image by tasmanian_journalist, edited by Gsorsnoi

AUSTRALIE, COORONG NATIONAL PARK – “Wie had ooit gedacht dat de Diprotodon de gevreesde Bunyip was?”  merkte de nuchtere Cooper Berry met enig gegrinnik tegen zijn kompanen op. Hierbij keek de jonge Australiër achterom naar de trailer waar het twee ton zware zoogdier in lag opgesloten. Met zijn drie meter lengte en bijna twee meter hoogte vulde hij bijna twee derde van de veel te kleine laadruimte van de vrachtwagen. Verdoofd door twee verdovingspijlen die ieder een jonge olifant konden platleggen was het enorme buideldier in het stro te rusten gelegd.

Oranjegele urine stroomde door de metalen bak en droop door de spijlen van de ruimte op de kale ondergrond. Het was moeilijk voor te stellen dat de negen mannen in deze stank nog fatsoenlijk van hun maaltijd konden genieten dat zij aan het kampvuur aan het nuttigen waren.
“Wat kan het mij nou schelen dat we het mysterie van dat watermonster opgelost hebben? We hebben een prehistorisch dier gevangen man. Dat gaat ons veel geld opleveren!”  Nathan Marcus, die tegenover Cooper in de kring rondom het vuur zat, was het voorval van de verdwenen jongen allang vergeten. De mannen waren er namelijk op uitgestuurd om het beest te vangen dat nu bijna een week geleden twee jongens vanuit een rivier zou hebben aangevallen. De vrienden hadden zich iets buiten de bewoonde wereld in de rimboe begeven en zouden een ontmoeting hebben gehad met een Bunyip. Dit afzichtelijke, misvormde monster zou zich onzichtbaar schuilhouden in de kreken en waterpoelen van de Australische moerassen en was klaar om iedere dwaas te verslinden die zich aan de waterkant zou wagen. Het wezen maakte onderdeel uit van de mythologie van de Aboriginals. Hij was afkomstig uit het geestenrijk dat zij de ‘ Droomtijd’ noemen en voor deze oorspronkelijke bewoners van Australië meer werkelijkheid weerspiegelt dan de meeste mensen als werkelijkheid beschouwen. De rol die de Bunyip hierin vervuld is die van een beest die ervoor waakt Europese indringers te verjagen die de Aboriginals onderdrukken.

De uiterlijke beschrijvingen van dit moeraswezen lopen sterk uiteen. Iedereen is het erover eens dat de Bunyip een enorme muil heeft met een grote verzameling alles verslindende snijtanden. De één omschrijft hem als grote zeehond met de staart van een alligator en de kop van een buldog. De ander spreekt eerder van een enorm harig wezen met een lange nek en een vogelkop, dat eieren legt ter grootte van voetballen. In de National Library of Australia is een tekening uit 1935 te vinden van een onbekende artiest die het meer laat voorkomen alsof we te maken hebben met een dun wezen uit de surrealistische werelden van Salvador Dali.

De jagers rond het kampvuur wisten wel beter. Zij hadden in het beest dat ze in de drassige monding van de rivier de Murray hadden gevangen de Diprotodon herkend. Dat was op zichzelf al een afschrikwekkend beest waarvan men dacht dat deze 30.000 jaar geleden was uitgestorven. Niemand had echter verwacht dat het dier zich jarenlang in kleine populaties in dit gebied had verborgen en het grootste deel van zijn tijd onderwater doorbracht. Een vrouwtjes Diprotodon moest uit het water zijn geklommen toen de jongens zich te dicht in haar territorium bij haar kroost waagden. Met het voorkomen van een gigantische beer moesten de laatste seconden van de jonge avonturier afgrijselijk zijn geweest. Opgeheven voorpoten torende hoog boven hem uit en maakte dat zijn vriend voor zijn eigen leven moest vluchten. Ze had haar lange voortanden blootgelegd, zodat het leek alsof zij het had voorzien op het vlees van haar prooi. Een echte prooi was de jongen echter niet. De vreedzame planteneter was er slechts op uit om de indringers uit haar gebied te verjagen, maar had de jongen met haar klauwen reeds gedood.

Het vermeende monster zou een dag na de vangst voor transport zijn aangeboden en middels een Fairchild C-123 transportvliegtuig de overtocht gaan maken naar de Taronga Zoo. Twee donkere handen die aan de kant van de palmen wit waren geverfd, hadden de deur van de kooi later op die avond echter opengezet nadat zij een hendel hadden gevonden in de cabine. Een oude man waarvan zijn baard was verfraaid met dezelfde witte verf stond kort daarop aan het kampvuur en bezag met een trieste blik hoe de negen mannen het leven hadden gelaten. Rond zijn kalende hoofd droeg hij een rode bandana. Blootsvoets stapte hij  terug naar de achterkant van de trailer en moedigde het grote buideldier aan om de stap te maken om uit de vrachtwagen te komen. Aanvankelijk twijfelde de Diprotodon, maar realiseerde zich al snel dat iemand hem de vrijheid terug had gegeven.

Op het moment dat  de grote goedzak daadwerkelijk uit de kooi stapte, was de oude man al verdwenen. En wie de negen man zo bruut had geslacht, zal wel altijd een mysterie blijven.

“Bedankt oude vriend.”
De koptelefoon koppelde ik los van de door leeftijd teer geworden eik en borg de afluisterapparatuur op in het platte voorwerp. Nu de eik mij verteld had dat de Gemaskerde Brigade op weg was naar een herberg hier in de buurt wist ik genoeg. Het viertal dat ik zocht moest zich daar ophouden om de buiken te vullen. Niet ver van waar de snoodaards de wijze boom hadden gepasseerd trof ik inderdaad de brigade aan. Opgelucht was ik om te zien dat ik precies de passende kleding had gevonden om niet op te vallen tussen de andere mannen. Vanachter een struikje sloop ik naderbij en voegde mij ongezien doch enigszins nerveus achteraan in de groep. Alhoewel ik wist dat ik zelf ook een pak rammel zou kunnen krijgen, smulde ik al van de gedachte dat ik ook voor een slechterik zou kunnen spelen.
Precies volgens het script zagen wij de vrouw van de herbergier de emmer water in de dakgoot ledigen zodat het voor de bezoekers in de herberg zou lijken alsof het regende. Hierdoor zouden de bezoekers besluiten voor de nacht te blijven. Even later had de sikkelvormige maan haar plaats al gevonden aan het paarsblauwe kleed boven ons. Nu konden wij als sombere gestalten met getrokken degens door de duisternis naar de herberg sluipen.
“Oei …”daar besefte ik mij dat ik het mijne nog niet had geactiveerd. Alle mannen hadden de degens reeds in hun handen. Dus als ik mee wilde spelen aan dit spelletje zou ik het mijne ook zeker in mijn hand moeten nemen. In de hoop dat niemand het door had, sleepte ik over het gladde oppervlak om het juiste wapen tevoorschijn te toveren.

