By achmedlien | February 28, 2010 - 3:36 pm - Posted in Gekalibreerde Gedrochten, Nederlands

image by abbamouse, edited by Gsorsnoi

In meerdere opzichten is deze tot de familie Theropoda behorende sauriër intrigerend te noemen.

Zijn tanden werden voor het eerst gevonden in 1874 door A.Lakes in Colorado. Foutief dacht men toen dat het hier om een Deinodon ging.
In 1892 echter dook hij opnieuw op in South Dakota en kreeg de naam Manospondylus gigas. Feitelijk was dit de oorspronkelijke naam, maar deze naam was geen lang leven beschoren. Zou men toen per abuis hebben gedacht dat deze overduidelijke carnivoor familie moest zijn geweest van de herbivore soort Manospondylus? In dat geval zou ik aan de hier gevonden vraagstelling een hele andere conclusie willen opknopen. Hoe het ook zij, de opgraving en daarmee zijn naam werd vergeten waarbij de naam de status nomen oblitum kreeg. Wat zoiets als ‘vergeten naam’ betekent.

Apport!

We kennen hem inmiddels beter als de tiran onder de reptielen uit de prehistorie en heeft een ongekende bekendheid opgebouwd dankzij zijn opstellingen in musea, optredens in films, bijbehorende merchandise en diverse documentaires .
We hebben het hier uiteraard over ieders favoriete moordmachine uit de prehistorie: de Tyrannosaurus Rex. Ookwel populair T.Rex genoemd.
Hij schittert in majestueus in films als (natuurlijk) Jurrasic Park en King Kong en wordt nogal wat spottend afgebeeld in de nieuwere films zoals Night at the Museum en Ice Age: The Meltdown.
Maar vraag ieder volwassen kind, mezelf incluis, die opgegroeid is met de dino-rage toen Jurrasic Park voor het eerst in de bioscoop verscheen welke dinosaurus de meeste indruk bij ze heeft achtergelaten en je krijgt negen van de tien keer Mister T.Rex als antwoord.

Het ‘killerdesign’.

De enorme schedel met een flinke voorraad tanden in een meer dan indrukwekkende grote kaak, maken hem gemakkelijk de eerste verbeelding van een prehistorisch moordreptiel. Meerdere studies op zijn schedel en kaak wijzen uit dat de schepper een meer dan bijzonder efficiënte gehaktmolen op de tekentafel had liggen.
Hoe een achttal voortanden speciaal ontworpen waren om vleeslappen uit een prooi te rukken zien we bij de huidige levende wezens niet meer terug. Alleen zijn tijdgenoten zagen nog enige kans daarin te concurreren. Eén goed uitgekozen hap was voldoende om een prooi te doden. Eerdere theorieën die moesten uitwijzen dat hij zijn prooi eerst liet doodbloeden hielden geen stand. Het mag een wonder heten als je een hap van een meter lang en 30 centimeter diep langer dan een paar seconden weet te overleven.
Met een schedel die gemakkelijk 12% van zijn volle lengte uitmaakt is er weinig beweeglijkheid te verwachten van zijn nek. Om toch op een flexibele manier de prooi in stukken te kunnen scheuren werd dit gebrek gecompenseerd door het middengewricht van zijn onderkaak extra beweeglijk te maken.

Wedstrijdje doen?

Tel daar een stel gespierde achterbenen bij op waar de gemiddelde hardloper afgunstig van zou worden en hij vormt met zijn vermeende snelheid van 40 km/u ieders worst nightmare. En zelfs al had zijn snelheid gestokt bij de eerder berekende maximumsnelheid van 25 km/u … dan zou ik nog steeds wensen dat ik sneller kon rennen dan binnen de bebouwde kom op de rijbaan is toegestaan.
Het is een hongerig wezen van 5,6 ton die er wel oren naar heeft om jou als voorafje te proberen.

Achterom kijkende staar ik in een brullende muil van een enorm 14 meter lang wezen dat in zijn typerende naar voren hangende heuphouding jacht op mij maakt.

