat mijn vrouw mij gehoord kon hebben en bij Tinus en Jenny alarm zou slaan. Met de smaak van bloed in mijn mond kon ik enkel in de bus voor me uit turen en afwachten wat er stond te gebeuren. Na een half uur had ik werkelijk geen idee waar ik was. Het enige wat ik uit de geluiden van buiten kon opmaken was dat er nog steeds veel verkeer was. De ramen waren geblindeerd, maar aan het continu afremmen en optrekken van de bus wist ik dat we in een verkeersopstopping terecht waren gekomen.
In ons appartement heeft Maria mijn oproep direct op de luidspreker gezet. Bij het opnemen van de telefoon begreep ze al gauw dat ik in moeilijkheden verkeerde en wachtte af wat er uit mijn noodkreet viel op te maken. De grootste angst die door mijn hoofd ging, was dat Jenny die avond ervoor onze persoonlijke gegevens aan de mensen op het politiebureau heeft moeten doorgegeven. Zodoende moesten deze mensen mijn vrouw, Jenny en Tinus snel op het spoor kunnen komen. Het meest vreesde ik voor Jenny, omdat ik alleen met haar naar het bureau was geweest. Maar Jenny was een slimme meid. Zij had opzettelijk voor gezorgd dat het nummer van ons appartement slecht leesbaar zou zijn met de adresgegevens die ze had doorgegeven. Zo stonden er kort na mijn arrestatie drie bewakers bij nummer 71 in de flat, terwijl het werkelijke huisnummer 24 moest zijn. Natuurlijk was die misleiding slechts voor korte duur, maar het gaf de drie voldoende kans om de biezen te pakken en een ander onderkomen te vinden. Jenny had kort na onze ontdekking op het plaats delict een foto gemaakt van de lijst met haar mobiele telefoon en was er met Tinus en Maria naar de enige persoon gegaan die ze in een situatie als deze durfde te vertrouwen: Father Jandro. Daar legde ze de hele situatie uit aan de pastoor en hoopte erop dat hij ze zolang in bescherming zou willen nemen. Dat wilde hij maar al te graag. Aan zijn gezicht kon Jenny zien dat hij er zelf wel een avontuur in rook, maar geschokt was hij ook. De meeste mensen op de lijst herkende hij direct als parochianen van zijn kerk. Wat niet wilde zeggen dat hij ze allemaal kende. Wat hem vooral opviel was dat de meesten van de bijnamen toebehoorde aan de [AANWIJZING] familie Panglinawan, de buren van de Dimaranans.
Father Jandro had zijn list vlug klaar. Hij belde de Dimaranans op om te vragen of Inday nog beschikbaar was voor de kinderkerk van dat weekend. Helen assisteerde bij de activiteiten in de kerk, dus er bestond een goede kans dat hij via die smoes een open lijntje kon houden met het gezin in kwestie. Natuurlijk trof hij Inday niet thuis en kreeg Baby te spreken, oftewel Christel Dimaranan, haar moeder. In het telefoongesprek met haar kreeg Father het hele verhaal nog eens te horen en ving op die manier ook op dat Helen zelf nog helemaal van niets wist.

<MEGAMALL EEN GROTE CONCURRENT VOOR WINKELIERS IN DE BUURT EN NEMEN ZIJ HET INDAY KWALIJK DAT ZIJ DAAR WERKT?>
Maria had het maar wat moeilijk met deze hele situatie. Haar vakantie was naar de Filistijnen, op hun officiële verblijfplaats was in elk geval Jenny niet meer veilig en als klap op de vuurpijl was haar man ook nog eens gearresteerd. Verward zocht ze steun bij haar vrienden en hoopte met hen dat er snel meer duidelijk zou worden. Father Jandro had er bij Baby op aangedrongen dat ze haar dochter spoedig over de situatie moest inlichten en bedankte haar voor het gesprek. Hij keerde zich weer naar het drietal en richtte zich op de namenlijst. Hier maakte hij een aantal namen compleet en vertelde wie zij waren in relatie tot Angel en Helen. Biboy, Boboy, Buboy, Baboy, Apple Pie, Cherry Pie en Honey Pie waren allen kinderen van Ariël Paglinawan – palayaw Osang – en Joseph Paglinawan – palayaw Pepe. Hun moeder werd door de Dimaranans als ‘babymaker’ bestempeld en was veel thuis te vinden. Vader Pepe was [AANWIJZING] alcoholist en Jeepney drayber van beroep. Ching-ching moest de zus zijn van Helen en heette officieel Mercedez. Van de laatste drie, Jimmy, Bing-bong en Bakla wist de pastoor niet direct te zeggen wie ze waren, maar zijn vermoedens gingen uit naar jeepney of tricycle bestuurders uit de buurt. De eerder genoemde palayaws wist hij beter te herleiden, omdat zij allen binnen de twee families Dimaranan en Paglinawan pasten.
“So I understand that not all of these nicknames belong to vendors?” vroeg Maria aan de pastoor.
“Hindi, oh pardon me, no, clearly we’re also dealing with two families and people working in public transportation.”
“Okay, but is there any friction between the vendors around here and Inday because of her job at the big Megamall?” wilde ze van hem weten, want ze kon er met haar pet niet helemaal bij dat er zoveel verkopers in de buurt zijn en ook op de lijst stonden.
“Oh no, definitely not. SM Megamall is indeed a huge organization. It streches all over the Philippines. But those vendors you’re seeing all around here are just people trying to make a living. They wouldn’t care about what Inday’s daily job is. It’s pure coincidence that we’re having a vendor in destilled water, sari-sari and one at the fleemarket. Then again, I think there’s also around four chauffeurs here”.

{JEEPNEY}:
Jenny en Maria hadden die ochtend besloten Tinus bij de pastoor achter te laten om die twee samen te laten buigen over hoe ze Karel uit het gevang kon krijgen. Zelf waren de dames geprikkeld door de zaak ‘Angel’ en waren naar buiten gegaan om kennis te maken met de mensen in de buurt. Hierbij moesten ze met één ding rekening houden: opisyal Berteng. Zouden ze hem tegen het lijf lopen dan kon dit een hoop narigheid betekenen voor Jenny. Daarom besloot zij om zich iets anders te kleden en deed ze haar haar los. De kans op herkenning werd daarmee verminderd. Maria bleef als blanke natuurlijk wel opvallen,maar niet minder dan wanneer elke andere toerist hier een wandeling door de straten zou maken. Desondanks besloten de dames om in tegengestelde richting van elkaar over de wegen te lopen en hielden elkaar op de hoogte middels sms-berichten of korte telefoontjes in het Nederlands. Vanaf de pastorie liepen ze de Main Avenue af en passeerden AQUA Rizal. Oh shit, dacht Jenny,de eigenaar had haar de avond ervoor natuurlijk ook ontmoet. Ze liep de winkel snel voorbij en was om de hoek 5th Avenue ingedoken. Ze hoopte maar dat Dodong haar niet had gezien en liep deze straat uit tot de volgende hoek om te zien of hier ergens Sari-sari Toki gevestigd zat. Maria deed op haar beurt hetzelfde en liep in de richting van de hogere straatnummers. Zo kamden beiden de buurt uit. Het was uiteindelijk Maria die tegen de gezochte winkel aanliep. Ze vond hem in 12th Avenue, liep deze steelsgewijs voorbij en smste Jenny naar die straat te komen. Hierna liep ze door tot de andere hoek van de straat en werd daar bijna omver gereden door een jeepney die er in kwam rijden. Van schrik liep ze bijna een pulutan verkoopster omver en viel zelf op de grond. ‘Pulutan’ is een woord wat ‘vingervoedsel’ betekent. Dat zijn voorgerechten of snacks die je voor de maaltijd kunt nuttigen en zowel in restaurants als midden op straat kunt kopen. Deze tindera, verkoopster dus, droeg een zak chicharon bij zich. Dat zijn gezouten, droge en gebraden varkensvleesschillen die kraken als krokante chips zodra je ze eet. Maria verontschuldigde zich tegenover de vrouw, maar deze gaf iets in het Filippijns terug dat ze niet verstond en liep weg. De jeepney drabyer was uitgestapt en bood op zijn beurt de excuses aan Maria aan. Pinoys (3) zijn altijd bijzonder angstvallig als ze een ‘blanke’ leed aan doen, want ze gaan uit van de wetenschap dat buitenlanders altijd bergen geld hebben en een rechtzaak negen van de tien keer in het nadeel zal uitpakken voor hunzelf. Maria voelde zich ongemakkelijk en keek naar de chauffeur die haar zijn hand aanbood. Langs zijn gezicht ontdekte ze geschilderde letters boven de voorruit van de jeepney: ‘CHERRY PIE’. Ze onderdrukte haar verbazing en wist nog vóór dat Pepe zichzelf aan haar had voorgesteld met wie ze van doen had. Op de meeste Jeepneys stonden namen van de kinderen van de eigenaren geverfd op de motorkappen of boven de voorruit op een grote metalen plaat. Pepe voelde zich angstig schuldig en gebood haar om met hem mee naar huis te gaan waar zijn vrouw Maria een lekkere maaltijd kon voorzetten. Jenny had haar geleerd dat het bijzonder onbeleefd is om een dergelijk aanbod af te slaan en volgde de onvoorzichtige jeepneybestuurder. Weinig op haar gemak liep ze huize Paglinawan binnen en kreeg al gauw door Osang een bord witte rijst en baboy (4) voorgezet. Zo raakte Maria in gesprek met dit gezin en liet opzettelijk onbesproken dat Jenny hier in de buurt buiten rondwandelde en zij elkaar kenden. Zo onopvallend mogelijk trachtte ze Jen even op de hoogte te brengen door naar de wc te vragen waar ze de gelegenheid greep haar te smssen. Uiteindelijk bracht Pepe tegen het aftafelen het onderwerp naar voren over het aanrijden van kinderen. Hier kwam hij op na een bruggetje dat in het gesprek werd geslagen tussen zijn bijna-aanrijding met Maria en een blik van haar op zijn kroost die hem niet was ontgaan. Hij informeerde haar dat dit in de buurt helaas vaak gebeurde en zich gezegend voelde dat hij nog nooit iemand had aangereden. Toen trok Maria de stoute schoen en vroeg het hem:
“Have any of the children in your street been hit by a jeepney then?”
Even bleef het stil aan tafel. Pepe trok in gedachten na wie hij uit de straat kende en bij zo’n voorval betrokken waren geweest.
[AANWIJZING]
“No ma’am, not that I’ve heard off.”

<KENDE INDAY DE VERKOPERS?>
‘Ik ben OK’ stond er te lezen op het schermpje van Jenny’s telefoon. Ze stelde zich met die gedachte gerust en keek terwijl ze via de Liberty Avenue terugliep om zich heen. Deze straat lag parallel aan de Main en zou haar vanzelf weer bij 12th Avenue brengen. Bij de Paglinawans aankloppen zou niet logisch zijn. Uiteraard zou ze de familie kunnen verklaren dat Maria haar gast was en het daarom voor de hand lag om haar daar op te pikken, maar hoe minder buurtbewoners op dit ogenblik van het viertal wist des te beter. In plaats daarvan bracht ze een bezoek aan sari-sari Toki en kocht er wat Pan de sal. Dat zijn, anders dan de naam doet vermoeden, zoete broodjes. Ze knoopte er – heel ongebruikelijk – even een kort gesprek met tindera Neneng aan en vroeg haar – nog ongebruikelijker – over haar klanten.
“Alam mo ba ang mga tao sa kapit-bahay, di ba?” Je kent je buren hier? Jen wees wat vaagjes achter haar naar de overkant.
“Opo,” kwam er nors met een kort knikje vanachter de tralies.
“Helen Dimaranan as well?”
Door twee maal haar wenkbrauwen op te tillen gaf de verkoopster antwoord op haar vraag. Filippijnen maken veel gebruik van gezichtsexpressies in gesprekken. Zo wordt een locatie van het één of ander vaak geduid door er even met de lippen naar te krullen. Wijzen wordt al helemaal niet gedaan. Men zou hooguit met een gebogen vinger een kort gebaar maken in de bedoelde richting.
“The one missing isang bata?” Zij die haar kind mist? Letterlijk: zij die één kind mist?
“Siya,” vrij vertaald: ja zij inderdaad.
De verkoopster ontspande, wat maakte dat het gesprek wat soepeler liep. Jenny’s vrolijke expressie was het vreedzame wapen dat ze hiervoor had ingezet.
“Nakikita kong kanyang lingguhan. Din ko na nakita si Pretty sa araw siyanagpunta para sa kanyang ina,” Ik zie haar wekelijks. Ik heb ook Pretty nog gezien op de dag dat ze naar haar moeder ging.
Dus nu wist Jenny ook wat Angels palayaw was: Pretty. En dat Neneng haar had zien lopen op de noodlottige avond was ook een interessant gegeven. Jenny bedankte de tindera even later voor de broodjes en liep van de winkel weg.
“Sige byeee!” oké bye!  Wuivde ze de vriendelijke verkoopster na en begaf zich naar de vlooienmarkt. De ‘wet market’ zoals deze markt ook wel werd genoemd lag weer in de andere uithoek van haar route waar ze eigenlijk eerder al was geweest. De vloeren en de omgeving van zo’n verkoopplaats zijn vaak routinematig gespoten en gewassen met water als gevolg van de vele overstromingen die het deze naam hebben gegeven. Ditmaal zorgde Jenny dat ze expres een straatje te veel liep en vermeed daarmee dat ze weer voorbij AQUA Rizal zou lopen. Daarop ontmoette ze de vrolijke en lijvige verkoper Tiger Flores, ‘Bochokoy’, een ietwat vrouwelijke gezellige man die er naar uitzag dat hij in de avonduren wel in de karaokebar te vinden zou zijn. Via Jenny’s ontspannen manier van een gesprek met mensen opstarten kwam ze daar ook wel achter. Van roddelen was deze karaoke junk ook niet vies: Inday kende hij inderdaad wel en [AANWIJZING] hij wist ook dat Thomas Rizal een oogje op haar had.

<VERKOCHT THOMAS RIZAL NAAST GESTERILISEERD WATER OOK NOG IETS ANDERS?>
Ook nu moest Jenny haar best doen om niet te veel te laten opvallen hoe zeer ze in de achtergronden van de buurtbewoners was geïnteresseerd en begon over de indringende lucht.
“Baho di ba?” het stinkt hier hè? Opnieuw legde ze haar hand over het gezicht. Ze keek demonstratief over haar schouders om de richting te duiden waar de stank vandaan kwam. De Fleemarket lag pal naast het braakliggende terrein dus kon de lucht Bochokoy niet zijn ontgaan.
“Opo,” antwoordde deze en keek ook even in die richting “hindi masyadong customers na” [AANWIJZING] we hebben veel minder klanten ook nu. Dat kon Jenny zich wel indenken. Ze zou zelf ook niet zo graag hier haar boodschapjes komen doen met die lijkenlucht.
“What do you think? Meron siya din ang problema na?” Heeft hij ook problemen denk je? Ze wees naar de winkel AQUA Rizal, schuin aan de overkant. In de Filippijnse taal Tagalog is het overigens erg normaal om ook Engels te mengen tussen het Filippijns.
“Ang mga produkto niya?” bedoel je met zijn producten?
Jen had het misverstand slim uitgelokt. Natuurlijk had Bochokoy ook gewoon kunnen denken dat ze bedoelde dat de klanten al niet naar AQUA Rizal zouden komen alleen al door de stank die er buiten hing. Het lag voor de hand dat ze die vraag reeds beantwoord had gekregen met zijn vorige opmerking. In plaats daarvan dacht de goedlachse Tiger nu dat ze vroeg of Dodongs producten er zelf onder zouden leiden. De verkoper keek naar de producten op z’n kraam. Hij was enigszins gezegend met het feit dat hij kleding verkocht, ook al rook die nu net zo niet bepaald fris. De verkopers van vis en groente had hij hier al twee weken niet gezien. Die hadden sterker te lijden onder wat er hier gaande was. Angels lichaam trok hordes van insecten aan en de penetrante lucht maakte dat bederfelijk waar er rap van achteruit ging.
“C’mon pretty girl. All he sells is his tubig,” water “lahat siya ay upang gawin ay ang magbenta ng mga bote,” alles wat hij hoeft te doen is de klant de waterflessen te overhandigen.
Beide lachten. Maar Jenny was niet van gisteren. Zij wist ook wel dat Bochokoy degenererend deed over het zogenaamd eenvoudiger werk van de waterverkoper ten opzichte van zijn eigen arbeid. Ze kocht niets bij hem en bedankte hem ondanks de omstandigheden voor de luchtige conversatie.
“Nog-nog ang pangalan ko,” ze noemen mij Nog-nog. ‘Nogi’ betekent donkere huid. Dat loog ze, want eigenlijk was Jing de palayaw van Jenny, maar omdat Jing onlosmakelijk gekoppeld was met Pinays die Jenny of Jennifer heette, verzweeg ze bewust haar echte bijnaam een verkoos deze undercover benaming.
“Bochokoy o Tabachingching,” Bochokoy of Tabachingching, besloot Tiger en groette haar met een kort knikje met zijn hoofd. Beide palayaws worden algemeen gebruikt voor mensen die als ‘dikkerds’ worden bestempeld. Dikke Filipino’s dragen zo’n bijnaam zonder schaamte en worden er ook niet automatisch mee gepest.

<WANNEER HEEFT DE FAMILIE PAGLINAWAN ANGEL VOOR HET LAATST GEZIEN?>
‘Jenny waar ben je nu? Kan ik je ergens ontmoeten?’ Maria had Jenny ge-sms’t nadat ze het huis van de Paglinawans had verlaten en was teruggelopen naar Iglesia ni Christo. Die kerk lag nu ongeveer in het midden van waar zij zich bevonden.
‘Iglesia’ stond er even later op het schermpje van haar mobiel te lezen. Maria wandelde terug de Main Avenue af en verheugde zich er al op om Jenny alles te vertellen wat ze bij de familie Paglinawan te weten was gekomen. Omdat ze één van de namen van de palayawlijst, Cherry Pie, op de voorkant van zijn jeepney had zien staan, had ze Pepe naar de achtergrond gevraagd. Ze wist reeds dat deze namen verwezen naar de palayaws van kinderen, maar dat waren eigenlijk altijd de kinderen van de operators. Jeepney draybers bezitten over het algemeen niet zelf een heel jeepneybedrijf. In dat geval zou deze zowel de drayber als de operator zijn en hooguit over één jeepney beschikken. En gezien de concurrentie van de jeepneybedrijven met grotere wagenparken is het dan behoorlijk zwaar om daar als eenling tussen te komen. Meestal is het zo dat de drayber op één van de jeepneys een vaste route rijdt en boven de voorruit de naam heeft staan van één van de kinderen van de operator. Pepe echter had de naam van één van zijn eigen kinderen op de jeepney staan. Dus Maria wilde weten of hij zelf een bedrijf had opgezet. En dat bleek het geval. Pepe had zelfs ooit evenveel jeepneys in zijn beheer gehad als hij met zijn vrouw Osang aan kinderen had gekregen. Maar door een financiële tegenslag ging het bergafwaarts met het bedrijf. In één jaar moest er groot onderhoud gepleegd worden bij drie van de wagens, een ingreep waar het bedrijf van Pepe destijds onvoldoende peso’s voor had. Zodoende zag hij zich gedwongen om wat wagens te verkopen, kreeg daar vervolgens maar een Filippijnse habbekrats voor en kreeg daarna nog met nieuwe tegenslagen te doen. Aanhoudend noodweer met vele overstromingen had ervoor gezorgd dat niet al zijn jeepneys continu op de weg konden rijden en bracht het bedrijf verder in financieel verval. Uiteindelijk moest hij al zijn draybers ontslaan en slonk het aantal jeepneys naar één.
“It’s been about two weeks now that we’re in this dramatic situation, making it hard for our family to survive. As I came home with our last jeepney, after I fired the last two draybers, I told Osang the bad news. Our neighbor Inday was here as well to fetch her daughter. We’ve financial supported her in our better days. But I had to tell Inday [AANWIJZING] that we could no longer bring that support to Pretty. That was the last moment we’ve had contact with the Dimaranans.”

