By achmedlien | December 2, 2015 - 3:42 pm - Posted in Duimzuigerij, Navelpad Mysterie, Nederlands, Reuze Navelpad

Retroman wist werkelijk niet wat hij hoorde.
“Niet te geloven…” sprak hij zacht en zorgvuldig, toen het tot hem doordrong wat dit inzicht betekende en staarde even glazig voor zich uit. “200 jaar oud. Wie had dat gedacht?” Hij had een moment nodig om zichzelf te herpakken. “Je bent dus een heuse Methusalem geworden?”
Kornelis knikte.
“Huh, wat?” vroeg de Reuze Navelpad schaapachtig, die de verandering in energie tussen de twee opmerkte. Het drong alleen nog niet direct tot hem door welke constatering hier kennelijk werd gedaan. De pad keek met een raadselachtige blik van Retroman naar Kornelis en hoopte dat iemand hem spoedig van enige uitleg zou bedienen.
“Kornelis Oflook, de collega met wie ik vanaf het begin van mijn carrière bij de Tycoon Newspaper mee heb samengewerkt, blijkt onsterfelijk te zijn Pad,” verklaarde Retroman naar hem. “Hij is een ouwe sok. Een ouwe sok van inmiddels al bijna twee eeuwen oud. Ik bedoel, natuurlijk hing er altijd wel iets mysterieus om hem heen…”
Kornelis schraapte z’n keel en onderbrak hem:
“Je mag dat nu ook wel gewoon mijn onwelriekende odeur noemen hoor, Retroman,” en knipoogde vriendelijk naar hem.
Deze toevoeging bezorgde Retroman spontaan een glimlach op zijn gezicht. De Reuze Navelpad deed ook of hij het amusant vond.
“Snap je het nu? Onze grote vriend Kornelis hier zal altijd alleen maar ouder worden. Net zoals zombies, maar dan de levende variant… of euh… is dat een misschien wat ongelukkig gekozen vergelijking?” Retroman grinnikte moeilijk. “Ouderdom heeft in elk geval geen vat op hem. Het is die rekel, toen meer dan anderhalve eeuw geleden, gelukt om een drank voor onsterfelijkheid te brouwen.”
“Wel, in wezen was het natuurlijk Ignatz die het levenselixer in eerste instantie had gefabriceerd, maar uiteindelijk heb ik na de Zeppelinramp de ontbrekende ingrediënten gevonden om het drankje betrouwbaar en stabiel te maken,” viel Kornelis hem bij.
Terwijl de heren spraken nam Retroman Kornelis nog eens goed in zich op, alsof hij zijn collega en vriend nu voor het eerst zag en verwonderde hij zich nog eens over de feiten die hij nu te weten was gekomen.
“Wist Ignatz dat trouwens, dat jij het elixer hebt weten te voltooien?” vroeg Retroman.
Kornelis trok een wenkbrauw op en zuchtte.
“Dat antwoord ken je reeds. Hoe anders kan Ignatz in deze tijd nog steeds in leven zijn?”
“Ach, ja, natuurlijk.”
Retroman was inmiddels gaan staan en liep wat onrustig heen en weer. Hij mijmerde en blies terwijl hij dat deed wat warme adem in zijn vuisten omdat het niet erg behaaglijk was in de loods.
“Nu begrijp ik ook,” sprak hij na een kort moment, “waarom de geniën die jouw school hebben verlaten, de Paddocalypse hebben overleefd. De Alchemisten, de Rekenkundig Architecten, Advocaten van de Wetten der Natuurkunde en de Continuïteitsbewakers, waar je eerder over repte en die in Gohes City zijn gaan wonen, leefden natuurlijk in een andere tijd dan deze ramp zich hier voltrok. Gompie zeg! Wat moet jij ondertussen allemaal hebben meegemaakt, Kornelis?”
Kornelis trok bij deze retorische vraag z’n lip op, ten teken dat hij met die conclusie instemde. Ook de Reuze Navelpad, die ondertussen wel begreep hoe alles in elkaar stak, keek er verdrietig en weemoedig bij.
Veel kans om bij de pakken neer te gaan zitten kreeg het drietal echter niet. Want opeens werden alle ogen naar de loodsdeur en de ramen getrokken. De illusie van het veilige heenkomen werd verstoord toen de deur ineens akelig begon te rammelen en achter de ramen diverse bewegingen zichtbaar werden. In het venster waar Kornelis eerder een smoezelig gordijntje opzij had geschoven, werd door een smerig uitziende arm het glas bruusk verbrijzeld en graaide een klauw gretig naar binnen. Een tweede en een derde verschenen rap daarna. Klagelijke geluiden waren nu ook van buiten overal hoorbaar en daar waar er aan de gevel werd gerukt en getrokken, accentueerde de lichtval door de kieren de bedenkelijke staat van het bouwwerk. Verschrikt veerden Kornelis Oflook en de Reuze Navelpad nu ook op en deinsden ze met Retroman een stuk naar achteren.
“Het zijn de zombies!” riep de Reuze Navelpad uiterst paniekerig, “ze hebben het complex bereikt.”
“Ja, beste kerel. Dit is waar ik al een beetje voor vreesde,” gaf Kornelis treurig toe.
Verrast door de manier waarop zijn niet zo erg fijn geurende collega dit zei keek Retroman hem geïrriteerd aan.
“Wat? Ga je nu zeggen dat jij al wist dat ze met zovelen deze kant op zouden komen?”
Kornelis schrok natuurlijk van Retroman’s plotselinge aan hem gerichte verwijt, maar pareerde deze direct met een wild handgebaar en liet weinig ruimte om hier nu met elkaar over te gaan staan kibbelen. In plaats daarvan stapte hij zelf eerst op het gevaar af en tuurde hij op gepaste afstand tussen de armen van de zombies door naar buiten. Tussen nog een hele hoop meer van deze ondode creaturen ontwaarde hij ook hele volksstammen aan navelpadden en wist genoeg. Op schelle toon riep naar achteren om:
“Hier is nu geen tijd meer voor, Retroman. Het is waar dat ik wist dat de zombies en navelpadden massaal naar hier zouden komen. Dat was zelfs onvermijdelijk, maar we hebben nu andere zaken aan onze hoofden. Hier moet je mij nu echt even vertrouwen.”
“Vertrouwen?!” gaf Retroman ditmaal onthutst terug. Indringend keek hij Kornelis niet begrijpend aan en voelde zich voor een moment verraden. “Eerst voer je ons mee naar hier, naar dit schrale overblijfsel van wat volgens jou ooit een universiteit moet zijn geweest, en vervolgens wacht je terwijl je een verhaal vertelt over je verleden gewoon rustig af tot de vijand ons hier gevonden heeft? Ik geloof m’n oren niet. Sta je wel aan onze kant, Kor-..”
“Hou je mond, Retroman,” kapte Kornelis zijn nerveus geworden vriend kwaad af. “Wat denk je wel niet? Natuurlijk sta ik aan jullie kant. Ik heb jullie alleen juist bijgepraat zodat je beter bent voorbereid op wat komen gaat en dat we hier nog steeds de beste kansen hebben. Ik verwacht namelijk dat…”
Op dat moment was het Kornelis die abrupt de mond werd gesnoerd. Terwijl Retroman nog perplex stond van de felle toon die hij zojuist van Kornelis terug kreeg, schudde het toneel wild op z’n grondvesten. Een deel van het bovenstuk van de pui klapte opeens met veel geweld uit de voormuur naar binnen en brak op de vloer in stukken uiteen. Kornelis werd daardoor gedwongen zijn rede te onderbreken toen hij door de verplaatsing van het puin naar achteren werd geworpen. Uit het plafond werd ook een stalen balk losgewrikt. Deze maakte terstond met een noodvaart een halve draai door de ruimte en zwenkte vervaarlijk in de richting van de Reuze Navelpad. Hij kon de balk onmogelijk nog tijdig ontwijken, zodat hij zich enkel nog kon schrap zetten voor de impact. Gelukkig bleef hem de onzachte aanvaring met dit blok metaal ternauwernood bespaard; de balk bleef namelijk met hooguit een meter voor het hoofd van de Navelpad schijnbaar in het luchtledige te hangen en zwenkte daar uiteindelijk wat doelloos heen en weer toen het eenmaal vaart had geminderd. De pad had kennelijk groot geluk gehad; het andere uiteinde van de balk zat nog voldoende in een muur vastgeklonken, zodat het niet verder kon doorzwenken dan dat het zelf lang was.
Uit reflex had de Reuze Navelpad wel zijn armen al kruislings beschermend voor zich opgestoken. Naast hem stond Retroman tegen een gietijzeren stellage dat deel uitmaakte van de eerder door Kornelis beschreven gestapelde onderzoeksruimtes. Zijn aandacht werd meteen getrokken door het grote gapende gat dat er boven in de pui was en ontstaan, maar nog meer door de schaduw die hij daarachter voorbij had zien trekken.
“Het moment is daar” sprak Kornelis met een basstem duidelijk hardop, om zichzelf boven het gekrakeel van de navelpadden en zombies nog verstaanbaar te maken.
“Allemamachies,” reageerde Retroman vrijwel meteen daarna, toen hij ineens twee grote katachtige ogen door de ontstane opening zag kijken. Twee enorme harige armen gristen enkele zombies en navelpadden met tientallen tegelijk voor het pand weg, zodat het gigantische monster meer ruimte kreeg om naar binnen te gluren.
“Z-zijn we nu echt verloren?” vroeg de Reuze Navelpad, die nu toch echt beefde van angst.
“Nog niet,” antwoordde Kornelis. Vastberaden keek hij zijn twee vrienden nu strak aan. Vervolgens overwoog hij voor een kort ogenblik de opties die deze situatie bood en stelde: “Alleen jullie maken nog een kans om dit avontuur te overleven.”
“Hoezo ‘jullie’?” wilde Retroman meteen weten. De toon waarop Kornelis had gesproken, beviel hem namelijk allerminst.
“Hij is hier,” sprak Kornelis weer tegen hem.
“Wie, Ignatz?”
“Ja. En hij heeft dat beest van hem meegebracht.”
“Hoe? Wat voor beest is dit? Zijn een stad vol zombies en navelstarende amfibiën niet al meer dan genoeg?”
De blikken waren naar buiten gericht. Retroman keek op door het gapende gat naar buiten, maar doordat het donker was geworden kon hij het grote gedrocht, dat was komen kennismaken, nog niet duidelijk zien. Kornelis keek niet naar buiten. Hij stond de kansen in te schatten dat ze dit nog zouden overleven.
“Het spijt me mannen. Hier scheiden onze wegen…” besloot het terstond.
“Wat?” riep Retroman uit. “Je gaat ons toch niet verlaten?”
“Toch wel, vrienden. Dit is een vies vuil varken dat ik alleen moet wassen. Het was me een waar genoegen…”
En zonder verder nog tegenspraak te dulden greep Kornelis de beide heren eenvoudigweg beet en wierp hij ze naar opzij waar een oude lift erg geduldig met de deuren geopend op passagiers stond te wachten. Het was de lift die studenten in vervlogen tijden in staat stelden om hun slaapvertrekken te bereiken die op de zolders waren ondergebracht en op de begane grond was achtergelaten. Retroman en de Reuze Navelpad buitelden over elkaar heen en nog voor ze door hadden wat er gebeurde, had Kornelis de liftknoppen al bediend en de traliedeuren gesloten.
“Kornelis, nee! Wat doe je nu?”
“Vaarwel vrienden. Ik wil dat jullie het elixer vinden. Daar is het me met mijn verhaal al die tijd om te doen geweest. Alleen dat kan ons nu nog redden. Je vindt het op de Rode Zolder, waar Ignatz en ik ooit in studententijd onze kamers hadden. Het moet niet moeilijk zijn mijn kamer te vinden. En wanneer je dat lukt, zul je vanzelf merken dat het elixer je ‘roept’. Het is goudgeel van kleur en…”
Opnieuw werd de inmiddels ratelende Kornelis de mond gesnoerd. Een groter deel van de pui werd nu door het beest met veel geweld aan stukken gerukt. Vergezeld van een hoop kabaal en puin graaide een enorme klauw door het vertrek. Een stofwolk vulde vervolgens het vertrek en zorgde ervoor dat de heren tijdelijk even niets konden zien. Zodra de stofwolken echter weer was optrokken, moest Kornelis al meteen in actie komen, aangezien hele hordes navelpadden en zombies terrein hadden gewonnen en de entree hadden ingenomen.
“Alleen wanneer we alle drie onsterfelijk zijn, dan zijn we wellicht opgewassen tegen deze overmacht.”
Dit waren de laatste woorden die Kornelis nog aan zijn vrienden richten kon. Retroman en de Reuze Navelpad waren ondertussen zonder er zelf enige invloed op te hebben al onderweg naar boven, zodat Kornelis er nu alleen voor stond. Maar zo wilde hij het ook.
Retroman en de pad schreeuwden hem nog wel na dat hij dit niet had mogen doen, maar aan die woorden had Kornelis allang geen boodschap meer. Al wat hij kon doen was zichzelf te verweren omdat de navelpadden en zombies al direct driftig bezig waren zijn aandacht op te eisen. Hij deelde de ene na de andere rake klap uit en veegde met zijn kolenschoppen van armen eenvoudig de eerste belagers opzij. Niet alleen was Kornelis onsterfelijk, met zijn 2,36 meter lengte en forse bouw kon hij behoorlijk wat hebben en had daarbij ook een hoge pijngrens. Toen hij door een één of andere onbenullige zombie in zijn biceps werd gebeten, merkte hij dat natuurlijk wel, maar het was slechter voor wat er van het gebit van de zombie was overgebleven dan dat hij er zelf echt last van had. Alsof het een vervelende mug betrof, sloeg hij de zombie van zijn arm en gaf hem daarna nog een dreun na. Een volgende bleek wat taaier, zodat hij diens hoofd vastgreep en eerst moest vergruizelen tegen dat van een ander wilden ze beide hun aanval tegen Kornelis staken.
Zo baande Kornelis zich een weg tussen alle gedrochten die hem als hongerige hyena’s aanvielen, maar kreeg toch al gauw door dat de massa van monsters hem op deze oppervlakte gauw te veel werd. Het was dringen geblazen aan de voorkant van de binnenplaats, zodat Kornelis andere trucen moest verzinnen opdat hij niet onder deze griezels zou worden bedolven. Het gedrang greep ook hem, letterlijk, naar de keel. Daarom nam Kornelis op enig moment een diepe teug lucht en keerde even kort helemaal tot zichzelf toen hij zich aan het opladen was. Hij rechte zijn rug en balde zijn vuisten, terwijl hij met gesloten ogen alles liet opborrelen wat hij nog in z’n maag had zitten. Met z’n drieën tegelijk hingen de gedrochten nog aan zijn vuisten toen Kornelis ten slotte zijn ogen opende en zo’n geweldige hoeveelheid maagzuur produceerde dat het geluid waarmee de boer gepaard ging weinig onderdeed voor het volume van een misthoorn. De gassen uit het diepste van zijn buik golfden krachtig over zijn tong en lieten ieder levend wezen dat binnen vijf meter voor hem stond op slag bezwijken. Dit gold natuurlijk alleen voor de navelpadden, aangezien de zombies al ondood waren. Maar ook zij konden niet lang weerstand bieden tegen de alles verpulverende zure boerlucht die Kornelis zojuist had voortgebracht. Bijtende dampen vraten zich door de toch al weke delen van hun huid en zorgden ervoor dat het rotte vlees van hun botten droop alsof het kip betrof dat erg lang had doorgegaard. Een enkele ‘verstandige’ zombie die zich in een hoek had schuilgehouden had kennelijk toch niet de volle laag gehad, maar viel spontaan uit elkaar toen hij een stap dichterbij deed en de wolk van maagsappen binnenliep.
Tevreden keek Kornelis vervolgens rond, boerde wat laatste gassen uit en krabde aan zijn achterste.
“Zo, nu kan ik ook even ademen,” besloot hij toen en glimlachte.
Maar met de rust was het gauw bekeken. Want voor hij er erg in had, werd er links van hem alweer aan de restanten van de pui gemorreld. Met een laatste graai trok een enorme poot het laatste metselwerk uit de voorzijde. Ruige haren kwamen daarbij los en dwarrelden in het vertrek. Deze haal zorgde er meteen voor dat de ruïne van deze kant van de universiteit gammeler in z’n constructie kwam te staan.
Buiten het zicht van wat er beneden afspeelde, werd het verval ook door de Reuze Navelpad en Retroman bemerkt. Zij hadden de hogere etage bereikt, waar de lift tijdens het openen van de deuren gelijkvloers had moeten komen met een open overloop die schuin boven de L-vormige ruimte lag. Retroman en de pad stapten juist uit de lift toen de liftvloer kort daarop achter hen door het geweld naar beneden stortte. Tijd om hierbij stil te staan hadden ze niet. Ze moesten zich nu haasten om de overkant van de overloop te bereiken, voordat er andere obstakels waren die hen dit zouden beletten. Nu was de overloop wel degelijk genoeg om tegen nog een stootje te kunnen, maar de maagdampen van Kornelis stegen nu langzaam op naar de hoogte waar zij zich begaven. Beide heren hadden feitelijk geen benul van het gevaar dat daarmee dreigde, maar ze voelde zich evengoed al wel aangespoord om vlot door te lopen doordat er nu ook glas- en ijzerwerk uit het plafond begon los te komen.
Op de begane grond zette het gevecht zich ondertussen voort, nu de maagdampen optrokken en de ruimte zich langzaam met ‘verse’ hongerige zombies en navelpadden begon te vullen. Kornelis zag het alleen niet zitten om nu weer dezelfde truc te gaan uithalen zoals hij zojuist had gedaan, al was dat alleen maar omdat zoveel gassen opboeren toch best een hoop energie van hem vergde. Dan kon deze strijd wel eens ineens gauw beslecht worden, in het voordeel van graaf Schaurig. Daarom besloot hij nieuwe tactieken te overwegen voor zijn volgende slag. Maar voordat hij nu weer grote gaten kon slaan, verplaatste hij zich eerst naar buiten en ruimde hij gaandeweg met z’n blote handen wat vijanden op. Dat duurde even voordat hij buiten geraakte, maar eenmaal buiten het bereik van zijn eigen onpasselijke luchten binnen in het pand, stond hem in de frisse buitenlucht een grote verrassing te wachten. Kornelis was oog in oog komen te staan met zijn ultieme vijand. Dat op zich was natuurlijk niets nieuws, want Ignatz Schaurig had hij allang verwacht. Hij torende hoog boven al zijn monsterlijke creaties boven hem uit. In al zijn verdorven grimmigheid keek hij minachtend op zijn voormalige vriend en schoolgenoot neer. Het was vooral de gedaante waar de graaf bovenop zat wat hem bijkomende zorgen baarde. Kort geleden had hij de afgrijslijk grote poten en ogen van dit beest al gezien, maar eerder nog, toen Kornelis zijn vrienden door de stad had zien trekken en had geobserveerd hoe zij het opnamen tegen de zombies en navelpadden, had hij reeds een glimp opgevangen van dit schrikwekkende schepsel. Als een grote schimmige schaduw had hij het van verre afstand door Gohes City zien marcheren en al heel wat stuk zien maken.
Nu stond Kornelis recht voor dit ijselijke creatuur, een zoveelste wanproduct van de graaf. Even hoog als een gebouw van vier etages stond het massieve harige kolos rechtop tussen een zee van monsters, op een afstand van slechts een paar tientallen meters van Kornelis. Zijn klauwen hield hij vervaarlijk voor zijn lijf, met al zijn nagels op scherp voor een volgende uithaal. Een staart, al even ruig behaard als de rest van zijn vacht, kronkelde onrustig tussen de zombies en navelpadden. Het beest was namelijk razend, maar vooral ook bang. Bang voor zijn schepper, niet eens zozeer voor zijn belagers. Kornelis merkte de angst vooral door het diepe blazende keelgeluid dat het beest voortbracht. Kornelis had er eerder al een vermoeden van, maar nu hij het beest had gezien wist hij het zeker. Wat voor hem stond was een gemodificeerde versie van een kat, gekalibreerd door Ignatz.
“Monster!” riep Kornelis uit. “Wanneer houdt deze nutteloze strijd nu eens op, Ignatz? Wat heeft dit nou allemaal voor zin?”
Kornelis moest zichzelf overschreeuwen om boven het tamtam van het volk voor hem uit te komen. Hij negeerde voor een moment de zombies die zich alweer aan hem vastklampten en hem kwaad wilden doen. Niet dat ze hem echt konden deren, want de meesten dropen toch vaak af zodra ze door zijn geur bedwelmd werden. Maar hij vond ze vooral irritant.
Bovenop de kop van het grote katachtige wezen lachte een figuur sardonisch. Hij ging gehuld in een inktzwarte mantel die door een opspelende wind langs zijn flanken fladderde en aan de rafels en gaten die erin vielen was te zien dat het z’n beste tijd wel heeft gehad. Op de kop van de kat was een stellage bevestigd, met in het midden ervan een rode zetel. De stoel deed dienst als zadel en was door graaf Schaurig bevestigd om ervoor te zorgen dat hij de acties van zijn laatste creatie kon overzien en zich daarmee eenvoudig door de stad kon verplaatsen. Op zijn eigen hoofd had hij een kap naar achteren geschoven met daarop een stofwerende bril. Verrukt keek de graaf neer op het tafereel onder hem.
“Je krijgt er al handigheid in,” merkte hij droog op met z’n lijzige Duitse accent. “Is het stratenvegen van navelpadden en zombies je nieuwe aanstelling geworden? Ik had altijd al gedacht dat alchemie te hoog gegrepen voor jou was. En bij de redactie van dat flutkrantje hadden ze je allang de laan uit moeten sturen.”
“Je hebt gewoon m’n vrienden vermoord Ignatz! Je bent veel en veel te ver gegaan. Duizenden onschuldige slachtoffers die niets met onze historie te maken hadden en toen nog niet eens geboren waren, hebben het nu allemaal met hun leven moeten bekopen. En waarvoor? Zie je nou echt niet in dat deze strijd helemaal nergens over gaat?”
“Dat heb je allemaal aan jezelf te danken, Kor. Dat weet je best. Dat de wereld nu geheel aan jouw stommiteiten ten onder gaat is echt jouw eigen schuld. Je hebt mij alles afgenomen wat mij dierbaar was. Mijn studiekansen, mijn projecten, mijn uiterlijk, mijn liefde! Alles heb je kapot gemaakt.”
“Ach, hou toch op man!”
“Nee, het houdt niet op. Ik ben nog lang niet klaar met je, Kornelis. Je zal moeten boeten voor alles wat je mij hebt aangedaan. Elke kwelling die ik heb moeten doorstaan zal ik je in honderdvoud betaald zetten. Zolang jouw vrienden nog rond hobbelen en jij op je benen staat, zal ik iedereen kwellen die jou dierbaar is. Iedereen!”
Kornelis dacht aan zijn twee vrienden, die hij naar de bovenetages van de universiteit had gestuurd. Hij hoopte maar dat zij slaagden in zijn opzet. Anders zouden ook zij ten prooi vallen aan de toorn van de graaf.
“En weet je?” vervolgde de graaf, “eigenlijk bevalt het me prima dat jij onsterfelijk bent. Zo kun je iedere sterveling zien creperen of zien ronddolen als hersenloze zombies, terwijl jij degene bent die de ware marteling ondergaat. Diep tot in je ziel zul je pijn moeten lijden, net zoals ook ik heb moeten lijden om Christel.”
Dit begon te lang te duren en ging helemaal nergens meer over. Er werd steeds meer bij Kornelis geduwd en getrokken.
“Ben je nu klaar, Ignatz? Zoals je kunt zien heb ik nogal wat om handen op dit moment,” merkte hij ongeduldig op.
“Oh nee. Er is nog wel wat meer dat ik voor jou in petto heb. Zo is er iets dat jij moet weten over mijn nieuwste huisdier…”
Ignatz’ stem sloeg weer om van een duivelse toon naar een geacteerd luchtig redeneren.
“Moet dit echt?” overschreeuwde Kornelis zichzelf, die een opdringerige navelpad opzij wierp, “maak het af of donder een eind heen met die monsters van je.”
“Ha, maar dat is juist de gein. Want wat hier voor je staat is helemaal geen monster, Kor. Kijk nou zelf. Die kwijlende bek. Die hangende pootjes. Ze is weliswaar iets ruiger dan dat watje van een Reuze Navelpad die ik eerst voor dit doel had bedacht. Maar is ze geen schatje?”
Ignatz deed net of hij het grote katachtige wezen wat betuttelend en zogenaamd liefdevol toesprak.
“Wiens kat heb je hier nu weer voor geritseld, Ignatz?” vroeg Kor terwijl hij misselijk werd bij deze weerzinwekkende gespeelde genegenheid. Ik geloof namelijk nooit dat je zomaar een zwerfkat van de straat hebt geplukt. Dat lijkt veel te veel op adopteren. Wel?”
In de ogen van de duivelse graaf begon nu een zeer naargeestige twinkeling te ontstaan. Op dit moment had hij schijnbaar gewacht. Iedere kans die hij had kunnen aangrijpen om Kornelis te folteren had de graaf aangegrepen. Dus ook voor zijn ultieme meesterwerk had Ignatz een manier gezocht om de man die ooit zijn beste vriend was, diep in het hart te kunnen treffen. Hij grijnsde opnieuw, wederom op een manier die Kornelis allerminst beviel.
De graaf stond op en rees met één arm in de lucht. De ander had hij nodig om zijn evenwicht te bewaren.
“Hahaha!” bulderde hij uit, “aanschouw, wat ik hier voor jou heb meegebracht. Gekalibreerd en zodanig opgevoed dat ze nu alleen nog de bevelen van haar meester zal opvolgen. Opgepompt en uit haar kluiten gewassen…”
“Voor de draad ermee,” zuchtte Kornelis geïrriteerd.
Ignatz lachte en bracht ten slotte uit:
“Shampoo! De poes waar Tinus Icket al geruime tijd naar op zoek is, voor wie hij de buurt heeft volgehangen met posters ‘vermist’, zijn brokkenvreter, zijn hulpeloze haarbal, de monsterkat die nu beter bekend staat als…”
Bewust liet hij even een pauze vallen.
“Meaozilla!”
Ignatz had de nieuwe naam die hij voor dit schepsel bedacht had met veel enthousiasme uitgeschreeuwd, alsof het een aankondiging betrof waar veel bombarie en spektakel bij kwam kijken. De presentatie van Ignatz’ verdorven verworvenheid miste echter het geschikte publiek om zijn enthousiasme mee te delen. Op degene voor wie het bedoeld was had Meaozilla in elk geval niet de gewenste uitwerking.
“Wat ben je toch een misselijkmakende beul” reageerde Kornelis enkel wat matjes, “een onbeschofte wreedaard.”
En dat was ook meteen het enige wat Kornelis erover te zeggen had. Hij had wel genoeg gezien van dit soort ongein en ondertussen waren zijn emoties te ver afgestompt om door nog een volgend verlies echt geraakt te worden. Dit alles kwam uiteraard als een teleurstelling aan bin de gruwelijk graaf Schaurig. Die had namelijk wel verwacht dat impact intenser zou zijn geweest.
“Hij natuurlijk altijd even bij mij kunnen aankloppen of ik Shampoo niet toevallig had gezien,” probeerde Ignatz nog.
Maar het maakte geen indruk.
Kornelis zag zich vooral gedwongen om opnieuw wat gaten te slaan. Navelpadden en zombies waren nu zo talrijk bij hem aanwezig dat ze hem onderhand het zicht ontnamen. Hij draaide daarom in een woeste beweging met zijn armen om zich heen. Hierdoor wist hij de meest plakkerige ondoden en amfibieën wel van zich af te schudden. Maar er was veel meer voor nodig om überhaupt weer wat ruimte te krijgen om een paar passen te kunnen lopen. Daarom greep hij één van de manshoge navelpadden achter bij zijn kop, terwijl hij met zijn prothese de tong uit het blauwe wezen rukte. Hij duwde navelpad achteloos opzij en herhaalde de handeling bij nog een paar navelpadden die hij in handbereik had. De beesten waarbij hij deze ingreep steeds uitvoerden hadden hun bekomst en zorgden er meteen ook voor dat het bloed dat ze vervolgens uitspuugden de zombies in verwarring deed brengen. Door deze actie had hij een ander soort chaos weten te creëren waardoor hij het iets makkelijker kreeg om in de richting van de graaf en de enorme kat te komen.
De schepper van al deze gedrochten keek in zijn chagrijn toe hoe Kornelis aan het huishouden was.
“Denk maar niet dat je ook maar de geringste kans maakt om mij en mijn wezens uit te schakelen,” waarschuwde hij.
Kornelis sloeg echter geen acht de woorden die Ignatz nog sprak en was alweer grif klappen aan het uitdelen. Het zou hem ook nooit lukken om tegen aan deze ondieren weerstand te kunnen blijven bieden. Alleen in elk geval zeker niet. Het enige wat hij kon hopen, was dat Retroman en de Reuze Navelpad – als ze het eeuwige leven al konden verkrijgen – iets zouden kunnen bedenken om honderden navelpadden en zombies tegelijkertijd te kunnen omleggen. Maar zelfs als ze dat voor elkaar konden krijgen, dan was de winst een bittere; iedereen die door de navelpadden gezombificeerd was, heeft daarvoor een menselijk leven gekend. Het is niet ondenkbaar dat Kornelis en zijn vrienden onderwijl zombies hebben zitten opruimen, die in de weken hiervoor nog bekenden van hen waren. En dan was er nog Meaozilla. Wat voegde dat beest nog toe aan al de ellende die graaf Schaurig toch al had aangebracht? Zou Ignatz verder het land en daarna Europa intrekken om nog meer slachtoffers te maken? Hoe zou dit alles er momenteel in het wereldnieuws uitzien? Het waren allemaal vragen die bij Kornelis door het hoofd spookten, maar waarvan hij wist dat hij er toch geen antwoord meer op krijgen zou. In plaats van zich daar verder druk om te maken verkeerde hij onderhand in een soort roes. Kornelis bleef namelijk maar gaan en slaan en baande zich zo een weg tussen alle ondoden en die gemuteerde amfibieën. Op enig moment zocht hij wat variatie op om in de zee van gedrochten niet alleen maar zijn domme kracht te hoeven toepassen. Bovendien werkte al dat gemep toch voornamelijk uitputtend.
Daarom kwam hij ineens op het idee om een paar van die beesten van zich af te duwen en trok hij zijn hemd uit. Het katoen was werkelijk doordrenkt van het zweet. Boven de stof hing een damp waar een zeer overheersende chemische zuurheid van opsteeg. Kornelis’ persoonlijke hygiëne en de brij van huidvocht en schimmels die dat opleverden inspireerde hem ineens om iets stoutmoedig te doen. Bewust met de arm waar hij een prothese op had aangebracht pakte hij zijn hemd vast in de vorm van een bal. Hij kneep zijn hemd even samen en keek tevreden toen hij zag dat zijn hemd hierdoor stralen zweer begon los te laten. Vervolgens duwde hij nog een pottenkijker opzij en zocht hij tussen alle zombies en blauwe kwakers naar een specifiek soort navelpad. Eerder heeft hij ze altijd zorgvuldig op een afstandje geprobeerd te houden, maar ditmaal kwam zo’n mislukte kikker die hem aan zijn prothese had geholpen juist erg van pas.
“Bingo!” sprak Kornelis tot zichzelf toen hij er één gevonden had. En hij hield zijn ogen gericht op een Vuurpad, het speciale soort navelpad dat te veel roem had opgeslurpt en daardoor roem uitbraakte in de vorm van vuurballen. Kornelis ging er recht op af en sloeg iedereen opzij die hem in de weg stond. Op zijn rug voelde hij ineens een stel klauwen en wist, zonder dat hij het zag dat er weer een zombie op z’n huid zat. Navelpadden waren misschien wel lastig, maar durfden geen huidcontact met Kornelis te maken. En nu ze zijn van navelpluizen vergeven navel op zijn buik konden zien, bedachten ze zich ook wel twee keer voordat ze dáár naar binnen ging. Om de zombie op z’n rug kon hij zich ook nauwelijks druk maken. Zou deze het al in z’n hoofd halen om van de acne vergeven huid van Kornelis een hap te willen nemen, dan zou deze ook wel inzien dat Kor toch niet zo’n smakelijk hapje was.
Kornelis was nog maar een paar meter verwijderd van de Vuurpad en trok daarom een zombie uit de menigte die hij op een hapje van zijn met zweet inmaakte hemd trakteerde. Hij propte in het voorbij rennen de stof in zijn bek naar binnen en had niet eens in de gaten dat hij hiermee de onderkaak in tweeën brak. Gelukkig bood de rotte huid eromheen nog voldoende stevigheid om Kornelis zijn plan te kunnen laten uitvoeren. Hij daagde de Vuurpad uit om in zijn richting te komen vuurspuwen en hield tijdig de kop van de zombie voor zich zodat deze door al het zweet vlam vatte.
Nu had Kornelis een wapen en kon hij meerdere vijanden in één keer onschadelijk maken. Dit liet hij dan ook niet na, zodat hij wild om zich heen begon te maaien met de fakkel die hij zich nu eigen had gemaakt. De zombie was een stuk minder handzaam dan een houten toorts, maar hij redde zich er wel mee. De ene na de andere zombie en navelpad wist hij ermee in de hens te zetten en voor hij het wist moest hij uitkijken dat hij zichzelf niet klem zetten door een vuurzee te creëren. Wel, als dat ervoor nodig was om met ze allemaal te kunnen afrekenen dan had hij het ook gedaan en had hij er geen moeite mee om eervol in de vlammen mee ten onder te gaan.
Toch koos Kornelis niet voor die aanpak, want wie weet hadden zijn twee vrienden hem dadelijk nog ergens voor nodig. Behendig bleef hij daarom om zich heen zwaaien en liet ook niet na om met de Vuurpad zelf af te rekenen. Zodra hij inzag hoe gemakkelijk hem dit afging durfde hij zich meer richting Meoazilla te bewegen. Eens zien of we hem een poepje kunnen laten ruiken, dacht hij. Maar helaas voor Kornelis was het toen ineens uit met de pret. Na nog een paar gedrochten in de fik te hebben gezet, brak de affakkelende zombie boven de knieën af en doofde deze uit toen het de grond raakte. Kornelis staarde toen naar de twee onderbenen die hij al die tijd bij de enkels had vastgegrepen en lachte wat ongemakkelijk.
Een ongeluk komt nooit alleen, want zodra Kornelis de onderbenen van de afgefikte zombie liet vallen, stonden er ineens twee Vuurpadden voor hem. Hij bedacht zich geen moment en trok meteen zijn eigen arm op en likte even met zijn tong langs zijn eigen oksel. Hij moest even proeven hoe het smaakte. Alleen dan wist hij hoeveel kans hij met zijn volgende plan zou maken. Met een tijgersprong veerde hij toen op en belande hij op de nek van één van de twee Vuurpadden. De navelpadden keken verschrikt op, maar voordat de ene de kans kreeg om roem te gaan verzamelen voor een vuurbal, klemde Kornelis de kop van de Vuurpad waar hij op zat in zijn oksel. De overheersende smaakpapillenvernietigende kokhalscocktail van de ziltige zoute plak zweet begon meteen zijn werk te doen. Een zure lucht die van de oksel opsteeg kleurde de ogen van de Vuurpad groen en deden direct het licht bij hem uit. Kornelis sprong nu gauw weer van de schouders van dit beest en liet de rest over aan zijn compagnon. Te laat had de andere Vuurpad de list van Kornelis door en had zijn vuurbal al uitgebraakt toen Kornelis al dekking aan het zoeken was. Alsof je een volle fles terpentine in één keer over een barbecue schenkt, zo steeg er meteen een steekvlam op zodra de vuurbal de met zweet doordrenkte kop raakte. Kornelis’ okselharen die hij op de kop had achtergelaten kregen niet eens meer de kans om te verschroeien, maar verpulverden meteen in al dat geweld.
Onderwijl had Kornelis zich even opgehouden dichtbij de grond tussen de benen van enkele zombies, omdat hij ook niet precies wist hoe fel de steekvlam zou gaan worden. Dit leek hem wel een handige verstopplek. Toen hij meende dat de kust weer veilig moest zijn, richtte hij zich daarom op, maar stootte hij direct zijn kop tegen het kruis van één van de zombies. Hier ontdekte hij dat hij een cruciale fout had gemaakt. Kornelis had zijn hoofd tegen het schaambot van een vrouwelijke zombie gestoten. De zombie had wat gehurkt gestaan toen hij onder haar rok was gaan liggen. Ze tilde daarom haar rok omhoog en ontdekte Kornelis. Zijzelf was eerder verbaasd dan onthutst, maar datzelfde gold niet voor de zombies die om haar heen stonden. Zij reageerden wild toen zij hem zagen en doken één voor één bovenop hem. De vrouwelijk zombie werd aan de kant geduwd en vervolgens stapelde de ene ondode zich op de ander. De weerzinwekkende geur van Kornelis werd hierdoor geleidelijk gemaskeerd, nu de onderste zombies zich had opgeofferd om Kornelis de baas te kunnen zijn. Tussen die zombies doken ook navelpadden op de stapel en werd het voorbeeld nog door velen gevolgd.
Kornelis kon niet anders doen dan lijdzaam ondergaan dat hij werd bedolven onder het gewicht van al deze wezens. De kans dat hij het nu nog persoonlijk kon opnemen tegen Ignatz Schaurig en de grote monsterkat leken nu verkeken.

