image by Furryscaly, edited by Gsorsnoi

Met het puin van de uiteengereten tempel op de achtergrond staarde de gigantische Reuze Navelpad naar het kleine schepsel dat hij op zijn handpalm zag staan. In een flits waren alle eerdere gebeurtenissen uit zijn geheugen gewist, zodat hij zich niet langer meer bewust was van zijn eigen voorafgegane handelingen en drong het niet dadelijk tot de pad door wie hij hier in zijn hand had genomen en waarom. Bovendien overheerste in hem een geweldig gevoel van boosheid dat zich zo plotseling tot razernij had ontstoken zodat helder denken überhaupt een inspannende opgave voor hem was geworden. Van herkenning was daarom ineens totaal geen sprake meer. Het minuscule mannetje dat hij voor zich hield kon daarom dan ook wel ieder willekeurig individu zijn. De Reuze Navelpad was in zijn ongenoegen, dat als in een kettingreactie opwelde tot een ontzagwekkende woestheid, in de afgelopen minuten van het één op het andere moment teruggekeerd naar een primitief bewustzijn. Al de eerdere menselijke eigenschappen die Graaf Schaurig in een vroeg stadium na zijn geboorte bij hem naar boven had gebracht, was hij voor het moment compleet verloren. Gevoed door zijn verbolgenheid vloeide iedere vorm van beschaving uit hem weg en trilde hij als een prehistorisch beest op zijn poten, klaar om alles in zijn omgeving te verscheuren en kort en klein te slaan.
Het kleine figuurtje op zij hand stond er daarom niet zonder reden behoorlijk twijfelmoedig bij, Retroman als inwoner van Lilliput tegenover de huizenhoge Gulliver. Hij begon reeds vrees te krijgen dat de pad met wie hij nu oog in oog stond, weleens niet langer de pad zou wezen zoals hij hem eerder had leren kennen. Stevig omklemde hij daarom zijn samuraizwaard, maar voelde zich volstrekt weerloos nu hij aan de genade deze grootse verschijning was overgeleverd. Een slag van zijn zwaard zou bij dit monster niet meer uithalen dan een speldenprik in een gepantserde reptielenhuid. Onzeker wachtte hij daarom af wat er zou gebeuren. Geheel onwillekeurig tastte hij vanuit zijn ooghoeken zijn nieuwe omgeving af, maar hield terwijl hij dat deed zijn blik strak op het abominabele aangezicht van de pad gericht. Normaal had hij nooit echt last van hoogtevrees, maar met de gegeven omstandigheden drong er toch een misselijkheid bij hem op en voelde hij het tintelen in zijn hoofd. Toen de pad zijn hand zelfs dichter bij die grote kop van hem bracht, om zijn vondst beter te kunnen bestuderen, steeg daarmee ook geleidelijk het hoogteverschil met de grond. Retroman werd met de minuut angstiger en wist zich geen raad met hoe hij reageren zou. Instinctief kroop hij daarom op zijn knieën ineen om zo zijn balans te kunnen bewaren, zijn armen daarbij beschermend voor zijn lijf gebogen. De hemel zal niet meer komen, dacht hij nog. Dit is de hel al. Het stonk er zelfs naar. De pad had hem zo dicht bij zijn muil gebracht dat hij ieder zuchtje ademhaling kon voelen en kon ruiken. Onpasselijk werd hij ervan. Twee ogen zo enorm dat zelfs Cthulhu er wit van zou wegtrekken, keken hem indringend aan. Om in het graf nog nachtmerries van te krijgen. Ontzagwekkende bolle oogballen waren het. Ze stonden in zo’n hoek strak naar beneden gericht dat het de aanblik ervan alleen nog maar naargeestiger maakte. En iedere maal dat de pad met zijn ogen moest knipperen kon Retroman het geluid horen dat de twee enorme vliezen maakten wanneer deze over de oogbollen trokken.
“P-p-pad?” sprak Retroman beverig.
Geen reactie. Geen herkenning. Geen signaal naar hem dat dit geweldige monster nog een band met hem hebben zou. Hij hield het niet meer. Vreet me op of smijt me dan nu maar naar het hiernamaals, moest zijn overtuiging zijn geweest. Hij had het fatum reeds omarmd en durfde het gevecht al niet meer aan. Nu zelfs zijn onwaarschijnlijke vriend zich tegen hem had gekeerd, was de laatste hoop vervlogen. Gohes City was ten dode opgeschreven.