{FINANCIËN}:
Osang had daarop Maria nog van wat extra ongevraagde informatie voorzien:
“Yes, the poor child. A few days later we’ve heard that Pretty has been supported as missing. She’s been missing since the day that her mom [AANWIJZING] had her birthday. Can you believe it? So damatic right?”
Maria was geprikkeld geweest door deze gratis kennis en had verder doorgevraagd.
“Oh, that sounds terrible. Do you know what happened to her? I mean, did she get killed or something?”
“Probably. All I know is that nobody has seen her since.”
Nu dat was niet helemaal waar, wist Maria inmiddels.
“So what about her mom? Where was she when this all happened?”
“Well, from all I know is that she came home from her job at SM Megamall, went home, got the news from her mom that Pretty was out and started searching for her. Her brother Kuya Pogi, who is normally so careless, went out as well and helped her searching. You know, this Pogi may seem to be a derailed adolescent, but the truth is that he started helping Inday out as soon as we could no longer financially support her.”

{TE VEEL WATER DRINKEN}:
Een Pinoy met een mondkapje keek om zich heen voordat hij met een paar mannen het hoge gras instapte met links van hem de Fleemarket en achter hem AQUA Rizal. Voor hem waren een aantal agenten het team komen versterken. Recht tegenover de wet market lag 5th Avenue, waar uit twee auto’s nog eens negen personen kwamen gestapt. De laatste groep waren alle bewakers, zoals je ze overal in de Filippijnen op straat wel tegenkomt. Over zijn schouder zag hij nog net hoe een jonge vrouw omzichtig de winkel met gesteriliseerd water voorbij wilde lopen, maar net niet onopvallend genoeg door een man naar binnen werd getrokken. De man met het mondkapje knikte goedkeurend, liep vergezegeld van een hoop agenten het verwilderde terrein op en aanschouwde hoe Angel erbij lag. Aangedaan door wat hij daar zag knielde hij bij haar neer en bezag het horrorscenario. Links boven haar lag nog altijd het natte plakwerk dat de gelijkenis had met een engel, maar de lijst met palayaws was verdwenen. De agenten wilde haar juist klaar maken voor transport toen de man met het mondkapje ze nog even een moment vroeg. Hij raadpleegde één van de agenten en concludeerde met hem dat Angel [AANWIJZING]geen ondergoed meer aan moest hebben gehad toen ze hier terecht was gekomen. Zo zagen zij ook hoe een afgenomen hoeveelheid maden zich bij haar blaas aan haar laatste ontlasting te goed hadden gedaan. Ze had blijkbaar nog goed gegeten voordat ze stierf. De vliegen stegen eruit op en maakte de aanblik zo mogelijk nog afstotelijker. De Pinoy met de monddoek adviseerde één van de agenten om daar uitgebreid autopsie op te laten plegen en kreeg als antwoord:
“Opo Father Jandro.”

<VERBAND TUSSEN 2 WEKEN ANGEL DOOD EN PEPE’S FINANCIËN?>
Die middag spraken Maria, Jenny en Father Jandro elkaar weer in de pastorie. De geestelijke had bij een wandeling door zijn barangay, dat is een inheemse administratieve term voor een dorp of een wijk, expres een bezoek gebracht aan het politiebureau en daar gevraagd of ze er nou al uit waren waar de stank in hun gemeente vandaan kwam. Want het zat hem toch wel dwars, zo meende hij, maar deed natuurlijk alsof zijn neus bloedde. Daar werd hij geïnformeerd over het kort geleden opgestarte onderzoek en dat ze er vanmiddag ‘wel iemand op af zouden sturen’. Dit gaf de pastoor niet de suggestie dat er veel haast bij werd gemaakt waarop hij in het politiebureau een scène maakte. Onder indruk van de kerkelijke druk werden er stante pede een paar mensen opgetrommeld. Father Jandro, nog altijd niet volledig overtuigd dat het nu wel goed zou komen, besloot mee te gaan met de agenten die vanuit het bureau naar de plaats delict werden gestuurd. Nog geen vijf minuten later toen ze daar aankwamen, realiseerde hij dat hij hierdoor wel Jenny in een lastig parket had gezet. Hij zag juist hoe zij met een verkoper op de Fleemarket in gesprek was waarop hij zich met een smoes excuseerde van de politiemensen en een bliksembezoek bracht aan AQUA Rizal. Dodong kreeg daar van hem in twee zinnen uitgelegd wat er speelde en of hij het nou begreep of niet, hij aarzelde niet om Father Jandro van dienst te zijn. Hierop stapte de pastoor weer naar buiten met een flesje water en liep terug naar de groep agenten.
“And that’s how Dodong found out that I was in trouble,” besloot Jenny met een knipoog naar Tinus en Maria. Allen lachten hierom en deelden nog meer informatie omtrent deze bijzondere zaak met elkaar. Tinus had op zijn beurt contact gezocht met zijn college Achmed Liën in Nederland om steun te krijgen voor Karel’s netelige situatie. Hij wist dat hij Karel niet zelf vrij zou kunnen krijgen zonder hun eigen identiteit en positie in de Filippijnen vrij te geven. Dus probeerde hij het met druk van buiten. Achmed had toegezegd dat hij Karel’s korps zou inlichten, misschien daar iemand iets kon betekenen.
“So now we’re dealing with the family Paglinawan. Ain’t it peculiar that this Pepe stranded in his financial misery right before Angel has gone missing?” Maria richtte haar vraag aan Father Jandro.
“I see what you think,” begon deze “but I don’t really think that the timing of their finances have got anything to do with the death of this child. You see, such problems here are a common thing. They can happen to any family at any moment. Besides, I think si Pogi is an angel in heart coming up for his cousin like that…” ‘si’ wordt in het Tagalog gebruikt om een naam te duiden. Het is duidelijk dat Father Jandro dit gebruik per ongeluk tussen zijn Engels heft gevoegd. “Eventhough it might have costed him [AANWIJZING] his scholarship.”

<IS ANGEL SEKSUEEL MISBRUIKT?>
Twee dagen verstreken sinds het viertal, dat nu werd bijgestaan door Father Jandro, hun eerste inzichten hadden gekregen van deze bizarre zaak rondom het meisje Angel. In de tussentijd bogen zij zich over Karel’s situatie waar maar geen schot in kwam. Father Jandro had zich bij opisyal Berteng nog niet kunnen mengen in zijn situatie, omdat hij dan zou hebben moeten uitleggen hoe hij aan deze informatie was gekomen. Jenny zou, in zijn verhaal naar Berteng, de kerk wel benaderd kunnen hebben voor hulp om hem vrij te krijgen, maar daarmee zou de politie ook weten dat Jenny terecht was en om zijn medewerking bij haar arrestatie kunnen verlangen. Gelukkig had Karel’s korps besloten om Koen Voet naar de Filippijnen te sturen. Tinus en Jenny zouden hem dan van het vliegveld NAIA (5) ophalen zodat ze hem niet helemaal direct aan zijn lot hoefde over te laten in dit vreemde land. Vervolgens zouden ze hem zijn gang laten gaan waarop hij zich kon gaan mengen met de locale autoriteiten. Juist op de middag voorafgaande aan zijn landing op Filippijnse bodem kreeg Father Jandro nieuws van opisyal Berteng: de autopsie was opgestart. Toxicologisch onderzoek na sectie had uitgewezen dat er spraken was van een zedenmisdrijf. Op het lichaam van het slachtoffertje werden lichaamsvreemde stoffen ontdekt. Er was DNA-materiaal gevonden van [AANWIJZING] minstens drie personen.

<WAT IS DE SEKSUELE GEAARDHEID VAN TIGER FLORES?>
Tinus, Maria en Jenny hadden nu inmiddels wel behoefte gekregen aan een stuk ontspanning na dit dwaze begin van hun vakantie. Het drietal was daarom in de avond waarop Koen waarschijnlijk in Nederland nog maar net in het vliegtuig was gestapt, naar Karaoke Junks gegaan. Artiesten variërend van Paul Anka, Los del Rio tot en met de Sexbombs (6) kwamen er voorbij, op de beeldbuis in de vorm van karaokesongs wel te verstaan. En zoals verwacht was Bochokoy er ook. Hij was de Tabachingching in dit karaokegezelschap en zong uit volle borst met alle liedjes mee wanneer hij de kans kreeg de microfoon in handen te krijgen. Tabachingching verwijst hier naar de gezellige dikke man die wel weet hoe hij een feestje moest bouwen. En of hij dat wist! Want hij wist iedereen mee te krijgen in de sing-along van de populaire liedjes en kreeg zelfs de houten plank van een Tinus zover om er een paar noten tegen aan te zingen. Als je niet beter zou weten zou je denken dat deze karaoketoko van Bochokoy was. Er werd gedanst, gezongen en gelachen en natuurlijk was de sfeer er uitstekend.
“Ti-nus! Ti-nus!” klonk het een paar keer opzwepend vanuit het hele publiek in het knusse kleine karaokebarretje toen Tom Jones er zijn eigen Sex Bombs bij pakte. En zo kwam het dat Tinus met een kop zo rood als een tomaat het podium op werd gesleept en daar een wel erg pikante versie dit wereldnummer moest opvoeren met niemand minder dan… Bochokoy. Iedereen in het zaaltje zong vrolijk het hele nummer mee en floot Tinus aanmoedigend toe terwijl hij een wel heel erg gay-uitziende voorstelling beleefde met de amicale Tiger. Nou dat was één ding waar ons gezelschap het naderhand wel over eens was: Bochokoy was duidelijk van de herenliefde. Hier schaamde hij zich ook totaal niet voor en belandde er aan het einde van de avond nog over in gesprek met Jenny en Maria.
“Bakla na ako. So obvious!” Ik ben homo, dat is toch wel duidelijk?
“The one thing missing about my gaaaaaylife,” brabbelde hij nadat hij al wel wat San Miguel Beer in een holle kies had geschonken “…is the love of my life.” Hij keek er gemaakt beteuterd bij en lokte een reactie van medelijden uit bij de twee dames. Maar even later voegde hij daar doodleuk en al even beschonken aan toe: [AANWIJZING]
“And I never had sex! Whahahaha!”
Nou of de dames dat nou zo serieus moesten nemen wisten ze niet, maar een hoop lol hadden ze aan die avond wel beleefd.

<VAN WIE IS HET DNA DAT OP HET LICHAAM VAN ANGEL GEVONDEN IS?>
“Hoe bedoel je? Wil je zeggen dat jij mijn losgeld niet hebt betaald?” vroeg ik aan Koen toen hij mij kwam ophalen uit de meest gevreesde gevangenis van de Filippijnen: Manila City Jail. Deze gevangenis, die ookwel de Old Bilibid Prison heet, is misschien wel de meest onmenselijke locatie waar je opgesloten kunt worden en waar schaamteloze minachting voor de mensenrechten worden gehanteerd. Binnen haar muren worden mannen, vrouwen, minderjarigen, personen met een psychische aandoening en mensen met gezondheidsproblemen gemengd door elkaar vastgehouden. Berooide gevangenen slapen er meestal op de vloer en hebben nauwelijks voldoende slaapplaatsen. Rijst, meel of zelfs kranten worden gebruikt als beddengoed en ook dekens zijn zeldzaam. Er is nauwelijks ventilatie en de verlichting is belabberd. De slaapzaal is op dagen als deze zinderend heet en de mensen die er zijn opgesloten vallen gemakkelijk ten prooi aan het uitbreken van huidziektes zoals steenpuisten, infecties en diverse allergieën. Tuberculose woekert binnen de muren van de gevangenis. Het contrast is groot wanneer je je realiseert dat dit huis van bewaring omgeven wordt door een winkelcentrum, andere beschaafde winkels, treinstations, grote straten en een universiteit. Criminelen worden opgesloten in een buurt waar men juist met man en macht bezig is om het gevoel van veiligheid in herstel te brengen. Koen kon dus wel indenken hoe blij Karel wel niet geweest moest zijn dat hij daar eindelijk uit was bevrijd. Maar hij had geen antwoord op zijn vraag.
“Ik weet het werkelijk niet inspecteur. De dame die mij te woord stond verrast mij volledig toen ze zij dat je al onderweg naar buiten was. Ik moest door het pand terug hollen naar de uitgang om u nog te treffen.”
“Daar is heel raar,” reageerde ik volledig verbouwereerd.
Teruggekomen in Cubao City werd ik samen met Koen in Iglesia ni Christo ontvangen door Father Jandro, Jenny, Tinus en mijn vrouw. En ook opisyal Berteng was daar, die mij zijn excuses kwam aanbieden. Er volgde een lang gesprek die nog tot diep in de avond voortduurde. Ik werd bijgepraat over alle laatste ontwikkelingen en kreeg ook de schokkende ontdekking mee dat Angel drievoudig was verkracht. Vooral dat laatste maakte een diepe indruk op me. En ik was er al zo slecht aan toe.
“Do we know whom this DNA belongs to?” vroeg ik aan opisyal Berteng.
“Opo. We’ve just arrested one boy. His name is Severino Flores, but he goes by the palayaw of Bing-bong. He’s a [AANWIJZING] tricycledriver We’re still in search for two other: Zachary de la Vega and José Bato.”

{HANDEN}:
“So how did these boys kill her, with their bare hands?” wilde ik weten.
“No sir. They did nog strangle her, beat her to dead or whatsoever. There was no clue found on her bodies condition after autopsy that could lead to that conclusion.”
Even bleef ik Opsiyal Berteng aanstaren in afwachting of hij met nog meer informatie zou komen, maar in plaats daarvan haalde hij zijn schouders op. Ik moest het werkelijk uit hem trekken. Voor onze Inday was ik allang blij dat ze nu eindelijk wist dat haar kind terecht was. Al was dat uiteraard niet in een toestand zoals je je kind wilt terugzien. Inspecteur Roberto Aquino was in de ochtend voor mijn vrijlating naar de SM Megamall gegaan om Helen mee te nemen naar het bureau om haar te vertellen dat en hoe ze haar kindje hadden gevonden, een zware emotionele schok voor haar natuurlijk. Gelukkig wist ze nu wel wat er met haar dochtertje gebeurd was, al was ze volledig verslagen van wat Berteng haar allemaal te vertellen had. Aan het einde van het gesprek was er nauwelijks meer van Helen over dan een klein hoopje verdriet.
[AANWIJZING]
“I just can’t get that last image of her out of my mind. As I got down from MRT Santolan Anapolis (7) and walked my way to Liberty Avenue I think I’ve seen a girl that looked just like my Pretty,” zou ze de inspecteur in tranen nog hebben verteld.

<BLIJKT ER UIT DE AUTOPSIE NOG IETS ANDERS?>
“Afijn, ik ben dus helemaal voor niets naar de Filippijnen gekomen,” moest mijn collega Koen Voet concludeerden. Al wat hij tot nu toe had gedaan was hierheen vliegen en mij ophalen nadat ik juist daarvoor al was vrijkocht door iemand die geen afzender had achtergelaten.
“Ja daar lijkt het wel op. Maar alhoewel deze zaak niet geheel binnen jouw expertise valt kan ik best wel een paar extra hersens gebruiken in dit onderzoek.”
Koen knikte. De zon was ondertussen ondergegaan en het liep alweer tegen achten toen we op één van die snikhete dagen weer bij opisyal Berteng op het kantoor zaten. Ik kon die inspecteur inmiddels al niet meer luchten of zien, maar mijn vrienden, vrouw en nu ook mijn collega en ik hadden zich nu al zo vastgebeten in deze zaak dat ik mij daar maar even overheen zette. Op eenieders aandringen, inclusief dat van Father Jandro, bleef ik tezamen met Koen Voet nauw betrokken in dit onderzoek. Met ons was ook Jenny weer naar het politiebureau gekomen en we zouden dadelijk met de inspecteur naar Manilla gaan (8) om daar de jongens te ondervragen. Eenmaal in de auto informeerde opysial Berteng wat er nog meer uit de autopsie naar voren was gekomen. Hij worp mij een rapport op mijn schoot en moest concluderen dat er op het ogenblik niets was dat kon verhelderen hoe Angel was gestorven. Sectie had wel uitgewezen dat ze [AANWIJZING] een botbreuk had opgelopen op haar rechter bovenarm. Vermoedelijk heeft ze die opgelopen in haar verzet om niet verkracht te worden of vlak voor haar moord.

<WAT HEBBEN DE DRIE VERMEENDE DADERS ZELF NOG TE ZEGGEN NA HUN ARRESTATIE?>
Het moment was daar. José Bato (palayaw: Jimmy ), Severino Flores (palayaw: Bing-Bong) en Zachary de la Vega (palayaw: Bakla) zaten achter het glas te wachten tot opysial Berteng, Jenny en ik de ruimte binnen zouden stappen. Koen mocht niet mee naar binnen. Jenny mocht geen vragen stellen en alleen als tolk optreden. Het zou hun zoveelste ondervraging zijn; alle drie de jongens waren al eens eerder met de politie in aanraking geweest. Jimmy, die een beetje [AANWIJZING] het baasje van dit stel moest voorstellen, had al eens op het bureau moeten verschijnen voor een knokpartij waar hij bij betrokken was geweest, maar was weer vrijgelaten door gebrek aan bewijs. Hij was met zijn 17 jaar evengoed nog de jongste van de drie, maar alle signalen wezen erop dat hij de oproerkraaier was en de dikke Bing-Bong en de excentrieke Bakla met zich mee trok. Bakla was, anders dan zijn naam aangeeft, biseksueel en droeg veel te wijde kleding voor zijn broodmagere postuur. Hij zat als enige te beven in zijn stoel en je zag duidelijk hoe zijn maskara was doorgelopen. Bing-Bong, een gedrongen pafferig kereltje, was de meeste zwijgzame. Ruim drie kwartier naar het verhoor hadden we de ruimte weer verlaten en waren niets wijzer geworden. Alle drie de jongens ontkende enige betrokkenheid. En met het interieur van hun nieuwe verblijf nog op mijn netvlies, snap ik bijna waarom, al zou ik ze daar met liefde persoonlijk in hebben opgesloten.

{OVERREDEN DOOR TRICYCLE}:
Later heeft Koen ons bij de Central Market op halo-halo getrakteerd. Dat is een populair Filippijns dessert dat bestaat uit een mengsel van ijs en verdampte melk waaraan diverse gekookte zoete bonen en fruit worden toegevoegd en geserveerd wordt in een hoge glas of kom. We overwogen de ontwikkelingen die zich hadden voorgedaan onder het genot van deze verfrissende lekkernij terwijl de hitte van de voorgaande dag nog in de lucht hing. Sperma van drie verschillende personen en overeenkomstig DNA-materiaal was gekoppeld aan de bijbehorende eigenaren. En toch werd glashard ontkend dat één van hen ook maar iets met de moord op Angel te maken had gehad. De reden hiervoor was dat sommige daders, hoe onweerlegbaar het bewijs ook moge zijn, liever een hogere celstraf riskeren door te blijven ontkennen dan bekennen dat ze het gedaan hadden, omdat er altijd een kans bestond dat er iemand wat geld zou kunnen toeschuiven om ze vrij te kopen. Omkoping van functiebekleders in de rechtstaat is in de Filippijnen een dagelijkse praktijk. Ik kan er nog steeds met mijn pet niet bij, maar er leek ons weinig anders op te zitten dan met nieuwe bewijzen de druk bij deze jonge crimineeltjes nog hoger op te voeren. Tot noch toe wisten we dat Angel in elk geval niet gewurgd was. Ik vroeg me af of het dan niet zo kon zijn dat ze wellicht door een tricycle was overreden nadat de drie hun reeds gruwelijke daad hadden verricht. Maar dat zou betekenen dat ze naast die ene botbreuk aan haar arm ook nog andere inwendige verwondingen moest hebben opgelopen en dat was niet gebleken uit de sectie.
“Karel,” Jenny onderbrak mijn gedachtegang en overhandige mij haar mobieltje. Zij was gebeld vanuit de pastorie en had al wat verhitte reacties door de telefoon geantwoord. Uit haar waterige ogen maakte ik op dat er iets niet in de haak was en zette mijn ijs gauw opzij. “Ik heb Tinus voor je aan de telefoon en hij heeft niet zulk goed nieuws over die eigenaar van AQUA Rizal.”
Naar wat ze daarmee bedoelde kon ik wel gissen, maar was evengoed verbijsterd toen ik Tinus kreeg te spreken. [AANWIJZING] Dodong was eerder die avond vermoord.

