Lieve lezers,

Ronde 8 van Youzzle’s wedstrijd ‘Nederland schrijft een boek’ is alweer aan de gang. Met nieuwkomer Isabel van Egdom en trouwe deelnemer Johan van de Velde strijden we om de winst om dit hoofdstuk opgenomen te krijgen in het verhaal ‘Wisselwereld’. Sjors Kersten won met het gelijknamige hoofdstuk de eerste ronde en zette daarmee de basis voor het verhaal.

Naar mate we dichter naar het einde komen, en dus steeds meer moeten teruglezen om bijgelezen te zijn en de continuïteit te bewaken, wordt het schrijven van een hoofdstuk ook steeds meer een opgave. Maar ik heb het weer met plezier gedaan en er meer willen instoppen dan er uiteindelijk binnen 5.000 woorden uit is gekomen. Want dat is het maximum aantal woorden waarbinnen je moet blijven. Ik heb me in dit hoofdstuk met name hierop gericht:
– Hoe beleeft Myrthe het ‘buiten de tijd geplaatst zijn’?
– Een vervolg geven op het dichter op de huid laten aansluiten van Myrthe’s catsuit waarmee Isabel geëindigd was.
– Deirdre introduceren.
– Antwoord geven op waarom Evan Luis’ catsuit niet kon vinden.
– En voor mij persoonlijk iets waar ik erg naar toe heb geleefd … wat is de motivatie van Techlab om Procyon te willen perfectioneren? Wat is überhaupt hun doel met dit project? Afijn, met dat laatste kun je natuurlijk nog steeds alle kanten op.

Origineel had ik ook in de planning Luis weer tot leven te wekken in de Wisselwereld, maar schrapte dat plan later. Sorry BoB(*).

Wat ik helaas niet heb kunnen inbrengen, maar er eerst wel half in had zitten waren uitstapjes naar het vervolg van Dytre en zijn gat in de muur. En natuurlijk wat er met Procyon en Evan verder gebeurt.

(* = Luis is niet door mij verzonnen, maar ik durf toch wel te zeggen dat ik zijn karakter flink heb uitgewerkt. Hierbij was BoB een groot voorbeeld.)

Hierbij mijn versie van hoofdstuk 6 in het verhaal Wisselwereld:

( of klik hier voor de YOUZZLE versie )

Toen ze tegen de middag van haar penthouse was vertrokken, was de horizon moeilijk te zien door het stof en de hittenevel, maar bij het oprijden van de Route du Soleil had de laatste koele luchtstroom van die maand de lucht gezuiverd en zag ze in de verte hoe het Rhônedal werd geflankeerd met blauwe bergruggen. De hellingen aan weerszijden waren ruig met bos begroeid en strekten zich uit tot zover het oog kon reiken. Het dal werd doorsneden door de Rhône die de kolkende stroom was die naar het zuiden liep en door de bergen werd gevoed in kracht. Het was afzien geblazen in de drieëneenhalve week die nu zouden volgen. Een genadeloze hittegolf zou vanaf deze dag het onderste deel van Frankrijk in haar greep houden. Toen Myrthe de snelweg verder opreed, werd de bebouwing minder en het natuurschoon uitnodigender. Op nog geen half uur voor twaalf bereikte ze het breder wordende asfalt dat een nieuwe aansluiting op de autoroute naar de zon markeerde. Met dit verschil dat ze van de zon afreed naar het noorden, als je tenminste mag aannemen dat je voor de meeste zon aan de Middellandse Zee moest zijn. De stad Lyon onderbrak die route, waar de tolpoorten mede hun bestaansrecht aan te danken hadden. Binnen de stad werd geen tol geheven, dat betaalde je voor de Route du Soleil. Myrthe had eigenlijk net zo goed de zuidelijke tolpoort kunnen kiezen voor het doel waarvoor ze hier kwam. Maar omdat de noordelijke haar hier naar 25 juli had gebracht, vertrouwde ze erop dat deze haar ook weer terug naar 19 augustus zou kunnen brengen. Hoe wist ze alleen nog niet.

Met gepaste snelheid volgde ze de verkeerstroom naar de poorten. Niet dat het wat uitmaakte hoe snel zij reed, want ze leek toch geen deel uit te maken van deze wereld. Ze deed dit uit gewoonte en het misstond hier niet. De overige weggebruikers weken in ieder geval niet voor haar uit en reden blind door haar heen. Daar was ze ook nog niet compleet over uit; op de één of andere manier moest Myrthe naast de tijd zijn geplaatst. Hoe had ze dat nou voor elkaar gekregen? Waar ze ook ging of wat ze ook deed, er was niemand die opkeek van haar acties. Evenmin keken mensen naar háár om. Voor hetzelfde geld had ze hier in haar blote kont kunnen rondwandelen. Nu, dat scheelde met haar catsuit toch niet zoveel.
Myrthe hield halt op het uit asfalt bestaande plateau, nam haar helm af en overdacht haar opties. Wat kon ze hier nu uitrichten? Iets zei haar dat dit de juiste plek was geweest om naar toe te rijden, maar een stevig argument voor het ‘waarom’ had ze niet. Ofschoon het bijna twaalf uur was, was dit de volstrekt verkeerde dag om Dytre te ontmoeten voor die vervelende afspraak. En al had ze die confrontatie met hem aan kunnen gaan, ze kon zich moeilijk naar haar eigen tijd flitsen door even met haar vingers te knippen. De péage  moest haar dit antwoord gaan geven, was ze van mening. Door de slagbomen gingen de automobilisten, veelal bestaande uit toeristen, af en aan. Myrthe zocht de tolhokjes af door er vanuit een ontspannen houding naar te kijken en sprak haar pak aan om eventuele mogelijkheden af te tasten. Niets. Statische betonnen huisjes waren het. Er was niets magisch aan. De monotone wijze waarop de slagbomen om beurten op en neer sprongen begonnen haar zelfs te irriteren. En toch had het erop afrijden haar de eerste keer naar hier gebracht. Procyon was opslag verdwenen en met hem was het grillige toneel van verkeersslachtoffers door hun achtervolging schoongeveegd zodra ze door één van die poorten was gegaan. Ook dat gegeven stond haar niet aan. Waarom kon zij wel door zo’n poortje naar een andere tijd bewegen en bleef dat duistere figuur dat haar op de hielen zat achter in de andere wereld? Hier zag zij hem immers niet. Een logische gevolgtrekking kon zijn dat hij haar naar deze wereld zou volgen om hier alsnog korte metten met haar te maken.

Hij was zeker tien keer sterker dan haar, dus waar bleef hij nou met zijn superkrachten? Of dat überhaupt hout sneed wist Myrthe niet. Evenmin wist ze of het wel betekende dat hij minstens over dezelfde capaciteiten moest beschikken als zij inmiddels bij haarzelf had ontdekt. Zij droeg een catsuit dat haar die vermogens had gegeven. Maar wat Procyon precies moest voorstellen was Myrthe nog niet volledig over uit.
Op dat ogenblik staarde ze naar haar armen en kwam tot een griezelig inzicht. Bevend liet Myrthe haar stuur los en hield haar handen onvast voor zich. Ze draaide haar polsen naar binnen, aanschouwde ze en zag vol verbijstering hoe haar lichaamshaar door het catsuit stak. Ook ontwaarde ze door de zwartroze stof heen de paar kleine moedervlekjes op haar onderarmen en het beetje littekenweefsel dat haar bleef herinneren aan dat moment dat zij zich aan de ovendeur had verbrand. Opnieuw kreeg ze het warm en begon zichtbaar te transpireren. Parelend zweet drong door het catsuit heen en werd aan de oppervlakte zichtbaar. De stof was zich verder om haar huid gaan aanspannen en was er nu compleet één mee geworden. Strakker dan dit kon het catsuit gewoon niet worden, en het voelde werkelijk alsof ze naar haar eigen huid keek, maar dan de zwartroze versie daarvan. Myrthe begon te trillen. Het bracht haar tot het besef dat ze wilde weten hoe de rest van haar lichaam hierop had gereageerd. Even slikte ze en keek vervolgens naar beneden. De beheersing op haar ademhaling was ze al langzaam aan het verliezen. Waar ze even bang voor was geweest werd namelijk bewaarheid; van haar dijen tot haar heupen en haar borsten, ja zelfs het meest intieme plekje, het liet allemaal even weinig aan de verbeelding over. Het catsuit was overal om haar heen samengesmolten. Haar lijf zat er nog bloter bij dan ze ermee het strand op had gedurfd. Myrthe was gewoon poedelnaakt!

Volslagen in paniek stapte ze van haar motor af en deed een paar passen naar achteren. Het was alsof ze ervoor wilde wegstappen, maar het ding had natuurlijk niks verkeerd gedaan. Het enige wat ze er echt mee bereikte was dat haar motor op de grond stuiterde. Ze had in haar ontsteltenis vergeten het op de standaard te plaatsen. Uit schaamte hield ze haar handen voor haar intieme delen en drukten haar dijbenen bij elkaar. Verwilderd keek ze om haar heen en smeekte bijna dat niemand haar had kunnen zien. In elk geval niet zo. Ze was bloot en dacht dat ze er uit moest zien als  een monster. Haar ogen schoten van links naar rechts. Een reactie van het reizende volk om haar heen bleef echter uit. Auto’s draafden voort naar en van de tolpoorten. Een jongetje kwijlde in haar richting tegen het raampje van een portier, maar dat was slechts omdat hij sliep en op was van de laatste vakantiereis die hij met zijn ouders wenste te maken. Zijn moeder zat verveeld haar haardos te bloemschikken terwijl ze op haar arm leunde tegen dezelfde kant van de auto. En haar man achter het stuur leek de intentie te hebben slecht weer mee naar huis te nemen voor zijn collega’s. Hadden ze hem maar niet moeten bellen tijdens zijn vakantie. Een nieuwe met uitlaatgassen vervuilde luchtstroom beroerde Myrthe en maakte dat ze die kant op keek waar de oorzaak vandaan kwam. Instinctief was ze toch van de stationwagen, die haar juist voorbij reed, opzij gestapt en ze zocht in de achteruitkijkspiegel naar de bevestiging dat ze niet was gezien. En ook die persoon had zijn blik op oneindig en leek Myrthe in het geheel niet te hebben opgemerkt, althans dat dacht ze. Misschien had hij wel eerder in zijn spiegeltje gekeken dan zij naar hem keek. Ze draaide om haar as en voelde zich doodongelukkig. Haar hart begon als een bezetene in haar borstkas te kloppen en een ongecontroleerdheid in haar ademhalen bracht een lichte hyperventilatie op gang. Juist in deze situatie zouden alle hoofden nu haar kant op moeten staan. In haar verwachting van het slechtste in de mens zouden ze altijd erger hebben gereageerd dan ze in werkelijkheid zouden doen. Met een duivelse schaamteloosheid hadden ze haar dan in een kring staan uitlachen. Met name de mannen zouden zich naar voren hebben gedrongen om maar zoveel mogelijk van haar te zien en haar gebiologeerd aan te staan gapen. Met een beetje geluk was er dan een vrouw of misschien zelfs wel een gentlemen die met een jas op haar af kwam stappen en haar toedekkend uit de menigte zou wegleiden. Niets van dat alles gebeurde. Myrthe werd volkomen genegeerd.

Huilend met een stroom dikke tranen bleef ze in afwachting van al die gebeurtenissen. Ze hoopte bijna dat mensen zo zouden reageren. Want als er ook maar iemand was die op haar af kwam stappen dan betekende dat in ieder geval dat ze gezien was. En belangrijker: dat ze bestond. Liet het maar de meest vernederende gebeurtenis zijn die ze in haar leven had meegemaakt. Alles beter dan dit. Nu gierde er een mix verscheurende gevoelens door haar lijf en brachten een eindeloze emotie van eenzaamheid teweeg. Snikkend zakte zij op haar knieën en begroef haar gezicht in haar handen. Ze miste Evan en wist noch hoe ze hem kon helpen noch hoe ze hier uit deze wisselwereld kon geraken. Myrthe was de wanhoop nabij.

Er ging zeker een minuut of vijf voorbij voordat Myrthe zich hervond. Het had haar echter veel langer geleken. Stijfjes en schokkerig als een pas geboren veulen raapte ze zichzelf bijeen en stond wankel op. Bloed steeg haar direct in rap tempo naar het hoofd. Sterretjes in haar zicht informeerde haar dat ze te snel was opgestaan. Moeizaam tuurde ze door de waas die voor haar ogen hing. De hitte van de dag werkte daar niet in mee. Ze snoof luidruchtig de zoute tranen weg en zonder dat ze nu direct wist wat haar te doen stond, herstelde zij zich aardig. Het kon haar ook geen barst meer schelen eigenlijk. Fijn, dacht ze. Dan zouden ze haar maar zien! Belangrijker was dat ze een weg naar haar eigen tijd vond. Dan kon ze daar haar blote achterste bij Dytre laten zien en hem vervolgens zo’n harde rottrap tussen de benen verkopen dat hij snakkend naar lucht opdracht zou geven aan zijn mannen om Evan vrij te laten. Prioriteit had nu daar te geraken. En als ze eenmaal terug in haar eigen vertrouwde wereldje was en aan alle verplichtingen had voldaan dan eiste ze alsnog dat haar verjaardagsfeest gevierd werd.
Myrthe kookte. Wijdbeens en met gebalde vuisten stond ze woest tegenover de poorten met rechts van haar op de grond haar motor. Ze raapte deze van het asfalt, wierp haar lange stelten eromheen en startte haar motor, vastberaden dat te doen wat ze in haar hoofd had. Zodra één van de slagbomen omhoog zou komen en de enige auto die ervoor stond erdoor zou gaan, zou zij er met een noodvaart langs glippen. De keer dat ze door Procyon achterna gezeten werd werkte dit ook. Toen was het een noodgreep, nu een bewuste keus. Een automobiliste had juist haar kaartje ontvangen en Myrthe zag hoe haar hand door het raampje van het bestuurdersportier verdween. In dezelfde seconden dat die warme banden hun rollende bewegingen vervolgden gaf Myrthe vol gas. Ze trok snel op en had binnen geen tijd de snelheid bereikt waarmee ze ook de auto zou passeren. De schaduw van de rechtopstaande slagboom gleed nog maar net over de achterbak van deze vakantiegangers toen de weerkaatsing van het licht uit Myrthe’s koplampen op z’n felst het kenteken bescheen. Haar skinny catsuit had haar reeds verwittigd dat ze nu precies genoeg ruimte zou hebben om langs de achterkant het brede wegdek op te scheuren. De uittekening van hoe de materie stroperig om haar heen zou samenpakken om haar terug te tillen naar haar eigen dimensie bleef echter uit. Ze zoefde op een haar na tussen het beton van de tolpoort en de achterbumper door. Myrthe had het gas losgelaten, terwijl de vakantiegangers juist vol gas doorstoomden naar hun thuisadres. Ze draaide haar motor in een U-vorm om haar eigen as en wenste het resultaat te zien van haar actie.
“Hou maar op tante,” klonk schielijk een matte vrouwenstem achter haar, “… wat je nu doet heeft niet zoveel zin.”
Verschrikt trok Myrthe haar helm af en keek om. Op een afstand van zo’n dertig meter achter haar zag ze een vrouw die op haar af kwam lopen. Te oordelen aan haar huidskleur en bouw moest ze van Spaanse afkomst zijn, al was ze modieus gekleed als een Fran?aise. Ze droeg een nauwsluitende broek van een soort spijkerstof die bij de broekzakken wat wijder was. Daarbovenop had ze een glinsterende zalmkleurige blouse aan met allerlei franjes. Ze had kort kastanjebruin haar dat haar mokka huid accentueerde en keek met twee diepbruine kijkers de wereld in. Haar leeftijd liet zich moeilijk raden. Duidelijk was wel dat trouwe huidverzorging gemakkelijk vijf tot acht jaar van haar werkelijke leeftijd aftrokken zodat ze dichter bij de achtentwintig moest zitten dan de tien jaar daarboven.
Maar sprak deze persoon nou echt tegen haar? Dat zou dan wel eens kunnen betekenen dat ze weer in haar eigen dimensie was beland. De boodschap dat iets geen zin had bleek haar uitwerking te missen en ontging Myrthe volkomen. Myrthe was zo vol hoop dat haar hart een sprongetje maakte. Ze keek links- en rechtsom om te zien of ze nog iemand anders kon ontdekken aan wie deze woorden gericht konden zijn. Buiten de voorbijtrekkende automobilisten was er geen persoon te met wie zij in gesprek kon zijn. Dus haar verwachting op de bekrachtiging van haar succes nam daarmee alleen maar toe. Zou ze echt terug zijn in haar versie van de wereld? Myrthe keek gespannen terug naar achteren maar realiseerde zich ineens dat ze met haar lijf naar de tolpoorten wilde blijven zitten; het besef dat ze naakt was drong ineens weer bij haar op. Zij die op haar af kwam lopen zou werkelijk alles aan haar kunnen zien. Met die gedachte dwong zij zich om niets aan haar houding te veranderen en keek opnieuw enkel met haar hoofd naar achter.
“Blijf alsjeblieft waar je bent,” gaf Myrthe schijterig naar haar bezoeker. Een koude rilling trok door haar gestel en bracht bij Myrthe een kippenvel teweeg. Kleine spiertjes spanden zich samen zodat er allemaal haren op haar catsuit omhoog gingen staan. Het was een gevoel van onbehagen dat blijkbaar werd herkend.
“Maak je niet dik mens. Ik ben geen vent. Daarbij, ik weet precies hoe jij je nu moet voelen. Draai je nu maar om. Dat praat een stuk gemakkelijker.”
Myrthe, van haar stuk gebracht, gaf geen krimp. Het stond haar niet aan dat de vreemdeling zo bits en tegelijk zo koel reageerde en bezorgde haar een misplaatst idee van comfort. Wat deed zij hier eigenlijk en vanwaar liep ze op haar toe alsof ze op haar komst had staan te wachten?
“Vraag jij je nu niet af waarom ik je hier sta op te wachten … waarom ik je überhaupt toespreek?” probeerde de vreemde vrouw het over een andere boeg.
Toegegeven, Myrthe vroeg zich dat inderdaad ook af. Ontwijkend keek ze langs haar heen en zocht enigszins passief een uitvlucht.
“Wacht, misschien helpt dit,” zei de vrouw op een toon waar al wat meer vriendschappelijkheid uit doorklonk. Ze bracht haar handen naar haar borst en trok voor op haar blouse aan een koordje. Een deel van de huid boven haar bescheiden borsten werd daarmee ontbloot. Ze trok haar kleding net genoeg opzij dat er voldoende huid zichtbaar was om de boodschap mee over te brengen. Myrthe werd daardoor niet nog meer in verlegenheid gebracht dan nodig was.
De vrouw had Myrthe’s volle aandacht. Aanvankelijk wilde Myrthe haar gezicht juist afwenden, maar toen haar duidelijk werd waarom haar dat decolleté werd getoond was alles zonneklaar. Deze huid zag er precies zo uit als hoe haar eigen lichaam eruit was komen te zien nadat ze het catsuit zolang had aangehad. Ze ontspande zich meteen, liet wat schaamte van haar afglijden en durfde zich verder om te draaien om hier getuigen van de zijn. Vragend keek ze van die zwartroze huid omhoog en ontmoette twee ogen die even vriendelijk stonden als de glimlach waarop ze getrakteerd werd.
“Kom,” zei vrouw, die inmiddels naast haar stond, bijna moederlijk. Ze stak haar hand toe en stelde zich netjes voor: “Deirdre de la Paz is mijn naam. In mijn auto heb ik nog wel een jasje dat je zolang hierover kunt aantrekken. Je zult je nu wel niet heel erg op je gemak voelen.”
Myrthe keek stomverbaasd, noemde kort haar naam en knikte. De vrouw die zich als Deirdre had voorgestelde draaide zich om en wuifde gebiedend.

