Op een dag toen ik aan het contamineren was in mijn slaapkamer, viel er een gigantisch theezakje door het dak. Ik schrok mij vierkant een ongeluk.
Hij sprong onmiddellijk op de hometrainer en gooide de nagelknipper omver. Daarna rende hij de deur uit naar het toilet in de tuin en sprong via een heggenschaar op de sofa. Toen gooide hij een leeg glas wijn van de koffietafel en kleurde er mijn pas geboende vloer mee. Nadat ik het theezakje eenentwintig minuten achterna jaagde door het huis kon ik hem eindelijk vangen en buiten terug in zijn hondenhok zetten.
De deugniet! Hij klom toch gewoon weer snel in de dichtstbijzijnde meetlat.
Ik liet hem nu zijn gang maar gaan en liep terug door de biljartkamer naar het voorportaal. Daar pakte ik een bord uit het zolderraam en vulde deze met wat donder en bliksem. Met beide armen leunde ik over de kapstok en genoot van mijn hoofdpijn.
Langzaam begonnen mijn wangen weer een beetje kleur te krijgen. Was het niet door het bloed dat weer naar mijn gezicht stroomde, dan kwam het wel door de Earl Grey die tegen mijn voorhoofd plakte. In mijn handen had ik een soepkom met wat babypoeder en vroeg me af wat ik daarmee van plan was.
Eén blik op de ravage in de keuken en de woonkamer zei mij genoeg:
Ik was vannacht weer eens ontvoerd door aliëns!