<HOE LANG VOOR HAAR DOOD IS ANGEL VOOR HET LAATST SEKSUEEL MISBRUIKT?>
EDSA is echt geen fijne weg om je over door de stad te bewegen. Er hing een hele bedrukte sfeer in deze grote stad, die minstens zo groot was als de metropool New York. Als een trage slang kropen we in een rij met andere automobilisten over het asfalt door de stad terwijl we links en rechts door enorme billboards en neon reclames werden begroet. Wij hadden het Santolan Anapolis MRT station juist gepaseerd en verlieten EDSA om bij Main Avenue de wijk in te rijden toen ik het rapport dat ik van opisyal Berteng aangereikt had gekregen had dichtgeklapt. Wat een verhaal! Ik kon het nog steeds maar moeilijk bevatten. Dat arme meisje moet volgens het rapport op de avond dat ze was verdwenen al zijn verkracht, mogelijk mishandeld en vervolgens zijn gedood. Angel was iets meer dan twee weken dood toen wij haar vonden. Met een misselijk gevoel staarde ik uit het raam naar buiten en zag 7th Avenue aan mij voorbij gaan. We waren opweg naar het bureau en ik verwachte dadelijk het park naast P.Tuazon Boulevard te zien. Buiten op het troittoir ontdekte ik hoe een aantal bewakers een vrouw geboeid met zich meevoerde naar hetzelfde politiebureau waar wij naartoe onderweg waren. Dezelfde vrouw die zij daar even voordat wij er binnenstapten op de verhoorbank hadden gezet bleek ook de moordernaar te zien die Dodong om het leven had gebracht. Het was  [AANWIJZING] Esmeralda de la Cruz, de sari-sari verkoopster die op mijn lijstje genoteerd stond als ‘Neneng’.

<WAAROM MOEST DODONG DOOD?>
Die dag was voor mij bijzonder zwaar geweest. Ik was reeds door de vies warme nacht gemarteld en om vier uur ’s ochtends wakker geworden op de plakkerige vloer van Manila City Jail. Later die ochtend werd ik vrijgelaten nadat iemand een flinke hoeveelheid pesos aan een poppetje had toegeschoven die over de macht beschikte mij uit het gevang te laten. Koen kwam mij aanvankelijk vrijpraten, maar bleek mij enkel maar te horen afhalen uit de gevangenis waarna we terug waren gegaan naar Cubao City en ik werd verenigd met de mensen die ik er kende. Daar werd ik bijgepraat over de laatste ontwikkelingen en zat diezelfde avond alweer in de auto om terug te gaan naar de plaats waar ik eigenlijk van mijn leven niet meer wilde komen. Terug bij de gevangenis hadden wij de drie crimineeltjes verhoord en werden daarna opgeschrikt tijdens het eten van een portie halo-halo dat Dodong was vermoord. Het was reeds half drie in de nacht toen Neneng in herhaling begon te vallen met haar onsamenhangende gebrabbel en wij besloten haar voorlopig vast te zetten en er een nieuwe dag aan te wagen. Neneng had voornamelijk veel wartaal uitgeslagen en haalde er in haar onzinnige verhaal voortdurend de duivel bij. Angel zou tussen de huizen hebben gevlogen en lange witte slierten aan haar lijf hebben gehad. Haar ogen hadden zwart gebloed en uit haar mond zou een groene vluchtige substantie naar buiten zijn gekomen. Haar spierwitte armen en benen waren her en der ontsierd door het blauw van blauwe plekken. Neneng had haar gezien nadat ze uit de dood naar het huis van haar moeder was gevlogen en was daar dwars door de poort uit het zicht verdwenen. Ze zou nog elke dag terug zijn gekomen om in haar ouderlijk huis een hartverscheurend jammerend gehuil op te zetten. Neneng zou een keer haar eigen huis zijn ontvlucht door deze zich elke nacht herhalende voorstelling en was al dolende door de nacht bij het braakliggende terrein uitgekomen. Daar zou ze hebben gezien hoe een man in het zwart de wacht hield. In zijn hand zou hij een zeis hebben vastgehouden en met zijn andere zou hij in de richting van AQUA Rizal hebben gewezen en sprak daarbij de woorden: [AANWIJZING]‘The Black Goat of the Woods with a Thousand Young have taken a Goddesses Ninety Wino’. En dit was, volgens Neneng, waarom ze Dodong had gekneveld en hem met zijn eigen water zou hebben verdronken.
Hier had ik Achmed voor nodig.

<WELKE DOODSOORZAAK KWAM ER UIT DE AUTOPSIE?>
Barst, ik had de klok rond geslapen. Het liep al tegen drieën. Ik had zoveel slaap tekort gehad en zoveel beleefd dat mijn lichaam deze rust had opgeeist. Jenny, Koen, Tinus en Maria waren al de hort op en hadden voor mij een briefje achtergelaten dat ze een rondje zouden doen rondom Araneta Center (9) dat hier een paar straat verderop lag. Dat was waar ook. Tinus had hier nog wat Engelstalige boeken willen scoren in National Bookstore (10) dat recht tegenover het Araneta Coliseum lag waar de cockfights (11) worden gehouden. Ik had graag met ze mee gegaan, maar ik had nu even andere dingen te doen. We sliepen inmiddels niet meer bij Father Jandro in de pastorie, maar hadden onze kamer terug kunnen krijgen in het appartement van Fernandina 88 Suites. Daarvandaan belde ik via mijn pc naar Nederland en kreeg mijn collega Achmed aan de lijn. Na ook hem het hele verhaal te hebben verteld leek hij al even geschokt als ieder ander die van deze zaak op de hoogte was. Ik vertelde hem van de jongens die waren aangehouden, dat het autopsierapport buiten de sporen van de zedenmisdrijf en de verminkingen verder helemaal niets zei over de doodsoorzaak en dat we nu met deze van de duivel bezeten sari-sari tindera zaten.
“Mijn God!” was het eerste wat hij na een lange stilte uitbracht. Ik wist dat deze knuffel Marokkaan van zijn geloof was gestapt, maar naar welke God hij nu refereerde had ik geen idee van. “Zo te horen heeft die Magere vriend van jou ook de boeken van H.P.Lovecraft gelezen. Het is mij overduidelijk dat het eerste deel van de woorden die dat gratenpakhuis tegen Neneng heeft gezegd naar zijn Cthulhu Mythos verwijzen. Maar waar A Goddessess Ninety Wino op slaat weet ik ook niet.” Daar was ik lekker mee, hij die meende vrijwel dagelijks te worden ontvoerd door aliëns en een onderonsje zou hebben gehad met niemand minder dan Jabba de Hutt wist een nootje als deze niet te kraken.
“Alhoewel,” ging hij plots verder en gaf mij hoop dat we hier toch nog uit zouden komen “…het zou natuurlijk [AANWIJZING] een anagram kunnen zijn”.

{BEZWEKEN AAN GROEPSVERKRACHTING}:
“Wat denk je Karel? Mijn idee zou zijn dat ze bezweken is aan de groepsverkrachting. Kleine meid, drie mannen … Dat kan zo’n klein lichaampje volgens mij niet aan.”
“Nee Achmed. Daar heb ik eerst ook nog aan gedacht, maar dan zou de sectie toch zeker hebben moeten uitwijzen dat er van inwendig letsel sprake moest zijn geweest of dat haar hartje een knauw moet hebben gehad door de fysieke foltering die ze heeft moeten doorstaan. Niets in het rapport wijst daarop. Daarbij, er is een schatting gedaan van bijna vijf uur die tussen het moment van haar verdwijning en haar overlijden. Angel verdween rond een uur of half zeven ’s avonds. Als ik niet beter zou weten dan zou ik bijna gaan denken dat ze na de verkrachting in een slaap is beland, waar ze nooit meer uit is gekomen.”
“Is er dan al onderzocht of ze misschien gedrogeerd is of dat ze op een andere manier vergiftigd is geweest?”
“Ook dat zou dit rapport mij moeten hebben verteld. Er staat niets specifieks vermeld over lichaamsvreemde stoffen die dat verklaren.”
Nadat ik mijn gesprek met Achmed had afgerond heb ik mij even gedoucht en ben nog eens een wandeling gaan maken in de buurt. Mijn nare vriend Magere Hein heeft Neneng dus de opdracht gegeven om zijn belangrijkste ooggetuige uit te schakelen. Dodong had op Angel’s noodlottige avond blijkbaar iets gezien, maar wat? Uiteindelijk besloot ik eens kennis te maken met Tiger Flores, de tindero van de wetmarket. Alleen ontmoette ik hem niet op de plaats waar ik hem verwachtte aan te treffen, maar bij Karaoke Junks. Bochokoy werd daar opgevangen door een paar van zijn karaokemaatjes. Hij zat er emotioneel volledig doorheen.
“This is so embarassing inspektor Riemelneel. I feel so much guilt for the Dimaranans. I knew that my nephew Bing-Bong wasn’t exactly a saint … but raping a poor little child and kill her? This is a big disgrace for my family. I’m so so sorry.”
Shit, dacht ik, dat ik dit nu pas door had. Die Tiger Flores kon natuurlijk familie zijn van Severino Flores. En dat was hij klaarblijkelijk ook! Nu, wat stond mij hierna nog meer te wachten, vroeg ik me af.
“Inspektor. I think it’s the best for you to check with his family. He and the two other guys used to hang out with their tricycles at his father’s shop.”
“Okay. So can you tell me where I can find this shop?”
“It’s at Liberty Avenue. The shop is called [AANWIJZING] Rosalinda’s Vulcanizing shop.”

<MAKEN DE DRIE JONGENS DEEL UIT VAN EEN SATANISTISCHE BENDE?>
“Koen, met Karel. Kan ik jou dadelijk ergens ontmoeten? Ik heb via die vlooienmarktkerel een interessant inzicht gekregen in de zaak Angel.”
“Euh.. j-ja natuurlijk. Ali Mall wellicht?” antwoordde Koen over de telefoon. Op de achtergrond doof het gegiechel uit van Jenny en Maria toen ze merkte dat ik hun gesprek met Koen had onderbroken. Ali Mall is één van de winkelcentra die op het terrein van Araneta Center gebouwd was. Ik spoedde erheen en maakte voor de verandering maar eens geen gebruik van de benenwagen, maar liet me er voor de gelegenheid naar toe rijden door een tricycle. Een donkergebruine Pinoy op een blauwe motorfiets stopte naast mij op de hoogte van het braakliggende terrein en had aan mijn signaal gemerkt dat hij een nieuwe klant kreeg. De man had een bandana om zijn hoofd gewikkeld en had lange sokken over zijn armen getrokken. Voor zijn gezicht droeg hij een zonnebril en had een sjaaltje voor zijn mond. Met al deze bescherming probeerden de tricycle draybers zichzelf zo maximaal mogelijk te beschermen tegen al de smog die er in de lucht had en het directe gevaar van verstikte te worden door het uitlaatgas van de weggebruikers voor hen. Aan zijn motor zat een overdekte zijspan bevestigd waar je aan één kant in kon stappen. Er passen twee volwassenen in zo’n bakje, maar dan moet je niet te dik zijn en ook niet willen dat je nog een hoop bagage met je moet meezeulen. Afijn, dat had ik niet en ik paste makkelijk dus mijn rit kon beginnen. Onder een enorm geknetter van de motor werd er gas gegeven en bracht deze meneer mij naar de overkant van Ali Mall. Tot daar reikte namelijk zijn gebied waarover hij met de tricycle passagiers mocht vervoeren. Ik stapte daar uit en stond precies bij de ingang van ons appartement en daarmee aan de andere zijde van de P.Tuazon Boulevard dan het winkelcentrum.
“Hè beste man, ik denk dat we dadelijk wat nieuwe mensen gaan ontmoeten. Zullen we eerst even een bakkie doen?” bracht ik naar voren toen ik mijn collega bij een winkel aantrof waar ze donuts en drankjes verkochten. Een klein half uur later stonden we alweer buiten en overwoog nog of we opysial Berteng zouden oppikken, maar die gedachte liet ik snel varen. Eenmaal met een volgende tricycle aangekomen op de Liberty Avenue kregen we al snel een winkel tussen de huizen in het vizier waar voor op de plaats een grote autoband half in de grond zat gegraven met de tekst ‘VULCANIZING SHOP’.
“Jackson Flores,” stelde de eigenaar zich voor toen hij ons op zijn werkplaats begroette en vroeg ons wat hij voor ons kon betekenen. Ik informeerde hem dat ik connecties had met opisyal Berteng en ik wat vragen had over zijn zoon. Daarbij had ik direct spijt dat ik Berteng toch niet mee had genomen, omdat ik met hem meer overwicht zou hebben, daar ik geen Filippijn ben. Maar Jackson, die we daarna ‘Mike’ mochten noemen,  was heel gewillig, was op de hoogte van mijn connecties en wist ook wel dat zijn zoon in problemen was gekomen. In het begin was het een beetje om de hete brij heen draaien in de vragen die we voor hem hadden. Koen vroeg hem onder andere of hij wist of zijn zoon deel uitmaakte van een satanistische bende.
“No not really sir. Not that I know off. All I know is that my son is fund of using some [AANWIJZING] softdrugs at times.” Gelukkig zei hij geen ‘harddrugs’, want daarop staat in de Filippijnen de doodstraf.

{LEGE DRANKFLES}:
Inday, die ondanks haar verlies ondertussen weer vollop aan het werk was om haar gezin te kunnen onderhouden, had zich bij haar werkgever SM Megamall ziek gemeld. Tijdens haar werk was ze plotseling niet goed geworden en wilde graag naar huis. Het bleef haar maar bezig houden dat ze nog altijd geen antwoord hadden op de vraag hoe haar dochtertje vermoord kon zijn en had zich tijdens haar werk steeds duizeliger gevoeld. Terwijl dat gebeurde kreeg Inday ineens een ingeving. En met die ingeving, wist ze, moest ze zo snel mogelijk contact zoeken met mij. Ze had snel de MRT gepakt en was ermee naar Cubao City gereden, stapte uit, sprong ditmaal niet meer in de tricycle (daar zou ze de rest van haar leven ook nooit meer gebruik van maken) en wandelde het laatste stuk naar huis. Ze had mij inmiddels aan de telefoon gehad en ik had haar beloofd dat we direct na ons gesprek met Mike naar haar zouden komen. Bij haar thuis werd ze ontvangen door moeder Baby en liet kort daarop ons binnen. Ate, wat zus betekent, Mercedez en Kuya Pogi waren beide buiten de deur en nog aan het werk.
“Inspektor,” begon Inday koortsachtig “… I think I know why the list you found near my baby’s body is put together with those names.”
“Yes okay, that’s what you’ve told me on the phone alright, so what is it?” zei ik bemoedigend maar rustig om haar niet van streek te maken.
“… all the palayaws on that list are nicknames of people that I know.”
Het kwartje viel bij mij niet meteen. En aan Koen merkte ik dat hij het ook niet direct door had, want hij zei:
“Yes of course, you know these people. But what does that say about their…” Koen stopte precies daar in die zin en proefde het woord ‘connection’ alleen op zijn lippen. Zij knikte instemmend en nu snapte ik het ook: het verband tussen al de mensen die op de lijst van Magere Hein stonden, was dat Helen deze mensen kende. Mike kende ze bijvoorbeeld niet, dus die stond niet op de lijst. Afijn, niet dat we daar nu zoveel mee opschoten in dit stadium van het onderzoek, maar het was wel fijn dat deze losse draad nu ook een plekje had gekregen. Maar om eerlijk te zijn hadden we zojuist meer gehad aan de informatie die Mike ons had gegeven. Hij wist in elk geval dat de jongens Angel niet om zouden hebben gebracht door haar met een fles op het hoofd te slaan, want bij hem was de San Miguel Beer op. En zijn zoon kennende zou hij, zelfs al zou hij elders aan bier zijn gekomen, zijn terrein wel hebben bevuild met de lege bierflessen. Zo was zijn gewoonte nou eenmaal. In plaats daarvan had hij op de dag na de voor Angel zo noodlottige nacht een hele serie peuken aangetoffen. [AANWIJZING] De jongens hadden zitten blowen.

{BLOWTJE}:
“Baaaaa-lut, balutbalutbalutbalut! Baaaaa-lut, balutbalutbalutbalut!” klonk het een aantal keer buiten in de straat van de Dimaranan’s. Het was weer eens een tindero die zijn waar wilde slijten. Inday kreeg even een kleur op haar wangen en was toe aan een onderbreking in haar slopende periode. Ze liep naar de plek waar ze haar beurs had achtergelaten en vroeg ons:
“Are you guys hungry?”
In de Filippijnen is het erg onbeleefd om zo’n verzoek te weigeren, maar je moest uitkijken dat je niet te gretig overkomt. Na een gepaste reactie op die vraag bood ik aan dat ik het waar wel zou betalen dat ze eigenlijk met ons wilde delen. Ze glimlachte en wilde de verkoper buiten aanhouden voordat hij voorbij was.
“Saan papunta ka na ba?” waar ga je heen? vroeg Baby, die net de trap af kwam.
“Sandali lang po. Bibili lang ako ng balut” letterlijk: wacht even. Ik ga balut kopen. Antwoordde Helen.
Even later kwam helen terug met een pakketje in wit papier gewikkeld eten. Ze zette het voorzichtig op tafel en pakte een paar lepels voor ons tevoorschijn. De nieuwsgierigheid van Koen en mij was gewekt en wilde nu wel weten voor welk eten we hadden betaald.
“This is a Filipino delicacy!” Inday glunderde. Zij wist natuurlijk wat ons te wachten stond en wij stonden maar een beetje dwazig naar het pakketje te staren. Helen opende het en liet het ons zien.
“Is that egg?” het was Koen die het eerste met z’n reactie kwam. Helen knikte alleen maar instemmend, maar aan haar gezicht kon je zien dat zij zich ergens op verheugde.
“Eat it. Just like that. Just add salt and don’t burn your hands.”
Nou heb ik een hoop inheemse delicatesses gegeten, maar wat we toen bij de Dimaranans te eten kregen zal ik niet gauw vergeten. Een balut is zowel een Filippijnse als een Vietnamese delicatesse. Een balut-ei is een bevrucht eendenei met daarin een bijna volledig ontwikkelde embryo die gekookt is. Eet je ervan dan is het een kunst om niet te knoeien met het zwarte vocht dat uit het ei wil sijpelen. Er wordt zegt dat het eten van een balut-ei de geslachtsdrift opwekt en het hoge proteïnegehalte mooi aansluit aan bij het drinken van San Miguel bier. Het woord ‘balut’ betekent letterlijk opgerold. In het begin hebben we nog geprobeerd om dit bijzondere hapje zonder al te veel zure bekken te trekken naar binnen te werken, maar toen zowel Baby als Inday ons maar bijna giechelend aan bleven moedigen, hadden we ook wel door dat we op de proef werden gesteld. Zowel Koen als ik hebben allebei ieder dapper één ei naar binnen gewerkt, maar ik wist één ding naderhand zeker: dit hoeft voor mij niet meer.
“It was de-li-ci-ous,” loog en lachte it en ik was niet de enige die lachte.
Na deze luchtige (smakeloze) onderbreking vervolgde we toch weer met speculeren hoe het Angel moest zijn toegegaan, maar namen afscheid van Helen en haar moeder Christel en zochten we Mike weer op. We kwamen terug op het verhaal dat de jongens weleens blowde en dat  hij meende dat in elk geval zijn zoon dat op die avond ook moest hebben gedaan.We onderzochten hoeveel soft- of harddrugs er was gebruikt en moesten aan de hand van de resten die we om en in zijn werkplaats vonden concluderen dat dit niet de doodsoorzaak kon zijn geweest. Koen liep aan de buitenkant op een deur af en kreeg een verse ingeving.
“Excuse me Mike,” Koen liet zijn hand over de spleet in de deur glijden en keek er even door voordat hij Mike weer aankeek . Het was geen rolluik van een garagedeur zoals hij eigenlijk had verwacht op die plek naast het huis, maar een soort metalen hek dat toegang bood tot een vertrek waar een hoop rommel lag opgeslagen.
“Yes sir?” reageerde Mike.
“Have you actually seen the guys here as they were stoned?”
Mike stamelde en zei “W-w-wel sir. I actually just home a-and…”
“Yes sir?” immiteerde Koen hem.
“…well,” en hij haalde quasi onschuldig zijn schouders op. “…I actually got home with a girl a-and…”
“You went upstairs and you together had sex while you [AANWIJZING] didn’t pay attention to what your son was doing? Is that what you were about to say?”
Mike gaf het schuldbewust toe en keek sip opzij.

