By retroman | December 29, 2010 - 8:47 am - Posted in Astronomisch gedachtegoed, Duimzuigerij, Nederlands

image by rachel46, edited by Gsorsnoi

‘Meneer,’ zei de barvrouw tegen Victor, ‘we gaan zo sluiten.’
Er kwam geen reactie.
‘Het is tijd om af te rekenen,’ probeerde ze, maar haar woorden leken niet door te dringen tot de sombere gedaante, die apathisch naar zijn halfvolle bierglas aan het staren was. Hierop haalde ze de rekening tevoorschijn en hield deze voor het desolate gezicht van het zielige hoopje mens dat tegenover haar zat.
De ineengedoken figuur, die de hele avond gevangen leek te zitten in zijn eigen gedachten en praktisch afgesloten was van de buitenwereld, leek langzaam maar zeker uit zijn roes te ontwaken. Het duurde even voordat hij merkte dat twee felblauwe ogen hem indringend aankeken.
‘Betalen graag.’
Lichtelijk verdwaasd deed Victor, die met zijn groezelige baard en versleten regenjas kon doorgaan voor een zwerver, een graai in zijn binnenzak. Vervolgens kletterden een paar munten op de toog, waarna de barvrouw begon met het verzamelen van de vele glazen die her en der rond haar benevelde klant verspreid stonden. De warrige nachtbraker kneep zijn ogen samen en probeerde zich te focussen op de letters van het naamplaatje, dat op de blouse van de barvrouw bevestigd was.
‘D…Donna,’ stamelde hij. Zijn stem klonk gammel en broos.
De barvrouw legde de glazen naast zich neer en keek haar gesprekspartner afwachtend aan.
‘Ik wil niet meer leven,’ vervolgde hij op haast fluisterende toon.
Een akelige stilte vulde het café. Na verloop van tijd werd deze vervangen door het ritmische getik van opdringerig tegen de ramen kletterende regendruppels. Boven de toog bungelde een oude lamp, die als een dwalende schijnwerper de twee figuren belichtte. De rest van het café was gehuld in duisternis.
‘Ik vrees dat ik u daar niet bij kan helpen,’ was uiteindelijk het emotieloze antwoord van Donna.
Victor slaakte een moedeloze zucht en pakte een sigaret van tafel. Even later dansten rookpluimen, in beweging gebracht door de zachtjes roterende bladen van een plafondventilator, sierlijk door de lege kroeg.
‘Roken kan de gezondheid ernstige schade toebrengen,’ zei de barvrouw plichtmatig, maar Victor schonk geen aandacht aan haar woorden.
‘Het enige wat mij op de been heeft gehouden,’ zei hij schor, ‘was de stille hoop dat ik ooit weer iemand zou tegenkomen.’
Zijn ogen waren troebel geworden. Met trillende vingers bracht hij de sigaret naar zijn lippen en nam een stevige haal.
‘Die droom heb ik inmiddels laten varen.’
Victor richtte zijn blik omlaag.
‘De pijn van eenzaamheid is ondraaglijk,’ kon hij nog net uitbrengen, alvorens een glimmende traan over zijn pokdalige, ingevallen gezicht rolde.
‘Heeft u misschien een aspirientje nodig?’ vroeg Donna beleefd. Haar ogen leken op zoeklichten, die tevergeefs naar een antwoord speurden in het mistroostige gelaat van haar klant.
‘Alles wat resteert’, sprak hij verder, de vraag van de barvrouw negerend, ‘is een leeg, zinloos bestaan.’ Om zijn woorden kracht bij te zetten drukte hij met een ferme beweging zijn sigaret plat in een asbak.
‘Het warme gevoel van een innige omhelzing is het enige waar ik nog naar verlang,’ zei Victor met breekbare stem. Hij plaatste zijn ellebogen op de bar en liet zijn hoofd verslagen in zijn handen vallen.
‘Ik vrees dat ik u daar niet bij kan helpen,’ antwoordde Donna.
Een ijzige stilte volgde, maar werd prompt verbroken door het geluid van een antieke klok, die vanuit een onverlichte hoek van de bar met een paar doffe slagen de tijd aangaf.
‘Ik moet u helaas verzoeken het café te verlaten,’ zei de barvrouw geroutineerd. ‘Bedankt voor uw komst en graag tot de volgende keer!’
Er verscheen een glimlach op haar glanzende, zilverkleurige gezicht, waarna zij plaats nam in een doorzichtige, kubusvormige cabine. Uit haar metalen achterhoofd schoten kabels die zich verbonden met een soort accu. Haar felblauwe ogen doofden.
Na een ogenblik verloren voor zich uitgestaard te hebben, stapte Victor langzaam van zijn kruk en strompelde naar de uitgang.

Victor dwaalde door de grauwe straten van de uitgestorven stad. Vol afkeer aanschouwde de sombere gestalte de eens zo majestueuze wolkenkrabbers, die gedegradeerd waren tot reusachtige graftomben. Het waren de troosteloze overblijfselen van een steriele beschaving die, haar grote welvaart en technologische vooruitgang ten spijt, niet voorbereid was op de vernietigende gevolgen van een simpel griepvirus.
Een angstaanjagend gevoel van verlatenheid bekroop Victor terwijl hij in de nacht verdween.

