By rinaoddel | April 3, 2015 - 7:01 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Paarse bonen-saga, WSNOI

In grote delen van het land is een uitbraak van de bazelen geconstateerd. Volgens het RIVM zijn er ruim dertig gevallen bekend waarin Snooiers zich met de ziekte hebben gemeld.
Er zijn lokale uitbraken in en rondom agrarische dorpjes en steden, maar ook in de hoofdstad Gohes City is het raak. Ook zijn er concentraties in steden zoals Warwinkel, het naburige Jatmos, Schatrijk, Rassel, Wondell, Boekarije en Buiten Westen.
Het RIVM is geschokt, aangezien men dacht dat de ziekte al eeuwenlang was uitgeroeid, en beraadt zich op het moment over de te nemen maatregelen. Het RIVM denkt dat de ziekte zich nog verder zal verspreiden in en rond de genoemde gebieden. Over een echte epidemie wil het instituut zich echter nog niet uitspreken, omdat de eerste gevallen nog maar net bekend zijn, maar alles wijst erop dat de ziekte in rap tempo om zich heen zal blijven grijpen. Een ramp voor de Nederlandse samenleving is niet uitgesloten.

De bazelen is een infectieziekte veroorzaakt door de eencellige parasiet Purpura plaga. De ziekte werd begin deze maand voor het eerst geconstateerd waardoor deze populair de naam ‘Morbus Aprilis’ heeft gekregen. Het belangrijkste kenmerk van de ziekte is ernstige misselijkheid als gevolg van lichamelijke inspanning, troebel zicht, paarse verkleuringen op de huid, financiële labiliteit, soms het onvermogen om voorwerpen vast te grijpen en een erg slechte adem. De incubatietijd van de bacterie kan variëren van zes uur tot twee dagen.

De parasiet wordt op mensen overgebracht door paarse bonenkevers die de parasiet verkrijgen door zich tegoed te doen aan de schilletjes die worden losgelaten zodra een paarse springboon begraven is en de metamorfose ondergaat naar zwarte of gouden boon. De kevers zelf zijn immuum voor de ziekte die de parasiet overbrengt, maar een beet op mensen is onmiddellijk besmettelijk. Voor navelpadden is de ziekte bij directe blootstelling zelfs dodelijk. Deze monsters leggen nu massaal het loodje. ‘Gunstig’ meent de één, maar of dit een ontwikkeling is waar we echt gebaat mee zijn, daar zijn de meningen over verdeeld.

Dossier: De koffiediefstal

In heel het land zijn alle koffiebonen verdwenen. Lesley gaat op onderzoek uit…

Eerder dit jaar kwam de onheilsbode al en nu is het bevestigd: de koffie in het Rijk van WSNOI is op. Zomaar ineens. Wie vandaag een bezoekje brengt aan een van de vele koffietoko’s van ons land, komt al snel van een koude kermis thuis. Alle coffeecorners, restaurants, bars en kiosken, waar je voorheen voor een heerlijke Bakkie Snooi kon aankloppen, hebben sinds afgelopen nacht ineens geen boon meer op voorraad. Zelfs Gohes City’s stamkroeg de Maten van Willekeur, die eind vorig jaar nog een record vestigde met het aantal bakkies geschonken bruin vocht, moest vanmorgen bij het openen van haar deuren al direct ‘nee’ verkopen. Hoe het komt, dat is nog niet echt zeker, al zijn er wel al enkele vermoedens.
Om tot de bodem van dit mysterie te geraken gingen we om te beginnen te raden bij onze eigen Tycoon Newspaper-verslaggevers:

Clandestiene jatmozen.

Meteoroloog Wilburt Eerman, die tezamen met Kerbert Rent diensten draait bij de Maten van Willekeur, was geschokt toen hij vanmorgen de zaak opende en ontdekte dat alle koffiebonen plotseling waren verdwenen. Zowel achter de toonbank als in het magazijn achter viel er niet één boon te bespeuren.
“Gisterenmiddag hebben we nog nieuwe voorraden aangeleverd gekregen. Het kan toch niet zo zijn dat onze leveranciers de ladingen nu eigenhandig hebben teruggetrokken? Ik besef me heel goed dat er de laatste tijd een enorme run is op bepaalde koffiesoorten, maar neem dan alleen de senzubonen en rode springbonen terug als het aanbod de vraag niet aan kan. Daar zijn we vaak het snelst doorheen. Nee, ik geloof niet dat de verstrekkers van onze koffiebonen hier enig blaam treffen. Hier zijn dieven aan het werk geweest, wellicht de clandestiene Jatmozen, waar Kerbert Rent het nog wel eens mee aan de stok heeft gehad. Hij is hier nu zelf niet om mijn verhaal te bevestigen, omdat hij overdag vooral in zijn eigen snuisterijenwinkeltje te vinden is, maar hij heeft mij wel eens verteld over de inwoners van Jatmos, een dorpje naast zijn geboorteplaats. Volgens hem stelen zij als raven. En daarnaast, ik heb hem wel eens horen zeggen dat ze zelf ook erg bedreven zijn met het doppen van een bijzonder soort boontjes. Een zekere soort springboon meen ik. Ik word hier serieus een beetje verdrietig van. En nu we het daar toch over hebben, volgens mij gaan we dadelijk met een wolkbreuk te maken krijgen.”
Kortom: Wilburt Eerman verdenkt de Jatmozen.

Het koffiemonster.

“Ik zat eerst nog aan navelpadden te denken,” meende Achmed Liën, de eerstvolgende die we over deze grootschalige koffieverdwijning ondervroegen. “Je zou verwachten dat ze na al dat roemslurpen en het zombificeren van de inwoners van Gohes City toch wel eens een keertje behoefte zouden krijgen aan een vers bakkie pleur, denk je niet? Hoewel het ze anders wel een berg werk zou kosten om uit te vogelen hoe een koffieapparaat werkt. En bovendien zou de verse koffiearoma midden in de nacht een hoop mensen wakker hebben gemaakt. Om nog maar te zwijgen over de hoeveelheden koffie die ze vervolgens opgezopen moeten hebben. Vandaar dat het mij waarschijnlijker lijkt dat dit het werk moet zijn geweest van het Koffiemonster. Ik meen dat ik daar wel eens iets over gelezen heb in de grote bibliotheek van ons redactiegebouw. Het Koffiemonster is een groot blauw monster met grote ronde ogen die los in zijn kassen lijken te zitten. Hij heeft grote hangende wallen van de overmatige cafeïneconsumptie en zijn losbewegende pupillen draaien doelloos in het rond. Gelukkig is het een erg vriendelijk monster dat alleen geïnteresseerd lijkt te zijn in het eten van koffiebonen en alles wat er ook maar op lijkt. Alleen als hij zelf geen koffiebonen meer tot zijn beschikking heeft, laat hij zich zien en zal hij als hij echt honger heeft ook al het andere wat er in zijn buurt komt buitengewoon gulzig opeten. Hij is zelfs in staat om massieve kluizen soldaat te maken, mits men daar de koffie in verstopt heeft natuurlijk. Volgens de overlevering is het Koffiemonster overigens niemand anders dan de Ethiopische geitenhoeder Kaldi, die 300 jaar na Christus leefde. Hij zou zo door zijn ontdekking van de koffiebes zijn geobsedeerd en zoveel koffie in zijn leven hebben gedronken dat hij zelfs in zijn graf niet meer slapen kon. Hierdoor is hij gedoemd eeuwig naar koffie op zoek te blijven gaan zonder ooit door de cafeïne-inname bevredigd te kunnen worden.”
Kortom: Achmed Liën verdenkt het ‘koffiemonster’.

De man achter de glazen bol.