“Ik geloof dat ze met z’n drieën zijn…” spreekt de eigenaar van het onderkomen ons zachtjes toe nadat hij ons binnenliet.
“Een grote dikke, een lange dunne, en een klein brutaal meisje.”
We worden plotseling onderbroken door een braaf mannetje in een pyjama die het allemaal wel beter schijnt te weten en informeert ons dat er ook nog zo’n klein baasje met zwart haar bij zit. Alsof dit al te niet direct opvalt draait de eigenaar van de tent zich weer naar ons en concludeert inderdaad dat ze hier dus met z’n vieren overnachten. Kort daarop schreeuwt het manneke om hulp en kondigt de actie aan met:
“Eén voor allen! Allen voor één!”

Ik bleef braaf in mijn rol en wachtte af hoe zijn drie vrienden gekleed en al over de traptreden naar beneden kwamen zeilen waarop de laatste het meest weg had van een lange dunne man die deed of hij een jonge tante moest voorstellen. Zij was het die het brave knulletje dat om hulp riep vanaf de trap wat kleren toewierp. Nu heb ik veel theatervoorstellingen gezien en heb mij er daarbij altijd over verbaasd hoe snel de acteurs van kostuum konden wisselen, maar sinds ik zag hoe snel deze jongeman vanuit zijn pyjama in zijn toegesmeten kledij schoot, meen ik dat ik er eindelijk achter ben hoe ze dat flikken!
In dienst van de Hertog stelde ik mij naast negentien andere heren op en strekte mijn steekwapen voor mij uit. Hij die voornemens was de slimste te zijn van de vier vrienden tegenover ons en vastbesloten was dat te blijven uitdragen, strekte ook het zijne en kondigde aan het gevecht te laten beginnen. Even tellen, ja het zijn er precies zes. Drie links en ook drie rechts. Voor mij was deze man allang niet meer die onbekende vreemdeling die ik niet ken.

Tegen het einde van een heftig en verbazingwekkend eenzijdige vechtpartij druk ik mezelf het handzame toestel onder mijn oksel. Een slanke kling was voor de aanvang van de vechtpartij al uit de uitrusting geschoven, maar kon nu ingetrokken blijven. Het had zichzelf onherkenbaar gemaakt door de kom die zich erover had gebogen en onderdeel uitmaakte van het duelwapen. Zo deed ik net alsof door één van de helden was doorzeefd. Gelukkig voor de lezertjes thuis is mijn gespeelde dood niet te opzichtig in beeld gebracht daar dit de tere zieltjes op de gedachte zou kunnen brengen dat er bloed werd vergoten.

Na de confrontatie verlieten de vier merkwaardige individuen hun slaapplaats te paard en vertrokken naar de toren van Nestelle de Jujuppe. Daar wachtte hun een ontmoeting met het geheime wapen van de Hertog wat later hun gespierde vriend zou blijken te worden.
“Jij hebt je werk gedaan,” fluisterde ik tegen het slagwapen dat zijn dienst erop had zitten “nu mag je terug in je huls.”
Onder de druk van mijn vinger op het gladde oppervlak liet de degen zich weer inklappen en schoot terug in de houder. Om nu niet te plotseling uit beeld te verdwijnen keek ik omzichtig om me heen om me ervan te vergewissen dat de zogenaamd zo vreselijk gewonde volgers van de Hertog mij niet in de smiezen zouden krijgen. Toen ik mij daarvan had overtuigd rolde ik mij door een open deur in een leeg vertrek naast de ontvangstruimte. Ik pakte opnieuw het magische voorwerp en stelde ditmaal de coördinaten en de datum van mijn vertreklocatie en –tijd in. Hierbij werd ik geholpen door een roterende bol die de Aarde moest voorstellen en waarop ik kon inzoomen. Twee rode pijlen verschenen op een kaart en toonde mijn opgegeven keuze. Deze bevestigde ik met een beslissende druk op het scherm en flitste daarop terug door het vacuüm van ruimte en tijd naar de plek van waar ik was vertrokken.

Als een kind zo blij loop ik met het digitale zakmes naar de toonbank van de elektronicazaak en roep verheugd:
“Die wil ik!”
Gekleed in een witte stoffen jas staat daar een kalende bebaarde man achter op wie de tijd geen grip lijkt te hebben. En onderwijl hij bezig is de nieuwste smartphone voor mij in te pakken, werpt hij mij een blik toe van een dolgelukkig 65-plusser die aan een riant pensioen kan beginnen. Het is bijna alsof hij wil zeggen:
“Dit had ik veel eerder moeten doen.”

Naast mij verschijnt een al even tijdloos figuurtje met in één hand een eenvoudige lappen pop en een rood strikje in haar eigen opgestoken haar. Tenslotte is zij het die ons trakteert op een wel hele vette knipoog.

By retroman | December 29, 2010 - 8:47 am - Posted in Astronomisch gedachtegoed, Duimzuigerij, Nederlands

image by rachel46, edited by Gsorsnoi

‘Meneer,’ zei de barvrouw tegen Victor, ‘we gaan zo sluiten.’
Er kwam geen reactie.
‘Het is tijd om af te rekenen,’ probeerde ze, maar haar woorden leken niet door te dringen tot de sombere gedaante, die apathisch naar zijn halfvolle bierglas aan het staren was. Hierop haalde ze de rekening tevoorschijn en hield deze voor het desolate gezicht van het zielige hoopje mens dat tegenover haar zat.
De ineengedoken figuur, die de hele avond gevangen leek te zitten in zijn eigen gedachten en praktisch afgesloten was van de buitenwereld, leek langzaam maar zeker uit zijn roes te ontwaken. Het duurde even voordat hij merkte dat twee felblauwe ogen hem indringend aankeken.
‘Betalen graag.’
Lichtelijk verdwaasd deed Victor, die met zijn groezelige baard en versleten regenjas kon doorgaan voor een zwerver, een graai in zijn binnenzak. Vervolgens kletterden een paar munten op de toog, waarna de barvrouw begon met het verzamelen van de vele glazen die her en der rond haar benevelde klant verspreid stonden. De warrige nachtbraker kneep zijn ogen samen en probeerde zich te focussen op de letters van het naamplaatje, dat op de blouse van de barvrouw bevestigd was.
‘D…Donna,’ stamelde hij. Zijn stem klonk gammel en broos.
De barvrouw legde de glazen naast zich neer en keek haar gesprekspartner afwachtend aan.
‘Ik wil niet meer leven,’ vervolgde hij op haast fluisterende toon.
Een akelige stilte vulde het café. Na verloop van tijd werd deze vervangen door het ritmische getik van opdringerig tegen de ramen kletterende regendruppels. Boven de toog bungelde een oude lamp, die als een dwalende schijnwerper de twee figuren belichtte. De rest van het café was gehuld in duisternis.
‘Ik vrees dat ik u daar niet bij kan helpen,’ was uiteindelijk het emotieloze antwoord van Donna.
Victor slaakte een moedeloze zucht en pakte een sigaret van tafel. Even later dansten rookpluimen, in beweging gebracht door de zachtjes roterende bladen van een plafondventilator, sierlijk door de lege kroeg.
‘Roken kan de gezondheid ernstige schade toebrengen,’ zei de barvrouw plichtmatig, maar Victor schonk geen aandacht aan haar woorden.
‘Het enige wat mij op de been heeft gehouden,’ zei hij schor, ‘was de stille hoop dat ik ooit weer iemand zou tegenkomen.’
Zijn ogen waren troebel geworden. Met trillende vingers bracht hij de sigaret naar zijn lippen en nam een stevige haal.
‘Die droom heb ik inmiddels laten varen.’
Victor richtte zijn blik omlaag.
‘De pijn van eenzaamheid is ondraaglijk,’ kon hij nog net uitbrengen, alvorens een glimmende traan over zijn pokdalige, ingevallen gezicht rolde.
‘Heeft u misschien een aspirientje nodig?’ vroeg Donna beleefd. Haar ogen leken op zoeklichten, die tevergeefs naar een antwoord speurden in het mistroostige gelaat van haar klant.
‘Alles wat resteert’, sprak hij verder, de vraag van de barvrouw negerend, ‘is een leeg, zinloos bestaan.’ Om zijn woorden kracht bij te zetten drukte hij met een ferme beweging zijn sigaret plat in een asbak.
‘Het warme gevoel van een innige omhelzing is het enige waar ik nog naar verlang,’ zei Victor met breekbare stem. Hij plaatste zijn ellebogen op de bar en liet zijn hoofd verslagen in zijn handen vallen.
‘Ik vrees dat ik u daar niet bij kan helpen,’ antwoordde Donna.
Een ijzige stilte volgde, maar werd prompt verbroken door het geluid van een antieke klok, die vanuit een onverlichte hoek van de bar met een paar doffe slagen de tijd aangaf.
‘Ik moet u helaas verzoeken het café te verlaten,’ zei de barvrouw geroutineerd. ‘Bedankt voor uw komst en graag tot de volgende keer!’
Er verscheen een glimlach op haar glanzende, zilverkleurige gezicht, waarna zij plaats nam in een doorzichtige, kubusvormige cabine. Uit haar metalen achterhoofd schoten kabels die zich verbonden met een soort accu. Haar felblauwe ogen doofden.
Na een ogenblik verloren voor zich uitgestaard te hebben, stapte Victor langzaam van zijn kruk en strompelde naar de uitgang.