Als er naast onze held in ninja-tenue überhaupt nog een levende ziel in deze metropool rondliep, dan had deze het beslist met Retroman eens moeten zijn. Na de algehele zombificatie en het vreetfestijn dat door hen en de slurpingen van navelpadden was aangericht, kon de verderfenis enkel nog verder toenemen indien er nu een totale destructie op gang kwam. Als geen ander was de Reuze Navelpad hiertoe in staat. Ontzagwekkend in formaat, oversteeg hij alle bouwwerken in zijn nabije omgeving. Een enorm woest amfibisch beest dat nog weerzinwekkender aanscheen dan de ‘koning der tirannieke reptielen’, temidden van enkele duizenden zombies verspreid over de straten om hem heen. Het volume van de grootste nabij gelegen tempel paste met gemak nog drie keer in zijn lijf. Met poten zo massief als woudreuzen en vervaarlijk uitziende gespierde armen waartegen geen ander wezen in een man-tot-man gevecht zou zijn opgewassen, kon hij met het grootste gemak een compleet woonblok van de kaart vegen. Hij kon er klappen mee uitdelen dat qua impact zou neerkomen op het tegelijk worden aangereden door enkele stoomlocomotieven van het zwaarste soort die ieder vele tientallen wagonnen voorttrokken. En zijn kop was eveneens grotesk. Het viel met niets te vergelijken.
Het nietige leven van Retroman werd opnieuw ontzien; de Reuze Navelpad keek iets rechter naar voren en staarde langs zijn hand. Hij ontwaarde de vele gewetenloze monsters die hem als irritante mieren voorkwamen, vergat het schepsel dat hij vasthield en sloot hem onnadenkend op in zijn vuist. Retroman draaide zich daarop abrupt om op zijn zij om te voorkomen dat hij onder het massieve gewicht van de hand geplet zou worden. De ruimte tussen wat voor een pad doorging als pink en ringvinger nam daarin het meest in omvang af. De man die eerder eigenhandig hele legers van zombies te lijf ging, moest nu vooral uitkijken dat zijn eigen gestel niet in de verdrukking kwam.

Retroman verdween vervolgens uit het korte termijn geheugen van de reusachtige Navelpad wiens aandacht nu volledig op de mierenkolonie van zombies was gericht. Uiterst gebiologeerd en briesend van woede stond deze de nieuwe bevolking van Gohes City in zich op te nemen. Zijn holle ogen schoten daarbij panisch heen en weer. Bij ieder groepje individuen dat hij kort als fotofragmenten tot zich nam, kwamen ze hem over als beelden uit een psychose. Pechduiveltjes die erop uit waren hem tot op het bot te tergen. Naargeestige grimassen en kwijlende blikken staarden hem terug aan. Het maakte hem steeds woester, maar vooral ook angstig. De lucht betrok en paste zich in sfeer aan tot een heuse nachtmerrie. Onder de eerste spatten van een wolkbreuk zag hij hoe gretig de blikken van de zombies stonden gekeerd, nu deze hersenloze verschijningen de schrik van zich hadden afgeschud. In de Reuze Navelpad hadden ze eerder geen prooi gehad, omdat er voorheen tussen zombies en padden en verstandhouding was ontstaan, daar de padden hun aantallen alleen maar in omvang deed toenemen. In de gevechten met hem en zijn ninjavriend hadden zij zich steeds op Retroman gefocust en was de Reuze Navelpad vooral een sta-in-de-weg. Nu was hij een directe bedreiging. Eentje waar ze beslist nog appeltje mee hadden te schillen.
De confrontatie die hem als intense hallucinatie voorkwam deed de ademhaling van de pad versnellen. Het angstzweet stond hem op zijn rug. Had hij geen amfibie geweest maar een ondersoort van de wolf, dan hadden zijn oren nu plat naar achteren gestaan en had hij zijn scherpe tanden ontbloot om instinctief verweer te tonen. In plaats daarvan sperde hij zijn bek wijd open en trok het laatste beetje kleur uit zijn ogen weg naar inktzwart. Het gaf hem een uiterlijk wat van de Duivel zelf kon zijn. Wijdbeens stond hij de hyperventileren en rechte hij zijn rug. Hij balde zijn vuisten – zodat Retroman nog minder lucht kreeg en het bewustzijn dreigde te verliezen – en ging ten slotte finaal door het lint.