Roddelverslaggeefster Rina Oddel denkt er het hare van.
“Voor mij is dit alles zonneklaar. Nee echt, hebben jullie dit zelf nou niet door? Dit is overduidelijk het werk van die mysterieuze George Enverbrander, met zijn zogenaamd magische glazen bol en zijn terloopse toekomstvisies. Ik snap niet dat niemand anders dat ziet. Hij heeft nota bene zelf nog tegen mij staan verkondigen dat we halverwege 2015 met een schrijnend koffiebonen tekorten zouden komen te zitten. Gelukkig ben ik nog zo slim geweest om iedereen hiervoor te waarschuwen. Maar heremetijd, wie luistert er nu naar mij? Eerst vraagtekens zetten bij mijn uiteenzettingen over het jaar waarin we nu leven en vervolgens bij mij komen lopen miepen wie dat veroorzaakt kan hebben? Ik citeer uit eigen werk: ‘een plotseling opstekende en onbedwingbare drang naar koffie’. Kom op mensen, dit zagen we toch allemaal aankomen? Dachten jullie dat Rina Oddel hier op haar eierkopje is gevallen? Die George Enverbrander moeten jullie eens nodig aan de tand gaan voelen. ‘Op enig moment zullen er zo weinig bonen geraapt kunnen worden dat er een soort heksenjacht op het alternatief ontstaat.’ Was iedereen echt van plan om nu met fakkels en hooivorken naar een cafeïnevervanger op zoek te gaan? Jullie lijken wel gek. Wat verwacht je te vinden, een of ander pimpelpaarse springboon die de trek naar koffie volledig zal kunnen vervangen? Wel, ik wens ieder die dat in z’n hoofd haalt er succes mee. Ik zit voorlopig nog wel even goed in mijn voorraadje kamillethee.
Kortom: Rina Oddel verdenkt George Enverbrander.

Een deal in de Armoestraat.

“Die paarse springboon is nog niet zo gek bedacht,” merkte Kornelis Oflook op, nadat hij het verhaal van Rina Oddel had gehoord. “Het kan aan mij liggen, maar volgens mij is juist Joost Stunner de man die jullie hier zoeken. Ik kwam hem vanmorgen tegen zodra ik op mijn weg naar de redactie de Armoestraat passeerde. Hij hield zich in die straat op met die mannen van graaf Schaurig, je weet wel, Frank Groot en Stein Klein. Wel als dat geen toeval is? Al zal onze grote vriend Tinus Icket het bestaan daarvan juist tegen spreken. Ik bedoel maar. Dus toen ik dit duistere gezelschap in het voorbijgaan van deze steeg in mijn ooghoek voorbij zag flitsen besloot ik eens om op de hoek op de uitkijk te gaan staan. Je kan nooit weten waar luistervinken soms goed voor kan zijn. Ik deed mijn uiterste best om even niet mijn neus op te halen – daar krijg ik van de collega’s namelijk nog wel eens klachten over – en keek om het hoekje om te zien wat die heren aan het bekokstoven waren. Helaas voor mij, kon ik niet alles zien, omdat er een karretje met goederen tegen de muur stond waar de wind uitgerekend een exemplaar van onze krant tegen het metalen raster had geblazen en zo het zicht blokkeerde. Maar Joost kon ik wel zien, met dozen in zijn handen die hij met Frank en Stein aan het inladen was in een truck. Het spijtige is dat ik begreep dat een van hen de inhoud van de dozen controleerde, maar dit zich dus juist buiten mijn gezichtsveld afspeelde. Ik hoorde ze in elk geval praten over een geslaagde operatie en dat de baas met deze ingrediënten wel tevreden zou zijn. Wel, voor zover ik ben geïnformeerd werken die twee uitsluitend voor graaf Schaurig, dus dat moet wel een zaak zijn waar een luchtje aan zit! Zodra de boel was ingeladen ontstond er nog even een korte woordenwisseling. Boontje kwam om zijn loontje, want het was duidelijk dat Joost klaagde over de betaling die hem beloofd zou zijn. Hij meende dat deze ‘harde bonen’ niet overeenkwamen met het bedrag wat er eerder met hem was afgesproken. Frank Groot gaf Joost een handjevol zberzibarnen een trap na. Kort daarop scheurden de heren in hun truck weg, die was afgeladen met de lading dozen die Joost hen had geleverd. Toen de mistroostige Joost zelf later ook was vertrokken ben ik toch nog even een kijkje gaan nemen in de loods die hij zo onzorgvuldig open had laten staan. Maar het enige wat ik er aantrof waren vrachtladingen lege dozen. Uiteraard vroeg ik mij af wat voor geheimzinnige deal hier zojuist gesloten was en wat het kon betekenen wanneer geheimzinnige ingrediënten in handen van de graaf zouden vallen. En precies op het moment dat ik dat bedacht en één van de lege dozen controleerde, sprong er een springboon uit die dozen weg. En echt, ik zou toch zweren dat die boon niet rood, maar pimpelpaars was!”
Kortom: Kornelis Oflook verdenkt Joost Stunner, de volgelingen van graaf Schaurig en de graaf zelf.

Windhandelaren

“Het criminele brein van Gohes City zal zijn handen wel weer wassen in onschuld, maar ik ben er zeker van dat The BoBfather hier weer achter zit,” ditmaal was het verslaggeefster Olga Sloot- Koers die op geheel eigen en economische wijze haar visie op deze zaak losliet. “Zoals ons allen wel bekend, is The BoBfather nou niet echt precies een toonbeeld van eerlijk zaken doen. Nu hij begin dit jaar een nieuwe aanval op ons redactiegebouw heeft geopend, met al die vage en ongefundeerde klachten van hem, is het voor mij wel duidelijk wie hier de zaken aan het bedonderen is. Zijn lakei Jochem A. Knikker zal hem onderhand het slechte nieuws moeten hebben gegeven dat zijn bommenvoorraad nu dusdanig snel slinkt dat deze spoedig aangevuld moeten worden, anders kan hij het redactiegebouw van de Tycoon Newspaper niet meer bestoken. Niet dat dat veel zoden aan de dijk zal zetten, want Karel Riemelneel en zijn hulpjes zijn hem tot noch toe steeds te slim af geweest. Maar afijn, The BoBfather zal er ongetwijfeld zijn spaargeld niet voor willen aanspreken om nieuwe bommen te kunnen kopen, dus gooit hij het over een andere boeg. Zoals ik de zaken nu kan overzien stuurt The BoBfather aan op een moderne versie van de tulpenmanie. Ik vermoed dat hij afgelopen nacht zijn personeel het land in heeft gestuurd om alle koffiebonen te stelen die er maar te vinden waren, met als doel: het veroorzaken van een heuse bonencrisis. Het plotselinge verdwijnen van alle koffiebonen zal de maatschappij danig ontwrichten. Het gebrek aan de koffiebonen zorgt ervoor dat de paar bonen die eventueel nog voorhanden zijn, enkel nog bij meneer zelf te koop zijn. De financiële tak van zijn personeel, de Windhandelaren, bieden de koffiebonen nog wel aan, maar uiteraard alleen wanneer je er een astronomisch bedrag voor neerlegt. Let op mijn woorden,The BoBfather presenteert eerdaags aan ons: ‘de woekerboon’. Ons land kent genoeg cafeïnejunks om in die val te trappen, zodat men er de laatste spaarcenten voor over heeft om aan zijn bonen te komen. De kas van The BoBfather stroomt vol, ten kosten van de koffieliefhebber. En als we het toch nog even over de kleur van de bonen hebben, het zou mij niets verbazen dat The BoBfather zijn woekerboon voor de gelegenheid paars verft!”
Kortom: Olga Sloot- Koers verdenkt The BoBfather.

Wie heeft het bij het rechte eind?