{UIT DE TRICYCLE GESLINGERD}:
Koen en ik stapte even opzij toen Mike ineens een klant kreeg. Een man die met een oude maar degelijke bak kwam aanzetten van een bekend Japans merk had duidelijk een lekke pijp en zo te zien had hij er zelfs een stuk naar hier mee doorgereden. Mike verdween met de man de garage in. Dit gaf mijn collega en mijzelf juist even de kans om onze gedachten te ordenen.
“Nu, wat denk je Koen? Pa Flores zat boven met een leuke dame uit Guadalupe (12) te vozen terwijl hij zoon verwaarloosde en hem hier beneden met de twee andere tricycledrivers zijn gang laat gaan.”
Koen had zijn aandacht weer op die deur gevestigd en gaf mij ter antwoord slechts een ‘hm-hm’.
“Hebbes!” zei hij ineens en had via zijn hand door een gat in de deur een sleutel gevonden die in een metalen bakje achter deze deur zat gelast. Koen opende de deur en onthulde de opbergplaats die erachter lag. Ik stapte er met hem naar binnen en vonden daar een hele verzameling autobanden.
“Iets zegt mij,” sprak hij [AANWIJZING] “…dat dit de plaats is waar Angel gestorven moet zijn.”
“Hoezo? Hebben ze haar hier neergelegd nadat ze haar eerst uit de tricycle hadden geslingerd?”
“Nee inspecteur. U heeft zelf gezegd dat Angel niet is gestorven aan inwendig letsel.”

{SWAFFELEN}:
“Nou ze hebben haar in elk geval niet doodgeknuppeld met hun geslachtsdelen, of wel?” reageerde ik daarop driftig en was eigenlijk gewoon een beetje geïrriteerd doordat Koen de wijsneus weer eens moest uithangen. Dit was een eigenschap die hij bezat die ik misschien niet altijd even prettig mocht vinden, maar over het algemeen zorgde hij daarmee wel dat er schot kwam in de zaak. Dus ik had hoop. Hij draaide zich naar mij toe zodat ik deels het licht blokkeerde dat in de opslagplaats viel, omdat ik in het voorste deel stond.
“Stelt u zich nou eens voor dat die jongens precies dáár hun stickies stonden te roken,” hij wees door mij heen. Ik draaide me om en keek naar een stuk aflopend vuilgeworden beton dat een oprijlaantje moest voorstellen.
“En bedenkt u zich dan eens dat Angel hier was,” hij wees met twee handen recht naar de plaats waar hij zelf stond “…en dat zij daar nagenietend van hun gruweldaad knetterstoned nog wat slap stonden te ouwehoeren met elkaar…”
Ik keek opnieuw naar hem en weer naar de betonnen plaats. In gedachten zag ik precies die drie jonge koppen voor me die ik in de Manila City Jail met Berteng had verhoord.
“…terwijl deze deur gesloten was en zij vergeten hadden [AANWIJZING] de motors van hun tricycle uit te schakelen…”

{KOOLMONOXIDE VERGIFTIGING DOOR UITLAATGASSEN}:
Die eerste twee weken van mijn vakantie in de Filippijnen zou ik van mijn leven niet meer vergeten. Bibberend bracht ik in Araneta Center bij een Starbucks een beker koffie naar mijn mond. Ik was alleen. Ik had even wat tijd nodig voor mezelf om te herstellen van die eerste weken die voor mij wel wat erg veel op normale werkdagen hadden geleken. In mijn hand staarde ik naar een briefje die ik deze ochtend van Manila City Jail had ontvangen. Het was een kopie van het bewijs waarmee ik uit de gevangenis was vrijgekocht. Het document had ik nu al tien keer opnieuw onder ogen gebracht en kon alleen maar wrang lachen toen ik opnieuw las wie het had ondertekend. Onderaan op het formulier stond achter signature te lezen: ‘MH’.

“Goodmorning sir! Can I help you sir? Hi ma’am. Yes please?”
Een kakafonie van deze begroetingen over de afdelingen van de SM deparmentstore is het dagelijkse geluid wat de klant te horen krijgt als ze er in SM Megamall een bezoek brengen aan het warenhuis van deze winkelketen. Helen Dimaranan is er ook en probeert op eenzelfde wijze de aandacht te trekken van de mensen die daar de juwelierssectie doorstruinen waar zij vandaag is ingezet. Dadelijk mag ze naar huis en kan zij zich ontdoen van het benauwde blauwgele mantelpakje. De zon is reeds lang onder wanneer zij eenmaal in de metro zit en reist met deze MRT naar huis. Thuis wacht haar familie op haar met een taart en andere lekkernijen en ook haar dochtertje Angel zal zich verheugen op haar komst. Wat zal ze dit keer voor iets moois in elkaar hebben geknutseld als om haar moeder mee te verrassen op haar verjaardag?

Angel kan niet wachten tot haar moeder thuis is. Ze ziet hoe haar oma, Lola Baby, in de keuken bezig is en hoe haar oom, Tito Pogi, druk is met studeren. Haar tante, Tita Ching-Ching komt ook zo thuis. Nee, geduldig afwachten tot Nanay eenmaal door de poort de plaats komt binnenstappen kan Angel toch maar moeilijk opbrengen en besluit op pad te gaan. Mama vindt het vast leuk dat ik haar van de metro kom ophalen, denk ze nog. Lola en Tito zien het niet, maar Angel pakt haar kleine beursje, waar wat zakgeld in zit en vertrekt met haar cadeau naar buiten. Ze zwaait wuivend met haar handje naar de tricycles die aan haar voorbij brommen, maar ziet tot haar teleurstelling dat deze één voor één vol zitten. Hoe moest ze nu haar moeder gaan verrassen bij EDSA? Uiteindelijk is het  tricycledriver Jimmy die haar oppikt en haar vertelt dat ze wel achter hem op het zitvlak van de motor mag zitten. Betalen hoeft ze niet. Ze weet alleen niet dat Jimmy helemaal niet van plan is om haar af te zetten bij het tricycle station verderop aan de snelweg. Hier heeft Angel een cruciale fout gemaakt.

In de Filippijnen komt het vaak voor dat tricycle draybers hun vrienden, familie of kinderen van de straat achter op de bumper van hun tricyclezijspan of op een extra zitje laten meeliften en ze zo van een makkelijk ritje voorzien. Betalen hoeven ze daarvoor vaak niet, dit tot grote ergernis van de passagiers in de zijspan die wel betalen voor hun rit. Onderweg komt Jimmy twee van zijn maatjes, Zachary en Severino tegen en vertellen hem dat dit hun laatste rit was. Ook Jimmy heeft zojuist zijn eigen passagiers afgezet en heeft nu alleen Angel nog bij zich die naar EDSA wil. Maar in plaats daarvan vertelt hij haar dat hij even met zijn vrienden meerijdt en haar zo wel zal afzetten. Hij krijgt een paar stickies aangereikt van één van de andere twee tricycle draybers en neemt Angel met zich mee. Aangekomen bij Rosalinda’s Vulcanizing Shop, het bedrijf van zijn vader, begint de horror pas echt. De jongens rukken het arme kind ruw van Jimmy’s motor en duwen haar tegen de achterkant van een tricycle. Daar barsten ze knetterstoned uit in een vreselijke seksuele uitspatting en doen het radeloze meisje met z’n drieën de meest vreselijke dingen aan. Angel probeert zich eerst nog te verzetten, maar breekt haar arm en snapt al gauw dat hier geen weerstand tegen te bieden valt.

Ondertussen zelf ook stoned van de opzettelijk in haar gezicht uitgeademde lucht, wordt Angel daarop in het opberghok gesmeten waar de autobanden liggen. Severino Flores sluit de deur en loopt tevreden terug naar zijn vrienden. Hij ziet zijn vader thuiskomen met een nieuwe chick en maakt er met zijn de twee andere chauffeurs grapjes over. Achter in de opbergruimte ligt Angel nu te huilen. Buiten staan de motors van Severino en José nog aan. Door de koolmonoxide die nu langzaam het vertrek begint te vullen door de gleuf in de deur valt Angel in een lange slaap … een slaap waar ze nooit meer uit is gekomen.

Diep in de nacht, een paar straten verderop, stapt Thomas Rizal gefrusteerd uit zijn bed. Hij is wakker geworden van een hoop geknetter en lallende gezang. Zodra hij eenmaal bij zijn balkon is aangekomen ziet hij nog net hoe drie jongens uit het hoge gras op een braakliggend wegrennen, schreeuwt ze woedend na en gaat weer terug naar bed.  Buiten begint zachtjes de regen te tikken tegen zijn golfplaten dak. Thomas vat opnieuw zijn slaap. Maar op het verwilderde grasveld voor zijn winkel ligt Angel ook te slapen … met in haar hand een huilend papieren plakwerkje van een engel.

In de jaren 90’ waren er drie meisjes die in één jaar een gruwelijke dood vonden. Alledrie hadden zij ‘Angel’ in hun naam. Zij die verkracht werd door de drie tricycledrivers was toen … de laatste Angel.

(1 = In werkelijkheid is dit allang geen braakliggend terrein meer. In vergelijking met de andere winkelcentra is dit slechts een kleine verzameling winkeltjes, maar dit bescheiden filiaal van de SM-keten bestaat reeds sinds +/- 2002;
2 = Geïnspireerd op nationale volksheld José Rizal. Er is een waterverkooppunt langs deze weg, maar heet ongetwijfeld anders;
3 = geuzennaam voor inwoner van de Filippijnen;
4 = gekookte varkensvlees;
5 = Ninoy Aquino International Airport, luchthaven in Manilla;
6 = Filippijnse meidengroep http://en.wikipedia.org/wiki/SexBomb_Girls;
7 = Manila Metro Rails Transit System terminal nabij Cubao City;
8 = Cubao is een buitenwijk van Manila. Hier wordt het centrum van de hoofdstad bedoeld waar ook de Manila City Jail zich bevindt ;
9 = Razend populair winkelgebied in Cubao City;
10 = Grote Filippijnse winkelketen, detailhandel in onder andere boeken en tijdschriften;
11 = Omstreden nationale volkssport waarbij er op vechtende hanen ‘mga sunoy’ wordt gegokt;
12 = Wijk in Manilla die berucht is om haar prostitues die onder andere langs de snelweg hun ‘waar’ staan te verkopen.)

Beloning gouden tip van ZB 4.225,- toegekend aan PiCo plus vijf vaste sterren voor het Tycoon van de Maand spel op WSNOI.

By karelriemelneel | April 8, 2011 - 5:00 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, vuurspugende zonsverduistering detective

image by StevenW, edited by Gsorsnoi

Help je Karel weer met het oplossen van onderstaand mysterie?
Lees
hier de spelregels.

“Hier. Kom nu,” gebaarde Noor ongeduldig naar haar nieuwe vlam. Ze trok een struik in het park opzij en hoopte dat  Rick zou opschieten met zijn fiets. Beide verheugden zij zich op dit moment dat zij met elkaar hadden afgesproken.
“Het is toch helemaal niet belangrijk waar dat ding staat? Laat dat ding toch.”
Rick was alleen wat erg gespannen en kon door zijn nervositeit een eenvoudige taak als een fiets op slot zetten haast niet klaarspelen.  Even later drong ook hij na haar tussen de takken van de wilgenstruik en de rhododendrons en vond er het knusse mosbed dat zij daar eerder hadden gespot. Afgeschermd door het gebladerte en de takken van de begroeiing creëerde het groen er een stukje privacy waar zij zo op hadden gehoopt. Thuis kregen ze er toch gezeur mee, wist Noor en had haar vriendje overtuigd het hier te doen. Alras had zij zich van haar hemd ontdaan en haar broekje los geritst toen het zoenen al begon. Rick was hier wat minder handig mee en had zich wat te moeilijk gekleed. Ze hielp hem met zijn spencer over zijn overhemd te trekken en begon één voor één aan de knoopjes.
“Dit is perf…” mompelde zij tussen wat speekselwisselingen door, maar sloeg dicht toen plots haar aandacht door iets heel anders werd getrokken. De struiken gaven het verse stel genoeg beschutting om er rond omheen niet van buiten gezien te worden. Vanuit het midden waar zij aan hun vrijpartij waren begonnen, konden zij echter heel goed in de gaten houden wat er zich buiten het groen afspeelde. De struikenverzameling stond direct naast een middelgrote vijver met in het midden een eenvoudig fonteintje. Deze waterdecoratie bestond uit een granieten kom van bijna anderhalve meter in doorsnede. Vier waterspuiters die recht tegen over elkaar onder het water zaten gemonteerd, spoten en in paren om beurten wat water in. Het was dit opgespoten vocht dat Noor’s aandacht had getrokken en als een koude douche haar seksuele opwinding had weggespoeld. De poel water die zich in de kom had verzameld behoorde normaal namelijk sprankelend helder te zijn. Het bevatte nu echter een rode wolk die er langzaam de kleur begon te bepalen.
“Oh mijn God!” Noor boog zich voorbij haar vriendje en probeerde meer van het akelige tafereel mee te krijgen. Ook Rick was erdoor nieuwsgierig geworden en wilde wel eens weten wat hun spannende date had verstoord.
“Rick!” Noor werd panisch en wapperde wild met haar arm naar hem om haar vlug bij te staan. Rick raapte wat kleding bij elkaar en trok wat takken opzij om het ook te kunnen zien.  Met haar armen voor haar ontblote bovenlijf slikte de eerste tranen snotterig weg terwijl ze haar vriendje informeerde wie zij in het lijk nabij de fontein had herkend:
“Het is Florens!”

Oorspronkelijke beloning gouden tip:  ZB 5.000,-.

<ANDERE GETUIGEN?>
Wondell is een klein dorpje nabij Gohes City dat uit meer park en ander groen bestaat dan uit huizen. Wanneer je rondom de hoofdstad zegt dat je in het Park woont, zal iedereen snappen dat je een inwoner van Wondell bent. Zelf was ik er nog nooit geweest. En het was misschien wel de eerste zaak die er ooit in dat dorp af had gespeeld. Toen ik er met mijn team arriveerde om deze verse zaak te onderzoeken stapte ik een oase van rust binnen zoals ik er nog nooit één had ervaren. Het was een Walhalla voor mensen die van de natuur houden of er hun vrije dagen willen besteden om eens lekker te gaan sporten. Of natuurlijk gewoon om van de stilte te genieten en lekker te wandelen. Eén van de sporters, een badmintonner, drukte ons direct bovenop de zaak en vertelde ons wie volgens hem de dader moest zijn geweest.
“U moet Walter de Krom hebben, inspecteur!” informeerde hij ons fel.
“…ik heb gezien hoe hij de man in de vijver duwde toen hij op zijn fiets voorbij racete.”
De sporter wees hierbij naar de rand van de vijver om te duiden waar hij meende dat de fietser hem geraakt moest hebben. Al gauw wist ik dat dit niet de hele waarheid kon zijn: had het slachtoffer dan niet uit de vijver [AANWIJZING] kunnen zwemmen of om hulp kunnen roepen dat hij verdronk?

<VERDRONKEN OF ANDERE DOODSOORZAAK?>
De man die door Noor Visser en Rick van der Beeck werd geïdentificeerd al Florens van Poelgeest bleek de jonge Aardrijkskundeleraar te zijn van het avontuurlijke stel. Beide kinderen werden meteen opgevangen. De leerkracht was uit de vijver getild en werd op de kade onderzocht. Het slachtoffer had naast een [AANWIJZING] beenwond geen andere verwondingen. Florens moest net verdronken zijn voordat Noor hem ontdekte.

<DIEPTE VIJVER?>
Dat de scholieren niemand om hulp hadden horen roepen was niet verwonderlijk. Hun aandacht was immers aan elkaar besteed geweest. Een dame op leeftijd die haar schoothondje aan het uitlaten was op het moment dat zij Florens hadden ontdekt, was in eerste instantie aangeslagen geweest door het onfatsoen van de twee. Toen bleek dat er iemand dood was leek ze die afkeer alweer snel vergeten. Zelf meende ze niet gezien te hebben dat er iemand te water was geraakt. Het moment dat zij zelf ook het slachtoffer zag was [AANWIJZING] alleen zijn kruin boven het water zichtbaar geweest. De vijver was bij de fontein met twee meter op z’n diepst.

<OORZAAK BEENWOND?>
De recreërende badmintonner Huub Veldkamp wist ons wel iets meer te vertellen over die beenwond. De beschuldigende vinger ging direct weer naar de wielrenner die de Florens zou hebben aangestoten in het voorbijgaan.
“Ja, ik denk dat Walter de man zo’n harde stoot moet hebben gegeven dat deze met zijn been tegen die houten kaderand aan is gekomen … of wat is het?” Vertwijfeld wees hij naar een serie houten paaltjes aan de waterkant  die strak tegen elkaar stonden bevestigd. Gezien de hoogte ervan zou dit best de beenwond van de leerkracht kunnen verklaren. Die liep aan de buitenkant van zijn been van zijn linkerenkel tot bijna vijftien centimeter daarboven. Maar dat was een [AANWIJZING] open rafelige wond. En zelfs al had deze Walter hem een ferme tik gegeven dan nog zou het bij een fikse schaafwond zijn gebleven.
Daarop zijn wij de wond maar aan een nader onderzoek gaan onderwerpen en konden daaruit de conclusie trekken dat iets in zijn been moet zijn blijven haken en de huid heeft opengetrokken. De ontwrichte enkel bevestigde het verhaal van de sporter.

<MET WIE BADMINTONDE HUUB?>
Gegeven het feit dat het niet logisch is dat je badminton in je eentje speelt, was ik wel benieuwd met wie Huub had gebadmintond ten tijden van het te water raken van Florens om zo te weten te komen of er nog een andere getuige in het spel waren.
“Ik speelde met een vriend van mij, Ruud Bosch, toen dit gebeurde. Hij is nu alleen naar een training vertrokken, maar u hoeft hem niets over het slachtoffer te vragen. Ruud stond namelijk tegenover mij op het veld en heeft dus niets kunnen zien gebeuren.”
Huub wees naar de kant van het speelveld dat zich in Wondellpark bevond waar zijn tegenspeler had gestaan. De reden waarom hij het ongeval gezien zou kunnen hebben was omdat een aantal bomen en struiken langs het voetpad stond waardoor dit hem het zicht op de vijver ontnam. Huub daarbij, kon Florens wel in de vijver hebben zien vallen indien hij op de achterste helft van zijn deel van het speelveld had gestaan. Tot zover ging ik mee in zijn verklaring dat die Ruud geen goede getuige kon zijn. Wat mij niet aan zijn antwoord beviel was de krampachtigheid waarop hij hem resoluut als mogelijke getuige uitsloot.

<SPOREN IN BEENWOND?>
Onze bloedspatanalist Lesley Spandabato was belast met het onderzoek van de beenwond. Tijd om te ontsteken had de rafelige snijwond bijna niet gekregen. Spieren en pezen in het onderste deel van het been waren deels beschadigd geraakt zodat Florens hierin zeker in het lopen bemoeilijkt had geweest had hij nu nog in leven geweest. Ook het vijverwater had de kans op infectie niet verkleind. Wat Lesley daar wel wat jammer aan vond was dat door zijn val in het water een groot deel van de oorspronkelijke bevuiling was weggespoeld. Toch vond hij wat houtdeeltjes die waren achtergebleven en vermoedde dat er een kans was dat hij ook op roestdelen zou stuiten. Een monster dat hij later liet opsturen naar het lab bevestigde zijn vermoedens en wezen erop dat zoiets als [AANWIJZING] een spijker de huid moet hebben opengereten.

