By karelriemelneel | December 8, 2010 - 1:17 pm - Posted in Contaminaties, Nederlands, Verbaal Genot

In het artikel Vuurspugende zonsverduistering detective (4): Triest bericht werd onze rechercheur betrapt op een contaminatie:

“Jaap was de vorige tuinman en liep hier vroeger ook de post rond.”  

Bestaat uit: “De post lopen” & “De post rondbrengen”

Uitgesproken door: Rechercheur K.(lungel) Riemelneel

Gevonden door: BoB de Winter

Datum:

image by miggslives, edited by Gsorsnoi

Help je Karel weer met het oplossen van onderstaand mysterie? Ditmaal hebben we een ‘echte’ moord te pakken.
En let op! Nieuwe regel: niet voor je beurt spreken. Lees er hier alles over in de spelregels onder het kopje ‘Je beurt afwachten’.

Tussen al het verwrongen staal was de postwagen vooral te herkennen aan de rondvliegende poststukken. Enveloppen werden gepakt door de wind en markeerden de plaats waar de ongelukkige bezorger de locomotief had geraakt. Bijna zeshonderd meter terug had het de  spoorwegovergang verlaten waarover een weg liep die doodliep bij een riant huis. De gechoqueerde bewoonster had haar kinderen de politie laten bellen nu ze afgesloten was van de buitenwereld. Alles klopte aan dit verschrikkelijke voorval en had de boeken ingegaan als opnieuw een vreselijk drama op het spoor. Totdat we ontdekte dat de postbode niet achter het stuur zat, maar verstopt tussen de poststukken achter in de bus. De foto van Magere Hein: een grasmaaier.

Oorspronkelijke beloning gouden tip:  ZB 1.500,-

<DOOD VOOR DE BOTSING?>
Met de grasmaaier nog op mijn netvlies probeer ik mij een voorstelling te maken van enig verband, maar slaag daar op dit punt in de zaak nog niet in. Dat komt wellicht nog. Het slachtoffer werd met een heftig bloedende hals aangetroffen tussen de postzakken. Een halsverbandje had hem zeker niet misstaan. Oordelend aan de hoeveelheid bloed buiten het lijf, mag ik hier vast de voorzichtige conclusie trekken dat de postbode dood moest zijn geweest voordat de aanrijding plaatsvond. De [AANWIJZING] ruwe snede in zijn nek is vast niet gekomen, omdat hij even voor de botsing achterin is gaan zitten en zijn keel heeft doorgesneden met een scherpe enveloppenrand.

<VASTGEBONDEN?>
Vastgebonden was hij ook niet en gekneveld al helemaal niet. De jongeman ligt daar vrij en doodgebloed over de postzakken gebogen. Als hij zich al heeft geprobeerd te verdedigen tegen zijn moordenaar dan is hij daar klaarblijkelijk niet in geslaagd. Oordelende aan het [AANWIJZING] bloedspoor op de achterbumper moet hij doodbloedend de bus in gesleept zijn of al dood zijn geweest voordat hij in de bus werd gehesen.

<SPOREN VAN MOORDENAAR?>
Hij zal zichzelf niet in de bus hebben gehesen. Zoveel is duidelijk. Aangezien de druk op ons onderzoek groot is de boel gauw in kaart te krijgen daar de ravage vlot weer opgeruimd moet worden, hebben we direct het sporenonderzoek ingezet. De inhoud van de bus wordt gefotografeerd en verzameld. Daarbij wordt een synthetische afdruk gemaakt van twee halve voetsporen  bij de achterdeuren van de bus en eenzelfde type afdruk van het profiel van een [AANWIJZING] fietsbandspoor dat in het bloed en modder is achtergebleven. Het laboratorium mag gaan uitmaken of er spraken is van meerdere DNA-sporen in het bloed. De bus wordt hopelijk tegen de avond vrij gemaakt van de goederentrein en in het grasland geparkeerd, zodat rustig onderzoek mogelijk is.

