image by wittiko, edited by Gsorsnoi

ALASKA: Dagenlang opgesloten zitten in een blokhut kan mensen tot waanzin brengen. Met de 626.932 inwoners die Alaska tijdens de eeuwwisseling telde is het de dunst bevolkte staat van Amerika. Er wordt wel eens gegrapt dat hier gerekend wordt in vierkante kilometers per inwoner in plaats van andersom. Je bent dan al snel volledig op jezelf aangewezen als je besluit op een afgelegen plek in het bos honk te houden om op het wild te jagen.  De vreselijke monotonie van het dagelijkse leven en een slinkende voedselvoorraad hebben sommigen tot het slachtoffer gemaakt van de gevreesde ‘huttenkoorts’.

De grizzlybeer zou Kiana hebben gedood als Yukon hem niet had verjaagd met zijn schot. Ze werd door de beer van achteren verrast en gered door haar man. Hun kans om zijn vlees buit te maken was hiermee wel meteen vervlogen. Yukon Fairbanks had de beer nog willen narennen, maar de dichte concentratie van de Sitkaspar gaf het grote dier de perfecte kans te vluchten. Hier in de bossen nabij Alaska’s zuidkust staat de bruine beer uit dit kamp bekend om zijn demoniserende gedrag. Van nature is hij agressiever in deze regio dan in het noorden van deze staat, maar de mens speelt hierin eigenlijk de hoofdrol. Yukon en zijn vrouw zochten al weken naar voedsel. Zij leefden al een paar maanden op een schaars rantsoen, daar de onverwachte sneeuwstormen de jacht hadden bemoeilijkt. Voor velen is het misschien een complete verrassing, maar kou overheerst boven de neerslag in dit Arctische land. Nu koning Winter de beide factoren toch had samen gebracht was zijn genade ver te zoeken.

Het vizier op de lichtgewicht Kimber 84m verloor haar functie compleet nu de loop van het geweer op Yukon’s borst stond gericht. Een koud blauw hart klopte zichtbaar onder zijn ribben. Blauw was hier echter niet de kleur van adel en edel waren zijn daden al helemaal niet. Zijn inmiddels flink behaarde linkerbeen trilde oncontroleerbaar en hij hijgde zoals men doet wanneer je hyperventileert. Van Yukon mocht de dood nu gauw komen, maar uit volksverhalen had hij geleerd dat hij beter behoorde te weten. Kwijl droop door het bloed in zijn baard over zijn misvormde gelaat.

Meer dan 28 kilo was hij afgevallen sinds hij met Kiana deze hut betrok. ‘Mager’ was inmiddels een understatement geworden. Zo staarde hij naar zijn uitgemergelde lijf en keek vervolgens naar de al even dunne, maar oh zo krachtige armen, waarmee hij de Kimber vasthield. Meer nog beefde zijn iele vingertje waarmee hij poogde de trekker van het wapen te bedienen. Spoedig zou zijn ziel deze ruimte verlaten zodat het hem moeite kostte zich te concentreren op deze wanhoopsdaad. Wanhopig was deze actie zeker en per definitie volkomen vruchteloos. Een knal volgde en werd voor het menselijke gehoor al na 300 meter bomen in de gure wind gedempt. Yukon had zijn laatste schot gelost.

De stalen kogel verliet de roestvrij stalen loop onder veel geweld en zocht zijn doel in een korte tocht door Yukon’s lijf. Recht door het kille hart draaide de kogel om zijn as en trok zonder last te ondervinden van enige weerstand dwars door het bovenlijf naar de harige huid van zijn rug. Een doel trof de kogel pas echt toen deze zich in het portret van Yukon’s vader boorde en er samen in een regen van glas mee van de kleine boekenkast tuimelde. Net als zijn vader zaliger Simon was hij een geest geworden. Zijn hart en lijf werden nooit door de kogel geraakt. De transformatie was al veel te ver gevorderd. De volgende kogel moest zilver zijn. Alleen dan zouden nieuwe slachtoffers gespaard blijven.

Ruim zeven maanden hadden Yukon en Kiana met zijn tweeën afgezonderd geleefd van de beschaving. De gruwelijke honger had Yukon tot razernij gedreven. Terwijl een sneeuwstorm buiten huishield, spoot eerder een rode straal op de binnenkant van het venster.  Voor hem op de houten vloer van de hut verspreidde de stroperige substantie zich nog uit het levenloze karkas dat eens zijn vrouw was. Het verboden vlees had zijn lippen gepasseerd en had hem als Wendigo onsterflijk gemaakt.

By karelriemelneel | December 8, 2010 - 1:17 pm - Posted in Contaminaties, Nederlands, Verbaal Genot

In het artikel Vuurspugende zonsverduistering detective (4): Triest bericht werd onze rechercheur betrapt op een contaminatie:

“Jaap was de vorige tuinman en liep hier vroeger ook de post rond.”  

Bestaat uit: “De post lopen” & “De post rondbrengen”

Uitgesproken door: Rechercheur K.(lungel) Riemelneel

Gevonden door: BoB de Winter

Datum:

image by miggslives, edited by Gsorsnoi

Help je Karel weer met het oplossen van onderstaand mysterie? Ditmaal hebben we een ‘echte’ moord te pakken.
En let op! Nieuwe regel: niet voor je beurt spreken. Lees er hier alles over in de spelregels onder het kopje ‘Je beurt afwachten’.

Tussen al het verwrongen staal was de postwagen vooral te herkennen aan de rondvliegende poststukken. Enveloppen werden gepakt door de wind en markeerden de plaats waar de ongelukkige bezorger de locomotief had geraakt. Bijna zeshonderd meter terug had het de  spoorwegovergang verlaten waarover een weg liep die doodliep bij een riant huis. De gechoqueerde bewoonster had haar kinderen de politie laten bellen nu ze afgesloten was van de buitenwereld. Alles klopte aan dit verschrikkelijke voorval en had de boeken ingegaan als opnieuw een vreselijk drama op het spoor. Totdat we ontdekte dat de postbode niet achter het stuur zat, maar verstopt tussen de poststukken achter in de bus. De foto van Magere Hein: een grasmaaier.

Oorspronkelijke beloning gouden tip:  ZB 1.500,-

<DOOD VOOR DE BOTSING?>
Met de grasmaaier nog op mijn netvlies probeer ik mij een voorstelling te maken van enig verband, maar slaag daar op dit punt in de zaak nog niet in. Dat komt wellicht nog. Het slachtoffer werd met een heftig bloedende hals aangetroffen tussen de postzakken. Een halsverbandje had hem zeker niet misstaan. Oordelend aan de hoeveelheid bloed buiten het lijf, mag ik hier vast de voorzichtige conclusie trekken dat de postbode dood moest zijn geweest voordat de aanrijding plaatsvond. De [AANWIJZING] ruwe snede in zijn nek is vast niet gekomen, omdat hij even voor de botsing achterin is gaan zitten en zijn keel heeft doorgesneden met een scherpe enveloppenrand.

<VASTGEBONDEN?>
Vastgebonden was hij ook niet en gekneveld al helemaal niet. De jongeman ligt daar vrij en doodgebloed over de postzakken gebogen. Als hij zich al heeft geprobeerd te verdedigen tegen zijn moordenaar dan is hij daar klaarblijkelijk niet in geslaagd. Oordelende aan het [AANWIJZING] bloedspoor op de achterbumper moet hij doodbloedend de bus in gesleept zijn of al dood zijn geweest voordat hij in de bus werd gehesen.