Onze eerste ondervragingen leverden duidelijk een aantal erg uiteenlopende conclusies op. Het opvallende is wel dat alle vijf de theorieën, hoe voorbarig misschien ook, allen een zekere (paarse) springboon als connectie lijken te hebben. Dit zou een eerste concrete aanwijzing kunnen zijn om de dader mee op het spoor te komen die achter deze grootschalige koffiediefstal zit. Dit inzicht bracht mij terug bij onze eerste ondervraagde die, niet geheel toevallig, erg thuis is in de verschillende soorten bonen. Hoewel Wilburt Eerman ons geen druppel koffie meer kon voorzetten vandaag, schoof ik toch nog eens bij de Maten van Willekeur aan en werd ik, bij gebrek aan beter, getrakteerd op een bakkie ‘Gewone thee’ van het huis. Ondanks zijn vergaarde kennis over de verschillende type bonen die er bestaan verklaarde hij geen weet te hebben van een boon die in de kleur paars bekend staat, laat staan dat hij er een springerige versie van kende. Wat hij ons inmiddels wel wist te vertellen is dat hij van enkele van zijn klanten heeft vernomen dat er evengoed nog wel een paar bonen in het land te vinden zijn, al zijn het er niet veel. Dus wil men echt nog aan koffie kunnen komen, dan moet er echt gesprokkeld gaan worden.
Al filosoferende over de verschillende verklaringen van de Tycoon Newspaper-collega’s overtuigde ik mij ervan dat één van hen ons ondertussen de gouden tip moest hebben bezorgd. Maar ja, wiens verdenking leidt ons tot de oplossing van dit mysterie? Terwijl ik druk doende was met in die grijze massa van mij alle speculaties op een rijtje te zetten, begon het buiten ineens hard te regenen. Het was precies zoals Wilburt al had voorspeld. De bartender die op de redactie ook als meteoroloog bekend staat, gaf eerder al aan dat hij erg verdrietig was geworden van het gebrek aan cafeïne. En je weet het, als Wilburt’s humeur verandert, verandert daarmee vaak ook het weerbeeld.
Uiteindelijk besloot ik dat het tijd werd om dit onderzoek naar het volgende niveau te tillen, dus maakte ik al aanstalten om te vertrekken. Maar door de wolkbreuk die nu stevig aan het huishouden was, twijfelde ik wel of ik daar nu voor naar buiten zou trekken of dat ik niet liever achterin de Maten van Willekeur een provisorisch kantoor zou optrekken. Wilburt interpreteerde mijn blik en begreep mij twijfel. En juist toen ik van de barkruk gleed en hij mijn lege theeglas van de toog pakte, sprong er tussen ons een klein voorwerp op dat wij hier beide eerder nog niet hadden ontdekt. Wilburt en ik waren beiden al even verbaasd.
“Krijg nou de snoïtis!” riep Wilburt uit. “Is dat niet zo’n paarse springboon waar we het net over hadden?”
“Dat is het zeker,” antwoordde ik resoluut. “We moeten hem tegenhouden.”
Op dat moment kwam juist mijn kompaan Koen Voet het café binnenstappen. Hij trok de deur open op het moment dat de paarse springboon, die blijkbaar een eigen leven leek te hebben, z’n kans schoon zag en overduidelijk naar buiten wilde glippen.
“Koen, je laat hem ontsnappen!” riep Wilburt, en verklaarde: “Het is een paarse springboon!”
Zich niet bewust van wat er aan de hand was, wilde Koen ergens op reageren maar de boon sprong hem zo snel voor bij dat hij weg was voor hij realiseerde wat hem passeerde.
“Nee!” riep ik uit. “Dit kunnen we ons niet laten gebeuren. Volg die boon!”
En zo raceten Koen Voet en ik de stromende regen in naar buiten en openden we de klopjacht op de paarse springboon.

Terwijl wij bezig zijn om een paarse springboon te stoppen, kun jij ons wellicht helpen: Het Gohes City Forensisch Instituut looft
120 sterren uit aan iedere Snooier die ons weet te vertellen welke Tycoon Newspaper verslaggever ons de gouden tip bezorgde. Om te voorkomen dat ons bureau volstroomt met tips, houden we het graag overzichtelijk, iedereen mag maximaal één suggestie doen.
Verder zouden we het waarderen als je, naast het aanwijzen van de theorie waarvan je meent dat die juist is, uitlegt waarom dit volgens jou de gouden tip moet zijn.

Meedoen kan uiterlijk t/m eind april.

Dat God ook narcistische trekjes kon hebben bleek vrijdag wel toen hij zijn evenbeeld aanschouwde…

Uitgesproken door: Johan

Datum: vrijdag 20 maart 2015

By Olga Sloot-Koers | February 13, 2015 - 11:37 pm - Posted in De Verkwistende Vensterbank, Duimzuigerij, Nederlands

Wie had dat gedacht? Zien we dat nou goed? Ja hoor, dat is de BoBfather die zijn hart(jes) lijkt uit te storten over het redactiegebouw van de Tycoon Newspaper. Dit is wel erg onwaarschijnlijk! De zogenaamd eerlijke zakenman The BoBfather… heeft een hart? Wel mensen, dat is iets waar we allen eens even flink van moeten profiteren. Want dit wijst op een update van het Tycoon Newspaper-spel.

Download nu meteen de nieuwste versie van Het Tycoon Newspaper-spel op WSNOI.

Zou Cupido hier iets mee van doen hebben…?

Deze opmerking werd gemaakt op het moment dat een andere collega een zeker soort vleeswaren in de mond nam.

Uitgesproken door: collega Andre

Datum: woensdag 28 januari 2015

By Niemand | January 22, 2015 - 9:43 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Paarse bonen-saga