By gsorsnoi | December 28, 2010 - 6:37 am - Posted in Droomverhalen, Nederlands, Scherpe Blik

image by db_in_uk, edited by Gsorsnoi

Hoe word je wakker uit een slaaptoestand waaruit alleen je geest is ontwaakt?

Het moet geklonken hebben als het gemompel dat je soms terug krijgt van je kinderen wanneer je die maar moeilijk kunt wekken. Ik hoorde een vraag gesteld worden terwijl ik half lag te slapen en trachtte te antwoorden. Het antwoord bestond uit niet veel meer dan een knorrende samenstelling van de letters ‘e’ en ‘r’. Mijn vrouw zal er weinig uit hebben begrepen en was vast tot de conclusie gekomen dat ik mijn kerstvakantie nog aan het genieten was in Dromenland. Althans, als zij het al was die mij die vraag had gesteld. ‘Genieten’ was hier echter geen hele passende term. Al was ik me daar niet direct van bewust. Aanvankelijk gaf ik er lui aan toe dat de informatie waar ik van buitenaf mee werd gevoed wel tot het krieken van de ochtend kon wachten en was bereid mij weer over te geven aan de weelde die Dromenland mij eerder had geboden. Dat was tot ik er achter kwam dat de stadspoorten van dit Luilekkerland al even te vroeg achter mijn rug waren dicht geworpen.

Nu zat ik opgesloten in een aan een geesteswereld gelijkende dimensie die veel weg had van een slaaptoestand, maar waarvan ik wist dat ik er niet compleet in terug was weg gezakt. Het was alsof ik plotseling in staat was gesteld rond te kijken in mijn eigen lichaam waarvan ik wist dat die zeker nog niet wakker was. Contact met de werkelijkheid had ik duidelijk ook, daar ik mijn vrouw nog iets onverstaanbaars dacht te horen brabbelen waarop zij blijkbaar besloot maar weer te gaan slapen. Mijn lichaam sliep dus ook, maar mijn bewuste gedachten waren nu voor het grootste gedeelte wakker geschopt. Dus was ik nu wel echt wakker of niet? Daar was het moment waarop ik ontdekte dat ik een zwakke connectie zag tussen mijn ontwaakte innerlijke ik en de zintuigen van mijn slappe lijf.
“Hè, wat is dit? Ik krijg geen lucht!” realiseerde ik mij nu en was al naarstig op zoek vat te krijgen op de situatie waarin in was beland. Het zintuig dat mij hiervan had overtuigd kan ik niet benoemen als één die uitwendig zichtbaar was zoals je huid, ogen, neus of oren, maar mijn ademhaling stokte. Het moest de samenwerking zijn geweest van een paar van die eerder genoemde zintuigen en het gezonde verstand van mijn brein die tot die angstige conclusie was gekomen. Deze ervaring is even eng als dodelijk. Ik was duidelijk bezig te stikken in iets.

Van jongs af aan ben ik er al meer dan eens tegen aan gelopen: er lag een kussen op mijn hoofd; ik had mij vast gewoeld in een lap stof van mijn deken; ik was op mijn buik en gezicht komen te liggen; of er was een ander voorwerp dat mijn luchtweg van zuurstof blokkeerde. Ook in die gevallen praat je dan tegen jezelf of poog je dit te doen tegen te buitenwereld en hoop je dat iemand jou ruw uit je slaap ontwaakt.

Veel vat op het functioneren van mijn lijf had ik niet, maar al die verbindingen die ik zou kunnen leggen tussen mijn ledenmaten of misschien wel mijn stembanden moest en zou ik aanspreken. Het is alsof je letterlijk ligt te verdrinken in je slaap. Ik kan mij dus ook een vage voorstelling maken bij hoe iemand bezig is te sterven onder een kussen, in een coma of een grote hoeveelheid vloeistof. Alleen heb je dan, behoudens de coma, nog  enige controle om een mogelijke verstikking te voorkomen. Zolang er nog een voorraadje zuurstof beschikbaar is, hoe klein die ook mogen zijn, redden armen en benen het nog wel even om te proberen die kussen van het hoofd te rukken of wanhopige slagen te maken in het water om aan de verdrinkingsdood te ontsnappen. Die controle was in mijn geval grotendeels zoek.
“Eerrrrrr …” klonk het weer.
“Err…errr” alhoewel het voor mijn vrouw moest hebben geklonken alsof ik tegen demonen aan het vechten was in mijn slaap en vast weer één van mijn nachtmerries beleefde, ging er bij haar geen belletje rinkelen. Ook kreeg ik heel even, hoe vaag het ook voor mij mocht lijken, gevoel in mijn rechterhand die op haar middel lag.
“Oh gelukkig. Mijn hand bewoog!” en ik slaagde erin om twee of drie korte klopjes te geven op de heup van mijn vrouw.
“Schat … maak me vlug wakker! Ik stik!” maar mijn vrouw werd er niet van wakker.