Het eerste bouwwerk dat het moest ontgelden was de toch al grotendeels vernielde tempel. Als een baldadig kind schopte hij het bruusk uit elkaar. Zombies die er eventueel in waren achtergebleven werden terstond vermorzeld. Brokken puin schoten door de aanzwellende regenbui in alle voorwaartse richtingen uiteen en rolden de zombies die op de straten stonden geposteerd als bowlingballen omver. Hij wachtte even voordat hij de volgende vernieling teweeg bracht en slaakte eerst een helse oerkreet. Het geluid ervan moest hebben geklonken als een donkere versie van de strijdkreet van een dondervogel en was tot ver buiten de buitenste ringen van Gohes City nog hoorbaar. Indien er nog wezens waren in deze stad die zijn aanwezigheid nog niet hadden opgemerkt, dan wisten zij dit nu wel. Vervolgens pakte hij met één hand een naaldvormige toren van het eerstvolgende Oosterse kunstwerk beet en trok het van de constructie los, hield het even boven zijn hoofd en slingerde het uiteindelijk in een richting weg waar hij een samenscholing van zombies onder een grote overhang had zien staan dat toegang bood tot een keizerlijk uitziende woning. Zij die eronder stonden weken niet eens uiteen. Hun rottende lijven werden krachtig door een houten poort geperst die het begaf onder het intense geweld. Honderdduizend splinters en stinkende brokken vlees besmeurde de natte binnenplaats erachter. De spitse toren had de buitenmuur aan de poortzijde opgerukt, zodat de opgekrulde daken stuk werden gereten.

Met zijn linkerarm nog voor zijn lijf van de uitgevoerde worp, keek de gigantische pad opzij en ontwaarde nog meer vijanden in de constructie waar hij de toren van had losgetrokken. Eén ferme slag was genoeg om ook hen onder flink veel steen en gruis te bedelven. Hij haalde uit naar het binnenste van het bouwcomplex waardoor het op z’n fundamenten rammelde en daarna als een kaartenhuis in elkaar stortte. Divers bouwmateriaal dat eens zo fraai in elkaar had gestoken, kwam nu aan zijn voeten te liggen en begroef tegelijk een tiental zombies. De pad liep van deze straat weg en zette de vernielslag voort door om zich heen te slaan en trapte tegen ieder bouwwerk aan waarin hij zombies ontdekte.
Na korte tijd kwam het zover dat hij zijn rechtervuist wilde openen om een gevel opzij te kunnen drukken. Zonder er aandacht aan te hebben geschonken, had hij de vuist continu lichtjes dichtgeknepen. Hij wist ook niet waarom hij dat deed. Maar zodra hij zijn natte hand openvouwde ontdekte hij dat hij al die tijd een passagier met zich mee had gevoerd. Stomverbaasd staarde hij naar zijn hand waaraan hij in de regen een klein mannetje zag hangen die het nu bijzonder zwaar begon te krijgen. Bij het openvouwen van de hand was de half versufte Retroman van de handpalm naar de onderzijde van zijn pink gerold. Daar had hij nog net voldoende realiteitsbesef gehad om naarstig zijn samuraizwaard tussen pink en ringvinger te prenten teneinde niet ter aarde te storten. Verdoofd van het eerdere zuurstoftekort gelukte het hem maar net om met één hand grip te houden op het gevest van zijn zwaard. De rest van zijn lichaam bungelde er maar wat onder. Deze situatie moest alleen niet veel langer gaan duren of de gewezen ninja zou hier alsnog op de straatstenen een hele ongelukkige dood gaan vinden. Het zweet op zijn eigen hand en de sijpelend regendruppels tussen zijn vingers begonnen terrein te winnen waardoor zijn greep begon te verslappen.