“Welkom, mijn waarde vriend. Treed gauw binnen,” sprak een warme stem luid en hartelijk zodra de bezoeker enigszins aarzelend de deur naar het kantoor opende. “Kom, kom. Er is geen reden om daar in de schaduw te blijven staan. Dat spreekt wat lastig en is bovendien wat ongezellig.”
Vanuit de deuropening van het grote vertrek kwam een tanig gestalte ietwat stuntelig de kamer binnen zetten. Terwijl hij dit deed beet hij nerveus op zijn bovenlip welke werd ontsierd door een borstelig slordig snorretje. Tijdens het binnentreden struikelde hij ook bijna over een losse veter waarop hij vervolgens omzichtig om zich heen keek om te zien of er iemand was die dit kon hebben bemerkt. Toen hij zich ervan vergewist had dat er niemand was die dit gezien kon hebben, durfde hij zich wat vrijer te bewegen en werd hij opnieuw aangesproken door de figuur die helemaal achterin het kantoor zat. Vanachter een hoge rugleuning van een enorme fauteuil klonk dezelfde stem die de bezoeker zojuist bij binnenkomst al had gehoord.
“Die entree moeten we nog wat aan doen. Vind je niet? Of heb ik hier mijn handen niet reeds vol aan onhandige figuren?”
De bezoeker voelde zich opeens wat opgelaten en vroeg zich direct ook af hoe zijn gastheer, helemaal achter in de zaal, kon hebben geweten hoe hij was binnen gestapt.
“Je veter,” klonk het weer, ditmaal indringender. “Alsjeblieft doe er wat aan.”
Geschrokken van de plotselinge verandering in toon ging de man door zijn knieën om de oorzaak van zijn hebbelijkheid aan te pakken.
“Dank je. Na een kluns van een Joost Stunner, een reisverslaggever met Peter Parker-onhandigheden en een misdaadverslaggever die met z’n baggerpoten dwars door alle plaatsen delict loopt, is nog een stuntel naast al deze karakters het laatste wat ik hebben kan. Straks gaan mensen nog denken dat dit een prominente karaktereigenschap van me is. En dat is toch zeker niet wat we ze willen laten denken hè, of wel?”
“Euh, nee, zeker niet heer,” antwoordde de man en kreeg daarop een rood hoofd. Hij maakte zich nu meteen zorgen over hoe hij het deed en wat dit betekende voor zijn voorbestaan.
“Je voelt je nu vast wat ongemakkelijk hè?”
Het was alsof de gastheer zijn gedachte kon lezen. Dit was precies hoe hij zich voelde. De bezoeker was al nerveus geweest vanaf het moment dat hij – hopelijk ongezien – de grote bibliotheek van het redactiegebouw binnensloop en de lift instapte die zich op miraculeuze wijze voor hem had gemanifesteerd.
“Vertrouw mij vriend. Behalve de receptioniste Stefanie Gotch en ikzelf is er niemand die er weet van heeft dat jij hier bent.”
“Oh, gelukkig heer. Ik maakte me al zorgen. Met name voor Rina Oddel was ik bang dat, als ze mij over de redactievloer zou hebben zien lopen…”
“Dat ze je wellicht zou hebben herkend? Daar heb ik wel voor gezorgd, dat dat niet zou gebeuren. Zoals je hebt gezien zijn de meeste reporters op het moment de deur uit. Kornelis heb je languit over zijn bureau zien liggen, krachtig snurkend en kwijlend over zijn papieren. Dat vond ik voor de sfeer wel leuk, maar ik had hem ook gewoon naar buiten kunnen sturen. En Achmed, wanneer hij eenmaal met zijn neus in de boeken zit dan is er niets wat hem kan storen. Neem maar van mij aan dat hij dat gekraak van die oude wenteltrappen in de bibliotheek niet eens zal hebben gehoord.”
Dit werd de bezoeker teveel. Zijn hoofd raakte vol van alle gedachten die door hem heen gingen, zijn oren begonnen te suizen en zijn hoofd was één groot vraagteken. Hoe kon zijn gastheer alles hebben geweten wat hij had meegemaakt, vanaf het begin dat hij de Tycoon Newspaper binnenliep? Vrijwel iedere stap die hij hier had gezet tot en met het kleinste detail dat hij zelf nog nauwelijks had opgemerkt op zijn weg naar hier, van alles leek deze man op de hoogte te zijn geweest.
“En het gaat nog verder dan dat. Om maar een voorbeeld te noemen: naast alles wat ik je net heb verteld, is er überhaupt nog iets wat je weet van vóór het moment dat je de deur naar de receptie opende?”
De uit het veld geslagen bezoeker snapte de vraag niet helemaal. Na over de lange vergadertafel naar de lederen rug van de grote fauteuil te hebben gekeken waar de enige andere persoon in deze ruimte op zat, staarde hij vervolgens indachtig voor zich uit naar de vloer.
“Wel, ik weet natuurlijk wie ik ben en…”
“Nee, niet dat. Dat weet ik wel. Het zou niet goed wezen wanneer je dat niet eens zou weten. Ik bedoel echt het moment van vlak voordat je hier de Tycoon Newspaper kwam binnenlopen. Herinner je je dat nog?”
De bezoeker dacht nog eens goed na. Want zijn gastheer had een punt. Hoe hard hij het ook probeerde, alles wat hij zich van deze dag nog voor zich kon halen waren die paar minuten dat hij erover had gedaan om in deze ruimte binnen te treden.
“Het lukt niet, hè?” vroeg de man in de stoel weer.
“Euh, nee heer. Ik snap het niet,” zuchtte de bezoeker radeloos.
“Wel, maak je daarover geen zorgen vriend. Dat hoort zo. De reden dat jij je dit niet kan herinneren komt simpelweg omdat ik je die herinneringen niet gegeven heb. Het is niet relevant. Belangrijker is dat jij weet wie je bent en wat je hier komt doen. Alle details daar tussenin zal men veel minder interesseren. En dat je je afvraagt waarom ik zoveel weet en hoe het kan dat ik jou gedachten kan lezen is ook niet zo moeilijk te beantwoorden. Ik weet hier immers alles. Ik heb je nota bene gecreëerd.”
“Maar natuurlijk,” zei de bezoeker, ditmaal verheugder dan kort ervoor. “U bent immers de grote…”
“…Naamloze,” maakte de man in de stoel, die zich nog steeds niet had vertoond, de zin van de bezoekr snel af. “Ik heb liever dat je mij de Grote Naamloze noemt. Al moet ik zeggen dat het eerder gebruikte ‘Naamgever’ mij ook wel beviel.”
En op het moment dat de mysterieuze Naamloze dat zei, werd zijn rechterhand zichtbaar en gleed deze over een bronzen beeldje dat er naast de stoel op zijn bureau stond. Door de U-vorm die het had leek het lichtbruine mahoniehouten bureau de hoge stoel van de man te omarmen, zodat het hem niet veel moeite kostte om zijn hand naar het beeldje naast hem te brengen. De bezoeker keek verrast op, nu hij een glimp opving van zijn gastheer en zag dat het beeldje de voorstelling had van een vreemd soort dier. Het beste wat hij er vanuit zijn aanzicht van kon maken, was dat het om een kikker ging of misschien zelfs wel een pad.
Lang staarde de bezoeker niet begrijpend naar de handbeweging en vervolgens weer naar de rugleuning.
“Laat maar,” klonk het steunend vanuit de stoel, “Dat leg ik je nog wel eens uit. Stap eens verder als je wilt. Anders moet ik mijn stem zo verheffen.”
“Euh, ja natuurlijk heer,” antwoordde de bezoeker en kwam daarop wat naar voren. Instinctief stapte hij rechts voor de tafel langs die in het midden van het kantoor stond. Deze was groot en ovaal van vorm en had de klasse van een vergadertafel waaraan je normaal wereldleiders zou zien aanschuiven. Het was ook een oude tafel, want je kon door de verweerde laklaag duidelijk zien dat hij al meermalen was gebruikt. Het diep donkerbruine eikenhout waarvan de tafel was gemaakt zag je trouwens ook terug in de wandpanelen van dit kantoor. En door de zwierige vormen die in het fijne snijwerk waren aangebracht en de bordeauxrode gordijnen waarmee de hoge ramen waren omlijst had het geheel een barokke uitstraling met neoclassicistische trekjes.
“Rina Oddel moet wel geschrokken zijn van al die inzichten die ze nu heeft gekregen, denk je ook niet?” stelde de man in de stoel vast toen de bezoeker bijna halverwege de tafel liep.
“Het artikel dat ze erover heeft geschreven heeft in elk geval een hoop stof doen opwaaien, heer. Mevrouw Oddel geloofde volgens mij elk woord dat ik haar vertelde toen we samen in de glazen bol keken.”
“Dat verbaast mij niets, George. Dat is namelijk precies de reden waarom ik Rina Oddel en niet één van de andere verslaggevers op je af heb gestuurd. Ze is goedgelovig genoeg om ieder woord van jou aan te nemen en ze was de uitgelezen kandidaat om de geruchten voor het nieuwe jaar over ons toonaangevend blad rond te bazuinen. Puur omdat ik dat zo heb gewild.”
De bezoeker, die nu George Enverbrander bleek te zijn, hield zijn gezicht in een plooi. Hoewel hij zijn schepper de woorden wel had horen zeggen, was hij druk bezig het interieur in hem op te nemen. Met zijn a-typische manier van doen bestudeerde hij enkele voorwerpen waarmee het vertrek was verfraaid en stond hij aldus bij een sokkel waarop een grote glimmende bokaal pronkte. Hij kantelde zijn hoofd wat en trok zijn besnorde lip op waardoor hij de aanblik had van een eekhoorn die zijn wintervoorraad op waarde schatte. Met twee handen greep hij aan weerszijden de handvatten van de beker vast en tilde het naar zich toe om de tekst op het opschrift te kunnen lezen.
“Dat is de Wisseljaarbeker van de Quiz van de Maand,” verklaarde de Grote Naamloze nog voordat George tot dezelfde conclusie was gekomen. “En ik heb graag dat je daar zuinig mee bent.”
De Naamloze had de woorden nog niet uitgesproken of George liet de beker al uit zijn handen glippen. Hij schrok van zijn eigen onhandigheid en probeerde nog te voorkomen dat het ding schade opliep. Hoewel hij wel wist te voorkomen dat hij het op de grond liet klappen, brak er tijdens het botsen tegen de sokkel toch een handvat af. Nu had hij het gedaan, dacht hij. Onbeholpen hield hij schuldbewust in zijn ene hand het afgebroken deel vast terwijl hij met zijn andere de beker op de sokkel wist te balanceren. Hij staarde naar het losse handvat en trachtte in zijn bevroren houding te beredeneren of hij deze situatie nog kon verhelpen. Het voelde voor hem alsof hij in een museum had ingebroken en ondanks alle voorzichtigheid het alarm toch was afgegaan, precies op het moment dat hij zijn hand op een kostbare diamant had gelegd. Tegen beter weten in hing hij tijdens het terugplaatsen het haakvormige afgebroken deel van het handvat aan de rand van de beker. De potsierlijkheid straalde er vanaf. Stilletjes stapte hij toen bij de sokkel weg alsof hij bijna een slapende hond had gewekt en hoopte maar dat zijn schepper nou juist dít niet had bemerkt.
“Het was niet de beker waar ik mij zorgen om maakte,” liet de Grote Naamloze het toen met een niet te missen diepe zucht klinken. George sloot zijn ogen toen hij tot de pijnlijke conclusie kwam dat zijn acties toch niet onopgemerkt waren gebleken. Hij hield pas op de plaats, terwijl hij zijn ogen stokstijf gesloten hield in afwachting van hetgeen er nu komen ging.
“Waar ik mij meer zorgen om maakte was dat ik er opnieuw een stuntel bij zou hebben,” sprak de Naamloze weer. “We hadden het er net nog over.”
“I-ik weet heer. Het s-spijt me,” antwoordde George Enverbrander die nog altijd niet durfde te kijken.
Er werd opnieuw gezucht, iets minder nadrukkelijk dit keer.
“Jij kan het ook niet helpen,” sprak de Naamloze. “Het komt door die vervloekte portretten. Ik kan moeilijk verlangen dat er eigenschappen worden weggelaten wanneer ik wil dat je zo op jouw modelpersoon moet lijken. Open je ogen maar weer.”
Verbaasd dat hij niet werd gestraft deed George wat er van hem gevraagd werd. Hij keek meteen weer naar de beker en geloofde toch even zijn ogen niet. De Wisseljaarbeker van de Quiz van de Maand stond weer perfect in het midden bovenop de sokkel, zonder enige zichtbare schade; het afgebroken handvat was terug op z’n plaats, alsof het nooit had losgelaten.
Met zijn mond wijd open en zijn armen gespreid draaide George zijn bovenlichaam naar de grote rugleuning en gaapte vol ontzag.
“Laten we hier niet te lang bij stilstaan,” klonk het weer vanuit die richting. “Deze futiliteiten kenmerken je, maar goddank heb je ook nog andere eigenschappen. En hoewel niet iedereen ze meteen als ‘goed’ zou omschrijven zijn het wel charmes die jou erg uniek maken. Die purperen pandjesjas staat je trouwens prima. Laten we jou daarom eens goed bekijken en kom hier eens even voor deze spiegel staan.”
Er was geen handgebaar voor nodig om de magiër George te duiden waar hij precies werd verwacht. Ook zonder aanwijzing was het duidelijk dat het maar om één spiegel kon gaan. Hij had hem al gezien toen hij nog maar net het kantoor was binnengelopen. Schuin naast de fauteuil met de hoge rugleuning hing er een spiegel aan de wand. George was al dichterbij gekomen en kon de neiging niet onderdrukken om stiekem toch nog een stapje dichter naar het raam te lopen, zodat hij kon zien hoe die Grote Naamloze er eigenlijk uitzag. Hij was er zo dichtbij, dan die verleiding werkelijk waar te groot voor hem was.
“De spiegel, George!” waarschuwde de Naamloze.
Opnieuw schrok hij zich wild van de indringende toon waarmee hij werd aangesproken.
“J-ja n-natuurlijk,” zei hij en deed snel een stapje terug.
Toen hij vervolgens in de spiegel keek zag hij zichzelf zoals hij al jaren gewend was om naar zichzelf te kijken. Het was geen beeld waar hij erg trots op was, maar hij was wel allang blij dat hij ondertussen van zijn primitieve outfit was verlost. De purperen pandjesjas die zijn schepper hem voor zijn rol met de glazen bol had gegeven, beviel hem al veel beter.
“Als marktkoopman zou je het best goed doen, vind je niet?” sprak de Naamloze weer, overduidelijk trots op zijn creatie. “Maar dan wel zo eentje van vroeger. Uit de tijd dat heksen nog op de brandstapel terecht kwamen en misdadigers nog volgens de oude methoden aan de strop werden gehangen. Ik doe altijd graag inspiratie op aan die tijd.”
George slikte bij deze woorden en streek onwillekeurig even langs zijn hals. Het was ongetwijfeld bewust geweest dat de Naamloze nu even een stilte liet vallen, al had George er geen besef van dat het als grap was bedoeld.