<SPOREN VAN MOORDENAAR?>
Hij zal zichzelf niet in de bus hebben gehesen. Zoveel is duidelijk. Aangezien de druk op ons onderzoek groot is de boel gauw in kaart te krijgen daar de ravage vlot weer opgeruimd moet worden, hebben we direct het sporenonderzoek ingezet. De inhoud van de bus wordt gefotografeerd en verzameld. Daarbij wordt een synthetische afdruk gemaakt van twee halve voetsporen  bij de achterdeuren van de bus en eenzelfde type afdruk van het profiel van een [AANWIJZING] fietsbandspoor dat in het bloed en modder is achtergebleven. Het laboratorium mag gaan uitmaken of er spraken is van meerdere DNA-sporen in het bloed. De bus wordt hopelijk tegen de avond vrij gemaakt van de goederentrein en in het grasland geparkeerd, zodat rustig onderzoek mogelijk is.

<WAAROM BELLEN DE KINDEREN?>
Dit gaf mij de gelegenheid om de dame te ondervragen die het ongeluk heeft gemeld. We ontmoeten een oudere dame achter in de zeventig die ons beverig en volkomen overstuur van informatie probeert te voorzien. Ze heeft ons laten bellen door haar kinderen, omdat ze zichzelf er emotioneel niet toe  kon zetten. De kinderen, een vrouw van middelbare leeftijd en een iets oudere broer, zien er beide ook aangedaan uit, maar zijn beter aanspreekbaar. Hans ten Dam, de broer, windt zich erg op terwijl ik hem vragen voorleg. Het hindert hem vooral dat de enige weg naar de buitenwereld nu  geblokkeerd is en vooral zijn moeder nu in een erg benaderde positie is belandt. Ze is niet bijster slecht ter been, maar [AANWIJZING] duidelijk hulpbehoevend. Buiten de voetpaden door het bos kunnen zij nu niet weg.

{ZEIS}:
“Beste man. Wees gerust, wij zullen er alles aan doen om het vrijmaken van de overgang zo min mogelijk te belemmeren. Zodra wij vanavond de bus van de rails in een weiland hebben getakeld, kunnen de opruimwerkzaamheden beginnen.”
“Dat is toch vreselijk! Wij moeten uiterlijk morgenvroeg weg.” Vol tranen en wanhoop kijkt Hans zijn moeder aan.
“Meneer ten Dam. We doen wat we kunnen. Laat ik u daarom de vragen voorleggen die het onderzoek kunnen bespoedigen. Weet mevrouw bijvoorbeeld of hier een groot scherp voorwerp wordt gemist? Zoiets als een groot mes of misschien wel een zeis?” Ik legde de vraag bewust tussen Hans en zijn moeder om niet direct zichtbaar te maken dat ik hem of zijn zuster verdenk. De oude dame wist zelf te antwoorden:
“Mijnheer de inspecteur, dat weet ik werkelijk niet. Wij zijn hier [AANWIJZING] vanmorgen vroeg met z’n drieën gearriveerd.  Ik weet niet eens of ik al mijn spullen …” Plotseling worden we onderbroken door de buurman, een boer van verderop die de voordeur open zwaait.
“Mevrouw ten Dam. U kunt zo lang over mijn land naar buiten. Voordat die troep is opgeruimd zijn we vast een week verder. Ik zal dadelijk wat stevig materiaal over onze sloot leggen.” De opluchting onder de moeder en kinderen was voelbaar en zichtbaar, maar ik was geen steek verder. Ja, behalve dat ik wist dat Hans niet de kans kan hebben gehad met een scherp voorwerp die postbode om te brengen.

<ZIJN ER AANWIJZINGEN DAT SPULLEN ZIJN ONTVREEMD?>
Het loopt al tegen de avond en buurman boer is bezig de oude bewoonster en haar kinderen van een uitweg te voorzien, zodat ze niet opgesloten hoeven te raken in deze doodlopende straat. De takelwerkzaamheden zijn inmiddels begonnen. Mevrouw ten Dam is er allemaal nog niet zo gerust op en lijkt dichtbij een zenuwinzinking.  Toch moest ik haar dit vragen:
“Mevrouw ten Dam, mijn verontschuldigingen, maar u zou mij uitstekend kunnen helpen met de voortgang van deze zaak als ik u nog iets kan vragen.” Haar ogen waren nog troebel van de vloed van tranen die deze dag maar was blijven komen.
“Natuurlijk mijnheer de inspecteur. Alles als het vandaag maar kan. Morgen kan ik er echt niet voor u wezen.”
“Goed.” Ik kijk om mij heen in haar keurig onderhouden, maar ietwat stoffige woonkamer en vraag haar terwijl ik met mijn handen om me heen wijs: “Is er iets wat mist? Kunt u op dit moment concluderen dat er iets gestolen kan zijn?”
Binnen acht minuten leren we dat deze oude weduwe E 2.400,- armer is. Wat de verdere toedracht ook mag zijn geweest, iemand was hier puur op [AANWIJZING] haar geld uit.

{KERSTPIEK}:
Met deze bijkomende teleurstelling had ik op z’n minst verwacht dat we deze dame konden wegdragen en de emoties op springen zouden staan, maar zo vol verdriet dat ze was reageert ze op het verdwenen geld bijzonder kalm:
“Zoals u misschien wel hebt gemerkt is de stemming hier niet zo best. Er is hier geen kerstboom en verdere versiering staat ons hoofd ook niet naar.” Hier schiet ze vol en ik omdat ik het niet langer aan kan zien sla ik mijn arm om haar gebogen schouders terwijl ze snikkend uitbrengt:
“Morgen wordt [AANWIJZING] mijn lieve broer begraven.”

<HEEFT DE OVERLEDEN BROER EEN TESTAMENT NAGELATEN?>
Hedenmorgen ben ik vroeg opgestaan. Evenals de nabestaanden van Dick ten Dam. Boer Gert heeft ze in staat gesteld om via zijn land mobiel te blijven met de buitenwereld. Ik zie ze nog met z’n drieën vertrekken terwijl ik de behulpzame boer een goedemorgen wens en een praatje met hem maak.
“Roofmoord meent u?” Hij schudt zijn hoofd en brengt zwaarmoedig wat meer gewicht over op zijn schoffel.
“De arme jongen. Hij was net begonnen en dan nu dit. Uitgerekend de lieve Bets te beroven en een onschuldige postbode mee te nemen in zo’n daad.” Eerder leerde ik al dat mevrouw Ten Dam Liesbeth van voren heet. Ik duw mijn onderlip begrijpend tegen mijn bovenlip en zucht. De boer kijkt met vochtige ogen hoe de zon opkomt en ik bedenk me hardop richting deze man:
“Weet u wellicht of Dick een testament heeft nagelaten?” De boer lacht luidt en oprecht. De tranen in zijn ogen maken plaats voor een glinstering van humor, omdat hij mij zojuist een clou heeft horen voordragen die ik zelf niet snap. Terwijl ik niet begrijpend zijn reactie probeer te doorgronden slaat hij stevig op mijn longen en verklaart:
“Dick? Een testament? Hahaha! Brave Bets heeft Dick jaren moeten helpen om uit de bijstand te komen. Hij laat nog geen broodkruimel aan de ratten na.”
Snakkend naar lucht trek ik mijn mobiel uit mijn zak die bevend in deze kou driftig mijn aandacht probeert te krijgen.
“Wat zegt je? Ze hebben een [AANWIJZING] Cubaanse sigaar gevonden in de bus?”