Geef me de … euh … twee?

Toch klopt er iets niet in mijn beeld bij deze zogenaamde ‘grootste vleeseter aller tijden’. Iets wat inmiddels ook niet meer klopt aangezien de in 1915 ontdekte Spinosaurus die titel later heeft veroverd.
Waarom heeft het wezen dat in de belevingswereld van een kind de prominente positie verschaft als de incarnatie van het monster twee absurd kleine armpjes met elk maar twee vingers?

Geef hem een lolly en hij kan het snoepgoed niet eens normaal vasthouden. De twee vingers geven gewoon niet voldoende grip om iets kleins vast te houden. Fijne motoriek is praktisch uit den bozen. Neuspeuteren is er dus ook niet bij. Hij zou zijn vingers niet bij zijn neus kunnen krijgen.
Hij heeft werkelijk te korte armen om op afstand iets te kunnen uitrichten.
Een klap uitdelen of een prooi vasthouden zou onmogelijk blijken. En om het vrouwtje te kunnen vasthouden bij het paren zou ook belachelijk zijn. Grove motoriek kun je dus ook wel wegstrepen.
Waar dienden die armpjes dan voor?

Waarom zou je dit wezen in vredesnaam überhaupt nog voorzien van armen? Zijn die enorme muil, twee indrukwekkende achterpoten en een staart om het geheel in balans te houden niet voldoende om een paar miljoen jaar als één van de meest gevreesde vleeseters te laten domineren?
Was het echt nodig deze koning te bespottelijk te decoreren met twee misvormde aanhangsels ter hoogte van zijn borst?

Gedevolueerd modeverschijnsel?

Tot voor kort dacht men altijd dat deze satéprikkers een gedevolueerd overblijfsel waren van zijn verre voorouders. Er is echter nog niet zo heel lang geleden een voorloper van hem opgegraven die deze theorie helemaal van de baan veegt.
Het bekende ‘killerdesign’ wat we zien bij de Tyrannosaurus Rex bleek 90 keer verkleind al zo te zijn toegepast door Moeder Natuur bij zijn stamvader de Raptorex kriegsteini.

Als je het mij vraagt hadden ze dit oerreptiel beter kunnen voorzien van een stel ‘normale armen’ en een tutu kunnen aantrekken. Het had mijn beeld van dit moordreptiel niet minder potsierlijk gemaakt.

Update: woensdag 31 maart 2010. Volgens mij verklaart deze afbeelding een hoop:

Op één nacht besloot ik mijn kleine padje te volgen en wachtte op het moment dat hij zijn bedje uit zou komen. Dat moment was daar. Zoals ik al had voorzien pakte hij zijn fietsje en weg was hij. Ik zette direct de achtervolging in met mijn eigen fiets en kwam al snel tot de conclusie dat ik er flink aan moest trekken om hem bij te houden. Mijn stalen ros maakte overuren. Had ik de auto maar gepakt. Als een bezetene trapte hij op zijn fietsje en fietste ver van huis. Met mij op sleeptouw trokken we het halve land door en wist ik op een ogenblik haast niet meer waar we waren beland. Dat terwijl hij geen licht op z’n fiets had en ik wel.

Na enkele uren kwamen we ergens aan tussen het midden en nowhere. Het was koud, ik had werkelijk geen idee waar we waren en was helemaal kapot. Mijn fiets verstopte ik achter een boom en keek wat mijn padje zou doen. Geheel in trance hupte mijn padje van zijn fietsje en sloop naar het dichtstbijzijnde huis. Er was geen tijd om te treuzelen. Ik volgde hem op de voet. Daarbij deed ik mijn uiterste best hem niet uit het oog te verliezen. Dat moest ik wel natuurlijk. Hoe zou ik anders zelf nog thuis komen? Ik hoopte maar dat hij de weg terug nog wist.

