By karelriemelneel | March 17, 2013 - 7:07 pm - Posted in Nederlands, vuurspugende zonsverduistering detective

Het jaar 2012 begon stevig. Gohes City werd opgeschrikt door een nieuwe moordzaak waardoor de Vuurspugende zonsverduistering detective voor de gelegenheid even terugkeerde in de Tycoon Newspaper. Duidelijk was wel dat Karel Riemelneel jouw hulp nodig had bij het oplossen van dit mysterie, want we zochten niet één moordwapen… maar zes! Dus wat bedoelde Magere Hein met de vijf aardappelen die Lesley en zijn nieuwe collega bij het eerste slachtoffer vonden?

Ondertussen zijn er vijf lijken en twee moordwapens gevonden, dus we moeten nog één lijk vinden en verhelderen met welke vier resterende moordwapens zij zijn omgebracht. Zullen we er in slagen om de rotte appel in de familie Roerling te vinden? Of is die rotte appel zelfs een buitenstaander. Stap opnieuw met ons in het avontuur en kom er achter!

We hebben wel weer het regeltje moeten toevoegen om de voortgang in dit verhaal voor onze spelleider/auteur behapbaar te maken:
– Per update van het verhaal mogen er maximaal twee suggesties/vragenworden geplaatst. Dit is gedaan om te kunnen garanderen dat de verhaalschrijver de toestroom van de comments kan bijbenen. Wacht dus geduldig tot er weer een nieuwe alinea geplaatst is met nieuwe aanwijzingen en inzichten voordat je weer nieuwe vragen gaat stellen of suggesties gaat doen. Gevolg hiervan is wel dat er gemakkelijk 24 uur overheen kan gaan eer er een update plaats vindt. Dit is voor de tekstschrijver vooralsnog de enige denkbare en werkbare methode om jullie te kunnen trakteren op deze detective.

Daarnaast hanteren wij natuurlijk ook de ‘niet-voor-je-beurt-spreken’-regel. Gun een andere detective ook een kans vragen en suggesties te plaatsen. Meer spelregels lees je hier.