Retroman en de Reuze Navelpad hadden ondertussen geen idee wat er buiten de muren van de universiteit allemaal gaande was en waren nog driftig op zoek naar de Rode Zolder. Maar zelfs zonder weet te hebben wat er buiten afspeelde, voelde zij de tijd wel tikken die hen nog reste. Iedere moment konden de navelpadden en zombies hen in de bovenste etages van de universiteit ontdekken en moesten ook zij zich weer voorbereiden op een nieuw gevecht. Zelfs de Reuze Navelpad had nu wel in de gaten dat met zo’n enorm harig kolos erbij, het gevecht amper nog in hun voordeel kon uitvallen. Nu wisten beide niet dat het hier om een kat ging, maar als die lichtflitsen die ze het eerder op een afstand tussen de gebouwen hadden zien maken dezelfde lichtstralen waren waarmee de Gigantische Navelpad gebouwen kon doorklieven, dan stond ze hier nog wat te wachten.
“Jottum! Ik heb het gevonden,” riep Retroman ineens uitbundig toen hij de Rode Zolder herkende. Ze waren helemaal bovenin het bouwwerk daar aangekomen waar de slaapvertrekken zich bevonden. Deze ruimtes waren gemakkelijk te herkennen doordat ze allen schuinaflopende plafonds hadden en er geen trappen meer waren die naar hogere etages leidden. Alle zoldervertrekken waren ieder in hun eigen kleur geverfd. De Rode Zolder liet zich daardoor gemakkelijk vinden. De Reuze Navelpad keek echter vreemd op, toen hij merkte hoe Retroman weer in z’n jolige taaltje had gesproken. Had die vent dan helemaal niet in de gaten hoe ernstig deze situatie is? Is het leven voor hem dan echt alleen maar één groot spelletje?
“Kom op, Pad. Dan zoeken we het vertrek van die twee ouwe sokken. Die power ups moeten hier vast ergens liggen.”
Retroman stond in een deurpost als een jongen zo blij net als toen hij als kind z’n eerste Atari had uitgepakt.
“Power ups?” vroeg de Reuze Navelpad.
“Ja, je weet wel. Net zoals de Super Stars die in old school games verstopt zitten, waarmee je onverslaanbaar wordt. Alleen dan zijn het geen sterren die uit blokken komen door je hoofd er tegenaan te stoten, maar spannende drankjes die door Kornelis en die verdorven graaf zijn bereid.”
De Reuze Navelpad legde verzuchtend zijn handpalm op z’n voorhoofd.
“Dit kun je niet menen? Neem je nou nooit eens iets serieus, Retroman? Maar kom op, vooruit. Laten we gaan zoeken. Die griezels zitten ons zo op onze hielen. Volgens Kornelis zou het ons geen moeite moeten kosten om zijn kamer te kunnen vinden.”
De Reuze Navelpad had die woorden nog maar amper uitgesproken of Retroman moest al beamen wat hij zojuist had gezegd.
“Oh nee, gatver. Oh wat een lucht. Dat komt vast uit zijn kamer vandaan.”
De pad en Retroman hadden de oude slaapkamer van Kornelis nog niet eens in het vizier of ze wisten al in welke richting ze moesten uitlopen.
“Karbonade! Ik geloof dat ik zojuist een kakkerlak heb vertrapt,” merkte Retroman ineens halverwege hun zolderwandeling op, “volgens mij kwam hij daar vandaan.”
Retroman wees naar een kamer waar de deur half in de sponning hing en waar een nog een paar andere kakkerlakken over de grond ritselden. Inderdaad, dat moest de kamer van Kornelis wel zijn, dacht de Reuze Navelpad. De rotzooi uit Kornelis’ studententijd had na het sluiten van de campus zoveel ongedierte aangetrokken, dat zijn kamer ook in de jaren daarna een fijne broeiplek is gebleven om insecten en andere aaseters te blijven aantrekken. Kadavers op kadavers en een overwoekerende plantengroei die de heren onderweg naar boven ook al zijn tegengekomen, pasten prima in dat beeld.
“Gossiemikkie. Hoe gaan we hier in hemelsnaam het elixer in terugvinden?” vroeg Retroman hardop toen ze voor de deuropening stonden en de jungle van troep binnen in de kamer aanschouwden.
“Wat je zegt,” reageerde de Reuze Navelpad terwijl hij zich met open mond verwonderde hoe de kamer zo’n bende kon zijn. “Wat de opstapeling van spullen betreft, herken je zo dat dit de kamer van onze vriend is.”
Retroman knikte en hield tegelijk aldoor een hand voor zijn gezicht voor de stank.
“Je maakt mij niet wijs dat Kornelis voor zijn transformatie tot Grote Stinkende Oorwurmen Reus daarvóór nog een nette jongen was die keurig zijn kamer schoonhield.”
“Kornelis zei dat het elixer ons zou ‘roepen’,” zei de Reuze Navelpad, “ik hoor nog niets. Weet jij wat hij daarmee bedoelde?”
“Ik heb ook geen idee jonge vriend. Kom, laten we op onderzoek uitgaan, mijn samuraizwaard kan nu mooi als kapmes dienen.”
En zo traden de Reuze Navelpad en Retroman het onfrisse onderkomen binnen dat allang niet meer naar stinkende sportsokken en vuile onderbroeken rook, maar nu eerder een onvergetelijke sensatie was van meurende schimmels, fnuikende fungi en rottende ratten. Onversaagd en met hun neuzen met één hand afgeschermd baanden ze zich een weg tussen alle rommel. De Reuze Navelpad schopte meteen voorzichtig wat bemoste kledingresten opzij en klom daarna met Retroman over een omgevallen fauteuil. Zodra ze vervolgens kregen te zien wat daar achter lag, moesten beide mannen echter al snel kokhalzen. Op de grond, tussen een wirwar van klimopbladeren dat hier ook z’n weg had gevonden, lag een in vier stukken uit elkaar getrokken vers vossenlijk. Er in en eronder krioelde het van de roofmijten en spiegelkevers en uit de ogen, neus en bek van het gestorven dier kropen de eerste maden al naar buiten. Retroman voelde zijn maag opkomen en draaide zich opzij om over te geven. Hij was met al die zombies en navelpadden natuurlijk ondertussen al wat akelige aanblikken gewend, maar zo’n verse vondst als deze had hij alweer enige tijd niet meegemaakt. Iets verderop in de kamer meende Retroman plotseling dat hij een vreemd geluid hoorde.
“Hoor je dat Pad? Het lijkt wel alsof er iets zoemt.”
De Reuze Navelpad hoorde het ook, maar maakte zich op het moment meer druk om de geluiden die hij achter zich hoorde. Hij herkende het gekibbel weer van zombies en hij vermoedde dat er ook navelpadden bij zaten.
“Ja, ik hoor het ook. Maar we moeten nu vaart maken. Ik hoor die monsters namelijk ook weer. Ze zijn ons gevolgd.”
“Je hebt gelijk. Hier, ik heb links van ons een andere kamer ontdekt waar het zoemen vandaan komt, vanuit een soort alkoof. Het is alleen zo begroeid met klimop dat je even afstand moet houden, anders heb ik geen ruimte om met mijn samuraizwaard te zwaaien.”
“Akkoord, maar maak vaart, wil je. Het is niet alleen dat die griezels weer achter ons aan zitten, maar er is ook iets raars aan de hand met mijn zakhorloge.”
“Hoe, wat?” Retroman pauzeerde na twee slagen even om zich naar de pad om te draaien om te zien wat hij bedoelde.
“Schiet nou op! Dat ding begint ineens te gloeien!”
De Reuze Navelpad hield het zakhorloge aan het kettinkje om zijn nek voor zich en keek ernaar. Hij moest het op deze manier vasthouden omdat het zakhorloge inderdaad onaangenaam warm was geworden en een geel licht begon uit te stralen.
“Wat heeft dat te betekenen?” wilde Retroman weten.
“Weet ik veel. Maar het is vast niet veel goeds. Ik krijg het gevoel dat we groot gevaar lopen. Wil je alsjeblieft opschieten?”
En de Reuze Navelpad was nog niet uitgesproken of hij kreeg vanachter ineens de volle laag van één van zijn soortgenoten die hem opzij beukte. Wat volgde waren twee zombies, die heel wat slomer binnen kwamen wandelen en met een steunend geluid zichzelf kenbaar maakten. De Reuze Navelpad was ondertussen in een hoek terecht gekomen waar hij een oude wereldbol uit een grote gebogen houder stootte en de bol nog net niet op zijn kop kreeg. Retroman voelde de zenuwen oplopen en begreep dat er nu echt haast bij was. Fermer dan tevoren hakte hij als een bezetene in op de laag klimop en kreeg nu bijna de kans om de alkoof binnen te stappen.
“Pak aan!” klonk het achter hem, toen de Reuze Navelpad de wereldbol met beide handen naar de kop van de andere navelpad wierp en zich daarna weer bezig hield met het heet geworden zakhorloge op afstand te houden. De bol suisde door de kamer en kegelde de navelpad eenvoudigweg omver. Helaas echter voor Retroman stond hij precies in de baan die de navelpad beschreef toen hij met bol en al zijn kant op viel. Zodoende vielen beide door de resterende klimopbladeren en belandden ze samen in de alkoof. De Reuze Navelpad hield van schrik zijn handen even voor zijn mond en liet meteen het zakhorloge weer op zijn borst vallen.
“Au! Dat ding is echt heet geworden,” schreeuwde hij uit. En terwijl hij vlug het zakhorloge weer bij het kettinkje voor zich hield, bedacht hij dat hij hier wat op moest vinden. Want hij wilde het zakhorloge liever niet afdoen, maar had wel zijn handen nodig om zich tegen de vijanden te verweren. Daarom greep hij zo gauw hij kon een voorwerp van een glazen tafeltje dat hem wel geschikt leek om het zakhorloge in te stoppen. Ook hij moest snel wezen, want de zombies hadden zich al over de blokkerende fauteuil gehesen.
“Oh, dit meen je niet,” zei de Reuze Navelpad toen hij zag wat hij van de tafel had gegrist. Hij hield een half verteerd kledingstuk voor zich dat blauw zag van de schimmel en uitliep van de pissebedden.
“Uitgerekend een onderbroek. Wat een tent trouwens.”
En terwijl hij de grootste moeite deed om zijn slokdarm in bedwang te houden liet hij zou gauw hij kon het zakhorloge in de onderbroek glijden. Net op tijd, want de zombies stonden nu recht voor hem.
“Deze is voor Kornelis!” schreeuwde hij uit en haalde krachtig naar de zombies uit met de houder waar eerder de wereldbol in hadden gezeten. Zonder veel inspanning werden met die klap de twee zombies onthoofd en stortten hun rompen ter aarde.

“Sakkerloot!” klonk het ineens vanuit de alkoof, “daar is het! Pad! Ik heb het elixer gevonden!”
En terwijl Retroman zich probeerde los te wurmen uit de klimopplanten en de navelpad van zich afduwde, hoorde hij hoe het gezoem de alkoof vulde. De alkoof, een ruimte niet veel groter dan een riante kledingkast die in het vertrek lag verzonken, herbergde een enorme verzameling van zalven, brouwsels en andere snuisterijen. Dit moest Kornelis’ hobbykamer zijn geweest, bedacht Retroman en hij richtte zich op om het elixer te kunnen pakken. Opnieuw klopten de aanwijzingen van Kornelis, want wat hij eerder voor een zoemend geluid had gehouden kwam eerder neer op een soort zingend geluid dat uit enkele van deze flesjes afkomstig was. De flesjes die het betrof straalden allen een hel licht uit en de vloeistof was goudgeel van kleur, precies zoals Kornelis had beschreven.
“It’s a me, Mario!” riep Retroman guitig uit toen hij zijn ‘power ups’ had gevonden en maakte een 8-bit vreugdesprongetje zoals zijn held Super Mario ook zou hebben gedaan. Snel borg hij zijn samuraizwaard op en reikte naar één van de flesjes. Hij rukte de dop eraf en hield de geopende hals ervan voor zich.
“We hebben het gehaald!” schreeuwde hij naar de Reuze Navelpad en aanschouwde hoe er een goudgele damp uit het flesje opsteeg. Even aarzelde hij of hij niet eerst samen de toost moest uitbrengen met zijn vriendje Pad, maar toen realiseerde hij dat daar helemaal geen tijd voor was. Het leek hem veel beter dat hij alvast het elixer innam en daarna rap de volgende fles aan de Reuze Navelpad kon geven. Hij bracht daarom de fles naar zijn mond en… liet hem toen uit zijn handen vallen.
Het elixer dat hij in zijn handen had vastgehouden viel op de grond in duizend glasscherven uiteen en de kostbare inhoud die het bevatte stroomde rijkelijk over de vloer. Een helse pijn maakte zich van Retroman meester. Ineens voelde hij hoe hij licht in zijn hoofd werd en de wereld langzaam begon te draaien. Hij zwenkte met zijn lijf alle kanten uit en moest houvast zoeken aan het meubilair. In die beweging trok hij diverse flessen met inhoud van de planken en stapte hij in de glasscherven tot zijn voeten er van begonnen te bloeden. Alles wat hij nog aan maaginhoud bezat braakte hij uit en keek daarop naar zijn handen die hij met het braaksel had bevuild. Het duurde even voordat hij zijn zicht had scherp gesteld, maar toen hij eenmaal weer een beetje normaal kon zien merkte hij dat er iets aan zijn handen veranderd was. Zijn huid leek ineens valer geworden en bovendien voelde hij de smurrie niet eens die er van zijn handen droop. Maar het was nog veel erger: Retroman voelde namelijk in het geheel niets meer.

Enkele momenten later staarde Retroman wezenloos naar het plafond. Hij had geen idee hoe het daar gekomen was of hoe hij juist op de vloer was beland. Het lichte gevoel in zijn hoofd was in elk geval nog niet verdwenen. Hij keek naar links opzij en zag dat hij in een plas met elixer en scherven lag. Verderop was er ook een boekenkast omgevallen waar hij eerder de flesjes in had zien staan. Hij boog naar voren en zag dat de boekenkast zijn enkel had ontwricht. Het gekke was alleen dat het leek alsof dit helemaal geen pijn deed. Toen herinnerde hij dat hij die ervaring kort hiervoor ook al had gehad. Blijkbaar was er iets geweest dat zijn gevoel had uitgeschakeld en was hij daarna op de grond gestort. Maar de schrik sloeg hem helemaal om het hart toen hij naar zijn buik keek. De stof van zijn ninjakleding was namelijk omhoog geschoven en op de plek waar zijn navel had gezeten was nu enkel nog een bloederig gat te zien. Een gevoel van verdoving nam nu bezit van zijn zinnen en het enige waar Retroman nu nog aan kon denken was mensenvlees. En dan bij voorkeur mensenhersenen.
En op het moment dat hij te maken kreeg met een honger die hij nooit meer stillen kon, drong bij Retroman allang het besef niet meer door dat hij kennelijk was vergeten de navelpad uit te schakelen…

Even verderop was de Reuze Navelpad aan het uithijgen van de inspanningen die hij had geleverd. Hij was op de grond in een hoek gaan zitten waar het aantal insecten beperkt was. Zijn borstkas ging heftig op en neer. Hij was moe. De strijd die hij in de afgelopen weken heeft moeten leveren hadden zijn tol geëist. Op zijn borst gloeide het zakhorloge als niet eerder tevoren en het gewicht ervan woog zwaar. Hij voelde zich benauwd en kreeg het gevoel dat er iets vreselijks stond te gebeuren. Het enige wat hij nu nog kon hopen was dat Retroman gauw met het elixer naar hem toe zou komen en dat hij zich daarna beter zou voelen.
Op dat moment kwamen er eerst meer andere zombies de kamer binnen. Ditmaal zonder navelpadden. Ook zij schuifelde voetje voor voetje in dat zenuwachtige tempo van hen naar binnen en volgde dezelfde hindernissen die eenieder had gemaakt om tot hier te komen. De Reuze Navelpad wachtte af. Hij kon niet anders meer. Hij was uitgeput en was koortsig. Toen kwam ook Retroman uit de alkoof geklommen. Eindelijk, dacht de Reuze Navelpad. Die zal wel doorhebben dat ik niet meer kan en hakt voor mij die zombies wel omver.
Maar toen zag de pad dat er iets veranderd was. Retroman hinkte. Zou hij ergens over gestruikeld zijn? En ook de blik in zijn ogen was heel anders, helemaal niet wat de pad verwachtte hoe iemand eruit zou zien die net het eeuwige leven had verkregen. Dat had hij vitaler verwacht, veel meer sprankeling en levendigheid. Alleen was levendigheid nu juist erg ver te zoeken bij zijn vriend. Die manier van lopen, die contactloze manier van kijken, die vieze smurrie die er uit zijn mond droop, Retroman was gezombificeerd! Oh nee, dacht de Reuze Navelpad. Niet hij ook al.
Alles was nu voor niks geweest. Kornelis had zich opgeofferd door de strijd met die gruwelijke Graaf Schaurig aan te gaan en heeft daar zeer waarschijnlijk ondertussen het leven wel bij gelaten. Een gigantisch monster was met de graaf meegekomen en de stad wemelt van de navelpadden en de zombies. En nu is ook Retroman, zijn kloeke en humoristische vriend, met wie hij samen heel wat hellebroed mee om zeep heeft geholpen ten prooi gevallen aan de wraak van die verschrikkelijke meneer De Graaf. Alles, maar dan ook alles is nu verloren. De stad gaat ten onder.
Op dat moment kwamen Retroman en de andere zombies steeds dichterbij. Met Retroman voorop schoven de monsters voetje voor voetje naderbij, totdat de man die eerder nog zijn vriend was met zijn handen achter op zijn rug tastte en vervolgens het samuraizwaard tevoorschijn haalde. Voor een laatste maal hanteerde hij het en wierp zo het zwaard in de richting van de Reuze Navelpad. Maar toen gebeurde er iets geheel onverwachts. Terwijl het zwaard nog door de lucht suisde, begon het zakhorloge feller te gloeien en beefde het op de borst van de Reuze Navelpad. Zodra het zwaard de Reuze Navelpad had moeten raken, ontstond er ineens op de plek van het zakhorloge een soort spiraalvormige cirkel dat een zwart soort licht uitstraalde. In een oogwenk zoog het de Reuze Navelpad en het samuraizwaard op en verdween het in het niets.

Opnieuw werd de Reuze Navelpad een zwart universum ingejaagd, een ruimte zonder sterren dat zich oneindig leek uit te strekken. Hij werd meegezogen in een onnoemelijk leegte en verkeerde daar enige tijd met niets anders bij zich dan het samuraizwaard waar hij door Retroman mee geraakt had moeten worden. De reis door de dimensies zorgde er echter voor dat het zwaard zijn hoofd miste en vergezelde hem op een tocht naar het onbekende.
Later of eerder, daar had de Reuze Navelpad geen besef meer van, schoot hij tezamen met het samuraizwaard de werkplaats van Theo Nologie binnen. Het zwaard boorde zich in een houten wand en de Reuze Navelpad volgde daarna. Hij klapte met veel geweld tegen diezelfde muur. Na de onzachte aanvaring tuimelde hij op de vloer en belande een paar meter naast de etmaluren die nog aan de hefboom gekleefd waren. Hij verloor het bewustzijn en met zijn tong uit zijn bek knipte bij hem het licht uit. Zo gauw ze konden renden Achmed Liën en Theo Nologie op de pad af en ontfermde zij zich over hem. Zij hadden geen weet van wat de Reuze Navelpad allemaal had meegemaakt. In hun beleving hadden zij hem enkel naar één van de twee etmaluren zien vliegen en wisten niet beter of de Reuze Navelpad was er dwars doorheen getrokken om aan de andere kant weer naar buiten te komen. Achmed ging op zijn knieën op de grond naast zijn vriend zitten. Hij overtuigde zich er nog wel even van of er geen rondvliegend materiaal meer was dat hem verwondingen konden bezorgen. Maar de uitvindingen van Theo Nologie waren allen tot stilstand gekomen en vormden geen gevaar meer. Achmed boog daarom voorover en pakte de pols beet van de pad. Zodra hij dat deed viel zijn oog op het kettinkje dat er om de nek van de Reuze Navelpad hing. Hij geloofde zijn ogen niet toen hij het voorwerp dat er aan het kettinkje hing zag vervagen. Het leek haast wel alsof dat het zakhorloge was dat ze ook wel als de etmaluren kenden. Achter het gezelschap vielen twee etmaluren op de grond. Ze werden niet langer door het zwarte licht naar elkaar toe getrokken. Geen van beide heren had door dat één ervan de Reuze Navelpad op een spannend reis door de tijd had vergezeld.
“Theo!” riep Achmed toen ineens paniekerig uit.
“Oh, wat is het?” vroeg de geleerde.
“Het is de Reuze Navelpad. Hij heeft geen pols meer…”

In andere tijden, in een toekomstig universum, ver van waar Achmed, Theo en de Reuze Navelpad zich ophielden, vond er ergens in het centrum van Gohes City een grote explosie plaats. Een enorme bruine wolk was met veel kabaal losgekomen uit een gigantische stapelen met lichamen. De lichamen varieerden in kleur tussen vaalgrijs en donkerblauw en behoorden toe aan honderden hongerige zombies en navelpadden. Met z’n allen hadden zij zich op Kornelis Oflook gestort, in de hoop hem te kunnen verstikken, zodat ze hem konden uitschakelen en graaf Schaurig zijn ultieme wraak kon beleven. Maar Kornelis had nog een laatste pijl op zijn boog, eentje waarmee hij wist dat hij niet alleen zichzelf, maar ook een hoop gedrochten kon opruimen. En als hij een beetje geluk had dan stuurde hij in die actie ook zijn voormalige schoolgenoot Ignatz daarmee naar de poorten van de hel. Want terwijl de ene navelpad zich nog op de andere zombie aan het opstapelen was, had Kornelis Oflook zijn anus open gezet.
Eén zucht van een Vuurpad was voldoende om een paddenstoel boven de universiteit te laten opstijgen.

– Einde boek 1 –

“Zal ik het nu weer van je overnemen?” stelde Kornelis aan Retroman voor. “We gaan zo de landing inzetten.” Kornelis had na enige vlieguren de besturing tijdelijk even aan Retroman gegeven. Die had wel van de afwisseling gehouden om niet aldoor alleen de trappers rond te hoeven draaien. En stiekem had hij het altijd al interessant gevonden om één van de apparaten uit de vloot van de Tycoon Newspaper te mogen besturen. Die eer was hem nog niet eerder te beurt gevallen. Zodoende kon hij tevens zijn zinnen verzetten, omdat alleen maar fietsen zijn lijf wel fit moest houden, maar tegelijkertijd ook mangelde. Na al de avonturen die Retroman met de pad had beleefd, zat hij vol beurse plekken en zeurde het op zijn lijf van de splinters. Een deel ervan had hij er natuurlijk wel al uit getrokken, maar splinters staan er ook om bekend dat er altijd wel een paar tussen zitten die je huid niet willen verlaten.

“Ja graag,” stemde hij zelfs dankbaar toe. Niet alleen begonnen zijn benen langzaam wat te verzuren, hij was ook wat loom geworden van het tegen de wind in turen om te kunnen zien waar ze naartoe moesten vliegen. Kornelis had de besturing alweer in handen en klopte even met één van zijn handen op de romp van de kist.
“Mag ik je trouwens even voorstellen aan de Zwarte Kraai?” Retroman zag het niet, maar Kornelis glunderde van trots toen hij die woorden sprak. En hij liet het klinken alsof hij een bolide liet bewonderen waar hij jarenlang voor had gespaard. Zo voelde het ook.
“Ah! De Zwarte Kraai…” Nu begreep Retroman waarom deze gyrocopter zwart van kleur was. Hij streek nu zelf met zijn hand langs de bekleding en liet daarmee extra op zich inwerken hoe deze vliegmachine zich onderscheidde van de andere vogels, de Postduiven dus. “Het is een fraai exemplaar. Heb je hem zelf zo genoemd?”
Kornelis glimlachte weer.
“Nee hoor, dat was Tinus. Het was zijn idee om de traditie van de witte Postduiven eens te doorbreken. Samen met Theo Nologie wilden zij al langer eens een verbeterd model aan de Tycoon Newspaper kunnen presenteren. De mannen hebben er lang aan gewerkt. En het resultaat mag er zijn vind ik.”
“Jazeker,” beaamde Retroman meteen. “En nog wel met twee rotorbladen. Maar hoe kom jij er dan aan? Had je hem zomaar gekregen?”
“Ha nee, was dat maar waar. Ik heb hem gewoon uit de loods van de Tycoon Newspaper gepikt toen hij daar maar wat onbruikbaar stond te worden. Dat was kort nadat wij elkaar uit het oog verloren toen de eerste navelpadden aanvielen en onze collega’s zombificeerden. Ik mag toch al flink wat jaren meedraaien met het nieuwsblad, de redactie is nooit zo erg gul in mijn richting geweest wanneer het om presentjes aankomt. De Zwarte Kraai was voor Achmed bedoeld. Ze hadden hem bedacht voor de nieuwe rubriek ‘Maniakale Research’, een nieuwe categorie artikelen dat de Tycoon Newspaper zou gaan opstarten, maar waar helaas niets meer van terecht is gekomen. Achmed was toch al iemand die je normaal niet veel op de buitendienst zag…”
“Nee, dat klopt. Die boekenwurm was altijd in de bibliotheek bovenin het gebouw te vinden,” vulde Retroman hem aan. En dat klopte; als je Achmed Liën eens kwijt was, kon je er donder op zeggen dat je hem boven de redactievloeren in de bibliotheek zou aantreffen.
“Nou ja, ik bedoel maar. En omdat hij hem toch al gauw piepte als het op het rondbezorgen van de krant neerkwam, dachten ze dat ze hem met deze spiksplinternieuwe kist wel wat meer in beweging konden krijgen.”
“En denk je dat dit de redactie ook gelukt zou zijn?” wilde Retroman weten.
“Wel,” kreunde Kornelis. “Die Achmed was altijd wel te porren voor de diepere achtergronden achter het één en ander. Dus wanneer hij met de Zwarte Kraai de kans zou krijgen om meer research naar zijn verhalen ter plaatse te kunnen doen, dan zou het mij toch niet hebben verbaasd dat hij dit apparaat daar wel voor zou aanwenden ja.”
“Extra jammer dan dat het hele avontuur zo heeft moeten aflopen, nietwaar, Kornelis?”
Kornelis zuchtte en pinkte tevens een traantje weg. Hij vond het inderdaad verschrikkelijk dat de stad dit ongelukkige noodlot moest doorstaan. Hij vroeg zich oprecht af of er van het erfgoed dat ermee werd achtergelaten ooit nog wel iets terecht zou komen. Het kon toch niet zo zijn dat alles wat de stedelingen hadden opgebouwd nu door graaf Schaurig met een genocide de grond ingeslagen zou worden?
“Ja Retrovriendje,” mijmerde hij. “Dat is zeker jammer.”
En terwijl Kornelis nog filosofeerde over hoe het allemaal anders kon zijn gegaan, probeerde hij zichzelf en zijn kompaan wat frisse moed in te spreken door aan te kondigen dat hij hun voorlopige schuilplaats eindelijk in het zicht had gekregen.
“Kijk Retroman, je kunt die slome kwaker zo gaan wakker schudden. Daar aan dat industriële stuk is het oude laboratorium gelegen, hetzelfde gebouw waar ik ooit mijn eerste chemielessen heb gekregen. We gaan zo de landing inzetten.”
Retroman veerde op toen hij dit Kornelis hoorde zeggen. Al was er iets aan de wijze waarop Kornelis het woord ‘laboratorium’ had uitgesproken wat hem ineens een unheimisch gevoel had gegeven.