{SCHOFFEL}:
Even later op de vroege ochtend ontmoet ik de goedlachse boer opnieuw die nog altijd na aan het genieten is van de grap van deze morgen. Onderwijl heb ik meer gegevens kunnen verzamelen over het slachtoffer in de bus. De Cubaanse sigaar was niet even uit een willekeurige enveloppe komen vallen, maar moet door het slachtoffer of zijn moordenaar in de bus zijn verloren. Het sporenonderzoek heeft echter al kunnen vaststellen dat de sigaar niet uit de jas van jonge postbode kan zijn gevallen. Dan zouden geursporen in zijn jas of andere kleding gevonden moeten zijn. Meer informatie kregen we ook over de nekwond. Een scherp voorwerp moet zijn hals hebben opengesneden en heeft aardesporen achter gelaten. Ik verklaar onze vondst aan boer Gert en vraag hem of ik zijn gereedschappen mag onderzoeken. Met enige tegenzin geeft hij als eerste zijn schoffel. Ik neem zijn schoffel in, maar weet reeds dat ik een meer puntig gereedschap van hem nodig zal hebben. De schoffel kan niet het moordwapen zijn. 
“Als u toch begint met mijn gereedschap te verzamelen als mogelijke moordwapens, waarom kijkt u dan niet [AANWIJZING] op het terrein van vrouw zelf?”

<ZIJN ER SPOREN VAN BRAAK?>
Mijn collega’s in het onderzoek waren ook al vroeg op de been en zijn in de woning bezig geweest. Koen Voet is hierbij al rap tot de conclusie gekomen dat de deur niet geforceerd is en bij de kozijnen ook geen sporen van braak zijn te ontdekken. Tijdens de koffie verneem ik zijn bevindingen.
“Inderdaad inspecteur, diegene die de E 2.400,- heeft buit gemaakt was in [AANWIJZING] het bezit van de sleutel van het huis.”

<WELKE SCHERPE VOORWERPEN ZIJN ER OP HET TERREIN VAN FAM.TEN DAM?>
De familie ten Dam is de gehele dag van huis geweest. Toch waren zij best bereid om ons vroeg in de avond nog even te woord te staan. Boer Gert werd ook uitgenodigd, zodat we onder het genot van een warme kop chocolademelk even door de familie in de gelegenheid werden gesteld om de bevindingen door te spreken.
Aangezien het slachtoffer met een scherp en puntig voorwerp is gedood, vragen we of de familie ons over de aanwezigheid van dergelijk gevaarlijk materiaal kan informeren. Hier leren wij dat de meeste voorwerpen die aan die omschrijving voldoen uit bestek uit de keuken, een stok om hoge ramen te openen en tuingereedschap kan bestaan.
“We zouden morgen Thijs de [AANWIJZING] tuinman kunnen vragen wat hij in de tuin gebruikt. Thijs komt morgen weer.” Merkt zus Sandra op.

<ROOKT DE BOER?>
Zonder blijk te geven van het gevonden voorwerp in de bus van de postbode, vraag ik de aanwezigen of er iemand rookt. De vrouw des huizes vat het niet op zoals bedoeld en wijst mij op een slechte gewoonte.
“Oh nee mevrouw, ik bedoel dat ik in het kader van het onderzoek graag wil weten of er iemand rookt.” Er wordt begrijpend geknikt en later verneem ik dat alleen Thijs de tuinman wel eens een sigaretje wilde opsteken, maar mevrouw ten Dam hem altijd gebied dat niet hier tijdens zijn werk te doen.
“Hier [AANWIJZING] mag niet gerookt worden.” Maakt mevrouw ten Dam ons nog eens duidelijk.

<WIE HEEFT DE SLEUTEL VAN HET HUIS?>
“Mevrouw ten Dam, u bent net uit Nieuw Zeeland terug voor om de begrafenis van uw broer te regelen. Hoe kan deze tuinman Thijs dan bij alle spullen die hij nodig heeft? Heeft u hem een sleutel gegeven?”
“Nee mijnheer de inspecteur. Het ligt iets anders.” Mevrouw ten Dam trakteert ons op een warme glimlach. Het is de eerste lach die ik op haar gezicht zie sinds we haar voor de onderzoek hebben ontmoet en mag zeggen dat ik daarmee een knappe oude vrouw heb ontdekt in het gezicht dat deze dagen zo verdrietig staat.
“Met onze dorpse gewoontes zijn we soms te goed van vertrouwen met elkaar. Deuren worden door de weeks nooit echt op slot gedraaid en hebben eigenlijk ook nooit echt last van inbrekers. Maar toen ik op familiebezoek was in Nieuw Zeeland, heb ik mijn voordeursleutel toch maar in de oude blender verstopt van wijlen mijn echtgenoot. Zo kon de tuinman eventueel het huis in als hij wat nodig had en ik er niet was. U kunt de blender vinden in het windhok waar u ook het tuingereedschap zult vinden.”
In het tochtige windhok troffen we inderdaad de defecte blender aan. De sleutel echter [AANWIJZING] was weg.

{HEGGENSCHAAR}:
Thijs Vermeer leek al te zijn veroordeeld nog voordat we hem hadden ontmoet. Met zijn korte baard volle grijze haren en warrig voorkomen ging hij eerder door voor een geplaagde conciërge die zijn gezag binnen het schoolgebouw al lang kwijt was dan een brute moordenaar die de dood van een postbode en treinmachinist op zijn geweten had. Hij had echter alle schijn tegen zich. Thijs wist van de sleutel naar het huis en maakt als tuinman gebruik van scherp tuingereedschap. Voorwerp na voorwerp komt ter spraken. De heggenschaar ontbreekt. Die is een paar jaar eerder vervangen door een elektrische variant. We zijn een uur verder nadat we hem hebben ontmoet en hebben ondervraagd. Boer Gert had hem opgevangen bij een eerdere spoorwegovergang om hem naar het landhuis te begeleiden. Het vragenvuur en de geschetste situatie heeft hem duidelijk geschokt. Ook de beschuldigende blikken van de familie ten Dam doen hem niet goed.
“Meneer Vermeer, waar was u op de ochtend van vrijdag 3 december?”
Thijs leek te vechten met een realiteit die niet de zijne was en beantwoordde de vraag bijna bibberend:
“I-ik gaf saxofoonles aan het Jorrits Lyceum in Scharrelveld.”
Zijn alibi werd direct nagetrokken en [AANWIJZING] klopte als een bus.