Anders dan hoe mijn padje via het toiletraampje naar binnen wist te klimmen, moest ik een andere manier vinden om te kunnen volgen wat er in dat huis stond te gebeuren. Om daarbij niet al te veel op te vallen sloop ik rechts langs het huis en trachtte glurend door de ramen te volgen wat er binnen gebeurde. Dit viel me niet mee en ik was mijn pad al snel kwijt. Hoe kon ik nu weten waar hij zich in het huis bevond? Ik hing hier maar wat aan de gevel waarbij mijn zicht werd geblokkeerd door een grote verzameling bakstenen. Het kwam op geluk aan of ik mijn pad toevallig door de ramen in een van de kamers zou zien huppen. Die mazzel kwam gelukkig. In de woonkamer zag ik hoe hij al huppend de trap opklom en naar de bovenetage bewoog. Ik hupte in de eerste de beste regenpijp en klom langs de gevel omhoog. Daarna raakte ik hem al gauw weer uit het oog. Hij kon nog steeds in alle kamers van die bovenetage binnengedrongen zijn. Dus kon ik wel precies aan de andere kant van het gebouw voor Spiderman aan het spelen zijn dan waar de ondeugende kwaker aan het inbreken was.

De nadering ontknoopte op het moment dat ik turend door een raam van één van de slaapkamers toevallig gadesloeg wat voor vunzige pad ik in huis had gehaald. De kwaker was juist de slaapkamer binnen getreden waar een bewoner lag te ronken. Herstel: bewoonster.

“Wat is dit nou?” Dacht ik. Dat mens wat daar in bed ligt ken ik! En niet ik alleen. Half Nederland zou haar zo herkennen. Dat wil zeggen: iedere Nederlander die destijds op werkdagen vanaf acht uur niets beters met zijn tijd wist te doen toen zij nog op TV was. Mijn vunzige kleine padje sloop dus blijkbaar ’s nachts bij bekende Nederlanders naar binnen, maar waarom? En bleef dit alleen bij jonge dames? Of vielen er ook oudere dames of wellicht ook mannelijke BN’ers ten prooi aan deze groenbruine vuns?

Die kleine viezerik, zo dacht ik, kroop op het bed en op het lichaam van deze jonge dame.
“Ik wist het!” dacht ik nog.
“Nu zal het gebeuren. En ik moet iets doen om het te stoppen.”
In lijn met mijn verwachting kroop hij onder haar negligé waar ik overtuigd was dat hij een eigen betekenis zou gaan geven aan wat padden met padden doen. Nu moest ik in actie komen, anders zou het vlug te laat zijn geweest.
Gepaard van de nodige onhandigheid trok ik mijzelf hoger naast een kozijn en wilde ik bekijken of ik een mogelijkheid zag om binnen te komen. Echter net dat ik tot de conclusie moest komen dat dit wel moeilijk zou worden, stokte mijn adem. Want op het moment dat ik iets wilde gaan ondernemen zag ik tot mijn grote schik hoe mijn kleine padje op haar buik klom en er gewoon in verdween. Recht op de plek waar haar navel zat verdween de bult in de stof van haar negligé die daar eerder door hem werd gevormd.

Laat in die ochtend heb ik nog als een Tom Boonen aan mijn stuur moeten harken om de laatste paar kilometers voor de pad uit te fietsen en eerder thuis te zijn dan hij. Nog hijgende van de inspannende fietstocht deed ik voor hem de deur open en trok hem naar binnen.
“Zo mannetje. Jij hebt mij wat uit te leggen. Waar ben jij geweest?” Krokodillentranen begonnen zich langzaam te vormen op zijn wangetjes.
“Nou meneertje? Zeg het maar.” Het groen trok uit zijn gezicht en antwoordde:
“Anneke van Jeuking.”
“Niets van waar. Zo heette ze niet. Wie was zij?” Ik had allang door dat dit geen hele leugen was, maar zijn manier om de waarheid te verdoezelen.
De pad twijfelde, maar zei uiteindelijk bijna ratelend:
“Vijg Aaneen Nukken, Nekkuiven Najagen, Genaak Kneu Venijn, Keniaan Junk Geven, Geen Juk Aanvinken, Javanen Ukken Gein, Ingenu Kajak Neven…” Ik moest hem de mond snoeren om te voorkomen dat er nog meer van dit soort rare en nare onzinwoorden zouden volgen. De kreten die hij hanteerde werden hoe langer hoe vunziger. Kreten waar werkelijk bizarre en smerige associaties mee te maken zouden zijn. Toch zat er wel degelijk een logica in dit gebrabbel. Een bekentenis die ik uit hem los zou trekken zou een hoop verklaren.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Fietsie foetsie
Volgend hoofdstuk: Der Witregels

