Fietspadgevaren is niet in de laatste plaats een reden waarom ik mij het jaar 2014 nog lang zal heugen. De gemeente waarin ik woonachtig ben had namelijk het idee opgevat om de fietsenstalling voor het station ondergronds te gaan willen onderbrengen. Op zichzelf was dat een beslissing waar ik al vroeg enthousiast over was en welke ik reeds vanaf het moment dat dit bekend werd meteen ben gaan toejuichen. Het feit dat dit onvermijdelijk enig verkeershinder zou opleveren en mij meer dan genoeg smoesjesinspiratie gaf om geoorloofd te laat mee op mijn werk te verschijnen nam ik dan ook graag voor lief. Het gebied rondom het stationsplein is dientengevolge zowat het gehele jaar een georganiseerd rommeltje geweest; de gemeente heeft voortdurend alles op alles gezet om de infrastructuur die daarmee overhoop kwam te liggen continu in goede banen te leiden. Ik kan het haast niet nalaten ze er de complimenten voor te geven dat ze dit toch behoorlijk netjes is gelukt. Kosten noch moeite zijn gespaard gebleven het dagelijkse verkeer tijdig op de plaats van bestemming te krijgen. Het aantal gevallen dat je echt serieus door de werkzaamheden gehinderd werd, kunnen worden verwaarloosd. Zelfs bakfietsen hebben ze zo breed de ruimte gegeven dat ook zij niet met mij in aanvaring konden komen. Want als ik toch ergens een gloeiende hekel aan heb, dan zijn het die bakbeesten! Goed, die ene keer dat we met z’n allen een hijskraan in de categorie ‘mamoet’ de straat moesten laten passeren, waardoor je de trein echt miste, nemen we dan zelf maar even op de koop toe. Er gebeurde in die maanden wel zoveel op dat plein dat je er vanuit kon gaan dat er wel iets fout moést gaan. Maar nee hoor, het hele jaar, behoudens een paar luttele vertragingen, is alles werkelijk voorbeeldig verlopen.
Achteraf bleek dit echter slechts een erg lange proloog op het onvermijdelijke. Hetgeen mij vanmorgen overkwam.

Wat beloofde eindelijk weer eens een gewone werkweek te worden waarin alles volgens het vertrouwde ritme zou lopen, begon al direct wat erg onhandig. Maandagochtend ben ik altijd, vanwege mijn late dienst, tot ongeveer kwart voor elf thuis met mijn dochter Joaquima. Een kwartier voor tijd maak ik onszelf dan klaar om haar naar de oppas te brengen en vertrek ik vervolgens naar mijn werk. Wanneer je zelf kleine kinderen hebt dan zal het je vast niet vreemd in de oren klinken dat 15 minuten voorbereiding treffen voordat je samen de deur uit stapt, nauwelijks royaal te noemen is. Hetgeen ook mijn ervaring deze morgen was. Het gebruikelijke jas-niet-aan-willen en pas-aangetrokken-schoenen-toch-weer-uit-schoppen ben ik al redelijk aan gewend. Ook het bedacht zijn op een tas met voldoende reservekleding, billendoekjes en luiers is voor mij reeds lang een routineklus. Toch had ik deze morgen net even niet die klodder yoghurtkots (pleonasme?) zien aankomen! Hè jakkes, dacht ik, kan ik mijn nette jas weer uit doen en moet ik op deze veel te zachte winterdag toch weer mijn dikke winterjas aan. Nou ja, die twee minuutjes vertraging, ach, die kon ik er nog wel bij hebben. Dus zo gezegd zo gedaan. Ik mijzelf even gauw in een andere jas hijsen en we konden toch nog redelijk bijtijds de deur uit, zodat ik Joaquima naar de gastouder kon brengen.
Bij het pakken van de fiets was het nog wel weer even stuntelen doordat mevrouw net even op een onhandig moment besloot toch haar sjaal niet om te willen. Dit ontaarde in een soort twisterspelletje waarbij ik met mijn linkervoet in de schuur stond, aan mijn rechterhand een kind vasthield, om mijn rechtervoet een tas hak gehaakt en met mijn linkerhand… afijn, je snapt wel ongeveer hoe ik erbij stond.
Een weinig later arriveerden we wonder boven wonder toch weer heelhuids bij de gastouder. We groetten elkaar nog even de beste wensen voor het nieuwe jaar en ook bij haar thuis haalden we nog even – erg cynisch zo bleek achteraf – aan hoe geheel volgens het boekje het nieuwe jaar weer zou zijn aangevangen. En zoals dat er nou eenmaal bij hoort passeerden de genoten kerst- en oudejaarsbelevenissen nog even de revue zodat ik, voordat je goed en wel weer buiten staat, toch gauw weer een minuut of tien verder was. Bijna angstig keek ik gedurende dit gesprek al met een schuin oog op mijn horloge om te zien of ik überhaupt mijn tweede trein nog wel ging redden.