Dan maar proberen te hyperventileren: een hele vluchtige manier van ademhalen waardoor je door een onregelmatige ademhaling meer koolstofdioxide uit je lijf perst dan gezond voor je is. Het bloed wordt daardoor minder zuur waardoor de pH-waarde stijgt. Niet te verwarren met het zeer giftige koolstofmonoxide dat een verbinding aan gaat met de hemoglobine-eiwitten en de zuurstof verdringt. Veel mensen sterven in zo’n koolstofmonoxidevergiftiging door slechte ventilatie of in combinatie met verbranding van de aanwezige zuurstof bij een verwarming die aan staat. Hyperventileren is natuurlijk ook niet goed voor je, maar op die manier zou mijn vrouw misschien realiseren dat ik naar lucht lag te snakken door mijn hijgende manier van ademen. Het ergste wat mij dan kon overkomen was dat ik duizelig zou worden of last zou krijgen van tintelende ledematen. Bij duikers is daarbij wel een groot gevaar aanwezig, omdat je dan de controle kwijtraakt op de toch al meer beperkte handelingen die je onder water kunt verrichten met de belangrijkste: ademhalen. Ik kon hooguit zwaarder gaan hijgen zodat iemand mij wel moest horen.

Je kunt je afvragen of ik echt ‘bewust’ bezig was mijzelf tot hyperventileren te dwingen, maar het werkte! Al was het beoogde effect van zwaarder hijgen niet gehaald, mijn hoofd kwam hierdoor wel los uit de beklemmende positie waarin ik mijn gezicht had geplaatst achter de rug van mijn partner en mijn ademhaling begon langzaam weer wat te stabiliseren. Nu dat gevaar was geweken zakte ik langzaam weer volledig terug en werden de poorten van Dromenland opnieuw voor mij geopend. Zowel mijn lichaam als mijn geest hadden de slaap weer geaccepteerd en lieten mij nog even genieten van een rustige droomwereld.

Ik was rechtop in mijn bed gaan zitten en werd door mijn vrouw aangestaard die er abrupt van uit haar slaap raakte. Een dergelijke ervaring had ze al vaker met mijn meegemaakt dus wist ze bijna instinctief wat er gebeurd moest zijn.
“Heb je weer onder je kussen liggen slapen?” vroeg zij mij ongerust, maar ik reageerde niet direct op haar vraag. Toch wist ze meteen dat een kussen niet de reden van de verstikking kon zijn geweest. Even later schudden ik van nee. In zowel haar als mijn borstkast kon je onze harten harder hebben horen kloppen. Bekomen van de schrik maakten wij ons even daarop klaar om een nieuwe dag te beginnen. Ik had reeds besloten het voorval alweer te vergeten en maakte samen met haar ons bed op. In mijn bed echter, zo zag ik toen ik het dekbed opsloeg, lag ik nog altijd vredig te slapen.

Later, nadat ik echt was ontwaakt, vernam ik van mijn vrouw dat ze het geklop op haar heup wel had gevoeld en mijn had horen knorren, maar een vraag had zij mij nooit gesteld.

By rinaoddel | December 27, 2010 - 7:32 am - Posted in Duimzuigerij, Eindelijk uitgeworteld, Nederlands

Daar zijn we dit jaar achter gekomen nu de Kerstdagen weer achter ons liggen. Want ook dit jaar was dat kutbeest weer op zijn pootjes geklommen. Driekwart jaar lag dat geruisloos ergens op de loer in afwachting tot het seizoen weer begon. Als een demon rees hij dan op uit zijn as en had het bloed van zijn vacht gelikt om weer in de stemming te komen. De hangoortjes werden nog even gewassen en het pluizige dier zag er weer angstaanjagend knuffelbaar uit.

Hup hup een hok ik, even wat snuffelgeluidjes oefenen en de wereld in staren met bruine kraaloogjes  die het IQ van een wortel  uitstralen. Nog even controleerde het witte mormel of zijn pluizenbol van achteren wel aan de juiste aaibaarheidsfactor voldeed om over het resultaat een tevreden glimlach op te zetten.

Maandag 6 december 2010 schoof Richard ’s ochtends al vroeg zijn ontbijtje op de salontafel. De hele nacht had hij wakker gelegen omdat hij dat Sinterklaasnummer van die Piet die ging fietsen niet uit zijn hoofd kreeg.  “… Toen klapte zijn band …” Vrouwlief lag op haar beurt natuurlijk wakker van hem. Niet alleen omdat hij zo broeierig lag te woelen, maar vooral omdat ze niet kon slapen van het geneurie dat hij maar niet kon onderdrukken.  Pepernotenkoorts noemen ze dat.
Gekneusd van de gebroken nachtrust bracht hij beverig zijn cafeïnevrije koffie naar zijn mond en vloekte direct zodra hij bemerkte dat de vloeistof nog te heet was. Het kostbare vocht morste daarbij half over zijn ontbijt en ook zijn schone broek bleef niet ongeschonden. Gefrustreerd van hoe zijn dag reeds begon vreesde hij al wat er nog komen zou. Zijn vrees was niet ongegrond zo bleek. Richard had een schone broek aangetrokken en dacht wat afleiding te kunnen zoeken door even naar het nieuws te gaan luisteren op de radio. Pech voor hem, want hij hoorde nog net de laatste kilometers in de file-informatie opgelezen worden en concludeerde daaruit dat het nieuws al voorbij was.
“Hoeveel erger kon de maandagmorgen beginnen?” vroeg hij zich hardop af. En het antwoord kwam van het eerste kerstnummer dat werd ingezet:
“Het was kerstochtend 1961, ik weet het nog zo goed …”

Rode kraaloogjes glinsterden verderop in een fietsenschuurtje. Volgend jaar wordt Flappie 50.