Victor dwaalde door de grauwe straten van de uitgestorven stad. Vol afkeer aanschouwde de sombere gestalte de eens zo majestueuze wolkenkrabbers, die gedegradeerd waren tot reusachtige graftomben. Het waren de troosteloze overblijfselen van een steriele beschaving die, haar grote welvaart en technologische vooruitgang ten spijt, niet voorbereid was op de vernietigende gevolgen van een simpel griepvirus.
Een angstaanjagend gevoel van verlatenheid bekroop Victor terwijl hij in de nacht verdween.

By gsorsnoi | December 28, 2010 - 6:37 am - Posted in Droomverhalen, Nederlands, Scherpe Blik

image by db_in_uk, edited by Gsorsnoi

Hoe word je wakker uit een slaaptoestand waaruit alleen je geest is ontwaakt?

Het moet geklonken hebben als het gemompel dat je soms terug krijgt van je kinderen wanneer je die maar moeilijk kunt wekken. Ik hoorde een vraag gesteld worden terwijl ik half lag te slapen en trachtte te antwoorden. Het antwoord bestond uit niet veel meer dan een knorrende samenstelling van de letters ‘e’ en ‘r’. Mijn vrouw zal er weinig uit hebben begrepen en was vast tot de conclusie gekomen dat ik mijn kerstvakantie nog aan het genieten was in Dromenland. Althans, als zij het al was die mij die vraag had gesteld. ‘Genieten’ was hier echter geen hele passende term. Al was ik me daar niet direct van bewust. Aanvankelijk gaf ik er lui aan toe dat de informatie waar ik van buitenaf mee werd gevoed wel tot het krieken van de ochtend kon wachten en was bereid mij weer over te geven aan de weelde die Dromenland mij eerder had geboden. Dat was tot ik er achter kwam dat de stadspoorten van dit Luilekkerland al even te vroeg achter mijn rug waren dicht geworpen.

Nu zat ik opgesloten in een aan een geesteswereld gelijkende dimensie die veel weg had van een slaaptoestand, maar waarvan ik wist dat ik er niet compleet in terug was weg gezakt. Het was alsof ik plotseling in staat was gesteld rond te kijken in mijn eigen lichaam waarvan ik wist dat die zeker nog niet wakker was. Contact met de werkelijkheid had ik duidelijk ook, daar ik mijn vrouw nog iets onverstaanbaars dacht te horen brabbelen waarop zij blijkbaar besloot maar weer te gaan slapen. Mijn lichaam sliep dus ook, maar mijn bewuste gedachten waren nu voor het grootste gedeelte wakker geschopt. Dus was ik nu wel echt wakker of niet? Daar was het moment waarop ik ontdekte dat ik een zwakke connectie zag tussen mijn ontwaakte innerlijke ik en de zintuigen van mijn slappe lijf.
“Hè, wat is dit? Ik krijg geen lucht!” realiseerde ik mij nu en was al naarstig op zoek vat te krijgen op de situatie waarin in was beland. Het zintuig dat mij hiervan had overtuigd kan ik niet benoemen als één die uitwendig zichtbaar was zoals je huid, ogen, neus of oren, maar mijn ademhaling stokte. Het moest de samenwerking zijn geweest van een paar van die eerder genoemde zintuigen en het gezonde verstand van mijn brein die tot die angstige conclusie was gekomen. Deze ervaring is even eng als dodelijk. Ik was duidelijk bezig te stikken in iets.

Van jongs af aan ben ik er al meer dan eens tegen aan gelopen: er lag een kussen op mijn hoofd; ik had mij vast gewoeld in een lap stof van mijn deken; ik was op mijn buik en gezicht komen te liggen; of er was een ander voorwerp dat mijn luchtweg van zuurstof blokkeerde. Ook in die gevallen praat je dan tegen jezelf of poog je dit te doen tegen te buitenwereld en hoop je dat iemand jou ruw uit je slaap ontwaakt.

Veel vat op het functioneren van mijn lijf had ik niet, maar al die verbindingen die ik zou kunnen leggen tussen mijn ledenmaten of misschien wel mijn stembanden moest en zou ik aanspreken. Het is alsof je letterlijk ligt te verdrinken in je slaap. Ik kan mij dus ook een vage voorstelling maken bij hoe iemand bezig is te sterven onder een kussen, in een coma of een grote hoeveelheid vloeistof. Alleen heb je dan, behoudens de coma, nog  enige controle om een mogelijke verstikking te voorkomen. Zolang er nog een voorraadje zuurstof beschikbaar is, hoe klein die ook mogen zijn, redden armen en benen het nog wel even om te proberen die kussen van het hoofd te rukken of wanhopige slagen te maken in het water om aan de verdrinkingsdood te ontsnappen. Die controle was in mijn geval grotendeels zoek.
“Eerrrrrr …” klonk het weer.
“Err…errr” alhoewel het voor mijn vrouw moest hebben geklonken alsof ik tegen demonen aan het vechten was in mijn slaap en vast weer één van mijn nachtmerries beleefde, ging er bij haar geen belletje rinkelen. Ook kreeg ik heel even, hoe vaag het ook voor mij mocht lijken, gevoel in mijn rechterhand die op haar middel lag.
“Oh gelukkig. Mijn hand bewoog!” en ik slaagde erin om twee of drie korte klopjes te geven op de heup van mijn vrouw.
“Schat … maak me vlug wakker! Ik stik!” maar mijn vrouw werd er niet van wakker.