Aanspraak doen op zijn korte termijn geheugen kon de Reuze Navelpad niet. Daarvoor was hij te ver teruggevallen in zijn dierlijke natuur. Hij kwam daardoor in een worsteling van eigen herinneringen terecht waarin hij driftig probeerde erachter te komen wie dit rare figuurtje nou eigenlijk was. Tevens vroeg hij zich af of hij al die moeite wel moest doen en dit individu niet gewoon als één van de vele nare zombies moest beschouwen. Dan kon hij hem van zich afwerpen en het gevecht met zijn omgeving hervatten. Gelukkig echter voor de ongelukkige Retroman had de pad voldoende indrukken bij deze reuze amfibie achtergelaten waardoor de herkenning hem op het laatste moment ervan overtuigde dat het kleine mannetje een goede inborst betrof. Vage beelden waarin hij zij aan zij met deze man had gestaan in opstand tegen de zombies en navelpadden drongen zich plotseling aan hem op. De pad schrok zelfs zo van dit besef dat hij hierdoor ongecontroleerd met zijn bovenlijf ietwat naar achteren schokte en zo ook zijn hand wat naar buiten boog waardoor het zwaard tussen pink en ringvinger losschoot. Retroman kwam nu los in de stortbui te hangen en begon al toe te geven aan zijn zoveelste bijna-dood ervaring. Of zou het nu echt gebeuren?
Nee, ook nu niet, in een reflex bracht de Reuze Navelpad zijn handen samen en vormde daarmee een ruime kom waardoor hij zijn vriend kon opvangen. Voor de zoveelste keer had hij het leven van zijn vriend gered. Bedremmeld en vermoeid keek hij recht omhoog in de enorme ogen van zijn grote paddenvriend en meende zelfs heel even dat hij hem zag glimlachen. Niet goed begrijpend wat hij verder moest voelen of ervaren gaf Retroman zich nu compleet over aan de genade van de pad. Hij was bovendien te uitgeput om zelf nog iets te ondernemen. Dit avontuur had al een te grote tol geëist van zijn gestel.
De Reuze Navelpad werd vervoerd van een gelukzalig gevoel waarin hij zich realiseerde dat hij helemaal niet zo alleen stond in deze gemene strijd en besloot dat hij iets voor de veiligheid van de lilliputter moest doen. Hij tilde daarom zijn kleine vriend omhoog en plaatste hem boven op zijn schouder, midden in een ietwat natte huidplooi waarbij Retroman in elk geval geen krachtsinspanningen hoefde te leveren om in evenwicht te blijven.

Nu de kleine zwaardvechter in veiligheid was gebracht, kregen de zombies weer de volle aandacht van dit monster van formaat dat zo deel uit kon maken van de Kaiju, de kolossale mysterieuze wezens uit de Japanse monsterfilms. Verschillende verdiepingen van de sierlijke architectuur om hem heen die eerder nog leeg hadden gestaan, werden nu in rap tempo herbevolkt door de vele zombies die in de gebouwen hun weg omhoog hadden gezocht. Wat hun precieze bedoelingen waren was de pad nog niet geheel bekend, maar dat ze kwaad in de zin hadden was hem wel duidelijk. Het mocht nog een geluk heten dat zombies in het algemeen geen vermogen kenden om zich te mobiliseren en een gezamenlijk plan uit te werken. Daar hadden zij simpelweg de intelligentie niet voor. Geestvermogen was hun niet weggelegd daar er voor intellect een werkend stel hersenen verreist was. En precies het ontbreken daarvan maakte dat zombies de wezenloze monsters zijn zoals ze in vele verhalen worden opgetekend.
Desondanks stonden ze deze verschijning, die zomaar een broer van Godzilla kon zijn geweest, hinderlijk in de weg en staarden ze hem naar het leven. Mochten ze de kans al krijgen, dan vraten ze hem met het grootste genoegen op.
Daarom sloeg de Reuze Navelpad – nu hij zijn beide handen vrij had – met alle liefde zijn klauwen tezamen en slingerde hij deze als in een kanonskogel opzij tegen een groots wooncomplex dat in de Han-stijl was opgetrokken. Het bouwwerk kwam terstond met een grote klap los van diens brede basis en vloog in alle richtingen in brokstukken uit elkaar. Opnieuw zeilden er tientallen zombies door het droevige hemelruim. Het voordeel van het kapot rammen van deze huizen, tempels en pagodes, was dat de monsters die zich op de nat geregende straten hadden opgesteld eveneens door het vallende puin werden bedolven. In de modderstromen die hier en daar waren ontstaan werden sommige kadavers zelfs naar lagergelegen terrein weggevoerd. Op plaatsen waar de pad gaten in de aarde had getrokken door gebouwen omver te rammen, waren ook kleine watervallen ontstaan. Zombies werden hierin weggespoeld alsof het prut in afvoerputten betrof.