<WAAROM BELLEN DE KINDEREN?>
Dit gaf mij de gelegenheid om de dame te ondervragen die het ongeluk heeft gemeld. We ontmoeten een oudere dame achter in de zeventig die ons beverig en volkomen overstuur van informatie probeert te voorzien. Ze heeft ons laten bellen door haar kinderen, omdat ze zichzelf er emotioneel niet toe  kon zetten. De kinderen, een vrouw van middelbare leeftijd en een iets oudere broer, zien er beide ook aangedaan uit, maar zijn beter aanspreekbaar. Hans ten Dam, de broer, windt zich erg op terwijl ik hem vragen voorleg. Het hindert hem vooral dat de enige weg naar de buitenwereld nu  geblokkeerd is en vooral zijn moeder nu in een erg benaderde positie is belandt. Ze is niet bijster slecht ter been, maar [AANWIJZING] duidelijk hulpbehoevend. Buiten de voetpaden door het bos kunnen zij nu niet weg.

{ZEIS}:
“Beste man. Wees gerust, wij zullen er alles aan doen om het vrijmaken van de overgang zo min mogelijk te belemmeren. Zodra wij vanavond de bus van de rails in een weiland hebben getakeld, kunnen de opruimwerkzaamheden beginnen.”
“Dat is toch vreselijk! Wij moeten uiterlijk morgenvroeg weg.” Vol tranen en wanhoop kijkt Hans zijn moeder aan.
“Meneer ten Dam. We doen wat we kunnen. Laat ik u daarom de vragen voorleggen die het onderzoek kunnen bespoedigen. Weet mevrouw bijvoorbeeld of hier een groot scherp voorwerp wordt gemist? Zoiets als een groot mes of misschien wel een zeis?” Ik legde de vraag bewust tussen Hans en zijn moeder om niet direct zichtbaar te maken dat ik hem of zijn zuster verdenk. De oude dame wist zelf te antwoorden:
“Mijnheer de inspecteur, dat weet ik werkelijk niet. Wij zijn hier [AANWIJZING] vanmorgen vroeg met z’n drieën gearriveerd.  Ik weet niet eens of ik al mijn spullen …” Plotseling worden we onderbroken door de buurman, een boer van verderop die de voordeur open zwaait.
“Mevrouw ten Dam. U kunt zo lang over mijn land naar buiten. Voordat die troep is opgeruimd zijn we vast een week verder. Ik zal dadelijk wat stevig materiaal over onze sloot leggen.” De opluchting onder de moeder en kinderen was voelbaar en zichtbaar, maar ik was geen steek verder. Ja, behalve dat ik wist dat Hans niet de kans kan hebben gehad met een scherp voorwerp die postbode om te brengen.

<ZIJN ER AANWIJZINGEN DAT SPULLEN ZIJN ONTVREEMD?>
Het loopt al tegen de avond en buurman boer is bezig de oude bewoonster en haar kinderen van een uitweg te voorzien, zodat ze niet opgesloten hoeven te raken in deze doodlopende straat. De takelwerkzaamheden zijn inmiddels begonnen. Mevrouw ten Dam is er allemaal nog niet zo gerust op en lijkt dichtbij een zenuwinzinking.  Toch moest ik haar dit vragen:
“Mevrouw ten Dam, mijn verontschuldigingen, maar u zou mij uitstekend kunnen helpen met de voortgang van deze zaak als ik u nog iets kan vragen.” Haar ogen waren nog troebel van de vloed van tranen die deze dag maar was blijven komen.
“Natuurlijk mijnheer de inspecteur. Alles als het vandaag maar kan. Morgen kan ik er echt niet voor u wezen.”
“Goed.” Ik kijk om mij heen in haar keurig onderhouden, maar ietwat stoffige woonkamer en vraag haar terwijl ik met mijn handen om me heen wijs: “Is er iets wat mist? Kunt u op dit moment concluderen dat er iets gestolen kan zijn?”
Binnen acht minuten leren we dat deze oude weduwe E 2.400,- armer is. Wat de verdere toedracht ook mag zijn geweest, iemand was hier puur op [AANWIJZING] haar geld uit.

{KERSTPIEK}:
Met deze bijkomende teleurstelling had ik op z’n minst verwacht dat we deze dame konden wegdragen en de emoties op springen zouden staan, maar zo vol verdriet dat ze was reageert ze op het verdwenen geld bijzonder kalm:
“Zoals u misschien wel hebt gemerkt is de stemming hier niet zo best. Er is hier geen kerstboom en verdere versiering staat ons hoofd ook niet naar.” Hier schiet ze vol en ik omdat ik het niet langer aan kan zien sla ik mijn arm om haar gebogen schouders terwijl ze snikkend uitbrengt:
“Morgen wordt [AANWIJZING] mijn lieve broer begraven.”