By karelriemelneel | December 23, 2010 - 6:48 am - Posted in Contaminaties, Nederlands, Verbaal Genot

Bestaat uit: “Wat klinkt beter?” & “Wat ligt lekkerder in het gehoor”

Uitgesproken door: Gsorsnoi

Datum: vrijdag 10 december 2010

image by Steam SWP, edited by Gsorsnoi

Tang had de mede-uitvinder van de Trap Tuk Tuk geweest en zou samen met buurtgenoot Miu San een ware revolutie hebben ontketent in het grimmige zesde H-district. De onzichtbare ‘muur’ had verder doorbroken kunnen worden door dit nieuwe vervoermiddel dat de gebruikers ervan in staat zou stellen van de ene rand van de met verf gemarkeerde wijk naar de andere te kunnen reizen. Een nieuwe Tuk Tuk met de kleur van de aangrenzende wijk en een letter van het district moest de verbinding gaan vormen tussen de ene onbekende plaats met de andere. De Trap Tuk Tuk moest het uiterlijk gaan hebben van een normale op stoom aangedreven Tuk Tuk, maar zou zich onderscheiden door de wielconstructie die het in staat stelde om moeiteloos de trappen op en neer te rijden waar Gohes City’s China Town er een paar honderd duizend van telde. Drie wielen die onderling waren verbonden met rupsbanden zaten aan weerzijden van de cabine waar de passagiers in werden vervoerd. Onder het stuur van de chauffeurszit was een indrukwekkende veerconstructie gemonteerd die de ergste klappen moest opvangen van het bandloze voorwiel. Terwijl de achterkant van het voertuig iets weg had van een ingewikkeld opgebouwde fluitketel was de gelijkenis van de voorzijde van het apparaat er duidelijk één met een Harley Davidson-motor.

De jonge Tang Lee Swan zou zichzelf op zeventienjarige leeftijd verbranden aan de ketel van één van deze apparaten om nog geen maand later te bezwijken aan de infectie die hij door zijn verwondingen had opgelopen. Zijn buurtgenoot Miu San was op dat moment al niet meer in beeld daar hij ondanks deze vervoersrevolutie alsnog zou verdwalen in een paar wijken verderop. Toch mocht hij zich gezegend voelen dat hij zijn sterfbed vond op de naar deze omstandigheden uitzonderlijk hoge leeftijd van 37. In de binnenhavens van Matsue Hakui stierf hij eveneens aan een infectie.

Dze op zichzelf al grauwe werkelijkheid was echter gereserveerd voor een dimensie uit een parallel universum waarin de navelpadden van Graaf Schaurig geen deel uit maakten. Miu San had de ingenieuze denkwijze namelijk nodig gehad van Tang om de rupsbanden zo te kunnen ontwikkelen dat zij geschikt waren om de hinderlijke trappen te bestijgen en af te dalen. Zonder Tang Lee Swan kwam er geen Trap Tuk Tuk.

De aan slakkenslijm gelijkende substantie droop van de diepbruin gepleisterde wand daar waar vier handen zich om beurten in het bevende vlees groeven. De weerstand die werd opgebouwd door de reflex in een elleboog bracht een spasme teweeg waardoor een vaalblauwe hand naast de arm greep. Een andere al even lelijk blauwe hand greep daarom de verminkte arm beet die het slachtoffer van het bed had laten vallen door de schokkerige beweging die het maakte. Kraakbeen brak tussen de vingerkootjes vandaan onder een akelig geluid toen de drie middelste vingers van de hand werden gerukt. Het wit van de knokkels werd daardoor even zichtbaar in de oorspronkelijke vorm dat zich normaal alleen als een gelige afdruk liet zien onder de huid wanneer de vingers bogen. Het rode vloeistof wat uit de aderen vrij kwam maskeerden de bloot gelegde botjes echter al rap en besmeurde het bed met vlekken en spatten.

Over gescheurde lippen werd het verse vlees naar een tong geleid die al even geen smaak meer konden waarnemen. Smakken was een onvermijdelijk gevolg geworden bij het naar binnen werken van het rauwe voedsel door de in verval geraakte kaken. De ontbinding had ook de slokdarm aangetast zodat een luid gegorgel hoorbaar was. Brokken in het bloed sijpelden over de kin welke eens met een stoppelbaardje gesierd werd. Gulzig greep de zombie opnieuw naar de onderarm waar hij eerder al een paar lappen vlees uit had gebeten.