<SCHERPE VOORWERPEN HOUTEN KADE?>
Dat het ook echt om een spijker ging verbaasde hem niets. Hij had de kade willen inspecteren op de mogelijkheid of Florens zich daar aan had bezeerd en vond daar al gauw de oorzaak van het type snijwond waarmee hij van doen had. Een serie houten plankjes was van de kade losgerukt, maar werden nog stevig bijeen gehouden door een ijzerdraad dat strak en zigzaggend om de paaltjes bevestigd zat. Uit één van die plankjes stak een kromme spijker welke duidelijk naar boven was omgebogen. Het was waarschijnlijk verder losgetrokken doordat Florens er met zijn been in haakte. Terwijl hij over de kaderand tuimelde bood de spijker echter voldoende weerstand om in het plankje achter te blijven.
“Maar dit is raar,” meende Lesley. De bloedspatanalist knielde iets dieper bij de kade op het voetpad en ontdekte een nieuw patroon in de bloedsporen. Die bij de houten plankjes kon hij plaatsen en stemde overeen bij het eerste bloedverlies dat er vanuit zijn been op het voetpad kon zijn achtergebleven. De druppels bloed die hij [AANWIJZING] een meter eerder op het voetpad vond deden dat echter niet.

<WALTER DE KROM AL ONDERVRAAGD?>
De volkomen onverstaanbare intercom stierf weg waarna de sluiting op de deur van het portiek werd ontgrendeld. Samen met mijn collega bestegen wij een smalle steile trap in een oud herenhuis dat zich op acht kilometer van het Park bevond.
“Goedenmiddag, rechercheur Karel Riemelneel,” introduceerde ik mijzelf en toonde meneer De Krom mijn badge.
“…zouden wij even bij u binnen mogen komen? Wij zouden u graag wat vragen willen stellen.”
Een twijfelende hand werd aan mij en vervolgens aan inspecteur Zombie gereikt. De lange jongeman die in zijn deuropening stond keek ons verbaasd en ook wat angstig aan, maar liet ons vriendelijk binnen. Walter was ietwat klein behuisd. Vanuit zijn bescheiden woonkamer kon je links door zijn miniatuurkeukentje een eenvoudig douchegordijntje zien hangen van waarachter een droger en een wasmachine naar ons gluurden. Zijn slaapkamertje werd gemarkeerd door een deuropening met daarboven een zelf opgeschilderd logo van zijn favoriete voetbalclub. Op het toilet na kon ik mezelf direct een beeld vormen van het gehele woonoppervlak en hoe petieterig zijn woning er op deze derde etage bij lag. Onderweg naar boven hadden wij zijn wielerfiets tegen een schot zien staat en wisten dat we de juiste man gevonden hadden.
“Mot u van mij misschien een bakkie koffie?” bood Walter ons ongemakkelijk aan. Hij sprak met een duidelijk zwaar Gohes’ accent en had tegelijk iets grofs en ook iets fijns over zich. Ik bedankte, maar Zombie stemde dankbaar in.  Nadat Zombie zijn lauwe koffie kreeg voorgezet raakten we met de Ajacied in gesprek en ondervroegen hem over het lijk dat we in de vijver hadden aangetroffen. Hij ontkende niet dat hij in het Wondellpark had gefietst en verklaarde ons zelfs dat hij daar graag en vaak kwam. Het maakte onderdeel uit van zijn vaste fietsparcours en genoot van de rust en de natuur die het hem daar bood. Aan het einde van iedere rit had hij nog even gesproken met wat oude voetbalmaatjes en ook de rit langs de vijver had hij uit onze vragen herkend.
“Jah, ik ben daar wel langsgefietst. Maar die vent kan ik me niet precies herinneren hoor! Ik ben wel eens wat enthousiast met het fietsen. Dus als ik die man geraakt hebt, dan spijt het me, maar dat heb ik dan toch ook niet expres gedaan?”
“Er was een badmintonner bij deze vijver in de buurt die u heeft herkend. Via hem zijn we aan uw adres gekomen. Zegt de naam Huub Veldkamp u iets?”
“Veldkampert? Die [AANWIJZING] ouwe zeur?”
De gelaatskleur van Walter de Krom werd rood en het was duidelijk dat hij geïrriteerd was bij het horen van die naam.

<BIJZONDERE ATTRIBUTEN EN OF ZWEMKLEDING?>
Lesley was op het plaats delict achtergebleven en werd spoedig bijgestaan door collega Retroman die het lijk aan een verse inspectie onderwierp. Florens van Poelgeest was een jong uitziende man van een jaar of 35. Hij droeg een donkerblauwe spijkerbroek en een brede riem. Het zwarte modeaccessoire had hij eigenlijk niet echt nodig om de kleding op zijn plaats te houden, maar was er meer om het geheel af te maken. Zijn getrainde torso stak door zijn blauwgele overhemd die hij bovenop een zilverkleurig gilletje droeg en daarmee het voorkomen gaf van een knappe jonge leraar waarbij menig schoolmeisje in katzwijm viel. Florens had geen jas gedragen op die zonnige vrijdagmiddag die hem noodlottig werd.
“Misschien moesten we eens gaan uitzoeken wie Laura is,” sprak Retroman tegen Lesley die schuin tegenover hem aan de andere kant van de vijver stond. Hij had een foto uit de vijver gevist en herkende daarop de initialen van Magere Hein. Ditmaal was de foto van een kip de aanwijzing die de Dood met ons had willen delen.
“Hoezo?” vroeg hij hem.
“Volgens zijn ring is hij sinds vorig jaar [AANWIJZING] met haar verloofd of getrouwd.”

<BLOED OP VOETPAD OOK VAN FLORENS?>
De door de Lesley veiliggestelde sporen werden op het Gohes City’s Forensisch Instituut aan een DNA-onderzoek onderworpen, waarbij uit het humaan biologisch celmateriaal DNA-profielen werden gegenereerd. De verkregen DNA-profielen werden vergeleken met de eerder gevonden DNA-profielen en een match was een feit. Lesley had de bloedsporen uitgebreid gefotografeerd en trachtte uit de bloedspoorpatronen af te leiden wat er kon zijn gebeurd. In zijn onderzoek probeerde hij vast te stellen hoe het bloed op de plaats terecht was gekomen waar hij het had gevonden. Was de bloeddruppel bijvoorbeeld recht of schuin naar beneden gevallen? En hoe ver is de bloeddruppel gevallen? Eén ding was voor hem wel duidelijk geworden: dit bloed kwam [AANWIJZING] niet uit zijn been.

<WAT SPEELDE ER TUSSEN DE KROM EN VELDKAMP?>
Walter was niet de windbuil die ik in Huub had ontmoet. De rode kleur in zijn gezicht was wel bijna net zo fel. Het was duidelijk dat hij zich opwond door het wetenschap dat Huub hem wellicht verlinkt had. En ik wilde natuurlijk van hem weten waarom hij zich verraden voelde.
“Ah die vent moest eens uitscheien met mij steeds over van alles te betichten. Dat ik één keer per ongeluk over zijn Afrikaantjes ben gereden zit hem blijkbaar nog steeds dwars. Sinds ik dat gedaan heb, is alles wat ik doe in zijn ogen fout. Kan hij me niet eens met rust laten?”
De Krom leek mij precies het type dat zichzelf in de communicatie maar lastig kon verdedigen, juist omdat hij zo fel overkwam. Dus het was mogelijk dat een discussie tussen hem en Veldkamp destijds na het incident met de Afrikaantjes de relatie met de badmintonner alleen maar heeft verslechterd.
“Ik begrijp dat u geen goede verstandhouding heeft met meneer Veldk…” ik kreeg de kans niet mijn verhaal af te maken en werd door de Krom onderbroken.
“Goede verstandhouding? Die gast moest es ophouden met z’n geintjes!”
Inspecteur Zombie zette voorzichtig zijn lauwe koffie weg. Het koffieprut dreef aan de oppervlakte en Zombie leek zijn interesse erin te hebben verloren.
“Ho ho, rustig mijnheer De Krom. U bent niet per definitie veroordeeld! Wij willen enkel van u weten wat u zich herinnert van afgelopen vrijdagmiddag. Vergeet meneer Veldkamp even. U heeft daar gefietst, waar of niet waar?”
“Waar,” verzuchtte hij.
“Heeft u iemand aangestoten bij de vijver toen u hem voorbij fietste of niet?”
“Ik weet het niet precies! Het voetpad was daar best smal en ik moest uitwijken voor wat overhangende takken. Dus ja, ik zal hem vast geraakt hebben in het voorbijfietsen.”
“Dat was alles wat we nu van u wilde weten. Dank u vriendelijk. Houdt u zich beschikbaar voor dit onderzoek.”
“Prima. Zolang ik verder maar niets met die [AANWIJZING] nicht te maken hoef te hebben.”

<WEET LAURA OF FLORENS VIJANDEN OF PROBLEMEN OP SCHOOL HAD?>
Inspecteur Retroman heeft via Noor en Rick een noodnummer van school opgevraagd. Zo heeft hij contact kunnen leggen met mevrouw Meerveld die de directrice is van het Zilveren Zwaan College waaraan Van Poelgeest doceerde. Na haar te hebben geïnformeerd over wat er is voorgevallen is hij bij haar thuis uitgenodigd en heeft zo kennis kunnen maken met Laura van Poelgeest. Carla Meerveld was zo slim om haar bij haar thuis uit te nodigen om zo met Retroman in contact te komen die haar zodoende het slechte nieuws kon berichten. Na een lang avondvullend gesprek is de inspecteur maar weinig wijzer geworden. Florens was een zeer geliefde leerkracht en het zou de leerlingen maandag nog zwaar vallen zodra ze te weten zouden komen dat hij was overleden. Nee, problemen op school had hij niet. Vijanden evenmin. Maar Laura vond het wel altijd wat vervelend dat hij dikwijls [AANWIJZING] sjans had van de meiden aan wie hij les gaf.

<IS FLORENS NADAT HIJ IN HET WATER WAS GEVALLEN NOG DOOR GETUIGEN OP DE KANT GEZIEN?>
De volgende dag werd het onderzoek voortgezet. Retroman was ditmaal als één van de eerst van mijn team aanwezig op het plaats delict. Hij had de schone taak gekregen om na te gaan of er nog andere getuigen te vinden waren die op het precieze tijdstip van het ongeluk iets verdachts gezien hadden of iets anders bijzonders zijn opgevallen. Was Florens werkelijk ongelukkig ten val gekomen en direct daarop verdronken of was hij vermoord, zodat dit de kans op verdrinking vergroot had of uitsloot? Indien hij bijvoorbeeld gekneveld had geweest – wat we vrijwel zeker konden uitsluiten – dan had er van moord sprake geweest. Een ongeluk zonder opzet was ook mogelijk, maar hoe dan? In dat geval bleef het onduidelijk waarom Florens niet om hulp had geroepen. Na zijn val had niemand hem in het water zien liggen. Totdat Noor de eerste was die hem ontdekte. Badmintonner Huub had alleen gezien hoe wild Walter voorbij kwam en een man had aangetikt, maar was daarna direct weer afgeleid door zijn spel. Hij had Florens niet te water zien gaan. Retroman werd daarmee niet bepaalde op nieuwe inzichten gebracht, maar ontmoette even later een vrouw die hem vertelde dat zij de dag ervoor op een bank had gezeten en Florens voorbij had zien lopen. Zijn knappe voorkomen was haar niet ontgaan, maar er was haar niets echt bijzonders aan hem opgevallen. Wat daar wel uit duidelijk werd was dat zij Florens een kleine 300 meter voor de vijver had zien passeren. Zij had naast een brug op een bankje gezeten waar hij haar al direct opviel toen hij nog onder de brug liep, onderweg naar de vijver. De leerkracht had op een normale pas gelopen en leek in [AANWIJZING] eigen gedachte verzonken.

<GING FLORENS VREEMD?>
Diezelfde ochtend had Retroman een gesprek gepland met Rick van der Beeck. Na Noor aan een kort verhoor te hebben onderworpen nam hij afscheid van haar en sprak hij met hem. De jongen had hem wel gevraagd of het oké was dat er een klasgenoot van hem bij zou zijn, omdat Rick zich door de hele situatie niet compleet op z’n gemak had gevoeld. De inspecteur stemde hier maar al te graag in toe. Dit was een uitgelezen kans om iets van zijn schoolgenoten op te pikken zonder daarvoor op de schooldagen te wachten. Anders zouden ze daar mogelijk maandag pas toe zijn gekomen. Rick vertelde Retroman uitgebreid wat hij had gezien. Ook informeerde hij hem dat hij geen hekel aan de man had gehad, maar hij had graag wat betere cijfers van hem ontvangen. De leerkracht had hij niet meteen herkend toen Noor haar ontdekking deed. Hij was op dat moment alweer met [AANWIJZING] z’n kop onder water op het moment dat Rick naast haar ging staan om te zien wat er gebeurd was. Even later dreef de Aardrijkskundeleerkracht weer aan de oppervlakte zodat ook hij zag wie het was. Retroman bedankt ook Rick voor zijn gesprek en vroeg of hij nog even met klasgenootje Joeri kon praten.
“Ja even alleen als je dat niet erg vindt,” verzocht hij de nog altijd aangeslagen Rick.
De jongens stemde toe en Retroman zag zijn kans schoon.
“Hoe goed ken jij jouw leerkracht die hier vrijdag is gevonden?”
Joeri vertelde de inspecteur wat hij wist, maar aanvankelijk leek het verhaal nergens echt nieuw licht op de zaak te werpen. Dat was tot deze scholier hem informeerde over wat hij een paar maanden geleden hier in het park had gezien:
“Net als veel van de mensen hier in de buurt hield ook meneer Van Poelgeest erg van dit park. Hij kwam er op een vroege lentedag met een zak brood en was er de eendjes mee aan het voeren. Zijn vrouw en dochter waren niet bij. Dat vond ik al wat vreemd.”
Stilte. Joeri trilde met zijn been op het bankje waar ze waren gaan zitten. Retroman had de scholieren nabij het plaats delict op een verfrissing getrakteerd bij een snackbar. De jongen slurpte van zijn frisdank en wilde zijn verhaal vervolgen.
“Ik euh…”
Verder kwam hij niet. De inspecteur keek hem vragend aan alsof hij hem wilde aanmoedigen.
“…krijg ik hier last mee als ik dit vertel?”
Retroman aarzelde of hij de jongen daarop een verbaal antwoord moest geven, maar in plaats daarvan schudde hij praktisch onmerkbaar met zijn hoofd.
“Noor was daar ook. Noor, hetzelfde meisje dat u net heeft gesproken.”
Retroman knikte.
“Ik heb ze even zien zoenen.”

<WAAR EN MET WIE WAS FLORENS VOORDAT HIJ HET PARK IN GING?>
Om inspiratie op te doen had ik met mevrouw Van Poelgeest afgesproken bij de kinderboerderij in het park. Zo kon ik de kippen bestuderen en had ik een kans wat meer van de agenda van Florens te weten te komen van de afgelopen week. We liepen langs een stapel houten blokken waarop de jonge geitjes  schalks de lentezon begroetten en een hangbuikzwijn zich tegen het onderste hout schurkte. Verschillende soorten eenden liepen stoer met ons op en de pauw liet even van zich horen om aan te tegen dat hij de ster van de show was. Het gaf deze verse weduwe de perfecte gelegenheid om een ontspannen gesprek met mij aan te knopen voor de mentaal zo donkere dagen waarin zij terecht was gekomen. Laura was een psychologe dus ze kende heel wat mensen uit de buurt. Ja ook Huub herinnerde zij zich van eerdere consulten en wist wie Walter was, omdat zij hem wel eens had zien fietsen toen ze nog met Florens op pad ging om te eendjes te voeren.
“Ruud Bosch zegt u?” vroeg zij mij halverwege het gesprek nadat haar had verteld met wie Huub meende te hebben gebadmintond. De jonge weduwe schoot in de lach en begon een flinke kleur te krijgen op haar wangen. Giechelen begon en traanvocht maakte zich los uit haar ooghoeken. Ik had haar blijkbaar iets bijzonder grappigs verteld waardoor ze het uitschreeuwde van het lachen en kreeg bijna last van plaatsvervangende schaamte door bizarre damesgiecheltje dat erbij gepaard ging.
“Meneer Riemelneel toch! U zou echt wat meer de sportzenders moeten kijken hoor. Ruud Bosch, hoe komt die rare man daarop?”
Mijn gezicht was één groot vraagteken en ik voelde me alsof ik de domste vraag in de klas had gesteld. Domme vragen bestonden toch niet?
“Ruud Bosch is [AANWIJZING] een bekende badmintonner die uitkomt voor BC Duinwijck in de Nederlandse eredivisie. Het lijkt me wat erg onwaarschijnlijk dat die Huub daarmee even een shuttle heeft staan slaan hier in ons Wondellpark!”
Nu werd ik rood. Ik kende deze hele badmintonner niet en bedacht me dat de kans dat Huub met hem in het park had staan badmintonnen niet heel bijster groot was. Natuurlijk was het mogelijk dat Huub contacten had met een bekende sporter, maar het maakte hem wel extra verdacht in de zaak. Laura heeft er erg met mij om moeten lachen en het duurde even voordat zij zichzelf hervond om klaar te zijn voor een reeks nieuwe vragen.
“Weet u waar uw man vrijdag was voordat hij het park in ging?”
De ernst in haar gezicht had plaats gemaakt voor de eerdere lachstuip.
“Normaal moet u mij dat echt niet vragen, omdat ik werkelijk geen idee heb welke verplichtingen hij op school soms allemaal heeft. Maar toevallig weet ik dat hij afgelopen vrijdag ook een afspraak had bij zijn tandarts Borrmann.”

{BADMINTON-RACKET}
Laura en ik werden plotseling opgeschrikt door een hoop kabaal op de kinderboerderij. Vele veren en pluimpjes vlogen door de lucht alsof er een stel vogels werd afgeslacht. Getok en gekakel in alle pluimveedialecten klonken er over de plaats toen onze aandacht werd getrokken door een verzameling kippen die uit hun omheining waren uitgebroken. Vrijheid, moesten ze hebben gedacht. Vrolijk, maar vooral erg chaotisch zochten zij de ruimte op waar ze eerder niet toe konden komen. Een man in het zwart stond er bij het kippengazen klapdeurtje en had de dames vrijgelaten. Verenvet plakte er langs mijn gezicht en de enkele veren die ik eerder zag, vermeerderde zich in een rap tempo tot enkele honderdduizenden. Mijn blik werd wazig en ik kreeg ineens last van een lichte hoofdpijn en werd duizeling. De boerderijhouder die in het zwart gekleed was en bij het hekje stond was Magere Hein! Compleet met zijn zeis die hij vastgeklemd had in zijn knokige rechterhand staarde hij mij aan vanonder zijn kap met zijn gezichtsloze aangezicht. Een beklemmend gevoel maakte zich van mij meester en ik merkte hoe ik moeite kreeg met ademhalen.
“Inspecteur! Wat is er met u aan de hand?” vroeg mevrouw Van Poelgeest mij en schudde mij wild tot mijn positieven. De Dood maakte plaats voor de dikke vriendelijke stokoude man die er eerder had gestaan en kijk mij ietwat curieus aan.
“Is de man in orde?” vroeg hij aan Laura die mij nog altijd in evenwicht moest houden
“Jawel!” was ik haar voor en beantwoordde daarmee de man zijn vraag.
“Het zal de warmte wel zijn of misschien ben ik wat overwerkt.”
Wat was het toch met die boerderijen en de alsmaar loerende Dood? Waarom speelden boerderijlandschappen en het leven erop zo’n prominente rol in mijn anders zo zorgeloze bestaan?  Het was mij een raadsel, maar ik herstelde mij en besloot met de dame die ik bij mij had om een andere locatie te proberen.  Ze bood mij aan om naar het grasveld te gaan waar eerder Huub met Ruud zou hebben staan badmintonnen.
“Huub mag een verschrikkelijke heethoofd zijn, die man heeft volgens mij zo’n hartje,” ze had haar wijsvinger en duim tot een paar centimeter bij elkaar gebracht om met een internationaal gebaar iets kleins te duiden.
“Gelooft u mij. Die man die wisselt sneller van partner dan u en ik dagelijks een schone onderbroek aantrekken. Hij heeft vast weer een nieuwe scharrel van hem [AANWIJZING] buiten beeld willen praten, omdat hij vreesde dat zijn eigen vriend er anders lucht van zou krijgen. Trouw is ie niet, maar u zou toch moeten weten dat blaffende honden niet bijten,” ze keek me aan met een oogopslag waar ik zelf bijna van smolt.
“Enige kans dan dat hij of zijn scharrel Walter of Florens met een badminton-racket te lijf was gegaan?”
 “Gekke inspecteur toch. Als u het per se wilt weten moest u het die Huub zelf maar vragen, maar ik zou u er zich niet te druk om maken.”
Waar ik mij eigenlijk druk om maakte was het vinden van het verband tussen een tandarts en die kip van Magere Hein. Hij wilde mij iets duidelijk maken. Maar wat precies?