<HEEFT DE OVERLEDEN BROER EEN TESTAMENT NAGELATEN?>
Hedenmorgen ben ik vroeg opgestaan. Evenals de nabestaanden van Dick ten Dam. Boer Gert heeft ze in staat gesteld om via zijn land mobiel te blijven met de buitenwereld. Ik zie ze nog met z’n drieën vertrekken terwijl ik de behulpzame boer een goedemorgen wens en een praatje met hem maak.
“Roofmoord meent u?” Hij schudt zijn hoofd en brengt zwaarmoedig wat meer gewicht over op zijn schoffel.
“De arme jongen. Hij was net begonnen en dan nu dit. Uitgerekend de lieve Bets te beroven en een onschuldige postbode mee te nemen in zo’n daad.” Eerder leerde ik al dat mevrouw Ten Dam Liesbeth van voren heet. Ik duw mijn onderlip begrijpend tegen mijn bovenlip en zucht. De boer kijkt met vochtige ogen hoe de zon opkomt en ik bedenk me hardop richting deze man:
“Weet u wellicht of Dick een testament heeft nagelaten?” De boer lacht luidt en oprecht. De tranen in zijn ogen maken plaats voor een glinstering van humor, omdat hij mij zojuist een clou heeft horen voordragen die ik zelf niet snap. Terwijl ik niet begrijpend zijn reactie probeer te doorgronden slaat hij stevig op mijn longen en verklaart:
“Dick? Een testament? Hahaha! Brave Bets heeft Dick jaren moeten helpen om uit de bijstand te komen. Hij laat nog geen broodkruimel aan de ratten na.”
Snakkend naar lucht trek ik mijn mobiel uit mijn zak die bevend in deze kou driftig mijn aandacht probeert te krijgen.
“Wat zegt je? Ze hebben een [AANWIJZING] Cubaanse sigaar gevonden in de bus?”

{SCHOFFEL}:
Even later op de vroege ochtend ontmoet ik de goedlachse boer opnieuw die nog altijd na aan het genieten is van de grap van deze morgen. Onderwijl heb ik meer gegevens kunnen verzamelen over het slachtoffer in de bus. De Cubaanse sigaar was niet even uit een willekeurige enveloppe komen vallen, maar moet door het slachtoffer of zijn moordenaar in de bus zijn verloren. Het sporenonderzoek heeft echter al kunnen vaststellen dat de sigaar niet uit de jas van jonge postbode kan zijn gevallen. Dan zouden geursporen in zijn jas of andere kleding gevonden moeten zijn. Meer informatie kregen we ook over de nekwond. Een scherp voorwerp moet zijn hals hebben opengesneden en heeft aardesporen achter gelaten. Ik verklaar onze vondst aan boer Gert en vraag hem of ik zijn gereedschappen mag onderzoeken. Met enige tegenzin geeft hij als eerste zijn schoffel. Ik neem zijn schoffel in, maar weet reeds dat ik een meer puntig gereedschap van hem nodig zal hebben. De schoffel kan niet het moordwapen zijn. 
“Als u toch begint met mijn gereedschap te verzamelen als mogelijke moordwapens, waarom kijkt u dan niet [AANWIJZING] op het terrein van vrouw zelf?”

<ZIJN ER SPOREN VAN BRAAK?>
Mijn collega’s in het onderzoek waren ook al vroeg op de been en zijn in de woning bezig geweest. Koen Voet is hierbij al rap tot de conclusie gekomen dat de deur niet geforceerd is en bij de kozijnen ook geen sporen van braak zijn te ontdekken. Tijdens de koffie verneem ik zijn bevindingen.
“Inderdaad inspecteur, diegene die de E 2.400,- heeft buit gemaakt was in [AANWIJZING] het bezit van de sleutel van het huis.”