De vrouw op het bed dat ten prooi was gevallen aan twee zombies voelde de levenskracht nu wel heel vlug wegtrekken uit haar eens zo mooie lijf. Indrukken van het binnenste van een amfibie trokken nog op het netvlies aan haar voorbij. Even hiervoor had zij een bizar avontuur beleeft waarbij zij door een padachtig wezen binnenste buiten werd gekeerd en door het bruine dier werd opgeslurpt. Ze was hierdoor in de veronderstelling geraakt dat ze door die actie allang dood had moeten zijn, maar het besef dat zij later weer door de pad naar buiten werd gebraakt maakte dat ze wilde geloven dat ze in een één of andere hel was beland.

Naakt en slijmerig was nu haar lijf zoals ze had verwacht bij het betreden van de onderwereld. Haar kleren moest ze op de Aarde achter hebben gelaten. Dus waar was nu het vagevuur waarin zij voor eeuwig zou moeten branden? Waarom was zij teruggekeerd naar het bed waarin zij stierf? Wat Pui-Yuk echter nooit zou kunnen bevroeden, is dat zij zojuist het resultaat was geworden van een slechte slurping van een navelpad en dat haar lijdend sterven nog in volle gang was. Eén van de padden had bij haar zoveel roem willen wegslurpen dat het beest de vrouw binnenste buiten had gekeerd en in zijn lijf had opgeslokt. Even later spuwde hij haar weer, gehuld in het slijm uit zijn ingewanden, naar buiten. Haar levenskansen bij het ontsnappen uit zo’n slechte slurping was met de helft afgenomen door haar vitale functies die hiervan te verduren kregen, maar dat was niet de uiteindelijke reden waarom ze stierf.

Eén van de twee zombies die daar de oorzaak van waren, keek plotseling op vanaf zijn maaltijd. De ander bleef geconcentreerd en zette zijn halve gebit in Pui-Yuk’s heup. Akio Arata was even afgeleid geraakt door de beweging van enkele zombies die zich buiten op de daken boven een steeg ophielden en gefixeerd waren op twee ongelukkige bezoekers. Akio was erin geslaagd om zijn levenlang bij zijn zus in de buurt te blijven en hadden samen gezworen elkaar nooit uit het oog te verliezen. Nimmer zou hij weten dat Tang Lee Swan, die nog voor het doorlopen van de embryonale stadium stierf in de buik van Pui-Yuk, zijn bloedeigen zoon was.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De Chinese doolhof
Volgend hoofdstuk: Gezichtsbedrog

By wilburteerman | December 20, 2010 - 2:18 pm - Posted in Alweerwolven, Nederlands, Scherpe Blik

image by Kevin Saff, edited by Gsorsnoi

Kerst 2010 dreigt opnieuw een witte te worden. Zo was ik deze maandagochtend moedig door de sneeuw gemarcheerd als een erg verdwaalde kangoeroe om bij de bushalte te geraken. Zo moet het er voor omstanders in elk geval uit hebben gezien terwijl ik door de 25 tot 30 centimeter dikke lagen witte troep sprong om het ene been voor de andere te kunnen zetten. Vrijdagochtend had ik ontdekt dat het slechts 45 minuten kost om bij een bushalte in een sneeuwpop te veranderen. Dus ik was gewaarschuwd op wat komen ging. Maar hoe dik ik mij ook kleed, mijn trage bloedsomloop doet de winterkwalen de kop toch wel opsteken.

Ik woon tussen twee bushaltes in. Dus alsof het ook echt iets uitmaakte, had ik vandaag voor de verandering maar eens de andere bushalte gekozen. Het kon er zelfs alleen op uitlopen dat de bus later zou arriveren, omdat deze halte één minuut verder ligt op de route van mijn buslijn dan de andere. Daar had ik  werkelijk niet verder naast kunnen zitten, zo ontdekte ik later.

Aangekomen bij het bushokje moest ik mij nog in evenwicht herstellen van de stoeprand die mijn teen had ontmoet en ik onmogelijk gezien kon hebben. Al had ik vast kunnen gokken waar deze ongeveer moest hebben gelegen. Het fietspad had zich door de sneeuw met het trottoir vermengd.
“Ah 07:22, dat is het nu exact. Ik zal hem wel gemist hebben.” dacht ik hardop. Ik keek om mij heen en overtuigde mij er opnieuw van hoeveel sneeuw er lag. Dus ik herstelde mijn gedachten en ging er al vanuit dat de ‘bus van 22’ vier stoplichten terug nog bezig was met een slipcursus voor gevorderden.

Om mij er van te vergewissen dat hij er misschien niet toch al aan kwam, stapte ik terug in de richting van de straat en lette er ditmaal beter op dat ik de stoeprand niet opnieuw een trap verkocht. Gelukkig voor mij tenen bleef de onzalige ontmoeting uit, maar moest ik toch nog uitkijken dat ik mijn enkel niet verzwikte. De met voetpadtegels geplaveide wachtstrip lag aan de andere kant van het fietspad zodat ik geen andere keuze had.