“Toen noemden ze dergelijke beroepsbeoefenaars ook wel een ‘marktschreeuwers’,” vervolgde hij. “Al kon je ze moeilijk vaklui noemen. Gemalen mummie, gepofte kikkerdril, een zalfje voor dit, een drankje voor dat, allerhande huismiddeltjes, ik zie je ze zo aan de man brengen.”
“Meent u dat nou echt?” vroeg George met een duidelijke vibratie in zijn stem. Het klonk hem namelijk niet erg aanlokkelijk om een dergelijke rol te moeten bekleden.
“Doe niet zo gek,” lachte de Naamloze nu hartelijk. “Nee natuurlijk niet, gek. Hoewel. Een barbier had natuurlijk ook gekund. Nu ik er zo over denk zou je ook makkelijk een typetje zoals Sweeney Todd kunnen spelen.”
“Sweeney wat?”
De Grote Naamloze speelde hardop wat met zijn gedachten. Hij had niet de intentie George teveel op zijn modelpersoon te laten lijken. Er moest iets zijn wat hem van zijn dubbelganger moest onderscheiden. In plaats van de vraag te beantwoorden toverde hij daarom ineens een vilten hoofddeksel te voorschijn. Via de weerspiegeling zag George plotseling een hoge hoed bovenop zijn kruin verschijnen, alsof deze er gewoon ineens was. Het bijpassende purperen geval daalde aldus vanuit het niets recht op zijn piekerige bos met haar neer.
“Hè nee,” sprak de Naamloze weer, deze samenstelling zonder om te kijken zo in zich opnemend. “Je bent nu net de Gekke Hoedenmaker uit Alice in Wonderland. Dat is niet origineel. Ik wilde ‘hem’ nou juist een beetje maskeren. Dan maar zonder die hoed.”
Het moment daarop verdween de hoed weer.
“Ja, zoals je nu bent is het weer beter. Het valt nog niet mee om je een onderscheidend uiterlijk te geven. Lach eens.”
George lachte. Het was een beetje gemaakt, maar daar ging het niet om. De Grote Naamloze wist dat George nu zijn eigen tanden kon zien. En zodra hij al bezig was zijn eigen tanden in de spiegel te bestuderen werd er in zijn gebit ineens een groot gat opgevuld met een gouden exemplaar. Opnieuw schrok hij ervan.
“Zo, dat geeft je al iets karakteristieks!” meende de Naamloze. “En dat alles nog zonder verdoving ook! Nu je haar nog even een beetje rommelig maken en het geheel van een gitzwarte kleurspoeling voorzien. Dat geeft het iets ruigs. Een bonte sjaal en een stel immitatieringen aan beide handen erbij en je bent het helemaal. George, vriend, je bent er uiterlijk in elk geval geknipt voor om iemand een oor aan te naaien. Mag ik je even aan je nieuwe zelf voorstellen? Hier is George Enverbrander, de magiër!”
“Huh? De magiër? Maar heer, met alle respect. Ik kan toch helemaal niet toveren,” protesteerde George en hij wilde zich in het protest juist naar zijn schepper omdraaien, maar bedacht zich juist op tijd.
“En wie zegt dat? Bovendien, de Wonderful Wizard of Oz kan dat ook niet, maar daarom staat hij wel als tovenaar bekend. Je moet een beetje meer vertrouwen hebben in jezelf George. Ik weet dat jij dit kunt.”
George keek hierop nog wat aandachtiger naar zichzelf in de spiegel en geloofde zowaar in wat zijn schepper zei.
“Of had je liever gewild dat ik toch een vrouw van je maakte? Een heks met puntschoenen in plaats van een magiër? Ik had nog wel een idee klaar liggen voor een ‘Charlene Latan’ wanneer je dat liever had gewild? Nu heb je de kans nog.”
Ditmaal zette de zogenaamde magiër George grote ogen open. De kans van je leven, om jezelf in een vrouw te laten omtoveren. Maar George sloeg het voorstel af. Zoals hij er nu uit zag was het al een hele verbetering op zijn vroegere rol en uiterlijk en daarbij, hij voelde zich wel enigszins in verlegenheid gebracht om teveel van zijn schepper te willen vragen. Voor wat hoort wat, is het meestal. Dus hij voelde de bui al hangen.
De Naamloze interpreteerde zijn woordeloze reactie en verbond er direct zijn conclusies al aan:
“Wel dan. Zoals je wilt. Dan is het nu showtime en kun je aan de bak. Kijk nu maar eens achter je.”
Nieuwsgierig wat het volgende zou zijn wat de Naamloze voor hem in petto had keerde George zich om, terwijl hij nog bezig was een vlinderdasje te schikken welke zijn schepper hem gedurende het proces onbenoemd geschonken had. Het moment dat hij nog in de spiegel naar het donkergroene strikje had gekeken, was er in het spiegelbeeld nog weinig verandering te bespeuren, maar zodra hij zich had omgedraaid was de ovaalvormige vergadertafel ineens verdwenen. Hiervoor in de plaats was er een hele serie bureau’s in schoolbankopstelling verschenen, van hetzelfde materiaal vervaardigd als de tafel die er eerder had gestaan. George, allang niet meer verbaasd met de schijnbaar eindeloze tovenaarskunsten van de Grote Naamloze begreep op slag wat hem te doen stond; op ieder bureau was er namelijk een manuscript te vinden, scenario’s van verhalen die nog vervolledigd moesten worden tot en met compleet uitgewerkte plots die toekomstig leesvoer opleverden voor de Tycoon Newspaper. Zonder daarin gestuurd te hoeven worden door zijn heer, stapte de magiër in het vertrek langs de verschillende werkplekken en bladerde hij door de diverse werken. Buiten zijn eigen aangeboren nieuwsgierigheid ging er een aantrekkingskracht van deze werken uit waar George maar weerstand tegen kon bieden.
“Het Navelpad Mysterie!” riep hij na enige tijd verheugd toen hij bij het betreffende werk was uitgekomen. De nieuwbakken magiër beschouwde het als een hele eer om tussen deze pennenvruchten te lopen in het domein dat hem bekend stond als de Duimzuigerij. Van vele werken kende hij het bestaan reeds langer. Des te meer opgewonden was hij toen hij zijn persoonlijke favorieten ertussen vond. “Ik wist dat ik het hiertussen moest kunnen vinden. Wat een dik boekwerk al zeg. Heeft u nog plannen om dit werk te voltooien?” vroeg George oprecht geïnteresseerd aan zijn schepper.
Van het tienjarenplan, waar de Naamloze al zoveel werk had gehad, verwachtte George dat de Grote Naamloze hier dadelijk een woordje klaar voor op de tong had liggen. Maar dat leek niet echt het geval. Zijn heer reageerde eerst met een vreemd soort kuchje, waardoor het leek alsof hij zich verslikte en antwoordde toen toch met:
“Dat valt nog te bezien. Kun je even doorlopen naar de volgende tafel, alsjeblieft?”
De onderklank van deze woorden hadden George eerder als geïrriteerd opgevat dan de trotst die hij van zijn geestelijk vader had verwacht. Omdat het hem aanscheen dat dit onderwerp gevoelig leek te liggen, liep hij gehoorzaam door naar de volgende werken. Zo passeerde hij een stapel papieren waar de titel nog niet van was bepaald, maar waar al wel Een bus vol moordwapens en Lekt ‘t een beetje op gekrabbeld was. Hij bladerde erdoor en kwam in het nog onvoltooide stuk tot enkele inzichten die enkel nog door ingewijden zoals hijzelf mochten worden bekeken. Op de achtergrond dribbelde de Grote Naamloze wat ongeduldig met zijn vingers op de stoelleuning toen George opmerkte:
“We gaan er zo te zien nog wat karakter bij krijgen, als ik dit zo lees. Die Karel, als hij toch eens wist wie er achter die Magere Hein schuil ging dan zou hij zijn onderzoeken toch wel ineens met geheel andere ogen bekijken. Arme vent. Zou hij dit avontuur wel overleven?”
Had George zijn schepper nu recht in het gezicht kunnen aankijken, dan zou hij nu vooral een brede grijns van oor tot oor kunnen zien. Hij was echter teveel geboeid door de teksten waar hij zonder gene doorheen mocht bladeren, om zich daar echt over te willen verwonderen. Hij wist dat zijn tijd hier in dit domein beperkt was en dat hij zoveel mogelijk informatie moest zien op te zuigen, opdat hij geruchten over de Tycoon Newspaper kon gaan verspreiden. Hiervoor mocht hij vervolgens naar eigen believen de goedgelovigheid van Rina Oddel gebruiken, zolang dit er maar voor zorgde dat zoveel mogelijk lezers geboeid zouden blijven om almaar hongeriger te worden te willen weten hoe bepaalde avonturen zich uiteindelijk zouden ontwikkelen. Wat George Enverbrander echter zelf helemaal niet in de gaten had, was dat hij niet degene was die de touwtjes van de verslaggevers in handen had met het nieuws dat hij moest verspreiden, maar dat de magiër zelf juist als marionet werd ingezet voor een veel hoger doel waar hij onmogelijk met zijn verstand bij had gekund.
Als klap op de vuurpijl was het laatste werk waar George met zijn handen doorheen mocht glijden de Gekalibreerde gedrochten, het dikste en meest volledige boekwerk tot noch toe. Het kostte hem de grootste moeite zijn nieuwsgierigheid te bedwingen. Welke ontwikkelingen zou hij daar toch in aantreffen? Gespannen stapte hij op het laatste bureau af dat hij in de Duimzuigerij nog niet van een bezoekje had voorzien. Het werk dat hij daarop vond was meteen ook het enige dat reeds van een omslag was voorzien, de eerste stap naar de kaft die het uiteindelijk zou krijgen. Zijn hart bonkte in zijn borstkas en de adrenaline stroomde door zijn aderen terwijl George Enverbrander zijn handen gretig door de hoofdstukken liet glijden. Diverse bekende werken flitsten aan zijn ogen voorbij. Veel van deze verhalen had hij eerder al tot zich genomen, al kon hij zich niet meer herinneren wanneer hij deze kennis eigenlijk had opgedaan. Hij kon zich namelijk niet heugen dat hij eerder het genoegen had gehad deze bijzondere vertellingen tot zich te hebben genomen. Dit laat zich echter verklaren doordat de Grote Naamloze de verhalen die deze geschriften bevatten simpelweg door hem in het geheugen van de magiër waren ingeprent. Noodzakelijke herinneringen die George zijn bestaansrecht gaven. Kennis die hij hier niet per se nieuw kwam opdoen, maar met dit bezoek aan de Duimzuigerij wel in hem werden wakker geschud alsof hij in een soort van hypnose verkeerde. Waar een normaal mens uren voor nodig had, nam George hier in een oogwenk tot zich. Zonder dat hij het zelf door had bleek hij dus toch over meer magische krachten te beschikken dan eerder werd verondersteld. Al deze verhalen las hij namelijk niet echt, maar scande ze eerder. Ieder monster, iedere achtergrond, elke plotwending, stuk voor stuk nam hij alles nog eens tot zich. Alsof hij dit alles nooit geweten had en nu voor de eerste keer las. Hij miste geen detail.
Had hij dat ook bij de eerdere werken zo nauwkeurig gedaan, dan had George nu wel moeten beseffen dat er een spelletje met hem gespeeld werd. Dat er iets was, wat echt niet klopte. Maar zijn interesse was selectief. En daarmee hield hij zij aandacht vast op de zaken die hem belangrijk leken.
“Oh nee!” slaakte George op enig moment uit, toen hij na een kriskras methode had besloten nu ook het plot van hoofdstuk één alvast te doorlopen. Vol vermaak en verbijstering had hij inmiddels bijna alle monsterverhalen gelezen, tot zijn ogen op de eerste regels van het nog onvoltooide eerste hoofdstuk vielen. “Niet hij!” De ontzetting was groot, toen George de opzet aan het lezen was van wat de Grote Naamloze als begin van de Gekalibreerde gedrochten had bedoeld, en daarmee het allereerste begin vormde van de Tycoon Newspaper. Dit verhaal ging over Achmed Liën, de verslaggever waarover toch al zoveel geschreven was, maar tegelijk zo weinig duidelijk was over hoe hij eigenlijk bij de redactie terecht was gekomen en wat zijn achtergronden waren. Veel werd duidelijk toen George las hoe hij met de eerste monsterverhalen in aanraking kwam. Maar nog meer beangstigde het hem, zodra hij doorkreeg wie de tegenspeler van Achmed zou gaan worden. “Nee, dit kan echt niet waar zijn. Oh heer, die ongelukkige Achmed. De arme ziel weet niet wat hem overkomt. Zou hij dan toch degene zijn die u bedoelde met het karakter waar wij dit jaar afscheid van zullen nemen?”
“Tut, tut,” suste de Naamloze, na al enige tijd geen woord te hebben gesproken. “Zo erg is het allemaal niet. Jullie hebben allemaal een doel van mij gekregen, een grote rol die met eerbied en respect moet worden gedragen. Je zult mettertijd zien dat niets is wat het lijkt en je vriend de vijand zal blijken te zijn, maar ook heel goed het omgekeerde het geval kan wezen. Zit er niet over in. Je tijd zit er nu op George. De Duimzuigerij behoort nu weer toe tot de wereld van de verbeelding.”
En zodra de Grote Naamloze dit zei verdwenen de bureautafels weer net zo plotseling als ze waren verschenen en was de grote ovalen vergadertafel er weer voor in de plaats gekomen.
“Je moet nu gaan George. Verspreid het nieuws. Maar doe het vooral subtiel.”
“Jawel heer,” antwoordde de magiër, nog enigszins ontdaan van de voorgaande inzichten die hij had opgedaan. “Ik ben u ook dankbaar dat ik weer deel uitmaak van deze bijzondere fantasiewereld en dat ik niet vergeten ben.”
De Grote Naamloze wist direct waar George Enverbrander op doelde.
“Ik ben ook blij dat je terug bent vriend. Ik heb nooit de intentie gehad om iemand zoals jij uit dit rijk uit te willen wissen. Je hebt immers eigenschappen waar ik mezelf erg in herken en waarvan ik wens dat de lezers daar nu ook maar eens kennis mee moeten maken. Ten slotte ben jij de spirituele man die mensen in jou liet geloven alsof de verhalen die je ze vertelde werkelijk gebeurd waren. Met jouw nieuwe functie als zogenaamde tovenaar leggen wel nu wel wat meer de nadruk op het duistere aspect van deze krachten, maar je zult zien dat dit alles met de juiste bedoelingen wordt gedaan.”
“Daar vertrouw ik op,” antwoordde George, ditmaal stelliger dan daarvoor.
“Je bent van ver gekomen vriend. En ik neem aan dat je in elk geval wel blij bent dat je nu eindelijk van dat irritante neusbotje bent verlost?”
“Oh zeker, Grote Naamloze. Dat is een hele opluchting.”
“Dat is heel mooi George,” decideerde de man die al die tijd vanuit de stoel tegen hem had gesproken zonder zijn gezicht te laten zien. “Of kan ik beter zeggen, stamhoofd Pauklos?”