Even later zat ik weer op de fiets en begaf ik mij ondertussen richting het station. Ik was inmiddels reeds een paar straten verder toen ik mij tot mijn grote schrik bedacht dat ik wat vergeten was: mijn telefoon. Ik had deze nog thuis laten liggen. Nou pech, zou ieder ander hier nu denken, doe je toch een dagje zonder? Alleen was daf in mijn geval geen optie. Het niet bij mij hebben van mijn telefoon betekende ook automatisch dat ik dan geen OV-chipkaart bij mij zou hebben. Deze heb ik namelijk in een daarvoor speciaal bestemd vakje in de hoes om mijn telefoon gestoken zitten. Geen mobiel mee betekende dus tegelijk dat ik niet voor de trein kon inchecken. Goed, ik dus terugfietsen naar huis (ik moest mij al gaan zorgen maken over het niet missen van een derde trein!).
Kom ik thuis, valt mijn fiets om, laat ik de sleutelbos uit mijn handen vallen…

…het was echt zo’n dag!

Nog wat later was ik nu eindelijk echt op weg naar het station. Er was inmiddels wel al bijna een uur verstreken na het moment dat Joaquima mij op een klodder yoghurtkots trakteerde.Vanille kan ik mij herinneren. Toen ik vervolgens uiteindelijk toch op het verkeersknooppunt voor het station aankwam, schoot mij ineens te binnen dat ik nog iets anders was vergeten: vandaag was de eerste dag dat de nieuwe ondergrondse stalling in gebruik werd genomen. Oh jee! Als dat nu ook maar weer niet voor al te grote vertragingen zorgde.

Ik reed op de oude bovengrondse en inmiddels deels verlaten fietsenstalling af en trof er een bord aan dat mij deed beseffen dat ik niet even gauw in oude stijl mijn fiets zomaar kon neerkwakken. Op het bord stond namelijk te lezen dat de nieuwe fietsenstalling per vandaag in gebruik werd genomen en dat het parkeren bovengronds niet meer werd toegestaan. En het stond er dusdanig vermeld dat je er wel uit kon opmaken dat wanneer je dit toch deed, je ofwel een prent kon verwachten of je jouw fiets gedurende de dag elders mocht komen ophalen. Vast ook niet zonder daar eerst een flink bedrag voor neer te moeten leggen, gokte ik. Slik. Dus ik nam alvast mijn verlies (dit werd een vierde trein) en begaf mij via de zo mooi hiertoe aangelegde entree naar de werkelijk prachtig opgetrokken fietsenstalling ondergronds. Jottum! Ik was als een kind zo blij dat ik mijn fiets eindelijk ergens in zo’n rek mocht neerzetten waar het beschermd leek tegen weer en wind, dieven, vandalen en noem maar op wat je nog meer in de open lucht met jouw fiets kan overkomen. Ik verheugde mij er meteen op om mijn fiets eindelijk eens met zo’n fietslift een etage hoger boven de andere fietsen te kunnen plaatsen.

Maar hemel, wat was dit nu? Mijn fiets paste helemaal niet. Waar ik mijn fiets ook wilde plaatsen, ik kreeg hem er nergens tussen geprakt. Ik snapte het systeem ook helemaal niet. Het was alsof je een deksel en een blik hebt waarvan je overtuigd bent dat het één op het ander moet passen, maar realiseert dat de twee helemaal niet bij elkaar horen. Er waren allerlei sleuven waar andere geluksvogels hun fietsen eenvoudig in weggezet leken te hebben, maar waar ik er zelf flink mee worstelde om mijn stalen ros überhaupt op te kunnen aanbieden. Ik bekeek mijn fiets eens goed en besefte dat ik het mezelf eerder moeilijk had gemaakt door er niet alleen twee kinderstoeltjes op te monteren, maar het was vooral het windscherm dat het hem deed.
Al goed, dus zonder mij echt druk te maken over die vierde trein, begaf ik mij met mijn topzware tweewieler richting een soort controlekamer waar er vijf man sterk speciaal op types zoals ik stonden te wachten. Er was een stel OV-figuren aanwezig dat speciaal in dienst was genomen om klunzen zoals ikzelf op zo’n eerste even-wennen-dag op weg te helpen.
“Ach, sorry meneer. Kunt u mij even helpen? Ik krijg mijn fiets niet geplaatst.”
(Oh en dan voel je je opgelaten!)
Dus liep één van die meneren met mij mee en kwam hij eens even kijken waarom het mij noet lukte mijn fiets kwijt te kunnen.

“Tja, die paste inderdaad niet,” concludeerde hij toen droog. Ja, daar was ik ook al achter. Dus wij proberen om toen samen mijn fiets alsnog een plek te geven, wat natuurlijk ook met zijn hulp niet lukte. Heel verbaasd was ik niet. Langzaamaan begon ik al te vermoeden waar dit heen ging. Ik kreeg zomaar het idee dat er voor mijn fiets zelfs geen oplossing was.
Wel, die oplossing was er wel degelijk! Te lange leste verzocht de beste man mij met hem mee te lopen en bracht hij mij naar een plek waar ik mijn fiets gelukkig wel kwijt kon: tussen de bakfietsen… het soort waar ik juist zo’n pesthekel aan heb.

image by masochismtango, edited by Gsorsnoi

Harde bewijzen zijn er niet voor. Wetenschappelijk bewezen is het evenmin. Toch durf ik te stellen dat fietsers vaker dromen over vliegen.