Het sneeuwdek bovenop het afgesneden stoepje lag er zo onaangetast bij als de roomlaag op de cappuccino zonder cacaoversiering. Je moet toch wat bedenken als je ‘maagdelijk wit’ zo’n afgelikte term vindt. Hetgeen mij voor een raadsel stelde waar ik nu nog mee bezig ben om het antwoord op te vinden: “Hoe kan dit sneeuwpak voor de bushalte sinds afgelopen vrijdag nog niet zijn belopen?”
Dat moet er toch ergens op duiden dat er sinds die bewuste dag nog geen mens is geweest die het heeft aangedurfd om een paar minuten van zijn of haar tijd op te offeren om op de bus te wachten. Het winterweer is heftig hier in de laatste dagen van het veel te rappe 2010, maar ruim 72 uur sinds dat winterweer vrijdag begon moet er toch wel iemand zijn geweest die van deze normaal zo drukke busverbinding gebruik heeft willen maken?

Ik zou ze krijgen ook. Mijn grote rechterteen gonsde nog van een eerdere aanvaring terwijl ik mijn bescheiden maat 41 krachtig in het witte pak plantte. De linker volgde en al spoedig kon je mij zo trots als een klein kind zien banjeren door de sneeuw. Kleinkrijgen zou ik het. Mijn zuinige 64 kilo was het zachte sneeuw te zwaar. Gevoel van macht stroomde er door mijn aderen en vooral in mijn vuisten bij het genadeloos vertrappen van die witte bende, maar hoog boven mij lachten de weergoden in hun vuisten hoe nietig ik er uitzag op dat spierwitte tapijt.

Na slechts vier keer tien meter heen en weer geijsbeerd te hebben … miste ik toch nog bijna mijn bus.

By rinaoddel | December 16, 2010 - 1:02 pm - Posted in Nederlands, Rara Rina, Rijmende kunsten

Een man viel overboord en nam een lang nat bad.
Zwemmen kon hij niet, maar belandde wonder boven wonder heelhuids op een strand.
Een onbewoond eiland, dat niet eens een palmboom had.
Hoe ver hij ook kijkt, aan de horizon geen land.

Zonder enige hulp van materialen, mensen, dieren of machines wist hij aan de andere kant van het 100 meter diepe water te geraken.
Hoe deed hij het?

(Zijn naam was geen Jezus!)

By karelriemelneel | December 14, 2010 - 8:07 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Uit het dagboek van een programmeur

image by Joran D., edited by Gsorsnoi

Deel 2 in de string-serie.

Wie met het lezen van de titel bij dit artikel meent een lesje te krijgen in het bespelen van snaarinstrumenten zal bedrogen uitkomen. Ook het ondergoed dat doorgaans voor zo’n touwtje wordt versleten zou  hier aanvankelijk geen onderwerp mogen zijn. Toch ontkomen we er niet aan om de rode oortjes iets op te wrijven wanneer we je hier gaan vermaken met …
… het jargon van een programmeur.

De Tycoon Newspaper publiceerde eerder in dit jaar al een overzicht van het string-jargon uit de ICT. Programmeurs die dagelijks in strings zitten te werken confronteren elkaar met uitspraken over strings waarbij zowel in- als outsiders toch minimaal hun mondhoeken moeten krullen.

Eén van mijn collega’s blijkt een expert te zijn in dit vak! En waar zijn hart van vol is, stroomt zijn mond van over. Met dank aan onze eigen Lord of the strings hebben wij dit jaar weer heel wat nieuwe inzichten gekregen in de mogelijkheden van dit spannende ondergoed.

Je kunt …

  • een string opmaken.
    “Ah ah! Eerst het voorgerecht schat…”
  • een string anders opmaken.
    “Mama, de drop is op!”
  • input geven aan een string.
    Is met elk geslacht weer wat anders.
  • strings aan elkaar plakken.
    Let op het lijmrandje!
  • eerst nadenken wat je in een string wilt stoppen voordat de string te klein blijkt te zijn.
    Niet elk touwtje staat je goed.
  • strings opknippen.
    Familie ten Brink moet ook bezuinigen.
  • over een string vallen.
    Sportblessure.
  • een string converteren.
    Hoezo deze string is niet van jou?
  • strings ergens in hangen.
    Oeps!
  • strings ergens aan hangen.
    Kapstok voor in de slaapkamer.
  • strings uitbreiden.
    Familypack
  • een string in een kutveldje in stukken hakken.
    Vakjargon? Ah-ha!
  • een string coderen.
    Zebraprintje.
  • ruimtegebrek hebben, omdat je string te groot is.
    Lulsmoes.
  • een string ergens in rossen.
    Wedgie!
  • een zoekstring hebben.
    Beter dan je string zoek!
  • met een string weggaan.
    En niet alleen als je gaat stappen.
  • vastzitten in je string.
    Meestal is het andersom.
  • een boxer hebben met een dichtgeslipte string.
    Een beetje van alles.
  • nog wel wat ruimte hebben in mijn string.
    Kom er gezellig bij!
  • een string ergens hard in stoppen.
    En zo blijf je een backdoor virgin!

Eerste deel nog niet gelezen? Die vind je hier.