De eerder nog onbekende bezoeker verliet nu de Duimzuigerij weer via dezelfde deur waarlangs hij eerder het grote kantoor was binnengewandeld. En terwijl hij de deur zich nog niet koud achter hem had gesloten en de lift met hem erin uit gehoorsafstand verdween, draaide de Grote Naamloze zijn stoel naar de grote vergadertafel terug en opende er rechts van hem een deur.
“Bravo! Bravo!” sprak een schelle vrouwenstem uitbundig. De vrouw, die al die tijd achter een onopvallend wandpaneel in een klein kamertje erachter verborgen had gezeten, had het hele gesprek met George Enverbrander voortdurend kunnen volgen en kwam nu luid applaudisserend uit haar comfortabele schuilplaats tevoorschijn. De wijze waarop deze hyperslanke brunette uit de nis naar voren stapte ging gepaard met een zekere statigheid. Sierlijk liep ze het grote kantoor binnen en liet zich zelfbewust door de man in de stoel van top tot teen in zich opnemen zonder zich daar vulgair bij te voelen.
“Kwam dat even ongelegen, dat die zogenaamde magiër precies nu een afspraak moest hebben met die fantast van een schepper van hem,” bromde de man in de stoel.
“Tsk! Trek het je niet aan,” reageerde de elegante vrouw hooghartig. “Je hebt hem prima om de tuin geleid. Je hebt hem precies datgene gegeven waar dat wicht van een Stefanie hem met zijn geestelijk vader voor had ingepland. En hij is vertrokken zonder ook maar enig benul te hebben dat hij die die Grote Naamloze van hem niet eens ontmoet heeft.”
De man in de stoel grijnsde tevreden.
“Tja. Ik moet zeggen het geeft toch best een fijn gevoel om zo oppermachtig te zijn en alles maar te kunnen creëren wat je hartje belieft.”
“Alsof jij er één hebt, wilde je zeggen?” sneerde de vrouw, die ondertussen op verleidelijke wijze met haar sierlijke taille op het mahonie houten bureau neerstreek. De man kon de behoefte nauwelijks onderdrukken om haar rondingen vanuit zijn ooghoeken in zich op te nemen en speelde tegelijkertijd met een voorwerp dat hij gedurende het gesprek met George al die tijd in zijn handen had gehad. De man draaide de veer die volledig van koper was gesmeed een paar keer rond tussen zijn vingertoppen. Gebiologeerd bestudeerde hij het magische relikwie, zich verwonderend over de bovennatuurlijke krachten die het bezat en waar hij nu eindelijk dankzij zijn partner de hand op had weten te leggen.
“Ik kneep hem wel even, toen die George de manuscripten van onze geestelijk vader in zich op moest nemen. De kans dat hij daarbij lucht zou krijgen van wie Charlene Latan zou zijn was natuurlijk aanzienlijk.”
“Sufferd. Dat heb je toch echt helemaal aan jezelf te danken. Jij begon er immers over om George nog in een vrouwmens te willen omtoveren. Dat stond helemaal niet in het script dat de schrijver voor ogen had. Kon je echt niets beters verzinnen dan mijn naam naar voren te schuiven? Die nutteloze magiër weet nu in elk geval vast hoe ik heet! Slimmerik.”
De fantastische partij billen maakten zich weer los van het bureaublad waarop de man in de stoel schuldbewust naar haar op keek. Haar gezicht stond nu vuil, maar tegelijkertijd wist hij dat dit gevaarlijke spel haar enorm amuseerde.
“‘Fantasiewerelden bestaan bij de gratie dat we ze kunnen verzinnen’, stond er nog tussen de aantekeningen van onze gevangene,” stelde de man. “Het had vast in zijn bedoeling gelegen om George ook deze zinsnede mee te geven en hem er zijn interpretaties op los te laten.”
“Dan heb je er in ieder geval verstandig aan gedaan hem die zin niet mee te geven,” meende de vrouw die nu Charlene Latan bleek te zijn. “Het is beter dat we hem niet wijzer maken dan nodig is. Alleen wij weten nu dat er een mogelijkheid is om tussen fantasiewereld en realiteit te reizen.”
“Zo is het maar net,” sprak de man in de stoel weer. “Zeg eens, hoe vond je eigenlijk dat ik het deed, zo zonder mijn opvallende accent?”
Charlene Latan trok een zuur gezicht bij deze opmerking. En dat deed ze, omdat de man in de stoel daar zelf helemaal geen moeite voor had hoeven doen. Hij was namelijk van de heks afhankelijk geweest om hem zijn duitse tongval te doen maskeren.
“Hier, simpele ziel,” bitste Charlene. “Krijg je die gespleten tong weer van me terug.”
En terwijl ze dat zei maakte ze een handgebaar in zijn richting waardoor er een groene straal met magie zijn richting op kwam. Een sliert van mistachtige groene stof kroop razendsnel zijn keel binnen en trof hem in zijn stembanden. De man gorgelde even en schraapte daarop zijn keel. En alsof het niet alleen zijn stem aanging, leek het tevens alsof er een duivelse glinstering in zijn galzwarte kraalogen terugkeerde.
“Welkom terug graaf Schaurig.”