Dat elementen in dromen over het algemeen een sterke symbolische verwijzing hebben naar zaken die ons in de echte wereld bezighouden is voor velen een geaccepteerd gegeven. Zij die bijvoorbeeld vrij in hun dromen kunnen vliegen zullen hun levensdoelen over het algemeen zonder veel inspanningen kunnen bereiken. Het vliegen op een paard duidt op een avontuurlijk leven, maar impliceert daarmee niet meteen dat paarden kunnen vliegen. Paardenvliegen …  doen dat overigens wel! En wie het gevoel heeft gehad in slaaptoestand erg aandachtig te zijn geweest met het hebben van ‘vleugels’ mag eerdaags goed nieuws verwachten van hogerhand. Maar dat het nuttigen van een bekende energiedrank hiertoe bijdraagt is weer niet juist. Natuurlijk wordt de suggestie wel gewekt dat je door het drinken ervan vleugels zal krijgen, maar het oppeppende effect in diezelfde drank verhindert juist dat je in slaap valt.

Net zoals meerdere wegen nog steeds naar Rome leiden, vallen er vele methodes toe te passen die tot gewenste prestaties leiden. Fietsen is één van de mogelijkheden die ik hierbij nog eens onder de aandacht wil brengen. Onze hersenen zijn in onze slaap voortdurend bezig te repeteren wat er in de voorafgaande dag aan ons geheugen is aangeboden. Dat wat niet relevant is, wordt vergeten en denken we niet meer aan, maar wat wel belangrijk is slaan we op en zorgt voor de ongestructureerde herbeleving die we ‘dromen’ noemen. Zo ben ik zelf tot de ontdekking gekomen dat het verstandig is om meer te gaan fietsen. Zoek een goed moment uit waarop dat kan en kies bij voorkeur een dag uit waarop het niet zo koud is. Dagen met een beperkte neerslagkans zijn ook goede kandidaten. Stap op de fiets en trek de wijde wereld in. Fiets met je mond geopend en de kansen dat je die nacht over vliegen zult dromen vliegen letterlijk binnen.

Succes verzekerd!

Fietsen naar je werk is niet zonder gevaren. Dat geldt voor automobilisten, maar net zo makkelijk voor alle andere weggebruikers. Heb je geen last van plotseling overstekende rollators, vliegende wandelende takken en andere gevaren op de weg, dan  zijn er altijd nog wel die andere gevaren die voor jou op de loer liggen.
Eerdaags ben je er ongewild toch een keer het slachtoffer van.

Inspannende ontspanning (of andersom!).

Afgerond heb ik acht kilometer voor de wielen om van mijn huis naar mijn werk te geraken. Iedere keer weer een heerlijke inspanning om ontspannen op de zaak aan te komen. Ik vind dat geen straf. Ja, in die paar gevallen zoals vandaag dat er een lichte storm staat. Dan is fietsen – zeker tegen de wind in – geen prettige belevenis. Of op dagen dat het vriest dat het kraakt. Vaak kies ik er dan toch voor om de bus te pakken, omdat ik gemiddeld na de vijfde kilometer met winterhanden kom te zitten. En blauwbekkend aankomen voel ik dan toch niet zo veel voor. Laten we over de gladheid helemaal maar niet beginnen!

Grijze luchten.

Toch zijn er andere redenen te vinden om meer plezier uit het fietsen te halen. Dat bewuste woon- werkritme heeft voor mij net wat te vaak iets monotoons gehad. De koude maanden zijn het ergst. Muts op je hoofd, herrie in je oren en je blik op oneindig tot je er eindelijk bent. Zo ben je heel erg in jezelf gekeerd en heb je weinig aandacht voor wat er om je heen gebeurt. Van kruinen tot stammen dansen en kraken de bomen in de wind; grauwe wolken trekken majestueus hoog over jouw eigen hoofd; een eend stoeit met zijn evenwicht om het wak in het ijs te bereiken in de sloot naast je; rookpluimen die ruw uit een schoorsteen vervliegen daar waar je moeder de vrouw haar kroost stevig inpakt voor hun schooldag. Het is heel gek. Op de één of andere manier kan ik in zo’n seizoen niet zo eenvoudig tot hele inspirerende observaties komen. Erg opgewekt raak ik er niet van.

Ik zag je aankomen!