{MES UIT BLENDER}:
Ik begon deze zaak steeds minder te begrijpen en moest mij concentreren op de feiten die we hadden verzameld. Thijs wist dat de sleutel in de defecte blender werd bewaard en leek de aangewezen persoon om met het scherpe materiaal de moord te hebben gepleegd. Hij werd gefouilleerd, maar de sleutel was niet in zijn bezit. Roken deed hij ook, maar als we hem op zijn woord mogen geloven rookte hij alleen sigaretten. Dit is waar ik opnieuw boer Gert begon te verdenken. En Gert wist het en zuchtte gelaten.
“Het is maar een idee…” merkte hij op “… maar heeft u al gekeken of de mesbladen in de blender nog aanwezig zijn of bloedsporen bevatten?”
De suggestie van de boer werd nagetrokken. Thijs was ondertussen op zoek naar wat tuingereedschap om zijn werkzaamheden aan te vangen, maar ving bot bij het zoeken naar het juiste gereedschap. De mesbladen in de oude blender waren nog wel aanwezig. Even daarop vang ik een deel van een gesprek op tussen Thijs en mevrouw ten Dam.
“Ik kan je best een mes geven om dat [AANWIJZING] gras mee weg te halen, maar had Jaap daar niet iets anders voor?”

<IS JAAP EEN ERFGENAAM?>
“Jaap was de vorige tuinman en liep hier vroeger ook de post rond.” Verklaart mevrouw ten Dam.
“Voordat Thijs hier kwam helpen in de tuin schoot Jaap mij nog wel eens te hulp in de tuin voor een kleine vergoeding. Hij kluste daardoor wat bij om genoeg geld bij elkaar te krijgen om zijn [AANWIJZING] dochter in Cuba op te zoeken …”mevrouw ten Dam grijpt plotseling naar haar keel en we weten allemaal waarom.
“Hij zal toch niet …” Het lukt Thijs en mij maar net om te voorkomen dat mevrouw ten Dam met haar hoofd op de tegels knalt wanneer de emoties haar nu echt te veel worden.

{GRASSIKKEL}:
Oud postbode Jaap heeft na 32 jaar trouwe dienst zijn baantje weggepikt zien worden door een schoolverlater uit zijn straat. Zijn langgekoesterde droom om eindelijk zijn dochter in Cuba op te zoeken werd hiermee onmogelijk gemaakt als gevolg van een ontstaan arbeidsconflict waar hij financieel op achteruit is gegaan. Meer dan een vergulde briefopener heeft hij er niet aan overgehouden. Jaap zou er alles voor over hebben om aan genoeg geld te komen voor een ticket daar hij zijn dochter zo verschrikkelijk mist.

Hij breekt daarom in bij een vermogende weduwe bij wie hij eens wat klusjes heeft gedaan in de tuin  en ook de sleutel van de voordeur weet te liggen. De oude vrouw woont op een afgelegen landweggetje voorbij een spoorovergang en is voor een aantal maanden op familiebezoek in Nieuw Zeeland. Een paar duizend euro zou deze vrouw niet missen.

Bij  het verlaten van het huis wordt hij echter gesnapt door niemand minder dan de jongeman die door het afpikken van zijn baan ook zijn wijk heeft overgenomen.  Deze nieuwe parttime postbode had  door het venster gezien hoe een dief geld wegnam uit het meubilair. Bang om zijn identiteit prijs te geven en aangegeven te worden stormt Jaap naar buiten en raakt verstrikt in een gevecht op leven en dood. Hij duwt de jonge postbode tegen het tuinhuis die nog open stond en grist het eerste scherpe voorwerp van de werkbank dat hij in handbereik kan krijgen. Met de gevonden grassikkel in zijn hand snijdt hij de keel open van de jongeman die daarop stikt in zijn eigen bloed. Jaap schrikt wanneer hij van de stervende postbode naar zijn handen kijkt.

Juist op dat moment ziet hij een auto over de spoorwegovergang de laan in rijden en voelt zich in het nauw gedreven. Jaap werpt vlucht het moordwapen in de sloot en tilt zijn fiets en het slachtoffer in dienstbus.
“Wat doet dat mens hier? Ze was toch op vakantie?”  bedenkt hij zich nog en kruipt met bebloede handen achter het stuur van de bus die hij vroeger zelf altijd bestuurde.

In de schijn van het zojuist hebben bezorgd van de post rijdt hij zo onopvallend mogelijk de auto voorbij die naar het landhuis rijdt. Hierbij profiteert hij onbewust van de afgeleide aandacht van de mensen in de auto die vol verdriet een oude weduwe naar huis brengen. Zij hadden haar juist van Schiphol opgepikt nadat zij terug was gevlogen bij het vernemen van het nieuws dat haar broer was overleden.

Met de dode postbode achter in de bus bedenkt Jaap zich ineens dat hij zich beter zo snel mogelijk kan ontdoen van dit vervoermiddel en krijgt hiervoor de inspiratie wanneer hij het spoor nadert. Op de spoorwegovergang brengt hij de bus tot stilstand, ritst zijn fiets uit de laadruimte en zet het op een vluchten.

Mevrouw Ten Dam krijgt de schrik van haar leven wanneer zij eenmaal thuis merkt dat de deur open staat, een rouwkaart van de deurmat opraapt en achter zich een goederentrein in de postwagen hoort boren.

[…]

Jaap wordt een paar dagen later in zijn woning aangetroffen. In één hand klemt een van tranen zout geworden brief met het bericht dat zijn dochter in een protestactie in Havana om het leven was gekomen, in de ander … een rood besmeurde briefopener.

Beloning gouden tip van ZB 975,- toegekend aan Retroman.

By wilburteerman | December 1, 2010 - 1:47 pm - Posted in Alweerwolven, Nederlands, Retourtje naar hier en terug

image by Spoyt, edited by Gsorsnoi

Zachte witte wazige sporen blijven er achter mij plakken op de weinige overgebleven onbedekte plekken van het fietspad. Zigzaggend vecht ik tegen de striemende wind. Mijn wereld beleef ik door het brievenbusvenster dat gecreëerd wordt door mijn sjaal en capuchon.  Pluisjes van die sjaal blokkeren deels mijn zicht. De stof ervan dat over mijn neus kleeft is nat van mijn warme adem.  Het kleine deel van het blootgestelde gelaat trotseert de gevoelstemperatuur van min 15 graden Celsius. Nog een paar kilometers en ik ben er.

Op een open plek tussen de weilanden fiets ik trager dan ik onder normale omstandigheden rennen kan. Sneeuwen doet het niet, maar waaien des te harder. Rechts van mij zie ik hoe een brandweerwagen tussen twee knotwilgen ruimte vindt om een ongelukkige bestuurster van een stationwagen uit haar benarde positie te bevrijden. Zij moet in een slip van de weg zijn geraakt en heeft aan den lijve moeten ondervinden hoeveel kouder het slootwater is bij deze ijzige temperaturen.

Het schimmige waas dat Andy Warhol had aangebracht op zijn roze portret van onze koningin Beatrix lijkt hij ook over het asfalt te hebben laten vallen. Een koud schilderij met een zuinig lachje grijnst mij van onder toe en daagt mij uit in balans te blijven. De elementen spelen een spelletje met me, maar ik laat mij niet kisten.

“Walking in the air …” pingelt Peter Auty in mijn hoofd. Ik fiets een sneeuwman voorbij die vanuit een voortuin vriendelijk naar me zwaait. Weinig fietsende avonturiers, durf ik te wedden, hebben zich vandaag dapper genoeg gevonden om de strijd met deze winterse elementen aan te gaan zodat ik met mijn blik gefixeerd op de weg mezelf denkbeeldig een schouderklopje geef. Bikkel als je bent, ben je ook dwaas om jezelf zo te tarten en dadelijk na acht kilometer met een bevroren kaak op je werk te arriveren.