Dan maar proberen te hyperventileren: een hele vluchtige manier van ademhalen waardoor je door een onregelmatige ademhaling meer koolstofdioxide uit je lijf perst dan gezond voor je is. Het bloed wordt daardoor minder zuur waardoor de pH-waarde stijgt. Niet te verwarren met het zeer giftige koolstofmonoxide dat een verbinding aan gaat met de hemoglobine-eiwitten en de zuurstof verdringt. Veel mensen sterven in zo’n koolstofmonoxidevergiftiging door slechte ventilatie of in combinatie met verbranding van de aanwezige zuurstof bij een verwarming die aan staat. Hyperventileren is natuurlijk ook niet goed voor je, maar op die manier zou mijn vrouw misschien realiseren dat ik naar lucht lag te snakken door mijn hijgende manier van ademen. Het ergste wat mij dan kon overkomen was dat ik duizelig zou worden of last zou krijgen van tintelende ledematen. Bij duikers is daarbij wel een groot gevaar aanwezig, omdat je dan de controle kwijtraakt op de toch al meer beperkte handelingen die je onder water kunt verrichten met de belangrijkste: ademhalen. Ik kon hooguit zwaarder gaan hijgen zodat iemand mij wel moest horen.

Je kunt je afvragen of ik echt ‘bewust’ bezig was mijzelf tot hyperventileren te dwingen, maar het werkte! Al was het beoogde effect van zwaarder hijgen niet gehaald, mijn hoofd kwam hierdoor wel los uit de beklemmende positie waarin ik mijn gezicht had geplaatst achter de rug van mijn partner en mijn ademhaling begon langzaam weer wat te stabiliseren. Nu dat gevaar was geweken zakte ik langzaam weer volledig terug en werden de poorten van Dromenland opnieuw voor mij geopend. Zowel mijn lichaam als mijn geest hadden de slaap weer geaccepteerd en lieten mij nog even genieten van een rustige droomwereld.

Ik was rechtop in mijn bed gaan zitten en werd door mijn vrouw aangestaard die er abrupt van uit haar slaap raakte. Een dergelijke ervaring had ze al vaker met mijn meegemaakt dus wist ze bijna instinctief wat er gebeurd moest zijn.
“Heb je weer onder je kussen liggen slapen?” vroeg zij mij ongerust, maar ik reageerde niet direct op haar vraag. Toch wist ze meteen dat een kussen niet de reden van de verstikking kon zijn geweest. Even later schudden ik van nee. In zowel haar als mijn borstkast kon je onze harten harder hebben horen kloppen. Bekomen van de schrik maakten wij ons even daarop klaar om een nieuwe dag te beginnen. Ik had reeds besloten het voorval alweer te vergeten en maakte samen met haar ons bed op. In mijn bed echter, zo zag ik toen ik het dekbed opsloeg, lag ik nog altijd vredig te slapen.

Later, nadat ik echt was ontwaakt, vernam ik van mijn vrouw dat ze het geklop op haar heup wel had gevoeld en mijn had horen knorren, maar een vraag had zij mij nooit gesteld.

image by Steam SWP, edited by Gsorsnoi

Tang had de mede-uitvinder van de Trap Tuk Tuk geweest en zou samen met buurtgenoot Miu San een ware revolutie hebben ontketent in het grimmige zesde H-district. De onzichtbare ‘muur’ had verder doorbroken kunnen worden door dit nieuwe vervoermiddel dat de gebruikers ervan in staat zou stellen van de ene rand van de met verf gemarkeerde wijk naar de andere te kunnen reizen. Een nieuwe Tuk Tuk met de kleur van de aangrenzende wijk en een letter van het district moest de verbinding gaan vormen tussen de ene onbekende plaats met de andere. De Trap Tuk Tuk moest het uiterlijk gaan hebben van een normale op stoom aangedreven Tuk Tuk, maar zou zich onderscheiden door de wielconstructie die het in staat stelde om moeiteloos de trappen op en neer te rijden waar Gohes City’s China Town er een paar honderd duizend van telde. Drie wielen die onderling waren verbonden met rupsbanden zaten aan weerzijden van de cabine waar de passagiers in werden vervoerd. Onder het stuur van de chauffeurszit was een indrukwekkende veerconstructie gemonteerd die de ergste klappen moest opvangen van het bandloze voorwiel. Terwijl de achterkant van het voertuig iets weg had van een ingewikkeld opgebouwde fluitketel was de gelijkenis van de voorzijde van het apparaat er duidelijk één met een Harley Davidson-motor.

De jonge Tang Lee Swan zou zichzelf op zeventienjarige leeftijd verbranden aan de ketel van één van deze apparaten om nog geen maand later te bezwijken aan de infectie die hij door zijn verwondingen had opgelopen. Zijn buurtgenoot Miu San was op dat moment al niet meer in beeld daar hij ondanks deze vervoersrevolutie alsnog zou verdwalen in een paar wijken verderop. Toch mocht hij zich gezegend voelen dat hij zijn sterfbed vond op de naar deze omstandigheden uitzonderlijk hoge leeftijd van 37. In de binnenhavens van Matsue Hakui stierf hij eveneens aan een infectie.

Dze op zichzelf al grauwe werkelijkheid was echter gereserveerd voor een dimensie uit een parallel universum waarin de navelpadden van Graaf Schaurig geen deel uit maakten. Miu San had de ingenieuze denkwijze namelijk nodig gehad van Tang om de rupsbanden zo te kunnen ontwikkelen dat zij geschikt waren om de hinderlijke trappen te bestijgen en af te dalen. Zonder Tang Lee Swan kwam er geen Trap Tuk Tuk.

De aan slakkenslijm gelijkende substantie droop van de diepbruin gepleisterde wand daar waar vier handen zich om beurten in het bevende vlees groeven. De weerstand die werd opgebouwd door de reflex in een elleboog bracht een spasme teweeg waardoor een vaalblauwe hand naast de arm greep. Een andere al even lelijk blauwe hand greep daarom de verminkte arm beet die het slachtoffer van het bed had laten vallen door de schokkerige beweging die het maakte. Kraakbeen brak tussen de vingerkootjes vandaan onder een akelig geluid toen de drie middelste vingers van de hand werden gerukt. Het wit van de knokkels werd daardoor even zichtbaar in de oorspronkelijke vorm dat zich normaal alleen als een gelige afdruk liet zien onder de huid wanneer de vingers bogen. Het rode vloeistof wat uit de aderen vrij kwam maskeerden de bloot gelegde botjes echter al rap en besmeurde het bed met vlekken en spatten.