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

“Nee, nee, nee, nee, nee …” De ninja had gemakkelijk nog wel vijfhonderd keer ‘nee’ kunnen zeggen.  Het tweetal was uit de rioolput gestapt en aanschouwde de schemerige straten van een niet geheel onbekende wijk, voor de ninja althans. Hij had namelijk direct door waar ze boven waren gekomen en zag hier zijn ergste nachtmerrie bewaarheid worden. Met de grootste moeite trachtte hij niet door zijn knieën op de straat te zakken om in wanhoop zichzelf aan de wereld over te geven. Zijn woede kneep hij weg in zijn vuisten en sprak kwaad tegen niemand in het bijzonder:
“Van alle plekken in Gohes City … waarom hier? Waarom uitgerekend hier?” Inwendig stak er bij hem een storm van vloeken op.

De pad liet zijn onderkaak zakken en keek vanuit zijn nietige positie naar hem op. Hij had zich zojuist los gemaakt uit de put en de bijbehorende deksel over het gat geplaatst. Vanuit de steeg waarin zij waren boven gekomen zag de ninja direct dat ze het in hun lot niet slechter hadden kunnen treffen. Ze waren van de ene hel in de andere opklommen. Van het masker van zijn nieuwe vriend keek de pad voor zich uit en begreep eigenlijk helemaal niet zo waarom deze duistere plek zo kwaad kon zijn. Wat de pad niet kon weten was dat Gohes City een gruwelijk eigen China Town kent. Een oord waar je onder normale omstandigheden al niet dood gevonden wilde worden. Deze stad binnen de grote metropool was namelijk niet zomaar een wijk in een stad waarin toevallig een hoop Aziaten gevonden konden worden. Deze wijk kon je binnenkomen, maar de kans dat je er ooit weer uit zou geraken was praktisch nihil.

‘De Chinese doolhof’, zoals de berucht wijk in de volksmond is gaan heten, is het grootste labyrint met inwoners op aarde. Even buiten het centrum gelegen strekt deze plek zich uit tot de op één na buitenste laag van de stad en maakt er gemakkelijk bijna een kwart van uit. Het is een compacte substad waarin half China lijkt te wonen. Precies die eigenschap dat alles zo op één gebouw is, maakt dat de stad een verschrikking is om in te wonen. Alle straten lijken op elkaar en de infrastructuur is beroerd. Voedselvoorzieningen reiken amper tot alle locaties, zodat er veel honger en armoede is ontstaan. Vanaf een plein bekeken zie je de huizen op elkaar gestapeld gebouwd staan zonder dat je kunt spreken van flats. Kijk je om je heen door de straten dan bestaat het gros van de uitwegen uit onpraktische trapconstructies die weinig mobiliteit biedt aan de mensen die zo ongelukkig waren hier te zijn geboren. De meeste mensen die hier zijn geboren weten niet eens van het bestaan van de wereld die zich buiten de ‘muren’ afspeelt. De ‘muur’ is hier de abstracte benaming die is gegeven aan de horizon van het bekende. Alle straten die je niet kent bevinden zich buiten deze onzichtbare muur. Niet voor niets wordt de wijk aangeduid als een gigantisch complex doolhof.

Onfortuinlijke inwoners van Gohes City die in de Chinese doolhof zijn geboren groeien er op, leven nauwelijks langer dan een jaar op één plek een sterven een vroege dood op een compleet andere plaats in dit stratengedrocht. Nergens op onze planeet kent een stad zoveel gevallen van incest en vermengingen binnen een gemeenschap. Kinderen die hun ouders nog kennen na hun eerste levensjaren mag een unicum heten, want zodra een mens hier kan lopen hoef je de straat maar uit te lopen en je bent verdwaald. Niemand zal er verbaasd over zijn dat de gemiddelde levensverwachting van dit deel van de stad onder de 35 jaar ligt. Komen kinderen in een andere straten terecht dan worden ze tot slaaf gemaakt en komen veelal in bendes terecht.

De enige constante factor in deze stad is de kans op het verdwalen welke duidelijk op honderd procent is gesteld. Om zichzelf daarom te kunnen beschermen tegen een al te grote verspreiding van de families is men sinds de jaren tachtig begonnen om de straten te gaan markeren. Chinezen zijn door de straten getrokken met potten met verf om eigen gebieden te kunnen afbakenen. Wanneer men dit niet zou doen dan blijft de genenpoel zich oneindig mengen totdat ziektes de rest van Gohes City zouden infecteren. Niet dat die dreiging ook maar enige waarde heeft voor de mensen uit deze substad: er is toch niemand die de rest van Gohes City kent. Deze begrenzingen is men vooral gaan instellen zodat de families nog enigszins een kans houden om gezinnen bij elkaar te houden. Sindsdien kennen kinderen hun ouders iets langer, maar met een gemiddelde van de eerste vijf levensjaren is dat nog altijd eng laag te noemen. 

De ninja was in zijn jeugd gewaarschuwd nooit naar China Town te reizen. Het zou in alle gevallen een enkele reis zijn geweest. De verhalen kende hij natuurlijk wel, maar recent waren ze nooit. Er was namelijk bijna nooit iemand die het betreden van deze stad heeft kunnen doorvertellen. Te meer vreesde hij voor zijn eigen voortbestaan. Hij zou dagen kunnen dolen door de straten en terug uitkomen in een straat die hij al eens had gepasseerd zonder dit te realiseren. Maar de weg terug door het riool was al even rooskleurig. Waar in dit doolhof bevond hij zich eigenlijk? Was hij halverwege de stad op weg naar de zevende en buitenste ring of had hij zich nog maar net uit het centrum verwijderd? Hij vreesde voor het ergste.