Verderop op het terrein van Peage de Villefranche Limas had een chauffeur over zijn schouder dit tafereel zitten bekijken. Hij had vaart geminderd toen Deirdre aan haar blouse was begonnen en zich afgevraagd wat haar bezielde. Nu zij zich weer had gefatsoeneerd en zich in zijn richting bewoog, keek hij weer voor zich en reed snel weg.

Bij de auto aangekomen had Deirdre niet alleen een dun donkerblauw jasje tevoorschijn gehaald, maar ook een paar rode instappers. Ze wist dat Myrthe vol vragen zat, maar prioriteerde diens gemoedsrust. Hier bij de auto zou ze wel het één en ander verklaren.
“Oh shit, wat is dit nu?” Deirdre had het jasje aangereikt, maar het bleek niet in Myrthe’s vermogen te liggen het ook echt aan te nemen. Haar handen grepen simpelweg door de stof heen en beide dames keken elkaar daarop verschrikt aan. Ook de schoentjes die Deirdre daarop voor haar voeten neerwierp, stapte Myrthe dwars doorheen.
“Wat is dit Deirdre?” sprak Myrthe luid en paniekerig. “Waarom gebeurt dit toch allemaal met mij?” Haar ogen stonden angstig en de vragen in haar ogen leken Deirdre te willen doorboren. Ze stond op het punt te huilen van ontreddering, maar wist zich te beheersen nu ze nieuw gezelschap had waarop zij haar hoop had gevestigd. Deirdre keek verdwaasd en schudde niet-begrijpend haar hoofd.
“Ik moet je zeggen dat ik dit ook even niet had zien aankomen. Hoe kun jij hier nu zijn en toch geen deel uitmaken van deze wereld? Ik snap dat niet! Ik had voorzien dat jij net als ik met de ongemakkelijke situatie zou komen te zitten van de stof die aan je huid ging plakken en dat je er daardoor compleet bloot uit zou zien. Dat is mij immers ook overkomen toen ik dat catsuit bij mijn werk weggriste.”
Myrthe wreef met beide handen de huid van haar voorhoofd uiteen. Ze poogde alles een plaats te geven en zweette het uit. Na een diepe zucht gaf zij zich gewonnen aan de hele situatie en beruste erin.
“Al goed. Het zij zo. Ik ben naakt en naast jou kan toch verder niemand me zien. Vervelend, maar dat moet dan maar even zo. Waarom de wereld hier geen invloed op mij heeft of andersom vogelen we later wel uit. Eerst wil ik jouw verhaal horen. Hoe kan het dat jij op mijn verschijning hebt gereageerd alsof je mij hebt zien aankomen? En wat bedoel je precies met dat weggrissen van dat catsuit uit Techlab?”
Deirdre begreep de ernst en wilde graag op de geëiste informatie reageren. Ze begreep ook dat Myrthe met Techlab bekend was, wat haar aanspoorde om meer details prijs te geven.
“Dit hele verhaal is begonnen op de dag dat er onlangs op Techlab een presentatie werd gegeven over de pakken die wij nu aanhebben. Feitelijk is dat hier in deze wereld niet onlangs, maar vind dit alles morgenmiddag plaats. Daar kunnen wij misschien nog wel ons voordeel bij doen. Twee Techlab-medewerkers demonstreren dan de werking ervan aan de hand van lichtbeelden en proeven die op de stof worden uitgevoerd…”
“Sorry, dat ik je onderbreek, maar die twee Techlabbers zijn niet heel toevallig Evan en Luis?”
Natuurlijk wist Myrthe welk antwoord er zou komen.
“Klopt,” antwoordde Deirdre en trok vragend één wenkbrauw op, “ze hebben zich als Evan en Luis voorgesteld inderdaad.”
“Interessant. Evan is mijn vriend,” verklaarde Myrthe haar haastig, “maar ga verder.”
Deirdre trok haar kin wat naar achteren en haar gezichtsuitdrukking van verwondering sprak nu werkelijk boekdelen.
“Dytre ken je dan ook?” De zure grimas die ze daarop als antwoord kreeg zei genoeg. Geamuseerd vervolgde ze haar verhaal: “Afijn, in onze eigen tijd is deze demonstratie dus allang gegeven en heeft het tot een hele reeks gebeurtenissen geleid waarmee je dan ook wel bekend zal zijn.”
Myrthe zuchtte enkel.
“Ik was één van de vele Techlabbers die aanwezig was tijdens deze presentatie. Dytre was erbij en er aanvankelijk zo enthousiast over dat hij meende dat het ons wel eens extra zou kunnen motiveren bij onze eigen projecten. Interne bedrijfspropaganda was het in wezen. Gedurende die presentatie heb ik slechts op een paar stoelen verwijderd van hem gezeten. Hierdoor was het me opgevallen dat hij zich al die tijd wat vreemd gedroeg, al leek hij zich in stilte te hebben zitten verheugen op wat de heren allemaal wel niet lieten zien. Na de presentatie werd zijn gedrag nog merkwaardiger en klopte hij de heren meesmuilend op de rug om ze te bedanken voor hun optreden. Het was overduidelijk dat Evan en Luis niet bijzonder gecharmeerd waren van zijn reactie. Zeker niet toen Dytre ten overstaan van half Techlab het succes ervan bagatelliseerde dat ‘deze geweldige sciencefiction ooit nog eens van nut zou kunnen zijn’. Helder was dat hij het werk van de twee als interessante fantasie afdeed, maar in werkelijkheid had hij zijn verborgen agenda natuurlijk allang gepland. Na de presentatie heb ik Evan niet meer gezien, maar ik werd op een gegeven moment door Dytre bijna gedwongen samen te werken met zijn collega Luis aan het project met de codenaam ‘Procyon’. Dat ik daar aan meewerkte was overigens buiten Luis’ medeweten om, want we werden in gescheiden en gesloten ruimtes aan het werk gezet. Waarschijnlijk was dit om te voorkomen dat wij elkaar zouden demotiveren dit duistere project voort te zetten, maar vooral om tegen te gaan dat we het bijltje er bij neer zouden gooien en de tent zouden verlaten. Eerder al had ik onder enige druk een contract moeten tekenen waarin stond wat mijn bijdrage daarbij precies inhield. En daar had Dytre mij mee geconfronteerd toen mijn ten volle duidelijk werd wat er werkelijk van mij werd verwacht. Niet alleen werd van mij verlangd dat ik twee serums moest doorontwikkelen, waarvan één op dat moment praktisch klaar was, maar ik moest ook iets van mezelf afstaan.” Deirde slikte even. “Myrthe, voor het project ‘Procyon’, hebben ze bij mij een eicel laten weghalen,” een korte stilte volgde, “…Procyon is eigenlijk mijn kindje.”
Myrthe was perplex en hield haar hand voor haar mond. De woorden oh mijn god vormden zich er  klankloos in. Tranen vloeiden inmiddels rijkelijk over Deirdre’s wangen en het kon niemand ontgaan dat zij zich diep schaamde voor hetgeen zij op de wereld had gezet. Dapper verhaalde ze verder nadat ze haar gezicht had droog geveegd.
“Luis heb ik niet eerder gezien dan de dag dat alles pas echt fout ging. Op de vooravond van die noodlottige dag viel bij mij het kwartje toen ik mij realiseerde wat een doorbraak, die ik laatst had, tot gevolgen zou hebben. Ik had eerder de taak gekregen speciale eigenschappen toe te kennen aan een serum met de naam ‘G127′. Twee dagen nadat ik dit had uitontwikkeld zag ik in dat G127 in feite een directe verwijzing was naar een psalm uit de Bijbel…”
“Genesis 1:27, het scheppingsverhaal,” zei Myrthe. En Deidre vulde haar aan:
“En God schiep de mens.”
Beide dames zuchtten van ongeloof.
“Dus dit serum waar ik alle bemoeienis mee had, schiep de mogelijkheid de vrucht buiten mijn baarmoeder in een onvoorstelbaar tempo te laten uitgroeien tot wat wij nu beide kennen als Procyon. Het enige wat er nog voor nodig was om deze groei ergens in te laten plaatsvinden was een exo-skelet.”
“En dat was precies Luis’ specialiteit,” wist Myrthe.
“Klopt. Dus mijn vinding werd naar Luis gebracht waarmee hij zijn taak kon afronden. Even later was Procyon geboren en werd hij ongetwijfeld ergens opgesloten waar ze hem konden beteugelen. Hij moest een ultiem moordwapen worden voor een hoger doel waar ik nog niet helemaal achter ben. Alleen dát hij een moordenaar geworden was, werd mij wel duidelijk op de dag dat hij uitbrak.

Op Techlab was het toen één grote chaos. Iedereen was in rep en roer en rende door de gangen. Een hels kabaal kondigde aan dat er iets gigantisch aan de hand was. Als ik niet beter zou hebben geweten dan zou ik hebben gedacht dat er een ophol geslagen neushoorn door de kantoren rende. Nee, het was erger nog. In elk geval was iedereen in paniek, maar het had er alle schijn van dat Techlab nog steeds aan het roer stond en deze actie had gepland. Dat er mensenlevens mee gemoeid gingen kon die hufters geen ruk schelen. Procyon moest zijn entree maken en daar mocht alles voor wijken. Alleen hadden de heren één ding niet voorzien: met Proycon’s geënsceneerde ontsnapping werd ook ik in de gelegenheid gesteld om uit mijn gevangenschap los te breken. Procyon was zo’n woest schepsel geworden dat hij als een wilde huishield en daarbij ook gaten sloeg in de kantoorruimte waar ik in zat. Dit was mijn kans dacht ik, dus vluchtte ik naar buiten zo gauw ik meende dat het veilig genoeg was en rende over de gangen naar een eerste veilig heenkomen. Maar toen ik in die vluchtpoging zag dat Procyon was teruggekomen deinsde ik achteruit en wilde mij verbergen in het eerste de beste kamertje dat ik vinden kon. Zo vond ik de werkruimte waar Luis aan het werk was geweest. Hij zal ongetwijfeld ook zijn vastgehouden terwijl hij aan het project werkte, maar de deur was inmiddels ontwricht, zodat ik bij hem binnen kon lopen. Ik herkende hem direct van de presentatie en wist meteen met wie ik van doen had. Voor hem kon ik elke Techlabber zijn. De groep die de demonstratie bijwoonde was te groot om daar alle gezichten van te kunnen onthouden. Maar misschien herkende hij mij wel, je weet het niet. Hoe dan ook, zowel hij als ik zaten nu als ratten in de val. Procyon kwam terug deze gang door en zou ons spoedig ontdekken. Vanaf dat moment ging het allemaal heel snel. Tijdens het zoeken van beschutting kwam ik in aanraking met een kledingstuk dat Luis hier al die tijd had bewaard.”
“Het catsuit natuurlijk…”
“Inderdaad. En als het niet voor het catsuit was geweest, dan had ik hier ook niet meer gestaan. Ik herinnerde mij waartoe dit catsuit tijdens de demonstratie ongeveer toe in staat moest zijn geweest en met de goedkeuring van Luis deed ik het ondenkelijke.”
“Dus je trok het aan en vocht met Procyon?” wilde Myrthe weten.
“Ik had geen andere keus. Maar omdat ik niet in het catsuit kon stappen zonder al mijn kleding uit te trekken, vertraagde dat mijn handelen. Eerst vond dat Luis dat nog amusant, maar later bleek dit helaas vergaande consequentie te hebben voor hem. Inmiddels had Procyon Luis al te pakken gekregen en was ik te laat om nog voor hem te springen en zijn leven te redden.”
Ditmaal was het Myrthe op wiens wangen de tranen biggelden. Al die tijd had ze ademloos naar Deirdre’s verhaal geluisterd en wist nu ongeveer hoe de vork in de steel stak. Deirdre frummelde wat aan het koordje van haar bloes en zuchtte een lading spanning uit nadat ze een diepe teug lucht had genomen.
“Oké, dus ik snap hoe je aan het catsuit bent gekomen, maar hoe heeft jou dat dan hier gebracht?”
“Dat Myrthe, is de hele sleutel in dit verhaal. En het is ook de reden dat jij zo wordt opgejaagd. Jij en ik hebben iets gepresteerd wat nog niet uit de onderzoeken is gebleken, maar waar Dytre en zijn superieuren enorm in geïnteresseerd zijn.”
“En wat is dat dan?”
“Herinner jij je dat ik je vertelde dat ik ook nog aan een tweede serum werkte?”
“Euh, jazeker.”
“Welnu. Dat tweede serum was verre van klaar, maar moest een eigenschap gaan bevatten die afgekeken was van het catsuit. Het catsuit is doordrenkt van ontelbaar veel kleine nanodeeltjes die het instaat stelt zichzelf te helen en de mogelijkheden van andere stoffen kan doorzien. Zo kan het bijvoorbeeld verbanden leggen en het verleden en de toekomst in kaart brengen. Het had jouw komst dus in wezen voorspeld. Dit kan het omdat het is voorzien van het ingrediënt ‘HGW98’. Maar zoals je nu wel hebt ontdekt zorgen die nanodeeltjes er ook voor dat je door dimensies kan reizen. En dat gebeurt alleen als alle andere mogelijkheden die het in deze wereld kent uitgeput zijn. Pas op het moment dat er geen mogelijkheid over is waarin de gastheer van de nanodeeltjes kan voortbestaan, zoeken zij collectief een oplossing in andere dimensies. Luis noemde dit in een eerder stadium van zijn onderzoek ‘de mogelijkheid tot het reizen naar een Wisselwereld’. Aangezien ik het gevecht met Procyon niet kon winnen, koos mijn catsuit ervoor om te gaan tijdreizen.”
“Oh shit, en dat verklaart dan ook waarom Dytre zo graag heeft dat hij of Procyon mij in handen krijgt!”
“Procyon kan nu nog niet tijdreizen, maar als ze ons en onze catsuits in handen krijgen, dan hij dat straks misschien wel.”
“En zijn onze catsuits de enige die er gemaakt zijn?”
“Nee, er zijn er nog zeker drie meer, maar Evan en Luis namen die versies mee die het verst waren doorontwikkeld. Eigenlijk hebben wij onszelf tot proefkonijnen gemaakt.”

Lieve lezers,

In de afgelopen periode zijn er relatief wat weinig nieuwe TN-artikelen bij gekomen. Dat komt vooral omdat ik recentelijk van baan ben gewisseld en ik daardoor minder tijd zie om aan mijn grootste hobby toe te komen. Ook speelt het mee dat ik even niet zo eenvoudig over de juiste hardware kan beschikken om te kunnen schrijven, maar dat is een ander verhaal en van tijdelijke aard.
Een andere reden is dat ik weer heb meegedaan aan een nieuwe ronde in de YOUZZLE wedstrijd ‘Nederland schrijft een boek’. Daarin heb ik al eens eerder een ronde gewonnen, wat zoveel betekent dat jouw hoofdstuk dan wordt gekozen om uiteindelijk in boekvorm te worden uitgebracht. Hiertoe heb ik mij zowat in een kamertje moeten opsluiten om mij daar volledig aan te wijden. Komende maandag wordt de beslissing genomen en zullen we weten of mijn inspanningen niet voor niets zijn geweest.