<WELKE SCHERPE VOORWERPEN ZIJN ER OP HET TERREIN VAN FAM.TEN DAM?>
De familie ten Dam is de gehele dag van huis geweest. Toch waren zij best bereid om ons vroeg in de avond nog even te woord te staan. Boer Gert werd ook uitgenodigd, zodat we onder het genot van een warme kop chocolademelk even door de familie in de gelegenheid werden gesteld om de bevindingen door te spreken.
Aangezien het slachtoffer met een scherp en puntig voorwerp is gedood, vragen we of de familie ons over de aanwezigheid van dergelijk gevaarlijk materiaal kan informeren. Hier leren wij dat de meeste voorwerpen die aan die omschrijving voldoen uit bestek uit de keuken, een stok om hoge ramen te openen en tuingereedschap kan bestaan.
“We zouden morgen Thijs de [AANWIJZING] tuinman kunnen vragen wat hij in de tuin gebruikt. Thijs komt morgen weer.” Merkt zus Sandra op.

<ROOKT DE BOER?>
Zonder blijk te geven van het gevonden voorwerp in de bus van de postbode, vraag ik de aanwezigen of er iemand rookt. De vrouw des huizes vat het niet op zoals bedoeld en wijst mij op een slechte gewoonte.
“Oh nee mevrouw, ik bedoel dat ik in het kader van het onderzoek graag wil weten of er iemand rookt.” Er wordt begrijpend geknikt en later verneem ik dat alleen Thijs de tuinman wel eens een sigaretje wilde opsteken, maar mevrouw ten Dam hem altijd gebied dat niet hier tijdens zijn werk te doen.
“Hier [AANWIJZING] mag niet gerookt worden.” Maakt mevrouw ten Dam ons nog eens duidelijk.

<WIE HEEFT DE SLEUTEL VAN HET HUIS?>
“Mevrouw ten Dam, u bent net uit Nieuw Zeeland terug voor om de begrafenis van uw broer te regelen. Hoe kan deze tuinman Thijs dan bij alle spullen die hij nodig heeft? Heeft u hem een sleutel gegeven?”
“Nee mijnheer de inspecteur. Het ligt iets anders.” Mevrouw ten Dam trakteert ons op een warme glimlach. Het is de eerste lach die ik op haar gezicht zie sinds we haar voor de onderzoek hebben ontmoet en mag zeggen dat ik daarmee een knappe oude vrouw heb ontdekt in het gezicht dat deze dagen zo verdrietig staat.
“Met onze dorpse gewoontes zijn we soms te goed van vertrouwen met elkaar. Deuren worden door de weeks nooit echt op slot gedraaid en hebben eigenlijk ook nooit echt last van inbrekers. Maar toen ik op familiebezoek was in Nieuw Zeeland, heb ik mijn voordeursleutel toch maar in de oude blender verstopt van wijlen mijn echtgenoot. Zo kon de tuinman eventueel het huis in als hij wat nodig had en ik er niet was. U kunt de blender vinden in het windhok waar u ook het tuingereedschap zult vinden.”
In het tochtige windhok troffen we inderdaad de defecte blender aan. De sleutel echter [AANWIJZING] was weg.

{HEGGENSCHAAR}:
Thijs Vermeer leek al te zijn veroordeeld nog voordat we hem hadden ontmoet. Met zijn korte baard volle grijze haren en warrig voorkomen ging hij eerder door voor een geplaagde conciërge die zijn gezag binnen het schoolgebouw al lang kwijt was dan een brute moordenaar die de dood van een postbode en treinmachinist op zijn geweten had. Hij had echter alle schijn tegen zich. Thijs wist van de sleutel naar het huis en maakt als tuinman gebruik van scherp tuingereedschap. Voorwerp na voorwerp komt ter spraken. De heggenschaar ontbreekt. Die is een paar jaar eerder vervangen door een elektrische variant. We zijn een uur verder nadat we hem hebben ontmoet en hebben ondervraagd. Boer Gert had hem opgevangen bij een eerdere spoorwegovergang om hem naar het landhuis te begeleiden. Het vragenvuur en de geschetste situatie heeft hem duidelijk geschokt. Ook de beschuldigende blikken van de familie ten Dam doen hem niet goed.
“Meneer Vermeer, waar was u op de ochtend van vrijdag 3 december?”
Thijs leek te vechten met een realiteit die niet de zijne was en beantwoordde de vraag bijna bibberend:
“I-ik gaf saxofoonles aan het Jorrits Lyceum in Scharrelveld.”
Zijn alibi werd direct nagetrokken en [AANWIJZING] klopte als een bus.