Van de week was dat wel iets anders. De tocht was voor wat betreft de route weinig anders, maar het straatbeeld sprak ditmaal enorm tot de verbeelding. Rechts van mij liet ik mijn blik vallen op de artiesteningang van een verzorgingstehuis. Daarvan weet ik nu hoe het heet, omdat ik mezelf confronteerde met het bord waarop de naam was te lezen. Mijn blik werd daarop direct getrokken door een ambulance die door datzelfde bord deels uit mijn zichtveld werd onttrokken.
“Daar gaat er weer een,” denk je dan.
Van de benzinepomp, waar ik kort daarop omheen moest fietsen, heb ik eens gedaan alsof het mij iets interesseerde wat ze daar voor brandstof verkochten. En dan natuurlijk vooral voor welke prijs ze dat doen. Een andere fietspadgebruiker wist ik ruim te ontwijken terwijl deze zijn hand niet uitstak. Vervelend op zich, maar het had nog vervelender geweest als ik hem niet op tijd had opgemerkt.  Ik zou er dan vast ook geen aandacht voor hebben gehad dat deze asociale fietser een man van achter in de vijftig was. In plaats van de opgeschoten jeugd die ik hem er eerst voor had aangezien.

Mindfulness.

Zo vervolgde ik mijn al wat minder gebruikelijk geworden fietstocht en deed de ene na de andere indruk op. Verkeersborden links van mij kregen een betekenis voor me en ook zag ik dat er in die oude kerk aan de andere zijde een ruitje aan vervanging toe was. Ik fietste een opgeworpen groenstrook voorbij die fungeerde als geluidswal voor de huizen erachter en merkte een vogelhuisje op aan één van de bomen.
“Zou dat huisje al een bewoner hebben?”
Zonder een echt antwoord te verwachten fietste ik verder. Stoplichten naderden. Of ik de stoplichten. Het is maar hoe je het ziet. Wachtend op mijn beurt zag ik een wagentje van de plantsoenendienst optrekken en bedacht me hoeveel dat autootje eigenlijk op een mopshond lijkt.
Ook ontdekte ik dat er wel degelijk mensen werken in het gasbedrijf aan de overkant van de straat. Ik maakte eindelijk kennis met een jonge berk die mij eerder onopgemerkt was gebleven en zag hoe de eigenaar van een huisje de gevel had versierd met een gefiguurzaagde halve maan. Die dingen had ik toch echt allemaal niet gezien als ik er geen aandacht aan had besteed. Dus man, wat moeten die vorige acht kilometers toch saai zijn geweest!

Het zijn er veel meer.

Wat mij nog het meeste was opgevallen in die bewuste fietstocht, is  hoe rijk ons landje eigenlijk is aan de hoeveelheid eksters die je hier en daar om de oren vliegen. Het vogeltje met zijn typische zwartwitblauwe uiterlijk heb ik natuurlijk al wel eens eerder gespot. En ook in mijn eigen tuin tuur ik graag naar zijn bezigheden. Maar zo veel als in die ene rit naar mijn werk heb ik er werkelijk nog nooit gezien. Ergens tegen het einde van de tocht vloog er eentje uit een grasstrook op tussen zes of zeven anderen. De pony die hij gezelschap hield bleef rustig doorgrazen. Aan de andere zijde van de weg verbaasde ik mij evenzo over een tiental meerkoeten en was de ekster mijn aandacht alweer even kwijt. Van de meerkoetjes zie ik er altijd maar twee of hooguit vier op die dagen dat ik met mijn vrouw de eendjes voer. Dus ook bij deze samenscholing stond ik even versteld.

Knotwilgen marcheerden mij aan weerszijde voorbij en ik ontweek de jogger die ik ditmaal al van ver aan had zien komen.
“Daar was je dus.”
De grootste knotwilg op het rijtje was deels opengescheurd. En de ekster … die had er zijn nestje gevonden.

Zo zie je maar: het grootste fietspadgevaar ben je toch uiteindelijk zelf. Kijk uit je doppen en verwonder je over wat je allemaal zult zien.

Fietsen naar je werk is niet zonder gevaren. Dat geldt voor automobilisten, maar net zo makkelijk voor alle andere weggebruikers. Heb je geen last van plotseling overstekende rollators, vliegende wandelende takken en andere gevaren op de weg, dan  zijn er altijd nog wel die andere gevaren die voor jou op de loer liggen.
Eerdaags ben je er ongewild toch een keer het slachtoffer van.

Het is mij in de zomer al eens gebeurd dat ik mezelf werkelijk een ongeluk heb geschrokken waardoor ik op die bekende route naar mijn werk zowat van mijn stalen ros donderde.
Bushokjesreclames ben ik heus niet vies van. Sterker nog: in negen van de tien gevallen staat er een hoop nuttige informatie op die mij toch weer verleidt om de al wat minder nuttige producten te kopen die ik anders in de supermarkt niet eens een blik waardig had gegund. In de acht van de tien gevallen zijn de reclames voorzien van wat gephotoshopte modellen die de boel een beetje opleuken en een aanval doen op mijn concentratie om mijn aandacht bij de weg te houden. Bij zeven van de tien gevallen heb ik het idee dat ik de productie ook echt ken of herken, zodat de kans dat ik de producten (of diensten) ook echt zal kopen of toepassen al iets toeneemt.