By karelriemelneel | February 22, 2010 - 7:03 pm - Posted in Nederlands, Scherpe Blik

Mocht je nu gaan roepen: “Ja, die ben ik laatst kwijtgeraakt”, dan gaat er een stem in mij op die je vraagt of je al van de bank komt voor twee euro? Maar eerlijk is eerlijk: ook vijf cent is het begin van een potentieel miljoen. Of was het toch een dubbeltje?
De rijkste eend ter wereld is ook zo begonnen.

In de afgelopen week is het mij twee keer overkomen: ik vond zo waar twee maal twee euro. De eerste maal bij de buurtsuper om de hoek. De tweede maal vergezeld van een stuiver bij ons achter in de steeg.
Eerlijke crimineel dat ik ben, heb ik ze in eigen zak gestoken.

Nu hoor ik je vragen: “Waarom val je ons er dan mee lastig als je de buit toch al zelf hebt toegeëigend?”
Eigenlijk doe ik je alleen maar een plezier. Nu de dooi in Nederland hier en daar de kop weer opsteekt, is het tijd om naar muntjes te zoeken. De kans is groot dat je nu juist geld vindt. In de sneeuw hoor je muntjes namelijk minder makkelijk vallen dan wanneer die witte rotzooi er niet is. Daarbij raakt het ook nog eens verstopt omdat het door de sneeuw heen valt. Op die manier blijft verloren geld gemakkelijk langer liggen.

Dus voor de echte geldwolven onder ons: het is nu een gouden tijd voor mensen die onder de vijf euro ook door de knietjes gaan.

By gsorsnoi | February 21, 2010 - 11:44 am - Posted in Nederlands, Scherpe Blik

Val jij graag op of blijf je liever een beetje op de achtergrond?

Het zal een vraag zijn waarmee bewust of onbewust ieder mens wel eens worstelt. In de puberteit ben je daar misschien wel het meest mee bezig (geweest).

Allemaal een tepel.

Wanneer je net uit je ei komt wil je vast in de groep mee komen. Het laatste wat namelijk je wilt is aandacht te kort komen. En laten we eerlijk wezen, je wilt ook dat jouw mondje gevoed wordt, toch?
Het gaat hier puur om ons instinct. Kom je als kitten niet aan de tepel ,omdat je te zwak blijkt om voor die plek te vechten, dan wordt je vanzelf afgestoten. Je hebt dus een goede motivatie om voor jezelf op te komen en te laten zien dat jij er bent.
Dat principe werkt ook door in ons geciviliseerd bestaan.

Mode-hyena’s.

Eenmaal in de pubertijd zie je dat mensen nog een tikje extremer willen opvallen dan toen ze net uit de luiers werden getild. Er is altijd wel een rage aan de gang waarbij ‘iedereen’ één pluk haar rood verft. Of je moet vooral doen alsof je die ene band leuk vindt, want ‘iedereen’ vindt die gasten zo cool.
Oh nee, ‘cool’ is alweer uit. Je moet tegenwoordig ‘vet chill’ zeggen.
Zo ontstaat er vanzelf  een groep mode-hyena’s die de dienst uitmaken. Ze onderwerpen iedereen die ‘er bij’ wil horen aan hun eisen. De rest is per definitie uitschot of een andere aparte clan waar ze niets van willen weten.