{MES UIT BLENDER}:
Ik begon deze zaak steeds minder te begrijpen en moest mij concentreren op de feiten die we hadden verzameld. Thijs wist dat de sleutel in de defecte blender werd bewaard en leek de aangewezen persoon om met het scherpe materiaal de moord te hebben gepleegd. Hij werd gefouilleerd, maar de sleutel was niet in zijn bezit. Roken deed hij ook, maar als we hem op zijn woord mogen geloven rookte hij alleen sigaretten. Dit is waar ik opnieuw boer Gert begon te verdenken. En Gert wist het en zuchtte gelaten.
“Het is maar een idee…” merkte hij op “… maar heeft u al gekeken of de mesbladen in de blender nog aanwezig zijn of bloedsporen bevatten?”
De suggestie van de boer werd nagetrokken. Thijs was ondertussen op zoek naar wat tuingereedschap om zijn werkzaamheden aan te vangen, maar ving bot bij het zoeken naar het juiste gereedschap. De mesbladen in de oude blender waren nog wel aanwezig. Even daarop vang ik een deel van een gesprek op tussen Thijs en mevrouw ten Dam.
“Ik kan je best een mes geven om dat [AANWIJZING] gras mee weg te halen, maar had Jaap daar niet iets anders voor?”

<IS JAAP EEN ERFGENAAM?>
“Jaap was de vorige tuinman en liep hier vroeger ook de post rond.” Verklaart mevrouw ten Dam.
“Voordat Thijs hier kwam helpen in de tuin schoot Jaap mij nog wel eens te hulp in de tuin voor een kleine vergoeding. Hij kluste daardoor wat bij om genoeg geld bij elkaar te krijgen om zijn [AANWIJZING] dochter in Cuba op te zoeken …”mevrouw ten Dam grijpt plotseling naar haar keel en we weten allemaal waarom.
“Hij zal toch niet …” Het lukt Thijs en mij maar net om te voorkomen dat mevrouw ten Dam met haar hoofd op de tegels knalt wanneer de emoties haar nu echt te veel worden.

{GRASSIKKEL}:
Oud postbode Jaap heeft na 32 jaar trouwe dienst zijn baantje weggepikt zien worden door een schoolverlater uit zijn straat. Zijn langgekoesterde droom om eindelijk zijn dochter in Cuba op te zoeken werd hiermee onmogelijk gemaakt als gevolg van een ontstaan arbeidsconflict waar hij financieel op achteruit is gegaan. Meer dan een vergulde briefopener heeft hij er niet aan overgehouden. Jaap zou er alles voor over hebben om aan genoeg geld te komen voor een ticket daar hij zijn dochter zo verschrikkelijk mist.

Hij breekt daarom in bij een vermogende weduwe bij wie hij eens wat klusjes heeft gedaan in de tuin  en ook de sleutel van de voordeur weet te liggen. De oude vrouw woont op een afgelegen landweggetje voorbij een spoorovergang en is voor een aantal maanden op familiebezoek in Nieuw Zeeland. Een paar duizend euro zou deze vrouw niet missen.

Bij  het verlaten van het huis wordt hij echter gesnapt door niemand minder dan de jongeman die door het afpikken van zijn baan ook zijn wijk heeft overgenomen.  Deze nieuwe parttime postbode had  door het venster gezien hoe een dief geld wegnam uit het meubilair. Bang om zijn identiteit prijs te geven en aangegeven te worden stormt Jaap naar buiten en raakt verstrikt in een gevecht op leven en dood. Hij duwt de jonge postbode tegen het tuinhuis die nog open stond en grist het eerste scherpe voorwerp van de werkbank dat hij in handbereik kan krijgen. Met de gevonden grassikkel in zijn hand snijdt hij de keel open van de jongeman die daarop stikt in zijn eigen bloed. Jaap schrikt wanneer hij van de stervende postbode naar zijn handen kijkt.

Juist op dat moment ziet hij een auto over de spoorwegovergang de laan in rijden en voelt zich in het nauw gedreven. Jaap werpt vlucht het moordwapen in de sloot en tilt zijn fiets en het slachtoffer in dienstbus.
“Wat doet dat mens hier? Ze was toch op vakantie?”  bedenkt hij zich nog en kruipt met bebloede handen achter het stuur van de bus die hij vroeger zelf altijd bestuurde.