{BAL}
Het stond reeds 1-2 voor landskampioen GAG (*) toen Paap er in slaagde om de andere voetbalfanaat op de tribune te spotten. Inspecteur Paap wist wel waar hij Walter de Krom zou kunnen vinden. Toch duurde het even voordat hij turende door de grote schare fans zijn oude voetbalvriend vond in het C-vak. De Krom zat twee rijen onder hem en had daarmee een veel betere plaats dan hijzelf. Dat deerde niet. Als hij Walter maar te spreken kon krijgen zodra de wedstrijd was afgelopen. Tot groot genoegen van beide voetballiefhebbers werd de wedstrijd in de laatste tien minuten beslist door favoriet Ajax. Een zege op zich en daarbij een welkome afwisseling na al die nederlagen waarmee zij dit seizoen hadden te kampen. Na het uitwisselen van het gezamenlijk genoegen over de afloop genoten beide heren van een goud gele rakker. Deze werd genuttigd bij de veelbesproken sportliefhebber thuis in het herenhuis waarbij de kater van het seizoen met één geslaagde voetbalwedstrijd volkomen werd genegeerd. Paap echter verbrak de goede stemming en wierp een balletje op over de nog lopende zaak.
“Wat jij ouwe reus? Zou een verkeerde geplaatste voorzet die Florens misschien het leven hebben gekost?”
Walter’s pretbek maakte plaats voor een kille uitstraling die Paap te kennen gaf dat hij dit soort vragen beter voor een nuchter moment kon bewaren. De Krom was kwaadste niet en gaf toch maar antwoord op zijn vraag.
“Geen idee gast. Maar assie ’t mij vraagt dan was die studiepik vast [AANWIJZING] onder invloed van ’t één of ’t ander.”

{ZWALUWSTAARTJES}
Zaterdagavond ontmoette ik Koen Voet in een kroeg in de binnenstad. Koen was met verlof en hoefde zich feitelijk niet met deze zaak te bemoeien. Daarbij er was niets bij dat in zijn portefeuille paste daar er geen sprake was van roof of inbraak. Desondanks pikte hij graag een pilsje met mij mee en was bereid met mij te brainstormen over de vijverzaak. Ook bij ons werd de tafel gesierd met twee met vloeibaar goud gevulde glazen en bijbehorende schuimkragen. Op een bierviltje had ik wat ideeën opgetekend en hij dacht en tekende met mij mee.
“Eendjes voeren en kippen op een kinderboerderij … de Dood die nadruk lijkt te willen leggen op veren of kippen. Zou het niet mogelijk zijn dat die Hein verder dacht dan alleen deze twee vogelsoorten? Wat nou als het de pauw was waar het hier om ging?”
“De pauw? Moet ik dan aan trots denken, iemand die te trots is geweest om iets toe te geven of zo?”
“Ja en wat veren betreft snijdt dat ook hout. Denk er maar eens over na! Dat gratenpakhuis en zijn paar duizend veren … de trotste pauw die zijn veren liet zien. Misschien gaat er zelfs meer achter schuil en probeerde hier iemand een ander te verleiden?”
Ik nam een slok van mijn bier en schudde niet-begrijpend met mijn hoofd. Met mijn duim en wijsvinger masseerde ik de huid tussen mijn wenkbrauwen en probeerde wat anders.
“Goed. Stel dat we bij vogels moeten blijven en dat inderdaad het spoor is waar die gluiperd ons op wilt hebben. Hoe vinden we dan een relatie met beenhakker Borrmann?”
Met tandarts Borrmann was verder nog een contact geweest, maar de specialist stond hoog op mijn agenda om maandag aan een telefonisch vragenvuur te onderwerpen.
“Hè! Wat dacht je van zwaluwstaarten?!” bracht Koen met een brede grijns uit.
“Zwaluwstaarten,” herhaalde ik hem en proefde de mogelijkheden ervan tussen de alcohol door. Ik moest hem nageven dat dit een optie was. Florens kon bij de tandarts een zware behandeling hebben ondergaan, waarbij hij gehecht moest worden met zwaluwstaartjes. Door de verdoving liep hij versuft door het park en werd geraakt door Walter. De zwaluw als vogel zou de link dan leggen met de eerder genoemde vogelsoorten. Wat connecties leggen, had ik inmiddels geleerd, kon je wel eens diep moeten doordenken met die griezelige zeismans.
Beedeep … beedeep … beedeep, klonk het plots in mijn zak. Het was een berichtje van het GCFI. De medewerkers van het forensisch instituut hadden net als mijn team het weekend doorgewerkt en waren tot een nieuwe ontdekking gekomen. Op mijn PDA stond te lezen:
‘Resultaat lijkschouwing: slachtoffer heeft tijdens de verdrinking [AANWIJZING] vier tenen gebroken aan de rechtervoet’. Ik zuchtte en was op de één of andere manier niet gelukkig met dit bericht. De tandarts zou toch niet op zijn tenen hebben getrapt? Ik sloot de zwaluwstaarten zolang maar even uit.

{VERDOVING}
Verdoofd van de alcohol en mijn eigen inspanningen dit weekend staarde ik die zaterdagavond naar het plafond. De zaak bleef mij bezig houden en zo merkte ik ook dat mijn vrouw daar last van had. Ik woelde in mijn bed en bleef gefolterd worden door mijn eigen hersenspinsels die deze puzzelachtige zaak tot een ontknoping moesten leiden. Zomaar een theorie: ‘Florens stond geschokt aan de kant doordat hij Noor met iemand anders zag… Heeft daardoor niet aan de kant kunnen stappen voor de fietser en viel in het water… Door de verdoving die hij bij de tandarts heeft gehad kon hij niet roepen en omdat hij geen zwemdiploma  had kon hij niet zwemmen dus is hij verdronken,’
Belachelijk, dacht ik meteen. Natuurlijk kon een leerkracht zwemmen. Die studiebollen kregen zelfs een hele nieuwe scholing in optellen en aftrekken voordat ze tot zo’n college werden toegelaten. En het leek mij ook niet bepaald een domme vent die niet zelfredzaam genoeg was om zichzelf boven water te hijsen. Tenzij, bedacht ik mij, hij inderdaad verdoofd was en vast was komen te zitten onder water. Hoe anders kon alleen zijn hoofd steeds boven water zichtbaar zijn geweest? Hij had er zelfs zijn tenen kunnen breken doordat hij [AANWIJZING] onder de constructie van de fontein met zijn voet bekneld raakte! Al met al verklaarde zelfs deze verdoving en de beknelling nog niet alles. Wat maakte dat Florens niet had geschreeuwd toen hij in de vijver viel? En wat was het toch met die kippen?

<WELKE KLACHT HAD FLORENS?>
Zondag ben ik al vroeg in de ochtend met de weduwe gaan bellen.
“Weet u mij ook te vertellen waarvoor Florens naar de tandarts moest? Was dat gewoon een controle of speelde er meer?” vroeg ik haar.
“Ja dat weet ik wel. Florens liep namelijk al een tijd met vervelende hoofdpijnen en meende dat die werden veroorzaakt door zijn verstandkiezen. Ik geloof dat hij er vrijdag twee liet trekken. Als u ook nog wilt weten aan welke kant deze getrokken werden dan zou u beter even met Sander Borrmann zelf kunnen bellen.”
De tandarts had dus ook een voornaam, wist ik nu. Hij was de volgende die ik wilde bellen, maar op een zondag werd dat wel wat lastig. Dus ik sprak hem maandagmorgenvroeg nadat ik eenmaal de telefonische wachtrij had doorbroken.
“Mijn hemel, dat is even naar zeg! Ik ben hier wel even van ondersteboven als u begrijpt wat ik bedoel. Maar u vroeg waar de kiezen getrokken zijn? Even zien, … ja de eerste was vrij lastig, die zat linksboven in de kaak en moest er onder een rare hoek uitgetrokken worden. De kies aan de andere kant bovenin gaf minder problemen.”
“Maar hoe zat het met de verdoving en zat daar iets bij dat in combinatie met het gebruik van medicijnen wellicht last kon geven?”
“Nee, het enige wat de heer Van Poelgeest van mij heeft gekregen zijn drie spuitjes waarvan twee in het verhemelte. De assistent heeft hem een pakketje meegegeven zoals we bij alle patiënten doen die een kies laten trekken en ik herinner me nog dat hij na de behandeling nog iets wilde zeggen waarop ik hem heb geadviseerd daar later maar even over te bellen. De driedubbele verdoving had een dusdanige uitwerking gehad dat hij niet tot redelijk spreken in staat was.”
“Goed dank u vriendelijk. Ik zal u niet verder ophouden. Ik meen dat we hier even voldoende aan hebben.”
De heer Borrmann zei nog iets over op te hoogte gehouden willen worden en we beëindigden het gesprek. Kort daarop werd ik alweer door Lesley gebeld. Hij had het gebied van zijn bloedsporenonderzoek uitgebreid en was tot de vondst van nieuwe bloedsporen gekomen. Eén ervan had hij aan de kant van de brug gevonden waar ook de tandartspraktijk lag. Dit bloed was een mond vol geweest en was duidelijk vermengd geweest met [AANWIJZING] speeksel.

<GESTIKT IN HOEVEELHEID BLOED?>
Sporen. Ze hadden Lesley altijd al geboeid. Vijftien dienstjaren telde zijn carrière als bloedspatanalist nu en hij maakte nog dagelijks kennis met nieuwe relaties tussen verloren menselijk of dierlijk bloed met de wijze waarop dit kostbare vocht verloren werd. Op de route van de tandartspraktijk naar de vijver had hij diverse plassen bloed gevonden die door Florens discreet waren geloosd. Die bij de brug was zo veel mogelijk van het voetpad achtergelaten achter een vuilnisbak bij een bankje. Geen fijn gezicht, maar beter dan voor het bankje op de plaats waar iedereen liep. Even voorbij de onderdoorgang van de brug had nog een bankje gestaan. Daarop had Retroman de vrouw gesproken die haar voorbij was gelopen. Een paar bosjes die in het verlengde van die zitplaat stonden lag nog een plasje bloed. Allemaal uitgespuugd om er niet als een vissenkom vol bloed bij te hoeven lopen. Maar daarna hield de wijze waarop Florens zich van het vocht en de viezigheid in zijn mond had ontdaan op. Het veranderde even voor de vijver in kleinere spatten bloed. Alsof hij geslist had en zijn mond niet goed gesloten kon houden. Kleine beetjes kwijl met rode stipjes erin bevuilde daarmee het smalle pad langs de vijver. Lesley hield halt op die plaats. Achter hem was hij juist door een hoop groen gewandeld die een tunnel vormde en als deurtje naar de vijverkant leidde. Rechts waren er alleen maar bomen en struiken en links de eendjes die vrolijk kwaakte en zich niets aantrokken van de linten ‘NIET BETREDEN – POLITIE’. Voor hem werd de vijver in de hoek gemarkeerd door een beuk die wat overhing, rechts daarvan voorbij de bomen een grasveld. Huub had daar gestaan met een man waarvan zijn vriendje niet mocht weten dat hij er mee optrok. Althans, dat is als je de verhalen mocht geloven. Lesley nam het al over het pad lopende allemaal in zich op en probeerde zich voor te stellen hoe het vrijdag moest zijn gegaan.
“Kwaak, kwaak!” klonk het naast hem. De eendjes meende dat Lesley er stond om ze te gaan voeren. Hij keek om en voelde iets tegen zijn hoofd tikken.
“Oei! Nu had ik mijn hoofd toch bijna tegen die overhangende tak gestoten!”
De tak viel weg in de schaduw zodat het een potentieel gevaar was voor lange mensen. Lange mensen zoals hijzelf, maar ook voor de fietsende Walter. Dus nu begreep hij waarom de fietsliefhebber een rare beweging moest hebben gemaakt en Florens in het water kon duwen. Met de grote hoeveelheid bloed in zijn mond had hij zich misschien verslikt en was er in gestikt tijdens zijn poging om zichzelf boven water te houden.
“Maar hè, wat is dit?” sprak Lesley en boog door zijn knieën om iets uit het water te vissen. Hij stak één hand in een kunststof handschoen en raapte [AANWIJZING] een piepklein wit pakketje uit het water wat in het midden wat bloed vasthield.

{GAASJE}
Een felle lamp prikte in Florens’ ogen, maar was nodig voor zijn tandarts Borrmann om goed in zijn mond te kunnen kijken. Eén kies was er nu reeds uit. Nu moest de ander nog.
“Geef je mij weer een seintje als het echt niet gaat?” vroeg Sander Borrmann hem. Een zwak knikje was wat hij als antwoord kreeg. De assistent gaf een nieuw instrument aan die angstvallig werd gevolgd door de patiënt in de stoel toen het over zijn hoofd werd doorgegeven. De tweede kies was beduidend moeilijker te trekken en de tandarts had zich zeker vergist in de hoek waaronder deze had gestaan. Florens voelde zijn hele kaak protesteren en hoorde het in zijn hoofd kraken. Gelukkig had hij drie verdovingen gehad. Anders had dit niet te doen geweest. Het geknars nam toe en beetje bij beetje begon hij de bittere smaak van bloed achter op zijn tong te proeven. Met tegenzin slikte hij het weg en even later kwam de nare kies eindelijk los. Fijn, daar zijn we ook weer van verlost, moet hij hebben gedacht. Nadat hij uit de tandartsstoel was opgestaan en wat instructies had meegekregen had hij nog willen vragen hoe lang hij niet zou mogen eten, maar toen hij merkte dat er geen zinnig verstaanbaar woord over zijn lippen kwam, deed hij een poging tot glimlachen en wisselde met de heer Borrmann een blik van verstandhouding uit.
“Bel me maandag maar. Dan kan ik je vast beter verstaan.”
 Ja daar had hij wat aan. Afijn, hij kon zich er verder niet druk om maken en begon aan de wandeling naar huis die onder normale omstandigheden met dit weer werkelijk prachtig moest zijn geweest. Om het negatieve weer een beetje in verhouding te krijgen met het positieve besloot hij de route door het Wondellpark te kiezen en liep op de brug af die de rand van het park markeerde. Over de brug liep een spoor waarover een goederendienst dagelijks de rails masseerde. Gatver, wat een smerige smaak kom er toch los uit die wonden die nu in zijn mond waren achtergebleven. De kies die linksboven getrokken was had drie hechtingen en hij had er nog een gaasje tegenaan geplakt zitten die de ergste bloeding moest tegenhouden. Desondanks bloedde het als een rund en had Florens na een paar honderd meter een mond vol speeksel en bloed verzameld. Eerst wilde hij het binnenhouden omdat hij de gedachte aan het uitspugen eigenlijk weerzinwekkend vond. Maar even voordat hij onder de brug zou doorlopen besloot hij het toch maar naar buiten te gooien.
Zo verloste hij zich een aantal keren van de vieze rode verzameling in zijn mond terwijl hij door het park naar huis liep. Aandacht voor de vrouw die hem nakeek had hij niet. Zijn gedachten waren bij de pijn in zijn hoofd en hij hoopte maar dat de uitwerking van de verdoving nog even op zich liet wachten. Nou was het natuurlijk niet erg dat hij goed verdoofd was tegen de pijn, maar omdat zijn tandarts hem drie keer gespoten had, vond hij wel dat niet alleen het praten, maar ook het ademhalen hem moeilijk viel.

Aangekomen bij de vijver werd Florens langzaam wat lichter in zijn hoofd. Hierdoor werd zijn zicht wat waziger en koos hij ervoor zijn pas iets te vertragen. Dat er links van hem wat geritsel in de bossen te horen was en een oudere vrouw met een schel keffertje schuin tegen over hem met een dame aan het beppen was, ging volledig aan hem voorbij. Doordat hij plots wat gas terugnam om de druk in zijn hoofd te ontzien, maakte dit dat hij een onverwacht obstakel vormde voor de fietser die hem van achteren naderde. Walter de Krom was vast besloten zijn persoonlijk record te verbeteren en maximaliseerde ieder stukje parcours om geen tijd te verliezen. Dat de tollende leerkracht ineens bijna halt hield vlak naast een overhangende tak, zorgde ervoor dat Walter wat capriolen moest uithalen om zowel de man als de tak te kunnen ontwijken. Maar beide ontwijken leek wat te veel gevraagd.

Juist wanneer Huub Veldkamp een klierbal van zijn tegenstander en bedgenoot Fred Veerman mistte, zag hij bij het oprapen van de shuttle hoe Walter bruusk een man aantikte in het voorbijfietsen.
“Hoe ken je doar nou gaan staan man? Ken je nie uitkijken?” wierp deze jongeman naar achteren. Hij keek om en balde daarbij zijn vuist. Maar omdat de boom in de hoek van de vijver zowel voor Huub als voor Walter het zicht ontnam om wat er verder bij het water gebeurde, zagen beide niet hoe de Aardrijkskundeleraar een nat pak kreeg.

Eenden vlogen op en lieten wat natte veren van schrik op het water achter. Bij de tik die Florens van Walter had gekregen was het gaasje in zijn mond losgeschoten en kwam achter op zijn tong terecht.  De jonge leerkracht moest nu aandacht geven aan een aantal zaken die hij kort na elkaar ervoer. Met zijn linkervoet struikelde hij over wat houtenpaaltjes die uit het water staken en trok er zijn huid open aan een dun spijkertje. Zijn enkel verzwikte hij daarbij en verloor zijn controle over zijn evenwicht compleet. Uit een reflex ademde hij in terwijl hij in het water viel en bracht daarmee het gaasje dieper richting zijn keel. Een hoestbui volgde en werd direct gesmoord door de massa water waar Florens mee te maken kreeg. Eenmaal te water greep hij met beide handen naar zijn keel en trachtte het vieze propje naar buiten te werken. Met zijn voeten trapte hij woest in een beginnend gevecht om niet te verdrinken, maar verloor dit daarmee juist voortijdig doordat hij door het trappen de voet die hij nog niet bezeerd had pijnlijk onder een scherpe rand van een vijverkom stak, er klem kwam te zitten en vier tenen brak.

Niemand had door hoe de knappe jonge meester de strijd moest opgeven daar hij niet om hulp had kunnen roepen door zijn benaderde situatie en de drie verdovingen. Even later dreef hij een paar keer even met zijn kruin en gezicht boven water terwijl het bloed onder een gesprongen hechting vandaan sijpelde en het gaasje langzaam uit zijn mond dreef.

Beloning gouden tip van ZB 4.350,- toegekend aan Retroman.

(* = Go Ahead Gohes )

By karelriemelneel | March 11, 2011 - 5:00 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, vuurspugende zonsverduistering detective

image by Orgaman, edited by Gsorsnoi

Help je Karel weer met het oplossen van onderstaand mysterie?
Lees hier de spelregels.