Hierbij mijn versie van hoofdstuk 6 in het verhaal Wisselwereld:

( of klik hier voor de YOUZZLE versie )

Twee nachten geleden was de oude maan opgeslokt door het monster van de nacht en nu behoorde de hemel alleen aan de sterren toe. Myrthe keek toe toen ze in volgorde van hun positie begonnen te verschijnen, met de helderste en krachtigste als eerste van het spektakel. Al snel wemelde de hemelboog van talloze sterren die de Rhône vallei deden baden in een zilverkleurig schijnsel. Myrthe had ze haar hele leven bewonderd. Ze had gedacht dat ze alles wist wat ervan te weten te begrijpen viel, maar nu ontwikkelde ze door middel van haar catsuit een nieuw begrip van de eigenschappen en posities van elke ster in het eeuwige plan van de materie. De verschijning van al deze sterren was iedere keer een wonder geweest.

Parallel aan de Autoroute du Soleil, ten noorden van Lyon en even onder het plaatsje Anse, vond Myrthe een tankstation met een supermarkt. Ze sloeg af van de snelweg en hield er halt om te gaan tanken. In de afgelopen uren had ze op de vreemde verschijning vooruit gereden en was de stad uitgevlucht. Ze wist inmiddels dat ze niet meer achterna werd gezeten. Desondanks was ze op haar hoede voor een volgende aanval. Ze had zich daarom opgehouden ten noorden van de grote stad en bedacht zich of terugrijden naar Lyon nog wel een optie was. Eerst maar tanken. Stotend en pruttelend stierf het geluid van haar motor weg. Het was haar eerste echte stop sinds Lyon en Myrthe wist dat zij niet de enige was die dorst had. Ze wilde hier zo min mogelijk tijd kwijt zijn aan deze broodnodige beslommeringen en besloot dat het afnemen van haar helm een verspilling van energie zou zijn. Een verfrissend drankje kon ook wel even wachten, de winkel tegenover het pompstation was toch nog gesloten. Terwijl zij haar tank volgooide en afrekende met haar vingerchip was de zon aan de lange klim langs de oostelijke Alpenrug begonnen. Die zou over ongeveer een uur boven aan de bergtoppen haar oogverblindend gelaat laten zien waardoor de vallei ondergedompeld zou worden in een aangenaam bad van ochtendlicht. Myrthe zou daar maar kort van kunnen genieten, vanuit het zuiden was een depressie opkomst en de Fransen konden zich eindelijk verheugen op het einde van de hittegolf.

Myrthe miste de wellustige blik van een automobilist die aan haar rechterzijde getankt had en eigenlijk op het punt had moeten staan om weg te rijden. Het was duidelijk dat haar goddelijk voorkomen de man was opgevallen en hij uitgebreid de tijd had genomen Myrthe’s lichaam goed in zich op te nemen. Plotseling verstijfde Myrthe’s hele lichaam van schrik en een golf van kou verspreidde zich door haar aderen. Juist wanneer ze wilde wegrijden schoof de stationwagen van de man voor haar neus en kwam het piepend tot stilstand.
“Wat heeft dit nou weer te betekenen?” hoorde Myrthe zichzelf onder haar helm zeggen en liet haar mond van frustratie en verbazing open hangen. Hoewel ze uitgeput was door haar lange nachtwake stonden haar zintuigen nog volledig op scherp. Het beeld van de dwaze weggebruiker voor haar vulde haar lijf met woede en ze werd gekweld door een vaag en duister voorgevoel. Myrthe was hier alleen met hem en alles wees erop dat de man achter het stuur haar zou beletten weg te rijden. Haar strakke pakje had de ongewenste gast aangetrokken en moest hem hebben opgehitst. Deze mafkees zag zijn kans schoon en wilde het graag riskeren om haar te intimideren. Een Zuid-Europese man van achter in de veertig stapte uit en liep op haar af. Hij had een ruig postuur, was ongeschoren en droeg behalve een driekwarts broek met legerpatroon enkel een bezwete singlet. Een kwaadaardige kracht maakte zich van Myrthe meester en leek haar bloed te doen koken. Voor deze nonsens had ze nu echt geen tijd.
“Rot op, idioot!” schreeuwde ze nadat ze met één hand het vizier van haar helm omhoog had getild. Patserig en flink stapte hij gewoon door en had haar al bijna in zijn handbereik. Arrogant wierp hij nog even en blik over zijn schouder om te zien of hij zijn wagen blokkerend genoeg had opgesteld en verheugde zich op het vrouwelijke gezelschap.
“Je stelt me teleur,” reageerde de man quasi onschuldig in een Afrikaans-Frans accent “…je hebt me niet eens de kans gegeven mij netjes aan je voor te stellen.”
“Ik weet waar jij op uit bent,” berispte ze hem en klapte haar vizier weer naar beneden. Ze startte haar motor ten teken dat ze hem geen ruimte bood voor verdere communicatie. Begerig bleef hij naast haar staan en liet zijn blik langs haar rondingen glijden. Myrthe bleef door de helm strak voor zich uitkijken en negeerde hem opzettelijk, hopende dat deze smerige vlerk zou afdruipen. Maar dat deed hij natuurlijk niet. Op het moment dat de man zijn hand naar haar wilde uitsteken om tot de ongewenste betastingen te komen knapte er iets in Myrthe. Ze beet met haar voortanden op elkaar van venijn en kreeg witte knokkels van de kracht die haar vuisten maakten op het stuur van haar motor. In de halve seconde die zijn hand de kans werd gegund om zich in de buurt van haar lichaam te wagen strekte Myrthe het hare uit en gaf de man een stoot voor zijn gezicht van jewelste. Een hoop gekraak volgde. Ze had niet op of om hoeven kijken waar zijn hand zich bevond. De geïntensiveerde macht die het catsuit aan haar zintuigen gaf had haar gewaarschuwd voor zijn ongepaste handeling. Ook haar eigen menselijk vermogen om bewegingen vanuit haar ooghoeken te kunnen registeren had haar hiervoor gealarmeerd. Myrthe keek zelf pas naar hem op toen de klap al was uitgedeeld. Ze was zo pissig geweest dat ze naar de man had uitgehaald en eigenlijk direct achteruit had willen wegrijden. Toen ze toch even opzij keek naar het resultaat van haar woede-uitbarsting werd ze acuut bevangen door een gevoel van ontzetting. De man stond er nog, maar hoe ze hem had toegetakeld was verschrikkelijk. Roerloos stond hij naast haar. Veel bewegen kon hij toch niet meer. Myrthe had namelijk het hoofd compleet van zijn romp geslagen … maar dan letterlijk. De plaats waar eerder zijn arrogante voorkomen had gezeten, werd nu ingenomen door een fontein van bloed dat tussen zijn schouders vandaan omhoog spoot. Pas ergens verderop en even voorbij de rij pompen wist ze zijn hoofd te ontwaren. Die was door haar slag van zijn romp gerukt en over deze plaats gezeild. Dezelfde geile blik was op zijn gezicht bevroren gebleven en keek haar nu vanuit de verte aan. Wat ze onder normale omstandigheden voor onmogelijk had gehouden, was nu gebeurd. Blijkbaar was het versterken van haar vermogen om materie te doorzien niet het enige wat het catsuit haar tot een superfiguur maakte; nu was ze er op deze naargeestige manier achtergekomen dat het ook haar fysieke krachten had doen toenemen. Het pak had van haar een moordenaar gemaakt.

De angst sloeg om haar hart. Een gevoel van walging maakte zich van haar meester en ze trok haar vizier weer omhoog om te voorkomen dat ze tijdens het kokhalzen niet in haar helm zou braken. Myrthe raakte volledig in paniek. Het zweet parelde door haar pak. Ze had iemand gedood! Waarom en waar was dit voor nodig? Deze man mocht dan een opdringerige smeerlap zijn geweest, hij verdiende het niet om gedood te worden. Dus wat voor monster was ze nu geworden? Haar pupillen schoten een paar keer heen en weer en keken vol verbijstering naar haar handen. Ze had er bloed aan. Wat ze zojuist gedaan had was afgrijselijk en kon ze maar moeilijk bevatten.

Ze besloot dat er langer bij stil staan nu geen nut had. De motor ging in zijn achteruit, hier moest ze weg. Waarom wist ze niet, maar iets in Myrthe vertelde haar dat hier blijven niet tot een gezondere situatie zou leiden. Omslachtig reed ze bij de pomp vandaan en zag nog precies hoe de man neerviel voor ze een bocht wilde maken om tussen twee andere pompen rechtuit weg te kunnen scheuren. Veel langer had zij zich ook niet bij het tankstation moeten ophouden. Enige minuten later werd de schedel die eerder was losgemaakt van zijn eigenaar opgepakt door een duister figuur, een persoon in het zwart die zelf al evenmin een aangezicht had.

Marla streek gapend door haar weelderige bos krullen toen Dytre onaangekondigd binnen kwam. Ze slikte haar gaap weg en keek verwilderd langs Evan naar de opensmeten deur van de speciaal voor hun ingerichte slaapzaal.
“In de veren Evan, er is werk voor jou aan de winkel!”
Evan, die leunende op zijn schouder vanaf het matras voor zich uit had zitten staren, verrekte zowat zijn nek toen hij eveneens verschrikt opzij keek. In de jarenlange samenwerking met zijn leidinggevende had hij Dytre al eens meer op deze bruuske bevliegingen betrapt. En eraan wennen had hij nooit gekund. Maar ditmaal werd er anders gecommandeerd. Dytre’s intonatie ademde veel meer dwang en ernst uit dan hij eerder had gebruikt. Volgzaam, maar onder zichtbaar protest, stond Evan op. Hij knikte kort naar het aangename gezelschap dat hij de nacht bij zich had gehad en verliet met Dytre de slaapzaal.

Even later was Evan opnieuw door de bestanden aan het struinen. In zijn typische gekromde houding boog hij zijn hoofd zowat in de monitor die voor hem op een bureautje stond en hield zijn handen als paardenkleppen over zijn wenkbrauwen gevouwen. Voor de motivatie had Dytre voor een setje pillen en een bak koffie verzorgd en hem onzacht duidelijk gemaakt dat hij nu snel resultaat wilde zien.
“Dexter, laat jouw mannen de wacht bij hem houden. Ik heb mijn handen momenteel even vol aan een ongehoorzame Procyon.”
Beide heren stonden in de gang naast de ruimte waarin Evan aan het werk was gezet. Dexter hield met één hand de deur open terwijl hij de orders in ontvangst nam.
“Zeker meneer,” werd er direct instemmend gereageerd. Evan keek niet op of om zodat het hem ontging hoe Dytre deels met de informatie op diens horloge bezig was en tegelijkertijd een gesprek voerde met zijn mannen. Deze liet Dexter een bericht zien dat hij kort daarvoor had ontvangen en woordloos maakte hij hem met gebaren duidelijk wat er met Procyon loos was.
“Oh en Dexter,” zei hij toen hij al aan het weglopen was en hem nog iets te binnen schoot.
“Ja?”
“Voel je vrij om het ‘poppetje’ te gebruiken mocht je vinden dat Evan extra aanmoediging nodig heeft.”
“Zonder twijfel,” reageerde Dexter en hij grijnsde erbij alsof hij zich daarop verheugde. Een koude rilling ging er door Evan heen toen hij over het ‘poppetje’ hoorde praten. Hij wist meteen dat daar Marla mee werd bedoeld. Onwillekeurig schoten hem beelden te binnen van scènes uit films over afpersing in de Italiaanse maffia en kon het niet helpen dat hij dit op Marla geprojecteerd zag worden. Hij draaide zich om en beet al wie het kon horen toe:
“Als je ook maar één vinger naar haar uitsteekt!”
“Ja en dan wat?” Het was Dexter die zijn protest incasseerde. Dytre was reeds verder de gang doorgelopen en buiten gehoorsafstand nu de deur was dichtgevallen. Dexter werd geflankeerd door vier gewapende heren. Allen droegen zij de nano-uniformen met de letters TECHLAB SECURITY, evenals hun aanvoerder. Hij trok een stoeltje bij en ging er achterstevoren op zitten, Evan recht aankijkend terwijl hij dat deed. Met een opgeheven hoofd was hij fier naast hem gaan zitten en streek met zijn tong over zijn boventanden. Hij had zo kunnen doorgaan voor een opperbevelhebber van een strafkamp.
“Breng mij het ‘poppetje’!”

Angstig voor wat er met Marla zou gebeuren had Evan zijn werk hervat. Ergens vervloekte hij zijn wijle vriend en collega Luis dat deze niet duidelijker was geweest met zijn aantekeningen. Maar dat was precies hoe hij in elkaar stak. Luis was altijd het type geweest dat iedere gelegenheid aangreep om van zijn werk een spelletje te maken. Wachtwoorden stonden in anagrammen of andere coderingen en iedere notitie bevatte wel een verwijzing naar een nerdig feit of weetje. Hij was er ook het figuur naar waarbij je doorgaans op je hoede moest zijn met wat je zei. Ieder woord moest je zorgvuldig kiezen of je zou riskeren dat Luis je op één van zijn scherpe opmerkingen zou trakteren. Daarmee was hij een bijzonder kleurrijke vriend en collega geweest, maar het maakte ook dat de omgang met hem redelijk vermoeiend kon zijn. Alles wat je zei werd door hem afgewogen terwijl hij naar je luisterde en zo zocht hij continu naar een mogelijkheid om een flauwe opmerking te maken. Nu Evan zijn goede vriend kwijt was voelde hij hoe hartverscheurend het was om zijn werk af te maken.
“Eens zien,” sprak hij verbitterd tegen zichzelf terwijl hij onwillig de verkenner van de pc er opnieuw bij pakte. Hij bladerde door de mappen terug naar de locatie waar hij de aantekening met de link had gevonden. Die link verwees naar de map met de naam ‘Wisselwereld’, maar omdat de map op de genoemde locatie in z’n geheel ontbrak, kon Evan er niet bij. Wat hij merkwaardig had gevonden, maar zonder twijfel een hint van Luis moest zijn geweest, was dat de folder waar hij die notitie vond eveneens een uitvoerbaar programma bevatte. Het openen ervan riep een scherm in beeld dat om een wachtwoord vroeg. Een wachtwoordraadsel, zoiets kon je eigenlijk wel van Luis verwachten. Wat dit echter bijzonder maakte, was dat Luis een dergelijke beveiliging alleen op bestanden zou toepassen indien hij er zeker van wilde zijn dat alleen Evan en hij erbij konden. Luis vertrouwde hem de bestanden wel toe, maar je moest als Luis kunnen denken om er toegang toe te krijgen. Zo kon hij verhinderen dat anderen, zoals bijvoorbeeld Dytre, geen weet zou hebben van verborgen informatie. Evan verwonderde zich er allang niet meer over dat de bestanden waar hij toegang toe probeerde te krijgen versleuteld waren. Met een project als Procyon keek hij nergens meer van op.
Toen schoot Evan ineens iets te binnen. En zijn ingeving kwam zo abrupt dat hij zijn enthousiasme maar moeilijk verborgen kon houden. Zijn reactie was alsof de leerkracht van de klas hem geboden had om bij de les te blijven zodat hij vanuit zijn bevroren houding wakker werd geschud. Het was ook Dexter niet ontgaan dat Evan iets gevonden had.
“Wat is het? Kunnen we nu eindelijk iets van je verwachten?” klonk het nors achter hem. De gijzelnemer had zijn vinger uit zijn neus gehaald die hij er onbehouwen in had gestoken. Het was een aangezicht dat Marla, die inmiddels was binnengebracht, de kriebels had bezorgd.
“Ja, ja. Rustig maar, ik denk inderdaad dat ik weet hoe ik Luis’ werk kan voltooien. Althans, ik denk dat ik een stap verder kom als ik er tenminste in slaag om bij zijn verborgen bestanden te komen.”
“Goed dan, maar maak er haast mee. Ons poppetje hier zal het alles op prijs stellen als jij maar vorderingen blijft maken.”
Marla, die gebonden op een stoel zat, draaide haar ogen angstig om haar heen om zich ervan te vergewissen dat niet één van Dexter’s mannen al in actie zou komen om haar iets aan te doen. Tot haar grote opluchting bleef het rustig.
“Dus wat is het? Wat heb je gevonden?” begon Dexter weer.
“Laat me nu even denken!” schreeuwde Evan geïrriteerd en draaide zich ruw om zodat hij zijn uitlating extra kracht kon bijzetten. Nu kwam één van de mannen wel in actie en hief zijn machinegeweer op om ermee naar Marla uit te halen. Voor zijn goedkeuring keek hij vluchtig naar Dexter, maar die wees dit af met een kort handgebaar en maande de bewaker om zich rustig te houden. Voor Evan was het echter voldoende duidelijk dat ook hij zich moest bedaren. Hij concentreerde zich weer op zijn gedachten zonder Dexter verder te informeren wat hij had gevonden.