Dus wat doe je?
De keuze ligt op zo’n moment natuurlijk geheel bij jezelf.
Soms kan de mode ook betekenen: doe je gewoon, dan doe je al gek genoeg.

Zwarte tijd.

Hoe het ook zij, aan het einde van de eerste twintig levensjaren houdt de voornaamste piek van ‘willen opvallen’ wel een beetje op. Gothics besluiten in plaats van twintig armbanden, drie tepelpiercings, zwarte lippenstift, zware zwarte andere make-up en wijde (zwarte) kleding met schreeuwende opdrukken langzaam over te schakelen naar … even adem halen … tien armbanden, twee tepelpiercings, wat minder zware make-up – maar nog steeds foeilelijk – en wat minder alternatieve (maar nog steeds zwarte) kleding te dragen waarop niet langer verwensingen naar de schepper van hemel en aarde worden geuit.
Voor elke andere jeugdige volkstam kan hiervoor natuurlijk een eigen versie worden gelezen.
De schreeuw om aandacht vlakt af naar mate de puberteit verder achter je ligt.

In het oog springen.

Op een goede dag loop je in een supermarkt, sta je in een apotheek of in een rij voor het NS-loket. Je kijkt om je heen en zie die goedgeklede hunk of die knappe dame in hare rode jurk. De rest van de wereld lijkt plotseling te vervagen zodat jouw aandacht op dat moment alleen nog maar op hem of haar is gevestigd.
Het hoeft natuurlijk helemaal niet direct een Brad Pitt-kloon te zijn of zijn lieftallige(?) Mrs Smith die je met een sensuele blik in de zevende hemel brengt. Elk individu die zich zo op zijn of haar eigen wijze kan onderscheiden van de rest van het publiek is een potentiële blikvanger.

Sommige mensen hoeven er echt maar heel weinig voor te doen om op te vallen. Je hoeft er zelfs niet bijster knap voor te zijn. Het helpt al als je erg lang bent of bijzonder dik. En erg magere mensen springen natuurlijk ook in het oog. Toch zie je extreem kleine mensen eenvoudig over het hoofd. Gek is dat eigenlijk.
Het gaat ze in elk geval een stuk lastiger af om je in het oog te springen.

Opvallen en wat je er voor wilt doen om op te vallen kan dus voor- en nadelen hebben.
Enkele mensen hebben nou eenmaal de eigenschap langer op een netvlies te blijven steken dan anderen.
Nu je inmiddels weet dat ik de eigenschap heb om moeilijk gezichten te kunnen vergeten (zie artikel “Met een goede tekenaar kun je niet rekenen“), weet je ook dat het inmiddels aardig druk is in mijn hoofd.

By rinaoddel | February 20, 2010 - 11:46 pm - Posted in Nederlands, Rara Rina

Deze maand wil ik het raadseltje simpel houden. Het is moeilijker voor mij om niet te veel informatie prijs te geven, dan voor jullie om het juiste antwoord te geven. Komt ie:

Er zijn tijden dat ik groen ben of bruin en maak ik je grimassen trekken tot in je kruin. Maar even daar tussen, in die kleur zie je me veel, laat ik je lachen tot diep in je keel!

Voor dit recept heb ik mij laten inspireren door het luisteren naar de fantastische dialoog tussen Gsorsnoi en zijn vader. Dit gesprek vond plaats terwijl wij zondag 24 januari heerlijk aan het genieten waren van de Aziatische kookkunsten van de vrouw van Gsorsnoi.

Gsorsnoi zou wel even uitleggen aan zijn vader hoe hij ampalaya moest klaarmaken.
Echter, met de fantasievolle inbreng van zijn vader, wordt in huizen Snooi  ampalaya nooit meer op de vertrouwde manier klaargemaakt.
Hierbij het aanpaste recept!