Van alle zaken die ik in mijn carrière heb onderzocht was dit misschien wel de meest bizarre van allemaal. De ravage die we aantroffen op de Randweg van Gohes City was om te beginnen al onbeschrijfelijk. Eén ambulance was onderweg naar het Tycoon Ziekenhuis en had zich in een passerende vrachtwagen geboord. De tweede ambulance die het andere slachtoffer vervoerde raakte tevens verongelukt door daar bovenop te duiken. Door een aantal artsen die zich naar de rampplek hadden gespoed, werd reeds lijkschouwingen verricht.  Van zowel de slachtoffers als alle betrokken ambulancezorgverleners hebben ze moeten vaststellen dat zij waren overleden. Alleen de vrachtwagenchauffeur heeft het ongeluk op de snelweg overleefd.
“Wat bedoel je precies met ‘er zijn meerdere plaatsen delict’?” wilde ik van mijn collega Lesley weten. Een deel van het onderzoek was al in gang gezet. Ik had mijn mensen daar opdracht toe gegeven terwijl ik mijn verantwoordelijkheden van een andere lopende zaak overdroeg en mij naar de rampplek begaf.
“…wil je beweren dat dit nog niet alles is?”
“Ik vrees van niet inspecteur. Vanuit de meldkamer heb ik zojuist het bericht binnengekregen dat er ook al diverse ongelukken zijn gebeurd op de plaats waar de primaire slachtoffers zijn aangetroffen. De eerste traumahelikopter die werd ingezet is neergestort in het nabijgelegen korenveld. Naar verluid waren zij op weg naar een landweg buiten de bebouwde kom alwaar een automobiliste op een boom was geklapt.  Vermoed wordt dat zij geprobeerd heeft een voetganger te ontwijken. Zonder het gewenste resultaat helaas. De man die zij heeft aangereden werd naast het voertuig aangetroffen. Opmerkelijk is wel dat ze tegen de enige boom in de wijde omtrek is gereden. Alleen de brandweerlieden die werden ingeschakeld om het vrouwelijke slachtoffer uit een auto te knippen, hebben dit horrorscenario nog overleefd.”
“Mijn hemel! Heb je nog meer?” wilde ik van hem weten.
“Zeker inspecteur. De vrouw die tegen de boom was aangereden was reeds zwaargewond toen ze in de ambulance werd vervoerd. De man is echter een bijzonder geval. Gezien de toedracht zouden we een slachtoffer verwachten die op z´n minst een paar botten moet hebben gebroken. We weten natuurlijk nog niet wat we onderhuids gaan tegenkomen, maar op een paar schrammen na zou je bijna beweren dat deze man zonder noemenswaardig letsel vredig is ingeslapen.”
Haastig werkte ik de laatste slok van een nog veel te hete koffie naar binnen en verslikte mij er zowat in.
“Wat is hij? Een soort van Superman?”
“Wie weet inspecteur. Maar ik denk dat we in elk geval vast een voorzichtige conclusie mogen trekken.”
“En die luidt?”
“Buiten de vrouw die hem heeft aangereden is iedere betrokken hulpverlener die deze man heeft geprobeerd te redden daarbij zelf ook om het leven gekomen.”
Het kostte me een moment om mijn gedachten een plaats te geven. Er was totaal geen logisch verband te ontdekken tussen alle feiten afzonderlijk. Eén ongeluk met hulpverleners tot daar aan toe, maar twee? En dan die situatie met die man … dat kon ik echt niet plaatsen. Aangereden worden zonder open botbreuken tot daar aan toe, maar zonder enige verwondingen? Was die man wel echt aangereden? Of moesten we de aanrijdingen met de boom los zien van die man? Door die gedachtesprong bedacht ik mij iets afschuwelijks: wat nou als er een dodelijk virus rondom het primaire plaats delict hing? Maar nee, dan zouden de brandweerlieden er ook aan onderdoor zijn gegaan. Weinig werd me echt duidelijk, maar er moest in elk geval heel wat geregeld worden.
“Laat het sporenbeeld op alle genoemde locaties bevriezen tot nader orde. Regel als de sodemieter een toxicoloog en bestel meteen maar een patholoog. Geef die toxicoloog topprioriteit! We moeten eerst uitsluiten of de slachtoffers geen verdacht virus bij zich draagt. Anders leggen wij dadelijk ook het loodje.”
Als Lesley al vraagtekens zette bij het zoeken naar mijn motivatie om er een toxicoloog bij te roepen dan liet hij het niet merken. Hij antwoordde resoluut:
“Begrepen. Wordt geregeld.”
“Is er verder nog iets wat ik op dit ogenblik moet weten?”
Lesley slaakte een diepe zucht.
“Eh ja. Magere Hein heeft weer eens een visitekaartje achtergelaten. Twee zelfs.”
“En dat zijn?”
“Een foto zoals gebruikelijk. Met daarop afgebeeld een setje exotische instrumenten waarvan nog niet helemaal bekend is wat ze mogen voorstellen en een huiveringwekkende tatoeage op de borst van de man.”
Ongeduld maakte zich van mij meester. Lesley liet een te lange onderbreking vallen voordat hij zich verklaarde en ik kon het slecht hebben dat hij treuzelde.
“Nou veel gekker kan het niet worden. Vooruit met die geit!”
Lesley aarzelde niet langer.
“Op zijn borst staat in bloedletters getatoeerd: ‘Red mij’”.
Het kon dus wel gekker.

Oorspronkelijke beloning gouden tip:  ZB 3.275,-.

<WAT IS DE EXOTISCHE AFKOMST VAN DE FOTO?>
De toxicologe was aangekomen en installeerde zich met haar team. Onder leiding van Anna Traxomia werden de nodige voorzorgsmaatregelen getroffen daar onze TR (technische recherche) ze had geïnformeerd over de mogelijke ernst van de aanwezigheid van een biologisch virus. Patholoog anatoom Agatha Loon op Toom was eveneens ter plekken. Iedereen die niets op het plaats delict te zoeken had was inmiddels verwijderd en omliggende bewoners werden verzocht ramen en deuren gesloten te houden. De vrees was wel dat als het hier ging om een serieuze dreiging van een virus dat zich via de lucht kon verplaatsen, die maatregel mogelijk al te laat was. Ik had Lesley nog wat extra huiswerk meegegeven. Hij moest laten onderzoeken wat die zogenaamde exotische afkomst was van de foto. Gezien de grote risico’s die deze zaak met zich meebracht, kregen alle verzoeken die we bij het forensisch instituut neerlegden voorrang op de andere opdrachten. Ik was dan ook allerminst verbaasd dat het antwoord op de vraag binnen anderhalf uur verscheen.
“Inspecteur. De voorwerpen die zijn afgebeeld op de foto die door Magere Hein zijn achtergelaten betreffen vier Burmese tatoeage pennen.”
“Goed werk Les,” antwoordde ik hem zonder direct dieper op verbanden in te gaan. Dat had in dit stadium waarschijnlijk toch nog niet zoveel nut.
“Nog nieuws uit de andere kampen?” ik doelde daarmee op de onderzoeken die bij de korenvelden liepen waar de primaire slachtoffers werden aangetroffen door de hulpverleners.
“Op het moment nog niet veel,” Lesley had veel communicatiewerk op zich genomen en had één rood oor van het telefoneren.
“…enkel dat de vrouw die de man heeft aangereden toch [AANWIJZING] minstens 130 kilometer per uur moet hebben gereden gezien de lengte van de gemeten remweg.”

{GEMUTEERDE ANTRAX}:
Alle specialisten die zich bezighielden met de zaak hielden elkaar op de hoogte door middel van portofoons of andere mobiele apparatuur. Aansluitend bij de technologie van tegenwoordig waren de mensen van toxicologe Traxomia zelfs voorzien van communicatieapparatuur die in hun overdrukpakken waren bevestigd. Hiermee konden zij ons op de hoogte houden. Lesley onderhield de lijn met haar teamleden, terwijl ik het laatste nieuws steeds via Anna wilde horen. Artsen, sporenonderzoekers en andere mensen die eerder op het plaats delict aanwezig waren maakte ruimte voor de toxicologisch specialisten. Mannen en vrouwen in ‘ruimtepakken’ benaderden de verongelukte voertuigen om de slachtoffers te bestuderen op aanwezigheid van biologisch gevaarlijk materiaal. De wegen die naar dit kruispunt leidden waren allen vrij van verkeer en ongewenste bezoekers. Eenieder die op dit terrein aanwezig was maakte onderdeel uit van het multidisciplinaire team. Bewaking hield pottenkijkers op afstand, inclusief de pers die al binnen een half uur lucht had gekregen van deze zaak. Eén van de gevreesde infectiekandidaten was Antrax. Een sproeivliegtuigje zou bij het bemesten van het korenveld de ziekte verspreid kunnen hebben. Als dat het geval was geweest, dan konden de slachtoffers de Antrax hebben ingeademd. De incubatieperiode varieert normaal gezien tussen de dag en acht weken, afhankelijk van de besmettingswijze en besmettingsdosis. Een gemuteerde variant zou het model echter eenvoudig op de schop kunnen gooien.
“Voorlopige conclusie: negatief,” klonk het in mijn oortje. Anna Traxomia bracht verslag uit.
“…geen blaasjes en zweren aangetroffen op de huid van de slachtoffers. Ook in de mondholtes van is geen bloed aangetroffen dat bij hoesten kan zijn opgegeven,” Lesley, die normaal de specialist was op dat gebied gaf enkel een knikje ter herkenning. Van Antrax was hem ook bekend dat er vormen bestonden waarbij braaksel of opgehoest bloed op het slachtoffer kon worden gevonden.
“Jezus!” klonk het plotseling fel in onze apparatuur. In de verte zagen we Anna verschrikt van het slachtoffer omhoog buigen. Al onze blikken waren gericht op de toxicologe.
“Laat een arts een pak aantrekken en zich hierheen spoeden! De man leeft nog!”
Anna keek over haar schouder en gebaarde ons op te schieten met die actie. Een arts werd subiet op de hoogte gebracht en snelde zich naar de trailer van haar team.
“Anna, wat kun je ons over de m-…” mijn vraag stokte. Verderop zag ik de toxicologe door haar knieën zakken en vreesde meteen [AANWIJZING] dat ze het niet had overleefd. Ik riep de arts terug en verzocht het toxicologisch team terug te trekken.

<NATIONALITEIT VAN DE VRACHTWAGENCHAUFFEUR?>
Je merkte gewoon aan iedereen die met deze zaak te maken had, dat zij waren overdonderd met deze confrontatie; zelfs een toxicoloog in een hermetische afgeschermd pak kon slachtoffer worden. Het dwong ons om het onderzoek buiten de plaatsen delict voort te zetten. We moesten werken met de informatie die we zonder de aanwezigheid op die locaties konden verzamelen. Op alle drie de plaatsen delict werd een zone ingesteld waarbinnen niemand zich mocht begeven, tenzij ik daartoe opdracht zou geven. De toxicologen kregen de opdracht het onderzoek voort te zetten door luchtmonsters te nemen. Ondertussen ontfermde één van mijn andere mensen zich op de man die het voorval had overleefd: de chauffeur. Gemaskerd met een mondkapje startte collega Sandra haar ondervraging, maar kreeg maar de man leek niet bereid of in staat op enige vraag antwoord te geven. Inspecteur Paap wist wel te vertellen waarom:
“Volgens mij heb jij een tolk nodig,” informeerde hij haar nadat hij zijn blik had laten glijden over het Poolse kenteken. Het advies werd opgevolgd zodat het aantal mensen op deze zaak met één tolk werd verrijkt. Maar ook hij kreeg geen zinnig woord uit de chauffeur. De Pool bleef maar een beetje met zijn handen zwaaien en naar zijn oor wijzen. [AANWIJZING] De Poolse trucker was doof.

<DROEGEN DE BRANDWEERMANNEN BESCHERMENDE PAKKEN?>
Bij het korenveld was de pers beter in staat zich tussen de werkzaamheden te mengen, al werden zij ook daar door bewaking op afstand gehouden. Koen Voet liet zich er echter niet door afleiden en had reeds contact gezocht met de brandweercommandant. Ook Koen werd verzocht zich niet meer binnen de vastgestelde zone te begeven totdat duidelijk was dat er geen ‘vuiltje’ aan de lucht was. Aan de brandweer legde hij de vraag voor of hun mannen beschermende pakken droegen bij de werkzaamheden bij het autowrak. Dit bleek niet het geval. Toen ik van deze informatie op de hoogte werd gesteld nam ik contact op met de commandant en verzocht hem zijn mannen in quarantaine te laten plaatsen. In het telefoongesprek met Koen dat daaraan vooraf was gegaan liet hij me wel nog iets anders ontvallen: het was één van de brandweerlieden opgevallen dat ‘Superman’ niet mijlen recht achter, maar vrijwel [AANWIJZING] direct naast de auto had gelegen.

<ANDERE SLACHTOFFERS MET TATOEAGES?>
Na mijn gesprek met Koen sprak ik één van de toxicologen via de communicatieapparatuur:
“Is één van jullie opgevallen of de vrouw en het ambulancepersoneel of gemerkt zijn met opvallende tatoeages?”
Ook Koen kreeg die vraag van mij eerder voorgelegd. Hij liet dit navragen bij het team dat het ‘korenveldteam’ was gedoopt. Zijn eigen team had hij het ‘remspoorteam’ genoemd. Op beide vragen kwam terug dat er geen opvallende tatoeages te vinden waren. Dat wil zeggen: tatoeages die buiten de kleding opvielen. Agatha Loon op Toom kon daar natuurlijk nog nader onderzoek naar doen door onder de kleding van de slachtoffers te zoeken, maar die permissie had ze op het moment niet. De toxicologen liepen al genoeg gevaar door hun eerdere aanwezigheid op de rampplek. Eén van hen kwam met opvallend nieuws naar buiten. Via mijn oortje hoorde ik hem zeggen:
“Er zal een arts aan te pas moeten komen om het te bevestigen, maar als u het mij vraag is Anna bezweken aan [AANWIJZING] de hartkwaal waar ze al langer aan leed. Toen ze ineen zakte greep zij naar haar borststreek.”

<VOGELS OORZAAK VAN VERONGELUKTE TRAUMAHELIKOPTER?>
Eén van de toxicologen informeerde mij dat er een mogelijkheid bestond om een luchtdichte tunnel uit te rollen naar de verongelukte man. Zo hadden we de man alsnog kunnen bereiken en eventueel hulp bieden, mocht het slachtoffer daadwerkelijk in leven zijn geweest. Deze optie achtte ik te onnodig. Deze man kon omstanders enkel maar verder in gevaar brengen als hij al echt een virus bij zich droeg. Ik overwoog de keuze opnieuw, maar ik kon mij er niet toe brengen het verzoek ten uitvoer te brengen. Bovendien moest die tunnel besteld worden en zou nog een paar uur op zich laten wachten voordat deze ter plekke was. De situatie van de man kon in die tijd al zijn verslechterd en het eventuele virus kon zich hebben verspreid. Al viel het me wel op dat de aanwezige wind nog geen nieuwe slachtoffers onder mijn mensen had geëist. Meer en meer begon ik het vermoeden te krijgen dat we hier helemaal niet met een virus te maken hadden. En om mijn vermoedens bevestigd te krijgen belde ik Koen van het ‘remspoorteam’.
“Wat weet jij inmiddels te vertellen over het ‘korenveldteam’?”
“Daar is nog weinig nieuws naar buiten gekomen,” antwoordde deze.
“…sinds de zone is opgeworpen waarbinnen zich geen mensen mogen bevinden om zich over de slachtoffers en de toedracht te buigen ligt het onderz-,”
Plotseling was er een stilte ontstaan aan de andere kant van de lijn.
“Koen?”
Niets.
“Koen?” vroeg ik kort daarop opnieuw.
“J-ja, excuus. Ik ben hier nog,”
“Wat is er?”
“Nou, ik bedacht me net dat het ook goed zou kunnen zijn dat de helikopter in problemen kon zijn geraakt door vogels. Daar stikt het hier namelijk van.”
Ik stuurde een toxicoloog naar Abdel  Dezertecon Kretonshos die in het ‘korenveldteam’ zat en liet hem een extra beschermend pak meenemen. Een half uur na aanvang van hun onderzoek kwamen zij met de conclusie dat er dode vogels waren gevonden rondom de gecrashte helikopter. De sporen van verenvet op de wieken bevestigde deze relatie. Maar er was nog meer: Abdel had in het veld een [AANWIJZING] nieuw lijk gevonden.

<HOE WAS DIT NIEUWE LIJK ER AAN TOE?>
Het lijk betrof opnieuw een man en lag precies tussen de koren naast de weg verborgen, dicht bij de plek waar de automobiliste tegen de boom was gereden. Deze man was een veel betere kandidaat om te zijn aangereden door de vrouw; zijn benen lagen in een brede spagaat en zijn arm zat lelijk achter het lichaam geklemd. De aarde waarop de man lag was zwartrood gekleurd. Ook de nek van de man lag helemaal open en werd deels doorboord door een bot dat uit zijn schouder stak. Hij moet zwaar door de auto getroffen zijn en was vast gekatapulteerd richting het korenveld geslingerd. Sommige toppen van het koren leken in rode verf te zijn ondergedompeld door het bloed dat hij in zijn vlucht verloren had. De focus op de twee andere slachtoffers hadden de onderzoekers blind gemaakt om dit eerder in het oog te doen springen. Toen ik de foto van het nieuwe lijk op mijn I-Phone opende die Abdel mij had opgestuurd, schrok ik me wezenloos:
[AANWIJZING]
“Dit was precies dezelfde man als de man met de tatoeage!”

<WAAROM LAG PRIMAIR SLACHTOFFER NAAST DE AUTO?>
De angst sloeg me om het hart. Ik werd bevangen door een misselijkheid die me van mijn maag naar mijn keel greep en mij even van de wereld bracht. Lesley, die ik de foto van laten zien, begreep daardoor ook waarom ik van streek was. Hij bood mij een glas water aan, zodat ik even de kans kreeg om weer bij zinnen te komen. Ik ging erbij zitten en streek met de binnenkant van mijn duimen langs de rug van mijn neus in een poging de wereld om mij heen weer scherp te krijgen.
“Gaat het wel?” vroeg Lesley mij.
“Jawel. Het gaat wel weer. Het is gewoon die Magere Hein,” tussendoor nam ik een slok.
“…die vent speelt gewoon een spelletje met ons.”
Mijn telefoon ging. Het was Abdel.
“Foto ontvangen?”
“Ja,” verzuchtte ik, maar ik hield nog even mijn mond over de gelijkenis met het andere slachtoffer. Daarover begon Abdel zelf. Nu hij daar toch in zijn pak rondliep, had hij zich willen vergewissen hoe het primaire slachtoffer dan op die rare plek terecht was gekomen.
“Ik krijg het suikerbruin vermoeden dat het eerdere slachtoffer dat naast de auto werd gevonden, een passagier moet zijn geweest die uit de auto was gedonderd.”
“Dat verklaart in elk geval de afwezigheid van de verwondingen Abdel. Bedankt.”
Lesley keek me afwachtend aan daar hij ons gesprek niet kon horen. Abdel vervolgde:
[AANWIJZING]
“Als ik niet beter zou weten zou ik denken dat de man die werd aangereden vanuit het niets uit het korenveld de weg op was gestapt.”

{KWADE GEEST}:
Eén van de toxicologen was naar mij toegekomen.
“Inspecteur. De luchtmetingen hebben vooralsnog niets verdachts uitgewezen. Is er iets specifieks dat u op dit moment onderzocht wilt hebben?”
Ik keek op van de foto die ik nog eens op mijn I-Phone had opgeroepen.
“Euh,” dit inzicht en deze vraag moest ik even verwerken.
“Nee, niet direct.”
De man knikte, maar maakte nog geen aanstalten om zich van mij te verwijderen. Mogelijk dat hij mijn twijfel had opgemerkt.
“Wat denkt u, is het veilig om de zone op te heffen?”
Ik keek hem aan en kreeg eerst een woordeloos antwoord. Hij hief zijn armen en schouders op ten teken dat hij het niet wist. Het was ook mogelijk dat hij er wel een mening over had, maar de verantwoordelijkheid niet op zich durfde te nemen. Uiteindelijk nam ik het risico.
“Geef het vrij! Laat een arts controleren of hij nog iets voor Anna of het primaire slachtoffer kan betekenen.”
Een tijdje later stond ik zelf over de vreemde man gebogen die nog even doods en roerloos lag als we hem eerder hadden aangetroffen. Wat had Anna dan in hem gezien? Had een kwade geest de man bezeten en was hij helemaal niet dood? Een antwoord op die eerste vraag zouden we natuurlijk nooit krijgen te weten. Met de foto van de I-Phone in mijn ene hand en het zakje met de foto van Magere Hein in de andere keek ik naar de dode man en dacht hardop:
“Waarom dood je ons, terwijl je zelf gered wil worden?”
Op dat moment zag ik op de foto van de verongelukte man bij het korenveld dat we iets over het hoofd hadden gezien. Dat litteken in de wenkbrauw … dat heeft hij niet door het auto-ongeluk opgelopen. [AANWIJZING] Dit was zijn tweelingbroer!