Doordat Luis zoveel van spelletjes en raadsels hield, realiseerde Evan zich ineens hoe hij tot het Wisselwereld-wachtwoord kon komen. Met enkele wiskundige formules en ingewikkelde logaritmen probeerde hij enkele mogelijkheden uit op papier. Het gepuzzel nam alles bij elkaar een kleine twintig minuten in beslag tot hij uiteindelijk tot de juiste som was gekomen. Luis was altijd gek geweest op cijfers. Hij was hierin zo bedreven geweest dat hij alle letters van het alfabet liever in cijfers dan in letters dacht, net zoals ‘a’, ‘b’ en ‘c’ kunnen worden vervangen door ‘1’, ‘2’ en ‘3’. Met ditzelfde principe kon je ook de andere kant op gaan denken door gewoon eens achteraan in het alfabet te beginnen. En zo verving Luis alle letters in het woord ‘Wisselwereld’ met cijfers, beginnende met de letter ‘w’ die dan gelijk stond aan het cijfer ‘4’. De ‘i’ werd dan de achttiende letter en zo ging hij alle letters af totdat hij uiteindelijk de cijferreeks compleet had. Die totale cijferverzameling telde hij dan bij elkaar op wat resulteerde in het cijfer 170. Evan had Luis’ wachtwoordopbouw herinnerd. Dit was niet het eerste door Luis gefabriceerde wachtwoord dat hij zou kraken. ‘Wisselwereld’ plus ‘170’ en een vreemd teken moest het wachtwoord zijn. Het kon niet anders. Met het uitroepteken erbij was het al direct raak: ‘Wisselwereld170!’
“Bingo!”

Even boven de gastronomische hoofdstad van Frankrijk brak spontaan de hel los. De lang verwachte regen- en onweersbuien waren eindelijk aan land gekomen en zorgden voor een schouwspel waarbij je je nietig zou voelen. Myrthe was weer op haar motor geklommen en racete over de Autoroute du Soleil. De vallei waarin zij reed ging gebukt onder een wolkenpartij van een treurig zwart en grijs. Met haar apocalyptisch voorkomen boezemde deze iedere valleibewoner angst en respect in en kondigde aan dat het voorbij was met de pret. De lucht rondom de depressie werd tegen de wijzers van de klok tussen de hellingen naar het zuiden gestuwd. De bergen fungeerde daarbij als een tunnel en persten het geheel samen waardoor het onder een luid kabaal uit elkaar klapte. Deze langdurige regenval was het enige optreden dat deze ochtend op het programma stond; mistrals bleven uit. En de hitte van de voorgaande weken werd genadeloos weggespoeld.

Onder dit indrukwekkende natuurgeweld viel een diepzwarte schaduw als een draak over Myrthe heen. Haar achtervolger was terug en zonder dat Myrthe om hoefde te kijken wist ze dat een kolossaal gemetseld bouwwerk vanuit de lucht onderweg was om op haar hoofd te pletter te storten. De verzameling stenen maakten kort daarvoor nog deel uit van één van de oude godshuizen die langs de bergwanden stond. De kerktoren viel uiteen in haar glorie zo gauw het op het natte wegdek neerstortte en leek Myrthe onder haar massa en gewicht te hebben begraven. Maar zij had deze vernietigingsslag zien aankomen en had middels haar zintuigen een kansberekening uitgevoerd. Nog voordat Procyon met zijn gelaatsloze voorkomen een grimas kon vormen, zag hij haar alweer vanonder het puin vandaan scheuren. Ze had handig gebruik gemaakt van een vervallen raamwerk en was erdoor de toren binnen gesprongen. Via een flitsende manoeuvre had ze haar motor tegen het binnenwerk ervan gekeerd en was er langs de muren naar het dak gereden. Deze scheurde open, zoals haar pak het haar had voorspeld en zo pakte zij haar kans om door de ontstane opening weer aansluiting te vinden op het asfalt. Voor Procyon had het geleken alsof de stenen brokstukken haar geen schade konden toebrengen. Hij hing vol afgrijzen in de lucht boven haar. In zekere zin was dit ook waar; de paar schrammen die zijn actie haar opleverden leken door het catsuit te worden hersteld. Duizenden kleine nanobots die door scherpe delen uit elkaar werden gerukt, bouwden in een razend tempo bruggen naar elkaar alsof het bloedplaatjes waren die een wond heelden. Zo ontfermden zij zich ook over Myrthe’s wonden en maakten daarmee dat ze praktisch onschadelijk werd. Ontmoedigen liet Procyon zich er echter niet door en begon alras nieuw materiaal te verzamelen waarmee hij haar kon bombarderen. Een verse achtervolging volgde waar Jan de Bont afgunstig van zou worden. Myrthe ontweek een neergeworpen autobus en zag hoe deze al stuiterend het overige verkeer tot paniekacties deed overgaan. Twee autobanden en enig vervormd metaal suisden langs haar oren. Even meende ze dat het verstandig zou zijn om haar verdelger op het verkeerde been te zetten. Dit deed ze door over de rechterkant van de rijbaan tussen de trucks door te schieten naar de vluchtstrook. Daar aangekomen trok ze haar stuur naar de andere kant en maakte ze een enkele zigzagbeweging naar opzij naar links. Procyon vloog, zoals verwacht, in dezelfde zijwaartse beweging naar rechts en was haar even kwijt. Deze slimme zet had ertoe geleid dat hij haar tussen het zware verkeer had getracht terug te vinden terwijl zijzelf tussen de meest linkse automobilisten tijdelijk onopgemerkt wist te blijven. Die truc hielp maar even. Al gauw had hij door dat ze niet tussen het vrachtverkeer in het niets opgegaan kon zijn en spotte haar tussen het verkeer op de linkse banen. Met het grootste gemak haalde hij haar bij en had reeds een vrachtwagen met oplegger uit de verkeersstroom gevist om zich voor te bereiden op een nieuwe aanval. Zodra hij praktisch naast haar vloog hield hij halt in de lucht en hief hij deze grootse weggebruiker boven zijn hoofd. De chauffeur keek vol ongeloof en doodsangsten vanuit zijn cabine naar buiten en verloor het bewustzijn zodra hij aanschouwde welke krachten hem van het leven zouden beroven. Tezamen met de lading die bestond uit splinternieuwe elektronische onderdelen voor een farmaciebedrijf zeilde hij richting Myrthe alsof hij zojuist was gekatapulteerd door een middeleeuws wapen. De werpkracht van Procyon bleef niet onopgemerkt maar miste doel; Myrthe had haar remmen tijdig kunnen doseren en gaf het gevaarte de kans om recht voor haar de vangrails te doen openbreken. Springende over het verwrongen metaal en de paar buizen van straatverlichting die als mikadostokjes door de regen kletterden vond zij een mogelijkheid om te gaan spookrijden.

Deze wending in de achtervolging zorgde voor een nieuwe ongewoon sensationele scène op de rijbaan. Deels verblind door de regen die als een scherm over het wegdek viel, werd een groep Hells Angels plotseling verrast door de gewelddadige onderbreking van de vrachtwagen. Deze brak door het baken tussen de rijbanen en maakte dat twee van hen nog maar net hun evenwicht behielden. Myrthe scheurde er tussen door en verscheen als vanuit het niets tussen de groep motorrijders. De mannen hadden graag gewenst dat ze iets meer tijd werd gegund om naar de voorbijrazende en bijna buitenaardse schone motorchick te kunnen kijken, maar in minder dan een oogwenk passeerde zij hen en verdween tussen de andere weggebruikers naar achteren en uit het zicht. De normaal zo koelbloedige mannen in het leer kregen vervolgens de schrik van hun leven; zij waren het gat nog niet gepasseerd of Procyon volgde en kegelden de heren in het voorbij vliegen uit de zadels. Een chaos ontstond nu ook aan deze kant van de snelweg nu de tweewielige voertuigen over het wegdek schraapten en er meerdere automobilisten mee hinderden. Diverse vrachtwagens schaarden en auto’s botsten fel op elkander.

“Merde. Le péage!” vloekte Myrthe ineens tegen de binnenkant van haar helm. Ze verwees hiermee naar Peage de Villefranche Limas, één van de tolposten nabij het plaatsje Anse. In Frankrijk kent men de tolpoorten beter als ‘le péage’. Om de zoveel kilometer kom je ze tegen: tolpoorten die de grenzen vormen van het betaalde wegennet. In plaats van wegenbelasting te betalen heffen de Fransen een kilometerprijs die op verschillende locaties in het land op tolwegen geïnd wordt. Uitgerekend nu in deze verhitte race om Procyon voor te blijven stevende Myrthe er op eentje af. Langzaam verbreedde de concentratie auto’s vanuit het tegemoet komende verkeer zich en zag ze hoe ze als rat in een val terecht zou komen. Als in een omgekeerde trechter zou ze in het breedste stuk vast komen te zitten. De bijkomende moeilijkheid was dat ze in de tegengestelde richting op de slagbomen afreed. Hierbij werd de doorgang geblokkeerd door de wachtende automobilisten die aan de andere kant stonden. Maar zelfs al had er ook maar één poortje geen wachtrij voor de slagboom gehad, dan nog was het maar de vraag hoe ze er door heen zou breken. En de berekeningen van het zintuiglijk vermogen van haar catsuit … lieten haar dit keer in de steek. Waarschijnlijk was er gewoon geen mogelijkheid om uit deze benarde positie te ontvluchten.

De dreiging van Procyon hijgde haar in haar nek. Auto’s, motoren en vrachtwagens flitsten claxonerend om haar heen. Natte elementen dansten op haar lijf en deden een verwoedde maar vergeefse poging het af te koelen. Het catsuit bood genoeg bescherming tegen de stromende koude regen, maar op het vraagstuk hoe ze heelhuids aan haar belager moest ontsnappen had het geen antwoord. Myrthe zou zich te pletter moeten rijden tegen de barricaderende péage of moeten accepteren dat Procyon haar met de grond gelijk zou maken. In beide gevallen lag de dood in het vooruitzicht.

Toch was er licht aan het einde van de spreekwoordelijke tunnel. Haar zicht begon te vervagen en ze zag in de laatste slinkende honderd meter ineens hoe de tolpoorten zich begonnen te vermeerderen; alsof ze dubbel zag. De wereld leek zich in twee opties op te splitsen en het catsuit herzag onmiddellijk de keuzes die het gesteld werd. Myrthe reed in één van die verdubbelingen en daarmee een andere dimensie binnen … een wereld die middels een wissel op de onze stond.

Op hetzelfde moment, enkele kilometers zuidelijker, glom er iets in Evans ogen toen hij zag hoe er een bestand zich begon uit te pakken op de monitor voor hem. Luis’ beveiligingsmechanisme was gekraakt. De ontbrekende map ‘Wisselwereld’, waar Evan gretig naar had gezocht, begon zich voor hem te manifesteren. Na een aantal seconden flitste de voortgangsbalk uit beeld toen deze de 100% had bereikt. Naast de nieuwe map was er ook een nieuwe notitie verschenen. Ter controle klikte Evan die nog even open. Daarin liet zich opnieuw een link lezen die ongetwijfeld weer naar een ontbrekende map zou wijzen. En ja hoor, hij navigeerde naar de genoemde locatie en bleef inderdaad steken omdat de map daar nog niet bestond. Al goed, bedacht hij zich, dat was voor latere zorg. Nu eerst maar eens bekijken wat er in ‘Wisselwereld’ zat. Die bleek, zo ontdekte hij, gevuld te zijn met een klein tiental bestanden. De eerste ervan trok in het bijzonder zijn aandacht. Het was getiteld ‘EVAN EERST DIT LEZEN’. Zo gezegd zo gedaan en zo las hij:

“Jo Concyon!” Luis had allang door dat Evan niet zo’n voorstander van het Procyon-project was. “Voor zover ik weet is dit nu het eerste moment in onze samenwerking dat ik zelfs in het diepste geheim moet werken en ook jij niet weet waar ik ben of ik mee aan de slag ben gegaan. De laatste info die jij zal hebben gekregen is dat ik naar China ben afgereisd. Wel, afgezien van de Oosterse bedstee die ze hier voor me hebben ingericht – ja meer dan een slaapmatje kun je het niet noemen – is Mao Zedong in de persoon van Dytre hier de enige die me aan het Hemelse rijk doet herinneren. Ook rijst hebben ze mij hier nog niet geserveerd. Maar om even terug te komen op ons project…” Luis doelde indirect op Procyon “…die zogenaamde galactische invloed – is de enige reden waarom ze me van China hebben afgehouden. Vond jij het al niet raar hoe duister die Dytre laatst deed over dat G127 serum? Nou, dat is precies waar Techlab één dag vóór mijn vertrek zo nodig een doorbraak in moesten vinden. En hup, zo kon ik mijn ingepakte koffers – twee bermuda’s, wat massage olie en een tandenborstel – aan onze slavendrijver overhandigen…” Dytre “…en mocht ik hier weer met mijn snufferd achter die lichtgevende postzegels kruipen. Afijn, om een lang verhaal kort te maken…” dat deed hij nooit, dit was gewoon een vaste uitspraak in elk van Luis’ betogen “…dat G127 serum is onlangs doorontwikkeld tot een één of ander celcreërend goedje. Je snapt het wel, een soort heilige graal in de microbiologische wetenschap!”
Die zin moest Evan misschien wel drie keer opnieuw lezen voordat het tot hem door wilde dringen. Hij las wel wat er stond, maar wat er stond was zo onwaarschijnlijk dat hij het moeilijk kon accepteren. “Ik vertel het je nu alsof ze een bosje Einsteins van een boom hebben geplukt, die een paar weken net zoals ikzelf hebben opgesloten in een hok met pc’s en andere apparatuur en voilá je hebt God zelf geschapen. Ik kan je natuurlijk verzekeren dat het allemaal niet zo eenvoudig ging. Ook Techlab heeft hier vele tientallen jaren onderzoek naar moeten doen. Oh jongen, als dit ooit uitkomt!” Luis kennende had hij eerder grote vrees dan groot ontzag bij zulke radicale uitkomsten. “Maar goed, dit is waar ik in het verhaal kom. Weet je nog dat jij en ik die nanocomponenten voor dat project met de naam ‘Procyon’ moesten fabriceren, die opdracht waar jij zo je bedenkingen over had? …Dit geloof je echt nooit… Ze hebben mij de onwaarschijnlijke taak gegeven om een exo-skeletje te creëren rondom een soort embryonaal wezentje. Inderdaad: met behulp van de technieken die we voor de catsuits nodig hadden om die herstellende functie aan de praat te krijgen. Snap je nu waarom Dytre daar zo krampachtig over deed? Dat wezentje was binnen vierentwintig uur uitgegroeid tot een volgroeid individu, een persoon dat de codenaam van het project draagt; ‘Procyon’. Waarom jij dit nou niet mocht weten, snap ik werkelijk niets van. Hier hebben wij toch zeker samen aan gewerkt? Mijn vermoeden rijst echter dat het komt doordat ik per toeval heb ontdekt wie de ei- en zaadleveranciers zijn van dit met G127 bespoten gedrocht (en dat dit zou uitkomen als jij het via mij ook zou komen te weten): ene Deirdre de la Paz – geen idee wie deze dame is – en niemand minder dan … onze eigen Dytre.”

De derde ronde van YOUZZLE’s schijfwedstrijd loopt vandaag ten einde en tezamen met één andere inzending zijn wij de enige andere in de race. Wordt het onze pikante ‘Connectie’ of toch ‘De overlevenden’ van Johan van de Velde (niet de wielrenner) die vanmiddag zal winnen en daarmee het vervolg wordt op Andrea’s deel 2 ‘Gevangen’? Onze kans is 50 – 50! Er is aangekondigd dat we dat dadelijk om 12:00 zullen weten. Hierbij in elk geval ‘Wisselwereld 3 – Connectie’ waarin Myrthe stiekem een wel heel bijzonder verjaardagscadeau opent en daarmee Evan misschien wel gemakkelijker uit zijn benaderde positie kan bevrijden dan ze zou denken.

Myrthe begon Evan nu wel echt te missen. Vandaag was ze dertig geworden en alhoewel zij beiden niet echt gaven om verjaardagen met de toeters en bellen van familie en vrienden over de vloer, een bijzonder cadeau van de partner kon er toch zeker wel vanaf. Zo was het vorig jaar ook gegaan toen Evan zijn nieuwe motor gekregen had. Hij was elf maanden ouder dan zijzelf en op Luis na hadden ze niemand op bezoek gehad. De breedsprakige Luis was in zijn eentje al een hok vol visite. Niet alleen sprak hij vlug en veel, ook wat betreft zijn lichaamsomvang had je met hem direct al drie vrienden om je heen. Zijn gewicht mat evenveel cijfers op de weegschaal als zijn IQ in wijsheid en zijn karakter in humor. Sinds hun studententijd hadden de heren veel met elkaar opgetrokken. Ook op het werk konden zij het nog steeds goed met elkaar vinden. Evan was dikwijls door zijn vriend uitgedaagd voor het spelen van online computerquizzen en ook van racespellen die je tegen elkaar kon spelen waren zij niet vies. Ja, Myrthe had in haar vriend een echte nerd leren kennen. Naast de wetenschap waren de consolespellen alles voor hem. Nu was dat ergens wel merkwaardig daar hij basale zaken als eten en slapen met pillen oploste zou je mogen verwachten dat hij het spelen van games juist een verspilling van tijd moest vinden. De prioriteiten lagen bij hem blijkbaar anders. Zich er aan storen deed ze gelukkig niet. Zo dik lag het er nou ook niet bovenop en als puntje bij paaltje kwam dan hadden Evan en zij altijd voldoende tijd voor elkaar vrij gemaakt. Evan mocht de workaholic zijn, maar zij kon er zelf ook best wat van. De onderlinge passie was er in de loop der jaren niet minder om geworden.