Ingrediënten:
(gebaseerd op Ampalaya con carne)

  • 3 stuks ampalaya  (gerekend in ongeveer het formaat van een gemiddelde komkommer)
    In Nederland beter bekend onder de naam ‘sopropo’ of ‘bitter lemon’ en o.a. verkrijgbaar op de Oosterse Markt in Beverwijk.
  • 400 gram rundergehakt
  • rijst
  • 3 eieren
  • scheutje olijfolie
  • flink wat zout (voor het kneuzen van de bittere smaak)
    Pekel of strooizout mag ook.

Benodigdheden:

  • keuken met kooktoestel
  • bovengenoemde ingrediënten
  • decoupeerzaag (of als je daar niet zo handig mee bent: gewoon een keukenmes)
  • 2 flinke kommen
  • garde
  • betonmolen
  • lepel of beitel met hamer
  • zaklamp
  • hapjespan of wok voor ampalaya (met deksel)
  • pannetje voor de rijst
  • water
  • handen
  • gezond verstand

Voorbereiding:

Het begon ermee dat Gsor zijn vader en zijn stiefmoeder wilden beschrijven hoe een ampalaya eruit ziet. Zijn beschrijving van zo’n groente komt vaak neer op een ‘gerimpelde komkommer’. Het formaat, kleur en uiterlijk komt daar namelijk wel mee overeen.
Met dit soort situaties is zijn vrouw dan toch net wat praktischer en besloot er eentje uit de koelkast te pakken om te laten zien. De ampalaya zat nog verpakt in een geel plastic zakje waarin ze het hadden gekocht. Met het plastic zakje eraf gehaald gaf zijn vader direct de reactie:
“Jeetje, dat lijkt wel een afgekeurde druipkaars!”
Daarmee begon de inspiratie het recept eens grondig aan te passen.

Bereidingswijze:

Men neme een decoupeerzaag om de ampalaya’s eens grondig in stukken te snijden. Zaag  de kopjes en de kontjes van de ampalaya’s weg en vervolgens het resterende stuk in de lengte door midden. Verwijder de zaden met een lepel of hak ze met een beitel weg. De overgebleven helften van de ampalaya’s moet je dwars in de lengte zagen, zodat je reepjes overhoudt van pak ’em beet een centimeter of vier.
Stop de ampalaya in een kom , loop er mee naar buiten en wacht tot de strooiploeg voorbij komt. Zodra dat het geval is houdt je de kom schuin onder de spuitgaten waar het zout uit de wagen komt om het op te vangen. Ga met de met zout besprenkelde ampalaya naar binnen om de ampalaya te kneuzen.
In geval van zomer: ampalaya gewoon kneuzen met tafelzout. Flink met de zout knijpen in de ampalaya om de bittere smaak te verdoezelen.Bereid een evenwichtige hoeveelheid rijst naar eigen behoefte.Verhit een hapjespan of wok met een scheutje olijfolie en rijd de betonmolen vast voor. Vul de betonmolen met de eieren. Wel even de schalen verwijderen. Het valt aan te raden de schalen te verwijderen voordat je de eieren in de betonmolen gooit.
Had je de eieren toch al in de betonmolen gegooid? Klim er dan in met een zaklamp om de kapotte stukjes schaal uit de ei te vissen.Ren gauw terug naar je kooktoestel om te controleren of je pan niet te heet wordt. Had ik niet gezegd dat het vuur best laag mocht staan? Rul de gehakt tot deze een mooi bruin kleurtje begint te krijgen. Loop terug naar de betonmolen om deze aan te zetten, anders kun je lang wachten tot de ei gemixt is.
Teruggekomen bij in de keuken merk je dat de gehakt bijna zwart begint te worden. Verwijder de gehakt en begin met nieuwe gehakt. Olijfolie niet vergeten.

Blijft ditmaal bij de gehakt zodat deze niet zwart brandt en laat de betonmolen even voor wat het is. Of de ei nou gemixt of gemixt gemixt is, maakt weinig verschil.
Voeg de gekneusde ampalaya toe aan de gehakt gevolgd door een kleine hoeveelheid water. Laat de ampalaya even koken in eigen vocht met een deksel op de pan.