“Pak jij hem aan zijn beentjes?” stelde Retroman voor toen de twee heren reeds de gyrocopter aan de grond hadden gezet. “Dan pak ik de Reuze Navelpad hier op bij zijn hoofd. Ik verwacht dat hij het prettiger zal vinden wanneer hij een vertrouwd gezicht ziet, mocht hij nu ineens bij kennis komen. Dan draag ik hem zo zelf wel naar binnen.”
Kornelis stemde met Retromans voorstel in en boog over de romp van de gyrocopter om de pad uit de bak te scheppen. En terwijl hij dat deed stapte Retroman onwillekeurig een pas naar achter. Die eeuwige stank die zijn collega constant bij zich droeg maakte het doorgaans onmogelijk om dichter dan een meter bij hem in de buurt te verkeren. Hij wilde dat eigenlijk helemaal niet doen, maar de geur was zo bedwelmend dat hij zich gedwongen zag even bij de gyrocopter weg te stappen. Hij nam een teug frisse lucht en wilde juiste zijn handelingen weer vervolgen toen hij ineens een verandering aan Kornelis opmerkte.
“Zeg Kor, wat is er in hemelsnaam met jouw arm gebeurd?” Retroman staarde vol ontzetting naar de linkerarm waarmee Kornelis nu half in de gyrocopter gebogen stond. Door de doeken die rondom zijn boven- en onderarm gewikkeld waren leek het net alsof hij voor een deel was gemummificeerd. Het moest om verband gaan, waarmee Kornelis’ arm verpleegd was. Eerder, toen ze nog achter elkaar in het vliegende gevaarte hadden gezeten, was dit Retroman nog niet opgevallen, deels omdat hij er simpelweg geen acht op had geslagen, maar vooral ook omdat Kornelis’ arm en schouder achter de rugleuning van zijn stoel waren weggevallen.
“Vuurpadden, Retroman. De gevaarlijkste soort navelpadden die je hier tegen het lijf kunt lopen.”
“Ja, ik ken ze en ik zie het! Heb jij jezelf moeten verzorgen? Je arm ziet er zo lelijk uit.” informeerde Retroman.
“Jawel. Dat verband heb ik zelf aangelegd. Al is het mij er meer om te doen geweest dat ik niet steeds tegen mijn prothese hoef aan te kijken.”
Van die laatste toevoeging raakte Retroman helemaal onthutst.
“Een prothese? Allememachies. Wat hebben die vuurpadden jou wel niet aangedaan?”
“Kom,” sprak Kornelis ernstig. “Maak het niet erger dan het is. Laten we die amfibische vriend van jou naar binnen dragen. Er zit nog leven in, maar ik denk dat hij wel één van de paardenmiddelen kan gebruiken die ik hier in het lab heb liggen.

De loodsdeur kraakte akelig zodra het drietal de enorme ruimte betrad dat door Kornelis als laboratorium was omschreven. Retroman, die de Reuze Navelpad haast moederlijk in zijn armen binnendroeg, reageerde ietwat verbaasd zodra hij het interieur in zich opnam. Bij een laboratorium had hij zich toch wel wat anders voorgesteld. Dit was meer een enorme loods, zo eentje waar je met een beetje proppen nog een passagiersvliegtuig in kon verstoppen.
Kornelis was de verbazing op diens gezicht niet onopgemerkt gebleven en was hem voor toen hij zei: “Niet echt precies een complex waar leerlingen in de weer zijn met lakmoespapiertjes hè, of wel?”
Met de klok mee liet Retroman zijn blik langs het binnenwerk van het grote pand glijden. Het vertrek was L-vormig. Bij binnenkomst stonden ze op het korte deel van deze letter. Het eerste waar zijn oog op viel was de gigantische wand die aan de linkerzijde in de lengte doorliep. Een hoge muur strekte zich er tot nog geen enkele meters onder het gewelfde plafond. Hier ging deze over in rechthoekige ramen die in gietijzer waren ingevangen. Zowel via het glas in het dak als door deze ramen viel het licht op de kale ruimte binnen. Achter in de loods, achter een scheidingswand kon Retroman een in onbruik geraakte generator onderscheiden. De deur, die ertoe had moeten dienen deze ruimte af te sluiten, ontbrak. Alleen de roestige sponningen verrieden dat de toegang vroeger kon worden afgesloten. Toen hij ten slotte rechts van zich keek ontdekte hij nog een constructie van gestapelde ondiepe etages, zoals je tegen de gevel van appartementen wel ziet in de vorm van een uitwendig trappenhuis. De gelijkenis met een metalen trappenhuis was onmiskenbaar, met dit verschil dat hij intern was aangebracht en de drie etages die het omvatte stuk voor stuk voor labproeven leken ingericht. Aan de grond en tegen het plafond liep de constructie langs de muur verder door, waar het op beide plaatsen toegang bood tot nog een afgesloten vertrek.
“Nee, nu niet nee,” antwoordde Retroman uiteindelijk. “Al kan ik hier en daar wel wat aanwijzingen vinden die iets van dat vroegere gebruik verklappen. Is het oorspronkelijke interieur helemaal weggehaald? Ik kan me zo voorstellen hoe hier rechts van ons de jonge laboranten proeven hebben uitgevoerd en bezig zijn geweest met kikkers te ontleden. Dat wil zeggen, als het juiste meubilair en instrumentarium daarvoor aanwezig was.”
“Je slaat de spijker op z’n kop Retroman. Let alleen wel even op wat je zegt. Wat die kikkers ontleden betreft bedoel ik.” Kornelis liet het niet na om nadrukkelijk zijn blik op de Reuze Navelpad te richten, die nog voor pampus in Retromans armen lag. Met een gebaar met zijn wenkbrauwen maakte hij duidelijk dat de verwijzing naar het klassieke natuurkundeproefje door de pad, indien hij dit had gehoord, waarschijnlijk niet echt gewaardeerd zou zijn. Ten teken dat Retroman de hint had begrepen, glimlachte hij hier wat moeilijk bij.
“Maak hem nu maar wakker. Dan kan ik jullie eindelijk vertellen wat er allemaal is voorgevallen.”

Zodra de Reuze Navelpad eenmaal weer bij kennis was en Retroman hem op een roestig stoeltje had geplaatst, keek hij nog wat glazig uit zijn ogen. Kornelis bleek wat gejaagd en begon al met zijn verhaal. Bij de inzet ervan wierp hij nog omzichtig een blik naar buiten. Nabij de entree schoof hij hiertoe een smoezelig gordijntje opzij dat hier nooit echt een functie heeft gehad. Hij loerde naar zombies en navelpadden sprak ondertussen over de historie van het oude pand waar zij zich in bevonden.
“Zoals ik al had aangekondigd vrienden, bevinden we ons hier in de restanten van waar ik ooit, lang geleden, een deel van mijn jeugd als student heb doorgebracht. Je kunt het je nu wellicht moeilijk voorstellen, maar in het lege omhulsel waar we nu naar kijken, was ooit een grootse universiteit gevestigd voor natuurwetenschappen. Maar het was veel meer dan dat. Dit complex was voorheen veel groter en gemakkelijk het tienvoudige van wat wij hier nu nog kunnen zien. Veel vooraanstaande Alchemisten, Rekenkundig Architecten, Advocaten van de Wetten der Natuurkunde en Continuïteitsbewakers van de Ruimte en de Tijd hebben hier gestudeerd en hun voetstappen achtergelaten voordat ze uitgroeiden tot de genieën zoals we ze nu kennen…”
“Dat wil zeggen, de genieën buiten Gohes City dan,” vulde Retroman hem aan. “Zij die hier zijn gaan wonen zullen de ramp waarschijnlijk niet hebben overleefd.”
“Daar kom ik zo nog even op. Excuseer mij dat ik je niet meteen alles kan vertellen.”
“Met alle respect voor de geschiedenis over jouw studietijd,” onderbrak deze hem bruusk. “En wat je daarover kwijt wilt, Kornelis, maar is hier echt tijd voor? Zombies en navelpadden zitten ons nu op de huid. Gohes City gaat op dit moment aan haar apocalypse ten onder. Houdt wat je ons nu wil vertellen ook maar iets enig verband met de catastrofe waarmee deze stad nu onder gebukt gaat?”
“Geduld Retroman. Wat ik je ga vertellen omvat nou juist de aanleiding tot dit alles. En jullie moeten dit echt weten. Het heeft er alles mee te maken. Vertrouw me even, wanneer ik je zeg dat het belang heeft dat je deze voorgeschiedenis kent.”
“Goed dan,” stemde hij hierop in. “Voor de draad ermee.”
“Dank je. Laat ik dan maar meteen met de deur in huis vallen je te vertellen hoe de relatie tussen Graaf Schaurig en mij ooit was toen wij hier nog samen op school zaten.”
“Je gaat ons toch niet vertellen dat jullie twee ooit dikke mik waren hè, of wel?”
“Toch wel. Wat je dan helemaal wel onvoorstelbaar zult vinden is dat Ignatz en ik zelfs beste vrienden waren.”
“Het zal toch niet waar zijn.”
“We moeten een jaar of negentien zijn geweest dat wij hier studeerden. Het is allemaal alweer zo lang geleden, maar juist die periode uit mijn jeugd is mij wel het beste bij gebleven. Door de gedeelde interesses die we hadden in de chemieklassen konden Ignatz en ik inderdaad erg goed met elkaar opschieten. Niet alleen over de kennis van lesstof, maar ook in hoe we met elkaar praatten en filosofeerden over bepaalde kwesties in het leven, zaten we vaak met elkaar op één lijn. In de klas werd er dikwijls tegen ons opgekeken. Dit kwam uiteraard door onze schoolprestaties, maar we vielen ook op door onze bovenmatige interesses in een aantal legendarische onderzoeken waar al veel geleerden hun hoofd over hadden gebroken. Een doorbraak in deze materie had de geschiedenis voorgoed kunnen doen veranderen. Zo was ikzelf gefascineerd door liefdesdranken en middelen die de seksuele geslachtsdrift zouden bevorderen, respectievelijk het amortentia en het afrodisicum…”
Zowel de Reuze Navelpad als Retroman trokken bij het horen hiervan hun wenkbrauwen op en huiverden zowat bij de gedachten hoe nou juist Kornelis zichzelf hierover uitsprak. Zonder blikken of blozen vervolgde hij:
“Ignatz op zijn beurt was meer bezig met het creëren van dranken die een mens van gedaante kon doen verwisselen en ook met elixers die het mogelijk maakten om langer te kunnen leven.”
“Bedoel je zoiets als Steen der Wijzen?” vroeg Retroman.
“Exact Retroman. Ignatz was daar erg door opgenomen. Hij was altijd erg met de vergankelijkheid bezig van ons bestaan. Waarom precies weet ik ook niet. Zo’n drankje wordt trouwens ook wel het elixer der onsterfelijkheid genoemd.”
“Toe maar. En slaagden jullie in het maken van zulke dranken?” wilde de Reuze Navelpad weten.
“Wel,” antwoordde Kornelis en keek er wat sip bij. “Het is maar hoe je het bekijkt.” Hierop draaide hij zich even van zijn vrienden af en wierp hij opnieuw een blik door het venster waardoor hij eerder al naar buiten tuurde. Even viel het stil. En wanneer Retroman en de Reuze Navelpad hem nu in zijn ogen hadden kunnen kijken, dan werd wel duidelijk waarom. Kornelis ogen stonden troebel en het was duidelijk dat hij een moment nodig had om zichzelf te herpakken. Want terwijl hij vocht tegen zijn tranen en daarbij een akelig snotterend geluid voortbracht, worstelde hij met vinden van de juiste woorden.
Bij Retroman en de Reuze Navelpad drong het nu door dat Kornelis het blijkbaar ergens moeilijk mee had. Retroman stond in vertwijfeling of hij het aandurfde een arm om hem heen te slaan en hem daarmee een hart onder de riem te steken, al wist hij nog niet wat de aanleiding voor deze emoties was. Maar Kornelis doorbrak dat moment van menselijkheid door zich weer naar hen om te draaien en keek ineens een heel stuk ernstiger.
“Er was een vrouw in het spel,” sprak hij ten slotte. En hij zuchtte er diep bij toen hij dat zei en zijn stem klonk ietwat beverig. “Christel Cleybroek heette ze.”
Retromans blik sprak boekdelen. Natuurlijk was er een vrouw in het spel! moest deze hebben gedacht. Hoofdschuddend sloeg hij een hand voor zijn ogen en trachtte niet te glimlachen bij het horen van deze cliché.
“We noemden haar altijd Christel Columbus, in verband met haar levendige karakter en de ambities die ze had om de hele wereld te gaan verkennen. Christel was altijd erg uitgesproken over haar wens om wereldreiziger te worden. Hoe dikwijls zij het wel niet had over haar reizen en hoe zij meende die dromen van haar te verwezenlijken, daar denk ik nog geregeld met weemoed aan terug. Wanneer je haar hoorde verhalen over de trektochten die ze wilde gaan maken door de wildste landschappen dan klonk daar een romantiek in door waardoor je zelf ook zou gaan geloven dat het allemaal zo gemakkelijk te realiseren was. En van ons twee, ik bedoel natuurlijk Ignatz en mijzelf, was er in elk geval één die haar die dromen graag in vervulling zou zien gaan.”
“Meneer de Graaf dus,” opperde de Reuze Navelpad.
“Ja. Wie anders? Want Ignatz was immers smoorverliefd op haar.”
“En jij niet?” wilde Retroman weten.
“Wie ik?” reageerde Kornelis hoogst verbaasd. “Nee hoor. Christel was beslist een leuke griet om te zien, maar ze was toch niet precies mijn type. Ignatz viel echter als een blok voor haar. En de mate waarop kon je haast wel zorgelijk noemen. Maar dat wordt zo wel duidelijk. Hoe het ook zij, Ignatz was mijn beste vriend en ik was graag bereid om het toeval een beetje in hun voordeel bij te sturen. En ik zeg bewust ‘hun voordeel’, omdat ik inmiddels ook te weten was gekomen dat Christel zelf Ignatz wel zag zitten.”
“Dus waarom moest jij je ermee inmengen dan?” vroeg de Reuze Navelpad. “Wanneer deze twee zo gek op elkaar waren, dan had de liefde zichzelf wel gevonden toch, of niet dan?”
“Normaal gesproken moet ik je daar inderdaad gelijk in geven Pad. Maar bij deze twee lag dit toch net iets anders. Het waren beide nogal stuntels, als je begrijpt wat ik bedoel. Het wilde van beide kanten steeds maar niet van een toenadering tot elkaar komen. En bovendien twijfelde Christel toch nog wel een beetje aan Ignatz omdat, en dat is absoluut waar, Ignatz nogal een zonderling type was. Wel, zoals jullie beide wel weten is dat altijd zo gebleven. En dat is nog zacht uitgedrukt. Hijzelf had het veelvuldig met mij over zijn gekunstelde optredens om haar het hof te maken en werd er gaandeweg steeds moedelozer van. Dat ik daarmee ook moedeloos werd van hem, wel, dat nam ik als beste vriend nog maar voor lief. Uiteindelijk kwam Ignatz toch zelf een keer met een idee waarmee hij hoopte haar hart voor zich te winnen. Maar de manier waarop hij dit wilde bewerkstelligen sprak mij allerminst aan. Zoals je weet was ik met het amortentia aan net experimenteren en nu bleek dat Ignatz wel gebruik wilde maken van mijn nog onvoltooide elixer.”
“Die schurk wilde dus Christel’s hart voor zich winnen door haar ermee te betoveren?” vroeg Retroman vol ontzetting.
“Ja, zo zou je het kunnen noemen. Alleen, zoals ik jullie net heb verteld, was de drank die ik tot dan toe had weten te brouwen nog niet helemaal klaar.”
“De gek!” sprak Retroman opnieuw. “Dan ga je toch niet een onuitgewerkt product op je liefde uitproberen!?”
“Je raadt het dus al. Hier kwam de ware aard van Ignatz naar boven. En ik was te naïef ten aanzien van onze vriendschap om op tijd door te hebben waar zijn interesses in mijn gevorderde resultaten toe zouden leiden.”
“Dus je had niet eens door dat hij met jouw elixer aan de haal ging?” vroeg de Reuze Navelpad.
“Dat klopt Pad. Ik was zo vol van het geboekte succes dat ik had behaald in de ontwikkeling van het liefdesdrankje dat ik in blind vertrouwen mijn resultaten met hem deelde. Bedenk eens hoe ik mij voelde; ik was bezig wereldgeschiedenis te schrijven. Ik was verder gekomen dan enig ander wetenschapper die zoiets als dit eerder had geprobeerd.”
“Maar dit begrijp ik niet,” zei Retroman. “Je spreekt over resultaten, maar hoe precies ben jij dan te weten gekomen dat wat jij aan het ontwikkelen wat succesvol bleek? Ik mag toch aannemen dat je niet een experiment had uitgevoerd tussen jou en Ignatz. Dat zou dit verhaal wel een erg pikante wending geven!”
Kornelis moest smakelijk lachen om wat Retroman hier suggereerde. Het riep beelden bij hem op waar zelfs hij van walgde.
“Excuseer beste vriend. Dat heb ik verzuimd toe te lichten. Ik had inderdaad twee andere proefkonijnen gebruikt om als aspirant tortelduifjes te dienen. Tegenwoordig is het niet meer zo gebruikelijk en zelfs verwerpelijk, maar destijds was het heel gewoon om allerlei soorten dieren voor je testen te gebruiken. Ikzelf gebruikte toen dodo’s. Je weet wel, van die merkwaardige vogels die eruit zien als uit de kluiten gewassen kippen en zo’n kromme snavel hebben. Ideaal volk om als tortelduiven in te zetten daar ze per definitie een ondersoort zijn van de duif zelf. In het begin konden de twee dodo’s die ik had elkaar niet luchten of zien. Ik was er zeker van dat het een mannetje en een vrouwtje waren, dus daar kon het niet aan liggen. Na enkele vruchteloze pogingen hen het elixer toe te dienen door dit door hun eten te mengen, leek het mij uiteindelijk toch voor de wind te gaan toen het ineens bleek dat de twee elkaars gezelschap begonnen op te zoeken.”
“Jouw inspanningen hebben je dus geen windeieren gelegd,” sprak Retroman opeens joviaal. Het was duidelijk dat de onderhoudende wijze waarop Kornelis zijn verhaal bracht hem iets minder ongeduldig had gemaakt.
“Nee, inderdaad,” reageerde Kornelis op zijn beurt opgewekt, maar bleef er wel ernstig bij. “De vijandigheid tussen de twee dodo’s verdween, maar helaas zorgde het juist voor voedingsbodem voor de breuk die er in de vriendschap tussen Ignatz en mij vanaf dat moment zou ontstaan. Het kleine succes dat ik boekte, want let wel, het was nog geen liefde op het eerste gezicht met die twee dodo’s, sprak bij Ignatz enorm tot de verbeelding. En blijkbaar heeft het hem dusdanig geïnspireerd dat hij ermee tot zijn grote en beslissende wandaad kwam.”
“Nu wil ik het weten ook,” sprak Retroman weer. “Wat heeft Ignatz precies met die kennis gedaan?”
“Daar zou ik pas enkele dagen later achter komen. En wel op een manier die mij allerminst beviel. Ik ontmoette mijn beide studiegenoten Christel en Ignatz kort na elkaar opnieuw. Christel was plotseling opvallend bits en afstandelijk. Ik kon moeilijk hoogte van haar krijgen. Maar de momenten dat ik haar tegen het lijf liep waren te kort om mij een goed beeld te vormen van de nieuwe situatie. Wat Ignatz betreft was dat al niet veel anders, maar hij sprak tenminste nog tegen me. Al had ik veel liever gehad dat hij mij iets anders zou verkondigen dan de boodschap die hij toen voor mij had.”
Retroman hield het niet meer. Hij was er ook bij gaan zitten en was inmiddels zowel letterlijk als figuurlijk op het puntje van zijn stoel komen te zitten. De Reuze Navelpad luisterde eveneens aandachtig en keek Kornelis met grote ogen vol verwachting aan.
“Ignatz had in het kleine succes dat ik had behaald met mijn amortentia de inspiratie gevonden om zijn eigen formule voor het levenselixer te verbeteren. Doordat ik tijdens mijn demonstratie de verhouding van de benodigde ingrediënten uit de doeken had gedaan, moest hij daar zijn conclusies uit hebben getrokken zodat hij vervolgens wist hoe hij het levenselixer tot een optimaal product zou kunnen smeden. Het drankje dat daaruit voortvloeide heeft hij tijdens een lunch onopgemerkt aan Christel toegediend, met effecten waarvan ik mij onmogelijk kan indenken dat hij ze zo had bedoeld – iets wat hem zelf nadien ook moet hebben bevreesd. Christels humeur was omgeslagen als een blad aan een boom. Zo chagrijnig had ik haar beslist nog nooit meegemaakt. Maar wat meer was, was dat ze zich terugtrok uit het publiek, als een tulp die zijn bladeren sluit in de nacht. Wat erg opmerkelijk is, want Christel was juist het type dat je altijd opgewekt en op de voorgrond zag. Maar de ergste verandering kwam ik pas achter toen Ignatz mij duidde op iets wat ik zelf ook al dacht bij haar te hebben gezien; Christel zat namelijk onder de krassen en blauwe plekken.”
“Dus had hij haar…?”
Nog voor de Reuze Navelpad zijn zin goed en wel had afgemaakt, vulde Kornelis het antwoord al in:
“Ik weet wat je denk en dat dacht ik eerst ook Pad. Mijn idee was aanvankelijk dat die twee ruzie moesten hebben gehad en Ignatz Christel bond en blauw had geslagen. En ik durf je haast te zeggen dat ik dat haast liever had gehad. Maar wat er werkelijk aan de hand was kwam door het drankje dat Ignatz had bewerkt en haar had toegediend. Christel, was namelijk aan het automutileren geslagen!”
Zowel Retroman als de Reuze Navelpad schrokken van de manier waarop Kornelis hen dit vertelde. Maar alleen Retroman had echt door wat Kornelis hiermee bedoelde. De Reuze Navelpad op zijn beurt keek beide heren vragend aan, hopende op een uitleg wat ‘automutileren’ mocht betekenen.
“Automutileren wil zeggen dat iemand bezig is zichzelf te verwonden,” verklaarde Retroman. “Dat kan variëren van tot bloedens toe je huid openkrabben tot krassen of snijden met een mes of iets dergelijks.”
“Klopt Retroman,” ging Kornelis daar op in. “Mensen die dat hebben kunnen bijvoorbeeld ook met hun hoofd tegen muren bonken, zichzelf opzettelijk verbranden, haren knippen of eruit trekken, ja en ze zijn zelfs in staat om hun eigen botten te breken.”
“En deed Rochel Cirkel Bytes dit allemaal?” vroeg de Reuze Navelpad toen.
Kornelis trok een wenkbrauw op. Wat bazelde die Pad nu ineens? moest hij hebben gedacht. Zodat Retroman tussen beide kwam en verklaarde:
“Oh, dat is heel normaal bij deze vriendelijke kwaker. Ik ben het inmiddels al gewend. De Reuze Navelpad heeft een wat bijzondere afwijking. Hij is van naturen slecht in het onthouden van namen die hij nog niet zoveel heeft gehoord. Maar hij heeft daar als foefje op gevonden dat hij zulke namen dan tijdelijk in zijn geheugen opslaat als anagrammen. Dat zijn nieuwe woorden die uit dezelfde letters bestaan maar in een andere volgorde zijn gezet. Dus wat de Pad net zei moet naar alle waarschijnlijkheid Christel Cleybroek voorstellen.”
De Reuze Navelpad knikte. Hij had het zelf niet beter kunnen uitleggen.
“Al goed,” sprak Kornelis weer. Bedenkelijk nam hij de Reuze Navelpad nog eens in zich op alsof hij het kleine wezentje voor het eerst zag. “In elk geval, om je vraag te beantwoorden: Christel deed veel van wat Retroman beschreef. Gelukkig niet zo erg als botten breken, maar ze wierp zich wel tegen harde voorwerpen aan om zichzelf opzettelijk te pijnigen. Hetgeen in het korte onderhoud dat ik hierover met Ignatz had uiteindelijk leidde tot de bekentenis dat hij haar iets had toegediend waar de ingrediënten van mijn experimentele amortentia in waren verwerkt.”
“Hoe wanhopig was hij wel niet zeg?” vroeg de Reuze Navelpad.
“Enorm. Door mijn geslaagde pogingen de dodo’s iets dichter bij elkaar te brengen, was Ignatz dusdanig enthousiast geraakt, dat hij een riskante stap durfde te ondernemen. Hij was tot het inzicht gekomen dat hij enkele ingrediënten die ik voor het amortentia gebruikte kon meenemen in zijn eigen brouwsel. Een levenselixer met een liefdesprikkel. De gevolgen waren echter desastreus. Niet alleen had het amortentia z’n uitwerking volkomen gemist en was ze zich verder van mijn studiegenoot gaan vervreemden, Christel bleek tevens manisch depressief geworden en begon verslaafd te raken aan zelfverwonding. Tot overmaat van ramp kende Ignatz mij vervolgens alle schuld toe. Het averechtse effect dat het elixer had opgebracht kon natuurlijk onmogelijk veroorzaakt zijn door zijn eigen levenselixer, meende Ignatz.”
“Aha, dus zo zijn jullie tegenover elkaar komen te staan,” maakte Retroman hier nu uit op.
“Inderdaad vriend. Maar dan ken je nog steeds slechts de helft van het verhaal.”
Gespannen bleven de Reuze Navelpad en de retrofliefhebber aan zijn verhaal gekluisterd.
“Bij mij sloeg onderhand de stress natuurlijk wel toe. Het voorval bevorderde de vriendschap tussen ons drie allerminst, al bleek er van een echte breuk nog niet direct sprake. Wel werd Ignatz een stuk afstandelijker richting mij, terwijl Christel hem op een gegeven moment niet eens meer leek te zien staan. Ze werd steeds openlijker over de methodes om haar leven te willen beëindigen waar uiteindelijk ook het bestuur van de universiteit lucht van dreigde te krijgen. Het vervelende was dan dat niet alleen Ignatz en ik in de problemen zouden komen, maar ook dat Christel zou genezen tot nul werd gereduceerd. Daarvoor, zo was onze overtuiging, was ze immers afhankelijk van onze kennis en kunde. Met haar genezing als extra motivatie werkte ik toch maar door aan mijn amortentia, totdat ik tot mijn opluchting ineens ontdekte dat tussen mijn dodo’s plotseling de vonk oversloeg.”
“Wow,” bracht de Reuze Navelpad gemeend doch droog op.
“Ja en je wilt niet weten hoe die twee slome duikelaars hun toenadering ineens gevolg gaven. De champagnefles werd zogezegd meteen ontkurkt.”
“Okee, die details mag je ons besparen graag,” gebood Retroman, die wist dat als je Kornelis de kans gaf een plastisch verhaal op te zetten dat je er dan wel een teiltje bij kon pakken. Kornelis moest lachen van herkenning en ging weer verder.
“Hoewel de verstandhouding tussen Ignatz en mij ondertussen op losse schroeven was komen te staan, was hij wel de eerste die ik over mijn bevindingen informeerde. Al was het maar omdat ik ook wilde dat het met Christel in orde kwam. Zodoende betrok ik hem weer bij mijn experimenten en sloeg hij, zoals ik verwachtte, om als een blad aan een boom. Ineens bleek hij weer dikke mik met mij en werkten wij samen het amortentia uit met het levenselixer, in mijn overtuiging dat we de ongewenste effecten bij Christel konden terugdraaien. We hoopten er in elk geval op dat ze zou genezen en de oude Christel weer zou worden. En als ze dan ook nog verliefd op Ignatz zou worden, dan zou dat alleen maar een mooi extraatje wezen.”
“Je deed dit ondertussen al echt alleen voor Christel hè?” vroeg Retroman.
Kornelis knikte enkel.
“En werkte het?” drong de Reuze Navelpad aan.
“Aanvankelijk wel,” zuchtte Kornelis. “Christel fleurde inderdaad op als een bloem en leek haar oude karakter terug te hebben gekregen. Het leven zag er hierdoor weer rooskleurig uit en zo konden wij ons gaan opmaken voor de door de universiteit georganiseerde Zeppelin-races die aanstaande waren. Christel bleek zich wonderwel weinig bewust van de eerdere experimenten te kunnen herinneren en trok zelfs dichter naar Ignatz toe.”
“Hoe gold dat voor jou?” vroeg Retroman.
“Ik moet bekennen dat ik mij al enigszins gereserveerd hield tegenover Ignatz. Maar ik bleef ondanks alles onze vriendschap trouw, opnieuw vooral omdat Christel ook een vriendin van mij was.”
“Ik snap het.”
“De voorbereiding op de Zeppelin-races, destijds een jaarlijks terugkerend evenement, was een welkome afleiding. Tot mijn grote vreugde gingen de twee stuntelaars in de liefde weer wat meer met elkaar om en er leek zelfs iets tussen hun te groeien. Tevreden met dit resultaat begon ik ook met mijn voorbereidingen op de Zeppelin-races en werd daarvoor met een andere klasgenoot ingedeeld. Die selectie verliep volgens een loting, zodat je pas een paar weken tevoren wist met wie jij het luchtruim zou verkennen. Ignatz’ geluk leek daarom helemaal compleet toen Christel samen met hem werd geloot. Zo konden zij zich gaan opmaken voor een race met een romantisch tintje. In mijn overtuiging kon dit alleen nog maar meer voedingsbodem betekenen voor hun opbloeiende relatie. Althans, dat dacht ik.”
“Hoezo, dat dacht je?” vroeg Retroman.
Schuldbewust keek Kornelis even opzij. Zwaarmoedig kwam hij met zijn antwoord:
“Ik had hun loting gesaboteerd.”
Zijn woorden hadden haast prevelend geklonken. En de manier waarop hij erbij keek gaven er de schijn van dat dit opnieuw een twist aankondigde, in ieder opzicht van het woord. Retroman en de Reuze Navelpad keken Kornelis aan alsof ze hem zojuist betrapten met de hand in de snoeppot.
“Waar ik natuurlijk op speculeerde was dat met deze Zeppelin-races het verhaal rondom mijn twee vrienden tot een happy end zou komen. We waren inmiddels alle drie gepromoveerd, zodat ons feestje compleet zou zijn wanneer Christel en Ignatz hun studies konden bezegelen met een serieuze relatie. Ik hoopte er stiekem op dat we dan ieder ons eigen weg konden gaan en ons op onze carrières konden gaan stortten. Maar helaas,” Kornelis slaakte een diepe zucht. “Het noodlot sloeg toe toen de races van start waren gegaan. In eerste instantie leken Christel en Ignatz erg goed te boeren en stevenden zij af op winst. De eerste plaats was in zicht en alle andere deelnemers inclusief ikzelf dachten serieus dat ze het gingen halen. Maar toen ineens kreeg Christel een zware terugval. Wat er in hun cabine precies heeft plaatsgevonden zijn we nooit helemaal te weten gekomen, maar het was wel duidelijk dat ze er ruzie hadden gekregen. De professoren die vooraf audioverbindingen met alle cabines hadden opgesteld, vingen hun twistgesprek gedeeltelijk op. Ze meenden zelfs te hebben gehoord dat het zo erg uit de hand liep dat ze elkaar te lijf gingen. Naar verluidt zou Christel Ignatz hebben verteld hoe vreselijk ze het eigenlijk vond om in zijn buurt te verkeren. Ook zou ze hebben gezegd dat ze hem om reden van zijn gedrag afstotelijk vond. Plotseling was er ook gebonk te horen. Ik gok erop dat dit kwam van hoofdbonken tegen de cabinewand. Met andere woorden, het automutilerend gedrag was weer teruggekomen. En ditmaal was Christel erop uit er een eind aan te maken.”
De Reuze Navelpad en Retroman hoorden aan Kornelis’ verteltrant dat het nu echt foute boel was. De tranen die inmiddels over zijn wangen biggelden bevestigden deze vermoedens.
“We hadden allemaal de twee hoge palen in het zicht die de eindstreep markeerden. De verwachting was aanvankelijk dat zij als eerste tussen de twee palen door zouden vliegen en daarmee de wedstrijd hadden gewonnen. Maar in plaats daarvan maakte hun luchtschip vlak voor de finish slagzij. De zeppelin dook naar rechts en stortte in een geleidelijke beweging neer. Niemand kon zien wat er op het schip zelf gebeurde, maar duidelijk was wel dat iemand doelbewust de zeppelin naar de grond stuurde.”
“Gossiemikkie zeg,” bracht Retroman uit, terwijl Kornelis helemaal over zijn toeren was. “Dus Christel heeft het dan niet overleefd, of toch wel?”
“Nee,” antwoordde Kornelis troosteloos en bracht dat ene woord uit in een lange ademtocht. “Christel is inderdaad omgekomen tijdens die crash. Het zag er allemaal erg verschrikkelijk uit toen dat gebeurde. Het was één grote vuurzee. Andere deelnemers waren gedwongen de raarste manoeuvres uit te halen om nog voor de vlammen te kunnen uitwijken. Dat liep voor hen en degene met wie ik aan de race deelnam nog goed af. Maar Christel was op slag dood. Zo bleek later wel toen haar stoffelijk overschot na het uitbranden van de zeppelin werd aangetroffen. Ignatz echter, kon wonder boven wonder nog wel worden gered, hoewel de vooruitzichten er voor hem toen ook niet best uitzagen. Over het grootste deel van zijn lichaam was hij verbrand. Vooral in zijn gezicht was de mate van de verbranding goed zichtbaar. Zijn huid was er onherkenbaar aangetast. Ook scheen hij diverse botbreuken te hebben. Maar waar hij deze precies had opgelopen ben ik nooit te weten gekomen. Hij was er dus vreselijk aan toe. De doktoren vochten voor zijn leven. Na de ramp heb ik hem nog wel gezien doordat ik hem opzocht in het ziekenhuis. Alleen heeft mijn bezoek toen niet lang geduurd.”
“Waarom dan niet?” vroeg de Reuze Navelpad.
“Wel, ik kreeg van Ignatz meteen alle schuld toegeschoven. Ik was nog niet koud de behandelkamer binnen waar mijn studiegenoot compleet verminkt op het ziekenhuisbed lag, toen hij al sneerde dat ze toch niet zo onsterfelijk bleek als hij gehoopt had. Hij vervloekte mij voor wat ik hen zou hebben aangedaan en beschuldigde mij zelfs van jaloezie. Ik zou hun de liefde niet hebben gegund, omdat ik haar zelf niet zou kunnen krijgen en meer van dat.”
“Wachten even,” onderbrak Retroman hem. “Maar jij was toch helemaal niet verliefd op Christel?”
“Klopt. Voor mij kwam dat ook nogal uit de lucht vallen. Hij beweerde zelfs dat ik hem in de val had laten lopen door hem mijn amortentia op te dringen. Maar waarom in vredesnaam zou ik hen dat hebben willen aandoen? Waarom?”
Kornelis barstte nog verder in huilen uit nu hij al deze herinneringen moest oprakelen en begroef zijn gezicht in zijn handen. Retroman probeerde Kornelis overweldigende lichaamsgeur te negeren en bood hem een troostende arm aan. De Reuze Navelpad schoof ook wat ongemakkelijk dichterbij en werd overvallen door een plotselinge niesbui. Uiteindelijk moest Retroman zijn goede bedoelingen van menselijkheid toch ook staken omdat Kornelis simpelweg een té overheersende geur bij zich droeg. Retroman wilde zich daarvoor excuseren, maar dat vond Kornelis niet nodig.
“Je hoeft je niet te verontschuldigen dat je mij niet kan troosten, retrovriend. Dat begrijp ik wel. Mijn geur is gewoonweg onnemelijk.”
Hier schrok Retroman van. Kornelis had gezegd dat hij stonk. En hoewel hij overtuigd was van het feit dat hij dat zelf ook wel wist, sprak Kornelis hier eigenlijk nooit over. Op de redactievloer van de Tycoon Newspaper mochten ze middels parfums en andere methodes wel steeds om zijn geur heen werken, de stank van Kornelis zelf was altijd een taboe-onderwerp geweest.
“Ik zie je denken. Waarom zou die ouwe Kor nu ineens zelf over zijn lichaamsgeur spreken?”
“Wel,” reageerde Retroman verbluft. “Dat is inderdaad wat ik dacht ja.”
“Jullie hebben mij er nooit op durven aanspreken, is het wel?”
Retroman knikte. De Reuze Navelpad haalde zijn neus nog eens op.
“Nu je het grootste deel van mijn historie kent, kan ik je ook uitleggen waarom Ignatz en ik de mensen zijn die we zijn.”
“Maar dat heb je ons toch net verteld?” probeerde de Reuze Navelpad.
“Nog niet helemaal,” bekende Kornelis. “Zo heb ik jullie bijvoorbeeld nog niet verteld dat zowel Ignatz als ikzelf vroeger jonge mannen waren die er normaal uitzagen als ieder ander.”
“Wat bedoel je precies Kor?” vroeg Retroman.
“Wel, ik zou niet willen zeggen dat Ignatz en ik ooit de hunks van de school zijn geweest, maar een stukje knapper dan we er nu uitzien zijn waren we toch zeker wel.”
Retroman moest een beetje proesten. Hij probeerde een lach te onderdrukken en bleef geduldig luisteren.
“Van Ignatz was het meteen zeker dat hij nooit meer het uiterlijk zou hebben als hij daarvoor had gehad. Daarvoor was hij simpelweg te erg verbrand geweest. Dus gok ik er op dat ze hem met plastische chirurgie hebben geprobeerd wat op te kalefateren. Maar persoonlijk denk ik dat als ze dat al gedaan hebben, ze zijn huid tenminste nog beter hadden kunnen herstellen als wanneer hij zelf ermee aan de gang was gegaan.”
De vragende blikken van Retroman en de Reuze Navelpad duidden erop dat dit enige verklaring vergde. Kornelis las de vraag van hun gezichten.
“Met andere woorden, ik vermoed dus dat Ignatz zelf is wezen prutsen en dat hij opnieuw met middelen is gaan rotzooien om daarmee zijn oorspronkelijke uiterlijk terug te krijgen. Zijn obsessie met betrekking tot eeuwige jeugd en vergankelijkheid moet intenser zijn geweest dan ik eerder had ingeschat. Maar helaas voor hem, daar moet hij dus in hebben gefaald. Hij zag er nog geen week later uit alsof hij honderd jaar ouder was geworden. Wat Ignatz precies in elkaar heeft gefabriceerd is me onduidelijk gebleven, maar dat hij ook voor mij iets in petto had, kwam ik al snel achter. We spreken nog geen twee weken na de ramp met de zeppelin, toen Ignatz mij een keer thuis overviel. Hij had een emmer meegenomen waarvan hij, zodra ik de deur opende, de inhoud over mij uitstortte.”
“En dat heeft je gemaakt tot wat je nu bent?” vroeg Retroman.
“Ja, helaas wel. Ignatz koesterde inmiddels zo’n haat tegen mij, dat hij een onbekend goedje over mij heen smeet waarbij mijn huid meteen begon aan te tasten. Het liet er een intense geur in achter die, zoals jullie wel weten, altijd rond mij is blijven hangen en ik niet weet te maskeren. Ik kreeg letterlijk stank voor dank.”
“Drommels, drommels, drommels,” mijmerde Retroman toen hij de hele geschiedenis had gehoord en nu alles op z’n plek deed vallen. Hij schudde zijn hoofd van ontsteltenis. Hi keek nog eens naar de man met wie hij jaren had samengewerkt en bestudeerde hem haast alsof hij hem voor de eerste keer zag.
“Niet te geloven,” sprak de Reuze Navelpad toen. “Wat een geschiedenis zeg. Niet dat het ook maar enig excuus geeft om een Paddocalypse te ontketenen. Ik begrijp nu wel wat de hele aanleiding tot dit alles is geweest.”
Kornelis knikte op wat de Reuze Navelpad zei, maar terwijl hij naar hem luisterde was hij vooral opgenomen door de houding die Retroman bij dit alles aannam. Hij zag namelijk hoe deze ineens in zijn eigen gedachten was verzonken. Retroman keek voor zich uit alsof hij een moeilijke wiskundige opgave aan het berekenen was. Maar in werkelijkheid bracht hij zichzelf iets in herinnering.
“Zeg Kor. Ik kan mij vergissen, maar heeft er niet ergens halverwege de voorgaande eeuw een soortgelijk ongeluk plaatsgevonden met een zeppelin-race?”
Kornelis glunderde al.
“Nee! Kor?”
Retromans ogen rolde zowat als kippeneieren uit zijn oogkassen. De Reuze Navelpad begreep er niets van, maar Kornelis bevestigde reeds met zijn blik waar Retroman naar wilde gaan vragen.
“Allemamachies! Kornelis, dat ongeluk heeft al meer dan 150 jaar geleden plaatsgevonden!”
“178 om precies te zien. Retroman, wat je zegt is waar.”
Retroman wankelde naar al achteren van verbazing.
“Einde van dit jaar tik ik de 200 aan….”