Je begrijpt inmiddels dat ik voor de overige zes gevallen ook wel iets leuks had bedacht, maar dat zal ik je besparen.
Waar ik je wel voor wil waarschuwen is dat ene ongenoemde geval dat toch altijd weer voor de meest verassende en hilarische situaties zorgt.
Op een lang stuk fietspad reed ik zo’n beetje wat erg geconcentreerd op mijn eigen gedachtes langs een bushokje. En ja hoor! Ook daar was de reclamekaravaan langs gereden en had de lichtbak voorzien van een grootse papieren poging om de aandacht te trekken.

Gelukt! Want zoals je mij inmiddels wel kent ben ik vaak bezig met het onbewust tot mij nemen van de meest nutteloze informatie. In een noodvaart ging er mij een tekst voorbij over een uitvaart.  Niet omdat ik er in zo’n snelheid aan voorbij ging, maar omdat mijn hoofd er even langs flitste.

Op de poster stond een enorme man afgebeeld die keurig in een begrafenisondernemerpak stond  gestoken en leek de reclame wat extra body en gewicht mee te geven.
Ik ben direct met je eens dat je wel eens stil moet staan bij je uitvaart …

… maar deze man bewoog …

Daar was ik toch niet op voorbereid, verloor mijn evenwicht … en mijn vaart. Zo werd ik toch weer even hard terug in de realiteit gebracht. Slik.

Mijn stalen ros is ook als een veulentje begonnen.  Je weet wel, zo’n fietsje met zijwieltjes.

Wat weet jij zelf nog van het moment dat je voor het eerst ging fietsen zonder die zijwieltjes? Voor een hoop mensen is dat alweer een hele tijd geleden. Kun jij je die dag nog herinneren? Is het lang geleden? Weet je nog waar je toen woonde? Heb je er leuke herinneringen aan? Of was het vooral pijnlijk?

Ik had mij toen bezeerd, dat weet ik nog wel.
Toch wel groot hoor, zo’n kleine jongensfiets. Voor een kleine jongen dan.
Geen steuntjes meer aan de zijkanten. Tijd om je eigen evenwicht te vinden. Je staat (of zit) er nu alleen voor. Laat jij maar zien dat je het kunt: die fiets beheersen en vaart maken.

Op een veilig warm plekje.

Het was een zonnige dag in Hoorn. Een plaatsje in West Friesland (Noord Holland!).  Wij woonden in de rechter oksel van een t-splitsing in een hoekhuis.  Wat zou ik zijn geweest? Een jaar of vijf misschien? Ik kan niet jonger dan vier zijn geweest, omdat ik toen simpelweg nog niet in die Kersenboogerd in  Hoorn woonde.
Het was op het voetpad voor het huis van mijn klasgenootje Pepijn en ik fietste daar een paar keer terug in de richting van ons huis. Want je eigen huis is de veiligste plek. Dus als ik val, dan kan ik in elk geval snel terug naar de plek waar ik me prettig voelde. Zo dacht je.

Na regen …

Ik viel.
Een schaafwond op mijn rechter knie.
Zo gaan die dingen. De tijd van “Kijk mama. Bloed!” op een nauwelijks zichtbaar beschadigde huid had ik al wel achter mij gelaten. Maar meer dan een oppervlakkige schaafwond was het zeker niet. Ik zocht hulp bij mijn vader of bij de moeder van Pepijn. Wie het was die me hielp weet ik inmiddels niet meer. Maar iemand hielp mij terug op mijn fiets.

Mijn broek moet ook wat vies zijn geworden of misschien was hij wel wat beschadigd. Welke kleur de kleding was die ik die dag droeg, weet ik allang niet meer.  Laat staan dat ik nog weet of mijn kleding bedrukt was of niet. Stond er een afbeelding op, was het tekst, of gewoon een saaie kleur?
Ik weet alleen dat de zon scheen. Maar dat was logisch. Met een regenbui zou ik niet op mijn fiets zijn gestapt.

De tweede keer ging het al beter. Ik stapte met mijn geschaafde knie opnieuw op mijn fiets en had ontdekt dat ik fietsen leuk vond. Die plek op mijn knie was ik alweer vergeten.
Een paar dagen later fietste ik vrolijk achter mijn vriendinnetje aan door de steegjes van de nieuwbouwwijk, alsof het één groot raceparcours was. Sandra fietste voor mij uit en we fietsten precies door het steegje achter ons huis richting de straat. We wilden deze straat over steken, om zo uit te komen bij het volgende steegje. De aansluiting van het ene op het andere steegje is precies was ons het gevoel van een parcours gaf.

De noodrem.

Alleen was zo’n parcours niet zonder gevaren.
Sandra slipte door de ene steeg over de weg naar de andere steeg en verdween vrolijk verder fietsende uit het zicht. Maar ik, ik fietste door het oog van de naald. Een automobilist moest vol in zijn remmen trappen om ervoor te zorgen dat ik nog in staat zou worden gesteld om zelf een keer mijn rijbewijs te halen, gelukkig met mijn vrouw te trouwen en deze Tycoon Newspaper te kunnen bedenken.
Huilend stopte ik in de steeg aan de overkant en de bestuurder, die was uitgestapt, ving me op en droogde mijn tranen.

Oefening baart kunst.