Na een kleine 10 minuten is de ei wel gemixt (na één of twee minuten eigenlijk ook wel). Dus rijdt de betonmolen de keuken in en schenk de ei boven de pan uit.
Nee sufferd! Eerst die deksel weer van de pan halen.

Pak een kom uit de kast en 3 eieren.
Sla de ei stuk om de rand van de kom en zorg er hierbij voor dat de ei in de kom belandt. Mix de ei met een garde en voeg de ei toe aan de ampalaya in de pan.
Mix het geheel in de pan en sluit deze met de deksel.

5 minuten later is de ampalaya klaar.
Serveer de ampalaya met rijst.

Eet smakelijk!

Vergeet het gas niet uit te zetten.
 
Gezondheidstips:
Ampalaya is goed voor het hart!

Alternatieve recepten:
http://www.filipinovegetarianrecipe.com/vegetarian_main_dish/ampalaya_with_eggs.php
http://recipes.sparkpeople.com/recipe-detail.asp?recipe=474306
http://www.filipinofoodstore.com/recipes/ampalaya-con-carne.html

By achmedlien | February 17, 2010 - 6:34 pm - Posted in Duimzuigerij, English, Gevleugelde Uitspraken, Scherpe Blik, Verbaal Genot

Yet trying it out is undoable.

By tinusicket | February 15, 2010 - 9:37 am - Posted in Mabuhay, Nederlands, Retourtje naar hier en terug

Dat wij Nederlanders zuinige mensen zijn, dat weten we inmiddels wel. Maar wist je dat Filippijnse mensen bijna net zo zijn? En dan vooral die Pinays (Filippijnse vrouwen)!

Moet je dan met die wetenschap eens bedenken wat dat oplevert als zo’n Pinay hier in Nederland boodschappen doet. Je merkt het al direct wanneer ze thuiskomen met een tas vol kleren. Veertig kledingstukken voor nog geen meier. Dat kan bijna geen zuivere koffie zijn. Over koffie gesproken: de schoenen waar ze mee aankomen kosten ook niet duur. Meestal voor niet veel meer dan één bakkie plur.

Toch, het is wel degelijk zuivere koffie. Het zijn alleen duidelijk echte koopjesjagers en krijgen met een glimlach een hoop mooie spulletjes voor de laagste prijs. Vaak nog merkspullen ook.

Afijn, mijn vrouw komt daar dus ook vandaan en is ook niet wars van alles voor de laagste prijs te willen hebben. In het Filippijns heet ‘zuinig’ trouwens ‘kuripot’. Ik kan je verzekeren: dat is ze. Kuripot siya. Ofwel: zij is zuinig.

Laatst waren wij – of all places – op de Zwarte Markt. We hadden wat ingrediënten nodig voor Ampalaya (daar later deze maand meer over) en nog wat andere dingen. Maar om van de Oosterse Markt naar China Town te kunnen gaan zul je op zondagmiddag entree moeten betalen. De entree naar de Oosterse Markt is gratis. De Ampalaya hadden we reeds ingeslagen op de Oosterse Markt. We moesten alleen nog wat klein grut hebben uit die Azië-toko. Staan we bij de kassa om naar het betaalde gedeelte te gaan waar we ieder twee euro entree moeten betalen, pakt ze een paar muntjes uit haar portemonaie om haar deel te betalen en legt dit op de toonbank in het draaibare muntbakje. Even later draait de cassière het bakje terug met de boodschap: “Mevrouw dit is niet genoeg. Dit is 1 euro”. Mijn vrouw kijkt haar aan met een rood hoofd en de gedachte: “Shit, ze heeft me door”. Waarop ik haar weer aankeek en zei : “Jeetje schat, jij bent toch ook echt een Nederlander hè?”

Al met al mag ik niet zeuren. Inkopen doen met een Pinay is vaak wel mura (goedkoop).