Waar de zombies zelf de kans kregen, namen zij het ook tegen de Reuze Navelpad op. Ze sprongen vanaf de gebouwen op zijn lijf of klommen langs zijn voeten omhoog en beten zich vast in zijn huid. Terwijl de pad door de drijfnatte straten banjerde moest hij om de haverklap stoppen om ze als muggen dood te slaan of van zijn huid te vegen. Enkelen kropen zo hoog op dat ze bijna zijn knieën bereikten. Haren vonden ze niet om zich aan op te trekken, zodat ze zich ofwel omhoogwerkten door hun nagels diep in de gladde huid van de pad te begraven en zo naar boven te klauteren of ze klommen gewoon over elkaar heen. Bij een aantal leverde dit op dat er aan reeds halfvergane lichamen werd getrokken zodat ledematen uit de gewrichten lossprongen en naar beneden in de plassen donderden.
Zodra ze eenmaal een bloot stukje bruine huid voor zichzelf hadden veroverd, gingen de tanden erin en vraten ze de huid kapot. Dit had tot gevolg dat de Reuze Navelpad in een kort tijdsbestek een helse jeuk moest ondergaan. Echte grote wonden waren het namelijk niet. Je zou het kunnen vergelijken met de schade die schurftmijt aanricht en oplevert dat het slachtoffer zich tot bloedens toe openkrabt. De stortregen verzachtte de huidirritatie enigszins, maar het kon de intensiteit niet wegnemen. Weldra was hij meer bezig met het verwijderen van zijn ongenode gasten van zijn bruine lijf, dan dat hij serieus de kans kreeg om ze op afstand te houden. Hij sloeg ze plat en schudde wild met zijn benen om zo verlost te raken van deze afschuwelijke marteling. Maar niets hielp.

Het maakte hem gek en voerde zijn razernij alleen nog maar verder op. Ten slotte werd hij zo nijdig dat hij zijn hoofd naar achteren kantelde, zijn armen spreidde en het fel uitschreeuwde.
Nu pas kwam het ‘Bruce Banner-effect’ echt los. Als een kolkende rivier stroomde al de furiositeit door zijn aderen naar boven en ontstond er een witte gloed achter zijn ogen. Van schrik lieten alle zombies in één keer los en stortten neer in de waterplassen om hem heen. Ook Retroman schrok zich wild en moest zich stevig aan de huidplooi vastklampen om niet van zijn lijf te worden gesmeten. Het lichaam van Reuze Navelpad trilde alsof er een aardbeving gaande was en een energiegolf maakte zich van hem los. Het verspreidde zich in een cirkel om hem heen en drukte de ondergrond met meer dan een meter naar beneden. Met een geweldige kracht trok het alles dat het tegenkwam omver. Zombies losten simpelweg op in stof en gebouwen raakten verpulverd. Het geluid waarmee de energiestoot werd voortgebracht klonk ongeveer zoals een brullende vulkaan. Iets vergelijkbaars had de Reuze Navelpad al eens laten zien toen hij Retroman met een oerkreet bevrijdde van de vele babypadden die aan zijn broekspijpen langs zijn benen een weg naar zijn navel zochten.
Alleen was dit nog niet het einde van de geweldige krachten die dit indrukwekkende wezen bezat. Want zodra de gigantische pad zijn muil opende, kondigde een lichtschijnsel in zijn bek zijn ultieme wapen aan.

Wordt beslist vervolgd.

This entry was posted on Saturday, September 22nd, 2012 at 17:21 and is filed under Astronomisch gedachtegoed, Duimzuigerij, Navelpad Mysterie, Nederlands, Reuze Navelpad. You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

3 Comments

  1. September 22, 2012 @ 19:46


    We hebben er even op moeten wachten, maar het is weer een best hoofdstuk! Spectaculair tot aan het laatste woord… Je zou bijna medelijden krijgen met die arme zombies!

    Posted by BoB de Winter
  2. September 24, 2012 @ 16:05


    Zo, dat was weer een amfibiezonder amusante episode! Een echte opkikker voor deze regenachtige maandagmiddag!

    Zeg, waar ruikt de adem van die pad eigenlijk naar? Navelpluis?

    Posted by Retroman
  3. September 25, 2012 @ 06:57


    Volgens mij is het de Reuze Navelpad ook niet tegen gevallen. Dat zombies afslachten gaat hem goed af.

    Ik spreek dan maar even voor hem, want hij is op het moment even niet in staat om te praten zoals jij en ik. Daarvoor is hij te ver teruggezakt in zijn dierlijke paddenbestaan. En tja, padden kunnen natuurlijk helemaal niet praten! 😉

    @Retroman: normaal zou ik zeggen slootwater, maar aangezien deze twee helden al een aardig tijdje in een stad rondlopen waarin ze erg op een houtje hebben moeten bijten door de wegrottende voedselvoorraden, zou ik eerder zeggen dat zijn adem nu moet ruiken naar een uitgedroogde sloot en veel zombie-odeur!

    Posted by Achmed Liën

Leave a Comment

Please note: Comment moderation is enabled and may delay your comment. There is no need to resubmit your comment.