Wordt vervolgd

image by hdwallsize.com, edited by Gsorsnoi

Met zijn wang half tegen de stugge splinters van het bordkarton zoog Retroman voorzichtig een teug lucht naar binnen. Deze was vermengd met de geur van zijn eigen bloed en iets scherps en indringends wat hij niet meteen thuis kon brengen. Het maakte hem acuut onpasselijk en gaf hem het gevoel dat iemand hem met zijn hoofd in het blok van een schandpaal had vastgezet, recht boven een open beerput. Ondanks de penetrante zure lucht kwam hij langzaam weer iets tot leven. Tegen de tijd dat Retroman zijn gedachten weer wat op orde kon brengen was de ergste beneveling alweer grotendeels opgetrokken. Hij begon iets scherper te zien nu de waas langzaam uit zijn blikveld verdween, maar voelde een zwelling rond zijn rechteroog gloeien en kreeg het idee dat de huid daar was geschaafd en vol zat met splinters. Bij elke moeizame ademtocht leek het alsof er de angels van een stel wespen boven zijn oog waren achtergebleven en welke zucht na zucht dieper in zijn huid werden gedreven. Om hem heen stonden bedden in een setting van bijpassend slaapkamermeubilair: een boxspring met een vulling van Zweedse ganzenveder, een zweefdeurkast in de kleur noten en een bijpassend nachtkastje. Met alle liefde nam hij plaats op het aanlokkelijke bed dat hij voor zich zag staan, maar hij was nu eenmaal met zijn kop door de achterwand van een andere kledingkast gegaan en zat muurvast.
Hij herinnerde zich niet dat en hoe hij hier terecht was gekomen. Hij had een zwart gat van een uur of twee.
“Gaat het een beetje?” De lange man die in de zwarte mantel was gehuld wierp hem een snelle blik toe en richtte zijn aandacht toen weer op de roltrappen van het warenhuis Het Mierennest. De akelige overheersende geur leek bij hem vandaan te komen. Uiterst behoedzaam tastte de man, die het uiterlijk had van de Dood in hoogst eigen persoon, de afdeling af, in afwachting van een inval van een tiental of wellicht zelfs een honderdtal navelpadden. Retroman zou wensen dat hij kon zeggen dat het wel in orde kwam, maar hij voelde zich eerder alsof Magere Hein zijn taak volbracht had en hem hier nu de instructie zou geven hoe hij lijdzaam de traptreden naar de hel moest afdalen.
Het vergde hem zijn opperste concentratie om de man met de zeis te kunnen volgen die voor hem stond en blijkbaar al eerder tegen hem had gesproken, maar waar hij niets van had meegekregen.
“Ik verwacht dat ze hier zo wel zullen zijn,” sprak hij.
En dat was wat door zijn hoofd echode toen het bloed eruit wegtrok en hij weer even bijna wegzakte – dat ze hier zo wel zullen zijn.
Languit gelegen, met zijn ogen half dicht, zich verzettend tegen het opnieuw verliezen van zijn bewustzijn, turend naar de afgrijselijke lange darm die hij voor zich had staan, zich over hem heen boog en zijn armen onder hem schoof om hem los te wrikken en te wurmen uit zijn hachelijke positie. Een verstikkende onneembare walm omringende hem en deed hem haast de dievenmoord stikken. Dat ze zo hier wel zullen zijn. Het klonk akelig, maar met in deze weerloze toestand te worden overgeleverd aan een onpasselijk makende odeur als deze, was ieder ander naargeestig vooruitzicht een hemelse. Omdat hij geen andere keus had dan zich over te geven aan de genade van dit stinkdier, inhaleerde hij in volstrekte weerwil zijn onuitsprekelijk walgelijke geur die een mengeling was van tien maanden niet hebben gedoucht, in kleding opgehoopte darmgassen, iets wat vaag wat weg had van de schimmelkaas onder de schimmelkazen en een warme klamme bittere lucht van overmatig zweten. De kleffe damp wervelde langs zijn gelaat en ontnam hem zowat zijn laatste adem. Met alles wat hij zich dacht te hebben kunnen voorstellen van hoe de hel eruit moest hebben gezien of hoe het ruiken zou, was dit nog altijd duizendmaal erger. Retroman was ditmaal beslist bezig te sterven. Daar was hij immers van overtuigd. Dus dìt was hoe de hel rook, duidelijk de stank van dood en verderf, overspel en bedrog, angst en oneindig lijden. Het hellevuur kome.
En toch was het ook een geur die hij al eens eerder had geroken, een bekende stank die hij ze zich vaag herinnerde uit een verleden die minder ver achter hem lag dan hij zich aanvankelijk voor hield. Op een vreemde manier rook deze man, die met zijn zeis zo zijn levensdraad kon doorsnijden, wel erg vertrouwd. Dat ze hier zo wel zullen zijn, had de man in het zwart gezegd. Alsof Magere Hein, die hard toe was aan een cursus okselfris, helemaal niet was gekomen om hem te escorteren naar het hiernamaals, de hel of de hemel. En dat hij zijn zeis eigenlijk wel thuis aan de kapstok had kunnen laten. Hoe hij het had uitgesproken, dat ze hier zo wel zullen zijn, had haast geklonken alsof hij er zelf ontzag voor had.
De stinkende lucht was nog niet verdwenen toen Retroman, na diep te zijn ingeslapen, later weer wakker werd. Hij had een droge mond en de wespenangels waren nog steeds bezig de huid rond zijn wenkbrauw te penetreren. Hij ging langzaam rechtop zitten. Een pijnscheut dwong hem zijn ogen nog even te sluiten. Hij drukte zich met zijn voeten af tegen het bed, duwde zich op en zocht steun tegen het achterschot van het bed waar hij klaarblijkelijk op terecht was gekomen. Hij ademde heel voorzichtig in en uit en probeerde zich wankel overeind te houden. In zijn kop was een duivels wezen bezig onder het grootst mogelijk geweld uit te breken. Althans zo voelde het. Een aliën had een stel eieren in zijn schedel geplant welke nu op het punt stonden elk moment open te barsten. Alles om hem heen draaide en wiegde heen en weer, alsof hij plat op het dek van een driemaster lag dat deinde op de hoge golven. De misselijkheid die eerder bezit van hem had genomen had zijn lichaam nog niet verlaten. Zeeziekte, op een bed dat niet eens een waterbed was. Toch kon hij zich nu iets vrijer bewegen en had Retroman het gevoel dat er iemand was die zich over zijn conditie ontfermde. Kennelijk had de man met de zwarte mantel het beste met hem voor en had hij hem uit het schot van de kledingkast bevrijd, al voelde zijn nek nog niet echt aan alsof hij daar werkelijk uit los was gekomen. Nog half verdoofd probeerde hij zich daarom iets te verschuiven op het bed, om zo ook uit te proberen waar zijn lijf nu toe in staat was, maar zijn lichaam voelde als lood en alles ging erg moeizaam. De pijnlijke landing die hij had beleefd na de bizarre vlucht door de lucht had van hem nou niet bepaald een beter man gemaakt. Pijn was de overheersende sensatie, verdoofd zijn de ander. Sommige delen van zijn lichaam kon hij nog niet bewegen. In zijn ooghoek zag hij iemand staan. Het moest de man met de zeis zijn geweest. Die stond ergens naast het bed. Alleen omdat zijn hoofd nog bezig was van de doedelzak weer een normale logische wereld te maken, kon hij de positie van de persoon naast hem niet precies vaststellen. Het ene moment stond de man recht naast hem en het moment erna leek hij zich juist aan het bedeinde te bevinden. En dat terwijl hij ervan overtuigd was dat Magere Hein zich niet had verplaatst. Retroman besloot om er niet te lang bij stil te willen blijven staan. Hij snapte het alleen niet. Wat bewoog deze weinig modieuze afgezant van de Dood om Retroman hier uit het schavot te bevrijden en om hem naar de boxspring te dragen waar uit kon rusten? Was het niet juist zijn taak om zijn leven op te eisen en hem te begeleiden naar een oord van kwelling of hemelse rust? Lijden deed Retroman natuurlijk wel al, maar hij had niet de indruk dat Magere Hein zich erg aan het haasten was om hem van dit aardrijk weg te voeren. Dat ze hier zo wel zullen zijn. Ja, wie dan? En waarom stonk deze man zo verschrikkelijk? Was dit soms de geur van de onderwereld? Eau d’enfer?
Verdwaasd keek de verloren ninja naar opzij. Hij wilde toch wel eens zien of hij kon ontdekken of zijn chauffeur ook een gezicht zou hebben onder dat donkere kleed. Of zou zijn hoofd alleen maar een donker gat zijn? Een schaduw waar de pruttelende bron van die weerzinwekkende stank in verstopt was? Een minuut verstreek die in werkelijkheid slechts vijftien seconden bleek te zijn. Vaag leek het erop dat Magere Hein in die tussentijd tegen hem was begonnen te spreken. Of misschien was hij daar zelfs al een hele tijd mee bezig en had Retroman dat eerder niet door gehad. Het was echt moeilijk te zien of hij dat echt deed; spreken. Niet alleen draaide en zweefde het nog in de wereld van Retroman, het gezicht van de man in het zwart viel natuurlijk volledig weg onder de kap die hij over zijn hoofd droeg. Als hij dat al had. Retroman staarde hem daarom een tijdje niet begrijpend aan, totdat het hem echt begon door te dringen dat hij er inderdaad woorden aan hem werden gericht. En juist toen Magere Hein op het punt stond de kap van zijn hoofd te trekken, om de ziel uit Retromans lijf los te zuigen of zich misschien wel te onthullen als niemand minder dan Graaf Schaurig,… zakte Retroman voor de laatste maal weg. Het magere figuur had ondertussen nog wel iets gezegd over nu snel moeten wegwezen, maar Retroman registreerde dat allang niet meer. Blauwe wezens stormden nu in grote getale de beddenafdeling binnen.

“Retroman! Hé, halve ninja! Man, word eens wakker joh! Toon jezelf een echte vent,” klonk het plotseling vanuit de verte, “Jo hallo?! Slaapkop! Ik heb je dadelijk nodig hier. Of we zullen zo met z’n tweeën te pletter storten!” Een hand die naar achteren was gestoken vanuit de positie waaruit deze was gekomen, schudde aan zijn schouder en gebood hem snel bij de les te zijn. De boodschap had nogal dringend geklonken. Met flinke tegenzin en een gestel dat heel wat te verduren had gekregen, krabbelde Retroman langzaam wat op uit zijn roes, maar dat ging niet geheel van harte. Toen hij abrupt werd overspoeld met het idee dat hij ineens in een achtbaan terecht was gekomen, waarbij hij vanaf het hoogste punt naar beneden sjeesde, was hij met een schok weer bij zijn positieven. Hij merkte ineens hoe geweldige G-krachten een flinke druk op hem uitoefenden en voelde aan zijn maag al dat hij zich ergens voor moest schrap zetten. De overgang van het heerlijke buiten bewuste naar de bitter harde realiteit waarin hij zich nu bevond en op moest anticiperen, zorgde ervoor dat hij ineens al zijn antennes op scherp moest stellen. In een felle schrikreactie klampte hij zich daarom vast aan het eerste object dat hij in zijn nieuwe omgeving vinden kon. In zijn geval waren dit twee stalen frames aan weerszijde van hem. Een shot adrenaline hielp hem in deze overlevingsmodus. Hij kwam erachter dan hij gelukkig veilig zat vastgesnoerd en in een soort bakconstructie op een zitplaats was gezet. Door de snelheid waarmee hij naar beneden zeilde werd hij stevig naar achteren gedrukt. Het was inderdaad net alsof hij was ontwaakt in één van de meest heftige attracties van een of ander pretpark. In het bakje voor hem zat de man met de zwarte mantel. Samen met Magere Hein in een rollercoaster. Joechei! En in een noodvaart stevende ze af op het plein dat hij recht onder zich zag.
“Trappen nu Retroman! Alleen red ik dit niet,” begon die vent voor hem weer.
Volstrekt wezenloos staarde Retroman de persoon aan die nu, zonder kap over zijn hoofd, in het achterom kijken veel beter te herkennen was.
“K-Kornelis?!” bracht Retroman gehaast en blij verrast uit, “Leef jij nog?!”
Hij was nog maar pas bijgekomen en wist nu al niet meer wat hij zag. Hij geloofde zijn ogen niet. En het duurde even voordat het tot hem doordrong dat die stinkende zeisdrager van zojuist niemand minder bleek te zijn dan zijn vriend en collega Kornelis Oflook. Geen wonder dat Het Mierennest had geroken als een helse graftombe.
“Ja, nog wel ja,” reageerde Kornelis indringend en geïrriteerd, “maar als jij niet als de sodemieter op die pedalen gaat zitten trappen dan komt daar spoedig verandering in en verdwijnen we samen naar de onderwereld!”
Meer aansporing had Retroman niet nodig. Het visioen wat Kornelis hiermee onbewust bij hem opriep bezorgde hem zoveel doodsangst dat hij geen moment aarzelde en als een bezetene zijn voeten begon te bewegen welke blijkbaar op een set trappers waren vastgepind. Hij draaide daarmee als een gek een mechaniek rond waarvan hij nog geen idee had wat het precies deed. Maar te oordelen aan de toenemende rotatie van de vliegwielen boven zijn hoofd werd hem wel duidelijk dat wat hij deed in elk geval zin had. Het achterliggende doel had hij nog niet helemaal doorzien, omdat hij zoveel nieuwe indrukken te verwerken had, maar hij was er inmiddels wel achter dat hij met Kornelis Oflook in een helikopterachtig apparaat zat dat zuiver en alleen door spierkracht in de lucht werd gehouden. Zo hard hij kon bleef hij de ketting rondtrappen, die hij in beweging had zien komen toen hij de pedalen beroerde, maar merkte ook hoe weinig invloed dit leek te hebben op de razende snelheid waarmee ze op de straatstenen afraasden. Kornelis, voor hem, was bezig met de sturende bediening van dit vliegmobiel dat met een beetje fantasie nog het meest deed denken aan een sloep met vleugels en propellers op het dak. Hij zorgde er met een tweetal hendels voor dat de vleugels in op en neer gaande beweging werden gebracht. Het ding waar ze in zaten herkende hij als de dubieuze creatie van Theo Nologie en Tinus Icket. Het zwart gespoten frame met hier en daar enkele rode accenten leek veel op een helikopter. In feite was het broertje daarvan; de gyrocopter, waarbij de rotor – in tegenstelling tot de helikopter – uitsluitend in beweging wordt gebracht met langsstromende lucht. De voortstuwende beweging komt uiteraard wel mechanisch tot stand. De vliegmobielen maakten deel uit van de Postduiven, een esquadrille van gyrocopters die door Tinus Icket werden ingezet om de krant rond te brengen voor de Tycoon Newspaper. Alleen kon hij niet herinneren dat er ook zwarte exemplaren tussen zaten. Tinus Icket zal ongetwijfeld wel wat verbeteringen aan hebben willen brengen aan de bestaande modellen, zodat hij met deze zwarte duif op de proppen kwam, overtuigde Retroman zichzelf. Ter bevordering van het klimmend vermogen en om ook steile duikvluchten mogelijk te maken, waardoor het dagblad eenvoudiger konden worden bezorgd, waren deze gyrocopters niet voorzien van één, maar van twee vliegwielen. De gehele constructie kon alleen in de lucht worden gehouden als je maar hard genoeg op de fietspedalen trapte. Iets wat Retroman in dit geval dus vol overgave deed, want het laatste wat hij wilde, was hier neer te storten.
De vooruitzichten waren alles behalve gezond; voor hen op de grond wemelde het werkelijk van de navelpadden. Het hele plein voor het Mierennest was ermee vergeven. Het was hem daarom ook volstrekt onduidelijk waarom Kornelis een daling had ingezet met de gyrocopter met het vooruitzicht dat ze daarmee alweer tussen de padden terecht zouden komen. Of kwam dit doordat hij Retroman niet eerder wakker had gekregen en Kornelis de bak zonder hem niet in de lucht kon houden? Het antwoord op in elk geval één van deze vragen werd hem al snel duidelijk. Beneden op het plein, tussen alle smoezelige marktkramen en een leger aan navelpadden, kon hij één individu onderscheiden die er anders uitzag dan de rest: de Reuze Navelpad. Alhoewel, zo reuze was hij nu niet meer. Want waar zijn amfibische vriendje eerder nog een respectabele lengte had van een volgroeide sequoia woudreus, was de hiervoor zo gigantische pad nu gekrompen tot zijn originele en bescheiden omvang en daarmee weer beduidend kleiner dan zijn soortgenoten. De Reuze Navelpad zag er nu ook niet bepaald meer uit alsof hij inmiddels klaargestoomd was voor een groot ‘martial arts tournament’. Zo slap als een vaatdoek strompelde hij tussen de kraampjes door en had gelukkig de mazzel dat geen van de navelpadden echt in hem waren geïnteresseerd. Anders hadden ze beslist paddengehakt van hem gemaakt. In plaats daarvan hadden de navelpadden meer oog voor de maaltijd die, op dit moment, letterlijk uit lucht zou komen vallen: Kornelis en Retroman.
“We pikken die vriend van jou op en dan maken we dat we hier zo snel mogelijk wegkomen,” informeerde Kornelis zijn co-piloot. Retroman snapte nu eindelijk wat Kornelis al die tijd van plan was. Ze zouden de Reuze Navelpad tussen de kraampjes vandaan plukken om vervolgens als een speer weer op te trekken en zodoende aan dit geplande vreetfestijn te ontsnappen. Het was een nobele actie, van Kornelis richting de pad, maar wel een bijzonder riskante.

De Reuze Navelpad keek nog wat stoned uit zijn ogen toen hij de wilde belevingen om zich heen probeerde in zich op te nemen. Hij was nog maar pas opgekrabbeld en had enige tijd languit roerloos op de straatstenen gelegen. Na volledig buiten westen te zijn geweest, had hij zich half kreupel aan één van de stellingen van de kraampjes opgetrokken, zich er nog niet eens over verbazend waarom de kraampjes er nou eigenlijk zo ingedeukt bij stonden. Hij had er dus geen benul van dat hij daar zelf verantwoordelijk voor was geweest, toen hij er pontificaal met zijn logge lijf – dat hij kort hiervoor nog had gehad – overheen had gelegen, voordat het hem allemaal te veel werd en hij langzaam begon te krimpen. Nu was hij weer het scharminkel dat hij altijd al was geweest, een schriel kuiken dat door het grotere pluimvee onder de voet gelopen zou worden, niet langer de uit de kluiten gewassen versie die als een Godzilla een complete stad met de grond gelijk kon maken. Zijn gemene blauwe broers, die nu weer aanmerkelijk groter waren dan hem, had hij inmiddels alweer in de smiezen. Al even wezenloos als de zombies die zij zo eenvoudig voortbrachten liepen ze hier krakelend en hongerig tussen de kraampjes langs hem heen. Contact kreeg hij niet met ze. Naar hem omkijken deden ze ook niet. Hun interesse lag heel ergens anders. Gezamenlijk hadden zij hun aandacht op iets gericht. Wat wist hij alleen nog niet. Kort aanschouwde de pad de ravage die de navelpadden hier al veel eerder teweeg hadden gebracht. In al hun eerste gulzigheid hadden zij hier hun eerste slachtoffers te maken. Van de marktkooplui en de bezoekers aan de markt waren enkel de kaalgevreten skeletten overgebleven doordat er slechte slurpingen plaats hadden gevonden of omdat de eerste zombies die waren ontstaan zich aan hen tegoed hadden gedaan.
Plotseling zag ook hij het zwarte gevaarte uit de hemel naar beneden storten. Verschrikt, omdat hij geen idee van had dat het een toestel betrof dat was bemand met Retroman en Kornelis, dacht hij aanvankelijk dat het een meteoriet of een ander brok puin was dat bezig was met grof geweld op de aarde neer te smakken. Hij rende daarom in tegengestelde richting weg uit de stroom navelpadden en vond daarin in het voorbijgaan het zakhorloge en het samuraizwaard. Alhoewel hij erg zwak was kon het toch van pas komen, dus raapte hij het maar snel van de vloer. Vervolgens had hij de bedoeling om onder de planken van een ingezakte kraam weg te duiken, maar hij was simpelweg te ver afgetakeld en bewoog daarom te sloom in die richting. Voordat hij die kans kreeg werd hij al door iets van de grond gepakt en in de lucht getild.