Rood zijn de vlekken die ik zie als ik door de schuifdeuren mijn werk binnen stap. Het is een overblijfsel op mijn netvlies van de sneeuw waar ik continu in heb zitten turen. Mijn ogen moeten zich aanpassen aan andere indrukken dan wit. Even later werp ik één dubbele handschoen uit en probeer met mijn vrije hand de pijnlijke rechterhand te verlossen van de andere. Ik groet mijn collega’s en informeer de dichtstbijzijnde:
“Drie paar sokken is dus niet genoeg.”

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

“Verzin iets terwijl ik ze bezig houd!” de Navelpad begreep dat het erop of eronder was. Hoe klein hij er ook uit mocht zien, in deze pad ging een moedig persoontje schuil dat graag zijn beste beentje voor wilde zetten als er zaken op het spel stonden. In hun geval ging het om levens. De ninja was misschien wel de enige overgeblevene in zijn soort. En als er al een kans was dat er andere mensen waren die de grote slurping hadden overleefd, dan moesten ze zorgen dat ze die persoon of personen vonden. Zelfs al moesten ze daarvoor naar de rand van deze enorme stad reizen.
“Eh … juist.” De ninja vergat de eerdere discussie compleet en keek in de controlepost om zich heen naar een oplossing. Hij moest in allerijl een stevig verdedigingsmechanisme of een uitvlucht zien te vinden. Zijn zintuigen stonden daarbij scherp om een eventuele confrontatie van achter direct te kunnen afweren waar de pad het gevecht was aangegaan met de grote stroom padden.
“Zou ik misschien …?” Hij wierp nog eens een blik op de vluchtwegen.
“Schiet op! Dit houd ik geen vijf minuten vol!”

In een vluchtige blik naar rechts zag hij hoe de Reuze Navelpad de brug op was gerend met de stok in zijn handen en de aanvallen van de padden probeerde af te slaan. De pad was hierbij op de railing geklommen die het brugpad aan beide zijden afbakende. Hij straalde angst en vastberadenheid uit. Vastberaden dit gevecht te willen winnen. Hoe onmogelijk dat ook leek. De lange stok had hij met beide handen stevig vast voor zijn lichaam en keek venijnig in de richting van de toestromende blauwe padden. Honderden padden stroomde op hem toe en klauwden al met hun gespierde blauwe armen door de lucht. Dit was onbegonnen werk.

Ze hadden zo’n enorme honger dat je zou kunnen zweren dat het geknor in de buiken boven het gekwaak hoorbaar was. De honger had zich gemanifesteerd in een geweldige razernij. En reken maar dat ze het mensenvlees konden ruiken. De kleine pad was bij voorbaat kansloos in een gevecht tussen zijn nietige persoontje en het grote aantal reuzen wat op hem af stormden. Ze zouden hem zo van zijn plek vegen, over hem heen walsen en zich op de arme ninja storten. Een lange pijnlijke dood was in aantocht. Het evengoed geringe aantal padden dat de kans zou krijgen om zijn navel te bereiken zou deze openscheuren door het gedrang erin te geraken. Ze pasten er moeilijk allemaal in. Met een helse pijn in zijn bloed gutsende buik zouden de padden in hun zoektocht naar roem zijn ingewanden doen omkeren en in hun eigen buiken opslurpen. De ninja zou binnenste buiten worden gekeerd en zou resulteren tot een slechte slurping zoals de Reuze Navelpad eerder had laten gebeuren in het roemslurpen bij Alexander Pechtold. Bij mensen kan schrokken leiden tot braken. In het geval van de reuze navelpadden keren zij hun prooi binnenste buiten. Onze goede Reuze Navelpad heeft zijn slachtoffers deze ellende zo veel mogelijk willen besparen. Van de blauwe padden hoeven we deze genade niet te verwachten.

Juist wanneer de ninja de padden ook in beeld kreeg greep hij een cola blikje van het controlepaneel en wierp het richting één van de twee besturingssystemen dat naast de brug aan weerzijden stonden opgesteld. De systemen dienden tot het kunnen laten draaien van de brug. Dit was een extra kans voor de pad. Het blikje landde op de knop die de brugdelen moest activeren waardoor deze begonnen te draaien op hun as. De pad maakte dankbaar gebruik van deze actie en duwde met zijn rechterhand het rechtereinde van de lange stok omhoog om deze een zwiep te geven. Zijn  linkerhand pakte de stok rechts over terwijl hij zijn rechterhand naar links had verplaatst. De stok begon te tollen om zijn as. Hiermee vormde de stok een schild waarmee hij voor zich de padden van zich af kon houden. En kon ermee om zijn lichaam draaien om wat rake klappen mee uit te delen.

Links en rechts probeerden de padden bij hem te komen en werden daarbij gehinderd door de roterende brugdelen. Een verdediging die slechts tijdelijk van aard was. De stok knalde een aantal keer hard in de gezichten van de grote padden, maar werden uiteindelijk toch onvoldoende van hun stuk gebracht om uit het gevecht te stappen.
“Vertrouw me en spring hierheen!” was de raad die plots uit de controlepost werd geschreeuwd. De ninja had een mechanisme in werking gezet die iets dieper in de rioolgang haar uitwerking kreeg. Daar waar de rioolgang dood leek te lopen tegen twee grote gaten die waren afgeschermd met tralie klonk een zwaar aanzwellend gebulder. Boven in een stortkoker had een sluisdeur zich maximaal verbreed. Grote hoeveelheden met slik en afval bevuild water werd een nieuwe ruimte geboden om zich door te verplaatsen. Waar eerder een rustig stroompje door de kier van de sluisdeur aan een val naar beneden begon, stortte nu een grote hoeveelheid smerig water door de stortkoker naar de rioolgang.

De Reuze Navelpad wist ternauwernood van de brugdelen naar de smalle kade voor de controlepost te springen toen de grote watermassa over de brug raasde en de blauwe padden in haar geweld meesleurde. Hij kreeg een hand gereikt door de ninja en werd verder de controlepost in getrokken om niet alsnog weggespoeld te worden.
“Dank je.” Bracht de pad uit en stond met zijn handen op zijn knieën te hijgen. Hij was zichtbaar moe. De stok had hij op de vloer van de controlepost laten stuiteren, maar moest hij in de gaten houden of het water kon het nog meenemen. De controlepost werd niet overspoeld, maar droog bleef ze ook niet.
“Nee, jij bedankt. Ik denk dat we elkaar nog wel even nodig zullen hebben.” Kreeg hij van de man in het zwart als antwoord.
“Je ziet er slecht uit trouwens.”
De pad ademde zwaar toen hij net genoeg naar boven keek om het gezicht van de ninja te zien en bracht met veel moeite uit:
“Klopt. Ik heb lang niet gegeten.” De ninja knikte slechts.
“Kom. We moeten naar de oppervlakte. Ik heb die deur al gecontroleerd. De gang erachter is ingestort.” De stok werd van de grond geraapt waarop het merkwaardige duo langs de trap naar boven verdween.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: TMNT
Volgend hoofdstuk: De Chinese Doolhof

By rinaoddel | November 25, 2010 - 7:08 pm - Posted in Nederlands, Scherpe Blik

image by Ivy Dawned, edited by Gsorsnoi

De ontnieter ontniet niets als niemand iets niet.