Toch was er een andere vraag die hem op dat ogenblik nog het meeste bezig hield: waarom was er op de straat geen levende ziel te bekennen?

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De overbrugging
Volgend hoofdstuk: De Trap Tuk Tuk

image by wittiko, edited by Gsorsnoi

ALASKA: Dagenlang opgesloten zitten in een blokhut kan mensen tot waanzin brengen. Met de 626.932 inwoners die Alaska tijdens de eeuwwisseling telde is het de dunst bevolkte staat van Amerika. Er wordt wel eens gegrapt dat hier gerekend wordt in vierkante kilometers per inwoner in plaats van andersom. Je bent dan al snel volledig op jezelf aangewezen als je besluit op een afgelegen plek in het bos honk te houden om op het wild te jagen.  De vreselijke monotonie van het dagelijkse leven en een slinkende voedselvoorraad hebben sommigen tot het slachtoffer gemaakt van de gevreesde ‘huttenkoorts’.

De grizzlybeer zou Kiana hebben gedood als Yukon hem niet had verjaagd met zijn schot. Ze werd door de beer van achteren verrast en gered door haar man. Hun kans om zijn vlees buit te maken was hiermee wel meteen vervlogen. Yukon Fairbanks had de beer nog willen narennen, maar de dichte concentratie van de Sitkaspar gaf het grote dier de perfecte kans te vluchten. Hier in de bossen nabij Alaska’s zuidkust staat de bruine beer uit dit kamp bekend om zijn demoniserende gedrag. Van nature is hij agressiever in deze regio dan in het noorden van deze staat, maar de mens speelt hierin eigenlijk de hoofdrol. Yukon en zijn vrouw zochten al weken naar voedsel. Zij leefden al een paar maanden op een schaars rantsoen, daar de onverwachte sneeuwstormen de jacht hadden bemoeilijkt. Voor velen is het misschien een complete verrassing, maar kou overheerst boven de neerslag in dit Arctische land. Nu koning Winter de beide factoren toch had samen gebracht was zijn genade ver te zoeken.

Het vizier op de lichtgewicht Kimber 84m verloor haar functie compleet nu de loop van het geweer op Yukon’s borst stond gericht. Een koud blauw hart klopte zichtbaar onder zijn ribben. Blauw was hier echter niet de kleur van adel en edel waren zijn daden al helemaal niet. Zijn inmiddels flink behaarde linkerbeen trilde oncontroleerbaar en hij hijgde zoals men doet wanneer je hyperventileert. Van Yukon mocht de dood nu gauw komen, maar uit volksverhalen had hij geleerd dat hij beter behoorde te weten. Kwijl droop door het bloed in zijn baard over zijn misvormde gelaat.

Meer dan 28 kilo was hij afgevallen sinds hij met Kiana deze hut betrok. ‘Mager’ was inmiddels een understatement geworden. Zo staarde hij naar zijn uitgemergelde lijf en keek vervolgens naar de al even dunne, maar oh zo krachtige armen, waarmee hij de Kimber vasthield. Meer nog beefde zijn iele vingertje waarmee hij poogde de trekker van het wapen te bedienen. Spoedig zou zijn ziel deze ruimte verlaten zodat het hem moeite kostte zich te concentreren op deze wanhoopsdaad. Wanhopig was deze actie zeker en per definitie volkomen vruchteloos. Een knal volgde en werd voor het menselijke gehoor al na 300 meter bomen in de gure wind gedempt. Yukon had zijn laatste schot gelost.

De stalen kogel verliet de roestvrij stalen loop onder veel geweld en zocht zijn doel in een korte tocht door Yukon’s lijf. Recht door het kille hart draaide de kogel om zijn as en trok zonder last te ondervinden van enige weerstand dwars door het bovenlijf naar de harige huid van zijn rug. Een doel trof de kogel pas echt toen deze zich in het portret van Yukon’s vader boorde en er samen in een regen van glas mee van de kleine boekenkast tuimelde. Net als zijn vader zaliger Simon was hij een geest geworden. Zijn hart en lijf werden nooit door de kogel geraakt. De transformatie was al veel te ver gevorderd. De volgende kogel moest zilver zijn. Alleen dan zouden nieuwe slachtoffers gespaard blijven.

Ruim zeven maanden hadden Yukon en Kiana met zijn tweeën afgezonderd geleefd van de beschaving. De gruwelijke honger had Yukon tot razernij gedreven. Terwijl een sneeuwstorm buiten huishield, spoot eerder een rode straal op de binnenkant van het venster.  Voor hem op de houten vloer van de hut verspreidde de stroperige substantie zich nog uit het levenloze karkas dat eens zijn vrouw was. Het verboden vlees had zijn lippen gepasseerd en had hem als Wendigo onsterflijk gemaakt.