Met een razende snelheid schoot de gyrocopter ineens tussen de kraampjes, geraamtes en padden door. Het zwarte gevaarte flitste in een ruk aan de hongerige navelpadden voorbij. Kornelis kon ternauwernood de neus van het ding optrekken om er niet mee als een brok puin tussen de andere troep te eindigen. Hij zorgde er zodoende voor dat ze in een horizontale vlucht langs de grond scheerden maar wist hem nog niet op een veilige hoogte te krijgen. Met een afstand van nog geen 20 centimeter wist hij de bak erboven te houden.
“We hebben hem!” schreeuwde Retroman naar hem, die de Reuze Navelpad aan zijn nekvel had beetgegrepen, “Nu optrekken!”
“I-ik d-doe w-wat ik kan…” murmelde Kornelis. Zijn woorden vervlogen haast onhoorbaar in de wind. Hij trok met al de kracht die hij in zich had aan de stuurkolom om het apparaat weer naar boven te laten wijzen. Maar voorlopig slaagde hij er enkel in om de gyrocopter nipt boven de straatstenen te houden. De opwaartse kracht was simpelweg nog niet toereikend.
“Harder trappen Retroman! Harder trappen!”
Links en rechts naast hen zagen ze hoe de navelpadden in zo’n snelheid aan hun voorbij trokken dat ze wazige blauwe strepen naast het toestel vormden. Gelukkig was de weg voor de gyrocopter grotendeels vrij en vormde de ruimte tussen de twee rijen met vervallen kraampjes een soort geïmproviseerde start- en landingsbaan. Alleen, zoals dat gaat bij elke start- en landingsbaan, was ook deze strip niet oneindig. Aan het einde van de marktstraat prijkte het torenhoge Beursgebouw, met rechts daarvan het Madame Tussauds.
De Reuze Navelpad bungelde nog wat naast de gyrocopter, omdat Retroman hem nog niet volledig binnen had kunnen hijsen. Die was met twee dingen tegelijk bezig. Zijn gemangelde lijf moest namelijk ook de ketting nog blijven rondtrappen. Hij had daarom geen idee wat hem overkwam, behalve dat hij door iets werd meegesleurd en zag hoe hij onder hoge snelheid rakelings over de ondergrond vloog. Verder zag hij hoe de grijpgrage klauwen van de navelpadden naar hem uithaalden, maar hem stuk voor stuk misten. Deze bizarre ervaring duurde gelukkig niet zo lang. Uiteindelijk zag Retroman kans hem echt naar binnen te tillen, al ging dat wel in een ruwe beweging daar hij al zijn concentratie op het blijven fietsen nodig had. De Reuze Navelpad kwam ergens naast hem bij zijn rechterarm terecht. Blij verbaasd en niet helemaal compleet verrast, realiseerde de Reuze Navelpad dat hij Retroman weer terugzag, al zat hij natuurlijk wel met een boel vragen in zijn hoofd hoe hij dit avontuur nou weer heeft kunnen overleven en wat dit ding was waar hij het blijkbaar druk mee had. Daar was echter nu geen tijd voor, om zich daar over te buigen. Aan de andere zijde als waar hij de razende gyrocopter was binnengesleept had een navelpad de mogelijkheid gezien om aan boord te klauteren. De Reuze Navelpad had hem direct door en haalde met duidelijk verzwakt maar nog even doeltreffend naar hem uit met het samuraizwaard, de eerste keer dat hij het zwaard zelf hanteerde.
“Goed werk, Pad!” complimenteerde Retroman hem, “daar bij Kornelis komt er nog één binnen! Snel!”
De Reuze Navelpad stelde geen vragen, draaide zich om en hakte in één beweging de blauwe kop van diens romp. Ondertussen bleven Retroman en Kornelis de vliegmachine bedienen en maakten zich inmiddels grote zorgen of ze nog wel tijdig genoeg voldoende hefkracht konden krijgen. Ondertussen kwam het Beursgebouw in de verte vervaarlijk dicht op hen af. Toen schokte de gyrocopter even en veerde de Reuze Navelpad plotseling een stuk omhoog. Retroman en Kornelis zaten veilig vastgegespt. Ze waren te laag geweest, waardoor de bodemplaat tegen de grond had getikt. De vonken schoten langs de gyrocopter omhoog. Op het nippertje had de pad zich aan een stang weten vast te grijpen die verantwoordelijk was voor de ophanging van de vliegwielen, anders had hij beslist overboord gevlogen. Dit geintje moesten ze alleen niet vaker gaan krijgen of er kwam een moment dat zo serieus contact zouden maken dat het toestel over de kop kon slaan, en dan waren ze echt verder van huis. De dreiging hield daar echter nog niet mee op. Kornelis zag gebeuren waar hij eerder al bang voor was: de baan tussen de kraampjes was te kort. De Reuze Navelpad kon navelpadden omver maaien zolang zijn krachten dit toelieten, als ze deze bak niet meer in de lucht konden krijgen, dan hield het avontuur hier toch echt op. Nog een paar tientallen meters en dan zouden ze tussen de restanten van een verlaten notenkraam hun ongelukzalige dood vinden. Het Beursgebouw was werkelijk te hoog om hier nu nog een steile klim tegen te kunnen maken. Alleen een wonder kon hen nu nog redden, was Kornelis’ overtuiging. Retroman en de Reuze Navelpad zagen het probleem ook aankomen en konden niets anders doen dan lijdzaam toezien hoe ze tussen de cashewnoten en amandelen als gekraakte walnoten zouden eindigen.
“Eureka!” riep Kornelis toen ineens enthousiast uit en had blijkbaar een uitweg gezien uit deze goot van verderf. Aan het einde van de stellingen had hij een breed pad naar rechts ontdekt. En daarin zag hij de kans om de gyrocopter langs de kraampjes omhoog te leiden doordat er net voldoende ruimte tussen zat opdat ze er naar opzij konden afbuigen. Zolang hij het vliegmobiel daarna maar in de lucht kon krijgen, dan was er nog hoop. In de bocht die ze hiervoor moest nemen stond er links van hun nog wel een vuurpad opgesteld die blijkbaar had besloten zijn opgekropte roem over het vluchtende drietal uit te braken. Kornelis kreeg ondertussen nog juist de overblijfselen van een half skelet tegen zich aan doordat de neus van het apparaat dit van de vloer schepte en vooral Retroman en de Reuze Navelpad moesten wegduiken voor de op hen gerichte vlam van de vuurpad. Als een wesp door een sleutelgat manoeuvreerde Kornelis de gyrocopter op het laatste moment tussen alle opstellingen door en kregen ze net op tijd voldoende lift om na het schampen van het weinig onderscheidende naambord “de Kaashoek” van de naast de notenkraam gelegen stelling, veilig een doorgang te kunnen vinden naar hoger terrein. De kaas- en notenkraampjes gingen zelf in vlammen op, nadat deze gebukt gingen onder het vuur waar de vuurpad voor verantwoordelijk was, maar de drie figuren in het ranke vliegtoestel ontsprongen deze dans. Gretig reikten de hoogste vlammen nog naar de gyrocopter. Deze beroerden de uiterste achterzijde van de staartvleugel, maar konden er onvoldoende vat op krijgen om het ding in de fik te zetten. Gespannen doch vol adrenaline stegen Retroman, Kornelis en de pad er ongeschonden boven uit en rezen op langs de flank van het Beursgebouw. Ze scheerden hier zo rakelings aan voorbij dat Retroman bijna één van de figuren uit de beeldenrij kon aanraken waarmee de gevel was versierd indien hij zijn hand er naar had uitgestoken. Eindelijk waren ze aan de padden ontsnapt. Dat wil zeggen, de navelpadden op het marktplein hier in het centrum. De vraag was alleen waarom er ineens zo’n grote concentratie padden in deze straten aanwezig was, terwijl er behalve Kornelis en Retroman hier toch duidelijk geen mensen meer aanwezig waren die nog tot zombies waren omgevormd. Hoe dat precies zat zou dit drietal spoedig wel achter komen. Voorlopig waren ze allang blij dat ze zich hadden verplaatst naar een terrein waar zowel de zombies als de navelpadden hun niet volgen konden. Padden mogen dan amfibieën zijn, vliegen kunnen ze gelukkig niet.
“Poe hé! Zijn we daar even mooi aan ontsnapt,” sprak Retroman uiteindelijk als eerste, na een zucht van verlichting, toen ze de gyrocopter eenmaal op een vaste vlieghoogte hadden, “Het is in Gohes City al enige tijd de dood of de gladiolen, maar dit scheelde echt niks!”
Het duurde even voordat Kornelis daarop antwoordde. Trots op de actie van daarnet doch afgemat staarde hij een ogenblik voor zich uit. De Reuze Navelpad gaf helemaal geen kik. Die lag voor compleet voor pampus, zijn lijfje over de romp van het vliegende apparaat gedrapeerd.
“Wat je zegt, Retroman. Werden we toch mooi bijna als kaasfondue aan die gedrochten gevoerd. Het was nog maar een geluk trouwens dat ik je wakker kreeg, want zoals ik je in het Mierennest aantrof had ik even het idee dat ik je al ter aarde kon bestellen.”
“Ja, hoe zat dat eigenlijk,” reageerde Retroman daarop, nog aldoor peddelend op de trappers, “de man die ik voor Magere Hein aan zag, dat was jij hè? Hoe heb je ons eigenlijk gevonden?”
“Ik heb geen idee waarom je mij voor die dooie aanzag. Ik ben nog springlevend hoor. Maar je zal je wel wat gekke dingen hebben ingebeeld, want je zag er nou niet echt best uit toen je nog met je kop door dat bordkarton stak. Je zal vast hebben geijld. Herinner je je daar trouwens nog iets van?”
“Wel ja, dat zeg ik. Mijn hele wereld draaide om me heen. En toen ik jou daar zo voor me zag staan met die kap over je hoofd en een zeis in je handen, was ik echt overtuigd dat je was gekomen om mij naar het dodenrijk te escorteren.”
Kornelis bulderde het terstond uit van het lachen. Zijn buik schudde ervan en de beweging waar het mee gepaard ging deed de gyrocopter schokken. De Reuze Navelpad werd er zelfs even wakker van.
“Oh dank je wel, Retroman,” sprak Kornelis na enige tijd toen hij weer wat op adem begon te komen, “het is lang geleden dat ik zo heb moeten lachen. Ik, Magere Hein? Hahaha! Ik weet best van mezelf dat ik niet de meest ooglijke verschijning ben, maar om me nou te gaan vergelijken met de personificatie van de dood, dat gaat misschien toch wel een beetje ver hoor! Godsamme.”
Hij lachte nog wat na en Retroman lachte ietwat zuur met hem mee. Als Kornelis naar hem had omgekeken had hij het schaamrood op zijn kaken zien staan. Vervolgens reikte hij naast zich, terwijl hij het toestel soepeltjes met één hand bestuurde, en greep iets van de bodem van de kist. Retroman had, omdat hij zich wat geneerde, zijn blik onderwijl op het voorbijtrekkende landschap verplaatst. De Reuze Navelpad, daarvoor in de plaats, keek nog wat versuft voor zich uit, geheel toevallig in de richting van de weinig welriekende man die juist iets in hand had genomen.
“Bedoel je dit soms?!” vroeg Kornelis daarop en liet demonstratief aan zijn co-piloot en passagier een flink landbouwwerktuig zien. Het was inderdaad een zeis. Retroman herkende het, maar bleef nu hij wist wie het hanteerde, er ditmaal rustig bij. De Reuze Navelpad daarentegen zag, bij de aanblik van Kornelis en de zeis, zijn geest al dwalen. Hij werd licht in zijn hoofd en kreeg opnieuw een flauwte. Retroman glimlachte toen hij naar opzij keek en de Reuze Navelpad weer zag wegzakken. Die heeft z’n portie voorlopig wel gehad, dacht hij.
“Toen we beide ons eigen weg gingen kwam ik langs een museum waar ik dit geval uit een vitrine stal. Het leek mij wel een geschikt werktuig om die padden en zombies mee om te leggen. Vreemd genoeg heb ik het niet heel veel hoeven in te zetten. Om één of andere reden bleven die gedrochten uit zichzelf bij mij uit de buurt.”
Retroman kon zich levendig indenken wat daartoe de reden moest zijn geweest. Hij keek nog eens naar de Reuze Navelpad en streek broederlijk met een hand over zijn kop. Hij dacht aan al de avonturen die zij ondertussen met elkaar hadden beleefd. Een merkwaardig duo waren ze. Maar niet lang meer. Kornelis bleek nog in leven en dat bracht Retroman hernieuwde motivatie om door te blijven strijden. Mogelijk waren er toch meer mensen die de verschrikkingen van Graaf Schaurig hadden overleefd. Al kon hij zich inderdaad ook zomaar indenken dat de navelpadden er weinig voor hadden gevoeld om in zo’n stinkende van navelpluizen vergeven navel te kruipen. Met zo’n odeur was het geen wonder dat je een apocalypse als deze kon overleven.
“Ik ben blij je weer te zien, Retroman,” sprak de Kornelis toen.
Gemeender dan hij dat normaal zou zijn antwoordde Retroman daarop:
“Ik jou ook, Kornelis.”
Vol zorgen over de toekomst liet Retroman toen zijn blik nog eens over de ruïne glijden dat er van Gohes City was overgebleven en probeerde zich in te denken of het ooit nog iets zou worden met deze toch al zo dystopische stad. Het vergezicht dat hij op deze hoogte had verkregen van de metropool die normaal al werd gedomineerd door onderdrukking, criminaliteit en verval was nog troostelozer dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Een paar weken hiervoor had hij nog vrolijk achter zijn pc zitten sleutelen aan een retrospelletje waarin de monsters toevallig ook door padden werden voorgesteld. En alhoewel hij bevond dat zijn huidige dagelijkse bezigheden heldhaftiger waren dan stomweg iedere dag te zitten verstoffen achter zijn computer, kon hij moeilijk concluderen dat wat hij vandaag de dag deed tot enige constructiviteit leidde. De fundamenten van zijn woonplaats werden onder zijn voeten weggeslagen en zombies en navelpadden waren zijn nieuwe buren geworden. Zou het ooit nog wat worden met deze verdorven stad, vroeg hij zich af.
“Wat wil die Graaf Schaurig toch van ons, Kornelis? Wat hebben wij hem misdaan waardoor hij zo vol gramschap zit?”
Dat was een vraag waar Kornelis maar al te goed het antwoord op wist:
“Het gaat niet om ons, Retroman. Het gaat om mij. De geschiedenis tussen Ignatz en mij voert ver terug.”
“Ignatz? Is dat werkelijk hoe hij heet?”
“Jazeker,” en zijn stem klonk nu heel wat droeviger, “ik zal je zometeen vertellen hoe dat zit zodra we bij mijn schuilplaats zijn, het laboratorium waar al deze ellende is begonnen…”

By achmedlien | February 20, 2013 - 1:39 am - Posted in Duimzuigerij, Navelpad Mysterie, Nederlands, Reuze Navelpad

Een paar straten verderop moet het ongeveer hebben geklonken alsof er hier een hijskraan van een geweldige grootte bezig was in elkaar te storten. Zo dreunde een brommend geluid, dat leek op scheurend metaal, langs de in verval geraakte gebouwen. De klank was echter constant en hield steeds enkele seconden aan om daarna even abrupt te eindigen als het was begonnen. Het geluid paste bij de krachtstraal die door de reusachtige Navelpad werd uitgebraakt. Het scheen een hel wit licht uit. De energiebundel sneed door de bouwwerken als ware het een mes dat door boter gleed. Het liet letterlijk alles verdwijnen waar het mee in aanraking kwam. Zombies verpulverden als fruitvliegjes onder een gasbrander en bleef niets meer van over dan een schamel hoopje stof dat dwarrelend op de natte aarde neerzeeg. Het regenwater, dat zich in de straten in plassen samenpakte en steeds meer in volume aanzwol, verdampte op sommige plekken zodra de lichtgevende straal er doorheen kliefde. Hoog boven de bouwwerken rees de gigantische Navelpad. Hij draaide langzaam met zijn kop waardoor hij zigzaggende een pad van vernieling aanbracht. Zompend marcheerde hij door het modderachtig terrein en drukte links en rechts de gebouwen als kartonnen dozen opzij, de vernietigende bundel voortdurend voor zich uit gericht. Af en toe pauzeerde hij even om diep adem te halen, waarna hij nieuwe krachten verzamelde en verder ging met de vernielslag.
Hij was een meester in het kanaliseren van energie. Waar de andere navelpadden het moesten doen met opgeslurpte roem, kon de Reuze Navelpad ook het gevoel van onrecht converteren. En zolang dat besef en die emotie in hem de dienst bleef uitmaken, kon deze prehistorisch uitziende verschijning nog wel even zo doorgaan. Door het onrecht werd zijn brein uitgehold en had het van hem een mythisch monster gemaakt. Gedreven door wraak als gevolg van alle onschuldige levens – waar graaf Schaurig schuldig aan was – botvierde hij zijn woede op de zombies. Met tientallen tegelijk vergruisde hij hun lichamen en bracht een rampage teweeg die zijn weerga kennen zou. Het ene na het andere bouwwerk moest het ontgelden. Steeds minder ging het hier om de Aziatische kunstwerken en structuren. Pagodes, tempels en andere sierlijke onderkomens en religieuze ruimtes maakten plaats voor Europese architectuur. De Reuze Navelpad en Retroman waren eindelijk bezig de Chinese doolhof te verlaten.
Het gebied dat zij betraden bestond steeds meer uit nog hogere bebouwing. Dat wil zeggen, als de pad er niet was geweest om alles met de grond gelijk te maken. Flatgebouwen sneed hij als grassprieten van hun fundamenten en hij liep daardoor spoedig door wolken van gruis die de instortingen tot gevolg hadden. Onder één van de flats werd hij zelf zowat bedolven toen zijn energiebundel het half doorkliefde en het bouwwerk pas echt naar beneden kwam toen hij er voorbij liep. Retroman was wat dat betreft blij dat de pad hem precies op de andere schouder had geplaatst, anders had hij het puin vast en zeker op zijn kop gehad. In plaats daarvan bezeerde de Reuze Navelpad zich zelf aan de andere zijde en werd door de klap uit balans gebracht. Nadat hij zich had hersteld was zijn driftbui alleen nog maar erger geworden. Het was alsof je al chagrijnig bent en vervolgens ook nog eens je hoofd onzacht tegen een keukenkastje stoot. Zijn reactie ging andermaal met een paar flinke oerkreten gepaard, waarna hij extra baldadig werd en zijn nabije omgeving tot op de laatste baksteen afbrak.
Retroman dacht ondertussen dat hij in één van de wildste attracties ter wereld was beland. Het komvormige deel van de schouder mocht in rusttoestand hebben gezeten als een luie stoel, hij wiegde er nu zo wild in heen en weer dat hij er goed misselijk van werd. Tot spugen kwam het niet, hij zou met zijn lege maag hooguit wat slijm hebben kunnen opgeven, maar hij begon zich in de slappe toestand waarin hij al verkeerde wel steeds beroerder te voelen. Al had hij niet te klagen over de frisse lucht die op deze hoogte af en toe kwam aanwaaien en hem van verse zuurstof voorzag. Verder waren de condities erbarmelijk. Alhoewel de stortbui in kracht was afgenomen, miezerde het nog flink door, waardoor zijn gestel en zijn onderkomen de kans niet kregen om op te drogen. Een koutje had hij zo gevat. De ruwe bewegingen op deze hoogte oefende ook de nodige G-krachten op hem uit. En zodra de Reuze Navelpad weer een gebouw omver had getrokken, kon de lucht tussen de verse teugen zuurstof toch zo stoffig en ijl worden, dat hij het soms moest uitproesten om de troep uit zijn longen te krijgen. Desalniettemin nam de manhaftigheid van de ninjastrijder weer toe en jeukten zijn handen om ook een steentje bij te dragen. De vernielingen die de pad aan Gohes City aanbracht keurde hij af, maar hij was inmiddels zo verslaafd geraakt aan potje matten met de zombies, dat hij het ergens wel jammer vond dat hij zo geïsoleerd zat. Daarom besloot hij de pad maar wat te gaan aanmoedigen.
“Hatsikidee! Geef ze van katoen Pad! Hier rechts zijn er nog een paar. En daar langs dat oude postkantoor ook nog wat.” Retroman wees schuin voor hen waar nog wat ondode figuren zich ophielden. Dadelijk verplaatste de luidruchtige straal energie zich naar die richting en gingen er weer heel wat gedrochten in rook op. “Karbonade, wat een geweld!” Bij iedere krachtstoot die werd uitgebracht had Retroman de neiging om dekking te zoeken. Hij zat veilig, maar alleen al om het bulderende lawaai zou je in je broek schijten van angst. Bovendien zorgde de luchtverplaatsing die het tot gevolg had ervoor dat je je voortdurend ergens aan vast moest klampen om niet zelf ook omver geblazen te worden.
Ondanks het zinloze verzet toonde de zombies zich strijdbaar. Ineens zag Retroman hoe een stel zombies verderop bezig was om de inboedel van een verlaten kantoorgebouw naar straatzijde te schuiven. Ze bevonden zich op een hogere etage dan de hoogte waarop hij zelf op de schouder van de pad zat, zodat hij het zag gebeuren dat hij de hele inventaris op zijn knar zou krijgen. Druk maken over hoe deze hersenloze gevallen überhaupt in staat waren zichzelf tot zo’n actie te mobiliseren maakte hij zich niet. In plaats daarvan trachtte hij de aandacht van de Reuze Navelpad te krijgen, zodat hij hem kon brengen tot het afwenden van het dreigende gevaar. Die was echter zo opgenomen in zijn uitzinnige vernielzucht dat hij Retroman eventjes niet hoorde schreeuwen.
“Hé Pad! Ze proberen ons hier te begraven onder een stapel papierwerk!” Weinig op zijn gemak zag Retroman hoe een stel archiefkasten tussen de sponningen werden opgesteld waar eerder een groot glazen venster had gezeten. “King Kong! Volgens mij krijg ik hier dadelijk een stel belastingaanslagen op mijn harses daar word je misselijk van! Blijf een beetje opletten wil je? Eh… Pad!?”
Het gat tussen hen en het kantoor aan hun rechterzijde werd steeds kleiner. Retroman kroop zo dicht mogelijk naar de nek van de pad en dook ineen. De zombies die in de startblokken stonden om de archiefkasten het laatste zetje te geven wachtten hun kans meesmuilend af. De Reuze Navelpad stapte steeds dichterbij en was nog vooral bezig met het vertrappen van zombies die rond zijn voeten wegvluchtten. Uiteindelijk was het moment daar dat de paar zombies in het kantoor de kasten door het venster naar buiten duwden. Drie stalen omhulsels vol met dossiers buitelden tussen de gebouwen naar beneden. Dit zal je niet leuk vinden, dacht Retroman, maar een andere keuze heb ik niet. Hij trok het samuraizwaard weer uit de schede en prikte ermee in de schouder van de Reuze Navelpad. Hij deed dit precies zacht genoeg dat het voor de pad moest hebben gevoeld als een muggenbeet. De intentie om hem de pijnigen had hij niet, maar hij moest koste wat kost zijn aandacht hebben. De pad reageerde geïrriteerd en zag nog net op tijd wat er gaande was. Hij braakte een nieuwe straal energie uit en richtte die op het kantoorgebouw. Retroman dook opnieuw weg en maakte van de mogelijkheid gebruik om onder de kin van deze gigantische pad dekking te zoeken, nu zijn gezicht de andere kant op was gedraaid.
Dit bleek niet nodig. De allesvernietigende energiebundel loste het gehele dreigende tafereel in een oogwenk op. Na een oorverdovend kabaal was een gapende gat in een rij kantoorgebouwen het enige dat er overbleef. Puin van bovenliggende etages stortte neer en zorgde voor de nodige stofwolken. De archiefkasten waren weliswaar niet geheel verpulverd, maar het merendeel wel, zodat al wat er naar beneden kwam vooral de inhoud was die het bevatten. Als een papierregen dwarrelden enkele losse vellen tussen het stof in het losledige naar beneden, terwijl de grotere en zwaardere massa’s papier op het natte asfalt neer donderden.
“Wauwzers!” bracht Retroman uit en na enig aarzelen kwam hij opgelucht weer onder de kop van de pad vandaan. De kin draaide zich weer naar links van hem weg. Verheugd dat hij niet was begraven onder het stalen meubilair maakte hij een vreugdedansje. Trots griste hij één van de documenten uit de lucht en was nieuwsgierig of ze nu inderdaad met het belastingkantoor hadden afgerekend. Hij had namelijk nog een aanslag thuis liggen die hij nog niet had betaald. Omdat hij het document aanvankelijk ondersteboven hield moest hij het wel eerst omdraaien. Toen hij zag dat de papieren patiëntengegevens bevatten, vond hij dat ergens wel jammer. Blijkbaar hadden ze een kantoor van de Gezondheidsdienst te pakken of iets dergelijks en helemaal niet het bureel van ‘s lands meest gehate pennenlikkers. Desondanks was hij fier met deze kleine overwinning en draaide zich al dansend om. Hij wilde hier nog even van genieten. Hij liet het gapende gat tussen de andere bouwwerken nog even op zich inwerken en trok een lange neus naar de zombies.
Pok!
En daar lag Retroman ineens languit over de schouder van de gigantische Navelpad. Hij wreef even over een pijnlijke plek op zijn achterhoofd en keek vervolgens op wat hem daar had geraakt. Vergezeld van enkele sterretjes die naar de buitenzijde van zijn gezichtsveld dreven, staarde Retroman humeurig naar een vlaggenstok die zich inmiddels steeds verder van hem verwijderde. Nors richtte hij zich weer op en trok een kinderlijk grimas.
Al die tijd bleef de Reuze Navelpad zich door een hoofdstraat in deze wijk verplaatsen. De Bellatrixstraat vormde een belangrijke verkeersader in het wegennet dat zich rondom het centrum sloot. Er waren onder andere verzekeringskantoren en overheidsbedrijven gevestigd. Eveneens huisveste het enkele tientallen ambassades waaronder de Surinaamse waar Retroman juist een tik van kreeg uitgedeeld. Na het passeren en ontwijken van de Italiaanse en ook de Indonesische vlag hield het amfibische vervoersmiddel ineens halt. De lucht was inmiddels opgeklaard en de regenbui volledig weggetrokken. Onder hen op straat werd de onderbreking dadelijk door de zombies opgemerkt. Ze wisten even niet of ze moesten vluchten of juist moesten aanvallen. In plaats van voor één van beide te kiezen, keken ze omhoog. De Reuze Navelpad staarde bewegingsloos voor zich uit. Zijn blik was op de verte gefixeerd en hij liet zijn armen slap langs zijn lijf bungelen. Retroman, die eerst niet door had dat er wat aan de hand was, zocht naar zijn zwaard – dat gelukkig niet naar beneden was gedonderd – en zette zich weer schrap voor een volgende strijd. Maar al gauw kreeg hij door dat er iets raars gaande was.
De Reuze Navelpad had aan de horizon iets afwijkends in het vizier gekregen. Wezenloos, zo leek het althans, staarde hij naar een vreemde beweging dat zich een flink aantal wijken verderop afspeelde. Lichtflitsen markeerden de locatie waar je eveneens een donker gedruis kon ontwaren. De pad werd bang en boos tegelijk. Hij begon onregelmatiger en oppervlakkig te ademhalen. Wat het precies was kon hij niet goed zien, maar hij was er zeker van dat er dichter bij het centrum nog een groot monster aanwezig was. Of het ook een pad was, zoals hijzelf, daar was hij alleen niet zeker van. Maar een verontrustende ontwikkeling was het zeker. De pad begon te hijgen. Zijn schouders bewogen mee met elke teug adem die hij naar binnen zoog en weer uitblies. Zijn borstkas kwam duidelijk op en neer en zweet begon zich met liters te gelijk op zijn huid te verzamelen. Deze gigantische Navelpad raakte overstuur, want wat het gedrocht daar verderop in de stad ook mocht wezen… het was in elk geval de aanleiding geweest waarom meneer De Graaf in de eerste plaats de Reuze Navelpad tot leven had gewekt!

In een tijdsbestek van nog geen minuut werd er meer cement, steen en glaswerk aan gruzelementen geschopt en geslagen dan een gemiddelde fabrieksexplosie teweeg kon brengen. De Reuze Navelpad ging nu finaal door het lint. Met een ijzeren vuist ramde hij alles binnen handbereik nog eens flink in elkaar en trok vervolgens een sprint richting de binnenstad. Zo woedend en krachtig als de Hulk, beende hij door de naar het centrum leidende straten en maakte soms sprongen die alleen van een pad afkomstig konden zijn. Retroman had nu geen andere keuze dan zich maar vast te klampen aan het enige waar hij houvast aan kon vinden. Hij perste zijn vingers in een huidplooi en kon alleen maar hopen dat hij het samuraizwaard niet verloor of dat hijzelf op de grond donderde. Een sliert kots die het gevolg was van de geweldige krachten die zijn beurse lijf moest ondergaan kon hij alleen niet binnenhouden. Dit was een rollercoaster van ongekend formaat. Zolang de pad vooruit bleef rennen hield hij grip, maar op enig moment ging het compleet mis. Abrupt stopte de pad met rennen en slingerde hij zijn ninjavriend automatisch van zijn schouder. Retroman zeilde door de lucht, verloor zijn zwaard en vloog met een snelheid van tegen de honderd kilometer per uur door het venster van een groot warenhuis. Versplinteren hoefde het raam niet meer, want met de meeste ruiten in de stad hadden de zombies en navelpadden toch al afgerekend. Hij stuiterde op een meeverende ondergrond en draaide om zijn as naar het volgende gelijkaardige voorwerp dat hem vergevingsgezind bleek. Op de meubelafdeling waarin hij terecht was gekomen zorgden meerdere bedden ervoor dat zijn val werd gebroken, totdat hij uiteindelijk een onzachte aanvaring kreeg met een kamerlamp die hem de laatste koerswijziging richting een kledingkast bezorgde.

Kakelend als kippen brachten de kauwtjes een driftig gekwetter voort terwijl ze een veilig heenkomen zochten op de daken rondom het marktplein. Vuil zoals plastic tasjes, gebruikte servetten, puntzakken waar ooit friet in had gezeten en lege blikjes frisdrank ritselden en rammelden langs de verlaten kraampjes. Tevreden het kenmerkende tsjak-tsjak geluid voortbrengend, kroop één van de kraaiachtige vogels tegen haar mannetje aan, die reeds eerder op hun nestje zijn plek had gevonden. Met haar bek legde het vrouwtje een vingerkootje opzij dat haar in de weg lag en draaide vervolgens haar kop nog eens op naar haar inmiddels zelfstandig geworden kroost boven op een schoorsteen die hun bek nog vol hadden met etensresten die ze kort ervoor bij elkaar gefoerageerd hadden.
Temidden van enkele honderden skeletten die de markt bevolkten lag het gigantische lijf van de Reuze Navelpad over de verschillende kraampjes gevouwen. Op de grens van de eerste ringvormige grachtengordels met de binnenstad bevond zich dit uitgebreide doch knusse winkelcentrum. Een trambaan begrensde het plein aan de ene kant, de gracht vormde de andere grens. Een gebouw dat in een punt toeliep was de lokale supermarkt, meer naar het andere einde was de patatzaak en waren hier de kledingzaken eens de drukst bezochte modewinkels in de straat die in het verlengde lag van dit plein. Donderdag was er altijd markt. Er was op die dag dus voedsel in overvloed. Marktkooplui, dagjesmensen, koopjesjagers, moeders met kinderen, passanten, ze vielen op die noodlottige dag allemaal ten prooi aan de navelpadden en de eerste zombies.
Nu was het alleen de wind, die er langs de stellingen in een krullende beweging het enige geluid voortbracht. Huilend. En steunend zo nu en dan. De pad was de enige, behoudens een vluchtige passagier, de vogels en de natuurlijke elementen, die het marktplein nog een bezoek waardig achtte. Roerloos was hij. Vijf paden met onverkoopbaar geworden waar hield hij bezet. Hij zuchtte niet en verroerde zich niet. En zo bleef het even totdat zijn lichaam langzaam ineens in volume begon af te nemen, als een sneeuwpop die smolt voor de zon. De pad kromp en slonk uiteindelijk terug naar zijn oude postuur. Naakt was hij al. Dus hij had geen kleding waarin hij nu verzuipen kon omdat de rek eruit zou zijn. Het enige wat hij al die tijd bij zich had gedragen en onmogelijk met zijn maatje XXXXXL kon meegroeien, was het kettinkje om het zakhorloge. In een plas speeksel lag dat nu naast hem op de klinkers. Uit zijn mond gespuugd. Opgeboerd, evenals al de anagrammen die hij eerder had uitgebracht om op die wijze namen te kunnen onthouden van personen die hij maar heel even had gekend.
Zwemvliezen.
Tientallen spillepoten liepen plotseling voorbij het bewegingsloze lijf van de eens zo reusachtige Navelpad. Het waren zijn soortgenoten. Navelpadden van de gemeenste soort. Allen waren ze op weg naar Het Mierennest, het warenhuis dat huisnummer 1 tot en met 8 van het marktplein besloeg. En ze kwamen hier nou niet bepaald omdat ze een nieuw bed nodig hadden.

Toen Retroman weer voor het eerste zijn ogen opende, proefde hij eerst de bittere smaak van zijn eigen bloed direct gevolgd door een scherpe pijn van splinters in zijn aangezicht en een gebroken lijf. Hij trachtte zich in een andere positie te manoeuvreren, maar staakte dadelijk zijn pogingen toen hij merkte dat de pijn daar alleen maar erger van werd. Hij knipperde nog eens met zijn ogen, waar godzijdank geen splinters of andere ongenode zaken in terecht waren gekomen en probeerde zich een beeld te vormen van zijn landingsplaats. Vanuit de positie waarin hij lag zag hij alleen een houten vlak. Wanneer hij echter opzij keek zag hij aan één zijde en muur in gebroken wit en aan de andere zijde iets wat leek op een bed. Het duurde even voordat Retroman door had dat hij de achterwand van een kledingkast had doorkliefd en nu dus met zijn middel vastzat tussen een paar gebroken delen van het inmiddels deels versplinterde bordkarton waar dat uit was opgebouwd.
Boven hem werd hij ineens een gedaante gewaar. Hij probeerde de pijn te negeren en keek omhoog om ook hiervan een beter beeld te krijgen. Retroman was echter dusdanig toegetakeld dat het licht bij hem weer doofde zodra hij meende dat hij in de gedaante een persoon herkende die gehuld was in een zwarte mantel, een kap over zijn hoofd droeg en in zijn rechterhand een zeis vasthield.

Wordt vervolgd

image by Furryscaly, edited by Gsorsnoi

Met het puin van de uiteengereten tempel op de achtergrond staarde de gigantische Reuze Navelpad naar het kleine schepsel dat hij op zijn handpalm zag staan. In een flits waren alle eerdere gebeurtenissen uit zijn geheugen gewist, zodat hij zich niet langer meer bewust was van zijn eigen voorafgegane handelingen en drong het niet dadelijk tot de pad door wie hij hier in zijn hand had genomen en waarom. Bovendien overheerste in hem een geweldig gevoel van boosheid dat zich zo plotseling tot razernij had ontstoken zodat helder denken überhaupt een inspannende opgave voor hem was geworden. Van herkenning was daarom ineens totaal geen sprake meer. Het minuscule mannetje dat hij voor zich hield kon daarom dan ook wel ieder willekeurig individu zijn. De Reuze Navelpad was in zijn ongenoegen, dat als in een kettingreactie opwelde tot een ontzagwekkende woestheid, in de afgelopen minuten van het één op het andere moment teruggekeerd naar een primitief bewustzijn. Al de eerdere menselijke eigenschappen die Graaf Schaurig in een vroeg stadium na zijn geboorte bij hem naar boven had gebracht, was hij voor het moment compleet verloren. Gevoed door zijn verbolgenheid vloeide iedere vorm van beschaving uit hem weg en trilde hij als een prehistorisch beest op zijn poten, klaar om alles in zijn omgeving te verscheuren en kort en klein te slaan.
Het kleine figuurtje op zij hand stond er daarom niet zonder reden behoorlijk twijfelmoedig bij, Retroman als inwoner van Lilliput tegenover de huizenhoge Gulliver. Hij begon reeds vrees te krijgen dat de pad met wie hij nu oog in oog stond, weleens niet langer de pad zou wezen zoals hij hem eerder had leren kennen. Stevig omklemde hij daarom zijn samuraizwaard, maar voelde zich volstrekt weerloos nu hij aan de genade deze grootse verschijning was overgeleverd. Een slag van zijn zwaard zou bij dit monster niet meer uithalen dan een speldenprik in een gepantserde reptielenhuid. Onzeker wachtte hij daarom af wat er zou gebeuren. Geheel onwillekeurig tastte hij vanuit zijn ooghoeken zijn nieuwe omgeving af, maar hield terwijl hij dat deed zijn blik strak op het abominabele aangezicht van de pad gericht. Normaal had hij nooit echt last van hoogtevrees, maar met de gegeven omstandigheden drong er toch een misselijkheid bij hem op en voelde hij het tintelen in zijn hoofd. Toen de pad zijn hand zelfs dichter bij die grote kop van hem bracht, om zijn vondst beter te kunnen bestuderen, steeg daarmee ook geleidelijk het hoogteverschil met de grond. Retroman werd met de minuut angstiger en wist zich geen raad met hoe hij reageren zou. Instinctief kroop hij daarom op zijn knieën ineen om zo zijn balans te kunnen bewaren, zijn armen daarbij beschermend voor zijn lijf gebogen. De hemel zal niet meer komen, dacht hij nog. Dit is de hel al. Het stonk er zelfs naar. De pad had hem zo dicht bij zijn muil gebracht dat hij ieder zuchtje ademhaling kon voelen en kon ruiken. Onpasselijk werd hij ervan. Twee ogen zo enorm dat zelfs Cthulhu er wit van zou wegtrekken, keken hem indringend aan. Om in het graf nog nachtmerries van te krijgen. Ontzagwekkende bolle oogballen waren het. Ze stonden in zo’n hoek strak naar beneden gericht dat het de aanblik ervan alleen nog maar naargeestiger maakte. En iedere maal dat de pad met zijn ogen moest knipperen kon Retroman het geluid horen dat de twee enorme vliezen maakten wanneer deze over de oogbollen trokken.
“P-p-pad?” sprak Retroman beverig.
Geen reactie. Geen herkenning. Geen signaal naar hem dat dit geweldige monster nog een band met hem hebben zou. Hij hield het niet meer. Vreet me op of smijt me dan nu maar naar het hiernamaals, moest zijn overtuiging zijn geweest. Hij had het fatum reeds omarmd en durfde het gevecht al niet meer aan. Nu zelfs zijn onwaarschijnlijke vriend zich tegen hem had gekeerd, was de laatste hoop vervlogen. Gohes City was ten dode opgeschreven.