Het repeteren van deze informatie en het vermogen om al die details terug te halen die je wel en niet herinner, stellen je in staat de fijne en minder fijne moment van toen te kunnen terughalen.  Ik heb nooit getwijfeld aan mijn lange termijn geheugen. Die werkt als een gieter … euh … maak daar maar een trein van!
Het is mijn korte termijn geheugen waar ik moeite mee heb. Hoe ik soms überhaupt in staat ben om dingen te onthouden is echt een raadsel! Je kunt wel stellen dat mijn korte termijn geheugen een zeef is, terwijl herinneringen in mijn lange termijn echt wel safe zijn.

Toch is het niet bijster knap dat ik al deze informatie nog weet. Geheugen is net zoals leren fietsen: je moet het herhalen. Denk eraan terug. Speel dat filmpje nog eens af en schrijf het zonnodig op. Zoals ik nu doe.
Alleen dan kun je zeker zijn dat je het allemaal nog weet wanneer jij dadelijk jouw auto inruilt voor een scootmobiel.
 

image by Dave Bleasdale, edited by Gsorsnoi

Fietsen naar je werk is niet zonder gevaren. Dat geldt voor automobilisten, maar net zo makkelijk voor alle andere weggebruikers. Heb je geen last van plotseling overstekende  rollators, vliegende wandelende takken en andere gevaren op de weg, dan  zijn er altijd nog wel die andere gevaren die voor jou op de loer liggen.
Eerdaags ben je er ongewild toch een keer het slachtoffer van.

Aandacht graag.

Zo heb je die wegopbrekingen die wat slecht staan aangegeven en je dwingen vol in je remmen te knijpen. Een minirokje, volle boezem of flirterige glimlach fietst je voorbij of een gevaarlijke blote billboard eist al die essentiële aandacht van je op die je aan de weg had moeten besteden.
Kinderen fietsen door rood en steken zonder op of om te kijken de weg over. Dat doen ze al vanaf het moment dat ze net de driewieler voor de echte meisjes- of jongensfiets hebben verruild, maar ze doen het ook wanneer het reeds lang volwassen kinderen zijn.

Weer geen appeltaart?

Nee, een lelijk avontuur zoals ik jaren geleden mee heb gemaakt zal ik nooit vergeten. Ik fietste zoals ik gewoon was in mijn dagelijkse routine langs mijn dagelijkse route over een onschuldig ogend  en vertrouwd fietspad. Met nog ruim 10 kilometer voor de wielen mocht ik nog opschieten ook, anders zou ik te laat op mijn werk zijn gearriveerd.
Over dat lange rechte stuk fietspad zou je me voorbij hebben zien razen. Je kon wachten op het moment dat een vrouwtje in haar keuken een versgebakken appeltaart uit haar handen zou laten glijden van de schrik, omdat ze mij daar buiten door  haar keukenraam voorbij zou zien flitsen. Waren het niet dat een plat gereden colablikje van het fietspad omhoog geschoten werd door de krachten die mijn voorband er op uitoefende. Een lelijk aluminium schijfje werd tegen mijn voorvork getorpedeerd en blokkeerde de gehele voorwaartse beweging.

Yeehaa!

Het stalen ros was abrupt tot staan gebracht en trilde in zijn constructie. Met nog heel wat vaart in de achterwielen zocht de kinetische energie een uitweg om in te ontsnappen. Deze ontsnapping werd niet langer mogelijk geacht in de richting van de materie in het voorste deel van de fiets, zodat het frame vanachter werd opgeworpen en het stalen ros leek te willen bokken, maar er de bedoeling mee had de berijder van zich af te werpen.
Ik vloog met zoveel snelheid van mijn zadel dat ik niet eens de kans had om te letten op hoe charmant ik dat wel niet deed. Charmant was de landing zeker niet.Nog voor ik had kunnen verwerken dat ik zojuist een fietspadrode zoen had gemaakt met het fietspadasfalt hoorde ik reeds achter mij roepen: “Heb je niets gebroken?”

Ik voel me super man.

Volk begon zich rond mij te verzamelen om zich te buigen over mijn conditie en wellicht over die van mijn fiets.  Voor zij de kans hadden mij in het gips te laten tillen, stond ik eigenlijk alweer overeind en poogde te verwerken wat er nou precies was gebeurd.
Ik vervloekte het blikje, bedankte de mensen voor de geboden hulp, maar maakte duidelijk dat het juist wel goed met me leek te gaan. Superman dat ik was, stapte ik weer vrolijk op het ongeschonden ros waar ik reeds het blik bij uit de vork had verwijderd en fietste gewoon weer verder naar mijn werk.

Nog geen honderd meter verder stapte ik toch maar weer af en moest toegeven dat ik toch niet zo’n Superman was. Ik heb er nog een paar weken kreupel van rondgelopen, waarvan ik de eerste twee dagen niet op mijn benen heb kunnen staan.