Over gescheurde lippen werd het verse vlees naar een tong geleid die al even geen smaak meer konden waarnemen. Smakken was een onvermijdelijk gevolg geworden bij het naar binnen werken van het rauwe voedsel door de in verval geraakte kaken. De ontbinding had ook de slokdarm aangetast zodat een luid gegorgel hoorbaar was. Brokken in het bloed sijpelden over de kin welke eens met een stoppelbaardje gesierd werd. Gulzig greep de zombie opnieuw naar de onderarm waar hij eerder al een paar lappen vlees uit had gebeten.

De vrouw op het bed dat ten prooi was gevallen aan twee zombies voelde de levenskracht nu wel heel vlug wegtrekken uit haar eens zo mooie lijf. Indrukken van het binnenste van een amfibie trokken nog op het netvlies aan haar voorbij. Even hiervoor had zij een bizar avontuur beleeft waarbij zij door een padachtig wezen binnenste buiten werd gekeerd en door het bruine dier werd opgeslurpt. Ze was hierdoor in de veronderstelling geraakt dat ze door die actie allang dood had moeten zijn, maar het besef dat zij later weer door de pad naar buiten werd gebraakt maakte dat ze wilde geloven dat ze in een één of andere hel was beland.

Naakt en slijmerig was nu haar lijf zoals ze had verwacht bij het betreden van de onderwereld. Haar kleren moest ze op de Aarde achter hebben gelaten. Dus waar was nu het vagevuur waarin zij voor eeuwig zou moeten branden? Waarom was zij teruggekeerd naar het bed waarin zij stierf? Wat Pui-Yuk echter nooit zou kunnen bevroeden, is dat zij zojuist het resultaat was geworden van een slechte slurping van een navelpad en dat haar lijdend sterven nog in volle gang was. Eén van de padden had bij haar zoveel roem willen wegslurpen dat het beest de vrouw binnenste buiten had gekeerd en in zijn lijf had opgeslokt. Even later spuwde hij haar weer, gehuld in het slijm uit zijn ingewanden, naar buiten. Haar levenskansen bij het ontsnappen uit zo’n slechte slurping was met de helft afgenomen door haar vitale functies die hiervan te verduren kregen, maar dat was niet de uiteindelijke reden waarom ze stierf.

Eén van de twee zombies die daar de oorzaak van waren, keek plotseling op vanaf zijn maaltijd. De ander bleef geconcentreerd en zette zijn halve gebit in Pui-Yuk’s heup. Akio Arata was even afgeleid geraakt door de beweging van enkele zombies die zich buiten op de daken boven een steeg ophielden en gefixeerd waren op twee ongelukkige bezoekers. Akio was erin geslaagd om zijn levenlang bij zijn zus in de buurt te blijven en hadden samen gezworen elkaar nooit uit het oog te verliezen. Nimmer zou hij weten dat Tang Lee Swan, die nog voor het doorlopen van de embryonale stadium stierf in de buik van Pui-Yuk, zijn bloedeigen zoon was.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De Chinese doolhof
Volgend hoofdstuk: Gezichtsbedrog

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

“Nee, nee, nee, nee, nee …” De ninja had gemakkelijk nog wel vijfhonderd keer ‘nee’ kunnen zeggen.  Het tweetal was uit de rioolput gestapt en aanschouwde de schemerige straten van een niet geheel onbekende wijk, voor de ninja althans. Hij had namelijk direct door waar ze boven waren gekomen en zag hier zijn ergste nachtmerrie bewaarheid worden. Met de grootste moeite trachtte hij niet door zijn knieën op de straat te zakken om in wanhoop zichzelf aan de wereld over te geven. Zijn woede kneep hij weg in zijn vuisten en sprak kwaad tegen niemand in het bijzonder:
“Van alle plekken in Gohes City … waarom hier? Waarom uitgerekend hier?” Inwendig stak er bij hem een storm van vloeken op.

De pad liet zijn onderkaak zakken en keek vanuit zijn nietige positie naar hem op. Hij had zich zojuist los gemaakt uit de put en de bijbehorende deksel over het gat geplaatst. Vanuit de steeg waarin zij waren boven gekomen zag de ninja direct dat ze het in hun lot niet slechter hadden kunnen treffen. Ze waren van de ene hel in de andere opklommen. Van het masker van zijn nieuwe vriend keek de pad voor zich uit en begreep eigenlijk helemaal niet zo waarom deze duistere plek zo kwaad kon zijn. Wat de pad niet kon weten was dat Gohes City een gruwelijk eigen China Town kent. Een oord waar je onder normale omstandigheden al niet dood gevonden wilde worden. Deze stad binnen de grote metropool was namelijk niet zomaar een wijk in een stad waarin toevallig een hoop Aziaten gevonden konden worden. Deze wijk kon je binnenkomen, maar de kans dat je er ooit weer uit zou geraken was praktisch nihil.

‘De Chinese doolhof’, zoals de berucht wijk in de volksmond is gaan heten, is het grootste labyrint met inwoners op aarde. Even buiten het centrum gelegen strekt deze plek zich uit tot de op één na buitenste laag van de stad en maakt er gemakkelijk bijna een kwart van uit. Het is een compacte substad waarin half China lijkt te wonen. Precies die eigenschap dat alles zo op één gebouw is, maakt dat de stad een verschrikking is om in te wonen. Alle straten lijken op elkaar en de infrastructuur is beroerd. Voedselvoorzieningen reiken amper tot alle locaties, zodat er veel honger en armoede is ontstaan. Vanaf een plein bekeken zie je de huizen op elkaar gestapeld gebouwd staan zonder dat je kunt spreken van flats. Kijk je om je heen door de straten dan bestaat het gros van de uitwegen uit onpraktische trapconstructies die weinig mobiliteit biedt aan de mensen die zo ongelukkig waren hier te zijn geboren. De meeste mensen die hier zijn geboren weten niet eens van het bestaan van de wereld die zich buiten de ‘muren’ afspeelt. De ‘muur’ is hier de abstracte benaming die is gegeven aan de horizon van het bekende. Alle straten die je niet kent bevinden zich buiten deze onzichtbare muur. Niet voor niets wordt de wijk aangeduid als een gigantisch complex doolhof.

Onfortuinlijke inwoners van Gohes City die in de Chinese doolhof zijn geboren groeien er op, leven nauwelijks langer dan een jaar op één plek een sterven een vroege dood op een compleet andere plaats in dit stratengedrocht. Nergens op onze planeet kent een stad zoveel gevallen van incest en vermengingen binnen een gemeenschap. Kinderen die hun ouders nog kennen na hun eerste levensjaren mag een unicum heten, want zodra een mens hier kan lopen hoef je de straat maar uit te lopen en je bent verdwaald. Niemand zal er verbaasd over zijn dat de gemiddelde levensverwachting van dit deel van de stad onder de 35 jaar ligt. Komen kinderen in een andere straten terecht dan worden ze tot slaaf gemaakt en komen veelal in bendes terecht.