By kornelisoflook | January 21, 2015 - 5:19 pm - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Scherpe Blik

Loop ik vanmiddag naar Haarlem station om in de wachtruimte rustig van mijn boterham te genieten, zoals ik dit met het koude weer wel vaker met mijn pauze doe, komt er zodra ik naar de ingang loop een lieftallige jongedame op me af die zonder verdere introductie tegen mij zegt:
“Jij ziet eruit alsof je een echt knuffelbeest bent. Mag ik jou eens trakteren op een heerlijke knuffel?” (vandaag is het Wereld knuffeldag)
Mij onbewust van deze uitwerking die ik blijkbaar op mensen heb, gingen mijn gedachten als een razende tekeer. Het aanbod was haast te aanlokkelijk voor woorden; een jonge vrouw, ik schat ergens tussen de 18 en 25 jaar, met een knap smoelwerk, mooie ronde vormen zoals iedere man dat graag voor zich ziet en – in het kader van dit onderwerp een erg uitnodigende volle boezem – klonk dit werkelijk al te mooi om waard te zijn. En omdat ik overtuigd ben dat dit in de meeste gevallen ook vaak zo is, was ik direct op mijn hoede.
Maar het was waar! Deze jongedame zat echt (echt?!) verlegen om een knuffel. Hoe bestond het! (vandaag is het Wereld knuffeldag, sufferd!)
Helaas, voor haar, ik ben een man met principes. En aangezien ik er fel op tegen ben op straat zomaar door jan en alleman aangesproken te worden om mij energieke abonnementen aan te smeren of bedenkelijke goede doelen te steunen, sloeg ik ook daarom dit aanbod… bot af.
“Nee, bedankt. Misschien een andere keer,” loog ik.