Hoe het met de appeltaart is afgelopen zullen we alleen nooit weten.

image by Christopher Craig, edited by Gsorsnoi

Dat ik destijds in de artikelen Links of rechtsom? en Baduy grapte over mijn Peter Parker-onhandigheden was het natuurlijk wachten op het moment dat ik er weer eentje zou beleven. Dit weekend gebeurde dat … terwijl ik op een zonnige zaterdag besloot om in een naburig stadje het winkelcentrum eens te gaan verkennen.

In plaats van de fiets te pakken en in eigen stad die paar boodschapjes in te slaan, besloot ik voor de variatie eens de andere kant op te fietsen. De stad die vergroeid ligt aan de onze heeft een eigen winkelcentrum die qua grootte niet voor die van de onze onderdoet. Daarbij is dat winkelcentrum een lekkere compacte stervorm, zodat je zonder al te veel moeite van winkel A naar winkel B kunt lopen, maar tussendoor ook best de winkels M en Q eens kan aandoen.

Deze compacte vorm deed mij ertoe besluiten om mijn fiets op een willekeurige plek te parkeren in een fietsenstalling, zonder daar enig logistiek plan achter te hangen. Normaal wil ik mijn fiets nog wel eens op één specifiek doordacht punt stallen waarvan ik weet dat ik daar aan het einde van mijn boodschappen weer redelijk bij in de buurt zou eindigen. Wel zo handig!

Dat dit achteraf toch niet zo’n handig punt was om mijn fiets te stallen bleek al vrij rap.
Stel je een kort straatje voor met aan weerszijde wat winkels dat aan de ene kant uitkomt op een redelijk groot plein met nog meer winkels en aan de andere kant in een schattig bochtje afbuigt. De buitenkant van dit bochtje werd gekenmerkt door winkeltjes met huizen erboven. Niet heel verrassend zou je zo zeggen. Praktisch 80% van de winkels in Nederland zijn zo gesitueerd. Wat deze huizen erboven echter specifieker maakten, was het feit dat het seniorenwoningen bleken te zijn die waren voorzien van overhangende balkonnetjes die vrij riant van oppervlakte waren en zo de indruk van een tuintje boden.

Die zon ging beste vel – correctie – fel te keer, maar er stond genoeg wind om toch even een jas mee te nemen. Echt zo’n jasje-aan-jasje-uit-dag! Ik parkeerde mijn stalen ros en trok mijn jas over mijn schouder. Wel zo handig. Zo kon ik mijn sleutels en portemonaie eenvoudig in mijn jaszakken kwijt.
Even denken: ik moest twee dingen hebben, wat was het ook alweer? Oh ja, ik herinnerde het me en liep vervolgens bij mijn fiets weg. (Ja die stond wel op slot).

De soundtrack “Raindrops Keep Falling on My Head” mag nu wel aangezet worden!

Met een Tobey Maguire-pret-glimlach stapte ik demonstratief over de winkelpromenade en  … (dit is het moment voor een filmische slowmotion) … SPLASH!
Raindrops. Maar dan wel regendruppels die werden gevormd door zo’n vriendelijk oud mannetje dat met zijn duim op het uiteinde van een tuinslang wat slecht gericht zijn geraniums stond te bewateren. Weet je nog? Die riante balkonnetjes boven de winkels?

Afijn: mijn winkelmiddagje begon die zaterdag in een nat pak.
Mag ik nog blij zijn dat hij zich niet in de tuinslang had vergist.

Er zijn van die avonturen op je stalen ros die je nog lang zult heugen. Een fietstochtje zoals ik die dagelijks maak van en naar mijn werk is 8,3 kilometer lang. Met die lengte schept het voldoende mogelijkheden tot wat onverwachte obstakels.

Je hebt altijd wel eens wat hinder van wegopbrekingen, trage voorliggers, rode stoplichten, vuilnis op het fietspad of slecht wegdek. Maar de hinder die ik laatst ondervond was van een heel nieuw kaliber. Zo ergens halverwege de route kom ik, zoals op zoveel punten tussen A en B, een langgerekt fietspad tussen twee stoplichten tegen. Het is een fietspad – voor wie het interesseert – dat voor de helft bestaat uit voetpadtegels en voor de andere helft uit betonnen platen die daar waarschijnlijk ooit zijn neergelegd toen er wat zwaar verkeer over heen heeft gemoeten.
Dat ‘zware verkeer’ komen we nog op terug.

Een ander belangrijk kenmerk van deze fietsstrook is de twee richtingen waarin men zich erop mag verplaatsen. Je hebt dus altijd wel eens met tegenliggers te maken.
Deze feiten lijken zo op zichzelf beschouwd helemaal niets spannends te bevatten of onderdeel uit te maken van enig plot of climax, maar niets is minder waar.

Het laatste puntje van aandacht is de flauwe bocht naar links en vervolgens naar rechts in dit fietspad met een bomenrij aan de rechterhand, zodat je voor je de bocht gepasseerd bent, onmogelijk kunt overzien wat je na de bocht mag verwachten.

Afijn. Uiteraard fietste ik in die richting over het fietspad.
Tot ik ineens vol in de remmen moest nadat ik zover de bomenrij gepasseerd was dat ik wel kon zien wat er achter lag.

