image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop
Eén voor één lieten de duistere gedaantes zich zien. Op de balkons, vanachter de vensters met het gebroken glas, donderend vanaf de hoogtes en nog half verborgen achter een dakrand. Zij die zich naar beneden wierpen maakten nauwelijks kans om zich nog in de strijd te werpen met hun angstige gasten. Hun hysterische honger naar menselijk vlees was zo intens geweest dat ze het geduld niet langer konden opbrengen om via ladders of trappen naar beneden af te reizen. Ze vielen in ranzige brokken uiteen op het beton.
“Dit … konden wel eens onze laatste uren worden,” sprak de ninja, zorgvuldig elke lettergreep articulerend. Als een tovenaar die een spreuk liet neerdalen over een vloeistof bracht hij zijn linkerhand met gespreide vingers naar achter waarbij hij de pad instrueerde zich achter hem op te stellen. De pad deed wat hem gevraagd werd en greep zijn stok stevig beet. Rug aan rug stonden de heren opgesteld en maakten zich klaar voor wat komen ging.
“Zeven, acht, negen, tien,” de linkerhand vergezelde de rechter aan de greep van het zwaard. Het windsel doorstond meer druk dan voorheen. Zweet trok uit de zijn poriën en maakte dat de stof om het onderste deel van het zwaard klam werd.
“…, elf, twaalf, dertien,” zowel de ninja als de pad kregen ogen te kort.
“…twintig, vijfentwintig, misschien wel dertig.”
Zenuwen gierden door beide lijven. Meerdere zombies lieten zich zien en kropen bedreigend naderbij.
“Ik heb graag met je gevochten beste man.”
“Insgelijks Pad.”
Spuwen was niet zijn gewoonte. Toch spoog de nog altijd in het zwart geklede jonge dertiger een geconcentreerde verzameling speeksel naast zich neer.
De aanval van de zombies was in gang gezet. Zombie Arata had een geduldige weg gekozen en buiten beeld geraakt. Veel van de zombies kwamen door eenzelfde steeg van de trap gezeild als de twee helden eerder het toneel waren binnen getreden.
“Kom maar op. Ik heb een zwaard!” bemoedigde de ninja zichzelf en mocht direct de eerste klap uitdelen. Drie zombies doken op het stel neer en kregen de eerste effecten van een enorme stoot adrenaline te verduren. Het blad van het zwaard groef zo’n kloof in de nekken de eerste twee belagers dat één stoot genoeg was om beide ondoden te onthoofden. De derde werd door de man in het zwart opzij geschopt waardoor zijn neus brak onder de uitzwaai van de lange stok van de pad. Pijn voelde het niet, maar er was genoeg instinct over gebleven om een reactie van het grijpen naar het gelaat te volbrengen. Lang was deze man niet van zijn stuk gebracht; hij sloeg al gauw weer toe terwijl vier anderen voldoende terrein hadden overbrugd om op een meter afstand te geraken van waar het gevecht plaatsvond.
In dezelfde moeite waarmee de rotorbladen van een helikopter op gang moeten komen creëerde de Reuze Navelpad opnieuw zo’n schild zoals hij eerder ondergronds had vertoond. Uitschakelen kon hij de zombies er niet voldoende mee. Hij moest zich tevreden stellen met het even tijdelijk afwenden van nieuw gevaar. Met dat besef besloot hij het eerder opgelegde bevel te negeren. Hij zorgde dat hij buiten het bereik van het lemmet om de ninja heen marcheerde. In een cirkelbeweging om hem heen kon hij de overmacht teniet doen waaronder de ninja kreeg te verduren. De twee wisselden een kortstondige blik van verstandhouding met elkaar uit ten teken dat dit ze hiermee de optimale samenwerking in het gevecht gevonden hadden.
Tevreden met deze gebundelde krachten verlosten zij de ene na de andere zombie uit hun lijden. Per slot van rekening waren zij allemaal het slachtoffer geworden van een daad waar geen van allen om gevraagd zou hebben. Het aanbod van nieuwe vijanden werd er echter niet bepaald minder om. Uit alle hoeken en straten van de op zich al indrukwekkende set verschenen ‘verse’ zombies die het metaal van het zwaard nog niet hadden gevoeld.
“Ga jij even liggen!” de ninja trok rimpels in de huid rondom zijn neus toen hij de zijn bovenlip kwaad optrok. Het was een uiting van de kracht die hij overbracht in zijn beenspieren bij het opzij schoppen van een vreselijk lelijke zombie. Zijn handen had hij niet vrij, zodat hij zijn benen ook iets te doen gaf. De Kung Fu die hij zichzelf in zijn jeugd had aangeleerd kwam in die beweging goed te pas.
“Tijd om op te schuiven,” adviseerde de pad hem. Samen stapten zij uit de oplopende populatie van zombies en onthoofden of de op een andere wijze zwaar toegetakelde exemplaren. De plaats waar zij zich hadden opgehouden begon hoe langer hoe meer onwerkbaar te worden door de opstapelende lijken die toch al dood waren. Door meer geluk dan wijsheid kon de ninja een haag van zombies ontwijken. Op de grond lag een arm waar nog wat leven in zat en een poging deed om hem onderuit de halen. De ninja had die actie op tijd door waardoor hij enkel wat spieren voelde protesteren in zijn voet en weer gauw op de been was. Hierdoor ontweek hij onbedoeld een paar halen van armen die allemaal tot afzonderlijke zombies behoorden. In de draai om zijn ongewenste publiek maakte hij een lage radslag en had er zijn handen niet bij nodig om in evenwicht te blijven.
Minder capriolen waren er nodig voor de pad die het voordeel had klein te zijn. Hij stapte tussen de lange stelten van benen door en hoefde enkel op te passen dat er niet één eigenaar van die ledematen zo slim was om onder zich te grijpen. De lange stok werd weer terug in de ronddraaidende beweging gebracht op het moment dat de ninja weer aanving zombies in ongelijke stukken te verdelen.
Of het met de locatieverwisseling iets van doen had kun je jezelf afvragen. De zombies waarmee ze dichter in de hoek van het plein meer te maken kregen wisten ze met meer gemak in een klem te vangen. Ineens werd de pad door één van de zombies van de grond gegrepen en voelde zijn luchtpijp nauwer worden. In een pijnlijke draai rond het lichaam van het monsterlijke figuur voelde hij zijn evenwichtsorgaan vechten tegen wat boven of onder was. Dankzij die actie hadden de andere vijanden vrij spel op de man waar het hun om ging. De ninja stond er weer alleen voor met zijn zwaard en hakte er meer wanhopig dan gecontroleerd op los.
Daar was het moment dat hij van achter werd aangevallen en één van de zombies zonder enige opzet het masker van zijn hoofd trok. Grote ogen keken een beetje dwaas en erg verbaasd onder het werkgetrokken masker vandaan. In de waas die door de afnemende zuurstof bij de pad in het zicht werd opgetrokken, keek hij zijn kompaan voor het eerst recht in het gezicht. Kennen deed hij hem niet, maar Retroman was zijn naam.
Wordt vervolgd.
Vorig hoofdstuk: Gezichtsbedrog
Volgende hoofdstuk: Het is maar een spelletje