De enige constante factor in deze stad is de kans op het verdwalen welke duidelijk op honderd procent is gesteld. Om zichzelf daarom te kunnen beschermen tegen een al te grote verspreiding van de families is men sinds de jaren tachtig begonnen om de straten te gaan markeren. Chinezen zijn door de straten getrokken met potten met verf om eigen gebieden te kunnen afbakenen. Wanneer men dit niet zou doen dan blijft de genenpoel zich oneindig mengen totdat ziektes de rest van Gohes City zouden infecteren. Niet dat die dreiging ook maar enige waarde heeft voor de mensen uit deze substad: er is toch niemand die de rest van Gohes City kent. Deze begrenzingen is men vooral gaan instellen zodat de families nog enigszins een kans houden om gezinnen bij elkaar te houden. Sindsdien kennen kinderen hun ouders iets langer, maar met een gemiddelde van de eerste vijf levensjaren is dat nog altijd eng laag te noemen. 

De ninja was in zijn jeugd gewaarschuwd nooit naar China Town te reizen. Het zou in alle gevallen een enkele reis zijn geweest. De verhalen kende hij natuurlijk wel, maar recent waren ze nooit. Er was namelijk bijna nooit iemand die het betreden van deze stad heeft kunnen doorvertellen. Te meer vreesde hij voor zijn eigen voortbestaan. Hij zou dagen kunnen dolen door de straten en terug uitkomen in een straat die hij al eens had gepasseerd zonder dit te realiseren. Maar de weg terug door het riool was al even rooskleurig. Waar in dit doolhof bevond hij zich eigenlijk? Was hij halverwege de stad op weg naar de zevende en buitenste ring of had hij zich nog maar net uit het centrum verwijderd? Hij vreesde voor het ergste.

Toch was er een andere vraag die hem op dat ogenblik nog het meeste bezig hield: waarom was er op de straat geen levende ziel te bekennen?

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De overbrugging
Volgend hoofdstuk: De Trap Tuk Tuk

image by wittiko, edited by Gsorsnoi

ALASKA: Dagenlang opgesloten zitten in een blokhut kan mensen tot waanzin brengen. Met de 626.932 inwoners die Alaska tijdens de eeuwwisseling telde is het de dunst bevolkte staat van Amerika. Er wordt wel eens gegrapt dat hier gerekend wordt in vierkante kilometers per inwoner in plaats van andersom. Je bent dan al snel volledig op jezelf aangewezen als je besluit op een afgelegen plek in het bos honk te houden om op het wild te jagen.  De vreselijke monotonie van het dagelijkse leven en een slinkende voedselvoorraad hebben sommigen tot het slachtoffer gemaakt van de gevreesde ‘huttenkoorts’.

De grizzlybeer zou Kiana hebben gedood als Yukon hem niet had verjaagd met zijn schot. Ze werd door de beer van achteren verrast en gered door haar man. Hun kans om zijn vlees buit te maken was hiermee wel meteen vervlogen. Yukon Fairbanks had de beer nog willen narennen, maar de dichte concentratie van de Sitkaspar gaf het grote dier de perfecte kans te vluchten. Hier in de bossen nabij Alaska’s zuidkust staat de bruine beer uit dit kamp bekend om zijn demoniserende gedrag. Van nature is hij agressiever in deze regio dan in het noorden van deze staat, maar de mens speelt hierin eigenlijk de hoofdrol. Yukon en zijn vrouw zochten al weken naar voedsel. Zij leefden al een paar maanden op een schaars rantsoen, daar de onverwachte sneeuwstormen de jacht hadden bemoeilijkt. Voor velen is het misschien een complete verrassing, maar kou overheerst boven de neerslag in dit Arctische land. Nu koning Winter de beide factoren toch had samen gebracht was zijn genade ver te zoeken.

Het vizier op de lichtgewicht Kimber 84m verloor haar functie compleet nu de loop van het geweer op Yukon’s borst stond gericht. Een koud blauw hart klopte zichtbaar onder zijn ribben. Blauw was hier echter niet de kleur van adel en edel waren zijn daden al helemaal niet. Zijn inmiddels flink behaarde linkerbeen trilde oncontroleerbaar en hij hijgde zoals men doet wanneer je hyperventileert. Van Yukon mocht de dood nu gauw komen, maar uit volksverhalen had hij geleerd dat hij beter behoorde te weten. Kwijl droop door het bloed in zijn baard over zijn misvormde gelaat.

Meer dan 28 kilo was hij afgevallen sinds hij met Kiana deze hut betrok. ‘Mager’ was inmiddels een understatement geworden. Zo staarde hij naar zijn uitgemergelde lijf en keek vervolgens naar de al even dunne, maar oh zo krachtige armen, waarmee hij de Kimber vasthield. Meer nog beefde zijn iele vingertje waarmee hij poogde de trekker van het wapen te bedienen. Spoedig zou zijn ziel deze ruimte verlaten zodat het hem moeite kostte zich te concentreren op deze wanhoopsdaad. Wanhopig was deze actie zeker en per definitie volkomen vruchteloos. Een knal volgde en werd voor het menselijke gehoor al na 300 meter bomen in de gure wind gedempt. Yukon had zijn laatste schot gelost.

De stalen kogel verliet de roestvrij stalen loop onder veel geweld en zocht zijn doel in een korte tocht door Yukon’s lijf. Recht door het kille hart draaide de kogel om zijn as en trok zonder last te ondervinden van enige weerstand dwars door het bovenlijf naar de harige huid van zijn rug. Een doel trof de kogel pas echt toen deze zich in het portret van Yukon’s vader boorde en er samen in een regen van glas mee van de kleine boekenkast tuimelde. Net als zijn vader zaliger Simon was hij een geest geworden. Zijn hart en lijf werden nooit door de kogel geraakt. De transformatie was al veel te ver gevorderd. De volgende kogel moest zilver zijn. Alleen dan zouden nieuwe slachtoffers gespaard blijven.

Ruim zeven maanden hadden Yukon en Kiana met zijn tweeën afgezonderd geleefd van de beschaving. De gruwelijke honger had Yukon tot razernij gedreven. Terwijl een sneeuwstorm buiten huishield, spoot eerder een rode straal op de binnenkant van het venster.  Voor hem op de houten vloer van de hut verspreidde de stroperige substantie zich nog uit het levenloze karkas dat eens zijn vrouw was. Het verboden vlees had zijn lippen gepasseerd en had hem als Wendigo onsterflijk gemaakt.

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

“Verzin iets terwijl ik ze bezig houd!” de Navelpad begreep dat het erop of eronder was. Hoe klein hij er ook uit mocht zien, in deze pad ging een moedig persoontje schuil dat graag zijn beste beentje voor wilde zetten als er zaken op het spel stonden. In hun geval ging het om levens. De ninja was misschien wel de enige overgeblevene in zijn soort. En als er al een kans was dat er andere mensen waren die de grote slurping hadden overleefd, dan moesten ze zorgen dat ze die persoon of personen vonden. Zelfs al moesten ze daarvoor naar de rand van deze enorme stad reizen.
“Eh … juist.” De ninja vergat de eerdere discussie compleet en keek in de controlepost om zich heen naar een oplossing. Hij moest in allerijl een stevig verdedigingsmechanisme of een uitvlucht zien te vinden. Zijn zintuigen stonden daarbij scherp om een eventuele confrontatie van achter direct te kunnen afweren waar de pad het gevecht was aangegaan met de grote stroom padden.
“Zou ik misschien …?” Hij wierp nog eens een blik op de vluchtwegen.
“Schiet op! Dit houd ik geen vijf minuten vol!”