( Geïnspireerd op een uitspraak van collega Richard. )

By gsorsnoi | November 19, 2010 - 5:00 pm - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Take it or Leave it

image by 2e14, edited by Gsorsnoi

Over het koude hart van de pontwachter strijkt geen hand wanneer een eenzame fietser over de deels opgebroken pontweg een verwoede poging doet de veer niet te missen. Roodwit gestreepte slagbomen dalen neer in het grauwe licht en ontnemen de fietser elke kans op een tijdige overtocht. Met een opgetrokken laadklep vaart de pont af de duisternis in en verlaat één van zijn persoonlijke havens.
“Prachtig! Nu mis ik nog eens dertig minuten van zijn show” denk ik hardop terwijl ik in mijn machteloze gevoel besluit geen moeite meer te doen het wiel rond te krijgen. De lange pontweg daalt af in een flauwe bocht naar links. En met de wetenschap dat ik de overtocht nu toch niet meer haal is het geen schande mijn stalen ros het gevecht tegen de wrijving te laten verliezen. Ik had beter moeten weten en eerder moeten vertrekken. In deze late herfstdagen ontnam het weggevallen daglicht mij het overzicht om tijdig te anticiperen op de borden die mij wezen op die rare omleiding.

Het eerste uur van Willem’s radioprogramma komt aardig dichtbij de nieuwsonderbreking van het hele uur wanneer ik eindelijk eens kom binnenstappen. Ik zie hem live op de ether in gesprek met een nieuwe gast die iets naar voren buigt om zichzelf hoorbaar te maken in de microfoon die voor hem is opgesteld. Naast deze microfoon staat er nog één op een metalen arm opgesteld met daarvoor een lege stoel die staat aangeschoven. Na mijn jas uit te hebben gedaan schuif ik bij en geef de nieuwe gast een hand.
“Clark” stel ik mij voor en tracht mijn grijns te verbergen.
“Marijn” krijg ik als antwoord en ik geloof hem. Van het bureau pak ik de koptelefoon op die ik na het ophangen van mijn jas had weggegrist van een dressoir en sluit de connector aan. Ouwe troep, maar met een beetje geluk heb ik er vandaag eentje die werkt. Ik draai mij nog eens naar Marijn en stel mij opnieuw voor. Ditmaal noem ik mijn echte naam en werp een blik op mijn Superman t-shirt.
“Huh?”
Het kwartje valt, maar wel wat laat. Uit de schelp van de koptelefoon peuter ik wat haren waarvan ik verdenk dat ze van de Moraelridder zijn, Willem’s voormalige co-host. Ik slik en plaats het versleten voorwerp op mijn hoofd.

Tijdens de show herinnert Willem me nog eens aan een nieuwsbericht over een vleesetende plant die een Vlaamse gaai zou hebben verorbert. Het oplezen van dergelijke opmerkelijke nieuwsfeiten was langzaam een onderdeel geworden van zijn show. Het betreffende bericht kan ik niet helemaal meer voor de geest halen, maar weet nog wel dat ik hem erop had gewezen dat ik het nou ook niet zo slim vond van deze Belgische vogel om zich in de buurt van zo’n plant te begeven. Zowel Willem als ikzelf konden ons namelijk niet voorstellen dat de hongerige plant de lucht in was gesprongen om de onverstandige vogel buit te maken.  Eigenlijk, met mijn levendige fantasie, kon ik dat wel.
“Wie weet was die plant wel achter die vogel aan gerend” merkte hij in de radioshow waarin hij het nieuws besprak droog op. Waarop ik antwoordde:
“Heb je wel eens  een vleesetende plant achter een struisvogel  aan zien rennen dan?” De fantasie en de gekoppelde voorbeelden werd hoe langer hoe hilarischer. Willem zag al helemaal voor zich hoe de botanische biefstukliefhebber zich voorzien van een raketmotor aan zijn pot zou inspannen om op de grote loopvogel te kunnen jagen.

Marijn denkt er vast het zijne van nu we deze gedachtes nog eens de revue laten passeren en kijkt ons wat schaapachtig aan. Wat moeten de luisteraars wel niet denken? De schuif stond open zodat men thuis kon mee fantaseren. Eenieder wordt in deze voorstelling verlost van de opgedrongen fantasieën nu het echte nieuws plaats maakt voor Willem’s zendtijd.
“Gaan we nog even naar beneden?” stelt Willem voor en neemt ons mee naar buiten voor een frisse neus.

Terug in de studio voor het tweede uur besluiten we een pizza te willen bestellen, maar we willen er wel per se eentje zonder tomatensaus. Naast ‘die bodem’ mag je toch wel stellen dat deze rode saus eigenlijk wel het hoofdingrediënt vormt van de Italiaanse lekkernij. Marijn heeft een vriend die bij een ambachtelijke pizzeria werkt en vast wel bereid is ons te vertellen hoe normaal of zo’n bestelling wel niet is. Hij weet dat zijn vriend deze avond niet werkt, dus besluiten we hem te bellen op zijn 06.
“Dus ik bestel een pizza zonder tomatensaus, maar de prijs blijft hetzelfde?” vraagt Willem de pizzaboy een paar minuten later quasiverontwaardigd in het telefoongesprek.
“Ja” antwoord deze koel waarop de verbinding plots wordt verbroken.
“Dat was vast een rare vraag” brengt Willem in de ether en trakteert ons op een veelzeggende glimlach.
“Hij wist het” brengt Marijn uit en trekt hiermee de conclusie dat zijn vriend moet hebben geweten dat hij in de zeik werd genomen. Willem schuift er nog eens een plaatje in en wacht af wat de vriend Marijn zal vertellen die hij kort daarop opbelt. Natuurlijk vernemen we later dat hij het inderdaad door had, maar de verbroken verbinding een andere oorzaak had.

Na een paar plaatjes wil Willem van ons weten wat wij eigenlijk op ons verlanglijstje hebben staan. Zijn vraag wordt hierbij vanzelf getriggerd op het moment dat wij de actualiteiten over de goedheiligman aan het licht brengen en nog even stilstaan bij de nieuwe film van Dick Maas.
“Nou, een struisvogel lijkt me wel wat!” antwoordt Marijn als eerst.  Zijn ogen glinsteren daarbij, maar vertrekken verder geen spieren die zou kunnen verraden dat hij het niet meent.
“Een struisvogel?” wil Willem bevestigd krijgen en trekt één wenkbrauw op. Beide kijken we hem verrast aan en verlangen een toelichting. Zijdelings werpt Willem een blik op het mengpaneel en verzekerd zich ervan dat de luisteraars dit gesprek meekrijgen.
“Wat moet je nou met een struisvogel?” vraag ik hem.
“Nou dat is toch leuk? Ik vind dat hele mooie beesten. Vrolijke beesten met mooie ogen.” Ondertussen stel ik mij een schoen voor waar een lange grijze nek in verdwijnt en doe mijn grootste best een proestende lach in te slikken.
“Kom op nou,” reageert Willem “hoe duur is zo’n beest wel niet? Als ik er eentje voor 15 euro kan vinden, wil ik er best één voor je kopen, maar veel gekker moet het niet worden.” Met die wijsheid besluiten we Google er eens op na te slaan. Een niet veel later zien we Marijn in een moeilijke houding achter een toetsenbord en turen we naar een beeldscherm wat ergens tussen de apparatuur is opgesteld.
‘Struisvogel’ zijn de eerste letters die er worden ingetikt in het zoekveld. En even voordat Marijn zijn zoekterm vervolledigd heeft tot het zoekcriterium ‘struisvogels te koop’, verschijnt er tussen de afbeeldingresultaten als reactie op de halve zoekkreet een angstwekkend plaatje. Voor slechts een fractie van een seconde worden we geconfronteerd met een beeltenis van de gezochte loopvogel die ons demonisch aankijkt met een bek vol scherpe tanden. Je zou het zelf eens moeten proberen. Om je kapot te schrikken.