By karelriemelneel | February 14, 2010 - 9:37 am - Posted in Contaminaties, Gevleugelde Uitspraken, Nederlands, Verbaal Genot

Bestaat uit: “Overstuur” + “Over mijn toeren”

Uitgesproken door: vader

Datum: Dinsdag 5 januari 2010

Deze uitspraak werd ooit gedaan door mijn voormalige leerkracht in Kunstgeschiedenis. Het is geen bestaand spreekwoord en vóór het publiceren van dit artikel zul je er vast op het internet ook geen zoekresultaten op kunnen vinden.

Of het nou precies het woord ‘met’ of ‘op’ was zoals hij dat toen zei, doet uiteindelijk aan de diepere betekenis weinig af. Waarschijnlijk grapte hij het toen om aan te geven dat een goede tekenaar geen succesvolle beta-leerling kan zijn. Wat zoveel wil zeggen dat iemand die in zijn of haar onderwijsrichting beter exacte vakken kan kiezen, vast niet zo goed kan tekenen. Andersom zijn alfa-leerlingen beter in talen.

Daar zal vast wel een bron van waarheid in te vinden zijn. Toch heb ik mijn Duits en Frans destijds ingeruild voor Natuurkunde en Wiskunde B waarbij ik voor beide respectievelijk een 7 en een 8 op mijn eindlijst haalde.
Dit is best verwonderlijk wanneer je realiseert dat ik tegenwoordig talen nog altijd goed op pik en bij simpele sommetjes als ‘100 – 38’ al diep moet nadenken. Euh!
Toch maar een pretpakket nemen de volgende keer…

Blind visualiseren 

Ben ik dus een beetje van beide?
Tekenen ben ik wel altijd een kei in geweest.
Via diezelfde kunstgeschiedenis leerkracht ben ik toentertijd op een kunstacademie binnen gewandeld waar ik een paar maandjes heb vertoefd. Ik hoefde een gezicht maar te hebben gezien en ik kon het de volgende dag ‘blind’ natekenen.

Die kracht om mensen uit het blote hoofd te kunnen natekenen ben ik nooit helemaal kwijt geraakt. Maar het gaat me beduidend minder goed af dan toen het geval is geweest. Sterker nog, ik heb zo lang niet getekend dat ik nog maar eens moet zien dat ik überhaupt nog een stripfiguurtje herkenbaar op papier kan krijgen.
Photoshop en programmeren heeft nu meer mijn aandacht gekregen, waar ik mijn creatieve ei ook goed kwijt kan. Kijk maar naar WSNOI en je weet wat dat ons heeft opgeleverd.

Het mechanisme zien 

Ik ben een logische denker, maar echt goed rekenen heb ik eigenlijk nooit gekund. Dit feit herinnert me aan die rekensommetjes op school waarbij je een machine in een werkschrift getekend zag staan. Stopte je er aan de ene kant een getal in, dan kwam er afhankelijk van het opgedrukte rekensommetje aan de andere kant een ander getal uit.
Dat ging mij (en gaat mij nog steeds) altijd goed af. Als ik het mechanisme maar voor me zie.

Zo kijk ik ook naar de rest van de wereld. Ik ben erg sterk visueel ingesteld. D.m.v. mijn fotografisch geheugen kan ik van locaties tot afbeeldingen en van rekensommetjes tot gesprekken als een copy-cat uittekenen.

Handig zo’n Tomtom

Nog altijd weet ik op een map de route uit te stippelen van Koblenz tot Trier waar ik rond 1995 op vakantie geweest moet zijn. Rekensommetjes kan ik alleen oplossen als ik de ‘truc’ maar voor me zie. Uiteraard kan ik onmogelijk alle namen van de mensen die ik in mijn leven heb ontmoet herinneren, maar als ik je gezicht eerder heb gezien zal ik je zeker herkennen.

Dus hoe zit dat dan met die gesprekken?
Heel simpel: ik heb niet altijd een idee wanneer je iets gezegd hebt …

… maar als ik weet wat je gezegd hebt, weet ik ook waar je het gezegd hebt.

Ik moest nodig weer eens gaan tekenen.