In een vluchtige blik naar rechts zag hij hoe de Reuze Navelpad de brug op was gerend met de stok in zijn handen en de aanvallen van de padden probeerde af te slaan. De pad was hierbij op de railing geklommen die het brugpad aan beide zijden afbakende. Hij straalde angst en vastberadenheid uit. Vastberaden dit gevecht te willen winnen. Hoe onmogelijk dat ook leek. De lange stok had hij met beide handen stevig vast voor zijn lichaam en keek venijnig in de richting van de toestromende blauwe padden. Honderden padden stroomde op hem toe en klauwden al met hun gespierde blauwe armen door de lucht. Dit was onbegonnen werk.

Ze hadden zo’n enorme honger dat je zou kunnen zweren dat het geknor in de buiken boven het gekwaak hoorbaar was. De honger had zich gemanifesteerd in een geweldige razernij. En reken maar dat ze het mensenvlees konden ruiken. De kleine pad was bij voorbaat kansloos in een gevecht tussen zijn nietige persoontje en het grote aantal reuzen wat op hem af stormden. Ze zouden hem zo van zijn plek vegen, over hem heen walsen en zich op de arme ninja storten. Een lange pijnlijke dood was in aantocht. Het evengoed geringe aantal padden dat de kans zou krijgen om zijn navel te bereiken zou deze openscheuren door het gedrang erin te geraken. Ze pasten er moeilijk allemaal in. Met een helse pijn in zijn bloed gutsende buik zouden de padden in hun zoektocht naar roem zijn ingewanden doen omkeren en in hun eigen buiken opslurpen. De ninja zou binnenste buiten worden gekeerd en zou resulteren tot een slechte slurping zoals de Reuze Navelpad eerder had laten gebeuren in het roemslurpen bij Alexander Pechtold. Bij mensen kan schrokken leiden tot braken. In het geval van de reuze navelpadden keren zij hun prooi binnenste buiten. Onze goede Reuze Navelpad heeft zijn slachtoffers deze ellende zo veel mogelijk willen besparen. Van de blauwe padden hoeven we deze genade niet te verwachten.

Juist wanneer de ninja de padden ook in beeld kreeg greep hij een cola blikje van het controlepaneel en wierp het richting één van de twee besturingssystemen dat naast de brug aan weerzijden stonden opgesteld. De systemen dienden tot het kunnen laten draaien van de brug. Dit was een extra kans voor de pad. Het blikje landde op de knop die de brugdelen moest activeren waardoor deze begonnen te draaien op hun as. De pad maakte dankbaar gebruik van deze actie en duwde met zijn rechterhand het rechtereinde van de lange stok omhoog om deze een zwiep te geven. Zijn  linkerhand pakte de stok rechts over terwijl hij zijn rechterhand naar links had verplaatst. De stok begon te tollen om zijn as. Hiermee vormde de stok een schild waarmee hij voor zich de padden van zich af kon houden. En kon ermee om zijn lichaam draaien om wat rake klappen mee uit te delen.

Links en rechts probeerden de padden bij hem te komen en werden daarbij gehinderd door de roterende brugdelen. Een verdediging die slechts tijdelijk van aard was. De stok knalde een aantal keer hard in de gezichten van de grote padden, maar werden uiteindelijk toch onvoldoende van hun stuk gebracht om uit het gevecht te stappen.
“Vertrouw me en spring hierheen!” was de raad die plots uit de controlepost werd geschreeuwd. De ninja had een mechanisme in werking gezet die iets dieper in de rioolgang haar uitwerking kreeg. Daar waar de rioolgang dood leek te lopen tegen twee grote gaten die waren afgeschermd met tralie klonk een zwaar aanzwellend gebulder. Boven in een stortkoker had een sluisdeur zich maximaal verbreed. Grote hoeveelheden met slik en afval bevuild water werd een nieuwe ruimte geboden om zich door te verplaatsen. Waar eerder een rustig stroompje door de kier van de sluisdeur aan een val naar beneden begon, stortte nu een grote hoeveelheid smerig water door de stortkoker naar de rioolgang.

De Reuze Navelpad wist ternauwernood van de brugdelen naar de smalle kade voor de controlepost te springen toen de grote watermassa over de brug raasde en de blauwe padden in haar geweld meesleurde. Hij kreeg een hand gereikt door de ninja en werd verder de controlepost in getrokken om niet alsnog weggespoeld te worden.
“Dank je.” Bracht de pad uit en stond met zijn handen op zijn knieën te hijgen. Hij was zichtbaar moe. De stok had hij op de vloer van de controlepost laten stuiteren, maar moest hij in de gaten houden of het water kon het nog meenemen. De controlepost werd niet overspoeld, maar droog bleef ze ook niet.
“Nee, jij bedankt. Ik denk dat we elkaar nog wel even nodig zullen hebben.” Kreeg hij van de man in het zwart als antwoord.
“Je ziet er slecht uit trouwens.”
De pad ademde zwaar toen hij net genoeg naar boven keek om het gezicht van de ninja te zien en bracht met veel moeite uit:
“Klopt. Ik heb lang niet gegeten.” De ninja knikte slechts.
“Kom. We moeten naar de oppervlakte. Ik heb die deur al gecontroleerd. De gang erachter is ingestort.” De stok werd van de grond geraapt waarop het merkwaardige duo langs de trap naar boven verdween.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: TMNT
Volgend hoofdstuk: De Chinese Doolhof

De ninja had zich van huis uit door pure belangstelling bekwaamd in een eigen stijl van vechtsporten. Een interesse die hem tot op dit moment steeds in staat heeft gesteld te kunnen overleven. De meeste  ‘kennis’ heeft hij daarbij opgedaan door in zijn jeugd een overdaad aan Bruce Lee, Jackie Chan en Van Damme films te kijken en na te apen. Als kind heeft hij ooit naast wat Kung Fu lessen één karateles gevolgd en dacht dat daar meteen allemaal vliegende kicks zouden worden geoefend, maar toen ze vooral rondjes gingen rennen en veel moesten opdrukken vond hij dat toen erg saai en vermoeiend! Vanuit een meer serieuzere aanpak is hij nog iets meer dan een jaar Tae Kwon Do-lessen gaan volgen, maar het toepassen van zijn vechtkunsten vond hij pas echt leuk wanneer ze ‘fake’ werden toegepast om in rare filmpjes te verwerken.

Het waren deze vechtkunsten, enig acrobatiek en een flinke dosis geluk die hem in Gohes City zo lang op de been hebben gehouden. Tezamen met het samuraizwaard dat hij uit een museum had weggegrist in zijn wanhopige poging zich te verdedigen tegen de lawine van padden en zombies had hij zichzelf in no-time uitgerust als de laatste verzetstrijder.