Afijn, de zoekpogingen op diverse verkoopsites leveren nou niet echt direct de gewenste informatie op die we voor Marijn proberen te achterhalen om hem te plezieren met het gevogelte. Nu treft het toeval dat hij volgende week jarig is. Dus mocht je toch bij hem langs gaan, steek dan niet je kop in het zand, maar geef die vent in vredesnaam een Nationale Struisvogelbon!

By tinusicket | November 18, 2010 - 6:46 am - Posted in Mabuhay, Nederlands, Retourtje naar hier en terug

Fransman Jean-François Champollion lukte het in 1822 als eerste definitief de hiërogliefen te ontcijferen met behulp van de Steen van Rosetta. Op deze donkere granieten steen bleek dezelfde tekst te zijn geschreven op drie verschillende manieren. Door deze teksten met elkaar te vergelijken, waarvan er twee reeds werden begrepen, slaagde hij erin de betekenis van de hiërogliefen te begrijpen.

In het verre verleden moet het ook ongeveer zo zijn gegaan in de pogingen tussen volkeren onderling elkaar te willen begrijpen. Wezen twee personen naar een beekje dan is het aannemelijk dat achter de termen die zij ervoor gebruikten dezelfde betekenis schuil ging. Voor hetzelfde geld had de één kunnen denken “Ah, dus dat is het woord wat zij voor ‘water’ gebruiken” terwijl de ander bedoelde “Kijk uit. Zwem niet in dat water”, omdat zijn gesproken woord voor ‘piranha’s’ stond. Zulke vergissingen kwamen natuurlijk ook voor. Al doende leerde men en het puzzelen wat woorden konden betekenen duurde nog lang voort. Het vastleggen van de woordbetekenis op schrift hielp daar gelukkig wel bij.

Talenknobbel.

In mijn gezinnetje wordt onze dochter tweetalig opgevoed in het Nederlands en het Tagalog, waarbij laatstgenoemde één van de voornaamste talen is die wordt gesproken in de Filippijnen. Dat is een taal die ik zelf erg mooi vind en ondanks het feit dat ik het maar weinig zal gebruiken met andere mensen dan mijn gezin, heb ik mij er een beetje in bekwaamd. Spreken doe ik het nauwelijks, maar grote stukken verstaan doe ik vaak prima. Soms gaat me dat zelfs zo goed af, dat ik ’s avonds aan de eettafel na het enthousiaste gebabbel over hoe het op school is gegaan, niet eens meer weet of ik nou naar het Nederlands of Tagalog heb zitten luisteren. De twee talen lijken in niets op elkaar, maar als je zo gewend bent om naar twee talen te luisteren, merk je op een goed moment het verschil niet meer.

Natuurlijk zijn er tal van woorden die de gang van mijn ene oor naar mijn andere al meningmaal hebben afgelegd zonder dat mij duidelijk was geworden waar het voor stond. Zodat een ware letterbrij zo aan mij voorbij vloog. Iets wat nog wel een tijd zo door zal blijven gaan, tenzij ik er weer eens de moeite voor neem om op te zoeken wat het betekent.

Irritant?

Maar dat gold niet voor het woord ‘kakainis’. Dat is één van de woorden die ik heb geleerd zonder er echt een woordenboek voor te hebben hoeven openslaan. Ik heb het mezelf kunnen aanleren zuiver door te luisteren naar de Filippijnse conversaties hier in huis en de context waarin het werd gebruikt. “Kakainis di ba?”  betekent zoiets als “irritant toch?”. Daarvan wist ik al dat ‘di ba?’ stond voor ‘nietwaar?’.

Nou, reken maar dat ik dat helemaal niet zo irritant vond! Ik heb daarmee juist geleerd dat mijn taalniveau in het Tagalog helemaal zo slecht nog niet is en inmiddels die grens is gepasseerd dat ik betekenissen uit mijn eigen Steen van Rosetta begin te halen:  de context.

By tinusicket | November 16, 2010 - 7:11 am - Posted in Gevleugelde Uitspraken, Nederlands, Verbaal Genot

Mensen  horen in teksten die de hersenen niet goed tot een begrijpbaal geheel kunnen brengen soms de meest rare woorden of zinnen. Dit verschijnsel wordt ‘mondegreen’ of ‘mama appelsap’ genoemd. Welke naam eraan wordt gegeven is afhankelijk van het onderscheid of de gevonden tekst en de oorspronkelijke tekst uit dezelfde taal komen of niet.

Mama appelsap.

“Kun je dat plaatje draaien van ‘Mama appelsap’?” zou een luisteraar van een bekend radioprogramma eens hebben gevraagd. Gescratcht geluid maakt plaats voor de eventuele stilte tussen de vraag en het antwoord waarop de dj verbaasd reageert:
“W-wat?”
De korte stilte komt alsnog en de dj moet zichzelf even herpakken om de link te kunnen leggen tussen het nummer dat deze luisteraar zegt te willen aanvragen en het nummer dat hij of zij er werkelijk mee had bedoeld. Inmiddels weten we dat ‘mama appelsap’ een tekstfragment is dat diegene die het nummer had aangevraagd had herkent in de lyrics: ‘Mama-se mama-sa ma-ma-coo-sa’ uit Wanna Be Startin’ Somethin’ van Michael Jackson. De dj deed er zijn voordeel mee en inmiddels is ‘mama appelsap’ een bekend programma onderdeel geworden van de show. Luisteraars kunnen naar de studio bellen en een poging doen ons ervan te overtuigen dat zij een Nederlandse tekst hebben gevonden in een anderstalige song.

Mondegreen.

Deze tweede term is al wat minder bekend door het feit dat de andere Engelse tekst die in een strofe van het Schotse gedicht The Bonny Earl of Murray werd verstaan in Nederland nog niet echt een eigen geaccepteerde term kent. Om het nog wat ingewikkelder te maken was het meisje dat ‘They have slain the Earl of Murray / and the Lady Mondegreen’ verstond in de tekst ‘They have slain the Earl of Murray / and they laid him on the green’ zelf een Amerikaanse. Nu moet ik nog gaan uitkijken dat ik niemand beledig wanneer ik Engels, Schots en Amerikaans aan elkaar gelijk stel, maar je begrijp vast wel wat ik hier bedoel met teksten uit dezelfde taal. Lady Mondegreen is een eigen fictief bestaan gaan leiden en de term ‘mondegreen’ is sinds 1954 een feit.