Als er naast onze held in ninja-tenue überhaupt nog een levende ziel in deze metropool rondliep, dan had deze het beslist met Retroman eens moeten zijn. Na de algehele zombificatie en het vreetfestijn dat door hen en de slurpingen van navelpadden was aangericht, kon de verderfenis enkel nog verder toenemen indien er nu een totale destructie op gang kwam. Als geen ander was de Reuze Navelpad hiertoe in staat. Ontzagwekkend in formaat, oversteeg hij alle bouwwerken in zijn nabije omgeving. Een enorm woest amfibisch beest dat nog weerzinwekkender aanscheen dan de ‘koning der tirannieke reptielen’, temidden van enkele duizenden zombies verspreid over de straten om hem heen. Het volume van de grootste nabij gelegen tempel paste met gemak nog drie keer in zijn lijf. Met poten zo massief als woudreuzen en vervaarlijk uitziende gespierde armen waartegen geen ander wezen in een man-tot-man gevecht zou zijn opgewassen, kon hij met het grootste gemak een compleet woonblok van de kaart vegen. Hij kon er klappen mee uitdelen dat qua impact zou neerkomen op het tegelijk worden aangereden door enkele stoomlocomotieven van het zwaarste soort die ieder vele tientallen wagonnen voorttrokken. En zijn kop was eveneens grotesk. Het viel met niets te vergelijken.
Het nietige leven van Retroman werd opnieuw ontzien; de Reuze Navelpad keek iets rechter naar voren en staarde langs zijn hand. Hij ontwaarde de vele gewetenloze monsters die hem als irritante mieren voorkwamen, vergat het schepsel dat hij vasthield en sloot hem onnadenkend op in zijn vuist. Retroman draaide zich daarop abrupt om op zijn zij om te voorkomen dat hij onder het massieve gewicht van de hand geplet zou worden. De ruimte tussen wat voor een pad doorging als pink en ringvinger nam daarin het meest in omvang af. De man die eerder eigenhandig hele legers van zombies te lijf ging, moest nu vooral uitkijken dat zijn eigen gestel niet in de verdrukking kwam.

Retroman verdween vervolgens uit het korte termijn geheugen van de reusachtige Navelpad wiens aandacht nu volledig op de mierenkolonie van zombies was gericht. Uiterst gebiologeerd en briesend van woede stond deze de nieuwe bevolking van Gohes City in zich op te nemen. Zijn holle ogen schoten daarbij panisch heen en weer. Bij ieder groepje individuen dat hij kort als fotofragmenten tot zich nam, kwamen ze hem over als beelden uit een psychose. Pechduiveltjes die erop uit waren hem tot op het bot te tergen. Naargeestige grimassen en kwijlende blikken staarden hem terug aan. Het maakte hem steeds woester, maar vooral ook angstig. De lucht betrok en paste zich in sfeer aan tot een heuse nachtmerrie. Onder de eerste spatten van een wolkbreuk zag hij hoe gretig de blikken van de zombies stonden gekeerd, nu deze hersenloze verschijningen de schrik van zich hadden afgeschud. In de Reuze Navelpad hadden ze eerder geen prooi gehad, omdat er voorheen tussen zombies en padden en verstandhouding was ontstaan, daar de padden hun aantallen alleen maar in omvang deed toenemen. In de gevechten met hem en zijn ninjavriend hadden zij zich steeds op Retroman gefocust en was de Reuze Navelpad vooral een sta-in-de-weg. Nu was hij een directe bedreiging. Eentje waar ze beslist nog appeltje mee hadden te schillen.
De confrontatie die hem als intense hallucinatie voorkwam deed de ademhaling van de pad versnellen. Het angstzweet stond hem op zijn rug. Had hij geen amfibie geweest maar een ondersoort van de wolf, dan hadden zijn oren nu plat naar achteren gestaan en had hij zijn scherpe tanden ontbloot om instinctief verweer te tonen. In plaats daarvan sperde hij zijn bek wijd open en trok het laatste beetje kleur uit zijn ogen weg naar inktzwart. Het gaf hem een uiterlijk wat van de Duivel zelf kon zijn. Wijdbeens stond hij de hyperventileren en rechte hij zijn rug. Hij balde zijn vuisten – zodat Retroman nog minder lucht kreeg en het bewustzijn dreigde te verliezen – en ging ten slotte finaal door het lint.

Het eerste bouwwerk dat het moest ontgelden was de toch al grotendeels vernielde tempel. Als een baldadig kind schopte hij het bruusk uit elkaar. Zombies die er eventueel in waren achtergebleven werden terstond vermorzeld. Brokken puin schoten door de aanzwellende regenbui in alle voorwaartse richtingen uiteen en rolden de zombies die op de straten stonden geposteerd als bowlingballen omver. Hij wachtte even voordat hij de volgende vernieling teweeg bracht en slaakte eerst een helse oerkreet. Het geluid ervan moest hebben geklonken als een donkere versie van de strijdkreet van een dondervogel en was tot ver buiten de buitenste ringen van Gohes City nog hoorbaar. Indien er nog wezens waren in deze stad die zijn aanwezigheid nog niet hadden opgemerkt, dan wisten zij dit nu wel. Vervolgens pakte hij met één hand een naaldvormige toren van het eerstvolgende Oosterse kunstwerk beet en trok het van de constructie los, hield het even boven zijn hoofd en slingerde het uiteindelijk in een richting weg waar hij een samenscholing van zombies onder een grote overhang had zien staan dat toegang bood tot een keizerlijk uitziende woning. Zij die eronder stonden weken niet eens uiteen. Hun rottende lijven werden krachtig door een houten poort geperst die het begaf onder het intense geweld. Honderdduizend splinters en stinkende brokken vlees besmeurde de natte binnenplaats erachter. De spitse toren had de buitenmuur aan de poortzijde opgerukt, zodat de opgekrulde daken stuk werden gereten.

Met zijn linkerarm nog voor zijn lijf van de uitgevoerde worp, keek de gigantische pad opzij en ontwaarde nog meer vijanden in de constructie waar hij de toren van had losgetrokken. Eén ferme slag was genoeg om ook hen onder flink veel steen en gruis te bedelven. Hij haalde uit naar het binnenste van het bouwcomplex waardoor het op z’n fundamenten rammelde en daarna als een kaartenhuis in elkaar stortte. Divers bouwmateriaal dat eens zo fraai in elkaar had gestoken, kwam nu aan zijn voeten te liggen en begroef tegelijk een tiental zombies. De pad liep van deze straat weg en zette de vernielslag voort door om zich heen te slaan en trapte tegen ieder bouwwerk aan waarin hij zombies ontdekte.
Na korte tijd kwam het zover dat hij zijn rechtervuist wilde openen om een gevel opzij te kunnen drukken. Zonder er aandacht aan te hebben geschonken, had hij de vuist continu lichtjes dichtgeknepen. Hij wist ook niet waarom hij dat deed. Maar zodra hij zijn natte hand openvouwde ontdekte hij dat hij al die tijd een passagier met zich mee had gevoerd. Stomverbaasd staarde hij naar zijn hand waaraan hij in de regen een klein mannetje zag hangen die het nu bijzonder zwaar begon te krijgen. Bij het openvouwen van de hand was de half versufte Retroman van de handpalm naar de onderzijde van zijn pink gerold. Daar had hij nog net voldoende realiteitsbesef gehad om naarstig zijn samuraizwaard tussen pink en ringvinger te prenten teneinde niet ter aarde te storten. Verdoofd van het eerdere zuurstoftekort gelukte het hem maar net om met één hand grip te houden op het gevest van zijn zwaard. De rest van zijn lichaam bungelde er maar wat onder. Deze situatie moest alleen niet veel langer gaan duren of de gewezen ninja zou hier alsnog op de straatstenen een hele ongelukkige dood gaan vinden. Het zweet op zijn eigen hand en de sijpelend regendruppels tussen zijn vingers begonnen terrein te winnen waardoor zijn greep begon te verslappen.

Aanspraak doen op zijn korte termijn geheugen kon de Reuze Navelpad niet. Daarvoor was hij te ver teruggevallen in zijn dierlijke natuur. Hij kwam daardoor in een worsteling van eigen herinneringen terecht waarin hij driftig probeerde erachter te komen wie dit rare figuurtje nou eigenlijk was. Tevens vroeg hij zich af of hij al die moeite wel moest doen en dit individu niet gewoon als één van de vele nare zombies moest beschouwen. Dan kon hij hem van zich afwerpen en het gevecht met zijn omgeving hervatten. Gelukkig echter voor de ongelukkige Retroman had de pad voldoende indrukken bij deze reuze amfibie achtergelaten waardoor de herkenning hem op het laatste moment ervan overtuigde dat het kleine mannetje een goede inborst betrof. Vage beelden waarin hij zij aan zij met deze man had gestaan in opstand tegen de zombies en navelpadden drongen zich plotseling aan hem op. De pad schrok zelfs zo van dit besef dat hij hierdoor ongecontroleerd met zijn bovenlijf ietwat naar achteren schokte en zo ook zijn hand wat naar buiten boog waardoor het zwaard tussen pink en ringvinger losschoot. Retroman kwam nu los in de stortbui te hangen en begon al toe te geven aan zijn zoveelste bijna-dood ervaring. Of zou het nu echt gebeuren?
Nee, ook nu niet, in een reflex bracht de Reuze Navelpad zijn handen samen en vormde daarmee een ruime kom waardoor hij zijn vriend kon opvangen. Voor de zoveelste keer had hij het leven van zijn vriend gered. Bedremmeld en vermoeid keek hij recht omhoog in de enorme ogen van zijn grote paddenvriend en meende zelfs heel even dat hij hem zag glimlachen. Niet goed begrijpend wat hij verder moest voelen of ervaren gaf Retroman zich nu compleet over aan de genade van de pad. Hij was bovendien te uitgeput om zelf nog iets te ondernemen. Dit avontuur had al een te grote tol geëist van zijn gestel.
De Reuze Navelpad werd vervoerd van een gelukzalig gevoel waarin hij zich realiseerde dat hij helemaal niet zo alleen stond in deze gemene strijd en besloot dat hij iets voor de veiligheid van de lilliputter moest doen. Hij tilde daarom zijn kleine vriend omhoog en plaatste hem boven op zijn schouder, midden in een ietwat natte huidplooi waarbij Retroman in elk geval geen krachtsinspanningen hoefde te leveren om in evenwicht te blijven.

Nu de kleine zwaardvechter in veiligheid was gebracht, kregen de zombies weer de volle aandacht van dit monster van formaat dat zo deel uit kon maken van de Kaiju, de kolossale mysterieuze wezens uit de Japanse monsterfilms. Verschillende verdiepingen van de sierlijke architectuur om hem heen die eerder nog leeg hadden gestaan, werden nu in rap tempo herbevolkt door de vele zombies die in de gebouwen hun weg omhoog hadden gezocht. Wat hun precieze bedoelingen waren was de pad nog niet geheel bekend, maar dat ze kwaad in de zin hadden was hem wel duidelijk. Het mocht nog een geluk heten dat zombies in het algemeen geen vermogen kenden om zich te mobiliseren en een gezamenlijk plan uit te werken. Daar hadden zij simpelweg de intelligentie niet voor. Geestvermogen was hun niet weggelegd daar er voor intellect een werkend stel hersenen verreist was. En precies het ontbreken daarvan maakte dat zombies de wezenloze monsters zijn zoals ze in vele verhalen worden opgetekend.
Desondanks stonden ze deze verschijning, die zomaar een broer van Godzilla kon zijn geweest, hinderlijk in de weg en staarden ze hem naar het leven. Mochten ze de kans al krijgen, dan vraten ze hem met het grootste genoegen op.
Daarom sloeg de Reuze Navelpad – nu hij zijn beide handen vrij had – met alle liefde zijn klauwen tezamen en slingerde hij deze als in een kanonskogel opzij tegen een groots wooncomplex dat in de Han-stijl was opgetrokken. Het bouwwerk kwam terstond met een grote klap los van diens brede basis en vloog in alle richtingen in brokstukken uit elkaar. Opnieuw zeilden er tientallen zombies door het droevige hemelruim. Het voordeel van het kapot rammen van deze huizen, tempels en pagodes, was dat de monsters die zich op de nat geregende straten hadden opgesteld eveneens door het vallende puin werden bedolven. In de modderstromen die hier en daar waren ontstaan werden sommige kadavers zelfs naar lagergelegen terrein weggevoerd. Op plaatsen waar de pad gaten in de aarde had getrokken door gebouwen omver te rammen, waren ook kleine watervallen ontstaan. Zombies werden hierin weggespoeld alsof het prut in afvoerputten betrof.

Waar de zombies zelf de kans kregen, namen zij het ook tegen de Reuze Navelpad op. Ze sprongen vanaf de gebouwen op zijn lijf of klommen langs zijn voeten omhoog en beten zich vast in zijn huid. Terwijl de pad door de drijfnatte straten banjerde moest hij om de haverklap stoppen om ze als muggen dood te slaan of van zijn huid te vegen. Enkelen kropen zo hoog op dat ze bijna zijn knieën bereikten. Haren vonden ze niet om zich aan op te trekken, zodat ze zich ofwel omhoogwerkten door hun nagels diep in de gladde huid van de pad te begraven en zo naar boven te klauteren of ze klommen gewoon over elkaar heen. Bij een aantal leverde dit op dat er aan reeds halfvergane lichamen werd getrokken zodat ledematen uit de gewrichten lossprongen en naar beneden in de plassen donderden.
Zodra ze eenmaal een bloot stukje bruine huid voor zichzelf hadden veroverd, gingen de tanden erin en vraten ze de huid kapot. Dit had tot gevolg dat de Reuze Navelpad in een kort tijdsbestek een helse jeuk moest ondergaan. Echte grote wonden waren het namelijk niet. Je zou het kunnen vergelijken met de schade die schurftmijt aanricht en oplevert dat het slachtoffer zich tot bloedens toe openkrabt. De stortregen verzachtte de huidirritatie enigszins, maar het kon de intensiteit niet wegnemen. Weldra was hij meer bezig met het verwijderen van zijn ongenode gasten van zijn bruine lijf, dan dat hij serieus de kans kreeg om ze op afstand te houden. Hij sloeg ze plat en schudde wild met zijn benen om zo verlost te raken van deze afschuwelijke marteling. Maar niets hielp.

Het maakte hem gek en voerde zijn razernij alleen nog maar verder op. Ten slotte werd hij zo nijdig dat hij zijn hoofd naar achteren kantelde, zijn armen spreidde en het fel uitschreeuwde.
Nu pas kwam het ‘Bruce Banner-effect’ echt los. Als een kolkende rivier stroomde al de furiositeit door zijn aderen naar boven en ontstond er een witte gloed achter zijn ogen. Van schrik lieten alle zombies in één keer los en stortten neer in de waterplassen om hem heen. Ook Retroman schrok zich wild en moest zich stevig aan de huidplooi vastklampen om niet van zijn lijf te worden gesmeten. Het lichaam van Reuze Navelpad trilde alsof er een aardbeving gaande was en een energiegolf maakte zich van hem los. Het verspreidde zich in een cirkel om hem heen en drukte de ondergrond met meer dan een meter naar beneden. Met een geweldige kracht trok het alles dat het tegenkwam omver. Zombies losten simpelweg op in stof en gebouwen raakten verpulverd. Het geluid waarmee de energiestoot werd voortgebracht klonk ongeveer zoals een brullende vulkaan. Iets vergelijkbaars had de Reuze Navelpad al eens laten zien toen hij Retroman met een oerkreet bevrijdde van de vele babypadden die aan zijn broekspijpen langs zijn benen een weg naar zijn navel zochten.
Alleen was dit nog niet het einde van de geweldige krachten die dit indrukwekkende wezen bezat. Want zodra de gigantische pad zijn muil opende, kondigde een lichtschijnsel in zijn bek zijn ultieme wapen aan.

Wordt beslist vervolgd.

image by Alice Chaos, edited by Gsorsnoi

De jonge vrouw was nooit zwanger geweest. Toch gaf ze hier geboorte aan een stel schepsels van het allerakeligste soort. Haar hele binnenste werd naar buiten toe opengetrokken door de jonge navelpaddden die hun levensvatbare fase hadden bereikt. Gekraak uit haar ruggengraat maakte duidelijk dat deze het begaf onder de geweldig krachten. Een ander naargeestige geluid groeide uit tot een luid kabaal. Het leek alsof iemand een grote mand met ratelslangen had omver geschopt waarop de angstwekkende reptielen waarschuwend hun staarten lieten ratelen. De gigantische massa duivelse wezentjes verspreidde zich als knikkers over de matten. Vele broertjes en zusjes lieten ze daarbij achter in de vormeloos geworden slierten dril achter hen. Ze rolden over elkaar heen en zochten naar hun balans, maar nog meer naar voedsel. In de buik van de Aziatische jongedame was er een heftige concurrentiestrijd gaande geweest om de laatste spaarzaam geworden levenssappen. Het was een lugubere strijd om de tepel geweest. Alleen zochten zij niet naar de moedermelk, maar naar de krachtige roem dat een mens in leven houdt. Nu zij er niet meer was, stortten ze zich op de enige bron van voedsel die hier rondliep: Retroman.
Zelfs de zombies weken uiteen bij het zien van deze onvoorstelbare grootmacht. Honderden, misschien wel duizenden uiterst huiveringwekkende griezels kropen gelijktijdig over zijn voeten en langs zijn broekspijpen omhoog. Allen waren zij onderweg naar dat ene plekje op zijn lijf dat zij zelf met hun geboorte niet hadden meegekregen, het enige litteken dat alle mensen hun levenlang met zich meedragen vanaf de eerste dag dat ze voet op Aarde hadden gezet en een achterblijfsel was van de verdroogde navelstreng.

Retroman bleef er stokstijf bij staan en wist niet wat hij moest doen. De angst verlamde hem, zodat hij een eventuele uitweg niet meer kon zien – als die er al was. Gelaten liet hij daarom datgene gebeuren waar hij al weken voor vreesde dat het een keer zou komen. Moesten er al navelpadden in zijn lijf kruipen, dan was hij er reeds langer van overtuigd dat het een buitengewoon slechte slurping zou gaan worden. Het zou in elk geval nooit één enkele pad zijn geweest die hem van het leven zou beroven. Zombificatie zat er voor hem dus niet in. Het was waarschijnlijker dat hij door een overdaad aan monsterachtige amfibieën zou worden overmand, hetgeen hij nu werkelijkheid zag worden. Een bizarre mengeling van emoties maakte zich van hem meester. Zijn zwaard hield hij haast instinctief nog in zijn handen geklemd, maar de rest van de spieren in zijn lijf begonnen zich langzaam te ontspannen. Als een patiënt die bang was voor de naald keek Retroman een andere kant uit zodra hij merkte dat de padden zijn heupen bereikten. Niet langer vechtend tegen de angst en tranen begon hij ook spontaan te lachen, overtuigd dat de dood nu gauw volgen zou. Aangezet door een misplaatste uiting van euforie klonk dat al snel als een maniakaal schaterlachen. Zijn tong begon droog aan te voelen en alles wat er om hem heen gebeurde, speelde zich af in slow motion.

Zijn benen waren rondom inmiddels volledig bevolkt met honderden kleine padden, niet groter dan de nagel van een volwassen pink. Wat zich afspeelde in minder dan drie seconden, leken voor dit slachtoffer langer te duren dan drie hele uren. Al deze minuscule gedrochten zochten in rap tempo naar de enige ingang die zij kenden in het menselijke lichaam waar zijn toegang toe konden verkrijgen. Je kon het vergelijken met een leger spermacellen die om het hardst bezig waren hun gezamenlijk doel te vinden. Met één interessant verschil: deze engerds waren wel in staat hun prooi te delen.
Had Retromans navel ogen gehad, dan had deze nu recht in de kijkers gestaard van de eerste jonge navelpad die al likkebaardend onder de kleding zijn gezicht liet zien. Een tandloze in een punt uitlopende muil opende zich met daar boven twee volledig emotieloze glazige oogjes, meer pupil dan iris. Niets leek de navelpadden nu nog in de weg te staan om korte metten te maken met Retroman, die mogelijk de laatste nog levende mens in Gohes City was.

Voedsel en voortplanting, voorplanting en voedsel. Dit was de plek waar die twee oerkrachten samenkwamen.

De Reuze Navelpad had voortdurend met respect tegen zijn nieuwe vriend opgekeken. De man die hij tot voor kort alleen als ninja kende, had al vóór het eerste moment dat ze elkaar hadden ontmoet niet alleen voor zijn eigen hachje gezorgd, maar had daarbij ook constant geloofd in de uiterst geringe kans om nog minstens één soortgenoot te vinden waarmee hij deze immense stad uit kon vluchten. Die hoop bleek tevergeefs. Al had hij wel een andere, zij het onwaarschijnlijke, bondgenoot gevonden die hem trouw aan zijn zijde stond. Maar de overmacht aan zombies en navelpadden op een toneel dat meer labyrint was dan metropool, kon nauwelijks een congruerende partij worden genoemd.
Retroman was vanaf het allereerste begin gedoemd geweest te sterven. De toorn van Graaf Schaurig had in het toekomstbeeld waarin de Reuze Navelpad zich bevond, zijn uitwerking gevonden. Nietsontziend had de duistere graaf middels zijn padden wraak genomen op… ja wat eigenlijk? Al wat de pad daarvan wist was dat ene Kornelis Oflook een rol moest hebben gehad in dit geheel. In Retromans herinneringen had hij de spottende blik gezien die de graaf met deze reporter had uitgewisseld. En de intensiteit van de helse bliksemschichten die daarbij vrij kwamen, waren hem niet ontgaan. De kompaan waarmee hij inmiddels in de afgelopen dagen lief en leed had gedeeld moest nu de prijs betalen voor een vete die niet de zijne was. Kornelis Oflook, schuldig aan dit kwaad of niet, had naar alle waarschijnlijkheid zelf ondertussen ook de dood gevonden. En met hem duizenden andere inwoners van de metropool die zo onderhand de grootste spookstad van de wereld was geworden.
Het was meer onrecht dan de pad verdragen kon. Het maakte hem intens kwaad. Een emotie, die hemzelf nog niet in die hoedanigheid was overkomen, overmande hem en maakte zich van hem meester. De kleine Reuze Navelpad balde zijn vuisten en hij raakte zichzelf kwijt op het moment dat een kettingreactie van chemische processen in zijn lijf was opgestart. Hij voelde hoe zijn lichaam verkrampte en gedwongen werd zichzelf voorover te buigen, omdat er een geweldig kracht in zijn buik was losgekomen die geleidelijk door de rest van zijn systeem trok. Met zijn pols drukte hij tegen het bovenste deel van zijn buik als automatische reactie op een opkomende misselijkheid. Zijn kuiten spanden zich aan zodat hij door zijn knieën boog. Hierdoor had hij een houding aangenomen waarop men gauw zou denken dat hij niet lekker was geworden en op het punt stond om te gaan overgeven. Maar dat gebeurde niet. In plaats daarvan werd de Reuze Navelpad gehuld in een grijze vettige rook die uit zijn vel opsteeg en langzaam in volume toenam. Hij bleef daaronder prima zichtbaar, omdat zijn huid plotseling begon te opgloeien. Een bruinoranje schijnsel prikte door de dampende lucht. Over zijn gehele lijf begon hij overmatig te transpireren. Zweet parelde er ook op zijn afgeplatte voorhoofd samen. Er vormde zich een uiterst ernstige gezichtsuitdrukking op het gelaat van de Reuze Navelpad. Boos was hij, furieus op de aaneenschakeling van iniquiteiten. Geërgerd staarde hij even naar de overblijfselen van de Aziatische jonge vrouw. Haar stoffelijk overschot was eigenlijk meer uitgekotste soep dan een karkas waar je nog enigszins een mens in zou herkennen. Haar oneervolle dood en de bedreiging waar Retroman voor stond, waren voor hem de spreekwoordelijke druppel geweest.
De explosie van zijn woede viel samen met het moment dat de eerste navelpadden nog bezig waren langs Retromans broekspijp omhoog te kruipen. En in diezelfde paar seconden dat dat gebeurde, zou de Reuze Navelpad zijn laatste en meest indrukwekkende eigenschappen gaan ontdekken. Het was een vermogen waarmee hij zich kon onderscheiden van alle slechte navelpadden. Schuivend over de tatamimatten spreidde hij zijn benen en kropte hij zichzelf nog verder in elkaar. De laatste milliseconden op zijn interne tijdbom tikten weg.
Plotsklaps nam hij een compleet andere houding aan en bracht een akelig keelgeluid voort. In één beweging rechtte hij zijn rug en stootte hij zijn armen wijd opzij. Zijn schouderbladen knikten daarbij naargeestig. Een uitbarsting van energie vrij kwam waarbij een schokgolf opgang werd gebracht die door alle aanwezigen in deze ruimte gevoeld kon worden. Een aantal minuscule navelpadden raakten daarop hun grip op Retroman kwijt en werden gewoonweg van zijn lijf geblazen. Opnieuw balde de nijdige pad zijn vuisten en bracht deze ditmaal boven zijn hoofd. Met een alles verdovende nieuwe oerwoudkreet verzorgde hij dat Retroman ook van de resterende navelpadden werd bevrijd alvorens weer ineen te duiken. Voorovergebogen zette hij de worsteling voort tegen zijn eigen immense krachten. De losgeschoten navelpadden weken allen uiteen. Tegen dergelijke grootmacht konden zij geen tegenstand bieden. Van de zombies was inmiddels al geen spoor meer.
Vervolgens vertroebelde de gedachten van de Reuze Navelpad en keek hij nog even voor een laatste keer naar zijn vriend. Deze zat rechts opzij van hem tegen de kast van mahoniehout en notenfineer. Ook hij was omver geblazen en was zo perplex dat hij geen woord meer kon uitbrengen. Gevangen door de blik van de pad verstijfde hij van angst. En zo aanschouwde hij hoe ineens de pupillen in zijn twee kralige ogen zag vervagen totdat ze uiteindelijk geheel verdwenen. Die blik hield de pad nog even vast voordat hij zichzelf helemaal zou verliezen, omdat hij voelde dat dit wel eens hun afscheid kon betekenen. Ten slotte keerde hij zich weer in zichzelf en onderging de grootste pijnen. Beroofd van zijn zinnen staarde hij in een nietsziende blik naar de matten, terwijl zijn lichaam begon op te zwellen. Spieren verstrakten zich en namen vlot in omvang toe. Als een snelgroeiende plant die nog vlugger groeide dan de meest levenslustige bamboe namen zijn armen en benen in lengte toe. Zijn eerder zo slanke ledematen kregen ineens een flink volume. Zijn vlees werd opgeblazen en zijn huid verkleurde naar een teint donkerder.

Langzaam vulde zijn lichaam de halve kamer waarop Retroman begreep dat hij in actie moest komen, wilde hij niet verdrukt raken. Hij perste zijn rug tegen de vensterbank en hield zijn buik in om hem de ruimte te geven uit te zetten. En daar realiseerde hij zich dat ze een probleem hadden. De groter wordend Navelpad bleef maar in omvang toenemen, zodat eerder vroeger dan later de ruimte voor hen te klein zou worden. Het lage pagodebed was al niet langer zichtbaar. En als de baby navelpadden niet de benen hadden genomen, dan zouden ze nu vrijwel zeker zijn geplet onder het lijf van zijn dikke vriend. De houten panelen waaruit de slaapruimte was samengesteld vielen onder zijn gewicht opzij. Retroman herkende wat er omviel door de klaterende klap waarmee ze in de gangen de matten raakten. Ook het heftig gekraak in de muren van de tempel was onmiskenbaar. Spoedig zou de pad door dit gehele bouwwerk breken. Daardoor zag Retroman zichzelf geen andere keuze geboden dan uit het raam te klimmen. In een wilde sprong dook hij over de rand van de vensterbank waarlangs hij eerder twee zombies naar beneden had gesmeten. Retroman werd gedwongen deze duik zo abrupt te moeten maken, omdat hij bemerkte dat de Reuze Navelpad hem er anders ruw met zijn been had uitgetrapt. Gelukkig vond hij nog houvast aan een geelkleurig ornament dat hij kon vastgrijpen in zijn val. Toen hij ernaar keek ontdekte hij dat het om een draak ging die op een horizontale rij sierpannen was bevestigd. Boven hem strekte de amfibische Alice zijn benen uit. Het gebouw kreunde en het gesteun van de muren deden de balken en de dakpannen in het tempeldak schudden. Met een donderend geraas werd de vloer van de tempel opengereten. Niet ver van waar de gewezen ninja hing, rukte de reusachtige Navelpad de muren uit elkaar, zodat de tempel in tweeën werd getrokken. Onder hen gebeurde datzelfde. Een diepe, brede spleet verscheen in het midden van de U-vormige tempelbasis, trok door het pleintje dat het omringde en reet ook daar het bouwwerk uiteen waar zij eerder samen hun zo strategische positie in hadden gevonden.

Vanuit de schaduw die het been van de Reuze Navelpad over hem had geworpen zag Retroman precies hoe de punt van dat dak verkruimelde en in een regen van dakpannen naar beneden stortte. Hij hield de enige hand die hij vrij had boven zijn hoofd en gebruikte het blad van het samuraizwaard om zich tegen het vallende puin te beschermen. Hoe zou dit in vredesnaam aflopen? vroeg de dappere strijder zich verdwaasd af. Een brok massieve dakpannen had hem op een haar na gemist en hij zag hoe een volgend brokstuk dat waarschijnlijk niet zou doen. Daarom zette hij zich met zijn benen af tegen de tempelwand en sprong vanuit zijn tijdelijke beschutting weg. Een andere keuze had hij simpelweg niet. In zijn sprong hoopte hij niet alleen dat hij ongeschonden door het puin zou geraken, maar ook dat hij zonder al te veel kleerscheuren houvast zou vinden aan de muur van het bouwwerk in het midden van de U-vorm. Daarbij leek het haast alsof hij in een monsterorkaan van de ene schipmast naar een andere moest springen. Overal om hem heen opende zich nieuwe spleten in de aarde en vielen bergen losse stenen door de open lucht.

De inktzwarte schaduw die uiteindelijk over zijn hoofd viel, leek daarom aan te kondigen dat het nu eindelijk met hem was gedaan. Hoe vaak was Retroman nu al door het oog van de naald gekropen? Wanhopig probeerde hij zijn ogen in al het gruis opengesperd te houden om eventueel nog te kunnen anticiperen. Maar het object dat tijdens zijn sprong over zijn hoofd kwam te hangen, was zo enorm dat het al het zicht ontnam op wat er verder om hem heen gebeurde. Doodsbenauwd gaf hij daarom toe aan het naderende onheil, sloot zijn ogen en verwelkomde de zee van rust waarin hij meende het hiernamaals te gaan vinden. Het kabaal van het vallende puin stierf weg en ook de muffe atmosfeer waarin hij zich al die tijd had begeven werd een stuk minder ijl. Dit moest de weg naar de hemel zijn, zo overtuigde hij zichzelf. En hij voelde ook hoe zijn lichaam opsteeg naar grotere hoogtes. Hij was niet langer bezig de sprong te maken van de ene naar de andere muur. Alles was donker, totdat op een goed moment een lichtbundel hem de roes uit zijn ogen wiste. Het was het zonlicht dat hem deed ontwaken uit zijn vrees. Retroman stond voorzichtig op en in plaats van voor de hemelpoort stond hij recht tegenover twee gigantische ogen. De reusachtige Reuze Navelpad had zijn hand opengevouwen met daarin de dappere kleine man, die hij eerder had onderschept tussen het vallende puin terwijl hij zelf in omvang groeide als Sjakie’s Bonenstaak. Zo hoog als een twintig verdiepingen tellende flatgebouw torende hij hoog boven de ten doden opgeschreven metropool uit. De Reuze Navelpad was nu met recht de Reuze Navelpad.