Laten we nu maar hopen dat de enige pad die hij hier had ontmoet – met een kleur die er tenminste uitzag als die van een pad – hem de juiste hulp kwam bieden. Hij zag er niet echt uit als een kwaaie. Het was eerder een kleine slungel uit een cartoon die de grootste portie onhandigheid kreeg toegeschreven en een aandeel had in de leukste grappen.

De ninja lag nonchalant over zijn bed en hield de pad vanuit zijn ooghoek angstvallig in de gaten. Dit bed moet van de bewaker zijn geweest die het zichzelf makkelijk heeft willen maken toen hij hier nog diensten draaide. De ninja had er vier krappe uurtjes op gelegen, maar nauwelijks echt iets geslapen. Dat was niet alleen omdat hij waakzaam wilde blijven op onverwachte navelkruipers. De Reuze Navelpad stond hier wat vechtkunsten uit te proberen wat hem ook uit zijn slaap hield. Onderweg naar hier had hij een grote lange stok gevonden en stond daar hier nu mee te oefenen. De ninja kon het niet helpen daarbij direct aan Donatello te denken. Je kent hem wel: één van die pizzahappende schildpadden uit de tekenfilmserie Teenage Mutant Ninja Turtles. Nou, maak daar nu maar meteen de Teenage Mutant Ninja Toad van!

Driftig stond de kleine Reuze Navelpad op de controlepost met de lange stok om zich heen te zwaaien. Dat deed hij met de passie van een klein kind dat juist van zijn ouders wat kleding en attributen had gekregen van zijn favoriete actiefiguur. Net de ninja toen hij weer een film van Bruce Lee had gekeken. Het was werkelijk heel komisch om naar te kijken.

Voordat de ninja probeerde wat te gaan slapen had hij de pad gevraagd naar zijn achtergrond. Hij was natuurlijk vooral geïnteresseerd in zijn vermogen om te kunnen praten en het feit dat hij hier als enige bruine pad tussen de anderen rondliep. Daarbij was hij nog ogenschijnlijk vriendelijk ook en leek niet geïnteresseerd in een aanval op de mens.
Op die vragen kwam een één of ander vaag antwoord, verpakt in een lang en ongelooflijk verhaal, waarin hij verklaarde een ontsnapte labpad te zijn. Dit verhaal was zo onsamenhangend en vol van rare namen dat hij er werkelijk geen touw aan vast kon knopen. De Reuze Navelpad was blijkbaar niet zo sterk in het overbrengen van gestructureerde toelichtingen en zette de ninja ongewild voor nog meer vraagtekens. Die rare namen kunnen wij inmiddels wel verklaren: dat moesten de anagrammen zijn!

Wat de ninja ook was opgevallen, was hoe gehecht de pad leek te zijn aan het voorwerp dat hij om zijn nek had hangen. Het was het voorwerp dat hij eerder die dag van de rioolvloer had geraapt en hem in zijn handen had gedrukt om zich mee te verdedigen. Dat had hij gedaan door het kettinkje vast te pakken wat eraan bevestigd zat en ermee rond te meppen. Het ging hier natuurlijk om het zakhorloge!

“Wat heb jij eigenlijk met dat ding?” vroeg de ninja en wees met een kort gebaar naar het zakhorloge. Onze eigen Donatello onderbrak zijn moves en keek naar de etmaluur die om zijn nek bungelde.
“Oh dit?” antwoordde hij en pakte het zakhorloge met beide handjes vast. Hij keek er even naar en keek daarna op naar de ninja.
“Nou, dit is het zakhorloge. Het is wat mij hier heeft gebracht.”
Zowel op het gezicht van de ninja als op die van de Navelpad trok een wenkbrauw zich op. De ninja was nieuwsgierig en wilde het verhaal erachter graag weten, maar de Navelpad was er juist verbaasd over dat de ninja hier naar moest vragen!
“Je hebt het me zelf gegeven … je weet wel … toen bij meneer de Graaf.”
Korte stilte.
“Onzin.” En de vraagtekens op het gezicht van de ninja werden groter. Ze leken verontwaardiging uit te willen drukken. “Ik heb je nooit gezien. En dat voorwerp van jou al helemaal niet.” Met dit antwoord ging hij rechtop op het bed zitten. De pad reageerde niet begrijpend:
“Huh? Toch wel. Je bent zelf naar mijn tijd gereisd om mij dit zakhorloge te geven. Je had zelfs datzelfde zwaard bij je toen je …”

Het was dit moment dat de opgang komende discussie abrupt werd afgebroken. Een knorrend gekwaak werd hoorbaar in de rioolgangen. De ninja keek de pad aan met grote ogen van verbazing, maar bovenal realiseerde hij zich hoe nonchalant hij met zijn plan was omgesprongen om de stad uit te vluchten. Dat kon nu namelijk al wel eens te laat zijn!

Ja hoor, daar waren de padden al. Ze waren vast door zijn mensenvlees aangetrokken. De ninja maakte een vluchtige berekening van de beste ontsnappingsmogelijkheden die zij op dit moment hadden. Hij had nog niet de moeite genomen de gang achter de gesloten deur te verkennen. Dus was dat bij voorbaat geen verstandige optie. De padden blokkeerde de rioolgang die ze anders hadden kunnen gebruiken en blokkeerde meteen de optie om over de brug naar de trap aan de overkant te vluchten. Tenzij ze de padden zolang op een afstand konden houden. Met angst in zijn hart moest hij concluderen dat de enige echte weg om uit dit gevaar te vluchten … de trap naar de oppervlakte was.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Laatste toevluchtsoord
Volgend hoofdstuk: De overbrugging

By De Waterlander | November 10, 2010 - 7:06 am - Posted in Astronomisch gedachtegoed, Duimzuigerij, Nederlands

Beste Schaduw,

Dit stukje stemt overeen met de werkelijkheid. Daarbij moet je dan nog vaststellen welke en wiens werkelijkheid het betreft. Zeker jij zal weten dat werkelijkheid iets is wat niet bestaat en toch ook weer wel. De werkelijkheid is dat ik dit schrijf maar voor jou is het de vraag of ik dit wel werkelijk schrijf.

Misschien schrijft mijn vrouw dit stuk wel in werkelijkheid. Hoewel ik kan verklaren dat mijn vrouw dit soort geschrijf werkelijk als onzin ziet, is dit geschrijf voor mij werkelijk een zeer serieus gebeuren.

De werkelijkheid gebiedt mij ook te vertellen dat ik inmiddels flink ben doorgezaagd door de overheid over een functie in Den Haag. Over gespleten persoonlijkheden gesproken!

Zoals je de laatste maanden regelmatig kon horen, geldt voor mij ook: “Het land roept”.
Nog even afwachten wat het vervolg is, hou je op de hoogte.

Volgende week ga ik een reïntegratie traject doorlopen op Mallorca, doelstelling hierbij is “hoeveel zon kan een werkloze aan?”

Groet,

De Werkelijke Waterlander.