Niets… Behalve wat geneuzel over nanotechnologie kon ze geen informatie vinden die haar iets meer zou vertellen over het experiment van de twee heren. Ze rolde Evans laptop weer op en borg hem weg in de koker aan de wand. Wat nu, dacht ze. Er was opnieuw bijna twee uur verloren gegaan terwijl ze over Evan niets wijzer was geworden. Geïrriteerd en boos op hem beende ze naar de ijskast, trok deze open en schonk zichzelf een witte wijn in. Dat was haar derde al sinds ze achter zijn bureau was gaan zitten. Die gedachte zette haar even aan het twijfelen waarop ze besloot dat een half glas wel voldoende was. In de woonkamer ging ze even op de sofa zitten in een poging haar gedachten te ordenen. Voor haar op tafel lag het cadeau dat Evan voor haar had achtergelaten. Hij had haar op het hart gedrukt te wachten met het te openen tot het moment dat hij weer terug zou zijn. En wanneer was dat? Ergens na middernacht? Het stak haar opnieuw dat hij niets van zich had laten horen. Maar het besef dat hij daar naar alle waarschijnlijkheid niet zelf de macht over had knaagde nog meer aan haar. Die Dytre, ze haatte hem. Ze beet van venijn op haar lip tot ze de pijngrens bereikte, nam een liggende houding op de sofa aan en griste het pak van tafel. De verjaardag was verpest en het gevoel van onmacht en verbitterdheid maakte dat ze de schroom verloor om vast te kijken wat Evan voor haar gekocht. Zorgvuldig peuterde ze de fraaie strik van de verpakking. Wat cadeaus betreft kon je de verzorging wel aan hem overlaten, dat moest ze hem nageven. Ruimte voor presentjes was er ook als ze niet jarig waren. Het pakpapier zat onder de strik nog vastgesnoerd met klikband ,het laatste obstakel voor ze zich van de inhoud kon overtuigen.

“Kleding?” hoorde zij zichzelf zeggen en ze trok een zwartroze pakje uit de doos. Ze wilde niet ondankbaar overkomen, maar dit had ze na de motor niet verwacht. Met haar armen gespreid probeerde ze een beeld te vormen van het type kledingstuk en de stof waar het uit bestond. Al bij de eerste aanraking vanuit de verpakking merkte ze hoe heerlijk de stof aanvoelde. Haar vingers leken de textuur te kunnen proeven. Het weefsel gleed er soepel tussendoor en maakte er een aangename tinteling in los. Of was dat de ontspanning na de stressvolle dag die ze vandaag had ervaren? Met haar duimen wreef ze over de stof in de hoeken waar ze het vasthield. Het voelde bijzonder zacht aan. Onwillekeurig moest ze aan fluweel denken. Het was overwegend zwart van kleur, bijna oliezwart. Roze was slechts de naar zilver neigende gloed die over het donkere kledingstuk lag. Toen ze het iets hoger voor zich hield en het van beide kanten bekeek wist ze het: Evan had een catsuit voor haar gekocht. En wat voor één!

Ze vergat haar eerste oordeel over de schijnbare onevenredigheid met de motor. Maar waarom een catsuit? Nee, het was niet dat Evan nooit lingerie voor haar kocht. Ze was van hem alleen niet gewoon dat hij iets voor haar zou kopen dat zo extravagant was. Zo waren mannen nou eenmaal vaak niet, in elk geval niet vanuit zichzelf. Vaak moest je ze herhaaldelijk prikkelen met spannende ideeën en dan nog moest je maar afwachten of ze ook echt tot de daad kwamen om zoiets voor jou te kopen. Myrthe stond op. Het was niet goed wat ze deed. Evan zat opgesloten in het pand van zijn werkgever en zij was zichzelf aan het verlekkeren aan het cadeau dat ze helemaal nog niet had mogen openen. Ze moest iets doen nu. Met het spannende pakje nog in haar handen stond ze tussen de sofa en de salontafel. Ze stond al op het punt om het terug in de doos te gaan leggen, maar iets in haar kon dat niet. Ze staarde naar de stof en kreeg de neiging om er weer met haar duimen over te wrijven. Dat deed ze ook. Niet alleen was de samenstelling van de stof krachtig, het bracht haar ook in het onvermogen het los te laten. Haar ogen tastten het pakje nog eens af en haar blik gleed erlangs naar beneden. Hoe zou het haar staan? En zouden haar rondingen er wel goed in uitkomen? Was het niet een maatje te klein? Het waren die gedachten die normaal ook in haar op zouden komen bij het passen van nieuwe kleding. Nu moest ze alleen rationeel blijven en niet de prioriteit willen geven aan het bezig zijn met dergelijke vragen. Maar juist op het moment dat zij zich ertoe wilde zetten het op te vouwen en op te bergen begonnen haar handen te trillen. Haar verstand had het signaal gestuurd het terug te stoppen, maar haar lichaam reageerde er niet op. In plaats daarvan rolde er een plezierig gevoel langs de rug van haar hand en tintelden haar handpalmen. Een korte puls trok door haar beide armen en deed de orders die de hersenen hadden gezonden teniet. Spieren in haar schouders trokken haar armen even dichter tegen haar bovenlijf als reactie op het genot dat er door haar armen stroomde. Ze zette haar tanden op elkaar aan en sloot haar ogen. Toen ze deze weer opende had een onbekende macht zich van haar meester gemaakt. Alsof ze hunkerde naar een volgende beet uit een stuk chocola, keek ze naar de kleding met een blik die niet van deze wereld was. Uiteindelijk had ze zich overgegeven aan de wil van de catsuit.

Myrthe was naar de inloopkast gestapt. Nu kon ze Evan’s cadeau ineens wel loslaten, zij het slechts fysiek. Ze had het over een stoel gehangen en was voor de spiegel gaan staan. Ze kon zichzelf daarin oneindig vaak herhaald zien worden, omdat deze recht tegenover een andere spiegel stond die aan de kastdeur achter haar bevestigd zat. Met haar kin boog ze ietsjes naar beneden terwijl ze begon de knoopjes van haar bloes los te maken, maar ze bleef gefixeerd op haar reflectie. Tevreden keek ze naar haar strakke lichtblauwe spijkerbroek die ze speciaal voor vandaag had aantrokken, omdat haar dijen er goed in uitkwamen. Zou de catsuit datzelfde effect op haar rondingen kunnen hebben? Myrthe glimlachte. Nieuwsgierig gluurde ze er via de spiegel naar en durfde het in haar gedachte vast op haar lijf te projecteren. Evan’s benarde situatie was ze nu volkomen vergeten. Ze trok haar bloes uit en liet hem gedachteloos achter zich op de vloer vallen. Daarna was de spijkerbroek aan de beurt. Een aangename sensatie trok door haar hele lichaam terwijl zij zichzelf in haar ondergoed aanschouwde. Ze duwde haar bekken automatisch naar achteren en liet haar hand traag vanonder over haar navel naar de onderkant van haar beha glijden. Daar bracht ze haar duim en wijsvinger bij elkaar en ademde diep in. Haar hart sloeg als een moker in haar borstkas. Myrthe genoot met volle teugen van de spanning. Vervolgens knoopte ze achterlangs haar blauwe beha los en drukte deze nog even tegen haar volle borsten voordat ze hem liet vallen. Tenslotte kantelde ze haar heupen linksom, giechelde zacht terwijl ze haar eigen string bekeek … en trok die uit.

Ze had de catsuit van de stoel gepakt en drukte deze een ogenblik lang tegen haar borst. Een speels lachje werd door dat van haarzelf beantwoord in de spiegel toen ze ontdekte dat de bovenkant van één van haar areola’s er nog net bovenuit stak. Het spel wond haar op, maar het was vooral de stof die daar de veroorzaker van was. Wat was het toch dat Evan had bewogen haar dit cadeau te geven? Had hij haar werkelijk willen voorbereiden op een onvergetelijke nacht? Dat moest wel. Het materiaal had iets magisch over zich dat haar ernaar deed hunkeren. Toch kon het ook zijn dat hij het voor haar had gekocht om te gebruiken op de motor. Alleen kon ze haar ondergoed er dan beter onder aanhouden en moest ze er zeker van zijn dat ze het pas weer uittrok wanneer ze weer thuis was. Het was uitermate zacht en dun, maar was het geschikt om op de motor mee te rijden? Nee, bij nader inzien kon dat niet het doel zijn geweest dat Evan ermee voor ogen had. Het zou uiterlijk weinig verschil maken met de dikkere motorpakken die daar echt voor bedoeld waren, maar het was te strak om er meer onder aan te willen trekken dan je eigen ondergoed. Dan zou zij zich bijvoorbeeld op haar werk even ergens moeten omkleden. Dat zou natuurlijk wel kunnen. Haar werkkleding kon dan gewoon in de opbergbox.

Myrthe stapte in de pijpen van het pakje en probeerde het uit. Over de maat had ze al niet eens getwijfeld. Zoveel zorg kon ze wel aan Evan toevertrouwen. En waar hij er al naast zou hebben gezeten leek de catsuit er wel een oplossing voor te hebben. Wat Myrthe namelijk met het blote oog niet kon zien, was hoe deze strakke kleding zich geleidelijk naar haar contouren voegde en er perfect passend op aansloot. De sensatie die daarmee gepaard ging en door haar hele lijf een weg zocht was intens te noemen. Dezelfde nanotechnologie waarover zij eerder had gelezen in de bestanden en werken van haar vriend, was overvloedig in dit pak toegepast. Het was die techniek die ervoor verantwoordelijk was dat de materie zich op moleculair niveau precies zo schikte dat alles klopte. “Techlab?” las ze hardop voor toen ze een klein logo op de mouwen gewaar werd nog voordat ze haar armen erin gestoken had, “…ik wist niet dat ze daar ook lingerie maakten.”
Ze was wel erg verrast dat zelfs haar verjaardagscadeau bij Evan’s werkgever vandaan kwam, maar een koude douche bezorgde het haar niet. Integendeel. De temperatuur van haar lijf was alleen maar opgelopen en ze had gemerkt hoe ze licht was gaan transpireren zoals ze ook zou hebben gedaan in een sauna. Myrthes mondhoeken krulden zich even bij die gedachte en ze onderwierp haar nieuwe outfit aan een eerste inspectie. Ze was tevreden over hoe strak het haar benen maakte en kon na het slagersoordeel over haar eigen vetten alleen maar meer genieten.

Met haar bovenlijf nog ontbloot ademde ze nog eens flink in. Ze liet de mouwen tot langs haar dijen vallen toen ze bijna bibberend de ademhaling onderging. Ze spreidde haar armen met de handpalmen naar boven. Zoals ze daar stond had ze eenvoudig voor een religieuze fanaat kunnen doorgaan die contact zocht met een hogere macht om over de groep een zegen uit te spreken. Haar ogen had ze weer gesloten. Maar niet compleet. De extase die door de catsuit in haar lijf teweeg werd gebracht was wel zo nadrukkelijk dat haar oogleden ervan knipperden en van haar ogen alleen het wit was te zien. Dit griezelige verschijnsel gaf haar bijna de aanblik van iemand die een epileptische aanval onderging. Die ene rilling duurde zo lang dat er bijna een halve minuut verstreek. Het moment dat ze weer in de spiegel keek en het contact met de aarde leek te hebben hervonden stond haar volle boezem ver naar voren gestoken. Haar armen had ze gespreid . Ze vouwde deze daarop gecontroleerd voor haar onderlijf toen ze weer langzaam begon uit te ademen.

Ze hees zich in het bovendeel en was begonnen het pakje van voren beheerst vanaf haar kruis naar boven dicht te ritsen. Toen zij echter haar navel naderde met deze actie leek de rits de controle over te nemen. De rits ontworstelde zich aan haar vingers en schoot in rap tempo naar boven. Tussen haar borsten door bereikte hij haar hals waar de catsuit haar tenslotte volledig omsloot. Myrthe was geschokt. Had ze dit echt goed gezien? Of was ze zo vermoeid door de spanningen van deze dag dat ze dingen begon te zien die er helemaal niet waren? Myrthe begon het gevoel te krijgen in een droom te verkeren. Wat ze nu had gezien ging alle realiteit te boven. Toch zou dat wat haar daarna nog stond te wachten al haar verwachtingen overstijgen.

Eerst voelde het aan als een lichte, moeilijk te plaatsen hoofdpijn. Ze greep haar hoofd beet en kreeg inwendig meteen te maken met een geweldige mengeling van gewaarwordingen. Gelukkig was geen van alle echt onplezierig te noemen. Wat Evan ook voor achterliggende gedachte had gehad met zijn cadeau voor haar, het had in elk geval een groot effect bereikt. Myrthe was zowel opgewonden als gevuld met energie. Het voelde alsof ze vitamine D lag op te doen bij het bruinen in de zon. Haar huid kriebelde op alle plaatsen behalve op haar handen, voeten en hoofd,de enige lichaamsdelen die niet in het spannende pakje gestoken waren. Haar bloeddruk steeg merkbaar en ze meende zelfs dat ze kon voelen hoe het bloed door haar aderen werd geperst. De spiegel voelde als puur glas en een fijn laagje aluminium. Dat wist ze zonder dat ze het met haar lijf betaste. Maar het was meer dan dat. Zoals ze ook wist dat hun kasten uit massief grenenhout bestonden, op die onderdelen na waar kunststof nokjes en messing scharnieren de garderobekast in zijn verband hielden. Het voelde bizar, maar Myrthes zintuigen leken plotseling door alle voorwerpen heen te prikken. Zij was zich acuut bewust van de ingenieuze samenstelling van een paar lichtbronnen boven haar tot het residu van de terpentine waarmee eens verfresten uit de vloerbedekking waren weggepoetst. Ieder stukje materiaal om haar heen had zij in het vizier. Van alle bouwstenen in het penthouse wist ze aan te voelen waar ze vandaan waren gekomen en wat er de verwachte levensduur van mocht zijn. Een korte golf van misselijkheid schroeide haar keel, doofde weer uit en maakte plaats voor een nieuwe symfonie van sensuele signalen. Myrthe tolde om haar as en zocht steun aan een handgreep van de kast. Glazig keek ze om zich heen en tuurde door het waas dat zich voor haar ogen had opgetrokken. Zoveel wijn had ze deze avond toch niet gedronken?

Ze sleepte zich de slaapkamer in en liet zich vallen op het bed. De oude vloerbedekking, de minuscule krasjes in het glas van het raam, de structuur van het textiel dat op het bed lag, ja ook de hardnekkige kattenharen die door het huisdier van de vorige bewoner waren achtergelaten en zelfs na een grondige schoonmaakbeurt niet volledig waren opgelost, alles aan de ruimte waarin zij zich bevond kon ze voelen. Nee, voelen was niet het juiste woord. Myrthe werd er één mee. Ze ademde het en ze proefde het. Myrthe had een hogere staat van bewustzijn bereikt door het pak dat Evan haar gegeven had. En dat was het moment dat ze tot rust kwam en besefte waartoe de catsuit werkelijk had gediend: dit pak was voor haar meditatie bestemd! Maar natuurlijk wist ze wel dat die stiekemerd het niet alleen daarvoor had bedoeld.

Hier lag ze nu. Starend naar het plafond, waarvan ze nu de constructie en iedere verfstreek kende, enkel door ernaar te kijken en het met haar zintuigen af te tasten. Myrthe was boven zichzelf uitgestegen in haar vermogens en ze merkte dat het bovenmenselijke eigenschappen was die ze nu bezat. Het was de catsuit die haar in staat had gesteld om al deze nieuwe en krachtige indrukken gewaar te worden. Langs haar voorhoofd parelde wat zweet. Eén druppel glinsterde in de duisternis van de slaapkamer en begon geleidelijk zijn weg te zoeken in richting van haar oor. Overal op haar lichaam was Myrthe’s huid klam van het zweet en voelde zij zich warm. Ondanks het feit dat ze op de catsuit na eigenlijk niets aan had. Natuurlijk speelde de zwoele nacht daar ook een rol in, want het was werkelijk tropisch heet geweest vandaag en de hitte had hun hele woning gepenetreerd. Maar de voornaamste reden waarom haar temperatuur zo was gestegen, was de stortvloed van impressies waarmee ze te maken had gekregen en die ze niet eerder zo intens had gekend. Myrthe was in een bizarre paniektoestand geraakt zodra ze het pak had aangetrokken en bevangen werd door de onzichtbare krachten die zich van haar meester hadden gemaakt. Nu begreep ze ook waarom Evan er zo op had aangedrongen dat ze zou wachten met het cadeau uit te pakken tot hij weer thuis was. Ten eerste wilde hij natuurlijk niet dat het verrassingseffect eraf zou zijn en ten tweede zou hij haar hebben kunnen waarschuwen voor de intensiteit van de sensaties die er met het aantrekken van deze outfit gepaard gingen. In dat geval zou ze vast nog steeds geschokt zijn geweest door het bijzondere materiaal en ze zou ook zeker met dezelfde passie hebben verlangd naar een onvergetelijke nacht, maar dan zou Evan er zijn geweest om de paniek te temperen. Deze catsuit was gefabriceerd in Techlab, voor welk doel ook, en haar vriend had de kennis hoe het te gebruiken. Nu hadden alle omstandigheden elkaar versterkt. De tweeënhalve glazen wijn hadden de vurigheid van dit alles ongetwijfeld nog verder gekatalyseerd. Eindelijk zag ze dat verband en merkte ze dat haar lichaamtemperatuur en ademhaling zich weer wat aan het aanpassen waren. De rust keerde terug in haar lijf en ze zag hoe haar borstkas weer normaal op en neer ging. Ook de tinteling in haar handen, armen, bovenlijf en benen nam af en Myrthe voelde zich al minder benauwd. Ze kantelde haar hoofd iets naar achteren en zoog een diepe teug lucht in. Het was tijd om haar ogen te sluiten: nu ze wist waar dit pak toe in staat was, wist ze ook hoe ze Evan kon helpen thuis te komen.