In de schijn van het zojuist hebben bezorgd van de post rijdt hij zo onopvallend mogelijk de auto voorbij die naar het landhuis rijdt. Hierbij profiteert hij onbewust van de afgeleide aandacht van de mensen in de auto die vol verdriet een oude weduwe naar huis brengen. Zij hadden haar juist van Schiphol opgepikt nadat zij terug was gevlogen bij het vernemen van het nieuws dat haar broer was overleden.

Met de dode postbode achter in de bus bedenkt Jaap zich ineens dat hij zich beter zo snel mogelijk kan ontdoen van dit vervoermiddel en krijgt hiervoor de inspiratie wanneer hij het spoor nadert. Op de spoorwegovergang brengt hij de bus tot stilstand, ritst zijn fiets uit de laadruimte en zet het op een vluchten.

Mevrouw Ten Dam krijgt de schrik van haar leven wanneer zij eenmaal thuis merkt dat de deur open staat, een rouwkaart van de deurmat opraapt en achter zich een goederentrein in de postwagen hoort boren.

[…]

Jaap wordt een paar dagen later in zijn woning aangetroffen. In één hand klemt een van tranen zout geworden brief met het bericht dat zijn dochter in een protestactie in Havana om het leven was gekomen, in de ander … een rood besmeurde briefopener.

Beloning gouden tip van ZB 975,- toegekend aan Retroman.

By wilburteerman | December 1, 2010 - 1:47 pm - Posted in Alweerwolven, Nederlands, Retourtje naar hier en terug

image by Spoyt, edited by Gsorsnoi

Zachte witte wazige sporen blijven er achter mij plakken op de weinige overgebleven onbedekte plekken van het fietspad. Zigzaggend vecht ik tegen de striemende wind. Mijn wereld beleef ik door het brievenbusvenster dat gecreëerd wordt door mijn sjaal en capuchon.  Pluisjes van die sjaal blokkeren deels mijn zicht. De stof ervan dat over mijn neus kleeft is nat van mijn warme adem.  Het kleine deel van het blootgestelde gelaat trotseert de gevoelstemperatuur van min 15 graden Celsius. Nog een paar kilometers en ik ben er.

Op een open plek tussen de weilanden fiets ik trager dan ik onder normale omstandigheden rennen kan. Sneeuwen doet het niet, maar waaien des te harder. Rechts van mij zie ik hoe een brandweerwagen tussen twee knotwilgen ruimte vindt om een ongelukkige bestuurster van een stationwagen uit haar benarde positie te bevrijden. Zij moet in een slip van de weg zijn geraakt en heeft aan den lijve moeten ondervinden hoeveel kouder het slootwater is bij deze ijzige temperaturen.

Het schimmige waas dat Andy Warhol had aangebracht op zijn roze portret van onze koningin Beatrix lijkt hij ook over het asfalt te hebben laten vallen. Een koud schilderij met een zuinig lachje grijnst mij van onder toe en daagt mij uit in balans te blijven. De elementen spelen een spelletje met me, maar ik laat mij niet kisten.

“Walking in the air …” pingelt Peter Auty in mijn hoofd. Ik fiets een sneeuwman voorbij die vanuit een voortuin vriendelijk naar me zwaait. Weinig fietsende avonturiers, durf ik te wedden, hebben zich vandaag dapper genoeg gevonden om de strijd met deze winterse elementen aan te gaan zodat ik met mijn blik gefixeerd op de weg mezelf denkbeeldig een schouderklopje geef. Bikkel als je bent, ben je ook dwaas om jezelf zo te tarten en dadelijk na acht kilometer met een bevroren kaak op je werk te arriveren.

Rood zijn de vlekken die ik zie als ik door de schuifdeuren mijn werk binnen stap. Het is een overblijfsel op mijn netvlies van de sneeuw waar ik continu in heb zitten turen. Mijn ogen moeten zich aanpassen aan andere indrukken dan wit. Even later werp ik één dubbele handschoen uit en probeer met mijn vrije hand de pijnlijke rechterhand te verlossen van de andere. Ik groet mijn collega’s en informeer de dichtstbijzijnde:
“Drie paar sokken is dus niet genoeg.”