Wordt vervolgd.

image by GWM, edited by Gsorsnoi

De hoogzwangere Aziatische vrouw moest ergens rond de vijfentwintig zijn geweest. Ze lag voor hem op een laag pagodebed. De zogenaamde washitsu, waar Retroman in terecht was gekomen, was opgetrokken in de klassieke Japanse Sukiyastijl. Het betrof een slaapruimte waar belangstellenden voor de tempel zich in konden terugtrekken voor de nacht. Er hing een rotte geur die haast ondraaglijk was. De houten raamwerken, die aan één zijde van transparant papier waren voorzien, vormden de panelen die de slaapruimten van elkaar scheidden. Deze shoji waren aan de onderzijde versierd met een drakenmotief. Rechts van het bed stond een kast van mahoniehout en notenfineer die werd geflankeerd door een inmiddels gortdroge kentiapalm. In de tijd dat padden en zombies hier de dienst gingen uitmaken, had niemand de plant nog van vers water voorzien. Meer naar de kant waar Retroman stond, recht tegenover het bed, was nog een lagere kast aanwezig. Deze was uitgevoerd in geolied kersen hout, met daar bovenop een andonlamp, bestaande uit bamboe en rijstpapier. De tatamivloer, met haar matten van rijststro, maakte het geheel af. Door hun universele maatvoering van iedere tegel van 90 centimeter breed bij 180 centimeter lang, kwam de gehele ruimte uit op 3,60 bij 3,60 meter, wat voor deze oriëntaalse woonruimte heel gewoon is.
De jonge vrouw lag op het bed in een onordelijke houding te zwemmen in haar eigen zweet. Haar gezicht was van Retroman afgewend en had daarop haar hand liggen zodat hij geen idee had van haar voorkomen. Mogelijk had ze geen behoefte aan oogcontact, omdat ze wist dat deze stad ondertussen hoofdzakelijk door monsters werd bevolkt. Ze had in elk geval nog niet gereageerd op zijn binnenkomst. Een vijftal groezelige gedaantes echter, die uit een stoffige zweem tevoorschijn traden, liep dadelijk op Retroman toe. Zij hadden direct door dat hij geen ondode was en waren dadelijk van plan zich gulzig op zijn sappige vlees te storten.
Retroman grijnsde wrang en vastberaden. De vele gevechten van de afgelopen dagen hadden hem terug in conditie gebracht. En nu hij overtuigd leek te zijn dat hij niet langer de enige overlevende mens in deze stad was, gierde de adrenaline door zijn aderen. In een halve maan schoof hij met zijn voet over de vloer om een geschikte gevechtshouding aan te nemen. Hij had zijn samuraizwaard in zijn vuist geklemd en stak zijn andere hand naar voren. Met de rug van zijn hand naar zijn wederpartij gericht, gebood hij ze uitdagend om dichterbij te komen door even snel drie keer zijn vier vingers naar binnen te buigen.
Gespannen wachtte de Reuze Navelpad af wat er zou gebeuren. Hij zat nog steeds in de buik van deze dappere zombiestrijder en nam de sfeer met nodige scepsis op. De onverantwoorde actie van Retroman om van het dak van de tempel naar deze washitsu te springen, stond hem niet aan. Hiermee had hij achteloos de perfect uitgedachte strategie van zich afgeworpen. Bovenop dat dak waren ze weliswaar in het nauw gedreven, ze hadden de zombies één voor één kunnen afslachten zonder dat het ze veel energie zou hebben gekost. Kwalijk nemen kon hij hem niet; om na zoveel dagen de kans te worden geboden eindelijk weer in contact te komen met een individu van zijn eigen ras, moet een onweerstaanbare verleiding zijn geweest. Maar het kon Retroman toch niet zijn ontgaan dat deze zwangere dame in de afgelopen maanden amper voor zichzelf heeft kunnen zorgen, vooral onder deze omstandigheden. Laat staan dat zij zich staande heeft kunnen houden tegen de voortdurende dreiging van de monsters om haar heen. Die hadden haar immers allang tot op het bot hebben moeten afkluiven. Iets klopte hier niet.

De wind kreunde en huilde om de muren van dit tempelcomplex en deed het riet en de balken van het dak schudden. Het krakelig gekreun van de vele monsters buiten klonk haast even miserabel. De voorste man van de zombies die om Retroman heen stonden, draaide dreigend om hem heen. De meeste waren tenger en krachtig gebouwd, hadden O-benen en droegen naast een shirtje dikwijls alleen een wijde lange broek of, in het geval van de vrouwelijke zombies, juist een kawaii korte broek.
Toen de man langzaam naderbij kwam, bestudeerde Retroman hem zorgvuldig, maar hield vanuit zijn ooghoeken ook de andere vier in de gaten. Het was alleen, nu hij gedwongen was om de positie van iedere belager te bestuderen, dat hem de alkoof rechts in dit vertrek opviel. De tokonoma is een belangrijk focuspunt in het Japanse interieur. Hetzelfde drakenpatroon waarmee de shoji was beschilderd, kwam terug in de tekening van een lampion die aan het plafond van de ingebouwde nis was opgehangen. De rode verf van deze papieren lantaarn versterkte het schijnsel van het ochtendlicht. Vanachter deze lamp werd Retroman een zesde zombie gewaar. Maar wat vooral zijn aandacht trok in deze demonisch belichte hoek, was de katanastandaard met daarop opgesteld twee Japanse zwaarden. Die konden nog eens van pas komen.
Op slag werd Retroman van twee kanten tegelijk aangevallen. Zijn eigen samuraizwaard had hij stevig met zijn vuisten omklemd. De zombie die hij in zijn flank voelde naderen, weerde hij behendig af door hem uit balans te brengen met een stoot van zijn elleboog. In diezelfde beweging draaide Retroman om zijn as en bracht een been omhoog om een zwaaiende trap uit te delen. De tweede zombie werd hierdoor in zijn maagstreek geraakt en wankelde naar achteren. Hij struikelde en nam in zijn val een kleinere zombie mee dat een meisje moest zijn geweest die hooguit een jaar of zestien was. Degene die hij als eerste wist te pareren was met zijn gezicht tegen de kersen houten kast geknald en als een zak aardappelen op de matten terecht gekomen. Retroman hief zijn zwaard hoog op en liet het toen met een snelle beweging neerdalen. De punt van het zwaard groef zich diep in diens nek en door de kracht die Retroman op de slag had uitgeoefend werd de man er bruusk door onthoofd.
Een forser gebouwde man was de volgende. Hij had zich eerder verdekt opgesteld in de tokononma waar naast de twee katana’s enkel nog wat scherven van aardewerk aanwezig waren. Het geblokte figuur rende naar hem toe en stak zijn armen hoekig in de lucht alsof hij een weerwolf was die zich op zijn prooi wierp. Retroman had hem snel in gaten. Hij dook en met één slag hakte hij het linkerbeen van de vijand af. De zombie schreeuwde niet eens van de pijn maar trachtte direct houvast te vinden aan de lage kast, maar doordat hij één been miste, verloor hij alsnog zijn evenwicht en viel hij zijwaarts over het lijf van de ander. Zijn verdelger keek niet eens naar hem om, maar stootte zijn samuraizwaard slechts naar achteren om zijn rug te doorboren op de hoogte waar zijn lever zat.
Gewaarschuwd door rochelend gekrakeel liet Retroman zich haast verrassen door een volgende dubbele aanval. Terwijl de eerder getroffen man en het meisje zich alweer oprichtten, waren de twee overgebleven zombies in Retromans handbereik gekomen. Eén ervan had slechts één arm en die zombie wist hij even af te weren door hem slechts een ferme duw met zijn schouder naar achteren te geven. Hij maakte van het momentum gebruik door krachtig het zwaard uit de rug van de uitgeschakelde zombie te trekken en deze in de borst van de volgende te drijven. De brokken ingewanden vlogen door de lucht.

De Reuze Navelpad vanuit zijn buik voelde zich haast machteloos, maar wist dat Retroman meer in het voordeel was wanneer hij erin bleef zitten. Er nu uitkomen en hem bijstaan zou hem alleen maar meer in de problemen brengen. Ofschoon Retroman een veel sterkere indruk maakte dan in de dagen ervoor, had hij lang niet zo’n moordmachine geweest zonder de hulp van de pad. Door in zijn binnenste de wisselwerking met zijn levensenergie aan te gaan, maakte de Reuze Navelpad hem haast onverslaanbaar. In feite was de pad een soort katalysator geworden. Retroman voelde zich er superieur door en hakte met zijn zwaard door de volgende schedel alsof het om boter ging. De man aan wie het had toebehoord zakte dadelijk onder zijn zwaard onderuit. Het bovenste deel van de verticaal doorkliefde schedel volgde een moment later, omdat deze door de slagkracht gelift werd. Onder hem klemden enkele vingers zich nog een paar seconden krachteloos om zijn kuit en gleden toen weg. Om zeker te zijn stootte hij het samuarizwaard in het rottende vlees en het maakte een nat, zuigend geluid wanneer deze teruggetrokken werd. De zombie die een arm miste, beende in Retromans richting. Hij krochelde diep terwijl hij een mank geworden been achter zich aansleepte. Retroman houwde hem met het zuiverste gemak neer met een slag die het hoofd van zijn romp scheidde. De losgehakte schedel vloog van zijn schouders en rolde door de schuifdeuren het vertrek uit. Nu meende hij dat hem een kort moment werd gegund om zich te overtuigen van de toestand waarin de zwangere vrouw verkeerde die nog altijd op het bed lag te kermen. Maar hij vergiste zich; via diezelfde schuifdeuren kwamen de volgende zombies alweer binnen zetten. Of zij zich reeds in de tempel en haar slaapzalen ophielden of dat zij er binnen getreden waren sinds Retroman hier de kamer betrad, was hem om het even. Hij had zich te verweren tegen nieuwe vijanden en hij vreesde dat hij de gehele populatie van Gohes City zou moeten neerhalen, wilde hij met pensioen kunnen. Maar hij zag zijn kans schoon en reikte naar één van de extra katana’s die hij in de alkoof had ontdekt. Het was een veel lichter model dan het museumstuk dat hem nu al enige dagen trouw was gebleven, maar het voelde vertrouwd aan en het lag hem goed in de hand.
Toen hij zich weer omdraaide om de volgende aanvallen te pareren en nieuwe slachtoffers te maken, werd hij verrast door een zombie die hem plotseling van achteren aanviel. Het was het meisje waar hij eerder een grotere zombie tegenaan had geworpen. In alle consternatie was hij haar blind vergeten! Ze moest zich hebben verborgen tijdens zijn confrontatie met de andere zombies, zodat ze hem een hinderlaag kon leggen. Dit was een cruciale fout die hem duur kon komen te staan. Het zombiegrietje was hem op zijn rug gesprongen en had haar benen al om zijn middel geslagen. Door haar sprong bungelde haar twee inktzwarte vlechten nog net even in zijn gezichtsveld en Retroman voelde hoe haar tanden zich pijnlijk in zijn schouder groeven. Het lukte hem nog maar net om tijdig zijn greep op de gevesten van de zwaarden te verstevigen; hij had ze bijna uit zijn handen laten glippen doordat ze hem zo had overvallen. Hij moest nu snel handelen. Voor hem zag hij de zombies al naderen. In zijn onvermogen deze geharde tante vanuit deze positie te kunnen aanvallen, beukte hij zijn lijf richting de lage kast en hoopte er maar op dat het meisje haar grip op zijn lijf zou verliezen. De beet in zijn schouder verslapte zich onmiddellijk om vervolgens volledig los te komen toen haar achterwerk langs de kast schraapte. Maar hij was nog lang niet van haar af. Ze belandden beide op de grond, hij met zijn rug bovenop haar. De andonlamp die haar lijf in de beweging had meegesleurd viel naast hen op de vloer kapot. De tatamimatten mochten in sportzalen gebruikt worden om een val te breken, de lamp was te broos om omgeschonden te blijven. Gelukkig voor Retroman brandde deze allang niet meer, want hij had geen behoefte aan de extra uitdaging van vechten in een vuurzee. Aan zombies die zich boven hem posteerde en nog zo’n monster die zich aan zijn rug vastkleefde, had hij zijn handen vol. De veerkracht van deze slaapkamervloer bracht nog een ander nadeel met zich mee. Had hij harder geweest dan had Retroman haar heupen meer schade aan kunnen brengen door met zijn volle gewicht boven op haar neer te komen, waardoor ze misschien zou hebben losgelaten. De meeverende ondergrond en het feit dat ze gezombificeerd was, minimaliseerde die kans. Pijn voelde ze sowieso niet, zodat het effect van de poging zich los te wurmen te verwaarlozen was.

In deze benarde positie leek Retroman ten dode opgeschreven. Op de grond was hij in deze situatie nou niet bepaald in het voordeel. Hij had echter nog een trucje achter de hand waarmee hij tijdens een martials arts demonstratie de harten van het publiek zou stelen. Met alle kracht die hij in zijn armen had, prentte hij zijn beide vuisten in de matten en draaide zijn rechterbeen in een volle cirkel langs zijn bovenlijf. In de helikopterbeweging die daardoor ontstond sleepte hij zijn linkerbeen erbij en richtte zich half op door te leunen op zijn knieën. Het was een techniek die hij eens van een vriend had geleerd. Maar hij was wel zo uitputtend door de extra ballast die hij bij zich droeg dat hij zijn hart in z’n borstkas als een moker te keer voelde gaan. De gelegenheid echter die hierdoor ontstond om direct uit te halen met het tweede zwaard was te mooi om te laten liggen. Zo hakte hij met een lage houw de benen onder een zombie vandaan. En terwijl hij neerviel, stak Retroman het andere in de borst van de volgende.
Het gevecht met de zombies was hervat en hij leek zowaar de controle erover te hebben hervonden. Maar ondertussen was daar nog wel het zombiemeisje dat zich in zijn nek aan hem tegoed wilde doen en daar alle de kans toe kreeg. Ze mocht wat beduusd zijn geweest door de val, ook zij begon zich te herstellen en opende reeds haar kaken om Retroman in zijn hals te bijten. Dit besef bracht hem tot het besluit om radicaal naar achteren te rennen. Hierdoor knalden ze samen tegen de vensterrand en klapte haar lijf naar achteren zodat zij haar rug brak. Haar teer geworden lijf scheurde boven haar korte broek bij haar middel open en legden haar darmen bloot. Haar armen en benen verslapten en Retroman kwam eindelijk los uit de dodelijke greep. Hij voelde hoe zijn rug kraakte toen hij weer naar voren veerde om twee andere zombies te onthoofden. Een ondode die hem van links probeerde aan te vallen, leende hij zijn tweede zwaard door deze tussen haar borsten te drijven. Hiermee spiesde hij haar vast aan de hogere mahoniehouten kast.
Een drietal nieuwe zombies, rechts van hem, leek onder de indruk en deed twee passen achteruit. Na dit moment van verbazing sprongen de drie even later over hun dode kameraden heen en stormden op hem af. Een van hen klauwde naar Retroman die de vervaarlijke uithaal ontweek, de grauwe pols van zijn tegenstander vastgreep en hem over de vensterrand slingerde. Deze zombie trok het kadaver van het gehalveerde grietje mee en samen vielen ze steunend op de straatstenen. Het volgende zielloze lichaam dat op Retroman afkwam, stak zijn beide armen voor zich uit en reikte naar zijn keel. Retroman maakte van deze handreiking gebruik door ook zijn arm vast te grijpen en de zombie om zich heen te slingeren. Hierdoor beukte hij de ander omver en wierp een barricade op bij de schuifdeur. In de tussentijd, voordat een nieuwe bestorming zou losbarsten, trok Retroman aan het gevest van het zwaard waaraan hij de zombievrouw had geregen.

Nu had hij opnieuw twee zwaarden. Maar wederom werd hij door een zombie verrast die hij door de stoffige atmosfeer over het hoofd had gezien. Deze kwam wel met zoveel logheid op hem afspringen, dat hij er niet direct een antwoord op had. Het was een zwaarlijvige Aziaat met een opgeblazen gezicht. Zijn onderkaak ontbrak. Samen beukten ze tegen de scheidingswand die het daarop begaf onder hun gewicht. Ze belandden in een andere kamer, die behoudens het meubilair gelukkig vrij was van nog meer zombies. Retroman was op zijn zij gevallen, maar herstelde zich opmerkelijk goed. Leunend op één schouder bracht hij met zijn vrije arm de aanvaller boven hem de genadestoot toe. Hij houwde met zijn samuraizwaard door zijn dikke buik en werd zelf gedolven door de stinkende ingewanden die daardoor vrijkwamen. Een misselijkmakende drab van organen, maden en kevers stortte zich over hem uit. Kokhalzend duwde hij het kadaver van zich af en richtte zich vlot weer op.
Ook de zombies die Retroman door de andere kamer had geslingerd hadden zich herpakt. Via de gang kwamen ze deze kamer binnen. Eén van hen had een laag ebbenhouten tafeltje meegebracht die hij onderweg had opgepikt. Hij hield het boven zijn hoofd en haalde ermee uit naar Retroman. Deze ving de slag met een van zijn zwaarden op, stapte toen tot vlak bij hem naar voren, dreef het zwaard die hij in zijn andere hand had in de buik van de zombie en gaf hem een duw waardoor hij achteruit wankelde tot hij door zijn kameraad opgevangen werd. Retroman spleet de schedel van de zombie met een slag die reikte tot op zijn strottenhoofd. De kracht van de slag was groter dan het zwaard kon verdragen. Het brak af en Retroman hield alleen het gevest nog in zijn handen. Verdwaasd keek hij ernaar. Wat was hij nu blij dat hij er nog één reserve had. En dat was nog altijd dezelfde die hij uit het museum had weggegrist. Daarmee doodde hij de laatste zombie en zag nu eindelijk de kans om zich over de toestand van de zwangere vrouw te ontfermen.

De Reuze Navelpad had zich al die tijd gespannen opgehouden in zijn binnenste. Iedere krachtstoot die Retroman met succes in zijn slachtoffers wist toe te brengen, had de pad van nieuwe energie voorzien. Op de één of andere manier voelde hij zich reuze prettig bij elke overwinning die zijn gastheer ervoer. Het stilde zijn honger en deed hem fitter voelen. Ondanks het feit dat Retroman wel wat anders aan zijn hoofd had, kon hem deze krachtige wisselwerking niet zijn ontgaan. Zijn aanwezigheid vergrootte zijn uithoudingsvermogen en maakte hem zo sterk als drie volwassen mannen.

Aangekomen bij de lijdzame vrouw waarvan hij de aanwezigheid begeerde, vergewiste hij zich er nog even van of ze wel alleen waren. Voor het moment leek dat zo.
De Japanse soberheid in deze kamer had plaats gemaakt voor een morbide tafereel. Omcirkeld door verwrongen lichamen waar stroperig lichaamsvocht en ander gruwzaam materiaal uitsijpelde, lag een hijgend vrouwmens te kreunen alsof ze spoedig haar laatste adem zou uitblazen. In het opkomende zonlicht glansde haar maanbleke huid karmijnkleurig op. Zweetdruppels parelden over haar rug en de enige schouder die Retroman kon zien. De andere, daar lag ze op. Ze droeg een katoenen nachtjapon met spaghettibandjes. En nog altijd had ze haar hand over haar gezicht geplaatst, alsof ze zich schaamde voor haar voorkomen.
Nu was Retroman het zat en wilde weten hoe het haar verging. Zonder aarzeling trok hij aan haar schouder en terwijl hij dat deed deinsde hij onmiddellijk van walging achteruit. In plaats van een ietwat opgezet gelaat van een jonge dame die in verwachting was, staarde hij naar een onuitsprekelijk macaber gezicht. Haar uitdrukking was zo doods, dat het hem koude rillingen bezorgde. Voor een kort moment brabbelde ze een onverstaanbare tekst die net zo goed in de taal van de duivel kon zijn gesproken. Hij wankelde verder op zijn benen naar achteren en werd licht in zijn hoofd van de akelige aanblik. Voor hem lag een vrouw die zo onuitsprekelijk lelijk was, dat je je zou afvragen of ze nog wel mens was. Dikke etterende puisten en rode vlekken hadden terrein opgeëist op haar anders zo smetteloze huidje. Rond de haargrens en om haar lichaamsopeningen, zoals haar oren, krioelde het van de moerasgroene korsten die zich er schilferig ophielden. Uit haar wijd geopende mond kwijlde ze met zwarte pruttelende speekseldraden. Haar irissen waren deels weggedraaid onder haar oogleden. Het wit van haar oogballen trilden epileptisch en maakten van het geheel een haast paranormale vertoning. Maar dat was nog niet alles. Want doordat Retroman aan haar lijf had getrokken, had hij het inwendige proces tot een hoogtepunt gedreven. Als een rijzende cake zwol haar lichaam op en barstte haar huid op verschillende plekken open. Op andere plaatsen werd het zo droog dat deze door wrijving ontveld raakte. Rottingsgassen vulde het vertrek en maakte dat Retroman het moest uitbraken. Naast de kast waar hij eerder een andere vrouw op had vastgeprikt, boog hij voorover en voelde hij hoe de hete maagzuren zijn slokdarm schroeiden. Een plas braaksel bevuilde de tatamimatten en te midden ervan keek hij in het verdwaasde gezicht van de Reuze Navelpad. Die was in een andere route naar buiten gekomen dan hij zelf voor mogelijk had gehouden. Krachteloos trok Retroman zich even later weer op aan de kast. Hij wilde vluchten met de pad, maar kon zijn blik niet losmaken van de jonge vrouw die bezig was te transformeren tot een bijenkoningin. Ze scheurde uit haar nachtjapon en ondergoed en begon ongecontroleerd te schokken met haar dikke naakte lijf. Het bed bezweek eronder, nu haar gewicht was gestegen naar het vijfvoudige van wat ze een moment daarvoor woog. Een reutelende ademhaling was nog kort hoorbaar voordat het wegstierf om vervolgens plaats te maken voor een ander naargeestig geluid. Haar dijen klapten plotseling krakend en wijdbeens uiteen. Het linker hing er het slapste bij, omdat het bot in het bovenbeen zich had losgemaakt van haar heup. Een liter stinkend groenbruin vocht maakte zich los uit haar geslachtsorgaan. De Reuze Navelpad die zich juist de brokken braaksel uit zijn ogen had gewreven, raakte opnieuw bedolven onder ranzig lichaamsvocht.
Inmiddels had haar buik de omvang gekregen van een flinke circusbal, maar egaal rond was ze allerminst. Rondom haar opgezette navel krioelde honderden kleinere ballen door elkaar die zo groot waren als flinke stuiters. Op die plaatsen waar ze door de huid heen leken te prikken, kleurde deze paarsig op. Ten slotte leken ze een uitweg naar buiten te zoeken door alle mogelijke openingen die ze in hun moeder konden vinden.
Retroman en de Reuze Navelpad stonden er van angst bevroren bij. En niet alleen zij waren onder de indruk van het schouwspel dat zich in deze washitsu voltrok, ook de volgende zombies die door Retroman waren aangetrokken, stonden aan de grond genageld.
Als een kolonie vluchtende mieren kroop een afschrikwekkende hoeveelheid kleine padden uit het opengereten lijf van de vrouw.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Perfecte strategie
Volgende hoofdstuk: Oerkrachten

image by Gsorsnoi, edited with DAZ3d and Photoshop

Het was dus waar. Ook Retroman kende Graaf Schaurig. Al had hij de man niet bij naam gekend. Kornelis wist in elk geval zeker wie hij was. En na wat hij gezien had bij de entree van het kantoor van de Tycoon Newspaper, moest hij onderkennen dat de graaf een door en door slechte figuur was. Hij zat achter die omvangrijke paddenstroom die de inwoners van Gohes City massaal tot zombies transformeerde. Maar waarom? Wat voor duister verleden speelde er tussen Kornelis Oflook en die graaf dat het hem tot zo’n genadeloze actie had gebracht? Was het wraak? En zo ja, waartoe was die wraak dan ontstaan?

Retroman besloot dat het nu niet zoveel zin had daar langer bij stil te staan. Dankzij de samensmelting met de Reuze Navelpad had hij hernieuwde krachten gevonden. Hij voelde zich beter en had verse moed om de slag om Gohes City te hervatten. Toegegeven, in ‘De Chinese Doolhof’ krioelde het van de monsters, hij had nu een nieuwe strategie uitgedacht. Bovendien had hij nu een duidelijk doel voor ogen: als hij deze dwaaltuin van Chinese bouwwerken kon ontvluchten dan was het die Graaf Schaurig die hij moest hebben. Alleen hij kon deze waanzin de kop indrukken. Retroman zou het ditmaal niet via de riolen van de stad proberen, maar over diens daken. Padden voelden zich thuis in een vochtige omgeving en aan de grond. Dus het was logisch dat hij niet veilig had gebleven wanneer hij zijn weg via de ondergrondse vuilnisgoot had vervolgd. Vluchten via de daken zou wel een opgave worden, het reduceerde ook de kans dat hij door zombies overmeesterd werd. Klimgeiten waren zij niet, dus hij was in het voordeel. Maar het klauteren over de overspanningen zou een zware bevalling worden.

Enkele dagen vlogen voorbij. Retroman, met de pad nog altijd in zijn buik, had vastberaden zijn plan voortgezet. Inmiddels was hij ervan overtuigd dat hij zich ten doel moest stellen om het slot van Graaf Schaurig te vinden. De Reuze Navelpad was daarbij zijn gids. Eenmaal daar aangekomen, zou hij de mogelijkheden van het zakhorloge moeten aanspreken om terug te reizen in de tijd. Hoe hij dat zou doen was voor latere zorg. Hij maakte zich nu nog even niet druk over de vraag hoe het zakhorloge uit zijn buik in zijn handen terecht moest komen. Belangrijker was nu te vluchten uit dit lugubere China Town. Makkelijk was dat zeker niet. Daarbij, ontkomen aan deze wirwar van straten was zelfs de oudste bewoners ervan nog nimmer gelukt. Niet dat iemand zich kon herinneren in elk geval. Toch moest hij erin slagen. En de route langs te daken kon hierin weleens de uitkomst zijn.

Toen hij op een zekere avond onder enkele overhangende takken van een klimop naar beneden tuurde, liet hij zijn oog vallen op een aantal straten die zich van de eerdere onderscheidden. Behoedzaam liet hij zich langs de gevels op lager vlak glijden en nam de nieuwe omgeving in zich op. Tegelijkertijd had hij de nieuwsgierigheid gewekt van zijn kameraadje die verandering in zijn hartslag niet was ontgaan.
“De padden hebben hier weer flink huisgehouden, en waarschijnlijk voordat de Aziaten de kans hadden om hun indringers op te merken en zich te verdedigen.” Retroman kreeg zowaar de indruk dat de navelpadden hier nog niet zo heel lang geleden voorbij waren getrokken.”Karbonade!” Ontsteld wees hij op de sporen van de strijd.
“Hier hebben ze de inwoners flink te pakken gehad  – we zien het verse bloed nog op de tegels.”
Met huisraad hadden de slachtoffers zich geprobeerd te verdedigen tegen de opkomende golf van padden en zombies. De lijken lagen her en der in hofjes, steegjes en tuinen verspreid. In deze omgeving zou Retroman zich normaal al meer thuis hebben gevoeld dan de troosteloze bedoening die hij ondertussen achter zich had gelaten. Hier waren de straten breder en de ruimtes meer open. Planten in potten, versieringen aan de wanden en hekwerken en andere vrolijke ornamenten fleurden het geheel hier weelderig op. Maar het was in schril contrast met de slachting die de padden van de graaf teweeg hadden gebracht.
“Ze eten de hersenen en de andere ingewanden altijd het eerst op,” verklaarde Retroman en doelde daarmee op de zombies. “Hier hebben ze het centrale zenuwstel uit de schedels geslurpt of geschud voordat ze die met hun klauwen naar binnen hebben gewerkt.”
Daarna hadden ze de lijken in vieren getrokken en de afgerukte ledematen onordelijk verspreid. Voeten die bij de enkelgewrichten waren afgekloven, hingen met pezen nog amper aan de benen. Ze vonden hoofden en handen die van hun eigenaren gescheiden waren, en nauwelijks herkenbare handpalmen die als toetje hadden gefungeerd. Het vlees was van de vingers gezogen. Ze hadden sommige schedels simpelweg opengespleten, de hersens er met hun vingers uitgeschept, een grote delicatesse voor de zombies,  en daarna de wangen er afgeschraapt en de tongen er uitgerukt. De gebroken schedels en kleine botjes lagen overal verspreid. De navelpadden waren hier zo vluchtig en gulzig aan het volk voorbij getrokken, dat iedereen die aan ze wist te ontsnappen als voer achterbleef voor de monsters die ze hadden gecreëerd. Daarna waren ze snel in zuidelijke richting vertrokken om nieuwe slachtoffers te maken.
“Z-zouden de zombies hier nog zijn?” vroeg de Reuze Navelpad bibberend. “Deze slachting is nog maar van pas geleden.”
Retroman wilde even graag dat antwoord weten. Mogelijk hadden de zombies de navelpadden achtervolgd om gelijk hun eigen bloeddorst te kunnen stillen. En nadat hij even had nagedacht, knikte hij zijn hoofd. “Zij zijn hier in deze paar straten misschien wel met vijftig of zestig man tegelijk gezombificeerd. De inwoners moeten gruwelijk zijn verrast. Een aantal zal zich zeker bij de navelpadden hebben gevoegd en met hen mee zijn getrokken. Maar je kunt er donder op zeggen dat er nog een paar in de steegjes alhier verscholen zullen zitten. Zij zullen ons dieper in moeilijk terrein willen binnenlokken en een hinderlaag voor ons leggen.”

Hij keek rond tussen de fraaie Oosterse bebouwing. “En ze zullen ook zeker een paar man op scherp hebben staan om ons te bespioneren. Ze houden ons waarschijnlijk op dit moment in de gaten.”
Retroman trok zijn zwaard en zocht dekking in een steegje. “Als wij hen niet volgen, zullen zij ons volgen en dat is precies wat we willen. Dan zijn wij in het voordeel. We zullen hen naar een slagveld leiden dat we zelf kiezen.”
“Daar een dojo!” bracht de pad uit en wees naar een verlaten zaaltje waar voorheen martial arts werd beoefend.
Zijn gastheer had het ook gezien en sloop er heen.
“Goed gezien Pad. Daar gaan wij de nacht in doorbrengen.”

De volgende ochtend vroeg had Retroman wat noedels en gedroogd zeewier gevonden en riskeerde het om dit klaar te maken boven een Japans kooktoestel. De hibachi die hij daarvoor gebruikte gaf tevens wat aangename warmte af, maar zou ook zombies kunnen lokken. Dat moest dan maar, overtuigde hij zichzelf, ze moesten toch wat op krachten komen. Het laatste moment dat ze wat gegeten hadden was alweer bijna vierentwintig uur geleden. En ze hadden de energie nodig om hun eindeloze reis voort te kunnen zetten. Tegen het middaguur waren ze, na de dojo te hebben verlaten, gestopt om te rusten en water te drinken uit een fontein die onder een brug was geïnstalleerd. Het was het bijzondere duo opgevallen dat ze al die tijd nog geen pad of zombie hadden gezien. Zo heimelijk als een schaduw kruisten ze een plantsoen met Japanse sierkersen om uit te komen in een straatje dat overging in een klein parkje rondom een tempel met kleine pagodes. De afdrukken van tientallen blote voeten waren hier zichtbaar in het zand voor de traptreden die naar het religieuze hoofdgebouw leidde. Afgelopen nacht had het geregend, dus zo lang geleden konden de zombies hier nog niet zijn gepasseerd. Zo vers als de voetsporen waren overtuigde het hen dat ze hier allerminst veilig waren. Daarop staken ze door tot ze weer tussen de huizen waren en het volgende indrukwekkende bouwwerk hadden gevonden. Het was een theehuis dat volledig was opgetrokken in de shoinzukuri-stijl. Het interieur bestond uit verhogingen met matten waar de gasten op konden zitten. In deze ruimte was ook een tokonoma aanwezig, een kleine nis met daarin een papieren scroll dat was uitgerold aan de wand. Bloemstukken op plankjes verfraaiden het geheel.
“Spoedig begint het,” verzekerde de Reuze Navelpad zijn vriend toen ze het vertrek hadden betrokken. “De jakhalzen zijn nog in de buurt en volgen ons. Zoals we hebben voorzien, zal de aanval nu niet lang meer uitblijven.”
Die avond zaten ze tot laat in de gastzaal met het verfijnde interieur om plannen te maken voor de volgende dag. Retroman sliep laat in, met de pad nog in zijn buik, en bleef uiterst waakzaam voor de dreiging die op de loer lag. Die nacht gebeurde er niets schokkend. De volgende  ochtend wilden ze vroeg vertrekken. Beide wisten dat er nu iets stond te gebeuren. De vereende gedachte aan de voetstappen die ze eerder hadden gezien kondigde een nieuwe confrontatie aan. Omzichtig stapten ze hun korte verblijfplaats uit en liepen in het verlengde van hun eerder belopen route. Binnen een paar honderd meter echter hielden ze halt. Een schaduw trok langs de daken en verdween even plotseling als het verschenen was. Snel sloegen ze een gat tussen henzelf en het theehuis. Ze waren ervan overtuigd dat ze een beweging hadden bespeurd op een muurtje dat één van de tuinen omringde. Onder het wegduiken en hoger terrein zoekende, bestudeerden Retroman en de Reuze Navelpad de bebouwing die rijk was aan versierde daken. Onder andere omstandigheden hadden ze hier vol bewondering kunnen genieten van de architectuur. Ditmaal was het de onzichtbare vijand waar ze gebiologeerd naar tuurden.
Ze zochten een plek die hun een voordelige uitgangspositie zou bieden. Voor hen uit verrees een klein geïsoleerde tempeldak boven de andere huizen. Ze spoedden zich er schuin naartoe. Retroman rende tegen de oostelijke overspanning en vond er voldoende houvast om linksom beschutting te zoeken achter een klein dakkapel. Toen ze dat punt bereikt hadden, zagen ze opnieuw beweging op de tegenoverliggende dakconstructies. Het ochtendrood  prikte scherp langs de dakpannen. Het bemoeilijkte het zicht, maar vormde tegelijk en natuurlijke verdediging. De zombies, padden of wie er ook achter ze aanzat, moest tegen het pas ontwaakte zonlicht inkijken om hun prooi te kunnen ontwaren. Een betere uitgangspositie had het onwaarschijnlijke duo zich niet kunnen wensen. Ofschoon de route naar het tempeldak vrijwel geheel open lag vormde de wanordelijke verstrengeling van de overkappingen een ondoordringbare muur. Het zou de vijand simpelweg te veel inspanning kosten om tot het punt te geraken waarop een effectieve aanval mogelijk zouden worden geacht.