In trance was ze teruggekeerd naar het moment dat ze haar motor naast die van Evan had geparkeerd. Myrthe zweefde in gedachte boven die plaats en daalde neer om dat moment optimaal te kunnen herbeleven. Ze zag hoe haar verleden-ik de motor vergrendelde met het horloge en dit gebruikte in een poging Evan te bellen. Tevergeefs, wist ze. Het was die verrekte communicatieblokkade die roet in het eten gooide. Dit was wel raar: zo naar zichzelf te kunnen kijken tijdens alle handelingen die ze ervoor alleen in vanuit haar eigen perspectief had kunnen zien. Alles leek zo griezelig echt. Het enige grote verschil was dat ze nu de zon niet op haar huid voelde branden zoals ze dat eerder die dag wel had gevoeld. Myrthe negeerde de acties van haar oude-ik en plaatste haar tien vingers tegen haar slapen. Dit was niet wat ze zocht. Ze had al lang geleerd dat het herhalen van vruchteloze handelingen altijd hetzelfde onbevredigende resultaat teweeg bracht. Dus ze moest iets nieuws proberen. De catsuit had haar nu in staat gesteld om dingen te doen die ze anders niet kon. Daarom sprak ze dat vermogen aan om te zien of ze de hermetische afsluiting kon doorbreken. Niet alleen had zij nu de capaciteit om de volledige samenstelling van materialen in kaart te brengen, ze wist ook welke serie van mogelijkheden aanwezig waren om bepaalde situaties te manipuleren. Daar waar een fietser in een straat zou zijn verongelukt als hij niet links maar rechts was afgeslagen, had zij nog meer mogelijkheden kunnen ontdekken om niet door een auto geraakt te worden als zij zelf op die fiets had gezeten en toch rechtsaf was geslagen. Een keten van gebeurtenissen leidt normaliter tot één onvermijdelijk resultaat. Myrthe had het gevoel dat zij door de schakels van deze keten anders te rangschikken ook het resultaat ervan zou kunnen beïnvloeden. Zo zocht zij via haar meditatie contact met de ingang van Techlab, want ze wilde weten of het mogelijk zou zijn geweest om daar toch binnen te geraken ook al was deze potdicht. Tot haar grote teleurstelling vond ze die niet. Deze poort was zo ingenieus geconstrueerd dat je er met een tank op in kon rijden zonder hem te doorbreken. Nadat ze dit had vastgesteld zocht ze de rest van het gebouw af. Deuren hoefden niet de enige wijze te zijn om een gebouw binnen te raken, ook al was dit vaak wel de meest logische keuze. De grote glazen wand die bestond uit een serie van in een metalen frame geklemde ramen behoorde ook tot de mogelijkheden. Maar zelfs al was ze in staat geweest om het glas te breken en daardoor binnen te dringen, dan was het slechts een kwestie van tijd geweest of Dytre had er zijn mannen op gezet om haar van Techlab te verwijderen.

Myrthe besloot het gebouw met haar geïntensiveerde zintuigen af te tasten en stuitte al spoedig op de communicatieblokkade waar ze eerder mee te maken had gekregen. Deze bestond uit een digitaal opgeworpen raster van signalen die voortdurend van golflengte veranderden. Eenieder die probeerde om van binnen of van buiten via enige vorm van communicatie contact te zoeken raakte verstrikt in een web van verstorende elektrische pulsen. Zodoende kreeg geen mens het voor elkaar een verbinding tot stand te brengen.
Met die kennis kon Myrthe natuurlijk wel proberen om zelf binnen te geraken, zonder gehinderd te worden door het op gang moeten houden van een verbinding. Alles wat zij nodig had was een zwak punt in de beveiligende structuur om er vervolgens met haar gedachten door heen te priemen. Door haar innerlijke krachten door het netwerk heen te weven vond Myrthe een weg tussen de lussen van elektrische pulsen. Ze wurmde zich er door om tot de eigenlijke bouwstenen van het kantoor te komen. Ook die wist ze te doorbreken, daar de catsuit het haar mogelijk maakte om door materialen heen te denken.

Volledig in haar trance verdiept bemerkte Myrthe niet dat haar handen het dekbed stevig vastgrepen. Ze had Evan ontdekt. Nu ze via haar meditatie het pand was binnengedrongen zag ze hoe hij verzwakt naar de gesloten ingang strompelde en er tot dezelfde conclusie kwam die zij eerder ook zelf had getrokken: Evan kon er niet meer uit. Ze zag hoe hij op de ramen toeliep nadat hij zich erbij had neergelegd dat de deuren geen irisscan meer registreerden. Hierna liep hij terug in de grote ontvangsthal waar hij zich beheerst op een stoel liet zakken. Man, wat zag hij er slecht uit. Even later sprong hij daar weer voor heel eventjes vreugdevol uit op, maar ging al vlug weer zitten met een expressie van teleurstelling op zijn gezicht. Zijn blik was gericht op de ramen naast de ingang en volgde een beweging die hij daar buiten gewaar was geworden. Dit was het moment dat ook Myrthe realiseerde dat hij haar gezien moest hebben. Evan had dus geweten dat zij naar hem toe was gekomen om hem van het werk op te halen of in elk geval te weten te komen waarom dit alles zo lang duurde. Dit gaf haar hoop. Het sterkte haar dat ze door hem was gezien, al was zij daar nu pas achter gekomen. Zij was daarna bij de ingang weggelopen en had een nabij gelegen bar opgezocht om haar gedachten te ordenen.  “Myrthe, help!” hoorde ze hem voor het eerst schreeuwen. De geluidsdichte wanden hadden het voor haar eerder onmogelijk gemaakt om zijn roep om hulp te ontvangen. Evan liep vervolgens weg uit de ontvangstruimte en ze zag hoe hij in de richting liep van het bedrijfsrestaurant. Myrthes schijnaanwezigheid volgde hem. Evan was tussen wat tafeltjes en stoelen door naar de bar gelopen en had erachter naar de pillen gezocht die hij normaal geduldig had besteld als er iemand was geweest om zijn bestelling in ontvangst te nemen. Wat later proefde zij het zout op haar eigen lippen toen ze zag hoe Evan aan een tafeltje zijn hoofd in zijn handen begroef en hij emotioneel opbrak. Voor het eerst deze avond joeg een koude rilling door haar strak verpakte lijf. Myrthe leefde met Evan mee, maar moest nu zelf ook te weten zien te komen waarom hij in die positie was geraakt. Daarom besloot ze Evan, die haar rondzwevende gedachten toch niet kon zien, achter te laten. Maar juist op het moment dat ze het restaurant wilde verlaten om naar een oorzaak te zoeken maakte een heftige luchtverplaatsing dat het hele bouwwerk van Techlab begon te schudden. Ze werd een akelige schokgolf gewaar en wist dat deze ergens boven het gebouw in de lucht moest zijn ontstaan. Haar balans verliezen kon ze niet, maar door een duister gevoel dat haar ziel leek te willen verscheuren kostte het haar wel veel moeite om de toestand van trance te handhaven. Uiteindelijk slaagde ze daar niet in.

Met een schok kwam ze terug tot het hier en nu. Ze was rechtop in haar bed gaan zitten en merkte dat het benauwde gevoel weer terugkwam. Ditmaal was het alleen niet de catsuit die daarvoor zorgde, maar een kwaadaardige kracht die van buiten kwam. Een frisse bries, die door het enige open raam in de kamer kwam binnenzetten, bezorgde haar kippenvel. Myrthe hijgde even, keek naar het raam en tastte de duisternis af. De eerdere ontspannenheid die de diepe concentratie had mogelijk gemaakt was volledig verdwenen en had plaats gemaakt voor een nieuwe vorm van alertheid. Adrenaline maakte nu de dienst uit, want ze wist dat er iets loos was en dat het duistere brein achter Techlab het op haar had gemunt. Toen dit besef goed tot haar was doorgedrongen haastte zij zich de trap af en rende naar het keukenblok. Ze griste haar horloge en haar sleutelbos van het keukenblad en maakte dat ze bij haar motor kwam. Kort daarop startte ze deze en maakte ze contact met het asfalt dat nog warm was van de dag. Deze nacht zou ze van Lyon afscheid moeten nemen, want Procyon was in aantocht.

Wisselwereld 3 – Connectie, 10.0 out of 10 based on 2 ratings

Inmiddels is op  YOUZZLE de tweede ronde begonnen van Nederland schrijft een boek. Helaas is onze De Chinese doolhof het de vorige keer niet geworden, maar we doen vrolijk mee aan hoofdstuk 2. Castor en Pollux is het vervolg op de Wisselwereld van Sjors Kersten. En aangezien de schrijfstijl van Sjors erg doet denken aan de schijfsels van onze Achmed Liën, konden we er aardig onze ei in kwijt!

Hoog boven Evan moest de vreemdeling door het dak van Techlab zijn geschoten. Geleidelijk verstomde het kabaal van het brekende beton. Neervallend puin maakte wel dat de stilte nog even op zich liet wachten. Lampen flitsten aan en uit en bleven uit na een kort salvo van elektrisch geknetter. Onder een enorm gerommel en gekraak donderden vele brokken beton op de vloer waarop Evan was gaan liggen. Ieder volgend blok dat voor hem neerkletterde maakte dat Evan ineen kromp. In een reflex stak hij een arm voor zijn betraande gezicht om zich te beschermen tegen de fragmenten die om zijn oren vlogen. Met de andere arm hield hij zichzelf in evenwicht. Als bij een botsing tussen twee enorme asteroïden , spatten stukken van diverse bouwmaterialen uiteen en schoten in willekeurige richtingen, gevolgd door een wolk van het stof dat erin opgesloten had gezeten. Het merendeel klapte echter in één stuk neer, waardoor een drukgolf over deze verdieping rolde. Binnen een paar seconden zag het voorste deel van het laboratorium grijs-zwart van het stof. De dikke vuile mist werd nog deels belicht door spotjes die hier en daar als bureaulampen fungeerden. Deze leken niet te willen zwichten voor al het geweld waar deze ruimte onder gebogen ging. Toch duurde het even voordat Evan ook maar iets van de lichtstralen meekreeg zolang vallende bouwlagen het zicht blokkeerden. Beton en metalen balken werden direct gevolgd door een verzameling stoelen, bureaus, computers en andere apparatuur. Ook veel glaswerk dat aan de scheidingswanden van vergaderruimtes had toebehoord, kletterde samen met al het puin naar beneden. Niet dat Evan ook maar iets kon onderscheiden van hetgeen zich voor hem aan het ophopen was. De ontstane stofwolk bleef nog altijd toenemen zolang de brokken naar beneden bleven zeilen. Het was sowieso onverstandig om de beschermende hand voor zijn gezicht vandaan te trekken voordat de instorting tot rust was gekomen. Het mocht een wonder heten dat de vloer waarop hij zich bevond stand hield onder deze intense krachten van vernieling.
Een wolkpluim, die zich door de verwrongen deuropening perste, nam naar buiten in volume toe. Vanuit de hal gezien was dat verder de enige zichtbare indicatie van de catastrofe die zich in het lab had ontvouwd. De buitenste schil bleef verder intact. Evan werd gezandstraald door het vuil dat zich om hem heen had verspreid. Onder een luid gekuch vochten zijn longen om de schaarse zuurstof binnen te krijgen. Voor zijn eerdere emoties was nu geen plaats . Lucht en beschutting hadden de prioriteit gekregen.
Nagenoeg vijf minuten verstreken voordat Evan de kans kreeg om zich staande te houden in al deze chaos. Aanvankelijk leek er totaal geen reden voor hem te zijn om nog verder in deze ruimte te willen doordringen. Hij was zelfs al bezig zichzelf weer op te richten en te vluchten toen een zwak gejammer zijn aandacht trok. Het gehuil werd steeds onderbroken door iets wat hij niet thuis kon brengen. Eén moment bedacht hij of het niet verstandiger was om gewoon te vluchten en rust en veiligheid te vinden bij zijn geliefde Myrthe thuis. Zijn verantwoordelijkheidsgevoel dat hem als bedrijfshulpverlener was aangeleerd, maakte echter dat hij besloot dat je geen slachtoffers in deze puinhopen kon achterlaten. Het besluit was snel genomen: zich vastklampend aan de verbogen randen van het gat stapte hij de duisternis tegemoet. Iemand was in nood en hij zou het zichzelf nooit kunnen vergeven als hij diegene zou laten stikken. Voorzichtig stapte hij door het gat en in de dikke mistige laag van gruis.
“Hallo?” schreeuwde hij schor in het duister en terstond hapte hij naar adem in een opstekende hoestaanval. Zijn luchtpijp was gortdroog en leek te branden bij elke stoot die er doorheen ging. Had het duister hem geantwoord dan zou zijn eigen gehoest deze respons volledig overstemd hebben. Het kostte hem een volle minuut om  zijn eigen ademhaling weer meester te worden. Meerdere klodders dik slijm sijpelden over zijn lippen toen zijn longen weer enige zuurstof binnen kregen. De jongeman snakte naar adem, omdat de ijle lucht hem de mond snoerde.
“Hé! Is daar iemand?” probeerde hij het nog eens, nadat de ergste stof was opgetrokken. En ook ditmaal moest hij hoesten en werd er niet geantwoord. Omzichtig stapte hij daarom naar voren en trachtte zich gewaar te worden uit welke richting het geluid was gekomen. De duisternis aftastend  zocht hij naar het dichtstbijzijnde object dat hij als houvast kon gebruiken. Hij vond de kunststof behuizing van een beeldscherm. Met enige moeite wist hij zijn blik scherp te stellen en ontdekte de vernielde computer waar het scherm aan toebehoorde. Het laboratorium was immers nog vooral in duisternis gehuld. Het zonlicht kreeg de kans nog niet om door het gat in het dak binnen te dringen daar een stofwolk dit belemmerde. De laatste lichtpuntjes in de ruimte waarin Evan stond waren niet langer afkomstig uit lampen die de werkplekken verlichtten. Kleine brandjes waren hier en daar ontstaan door beschadigde apparatuur en kortsluiting. Flikkerend licht priemde door de donkerte. Hij moest zich haasten wilde hij een kans maken om het huilende slachtoffer veilig te kunnen bereiken.
Evan had maar kort een indruk kunnen krijgen van de oorspronkelijke constructie van deze ruimte voordat de zwarte indringer het gebouw door het plafond verliet. Rechts van hem, wist hij, had hij een stel gigantische generatoren achter glas gezien. Of waren dat de noodaggregaten geweest? Nee, dat zou een wat onlogische plaats zijn geweest om die onder te brengen. Op deze plek was een oranjerode gloed zichtbaar, ongetwijfeld afkomstig van een brand. Links van hem flitsten blauwe sterretjes aan de uiteinden van elektriciteitskabels. Die moesten van de enorme buisvormige apparatuur afkomstig zijn die hij eerder gewaar was geworden. Vonkjes kwamen ervan los en speelden pyromaan met de inboedel.
Hij passeerde de kruk die eerder door het laboratorium was gevlogen en vond steun aan een object dat hij niet thuis kon brengen.
“Ai!” slaakte hij een kreet van pijn. Het onbekende voorwerp bleek een uit elkaar gescheurde archiefkast. Evan verwondde zijn hand aan een gekarteld stuk metaal. Voor even was al zijn aandacht gericht op de nare sensatie in zijn vingers. Zien kon hij de wonden niet, maar de pijn en de doordringende geur van zijn eigen bloed informeerde hem over de toestand waarin zijn hand verkeerde.
Nieuw gejammer trok ineens zijn aandacht en gaf hem een idee waar hij verder moest zoeken. Hij tastte naar de pols van zijn gekwetste hand en slaagde erin het knopje van het lampje te vinden dat op zijn horloge zat. Een klein schijnwerpertje drong plots door alle zwevende deeltjes en gaf Evan de kans om zich beter te oriënteren. De lichtbundel hielp hem een uitweg te vinden uit deze donkere doolhof. Diverse glasscherven kraakten daarbij onder zijn gewicht en het oortje van een drinkbeker maakte zich van zijn eigenaar los toen hij er op stapte.
Plotseling kreeg hij nieuwe vertrekken in het vizier. Eindelijk zag Evan een lichtpuntje; hij spoedde zich er heen. Bij het verlaten van het voorste laboratorium belandde hij in een bescheiden atrium dat de medewerkers een plaats van ontspanning had geboden. Daar trof hij een kunstmatig vijvertje aan. Gretig stak hij er zijn gezicht en handen in. Karpertjes schoten opzij terwijl wit stof het water troebel maakte en het bloed van zijn vingers het rood deed kleuren. Het atrium zelf was ook niet volledig vrij van vuil. De stofwolk die erin was binnengedrongen vanuit het lab liet fijn materiaal achter op zijn pas gewassen donkerblonde haar. Evan veegde het smerige water uit zijn gezicht en zocht naar de plaats vanwaar hij het geluid had gehoord. Hij ontdekte een volgend labdeel waaruit een hijgend gesnik weerklonk. Een rafelig gat bevond zich op de plaats waar eens de deur naar deze ruimte was geweest. Verder was deze verrassend goed verlicht en leek door het geweld van boven ontzien. Opgelucht verschafte hij zichzelf toegang tot die ruimte en raakte bevangen door verse indrukken.