By achmedlien | January 18, 2015 - 3:38 pm - Posted in Droomverhalen, Duimzuigerij, Nederlands

Afgelopen nacht had ik weer zo’n droom die uit meer lagen bestond, een schoolvoorbeeld lucide dromen, qua constructie net zoiets als uit de film Inception. Dus ik was continu bezig met wakker worden. Bij iedere keer dat ik wakker werd, werd ik wakker in een andere droom. Net zo lang totdat ik uiteindelijk weer terug kwam in de realiteit en ik dus niet meer droomde dat ik was ontwaakt, maar echt wakker was. Het waren allemaal geen echt gezellige dromen. Nachtmerries dus. Eerst droomde ik dat ik toeschouwer was van een dansvoorstelling van kinderen. Op den duur veranderden deze kinderen in bejaarden die op handen en voeten liepen en zich aan het uitkleden waren. Het moment dat ik daarop mijn hoofd van hen afwendde, waren de andere toeschouwers verdwenen en keek ik vervolgens naar een lege loods. Al snel kreeg ik door dat dezelfde bejaarden jacht op mij maakten en waren zij inmiddels nog meer misvormd dan daarvoor. Ik wilde weer wakker worden en kwam in een nieuwe scene terecht dat bestond uit een ondergelopen gewelfd gangenstelsel met hier en daar ruimtes die vol lagen met zand. Toen ik ook daar werd opgejaagd door een enkele duistere figuren, probeerde ik opnieuw naar een andere realiteit te vluchten. De misvormde bejaarden waren ondertussen verder gemuteerd en deden zich voor als schimmen.
Kort daarop geloofde ik weer dat ik wakker was geworden. Ditmaal was ik echter terecht gekomen in mijn slaapkamer toen we nog in Hoorn woonden. Maar in plaats van het vertrouwde bed van destijds stond er nu een klimrek van rode nylon touwen in mijn slaapkamer. Ik klom erin om beschutting in te zoeken, maar de touwen verfijnden zich tot dunne tot oersterke dunne draden die zich als spinnenraggen begonnen samen te pakken. Zodra ik mijn keel afgesneden voelde worden kwam er via de trap een van ledematen aan elkaar geplakt monster mijn kamer binnen met op de achtergrond het gloeiend schijnsel van vuur. Je zou haast denken dat dit monster recht uit de hel de trap op klom, mijn kamer in. Ik begon heel hard om hulp te schreeuwen, maar ik wist dat wanneer ik nog niet wakker was dat grote moeite zou kosten, omdat mijn hersenen mijn echte stembanden nog niet konden aansturen.
Uiteindelijk leek ik in de volgende realiteit toch echt wakker te worden en staarde ik meteen naar onze alarmklok om te zien hoe laat het was. Het was 05:33 uur. En terwijl ik naar de klok keek, staarde ik ook naar een witte schim die naast mijn bed lag. Hij zweefde boven de grond en lag precies in dezelfde houding als ikzelf. De schim was spierwit en straalde een fel licht uit. Bovendien was hij doorzichtig en kon ik het bloed door zijn aderen zien stromen en zijn ingewanden in bedrijf zien. Alles om die schim heen begon te vervagen en werd steeds donkerder. De spierwitte schim bepaalde mijn gezichtsveld. Op enig moment kreeg ik door dat ik naar mijzelf zat te kijken en dat de schim een spiegelbeeld moest zijn van mijn eigen ziel . Op dat moment begon de ziel mij op te zuigen – of ik hem. Ik schreeuwde opnieuw om hulp en werd ten slotte toch echt wakker.
Daar lag ik dan, badend in het zweet, schreeuwend om hulp terwijl mijn ledematen nog verlamd waren van de slaap. Mijn ademhaling reageerde normaal en was rustig, maar ik zag nog niks. Het enige wat ik hoorde was het slapen van mijn vrouw naast me en het geratel van mijn pc die ik de avond ervoor de taak had gegeven om 143 Windows Updates te installeren. Juist op dat moment was hij met dat proces klaar en schakelde de computer zichzelf uit. Kort daarna kreeg ik ook controle over de rest van mijn lichaam en kroop ik over Jenny heen om te kijken naar de bron van een vreemd geluid dat ik buiten hoorde. Het bleek een vroege automobilist die onder het licht van een straatlantaarn problemen hard vooruit te komen, in de dwarrelende sneeuw…

By achmedlien | January 15, 2015 - 8:32 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Scherpe Blik

Laten we niet om de hete brij heen draaien mensen. We doen het allemaal wel eens; je hebt het voorrecht aan de babbel te zijn geraakt met een wel erg aantrekkelijke gesprekspartner of je treft het dat degene met wie jij aan de praat bent geraakt uiterlijk iets heeft waar jij (graag) naar kijkt. Wij mannen doen het, maar vlak ook vooral die dames niet uit. Ogen waar je in kunt verdrinken, sensuele lippen, een figuurtje om je vingers bij af te likken of natuurlijk dat bos hout voor de deur. Het zijn zomaar wat kenmerken waar een man bij een vrouw graag naar kijkt. Het kan erg prettig zijn om naar te kijken, maar het kan je ook bijzonder afleiden. Terwijl jouw gesprekspartner bij wijze van spreken een heel toneelstuk van Shakespeare kan beschrijven die in jouw belevenis als een enorme wolk ‘blabla’ aan je voorbij vliegt, staar jij al dan niet kwijlend van opwinding of juist onbewust schaapachtig naar dat ene lichaamsdeel. En ga nou niet zeggen, ik ben gelukkig getrouwd dus mij overkomt dat niet, je zal de eerste en ook zeker niet de laatste zijn die na dat ene gesprek de rest van de dag aan niets anders kan denken. Nee mensen, ik heb het niet per se over seks. Niet per se! Hoewel de gedachten daar bij de meeste figuren wel vaak op uitdraaien.

Om de rollen eens om te draaien en het eens een keer niet vanuit het perspectief van een man te bekijken, schetsen we nu eens de situatie hoe het mij vandaag, maar ook de vele gesprekken hiervoor, is overkomen. Het gebeurt niet dikwijls dat ik met zulke appetijtelijke dames in gesprek ben als met deze jongedame, maar ik mag mij gelukkig prijzen dat ik onlangs regelmatig in haar gezelschap verkeer. En nee, het is niet mijn vrouw, noch een potentiële minnares, noch iemand waarbij je kunt denken dat ze enig gevaar vormt voor mijn trouwboekje. Heel toevallig is het wel een erg fijne jonge vrouw waar ik best graag naar kijk en nou eenmaal geregeld mee te maken heb. Nou, dat mag toch, of niet? Goed, zij is erg slank, heeft een figuurtje waar je ‘u’ tegen zegt, kleedt zich bijzonder leuk en vormt doordat ze een brunette met reebruine ogen is wel enig gevaar door mij erg aantrekkelijk gevonden te worden. Maar! Ik heb mij tot noch toe steeds als een heer weten te gedragen en heb haar netjes aangesproken zoals ik ook de post uit de handen van de postbode ontvang of de conducteur keurig mijn kaartje overhandig. En nee, dat zijn niet ook heel toevallig allemaal appetijtelijke vrouwmensen. Eerlijk, de omgang is zoals ik jou, zoals ik je als lezer ken of zou kunnen kennen, ook zou aanspreken.
En toch, kan ik mij niet aan de aandacht onttrekken dat een gesprek met deze lieftallige gesprekspartner er ooit eentje is geweest die mij niet is bijgebleven. Want of ze nou praat over dagelijkse beslommeringen, hoe haar verhuizing of verbouwingen in huis zijn gegaan, hoe ze het al even oneens is hoe de kerstboom is versierd of wat ze vindt van het nut van het maandelijkse getest van het luchtalarm om twaalf uur, iedere keer, ja echt tijdens iedere gelegenheid dat ik met haar aan de praat ben, met of zonder spinnenpoten aangebracht op die superlange wimpers rondom die mogelijk opzettelijk zo zwoele ogen, in werkelijk ieder gesprek, kijkt deze betoverend schone jonge vrouw… altijd(!) naar mijn lul.

By Olga Sloot-Koers | January 11, 2015 - 4:04 pm - Posted in De Verkwistende Vensterbank, Duimzuigerij, Nederlands

De zogenaamd eerlijke zakenman The BoBfather is opnieuw onderwerp van een strafrechtelijk onderzoek. Naar verluidt wordt de meesteroplichter verdacht van belastingontduiking en witwassen. Volgens onbevestigde berichten gebruikte TheBoBfather een bedrijf uit Warwinkel om miljoenen te verzwijgen voor de fiscus. 57,5 miljoen is volgens het O.M. het bedrag waarvoor de belastingdienst zou zijn opgelicht. De maffiosi verdienen veel geld en het komt vaker voor dat ze via legale constructies of mazen in de wet op zoek gaan naar manieren om minder belasting te betalen. Dikwijls gaat het om ingewikkelde belastingaangiften of gegoochel met fiscale regels. Het is te schandelijk voor woorden. Dus wanneer u deze week bonnetjes bij elkaar schraapt, twijfelend over de aftrekbaarheid van een zak koffie- of sperziebonen, denk dan even aan dit louche heerschap. The BoBfather is de grootste zwendelaar aller tijden. Een ladelichter tot in het diepste wezen van zijn ziel.

Lees meer over deze ontwikkelingen op de WSNOI-site bij Het Tycoon Newspaper-spel