<WAT IS DE VERKLARING VAN DE POOLSE TRUCKER?>
Anna was dood, zij was bezweken aan een hartinfarct;  de ambulancebroeders stierven in een ongeluk met de Poolse trucker; de helikopterpiloten waren in het korenveld neergestort door toedoen van een zwerm vogels; de vrouwelijke automobilist en de tweelingbroer waren door de auto-ongeluk op het leven gekomen. Tot zover had ik voor ieder slachtoffer dat vandaag was gevallen een verklaring kunnen vinden. Dus waardoor was de getatoeëerde man omgekomen? Was hij werkelijk een soort Superman die een duistere kracht mee zich meebracht naar de locaties waar de slachtoffers vielen? Wellicht dat die Poolse trucker ons nog iets duidelijk kon maken. Behalve en Poolse tolk was inmiddels ook een Poolse doventolk gearriveerd, dus ik kon de tolken eens gaan vragen wat ze tot dusver te weten waren gekomen.
“Ik kan u verzekeren, meneer de inspecteur, dat de Poolse man u van weinig nuttige informatie kan voorzien,” begon één van de tolken.
“Hij is niet alleen zo doof als een Poolse kwartel, maar ook zo dronken als een Oost-Europese tor.”
Het was duidelijk dat met hem geen land te bezeilen viel.  De Poolse chauffeur werd overgedragen aan mijn collega’s die zich verder over hem zouden ontfermen. Hij speelde in het onderzoek verder niet meer mee. Ondertussen had het ‘remspoorteam’ de draad van het onderzoek opgepakt waar zij deze eerder moesten laten vallen toen de verboden zone werd ingesteld. Koen had het autowrak laten onderzoeken. Daar hadden zij een rozet ontdekt in de deur van de passagierszit die erop kon duiden dat de ‘Superman’ van dit onderzoek [AANWIJZING] in de auto zat, terwijl de vrouw zijn tweelingbroer aanreed.

<IDENTITEIT TWEELINGBROERS?>
Nu moesten we het toch onderhand wel zeker krijgen: wie waren deze twee mannen die zo op elkaar leken? Een kort en eenvoudig onderzoek bracht ons al gauw veel duidelijkheid. Bij de beide mannen werd een paspoort gevonden. Het waren inderdaad twee tweelingbroers: Dinand en Damian Spring in ’t Veld. Dinand was met zijn 26 jaar de jongste en was degene die uit de auto was gevallen. De oudere broer van 31 was het slachtoffer geworden van de aanrijding. De vrouw werd ook geïdentificeerd. Haar naam was Olga de Vrede. Abdel had laten uitzoeken hoe de oudste broer voor de auto terecht kwam. In een pad dat tussen de korenvelden liep was [AANWIJZING] zijn schoenspoor aangetroffen.

{LANDBOUWCONTRACT}:
Het werd nu wel tijd dat ik mij naar de oorspronkelijke plaatsen delict zou verplaatsen. Agatha Loon op Toom kon de autopsie aanvangen met haar team en wie weet zou ik een beter beeld van het geheel krijgen in het korenveld. Zo liep ik de patholoog anatoom ook niet in de weg. Aangekomen op bij de landbouwgronden viel mijn blik als eerste op de blauwgele puinhoop die zich in het korenveld had opgestapeld. Het waren de brokstukken die over waren gebleven van de gecrashte traumahelikopter. Niet lang nadat ik mij tussen mijn collega’s voegde speculeerden wij aan de koffie in één van onze bussen over hoe deze aanrijding tot stand was gekomen. Aan de wand van de bus hing een monitor waarop het laatste nieuws te volgen was.
“De brandweer heeft het druk vandaag,” merkte Abdel op en wees met zijn pink naar de beelden van een brandend gebouw in Gohes City terwijl hij een plastic beker naar zijn mond bracht.
“Weet je,” sprak Koen tegen Abdel.
“Zou het niet zo kunnen zijn dat die Dinand en Olga een getrouwd boerenstel waren die wraak wilde nemen op de tweelingbroer? Ik stel me iets voor dat ze vochten om een landbouwcontract over de verdeelde kavels…”
Koen kon zijn stelling niet afmaken. Met een bovenlip die nog vochtig was van de koffie onderbrak Abdel hem:
“Olga was een vrouw van achter in de vijftig. Bovendien zou dat nog niet de foto van Magere Hein verklaren.”
“Wacht eens,” kwam ik de twee collega’s tussen beide en zette de tv iets harder. In de uitzending werd iets gezegd over [AANWIJZING] verongelukte brandweermannen in een brandend kantoor.

<GRAANCIRKELS?>
“Die Magere Hein speelt met levens,” bracht Abdel droog naar voren en Koen verslikte zich. Ik keek even in zijn richting en trok één wenkbrauw naar hem op.
“Maak er maar grapjes over. Er zijn ondertussen al heel wat middelen aangeboord om schot te kunnen krijgen in deze zaak,”
“Werd ik geroepen?” het was onze schotrestenonderzoeken Lesley Spandabot die zich voor de opening van de bus had opgesteld. Ik bood hem een kop koffie aan en liep de bus uit. Het werd tijd om nieuw licht op de zaak te krijgen. Het had eigenlijk al veel te lang geduurd voor we ons konden concentreren op de details die zich hier in de korenvelden afspeelden.
“Is er al gezocht naar graancirkels?” vroeg Lesley en het was alsof hij mijn gedachte las.
“Nee,” antwoordde ik hem.
“…maar ik heb al een paar keer overwogen om Achmed bij de zaak te betrekken. Er gaat iets bovennatuurlijks vanuit.”
In de late middag hebben we nog lang gezocht naar aanwijzingen in de buurt van de boom waar de auto op was gecrasht. Abdel heeft de aanwezigheid van graancirkels kunnen uitsluiten en heeft het pad geprobeerd na te trekken waarover Damain Spring in ’t Veld had gelopen (hoe kom je op zo’n naam?). Tijdens zijn sporenstudie ontdekte hij dat deze oudste broer voortdurend had gerend. [AANWIJZING] Het leek wel of de man haast had.

<RELATIE TUSSEN OLGA EN DE TWEELING?>
Van Olga was overigens geen verband te vinden tussen haar en de tweelingbroeders. Het zou mij niets verbazen dat zij voor hen een volkomen vreemdeling was en Dinand had opgepikt om [AANWIJZING] hem een lift te geven of ergens mee te helpen.

<WAT WAS AAN DE ROZET IN DE AUTO TE ZIEN?>
Bloedspatanalist Lesley Spandabato was nu de aangewezen persoon om het wrak aan een deskundig blik te onderwerpen. Hij mocht eens gaan uitzoeken of er bloedmonster genomen konden worden die het onderzoeken waard waren. De barst in de vorm van een rozet in het glas van de portier had zo’n bloedvlek. De inzittende moest dus bij de aanrijding tegen de deur zijn geknald voordat deze eruit viel. Zou Superman dan toch gewond zijn? Dat liet ik eens navragen bij Agatha. En inderdaad, onder de bos haar van Dinand was een hoofdwond gevonden. Ik had ook nog eens contact gezocht met de brandweercommandant en condoleerde hem met het verlies om een paar van zijn mannen die gesneuveld waren. Eerst hadden zij hun leven gewaagd in een situatie waar zowat de pleuris was uitgebroken, vervolgens waren ze in quarantainne gezet en nu waren er ook nog mannen van hem omgekomen in een fikse brand. Natuurlijk wilde ik wel weten wie deze omgekomen brandweerlieden waren, maar ik trachtte daar in eerste instantie niet te veel nadruk op te leggen. Totdat hij er zelf mee kwam. En wat bleek: hij had acht man verloren. De vier man die de brand wel hadden overleefd [AANWIJZING] waren de mannen die eerder Olga de Vrede uit de auto bevrijd hadden!

<TIJDSTIP DAT SLACHTOFFERS ZIJN GESTORVEN?>
Hieruit concludeerde ik dat Olga wél bevrijd mocht worden, maar eenieder die Dinand te hulp schoot moest sterven. Anna Toxomia had immers om een arts gevraagd toen ze zei dat Dinand nog tekenen van leven vertoonde. Misschien was het wel een geluk geweest dat ik zoveel gevaar had gezien in de mogelijke aanwezigheid van een biologisch virus, dat ik daarmee mijn mensen en andere omstanders op afstand liet houden, anders had de arts ook gestorven in zijn poging om Dinand hulp te bieden.En wie weet met welke reddingspogingen we nog meer te maken hadden gekregen. Al moet ik zeggen dat ik ook weinig trek had in de nationale hysterie die kon ontstaan als die situatie nog langer had geduurd en er evengoed nieuwe slachtoffers zouden vallen. We waren nog niet helemaal van de pers af, maar onze woordvoerders kregen al een minder heftig vragenvuur te verduren nu de verboden zone was opgeheven. Terug naar het primaire plaats delict: wisten we bijvoorbeeld al wanneer Dinand was gestorven? Gebeurde dat toen de auto verongelukte of was dat voor die tijd al gebeurd? De aangewezen persoon die ons daar antwoord op kon geven was pathologe Loon op Toom. Zij moest de autopsie zijn gestart en al wat meer te weten zijn gekomen over de precieze doodsoorzaak van Dinand. Maar op het moment dat ik contact met haar zocht, kreeg ik een heel ander persoon aan de lijn. De man was bijna niet te verstaan. [AANWIJZING] Op de achtergrond was een hoop geschreeuw te horen terwijl de man zelf ook in paniek was. Mijn hart bonste in mijn keel, ik had die mensen daar aan hun lot overgelaten. Wat was daar in vredesnaam aan de hand? Maar nog voor ik de kans kreeg daarover door te vragen werd de verbinding verbroken. Ik zou voorlopig niet krijgen te weten wanneer Dinand was gestorven. Er bestond een kans dat er bij de autopsie nieuwe slachtoffers gingen vallen.

<WAAROM IS ER VIJF JAAR VERSCHIL TUSSEN DE BROERS ALS ZE EEN TWEELING ZIJN?>
Ik stapte in mijn bolide en vroeg Koen, de sterkste man van mijn team, met mij mee te komen. We moesten als de sodemieter naar het GCFI (*). Koen reed. Zo kon ik onderweg de communicatie met mijn manschappen opzetten. We hadden geen benul wat er zich daar afspeelde, maar te oordelen aan de chaos die ik aan de andere kant van de telefoon had gehoord, leek  het mij verstandig een paar man op te trommelen.
“Inspecteur,” vroeg Koen mij nadat ik de telefoon ophing.
“Koen?”
“Is u niets bijzonders opgevallen aan die twee broers?” begon hij en aan zijn gezicht kon ik al zien dat hij wat voor ons had.
“Dat één van de twee mannen een één of andere Superman lijkt te zijn?” probeerde ik.
“Nee, nee, nee. Er klopt iets niet aan die mannen!”
“Dat was mij ook al opgevallen Koen.”
“Hebt dan u ooit wel eens een tweeling ontmoet die VIJF jaar onderling verschillen?”
Het was eruit. Koen had de vraag gesteld waar wij allen al veel eerder op moesten zijn gekomen. Ik haalde direct de fragmenten terug waarbij ik de foto van Damian vergelijk met het aangezicht van Dinand. Damian was zwaar verminkt, maar leek uiterlijk als twee druppels water op zijn broer. De hele situatie rondom de slachtoffer had ons verder blind gemaakt om de simpelste details over het hoofd te zien.
“Maar als de twee broers geen tweelingbroers zijn,” ik was nog bezig om deze feiten te rijmen. Koen glimlachte van oor tot oor, maar hield zijn blik op de weg.
“…hoe kunnen die mannen dan als twee druppels water op elkaar lijken?”
“Toeval?” het was Koen’s beurt iets te proberen. Het verminkte gezicht van Damian kon ons gemakkelijk op het verkeerde been  hebben gezet, maar was het echt mogelijk dat twee broers met een onderling leeftijdsverschil van vijf jaar zo op elkaar leken? Naar mijn smaak zat deze zaak een beetje te vol van [AANWIJZING] toevalligheden.

<IS ER SPRAKE VAN EEN TIJDREIZIGER?>
“De ouders zullen de tweeling niet door een tijdreis uit elkaar getrokken hebben. Daarbij, dat zou de geboortedata op de paspoorten niet beïnvloeden,” ik mijmerde eigenlijk maar wat. De broers leken gewoon verschrikkelijk veel op elkaar zodat we zijn gaan denken dat het een tweeling betrof. De waarheid was dat Damian gewoon te zwaar verminkt was om de uiterlijke verschillen te kunnen zien. Zouden beide heren uiterlijke goed met elkaar te vergelijken zijn geweest dan hadden we beslist eenvoudiger kunnen zien waarin de broers verschilden.
“Zet het uit uw hoofd inspecteur. Het is geen tweeling. Van een tijdreis is ook geen sprake. Al weet je het in Gohes City maar nooit.”
“Maar dan is er nog iets anders wat mij dwars zit.”
“En dat is?” reageerde Koen. Ik pruilde m’n lippen even om de smaak te proeven van hetgeen mij bewoog:
“Die tatoeage en die pennen … daar hebben we nog altijd geen duidelijkheid over.”
“U maakt zich druk over een beetje [AANWIJZING] onderhuids gif?” keek even van zijn stuur naar mij.
“Ik ben met u eens dat…” ik liet hem zijn zin niet afmaken.
“Koen, ik kan je wel zoenen,” ik schoot in mijn uitlating zowat door het dashboard. Mijn collega had mij een ingeving gegeven waardoor ik de relatie met de tatoeage en de vreemde dood van Dinand begon te zien. Als Dinand al dood was.

{VERVLOEKTE TATOEAGE}:
Die vervloekte tatoeage ook! Ik had direct door moeten hebben dat er hogere machten in het spel waren. Die Dinand had vast een tatoeage laten zetten in Myanmar (**) en was van het vliegveld opgehaald door een kennis . Dat moest dan die Olga zijn geweest. Ze waren op weg naar huis toen de vloek begon te werken en verreiste dat Olga doorreed naar het ziekenhuis. Alleen stak broer Damian – heel toevallig – tussen de korenvelden de weg over en BENG!  Een bizarre theorie die in Gohes City niemand echt zou verbazen en toch niet de ware toedracht zou verklaren. Aangekomen met Koen en mijn manschappen in het GCFI stormden wij de afdelingen over, onderweg naar de autopsiekamer. Met de gewapende collega’s voor mij waren Koen en ik beschut. En toen, niet ver van de ruimte waar de lijkschouwing werd verricht, hoorden wij een angstige stem:
“Kijk uit! Daar gaat ie! Straks [AANWIJZING] bijt hij jou ook!”

{GIFTIGE SLANG}:
“Dinand en zijn oudere broer Damian Spring in ’t Veld waren twee fanatieke hardlopers. Op die noodlotige vrijdagmorgen hadden zij zich door de lentezon laten verleiden om tussen de korenvelden nabij Gohes City te gaan sporten. Op de weg, waar wij nu staan, werd de jongste broer ineens gebeten door een exotische slang die tussen het koren vandaan was gekropen. Het was dezelfde slang waarvan we eerder deze week op het nieuws hoorde dat deze uit de Gohes’ Zoo was ontsnapt. Damian schrok zich wild en had direct door dat het om een giftige soort ging: zijn broer zakte door zijn hoeven en reageerde niet meer. Zowel hij als zijn kleine broertje hadden beide geen telefoon bij zich, dus liet hij zijn broertje achter en zocht voor hulp. Hiervandaan liep hij dat pad op,” ik wees in de richting van een pad dat in de verte bij een afgelegen woonhuis uitkwam.
“…maar daar was niemand thuis. Olga, de automobiliste die bij deze zaak betrokken was, vond Dinand in zijn hulpeloze toestand en moest hebben gedacht dat hij alleen was. Daarop besloot zij hem in haar auto te hijsen en maakte plankgas naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Aan het einde van deze weg draaide zij die verharde weg op en scheurde in de richting van de stad. Daar ontmoette zij Damian, die nog altijd in paniek om zijn broer naar hulp zocht. Hij was via een ander paadje op de hoofdweg beland waar Olga niet meer voor hem wist uit te wijken. Hoe dat afliep weet u reeds.”
Ik keek de boer aan die naast mij aan het veehek gezelschap had gezocht. Hij schudde vertwijfeld zijn hoofd en trachtte te bevatten wat er gebeurd was. We stonden allebei met onze armen over het hek gebogen en tuurde over het koren. De boer had mij aangeschoten, omdat het tumult op zijn land hem ook niet was ontgaan.
“Maar waarom werd die Damian dan niet direct gevonden?”
Ik vertelde hem dat Damian in het korenveld was geslingerd en het ambulancepersoneel, dat na het traumahelikopterincident verscheen, Dinand voor de getroffen Damian had aangezien. Er was nooit verder gezocht naar andere slachoffers. De boer bleef mij meelevend aanstaren. De beelden van de neergestorte hulpverleners leken nog op zijn netvlies gegrift. Verder was zijn gezicht één groot vraagteken. Niet omdat hij het niet snapte, maar gewoon moeite had dit alles te geloven. Een gevoel dat ik met hem deelde overigens.
“Het verklaart ook waarom de toxicologe gedacht moest hebben dat Dinand nog leefde,” en ik wendde mijn blik weer van hem af. Voor mij werd ik begroet door een vogelverschrikker. Een slappe hoed beschemde hem beter tegen de zon dan de hand die ik voor mijn ogen hield. Met een beetje fantasie leek hij ergens wel op die vervloekte Magere Hein. Ook dat zal geen toeval zijn geweest.
“Hoe dan?” vroeg de boer.
“De Burmese slang reisde al die tijd in de broek van Dinand mee. Ook op het kruispunt in de stad heeft deze slang in zijn broek gezeten. Op dat ogenblik was namelijk alleen zijn borst ontbloot geweest. Niemand was op het idee gekomen om onder de rest van zijn kleren te kijken. Maar de slang heeft zich natuurlijk niet continu stil gehouden en heeft geprobeerd te ontsnappen toen Anna Toxomia hem op de aanwezigheid van een biologische virus onderzocht. De slang deed zijn been bewegen…”
“… en deed de specliaste zo de schrik van haar leven krijgen,” vulde de boer mij aan.
“Exact.”
“Maar de tatoeage dan?”
“Dat heeft mij ook wat hersenbrekens bezorgd. Maar aangezien we uiteindelijk in het GCFI met de slang werden geconfronteerd, gaf dit de comateuze Dinand een kans. Hij werd gered dankzij een tegengif en voorkwam de obductie door Agatha. Zij stond juist op het punt om hem open te snijden toen ze bij het verwijderen van de broek met de slang in aanraking kwam. Mevrouw Loon op Toom heeft het voorval overigens overleefd. De man die ik in een telefoongesprek te spreken kreeg was dezelfde man die de slang uit de autopsiekamer wist te verwijderen. Maar man, wat waren ze daar geschrokken!”
“Ja, dat wil ik geloven,” zowel de boer als ikzelf moesten hier erg om lachen.
“De tatoeage?” herinnerde de boer mij nadat we heerlijk gelachen hadden.
“Oh ja, pardon,” en ik had al voorpret voordat ik het de man kon toelichten.
“Tja, dus die Dinand kwam later bij kennis en wist on doodleuk te vertellen dat dit de naam van zijn heavy metal band was!”
Nu als de boer kiespijn had gehad, dan had ik naast de boosdoener in zijn gebit meteen alle vullingen kunnen tellen, zo hard moest hij hierom lachen. Ook ik lachte me suf en boog mijn lijf diep naar achteren om nog ergens een restje adem te vinden.
“Afijn,” mijn kop was zo rood als een biet.
“…daarmee was de tatoeage uitgelegd en natuurlijk ook de afbeelding van de tatoeagepennen. De slang kwam uit Myanmar en het gif van de slang die uit hetzelfde land afkomstig was duidde op het onderhuidse gif waar Koen het eerder over had,” dat detail had ik de boer eerder in ons gesprek al verteld. De boer lachtte nog eens en keek verheugd op naar de strak blauwe lucht.
“Oh wat onbeleefd van me,”  realiseerde de boer zich en stak een hand naar mij uit.
“Ik heb mij nog helemaal niet voorgesteld.”
Begrijpend beantwoordde ik de handreiking en glimlachte hem toe.
“Gsor Russeller (***) is mijn naam.”
Opslag verdween de lach op mijn gezicht en voelde ik mijn hart in mijn borstkast stuitteren. Dit was meer toeval dan ik op één dag aankon.

Beloning gouden tip van ZB 2.675,- toegekend aan Sandra.

(* = Gohes City’s Forensisch Instituut )
(** = voorheen Birma)
(*** = zie VZD 5 )