Als een toeschouwer van een voetbalwedstrijd leek hij een arena te zijn binnen gestapt. Links en rechts van hem werd de tribune gevormd door computers en panelen die op boven elkaar liggende bouwlagen opgesteld stonden. Ze waren afgeschermd door metalen buizen die verhinderden dat de laboranten naar beneden konden vallen. Een trap van een paar meter breed strekte zich voor hem uit om te eindigen bij een ander paneel in het midden. Daarachter bepaalde een monster van mechanica het beeld en nam er een flinke ruimte van in beslag. Eveneens achter een glazen wand stond daar een kolossaal elektronisch gedrocht. Op één plaats was de glazen beschermwand uit haar sponningen gesprongen. Evan had de indruk dat hier de duistere vreemdeling gevangen was gehouden die nu was ontsnapt. Een platform in het midden besloeg op zijn minst een kwart van de totale werkruimte achter het paneel. Het was zeker een meter dik en lag vol met iets dat op roetdeeltjes leek en een blauw soort pasta. Twee aluminiumkleurige constructies van een meter of vier hoog flankeerden dit plateau. De gelijkenis met twee gigantische microscopen was treffend. Erachter liep een veelkleurige buis van zeker vijftien meter in doorsnede waaraan deze apparaten gekoppeld bleken te zijn. Daarnaast stond nog een groot cilindervormig bouwwerk dat aan een zuigermachine deed denken. De totale stellage was enorm en indrukwekkend te noemen.
Evan vond het toch wel bijzonder dat hij al deze geheime ruimtes betrad en liet zich keer op keer verbazen. De afdelingen van Techlab werkten weliswaar continu samen aan gemeenschappelijke doelen, maar de medewerkers kenden de onderlinge verbanden vaak niet. Geheimhouding stond hoog in het vaandel en wie ook maar de schijn wekte deze te willen doorbreken, mocht zijn biezen pakken en een dure advocaat in de arm nemen.
Veel van de laboratoriumwerkplekken bleken abrupt te zijn uitgeschakeld door stroomonderbrekingen of vernield door rondvliegende voorwerpen. Aan de wanden van het lab kleefden zoveel bloedsporen dat het Evan toescheen alsof hij in een enorme slagerij was binnengestapt.
Deze veelvoud van impressies werd doorbroken door een dun piepstemmetje dat naast hem klonk. Het kwam uit de richting van één van de bureaus. In eerste instantie zag hij nog niet waar het geluid vandaan kwam, maar spoedig werd hij een vrouwelijke gedaante gewaar die onder een werktafel klaarblijkelijk aan het hyperventileren was. Een waterval van tranen – van geluk of angst – maakte zich bij haar los.
“Goed volk!” bracht Evan uit in de hoop haar daarmee gerust te stellen. Het huilen hield echter niet op. Evenmin had de vrouw de controle over haar oppervlakkige ademhaling herwonnen. Een volle borstkas bleef onregelmatig op en neer gaan. Evan knielde bij haar neer en praatte zachtjes tegen haar.
“Rustig maar,” suste hij.
“…het komt nu goed. Er is nu iemand bij je.”
Hij legde zijn handen op haar schouders en zocht naar goedkeuring in haar vochtige reebruine ogen. Hij hoopte haar tot kalmte te brengen door over haar schouders te wrijven. Een knikje van haar kant bestempelde tenslotte het vertrouwen.
“Hé, het is goed nu,” sprak hij haar opnieuw vertroostend toe.
“…kom maar.”
Hij probeerde haar aan haar schouders zo te manoeuvreren dat ze vanonder het bureau zou kunnen opstaan. Anders kon hij haar niet goed bekijken om te zien of ze iets mankeerde. Aanvankelijk dorst ze niet van haar beschutte plaats te wijken en klaagde ze dat ze haar been had gebroken.
“Nee!” was alles wat ze tussen haar gehaaste ademhaling kon uitbrengen ,wijzend naar haar been. Nieuwe tranen vloeiden over haar wangen. Evan had haar zorgen om haar botbreuken niet direct herkend en moedigde haar verder aan om op te staan. Maar toen hij haar angst eenmaal doorhad, staakte hij zijn actie en liet haar zitten waar ze zat. Ze kroop wel wat dichter naar hem toe om de communicatie te vergemakkelijken en de reden van haar leed toe te lichten.
“Hier,” zei ze en wees op de gescheurde stof van haar panty. Evan zag wel dat de kleding was gescheurd en verwachtte er op z’n minst een verdikking te zullen zien. Maar behalve een hoeveelheid blauwe pasta en een aardige plas bloed onder haar lichaam was er geen breuk te zien. De huid van haar knie was ietwat besmeurd, maar strak en glooide zoals het hoorde.
“Ssssh!” kalmeerde hij haar.
“Er is geen wond te zien,” en met een zachte handbeweging streek hij over haar been, de blauwe pasta negerend die over zijn vingers trok. Teder oefende hij wat lichte druk uit.
“Zie je wel? Doet dit pijn?”
Hij wilde er zeker van zijn dat ze geen pijn ervoer. Het moest vaststaan dat er geen ernstige verwondingen waren. De vrouw was verbaasd over de afwezigheid van pijn en haar ademhaling begon zich langzaam te stabiliseren. Met grote ogen onderzocht zij nu zelf haar eigen knie.
“Euh nee, hoe kan dat nou? ”
“Het is vast de schrik geweest,” verzekerde hij haar, maar de vrouw dacht daar anders over en protesteerde:
“Nee echt! Mijn been was gebroken. Ik heb het bot zelf naar buiten zien steken. Waar komt anders al dat bloed vandaan?”
Evan moest toegeven dat dit hem wel verontrustte. Alleen een blinde kon over het hoofd zien hoe het bloedspoor naar haar lijf een route volgde over de muren en het plafond. De abstracte expressionist Jackson Pollock was beslist afgunstig geweest om zulke kwaststreken. Zeker anderhalve liter woest verspreid bloed plakte tegen de wanden. Deze jonge vrouw had op z´n minst zwaargewond moeten zijn. Evan vroeg zich verwonderd af hoe dat eigenlijk op die plek terecht was gekomen. Hij had er werkelijk geen idee van. Hij bekeek de vrouw nog eens goed en vroeg haar opnieuw of opstaan mogelijk was. Ze dacht van wel en liet dit blijken met een aarzelend lachje. Ze hees zich aan hem op en kwam overeind. Een handreiking voor haar vrije hand en een platte hand die haar rug ondersteunde waren genoeg om haar de nodige begeleiding te geven.
“Niks,” sprak ze vol verbazing door haar tranen heen, doelend op de afwezigheid van pijn. En ook Evan verwonderde zich erover hoe er zoveel bloed kon zijn zonder dat er ook maar één wond op haar ranke lijf te vinden was. Met haar goedkeuring inspecteerde hij haar hoofd, rug en benen terwijl ze zelf haar lijf van voren controleerde. Dus waar had zij zoveel bloedverlies opgelopen?
“Krijg nou wat!”
Evan bekeek zijn eigen handen. De blauwe substantie waarmee hij inmiddels veelvuldig zijn vingers had besmeurd, drong al kruipend in zijn huid. Zijn vingertoppen zogen het op alsof er een onzichtbaar mondstuk van een kruimeldief in school. Bij het binnentreden van deze opvallende pasta door de poriën sloot de huid zich waar hij deze eerder lelijk had verwond. Ieder stukje huid waar bloed nog maar net de pezen verborgen hield, trok zich nauwkeurig terug totdat zijn vingertoppen weer in staat waren een gave afdruk achter te laten. De pasta zelf verdween compleet. Het enige dat achterbleef waren zwarte spikkels gelijk aan de roetvegen die achter in dit lab op een plateau te ontdekken waren. Hij kon ze zo van zijn handen vegen.
Al even perplex als hijzelf staarde ook zijn vrouwelijk gezelschap naar het wonder op zijn handen. En van zijn handen gunde zij zichzelf een verse blik op haar eigen lijf, stomverbaasd over het effect van deze dikke blauwe gel.
“N-2-U-X,” ze bracht het alsof ze een computerspeaker was die een commando voorlas.
“Sorry? Dat is een ongebruikelijke naam!”
“Oh nee, sorry,” en ze bloosde. Alleen was dat niet zichtbaar, omdat het nog voor een groot deel verborgen zat achter het blauwe waas.
“Deidree,” zei ze en stak haar hand naar voren.
“Deidree la Paz.”
Evan beantwoordde het gebaar meteen en realiseerde alleen nu hoe warm haar hand eigenlijk was. Of kwam het doordat de zijne zo koud was nu hij het had gewassen met het vijverwater uit het atrium? Even bleef het stil en hij staarde een paar seconden te lang naar haar zachte oogopslag. Twee prachtige kijkers keken hem vragend aan. Ten slotte trok haar wenkbrauw zich op waardoor zijn trance werd doorbroken. Net niet hakkelend bracht hij uit:
“Evan. Evan Morrow,” hij herstelde zich, maar een ‘big smile’ wist hij niet meer te onderdrukken. Bloed liep naar zijn ongeschoren wangen en maakte dat hij bloosde. Ook Deidree trakteerde hem op een lachje. Het hare was alleen net iets meer cartoonesk. Jeetje, wat moest Myrthe hier wel niet van denken, bedacht hij zich. De omstandigheden waar hij deze middag in was beland maakten dat hij weerloos was geworden voor dergelijke charmes. Deidree liet haar hand uit de zijne glijden en begon aan een oppervlakkige schoonmaakbeurt door wat van de blauwe pasta van haar polsen en het gezicht te wrijven. De hyperventilatie was als voor de zon verdwenen nu ze in mannelijk gezelschap was en er haar redder in had gevonden. Toch was duidelijk te zien dan ze nog flink gespannen was en hier vlug weg wilde.
“Wat een bizarre ervaring is dit,” sprak ze, duidend op de helende werking van het blauwe goedje. Evan vond een stofdoek en hoewel deze wat aan de vuile kant was, volstond hij om Deidree te helpen haar gezicht smurrievrij te krijgen.
“Hoe ben je zo besmeurd geraakt?” wilde hij van haar weten.
“En wat is dat voor spul?”
Deidree keek van de vettige substantie kort naar Evan op en van hem naar de bron van al deze ellende. Haar blik bleef vast gericht op de enorme microscoopvormige stellage aan de andere kant van de ruimte. Ze begon weer te snikken voordat zij zich goed en wel kon verklaren. Evan strekte zijn handen weer naar haar uit.
“Het is goed. Ga anders even zitten,” stelde hij voor en greep de leuning van een bureaustoel vast die hij binnen handbereik had. Maar Deidree sloeg het aanbod af.
“Nee, het is niet goed. Ik moet vast ergens een fout hebben gemaakt en zo de dood hebben veroorzaakt van al mijn collega’s hier.”
Een nieuwe golf van tranen maakte zich bij haar los. Ze bedekte haar gezicht en ging kennelijk gebukt onder hartverscheurende emoties. Evan daarentegen keek bijna paniekerig om zich heen. Welk een horror moet zich hier hebben afgespeeld waardoor zij zich zo miserabel voelde? Maar het gissen naar het antwoord was niet heel moeilijk. Na wat hij vandaag had meegemaakt, lag de conclusie voor de hand dat dit met de duistere vreemdeling verband hield. Met een nog wat zilte ondertoon begon ze haar verhaal:
“Ik was samen met mijn collega Robin bezig aan dat apparaat daar,” ze wees naar het paneel onderaan de trap.
“… Robin was juist bezig om de lichaamsfuncties van dat monster te meten terwijl ik het paneel bediende om nieuwe instructies te kunnen invoeren.”
“Ho wacht even! Wil je zeggen dat hij daar achter het glas heeft gezeten?”
Deidree begreep wel dat hij het vroeg, maar eigenlijk lag het antwoord wel erg voor de hand.
“Ja. De duistere persoon die de boel hier aan diggelen heeft geslagen werd hier door ons vastgehouden.”
Deidree kwam zo niet echt aan haar verhaal toe, want Evan onderbrak haar opnieuw.
“Hij … hij zat hier al een tijdje?” vroeg hij. Hij kon amper bevatten wat nu pas echt tot hem doordrong.
“Zeker. Maar laat me nu even vertellen.”
Evan snapte het en gaf haar die kans.
“Dat monster dat vandaag al die chaos hier heeft aangericht werd daar tussen de armen vastgehouden,” ze wees opnieuw naar de stellage in de vorm van de microscopen.
“Met behulp van de materiezender van één van de Y-afdelingen werd hij naar hier geflitst, een onverwacht neveneffect van Techlab’s fundamentele onderzoek naar elementaire deeltjes. Ik bedoel, wij doen die experimenten hier natuurlijk niet zelf. Dat zou betekenen dat we hier over een eigen deeltjesversneller beschikken. Alleen heeft Techlab wel de apparatuur om contact te zoeken met materie van elders uit het universum. Dat doet zij met behulp van de Chronosfeer, een massief mechaniek waarmee we onlangs grote brokken materie naar hier hebben kunnen zenden.”
“Kunnen we dat echt?” onderbrak hij haar weer.
“Stil nou,” gebood zij hem.
“Ik weet enkel dat die Chronosfeer zo genoemd wordt en dat dit apparaat het hoofddoel uitmaakt van die andere afdeling. Hoe het is staat is om materie te verplaatsen en naar hier te krijgen weet ik niet. Wij kregen enkel de monsters aangeleverd, die tot voor kort alleen uit brokken ruimtepuin bestonden,” ze zuchtte even.
“…totdat híj ineens verscheen. Onze opdracht was om met de Castor, het grote bouwwerk dat je daar ziet staan, de monsters te stabiliseren en aan nadere inspectie te onderwerpen. Onder het platform wat je daarginds ziet, ligt Pollux. Dat is een soort kanon om de monsters mee door te lichten. Naar de werking daarvan moet je mij niet vragen, daar was Robin de expert in. Ik weet meer van de Castor. De Pollux werd ook niet ingezet voor onze merkwaardige bezoeker. Al stond dat wel in onze planning, omdat we meer over die vreemde substantie in zijn lijf te weten wilde komen. Dat is de N2UX waar ik het net over had, dat smerige goedje hier dat onze verwondingen genas. Het gevangen houden van dit krachtige individu en hem aan wat onderzoeken onderwerpen was ons eerste doel, maar al gauw raakten wij gefascineerd door de geneeskrachtige materie in zijn lijf waarmee hij ook zichzelf heeft hersteld. Techlab had overigens helemaal niet bewust het plan gehad om hem naar hier over te halen. Zoals ik al zei, kwam hij per ongeluk in onze wereld terecht. In eerste instantie was Procyon, eveneens vernoemd naar een ster, zwaargewond en in verdoofde toestand hier aangekomen. Geketend werd hij hier binnen gereden en op de Castor en de Pollux geplaatst. Toen we dat zagen gebeuren, hadden we direct de angst in ons hart en realiseerden we ons dat we met een serieuze taak van internationaal belang waren opgescheept. Niet alleen waren we erin geslaagd een levend organisme van een andere wereld naar hier te halen, we zaten ook met de vraag wat we nu met hem aanmoesten. Alle medewerkers die hier werkten, voelden de verantwoordelijkheid op zich drukken. Procyon mocht geen bedreiging vormen voor de buitenwereld. En ik denk dat ik voor al mijn directe collega’s spreek dat we eigenlijk wel wilden dat hij werd teruggestuurd naar de wereld waar hij vandaan kwam. Maar misschien kon dat wel helemaal niet. Wat er uiteindelijk met hem moest gebeuren wist dus ook niemand. Stabiel houden, bewaken en lichaamsfuncties meten was al wat ons te doen stond. Alleen pakte dat niet zo uit als we hadden gepland.”
Deidree’s ogen werden weer troebel. Ze gleden over de vernielde werkplekken en zochten naar de lichamen van haar collega’s. Van een enkeling was niet veel meer overgebleven dan een zielig hoopje as. Evan luisterde gespannen en gaf haar de ruimte om niet verstard achter de computers in de hoek gedrukt te blijven staan. Ze liepen een stuk weg van de plaats waar hij haar had gevonden en posteerden zich bovenaan de trap. Voor hen lag het toneel er chaotisch maar verlaten bij. Verbitterd vervolgde ze:
“Dat Procyon over ongekende krachten moest beschikken wisten we allang. Zelf hadden wij niet in de hand wat er met hem moest gebeuren. Die instructies kregen wij van een andere afdeling. Zoals je weet wordt er binnen Techlab met PDA’s gewerkt die geprogrammeerde instructies doorgeven.”
Evan was bekend met dit principe. Voor zijn functie had hij er bij indiensttreding ook één ontvangen. De PDA werkte als een doodeenvoudige handcomputer die je in de alom aanwezige geavanceerde apparatuur, die Techlab rijk was, vast kon klikken. Het hulpmiddel was iets kleiner dan een volwassen mensenhand en daarmee handzaam in gebruik. Opdrachten konden met de hand worden ingevoerd door over een toetsenbordje te ‘vegen’ dat op het display op te roepen was. Voor Evan had het inspreken met de voicerecorder echter de voorkeur.
“Vanmorgen staken we één van de ons aangereikte PDA’s in het controlepaneel waarna het ineens faliekant misging. Robin stond naast me toen het gebeurde en werd het eerste slachtoffer. Direct nadat ik de PDA in het slot had gestoken vielen de twee stabilisatorstralen van de Castor uit. Ik had de handheld nog niet losgelaten of ik zag de stralen uit de projectoren aan beide kanten uitdoven. De akelige verschijning voor mij had het direct in de gaten. Procyon boog abrupt zijn gezichtsloze hoofd opzij en beproefde of hij in staat was om zijn armen en benen te bewegen. Kort daarop volgende een dreun. Ik werd door de ruimte geslingerd en Robin werd door een hoop rondvliegend glas gedood.”
Beverig wees ze naar het paneel waar ze Robin konden zien liggen. Niet alleen was hij een speldenkussen van glas geworden, maar aan zijn verminkte gezicht en een plas bloed te zien moest deze Procyon hem nog meer leed hebben aangedaan. Zijn leeftijd viel aan zijn gezicht niet in te schatten. Oordelende aan zijn postuur en kleding moest hij een jonge dertiger zijn geweest. Evan nam Deidree in zijn armen. Ze was opnieuw in huilen uitgebarsten. Zij liet haar hoofd op zijn borst rusten en liet zich helemaal gaan. Evan, op zijn beurt, wreef over haar rug en suste.
“Oh arm ding,” fluisterde hij zachtjes. Ze was in één klap haar naaste collega kwijt en wie weet hoeveel collega’s nog meer. Evan kon, te oordelen aan de ravage waar zij in stonden, wel raden wat er gebeurd moest zijn. Een ogenblik later liet hij haar los en liep rustig over de trap naar beneden. Bij het passeren van iedere rij werkplekken trof hij daarachter en daaronder slachtoffers aan waarvan de een er nog gruwelijker bij lag dan de ander.
“Hoe kan het dan dat jij dit hebt overleefd? Je stond het dichtste bij,” hij stelde de vraag hardop aan haar zonder haar aan te kijken. Meer slachtoffers staarden hem levenloos aan. Het monster moet hen op dezelfde manier hebben gedood zoals hij ook de soldaten vermoord had zien worden. Zijn maag trok zich samen en hij voelde nieuw gal opkomen. Even kokhalsde hij. Met de rug van zijn hand voor zijn mond wist hij zich echter te bedwingen, maar bleef onpasselijk bij de aanblik van de vermoorde medewerkers.
“Eén man zag het gebeuren en schoot op hem,” antwoordde Deidree. Evan zei niets. Hij was bevangen door dit afgrijselijke tafereel.
“…ik weet niet of het schot het monster had geholpen om door het glas te breken, maar hij had hem in zijn schouder geraakt,” ze slikte en klonk hees door de tranen.
“…Procyon’s bloed is de N2UX die we hebben onderzocht. Het spoot over mij heen toen hij werd beschoten. Maar het hielp allemaal niets. Althans, voor mijn collega’s … hoe moet ik dat zeggen?”
“Ik begrijp het Deidree. Ik mag toch wel Deidree zeggen?”
Ze gaf geen antwoord, maar Evan besteedde daar geen aandacht aan. Hij was aangekomen bij het paneel en zag Robin ernaast op de vloer liggen. Hij begreep meteen waarom de jonge man het niet had overleefd en deinsde geschrokken terug van het gruwelijke beeld dat hij dacht te hebben gezien. Evan begon zich licht in het hoofd te voelen. Had hij dat nou goed gezien? Het leek wel alsof het slachtoffer een deel van zijn gezicht miste. Hoewel een stemmetje in zijn hoofd hem aanraadde om het niet te doen, werd hij door nieuwsgierigheid naar het lijk getrokken. Het was inderdaad zoals hij dacht het te hebben gezien. Van Robin’s Zuid-Amerikaans getinte uiterlijk was slechts een helft van het gezicht overgebleven. De rest was wreed weggeblazen. Het overgebleven oog staarde angstig naar het plafond. Het rode waas dat over zijn oogbol lag, zal hij niet meer hebben gezien. De plaats waar het andere oog had gezeten werd opgevuld door brokken bloed en verder alleen maar leegte. Ditmaal kon Evan zich er niet tegen verzetten; het gevoel van afkeer was te heftig. Vanuit zijn slokdarm begon hij te schokken en een zure smaak verspreidde zich door zijn hele strottenhoofd. Een klein beetje slijmerig gal spuwde hij naar buiten en moest het paneel vastgrijpen om zijn balans te hervinden. Met zijn hoofd tussen zijn schouders hing hij daar aan het metalen frame en voelde een bonkende hoofdpijn opkomen. Evan vocht ertegen en probeerde weer snel rechtop te gaan staan. Hij boog zijn armen waar hij deze eerder gestrekt hield om over te geven en staarde naar het paneel. Met wat hij daar zag verdween zijn misselijkheid onmiddellijk. Zijn gedachten waren nu op iets heel anders gefocust. Met een bonzend hart dat als een gevangen dier in zijnborstkas vocht voor vrijlating, staarde hij naar het ding dat uit het slot op het paneel stak. Een voor hem bekend geelgrijzig voorwerp zat in de sleuf geklikt. Op het display liet zich een naam lezen.
“Wat krijgen we nou?” bracht hij uit. Onbegrip straalde van zijn gezicht.
“Dat is mijn PDA!”
Evan tilde het voorwerp uit het slot en bracht het naar ooghoogte. Dit was zijn PDA. Dus hoe kon het dat hij zijn eigendom hier in een laboratoriumvertrek aantrof waar hij zelf geen toegang toe had? En welke instructies had het bevat toen deze in het paneel werd gestoken? Zelf zou hij nooit opdracht hebben gegeven om zo’n monster vrij te laten als hij vandaag had ontmoet. Daarbij, hij wist niet eens dat hier iemand werd vastgehouden! Zijn bezwete hand omklemde de PDA, maar hij had moeite het apparaat stil te houden; Evan trilde van ontzetting. Een onbedwingbaar gevoel van woede borrelde op in zijn lijf. Hij moest het weten!
“Wie heeft me dit geflikt?” foeterde hij hardop en angstig naar het apparaatje. Maar Evan wist eigenlijk heel goed wie dat geweest moest zijn. Naast hemzelf was er namelijk maar één persoon die de code van zijn kluisje kende en zo over zijn PDA kon beschikken.
“Dytre!”
Evan draaide zich om en zag zijn baas naast Deidree staan. Haar ogen stonden vol doodsangst; Dytre had de loop van zijn pistool op haar slaap gedrukt.
“Ah,dus je weet het?”