Ik heb van mijn leven nog nooit zoiets gezien. Niet van dit formaat in elk geval!
De bruine hoop die daar op het fietspad voor mij lag opgestapeld was zo enorm van formaat dat het de gehele rechter fietsbaan besmeurde. En dan niet zo maar zo’n natte vlaai die melkproducerende gevlekte runderen deponeren als ze aan de schijterij zijn hè? Nee, dit was een heuse BERG paardenstront van het zwaarste soort …
… dat ik je vraag: hoe groot is dat paard?

Bestaat uit: ‘Er is een storm op komst’ & ‘Er is iets op handen’

Uitgesproken door: Tinus Icket

Datum: Woensdag 18 November 2009.

Het werd weer eens tijd dat ik de lezers thuis weer eens vermaak met een weergaloos verhaal over weerwolven. Maar dan eentje zonder weerwolven. De maanstand werkt een beetje tegen namelijk. Zonder wolven blijft dan alleen het weer over.
Gelukkig zat het weer woensdag erg mee zodat we dit mogelijk konden maken.

´s Ochtends hebben ze mij een Olympische plak om mijn nek gehangen. Ik presteerde het namelijk om binnen 20 minuten op mijn werk te arriveren waar ik er normaal rond de 30 minuten over fiets. Het ging me aardig voor de wind die dag totdat ik zelf de wind tegen had. Dat gebeurde op het moment dat ik weer naar huis wilde fietsen.

Er woedde een tegenwind met windkracht 9 toen ik mezelf op mijn stalen ros had gehesen. Ik harkte aan mijn stuur als een Tom Boonen tegen de wind in. Divers vee en balen hooi die waren losgekomen van tractoren kozen het luchtruim; uitgelaten honden lieten zich uitgelaten los van hun baasje en vlogen in de rondte; en ik kon precies zien hoe één huis elders op de grond neerstortte op een lelijke oude vrouw met gestreepte sokken en puntlaarzen. De mensen in de buurt juichten om dit heugelijk feit te vieren. Maar waren minder blij met het kleine ADHD-keffertje die met een lieftallige jongedame uit het neergestorte huisje kwam gestapt.

Het stormde flink. Ik, Tinus, liet me niet kennen. Ik moest en zou te fiets thuis komen. Al deed ik er twee dagen over.
De volgens opties lagen voor mij open:

  • Als een Belg omgekeerd op mijn fiets zitten zodat ik de wind mee had. Tom Boonen is per slot van rekening toch zeker ook een Belg?
  • Met negatieve snelheid voorruit fietsen zodat ik de wrijving van de wind zou trotseren. Ik had altijd hoge cijfers op school voor fysica.
  • Knoerthard de andere kant op fietsen zodat ik met een rondje om de Aarde vlot thuis zou komen.
  • Hopen dat de dijken zouden breken en dan waterfietsend naar huis.
  • Of het avontuurlijke type uithangen en met een blik op oneindig tegen de wind in blijven fietsen zoals ik normaal ook zo doen. 

Gezien mijn atletisch voorkomen begrijp je wel dat ik voor het laatste heb gekozen. Met mijn handen streek ik door mijn wilde manen om mijn haar een beetje te fatsoeneren. Vervolgens greep ik weer gauw mijn stuur beet om mijn evenwicht te kunnen bewaren. Opslaan als ‘evenwicht’.

Ik mocht wel in mijn handen wrijven dat ik tijdig mijn handen weer aan het stuur had. Dezelfde rukwind die mij anders van mijn stalen ros had getrokken, trok een tak uit de bomen en speelde ermee. De vliegende tak tolde door te lucht en kwam als in een 3D-film gevaarlijk dichtbij.

De geur van rottend tak en blad trok aan mijn neus voorbij toen de tak langs mijn gezicht vloog en neerkwam op het fietspad naast mij. De tak wandelde verder en ik kwam veilig thuis.

Wat is nou de moraal van dit verhaal? Heel simpel:
Het weer slaat nergens op.

======================

N.a.v. de comment van PiCo hier het wat meer informatie over die lelijke oude vrouw met die gestreepte sokken en puntlaarzen.

Dorothy is met haar huisje op de lelijke oude vrouw beland waarbij alleen de benen van deze feeks nog onder het huis uitstaken. Dorothy heeft zich even uitgeleefd en de heks een paar flinke trappen verkocht, omdat Frank Baum(*) haar een stel zilveren schoentjes had beloofd i.p.v. deze onooglijke puntlaarzen.

Wat Dorothy niet wist is dat Frank een deal had gemaakt met de gebroeders Grimm. Het was zulk slecht weer dat Frank de zeven mijls laarzen even mocht lenen om Dorothy en Toto en veilige weg naar huis te verlenen.

Maar omdat dit ondankbare wicht zich zo heeft uitgeleefd op die zielige heks – die per slot van rekening ook maar een actrice was – heeft Frank het verhaal ietwat aangepast en een halve boomstronk op Dorothy laten neerkomen.

Het gele pad naar de hemelpoort kan Dorothy nu wel vergeten.

(* auteur van The Wonderful Wizard of Oz)