Het zal je nu wel duidelijk zijn dat ik een keer niet helemaal goed begrepen werd toen ik zei: “Value those things”.

Heb je zelf een paar leuke vermeende ‘mama appelsap’- of ‘mondegreen’-teksten die je met ons wilt delen? Je kunt ze kwijt in de comments!

De ninja had zich van huis uit door pure belangstelling bekwaamd in een eigen stijl van vechtsporten. Een interesse die hem tot op dit moment steeds in staat heeft gesteld te kunnen overleven. De meeste  ‘kennis’ heeft hij daarbij opgedaan door in zijn jeugd een overdaad aan Bruce Lee, Jackie Chan en Van Damme films te kijken en na te apen. Als kind heeft hij ooit naast wat Kung Fu lessen één karateles gevolgd en dacht dat daar meteen allemaal vliegende kicks zouden worden geoefend, maar toen ze vooral rondjes gingen rennen en veel moesten opdrukken vond hij dat toen erg saai en vermoeiend! Vanuit een meer serieuzere aanpak is hij nog iets meer dan een jaar Tae Kwon Do-lessen gaan volgen, maar het toepassen van zijn vechtkunsten vond hij pas echt leuk wanneer ze ‘fake’ werden toegepast om in rare filmpjes te verwerken.

Het waren deze vechtkunsten, enig acrobatiek en een flinke dosis geluk die hem in Gohes City zo lang op de been hebben gehouden. Tezamen met het samuraizwaard dat hij uit een museum had weggegrist in zijn wanhopige poging zich te verdedigen tegen de lawine van padden en zombies had hij zichzelf in no-time uitgerust als de laatste verzetstrijder.

Laten we nu maar hopen dat de enige pad die hij hier had ontmoet – met een kleur die er tenminste uitzag als die van een pad – hem de juiste hulp kwam bieden. Hij zag er niet echt uit als een kwaaie. Het was eerder een kleine slungel uit een cartoon die de grootste portie onhandigheid kreeg toegeschreven en een aandeel had in de leukste grappen.

De ninja lag nonchalant over zijn bed en hield de pad vanuit zijn ooghoek angstvallig in de gaten. Dit bed moet van de bewaker zijn geweest die het zichzelf makkelijk heeft willen maken toen hij hier nog diensten draaide. De ninja had er vier krappe uurtjes op gelegen, maar nauwelijks echt iets geslapen. Dat was niet alleen omdat hij waakzaam wilde blijven op onverwachte navelkruipers. De Reuze Navelpad stond hier wat vechtkunsten uit te proberen wat hem ook uit zijn slaap hield. Onderweg naar hier had hij een grote lange stok gevonden en stond daar hier nu mee te oefenen. De ninja kon het niet helpen daarbij direct aan Donatello te denken. Je kent hem wel: één van die pizzahappende schildpadden uit de tekenfilmserie Teenage Mutant Ninja Turtles. Nou, maak daar nu maar meteen de Teenage Mutant Ninja Toad van!

Driftig stond de kleine Reuze Navelpad op de controlepost met de lange stok om zich heen te zwaaien. Dat deed hij met de passie van een klein kind dat juist van zijn ouders wat kleding en attributen had gekregen van zijn favoriete actiefiguur. Net de ninja toen hij weer een film van Bruce Lee had gekeken. Het was werkelijk heel komisch om naar te kijken.

Voordat de ninja probeerde wat te gaan slapen had hij de pad gevraagd naar zijn achtergrond. Hij was natuurlijk vooral geïnteresseerd in zijn vermogen om te kunnen praten en het feit dat hij hier als enige bruine pad tussen de anderen rondliep. Daarbij was hij nog ogenschijnlijk vriendelijk ook en leek niet geïnteresseerd in een aanval op de mens.
Op die vragen kwam een één of ander vaag antwoord, verpakt in een lang en ongelooflijk verhaal, waarin hij verklaarde een ontsnapte labpad te zijn. Dit verhaal was zo onsamenhangend en vol van rare namen dat hij er werkelijk geen touw aan vast kon knopen. De Reuze Navelpad was blijkbaar niet zo sterk in het overbrengen van gestructureerde toelichtingen en zette de ninja ongewild voor nog meer vraagtekens. Die rare namen kunnen wij inmiddels wel verklaren: dat moesten de anagrammen zijn!

Wat de ninja ook was opgevallen, was hoe gehecht de pad leek te zijn aan het voorwerp dat hij om zijn nek had hangen. Het was het voorwerp dat hij eerder die dag van de rioolvloer had geraapt en hem in zijn handen had gedrukt om zich mee te verdedigen. Dat had hij gedaan door het kettinkje vast te pakken wat eraan bevestigd zat en ermee rond te meppen. Het ging hier natuurlijk om het zakhorloge!

“Wat heb jij eigenlijk met dat ding?” vroeg de ninja en wees met een kort gebaar naar het zakhorloge. Onze eigen Donatello onderbrak zijn moves en keek naar de etmaluur die om zijn nek bungelde.
“Oh dit?” antwoordde hij en pakte het zakhorloge met beide handjes vast. Hij keek er even naar en keek daarna op naar de ninja.
“Nou, dit is het zakhorloge. Het is wat mij hier heeft gebracht.”
Zowel op het gezicht van de ninja als op die van de Navelpad trok een wenkbrauw zich op. De ninja was nieuwsgierig en wilde het verhaal erachter graag weten, maar de Navelpad was er juist verbaasd over dat de ninja hier naar moest vragen!
“Je hebt het me zelf gegeven … je weet wel … toen bij meneer de Graaf.”
Korte stilte.
“Onzin.” En de vraagtekens op het gezicht van de ninja werden groter. Ze leken verontwaardiging uit te willen drukken. “Ik heb je nooit gezien. En dat voorwerp van jou al helemaal niet.” Met dit antwoord ging hij rechtop op het bed zitten. De pad reageerde niet begrijpend:
“Huh? Toch wel. Je bent zelf naar mijn tijd gereisd om mij dit zakhorloge te geven. Je had zelfs datzelfde zwaard bij je toen je …”

Het was dit moment dat de opgang komende discussie abrupt werd afgebroken. Een knorrend gekwaak werd hoorbaar in de rioolgangen. De ninja keek de pad aan met grote ogen van verbazing, maar bovenal realiseerde hij zich hoe nonchalant hij met zijn plan was omgesprongen om de stad uit te vluchten. Dat kon nu namelijk al wel eens te laat zijn!

Ja hoor, daar waren de padden al. Ze waren vast door zijn mensenvlees aangetrokken. De ninja maakte een vluchtige berekening van de beste ontsnappingsmogelijkheden die zij op dit moment hadden. Hij had nog niet de moeite genomen de gang achter de gesloten deur te verkennen. Dus was dat bij voorbaat geen verstandige optie. De padden blokkeerde de rioolgang die ze anders hadden kunnen gebruiken en blokkeerde meteen de optie om over de brug naar de trap aan de overkant te vluchten. Tenzij ze de padden zolang op een afstand konden houden. Met angst in zijn hart moest hij concluderen dat de enige echte weg om uit dit gevaar te vluchten … de trap naar de oppervlakte was.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Laatste toevluchtsoord
Volgend hoofdstuk: De overbrugging