Retroman en de pad spiekten langs  het gebakken klei. Aan de andere kant van de weg was het dakwerk meer effen en, zo te zien, leken de muren en andere hoogtes weinig dekking voor zombies om een hinderlaag te bieden. De rand van het dak waarop Retroman met zijn pad verborgen zat was maar veertig meter verwijderd van waar ze meenden iemand te hebben gezien, een afstand die met gezond verstand en een paar sprongen gemakkelijk te overbruggen was. Ze plakten zich weer snel tegen het venster van het dakkapel en wachtten af. Het verstoppertje spelen om leven en dood begon tot z’n climax te komen. En beide wisten, dat het ditmaal niet bij een paar tientallen aanvallers zou blijven.
“We worden gevolgd door minstens een legioen zombies. Schrik dus niet als we het dadelijk tegen een paar duizend ondoden moeten opnemen,” zei Retroman tegen zijn gast. “Laat hen maar dichterbij komen. Zolang wij hier boven zitten, hebben wij ze allang in de gaten voor ze een aanval kunnen voorbereiden. Het zal een massaslachting zijn die niet meer is vertoond sinds Spartacus. We mogen geen fouten maken. We doden hen snel met steeds een zuivere slag van het samuraizwaard. Niemand van hen zal de top bereiken. Het is alleen te hopen dat er voldoende ruimte zal zijn om de lijken te kunnen stapelen.”

Ze hoefden niet lang te wachten voordat het eerste silhouet de aanwezigheid van een zombie verried. Eén hoofd verscheen en al spoedig volgden er meer. Uit alle hoeken en gaten doken de lijkbleke gedaantes op die uit waren op ieder klein hapje mensenvlees waar ze hun hand op zouden kunnen leggen. Grote kans dat de eerdere restanten, die Retroman en de pad bij het betreden van deze nieuwe wijk hadden ontdekt, inmiddels tot de laatste botten waren afgekloven.

Retromans borst ging hijgend maar beheerst op en neer en zijn armspieren waren sprak gespannen om de eerste slag te kunnen uitdelen. Even later glipten de drie eerste zombies langs dakdelen die zich direct naast de tempel over de gebouwen uitspreidden. Retroman keek de avant-gardisten indringend aan, maar er was iets dat hem belette om zijn aandacht erbij te houden. Rechts van hem klonk een klaaglijk geluid. Voor een fractie van een seconde keek hij opzij en direct weer recht voor zich uit waar de eerste zombie een tevergeefse poging waagde het gat tussen de daken te overbruggen. Hij viel in de opening ertussen en verdween uit beeld. Die onfortuinlijke poging gaf Retroman nog een extra ogenblik om zich ervan te vergewissen wat hij had gehoord en waar het geluid vandaan was gekomen.
“Doe het niet!” waarschuwde de Reuze Navelpad terstond toen hij door kreeg waar Retroman zijn aandacht op gefocust had. Rechts van hen in een woning, en feitelijk recht tegenover het venster van het dakkapel, lag een zwangere vrouw te hijgen in het valse licht dat binnenviel in het vertrek waarin zij voor haar leven vocht. Dit was het moment waar Retroman al die tijd naar had uitgekeken. Eindelijk had hij de bevestiging gekregen dat hij toch niet de laatste mens was in de gedoemde stad. En de vrouw was nog zwanger ook. Voor een laatste maal keek hij naar de zombies die naarstig probeerden de tussenliggende afstand te verkleinen. Eén ervan had de gewaagde sprong succesvol klaargespeeld en was bezig zich te herstellen om verder naar boven te kruipen. Retroman worstelde met de keuze of hij zijn verstand moest laten spreken of dat hij op dit ongelukkig moment zou toegeven aan het verleidelijke.

“Retroman!” gilde de pad vanuit zijn binnenste. Maar Retroman had reeds afscheid genomen van zijn strategische positie en was weggesprongen. Hierdoor graaide de eerste zombie weliswaar naast zijn prooi, de man die zich ooit als een slinkse ninja door Gohes City bewoog, gaf er nu de voorkeur aan zich te storten in volkomen onbekend terrein. Door het venster belandde hij op een de vloer van een stoffig halfdonker kamertje. Hij richtte zich dadelijk op zodat hij recht tegenover de jonge vrouw stond. En al gauw werd duidelijk hoe onverstandig deze zet was geweest. In deze ruimte waren meer personen aanwezig. En velen ervan hadden hun buiken nog lang niet vol.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Het laatste nieuws
Volgende hoofdstuk: Slaapkamergeheimen

image by faramarz, edited by Gsorsnoi

De vijvers tegenover het enorme bouwwerk van de Tycoon Newspaper waren bloedrood van kleur geworden en was bezaaid met levensloze gestaltes van mensen die voor hun leven hadden gevochten, maar de strijd moesten opgeven. Tussen hun opgeblazen kadavers probeerde nog een enkeling naar de waterkant de vluchten, maar werd door een onzichtbare macht van die gedachte afgebracht. Juist wanneer deze jongeman zich naast de ledenmaten van een lijk op de kade probeerde op te trekken schokte zijn lijf en begonnen zijn ogen langzaam uit te puilen. Onder hem en in hem was een kracht gaande die hem ontzielde en spastische bewegingen in zijn lijf teweegbracht. Wanhopig probeerde hij weerstand te bieden tegen hetgeen bij hem op buikhoogte zijn lichaam was binnengedrongen. Maar het was vergeefs. Niet meer dan een paar seconden later hield hij op met de schokkerige bewegingen en bleef ook hij stil in het water liggen. Een rode wolk van bloed stroomde langzaam vanonder hem naar de oppervlakte en maakte het vijverwater nauwelijks donkerder. En terwijl hij daar zo roerloos lag, zorgden kleine druppels van een beginnende depressie dat het vooral niet rustig bleef in het water.
De enige levende wezens die het plein met haar vijvers voor het gebouw van Nederlands grootste dagblad bevolkten, waren vreemde gedrongen blauwe dieren die onhandig op hun groteske voeten met zwemvliezen over de tegels hupten of door het water zwommen. Ze vochten fel onder elkaar om de kadavers in de hoop dat er nog iets levends bij zat voor ze. De doden deden ze niets daar zij niet konden leven van levenloze lichamen. Het waren de inmiddels opgerezen zombies die ze open reten en de eerste brokken vlees naar binnen schrokten. Kans om te ontbinden had hun voedsel nog niet eens gehad.

Kornelis wist niet precies wat voor dieren het waren tot de man in het ninjapak hem van deze gruwelijke informatie op de hoogte bracht. Met diepe walging mompelde hij: “Ik heb ze eerder gezien op mijn weg hierheen. Het zijn grote padden! Toen ik over de daken mijn weg zocht naar ons hoofdkantoor heb ik moeten aanschouwen hoe ze reeds in alle straten hun wandaden pleegden. Voor niets deinzen ze terug en alles wat ze steeds maar doen is onder de kleding van de mensen te kruipen en eronder te verdwijnen. Wat ze daar precies doen weet ik niet,” dit zou hij pas later ontdekken “…maar ik heb het vermoeden zij zich aan ons tegoed doen en ons tot zombies willen keren. Je hebt het nu zelf gezien: het lijkt bijna wel alsof ze na hun maaltijd alsmaar meer honger krijgen en ongecultiveerd opzoek gaan naar het volgende slachtoffer.”

Samen staarden de twee verslaggevers van de Tycoon Newspaper vanuit het atrium over het eens zo rustige plein in de richting van het centraal station dat aan de andere zijde lag. Retroman was naar het centrum gevlucht om er een trein te pakken en de stad uit de vluchten. Toen hij zich had gerealiseerd dat er grotere aantallen van deze monsters te vinden waren op de plaatsen waar meer mensen zich concentreerden was hij in rap tempo het plein overgestoken en naar kantoor gerend. Het was vandaag niet zijn werkdag, maar op het station wilde hij nu niet dood gevonden worden. Collega Kornelis Oflook was de enige die hij hier aantrof. Andere directe collega’s hadden een noodlottige keuze gemaakt door de benen te nemen in de hoop over het spoor een veilig heenkomen te vinden. Feitelijk waren zij regelrecht in de armen van de duistere macht gelopen die sinds deze middag de stad had overspoeld. Bekende gezichten zoals roddelverslaggeefster Rina Oddel en misdaadspecialist Karel Riemelneel had hij hier vandaag ook verwacht, maar waarschijnlijk waren zij voor het nieuws de stad in gestuurd en hadden ook zij de dood gevonden.
De man die over was gebleven was dichterbij hem gaan staan om de situatie beter te kunnen overzien wat maakte dat Retroman juist een stap opzij deed. Kornelis was een aimabele collega wat persoonlijkheid betrof, maar geenszins een aangenaam individu om je dichter dan een paar meter bij in de buurt te begeven. Ofwel hij waste zich nooit ofwel er was een andere reden dat Kor een penetrante lichaamsgeur bezorgde. Zijn overmatige zweten droeg er in elk geval aan bij. Dientengevolge hoestte en spuwde Retroman toen de vieze smaak en stank die in zijn keel bleven hangen uit.
“Wie heeft deze gruwelen op Gohes City laten neerdalen? Zijn dat werkelijk padden?”
Kornelis besefte dat het de omvang van de amfibieën was die hem in verwarring had gebracht. Ze varieerden in grootte terwijl enkelen ervan werkelijk enorm waren. Hun rug was even breed als dat van een flink rund en de meest omvangrijke waren bijna even hoog als een volwassen man wanneer ze op hun lange achterpoten in hun volle lengte oprichtten.
“Kijk er ligt er nog één te spartelen!” riep Kornelis uit en wees naar een jonge vrouw die vanachter een hegje tevoorschijn was gekomen en naar elders had willen vluchten. Een slechter moment had ze alleen niet kunnen kiezen; één pad in het water had haar opgemerkt en had haar aan haar enkel het water in gesleurd. Kornelis stond op het punt om in actie te komen, maar realiseerde zich dat de vrouw zich binnen enkele seconden tot de andere lijken moest voegen.

“Laat maar, het is al te laat,” hield Retroman hem tegen en reikte kort met gespreide vingers naar hem. Treurig zijn hoofd schuddend keek hij even naar hem op. Kor was fors en gemakkelijk twee koppen groter dan hem. “Het lijkt er niet op dat de burgers van Gohes City dit gevecht zullen winnen. We zullen een plan moeten trekken om hier zelf ook levend uit te geraken. We hebben al enkele van die lijken weer zien opstaan. Maar de voornaamste vijand die we moeten vrezen zijn volgens mij niet eens de zombies.”
Terwijl ze toekeken, beet een van de zombies in de arm van een dood kind en na er een keer of tien aan gerukt te hebben, schoot het los uit het schoudergewricht. Daarna gooide hij de kleine ledemaat achteloos achter zich en begon zich tegoed te doen aan de stroom bloed die er uit de schouder spoot. Toen die stroom ophield, sperde hij zijn bek open, beet in het vlees en schrokte brok na brok de happen naar binnen.
Stomverbaasd keken de heren door het grote venster naar buiten.
“Nou, ik geef het je te doen om daar een verhaal op te schrijven,” reageerde Retroman op het tafereel dat zijn maag deed omkeren. Beide mannen huiverden.  Zelfs Kornelis, die wel gewoon was om vieze verhaaltjes te schrijven door zijn aanstelling op de afdeling ‘de Galbakkerij’, werd misselijk van dit schouwspel.

Een eenzaam figuur stond aan de overkant van de vijvers en leek zojuist de chaos op het station te zijn ontvlucht. Hoewel zijn donkere regenjas met de schaduwen vervloeide, herkende Retroman hem onmiddellijk. Hij stapte dichter naar het raam en moest inmiddels moeite doen zijn zicht scherp te stellen, omdat het harder was gaan regenen. Toch zag hij overduidelijk Tinus’ kenmerkende contouren en wist dat hij het moest zijn door de uilenbril die hij droeg. Retroman was nog nooit zo blij geweest om zijn collega te zien.
“Tinus is hier!” riep hij opgetogen naar Kornelis die daarop ook naar voren stapte. Toen die hem beter kon zien tekende ook bij hem een glimlach op het gezicht. Collega Tinus Icket was een paar dagen afwezig geweest. Hij had de dagen vrij genomen om in huis wat zaken te kunnen opknappen en tijd te steken in het zoeken naar hun jongste kat die al sinds enige weken vermist was. Nu stond hij tegenover de Tycoon Newspaper en kwam er vast niet om beschutting te vinden tegen de regen.
Retroman was meteen van het atrium op de eerste etage naar de ontvangsthal gehold. Kornelis en hij hadden zich expres een laag hoger in het gebouw opgesteld om niet direct bij de monsterlijke wezens op het plein in het zicht te vallen. Maar de verschijning van Tinus veranderde de zaak. Een ogenblik later kwam Retroman met het eerste voorwerp waarmee hij zich kon verdedigen naar buiten gehold. Een spoor van potgrond markeerde waar hij had gelopen. Hij had namelijk in het voorbijgaan van de receptie er een yuccaplant weggegrist die er ter decoratie naast had gestaan. De plant was licht genoeg om voor een improvisorisch wapen door te gaan waardoor de held in wording zich al wat meer op z’n gemak voelde. Met pot en al beende hij buiten over de traptreden voor de entree en werd prompt door de schrik bevangen door wat Tinus en hem te wachten stond. Kornelis kwam een niet veel later naast hem staan – met niet meer dan zijn vuisten en zijn gewicht als wapens – en overtuigde zich met hem over de nadelige situatie waarin zij zich verkeerden. Niet alleen in de vijvers, maar ook in de heggen die het plein flankeerden werden zij een stel verdekt opgestelde individuen gewaar die zij eerder vanaf de eerste etage niet gezien hadden. Het was klip en klaar dat de drie verslaggevers niet in het voordeel waren.
“Tinus! Kom niet naar hier! Vlucht nu het nog kan!”

Het was een dringende waarschuwing aan Tinus die aan de rand van één van de vijvers stond, maar het was al te laat. Tinus had Retroman en Kornelis niet gehoord door de wind die opstak en kwam al aangelopen. Een duister individu die zich ongemerkt op het plein leek te hebben gemanifesteerd hief een arm en wees naar het oppervlak van het water waar nog enkele padden en zombies doorheen waadden. Bijna alsof hij op zijn bevel reageerde, sprong een monsterlijke pad uit het water omhoog, sperde zijn kaken open en beet vlak boven de knie in het achterbeen van Tinus waarin een diepe wond achterbleef. Tinus brulde het uit van schrik, wist lost te breken uit de akelige greep en rende in paniek van de vijverrand weg. De pad kreeg zo geen kans om in een tweede actie naar zijn buik te klimmen en er onder zijn kleren te verdwijnen. In plaats daarvan haastte zijn prooi zich in de richting van zijn collega’s, maar kwam door de ontsteltenis op onfortuinlijke wijze in een andere vijver terecht.  Daar ging hij even kopje onder waarna hij weer vlot de oppervlakte bereikte. Ontzet keek Tinus om zich heen wat hem was overkomen en had de doodsangst in zijn ogen staan. Waarom moet die voortuin van zijn werkgever nu zo belachelijk groot zijn, bedacht hij zich nog. De dichtstbijzijnde waterkant lag binnen handbereik en hij wist dat hij vaart moest maken om er daar op de kade te klimmen.

“Tinus!” schreeuwde Retroman. Hij spoorde hem aan om op te schieten uit die vijver te geraken en zag tot zijn opluchting dat Tinus er gehoor aan wilde geven.
“Houd vol, Tinus!” schreeuwde Kornelis. “We komen eraan!” Beide heren renden tussen de vijvers zo hard als ze konden, maar voordat zij Tinus bereikte, was hij bijna uit de vijver gekropen terwijl het volgende kwaad alweer op de loer lag. Een dreigend wezen vanonder het oppervlak keek naar hem op. Toen ging het water rechts van hem vaneen en een pad schoot naar Tinus omhoog. Die sprong naar zijn kop en sloeg zijn kaken als een buldog om zijn nek. Hij moest een zenuw geraakt hebben, want de arme dertiger zakte hulpeloos door zijn benen op de grond. En terwijl hij door zijn hoeven zakte en terug in het water viel keek hij even kort in de richting van de man die deze grootse aanval op zijn geweten had en erbij stond te lachen. De twee redders in aantocht zagen hem nu ook. Van hen was het Kornelis die hem direct herkende en door zijn blik gevangen werd. Twee boosaardige ogen die waren weggezakt in de oogkassen staarden Kornelis wraakzuchtig en kil aan. Ze behoorden toe aan een man wiens houding typisch gebocheld was en gekleed was in een net maar stoffig pak afgezet met een inktzwarte cape. Een onzichtbare kracht hield Kornelis’ aandacht op de aanvoerder van hun belagers gevestigd en wisselde met hem een denkbeeldige bliksemflits uit die een oude vete leek te repeteren. Het duidde op een donkere relatie die Retroman niet kende, maar de spanning ervan ontging hem niet. Kornelis kende deze man duidelijk al veel langer en was allerminst op zijn gemak met het weerzien.

Ondertussen rolde Tinus door het water en op zijn rug en bewoog zijn hoofd wild heen en weer in een poging de pad af te schudden. Hij draaide zich over het lijf van de pad heen en probeerde hem zo wanhopig tegen de vijverrand klem te zetten om vervolgens zichzelf te kunnen bevrijden. Maar het was zinloos en het monsterachtige dier was sterker dan hem. Die rolde zich op zijn beurt over hem heen waardoor Tinus zowat onder het gewicht verdronken en verpletterd raakte.

“Shit Kornelis, we moeten opschieten! We moeten hem redden!” merkte Retroman zenuwachtig op naar Kornelis. Maar voordat zij de rand van de poel bereikte, kwam Tinus’ hoofd boven water. Op de een of andere manier was hij uit die houdgreep ontsnapt. Bloed gutste uit zijn nek en het was duidelijk dat zijn situatie penibel was.
“We komen eraan!” schreeuwde Kornelis. “Wanhoop niet!”
Toen krioelde de poel plotseling van de menselijke lijken die inmiddels gezombificeerd waren. Deze ondoden zwermden van de bodem omhoog en vielen Tinus aan als een meute wilde honden die een gazelle te pakken nemen. De jonge reporter sperde zijn mond open en hij probeerde te janken en te schreeuwen, maar het met bloed verzadigde water verstikte hem. De zombies en enkele padden trokken hem er onder en toen hij weer even bovenkwam, was zijn gespartel bijna opgehouden. Zijn enige bewegingen werden veroorzaakt door de zombies die onder water waren begonnen stukken vlees van zijn lichaam te rukken.

“Wij zijn hier, Tinus!” schreeuwde Retroman wanhopig. Zij konden niet zomaar tussen de zombies en padden springen, want ze wisten dat zij dan door de overmacht bevangen zouden worden. Retroman toomde daarom zijn drift in om er tussen te gaan staan en probeerde vanaf de vijverrand een aantal van de monsters met de pot van de yuccaplant op het hoofd te raken. Daarmee had hij zoveel succes dat hij in geen tijd een vijftal zombies voor zolang uitschakelde dat ze voor langere tijd roerloos in het water kwamen te liggen, dat was tot de aardewerken pot aan de voet van de plant het na een aantal stoten begon te begeven en uit elkaar barstte. Helemaal ontwapend was hij niet, maar Retroman besefte ook wel dat hij enkel met een aarden kluit niet veel zou kunnen uitrichten. Kornelis was ondertussen wel zo onverstandig geweest om in het ondiepe deel van het water te stappen zodat hij met zijn blote vuisten een paar meppen kon gaan uitdelen. Met zijn indrukwekkende  postuur en dito domme kracht zou hij de zombies wel eens even een pak rammel gaan verkopen, maar zijn adem stokte al snel van pijn toen één van de zombies onder water zijn tanden in zijn been dreef. Hij sloeg met zijn kolenschoppen naar de ondode en gebruikte al zijn fysieke kracht en gewicht dat hij in de strijd te gooien had om de slag zo hard mogelijk te maken. Hij voelde een schok toen hij zijn tegenstander vol in zijn ruggengraat trapte. De zombie verzwakte en kwam op zijn rug boven water.

“Tinus!” Retroman kon de man niet meer onderscheiden van de zombies die hem levend verscheurden. Tinus’ hevig bloedende lichaam ging op in de tot monsters gemaakte lijven van degene die al eerder het leven hadden gelaten. Plotseling stak hij met zijn benige armen hoog boven de krioelende massa en klonk uitermate zacht en schor in zijn poging te schreeuwen.
“Het is gedaan met me. Jullie moet alleen verdergaan, mannen,” zijn stem was bijna onhoorbaar, verstikt door de massa van monsters en het bloedrode water om hem heen. Daarna werd zijn stem gesmoord toen een pad onder water zijn doel had bereikt terwijl enkele zombies hem voor de laatste keer onder water trokken.

Kornelis moest Retroman bedwingen om zich niet tussen hen te voegen toen de emoties hem overmande.
“Nee Tinus, nee!”
“We kunnen echt niets meer voor hem doen knul,” en Kornelis trok hem weg bij de rand van de vijver. Vanuit de vijvers kwamen  al snel de volgende vijanden op hen af en hij zag hoe hun duistere leider goedkeurend naar hen grijnsde. Graaf Schaurig hief zijn hoofd op, maar bleef Kornelis arrogant aankijken.
“Vlucht maar,” zei deze met zijn duidelijk Duitse accent “…vluchten is toch zinloos.”
Angstig en verbeten keek Kornelis van de graaf naar de situatie om zich heen en verdween samen met Retroman de nacht in.

En zo zag de Reuze Navelpad via Retroman’s herinneringen hoe zijn gastheer één voor één zijn medestadsbewoners had verloren. Later raakte hij ook het contact kwijt met Kornelis toen zij samen over de daken van Gohes City vluchtten en een nieuwe massale aanval hen uit elkaar dreef. Kornelis was tijdens een later gevecht boven op een klein flatgebouw over een dakrand naar beneden gedonderd en had Retroman nog nageschreeuwd verder te gaan zonder hem. Maar Retroman wilde koste wat kost weten hoe Kornelis eraan toe was en was zodra hij zich van de vijanden kon verlossen via een veiligere weg langs de gevel naar beneden geklauterd. Kornelis echter had hij er niet aangetroffen en hem daarna ook nooit meer weergezien. Verbitterd trok hij de kap van zijn ninjapak over zijn hoofd en trok alleen de stad door.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De binding
Volgende hoofdstuk: Perfecte strategie

By achmedlien | May 23, 2011 - 7:58 am - Posted in Duimzuigerij, Navelpad Mysterie, Nederlands, Reuze Navelpad

image by Ton Haex, edited by Gsorsnoi

Onder normale omstandigheden zou de Reuze Navelpad zich helemaal hebben laten gaan en Retroman hebben ontdaan van zijn essentiële levenssappen. De roem, bestaande uit behaalde successen in het leven hoe klein of groot ook, was het voedsel dat deze extreme paddensoort in leven hield. Al deze sappen zou hij hebben ontrokken van zijn gastheer door zich te laten versmelten met diens ingewanden. Dat wil zeggen, als de pad zich volledig had laten gaan. Tot nu toe was hij nooit zo diep gegaan om echt alle beschikbaar roem tot zich te nemen. Alleen bij de politicus Alexander Pechthold, die de Navelpad zich alleen herinnert als Explodeer Lacht Dan, had hij zich helemaal opengesteld om tot het laatste beetje roem te reiken. Hij had geprobeerd om de opdracht die hij van Graaf Schaurig had gekregen eindelijk eens compleet te voltooien. Der Witregels, de andere politicus die we kennen als Geert Wilders, had hem daartoe gemotiveerd. De pad was destijds in tweestrijd geraakt: moest hij zijn opdrachtgever gehoorzamen en alle bekende Nederlanders tot zombies keren of had hij de keuze om van het slechte pad af te stappen? De innerlijke strijd met Geert Wilders was zo heftig en zo duister geweest dat hij even had gedacht dat alle mensen diep van binnen zo slecht waren. Daarom had hij, nadat hij het gevecht met hem had verloren, besloten van Alexander Pechthold zijn eerste succesvolle opdracht te maken. Maar dat besluit had  juist averechts uitgepakt; hij had de politicus binnenste buiten gekeerd in een slechte slurping. De Reuze Navelpad had blijkbaar een veel te goed hart van zijn naamgever meegekregen wat maakte dat hij zich niet tot die ultieme wandaad kon zetten. En zo geschiedde het dat Retroman maar over het zakhorloge hoefde te beginnen om hem aan zijn missie te herinneren. Een slurping plegen bij zijn nieuwe vriend had toch nooit een succesvolle kunnen zijn, hoeveel honger hij ook had. Daar was de pad te zachtaardig voor en zijn prooi een veel te goed persoon.

Desondanks was hij zijn lijf binnengedrongen en had er zich een weg gevonden die hij anders ook had gezocht. Ditmaal had hij echter op tijd bij zichzelf de knop omgezet om een nieuwe gave te kunnen aanspreken. De pad was namelijk in staat emotionele banden te leggen met mensen die hem dierbaar waren. Mensen of andere schepselen die hij wel mocht kon hij in verbinding brengen met zijn eigen wezentje. Zo kon hij met ze communiceren en energieoverdrachten plaats laten vinden. De pad wist wat dat betreft zelf nog maar half waar hij allemaal wel niet toe in staat was.

Retroman was dat op een goed moment ook door aan het krijgen. Hij lag nog gebroken onder het puin van de dozen met Aziatische producten toen hij zich begon te realiseren dat hij de strijd met zijn ongewenste gast niet per definitie aan het verliezen was. Hij had zich al schrap gezet op het onvermijdelijke en had in gedachte vast dat filmrolletje van zijn leven erbij gepakt dat normaal aan een mens voorbij trekt als hij sterft. Maar doodgaan deed hij niet. Het ziekmakende gevoel van misselijkheid in zijn buik nam even snel af als dat het was komen opduiken en verdween daarna compleet. In plaats daarvan nam zelfs zijn eigen honger naar voedsel af. Nieuwe energie vond zich een weg door zijn ledenmaten en een gezonde blos kwam terug waar het zijn aangezicht eerder had verlaten.

Gevoelens en persoonlijkheden begonnen zich te mengen. De Reuze Navelpad had zich aan zijn onwaarschijnlijke gastheer overgegeven. Andersom idem dito. Levenssappen voegden zich juist samen. Energiestromen bewogen door elkaar heen en ook herinneringen vloeiden in elkaar over totdat er een gezamenlijk geheugen ontstond. Retroman zag hoe de Reuze Navelpad wakker was geworden op een operatietafel en te horen had gekregen dat zijn herinneringen aan zijn geboorte en zijn naamgever waren gewist. Deels, wisten hij en de pad, want de pad was niet alles kwijt. Retroman herbeleefde zijn avonturen, zag hoe hij door  het land trok en slachtoffers maakte alleen maar omdat die gruwelijke Graaf Schaurig hem dat had opgedragen. Ecuador Walm, Zede Harnas, Ren Periscoop, Hens Durfal, Daphne Vlovuren, Hoede Goyer en Yen van Snurkvang zouden normaal gesproken slechts een verzameling zinloze brei van woorden zijn geweest. Nu snapte hij dat het anagrammen van bekende Nederlanders waren. Het was de pad onmogelijk gemaakt om de werkelijke namen te onthouden. Dat zou hem alleen lukken als hij voldoende tijd met deze mensen had doorgebracht om ze beter te leren kennen en hun namen te repeteren. Daarom kon hij Retroman’s naam wel onthouden.
“Onwaarschijnlijk…” had Retroman gezegd.
“Wat?” reageerde de pad vanuit Retroman’s buik.
“Nou, dat jij Achmed en Theo kent natuurlijk. Bedenk nou zelf: hoe groot acht jij de mogelijkheid dat twee willekeurige individuen uit een onmetelijk grote stad als Gohes City dezelfde mensen kennen?”
“Dat klinkt inderdaad wel erg onwerkelijk,” moest de pad toegeven.
Nu beide herinneringen aan elkaar bloot lagen had Retroman gezien hoe de pad via Achmed Liën met Theo Nologie in contact was gekomen, hoe hij het zakhorloge had meegebracht en door de botsing met het andere zakhorloge naar zijn tijd was geslingerd. Hij spoelde de herinneringen van voor naar achteren nog eens een keer af en kwam ook zichzelf tegen. Het was heel onwerkelijk om te zien hoe hij daar in zijn ninjapak tussen de operatietafels was verschenen en de pad de opdracht had gegeven met het zakhorloge te vluchten. Waarom zou hij dat hebben gedaan? En bovenal: hoe kwam het dat hij zich vanuit het niets in en tijd had gemanifesteerd waar hij doel noch locatie van kende? Verklaarde dit soms ook waarom de pad juist naar hem hier in de toekomst was geflitst? De Reuze Navelpad kon zijn vraag nu horen zonder dat Retroman hem de vraag hoefde voor te leggen. Ziel en zaligheid werden nu automatisch aan elkaar blootgelegd.
“Ik denk dat jij de enige persoon voor mij was in de toekomst die ik ook uit mijn eigen tijd kende. Natuurlijk wist ik niet dat Retroman de persoon achter de man in het ninjapak was, maar blijkbaar lopen er hier in deze tijd niet zoveel mensen meer rond, laat staan eentje in een ninjapak. Zo moet mijn emotionele kracht de magie achter het zakhorloge hebben aangestuurd om mij uitgerekend daar in het riool af te zetten waar ik jou heb ontmoet.”
“Holadiejee man. Dat is erg freaky allemaal!” reageerde Retroman bijna guitig verbaasd.
De pad viel stil. Wat was dit nu toch weer voor een reactie? ‘Holadiejee’, ‘freaky’? Dit moest hij even verwerken. Inmiddels was hij zo aan de stoere taal van deze ninjaman gewend geraakt dat het amicale gepraat waar hij nu mee op de proppen kwam hem totaal niet leek te passen. Maar na een duik in zijn herinneringen ontdekte hij dat Retroman in het dagelijks leven juist een joviale kerel was die het leven eigenlijk niet al te serieus nam. De quasi kloeke strijder was achter zijn ninjamasker een bijzonder ontspannen jonge kerel. Zijn inhammen waren feitelijk het enige bewijs dat hij de magische grens van dertig alweer een tijdje was gepasseerd, maar zijn geest en manier waarop hij zich bewoog waren nog ergens blijven steken rond zijn twintigste levensjaar. ‘Volwassen worden’ waren twee woorden die hij nog nooit in die combinatie in zijn mond moest hebben gehad.

Dezelfde duik in zijn verleden zorgde er ook voor dat de Reuze Navelpad te weten kwam hoe hij zo alleen op de wereld was geraakt. Het rustige leventje dat Retroman had doorgemaakt werd door de paddeninvasie volkomen uit haar verband gerukt. Van de één op de andere dag moest hij zijn huis verlaten en had er vaarwel gezegd aan het computerspel dat hij aan het ontwikkelen was.
“Dus dat rare ninjapak van jou is eigenlijk niet meer dan een carnavalspak dat je toevallig uit de kast had getrokken?”
“Ho ho!” kwam Retroman in protest. “Je had het nog slechter kunnen treffen. Wees blij dat ik geen piratenkostuum gekozen had. Dan had ik er hier nu bij gelopen als Jack Sparrow.”
De Reuze Navelpad had natuurlijk geen idee wie dat was en veranderde snel van onderwerp toen ook hij wat filmpjes van een onbekend verleden aan het afspoelen was. Daar had hij ineens een ontdekking gedaan waar de pad even van terugschrok.
“Mijn hemel!” sprak hij zacht.
“Wat is het?” zei Retroman en tuurde over de rand van het pand om zich in een nieuw avontuur te storten.
“Jij hebt Graaf Schaurig ontmoet!”

Wordt vervolgd.

Vorige hoofdstuk: De hinderlaag
Volgende hoofdstuk: Het laatste nieuws