By gsorsnoi | March 3, 2011 - 11:03 am - Posted in Duimzuigerij, Galbakkerij, Nederlands, Wisselwereld

De verhalen van de Tycoon Newspaper zijn sinds enige tijd ook op andere plekken op het internet terug te vinden. Eerder al heeft Achmed Liën van ons de taak gekregen om zijn monsterverhalen, het Navelpad Mysterie en enige andere artikelen van collega reporters aan de Verhalensite aan te bieden. Dit is een site waar een flinke verzameling verhalenschrijvers hun eigen verhalen delen en ook vele tips aan elkaar uitdelen om van elkaar te leren. Ook wij hebben een hoop ervaringen opgedaan aan hun input!  Helaas houdt die site nu na tien jaar op met bestaan. 1 April, het is geen grap, gaat daar de stekker eruit. Zo zagen wij ons genoodzaakt een goed alternatief te vinden voor zo’n prachtig platform. En dat is nog helemaal niet zo eenvoudig. Die Verhalensite was namelijk best uniek. Ook de leden die daar momenteel bezig zijn hun eigen werk veilig te stellen, hebben er nog best een flink kluif aan uit te vinden waar ze met hun prachtige hersenspinsels heen moeten.

Gelukkig zijn we onlangs benaderd door de redactrice van de site YOUZZLE. Haar site is een prachtig medium dat begin dit jaar het levenslicht zag. Natuurlijk hebben ze daar nog niet de tien jaar ervaring die het eerder genoemde platform had, maar de potentie om een geschikte verhalendeler te worden heeft het zeker. Zij maken namelijk actief gebruik van de sociale media zoals de meeste internetgebruikers ze vast wel kennen:  Facebook, Hyves, Twitter en zelfs YouTube. Deze redactrice ziet wel iets in onze verhalen en heeft ons uitgenodigd om ook daar onze verhalen te delen.
Hoe konden we daar nou ‘nee’ tegen zeggen?

YOUZZLE is ook maar meteen gestart met een prachtig ander initiatief. Middels een wedstrijd waarbij leden steeds één hoofdstuk mogen schrijven, willen zij een boek gaan uitgeven. Zo maken amateurschrijvers ineens een grote kans een wens vervult te krijgen waar menig Nederlander van droomt: zelf een boek uitgeven. Afijn, helemaal je eigen boek is het dan natuurlijk nog niet; je deelt het boek tenslotte met de andere deelnemers aan deze wedstrijd. Het is namelijk de bedoeling dat er bij ieder hoofdstuk wordt gestemd op het verhaal dat het meest bij het publiek aanspreekt. Het hoofdstuk dat vervolgens de meeste stemmen en o.a. reacties  ontvangen heeft, wordt opgenomen in het te publiceren boek.

De Tycoon Newspaper doet natuurlijk ook mee aan deze schrijfwedstrijd. Het verhaal dat we hebben ingestuurd is een beetje ‘geleend’ uit het Navelpad Mysterie, maar lijkt ons prima geschikt om kanshebber te zijn. De navelpadden en andere hoofdpersonen hebben we voor het gemak uit het verhaal geveegd en Gohes City tot Prima City omgedoopt. ‘De Chinese doolhof’ is uiteindelijk de werktitel gevonden en we hopen natuurlijk met z’n allen dat wij de eerste ronde zullen winnen. Hierbij het eerste hoofdstuk zoals je deze kunt terugvinden op YOUZZLE:

http://www.youzzle.nl/nl-boek/de-chinese-doolhof/

Noot: de versie hieronder is inmiddels geredigeerd door BoB. We hopen onderstaande versie uiteindelijk in het boek te krijgen. 😉

De Chinese doolhof

Prima City’s China Town is niet zomaar een wijk in een grote metropool waarin toevallig een hoop Aziaten wonen. Deze wijk kun je betreden, maar de kans dat je er ooit weer uit zou geraken is praktisch nihil.

‘De Chinese doolhof’, zoals de beruchte wijk in de volksmond is gaan heten, is het grootste bewoonde labyrint op aarde. Je kunt er dagen door de straten dolen. Maar je zult altijd een keer in een straat uitkomen die je al eens had gepasseerd, zonder je dit te realiseren. Dit district beslaat bijna een kwart van de stad en strekt  zich uit tot de op één na buitenste laag ervan. Het is een compacte substad die even buiten het centrum ligt. Half China lijkt erin te wonen. Precies die eigenschap dat alles zo opeen is gebouwd , maakt dat de stad een verschrikking is om in te wonen. Alle straten lijken op elkaar en de infrastructuur is er beroerd. Voedselvoorzieningen reiken amper tot alle locaties, zodat er veel armoede is ontstaan. Huizen staan op elkaar gestapeld zonder dat je echt van flats kunt spreken. Kijk je om je heen door de straten dan bestaat het gros van de uitwegen uit onpraktische trapconstructies die weinig bewegingsvrijheid bieden aan de inwoners. De meeste mensen die hier zijn opgegroeid weten niet eens van het bestaan van de wereld die zich buiten de ‘muur’ afspeelt. De ‘muur’ is de abstracte benaming die is gegeven aan de horizon van het bekende. Alle straten die je niet kent bevinden zich buiten deze onzichtbare muur. Niet voor niets wordt de wijk aangeduid als een gigantisch complex doolhof.

Onfortuinlijke inwoners van Prima City die in de Chinese doolhof zijn geboren groeien er op, leven nauwelijks langer dan een jaar op één plek en sterven een vroege dood op een compleet andere plaats in dit stratengedrocht. Nergens op onze planeet kent een stad zoveel gevallen van inteelt binnen een gemeenschap. Kinderen die hun ouders nog kennen na hun eerste levensjaren mogen een unicum heten, want zodra een mens hier kan lopen hoef je de straat maar te verlaten en je bent verdwaald. Niemand zal er verbaasd over zijn dat de gemiddelde levensverwachting in dit deel van de stad onder de 35 jaar ligt. Komen kinderen in een andere straat terecht dan worden ze tot slaaf gemaakt door een van de vele bendes.

De enige constante factor in deze stad is de honderd procent kans op verdwalen. Om zichzelf daarom te kunnen beschermen tegen een al te grote verstrooiing van families is men sinds de jaren tachtig begonnen om de straten te markeren. Chinezen zijn door de straten getrokken met potten met verf om eigen gebieden af te bakenen. Hierdoor blijft echter de genenpoel beperkt;  men is bevattelijker  voor ziektes die de rest van Prima City zouden kunnen infecteren. Niet dat die dreiging ook maar enige waarde heeft voor de mensen uit deze substad: er is toch niemand die de rest van Prima City kent. Deze begrenzingen is men vooral gaan instellen zodat de families nog enigszins een kans houden om gezinnen bij elkaar te houden. Sindsdien blijven kinderen iets langer onder de bescherming van hun ouders,  maar een gemiddelde van de eerste vijf levensjaren is nog altijd angstaanjagend laag te noemen.

Tang was voorbestemd om de mede-uitvinder van de Trap Tuk Tuk te worden.  Samen met buurtgenoot Miu San zou hij een ware revolutie hebben ontketend in het grimmige zesde H-district. Dit nieuwe vervoermiddel zou de gebruikers ervan in staat stellen van de ene rand van de met verf gemarkeerde wijk naar de andere te kunnen reizen. De onzichtbare ‘muur’ zou doorbroken zijn. Een nieuwe Tuk Tuk met de kleur van de aangrenzende wijk en een letter van het district moest de verbinding gaan vormen tussen de ene onbekende plaats met de andere. De Trap Tuk Tuk moest het uiterlijk gaan hebben van een normale door stoom aangedreven Tuk Tuk. Het verschil zat hem in de wielconstructie die het vehikel in staat stelde om moeiteloos over Prima City’s honderdduizenden trappen op en neer te rijden. Drie wielen die onderling waren verbonden met rupsbanden zaten aan weerzijden van de passagierscabine. Onder het stuur van de chauffeurszit was een indrukwekkende veerconstructie gemonteerd die de ergste klappen moest opvangen van het bandloze voorwiel. Terwijl de achterkant van het voertuig iets weg had van een ingewikkeld opgebouwde fluitketel had de voorzijde van het apparaat  meer weg van een Harley Davidson-motor.

De jonge Tang Lee Swan zou zich op zeventienjarige leeftijd verbranden aan de ketel van één van deze apparaten om nog geen maand later te bezwijken aan de infectie die hij door zijn verwondingen had opgelopen. Zijn buurtgenoot Miu San was op dat moment al niet meer in beeld daar hij ondanks deze vervoersrevolutie alsnog zou verdwalen in een paar wijken verderop. Toch mocht hij zich gezegend voelen dat hij zijn einde vond op de in deze omstandigheden uitzonderlijk hoge leeftijd van 37. In de binnenhavens van Matsue Hakui stierf hij eveneens aan een infectie.

Deze op zichzelf al grauwe werkelijkheid was echter gereserveerd voor een andere dimensie waarin de zombies niet waren opgerukt. Miu San had de ingenieuze denkwijze van Tang namelijk nodig gehad om de rupsbanden zo te kunnen ontwikkelen dat zij geschikt waren om de hinderlijke trappen te bestijgen en af te dalen. Zonder Tang Lee Swan kwam er geen Trap Tuk Tuk.

De op slakkenslijm gelijkende substantie droop van de diepbruin gepleisterde wand op de plaats waar vier handen zich om beurten in bevend vlees groeven. Een reflex in een elleboog bracht een spasme teweeg waardoor een vaalblauwe hand naast de arm greep. Een andere al even lelijk blauwe hand greep de verminkte arm beet van het slachtoffer beet. Door de schokkerige beweging die zij maakte was deze naast het bed gevallen. Kraakbeen brak tussen de vingerkootjes vandaan met een akelig geluid toen de drie middelste vingers van de hand werden gerukt. Het wit van de knokkels werd daardoor even zichtbaar in de oorspronkelijke vorm die zich normaal alleen als een gelige afdruk liet zien onder de huid wanneer de vingers bogen. De rode vloeistof die uit de aderen vrij kwam maskeerde de blootgelegde botjes echter al rap en besmeurde het bed met vlekken en spatten.

Over gescheurde lippen werd het verse vlees naar een tong geleid die al even geen smaak meer kon waarnemen. Smakken was een onvermijdelijk gevolg geworden bij het naar binnen werken van het rauwe voedsel door de in verval geraakte kaken. De ontbinding had ook de slokdarm aangetast zodat een luid gegorgel hoorbaar was. Brokken in het bloed sijpelden over de kin welke eens met een stoppelbaardje gesierd was. Gulzig greep de zombie opnieuw naar de onderarm waar hij eerder al een paar lappen vlees uit had gebeten.

De vrouw op het bed die ten prooi was gevallen aan twee van deze zombies voelde de levenskracht nu wel heel vlug wegtrekken uit haar eens zo mooie lijf. Eén van hen keek plotseling op vanaf zijn maaltijd. De ander bleef geconcentreerd en zette zijn halve gebit in Pui-Yuk’s heup. Akio Arata was even afgeleid geraakt door de bewegingen van andere zombies die zich buiten op de daken boven een steeg ophielden. Zij hielden hun blik vanaf de rand van een rij dakpannen gefixeerd op twee ongelukkige bezoekers. Nieuw levend mensenvlees had zich in de doolhof gewaagd. Deze individuen waren vast op zoek naar een uitweg uit deze immense vergetelheid, zich niet bewust dat ze recht in de armen zouden lopen van monsters met onstilbare honger. Akio was alweer door zijn honger gegrepen en richtte zijn aandacht weer op de gedeelde maaltijd.  Hij was erin geslaagd om zijn leven lang bij zijn zus in de buurt te blijven. Samen hadden zij gezworen elkaar nooit uit het oog te verliezen. Nimmer zou hij weten dat Tang Lee Swan, die nog voor het doorlopen van de embryonale stadium stierf in de buik van Pui-Yuk, zijn bloedeigen zoon was.