Nikki Nancy Werth, die als Nicolette ter wereld was gekomen, was een prachtige verschijning die je moeilijk aan het oog kon ontgaan; bijna een meter zeventig lang, helblauwe ogen, ranke lijn, een volle boezem, slanke doch gespierde armen en een figuurtje waar je als man helemaal gek van werd. Als vrouw trouwens ook, maar dan van afgunst. Haar vaak wat slordige, goudblonde haardos, had ze voorheen meestal in een knot opgestoken, maar daarmee heeft zij zich jarenlang tekort gedaan. In een lichte slag los langs haar gezicht kwam haar weelderige bos haar veel beter tot z’n recht.
Op zestienjarige leeftijd opende ze haar eerste capoeirastudio, klom nog verder op tot de groene corda wat gelijk staat aan het mogen lesgeven als tweede graads lerares in het onderwijzen van deze sierlijke vechtsport. Zo ver is het echter nooit gekomen, omdat ze als journaliste de wereld over werd gestuurd totdat ze uiteindelijk een vaste aanstelling kreeg als oorlogscorrespondente. Hierdoor was ze niet langer in staat om nog met de vereiste aandacht les te kunnen geven aan haar pupillen en droeg daarom de sportschool over aan een vooraanstaand Mestre.
Ze heeft onder meer verslag gedaan vanuit de conflicten tussen Libanon en Israël in de Hezbolla-oorlog tot het staakt-het-vuren van 14 augustus 2006. Daarna volgde ze de gruwelijke ontwikkelingen in de Gazastrook, waar sinds januari van datzelfde jaar al meer dan 600 Palestijnen de dood vonden onder het regime van Hamas. Toen er tijdens de derde geweldsuitbarsting bij de omsingeling van het hoofdkwartier van Fatah in Gaza drie van haar medecorrespondenten om het leven kwamen tijdens luchtaanvallen, besloot ze terug te keren naar Nederland. Ze ronde haar eerder aanvangen studie bij de Slachtofferhulp Nederland af en vervolgde haar carrière als casemanager Gewelds- en Zedenmisdrijven.
Ondanks haar jarenlange ervaring in conflictgebieden en haar verhoogde reactievermogen door de intensieve Martial Arts, werd ze op die zaterdagmorgen compleet overrompeld toen ze bij de familie Weverling op huisbezoek ging. Toen ze mij enkele minuten later contacteerde had ik op basis van haar oproep dadelijk door dat er een schrijnende ontwikkeling gaande was. Met Nikki had ik wel eens gesproken tijdens congressen en andere bijeenkomsten, maar afgezien van deze borrelpraatjes was er eigenlijk nooit aanleiding geweest om telefonisch contact te onderhouden. Zodra ik haar naam in de display van mijn toestel zag en realiseerde dat Liesbeth slachtofferhulp toegewezen had gekregen verschijnen wist ik daarom direct dat er stront aan de knikker was.
“Inspecteur, dit is Nikki,” klonk het meteen op indringende toon.
“Nikki?”
“Ik bel hier vanuit huize Weverling. Dit is ernstig. Bij mijn binnenkomst vanmorgen zijn we overvallen door een gemaskerd figuur. Een man, te oordelen aan zijn postuur. En hij heeft Liesbeth meegenomen!”
“Mijn God! Niet Liesbeth…”
“Helaas wel. Hij overviel mij vanachter zodra er door Liesbeths moeder aan de voordeur werd opengedaan. Ik probeerde mijzelf nog te verweren, maar ik was geen partij voor hem; hij droeg een vuurwapen.”
“Oh hell, nee. Zijn jullie ongedeerd?”
“Mevrouw Weverling is in haar buik en borst geraakt. Zij heeft spoedig hulp nodig. Ikzelf ben er beter aan toe, maar heb er wel een schotwond bij mijn lies aan overgehouden. Verder was hier niemand. Ik maak me vooral zorgen om Liesbeth. De motieven van deze persoon ken ik niet. Oh, ik hoop maar dat haar niet ergs is overkomen!”
“Laat dat maar aan ons over. Ontferm jij je nu vooral om haar moeder. Ik laat dadelijk ambulances jullie kant op sturen. Op welk adres zitten jullie?” Nikki gaf mij het adres door. Haastig krabbelde ik het op en vroeg haar ten slotte om een signalement van deze onbekende figuur. Geconcentreerd probeerde ik ieder detail te onthouden dat zij me doorspeelde en maakte er notities van. Maar de angst sloeg mij vooral om het hart toen de casemanager mij vertelde dat de overvaller zichzelf met de kop van een bever gemaskerd had, zoals de kleren die padvinders gebruikten om zich mee te verkleden. Deze man, die zeer waarschijnlijk de moordenaar was waar we al die tijd naar op zoek waren, was bij de scouting geweest. En er was een gerede kans dat hij daar nu weer met Liesbeth naar toe ging, mogelijk om mijn aandacht te vragen. Waarom zou hij Nikki anders niet direct hebben vermoord?
Een ongeluk komt nooit alleen; Retroman en America waren al naar de scouting onderweg, zonder enig benul van het mogelijke gevaar. Mevrouw Biezenhutter had niet zomaar gebeld… daar was ze toe gedwongen!

Gert Jan de Vree.
Beloning gouden tip slachtoffer #1a: ZB 2.000,- toegekend aan Retroman.
Beloning gouden tip slachtoffer #1b: ZB 1.700,- toegekend aan BoB de Winter.
Achtergrond: dakdekker. 27 jaar. Collega van Roger Roerling, door wie hij werd gekleineerd. Schoenmaat 46.
Overleed vóór Olivia en Jericho. Zat samen met zijn vriendin met financiële schulden. Volgens Wendy kwam dit door autoreparaties.

Roger Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #2: ZB 2.350,- toegekend aan Stoomkoker.
Achtergrond: vader in het gezin Roerling, collega van Gert Jan de Vree wie hij kleineerde. Bleek een groot schaker gezien de verzameling trofeeën die hij thuis op de schouw had staan, maar kon zijn laatste toernooi niet winnen omdat hij op het strand in zijn pols werd gebeten door een hond.
Overleed vóór Olivia en Jericho.

Andrea Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #3: ZB 2.250,- toegekend aan BoB de Winter.
Achtergrond: dochter van Roger Roerling.
Overleed ná Roger, Gert Jan en Olivia, maar ná Jericho.

Olivia Roeling Pieper.
Beloning gouden tip slachtoffer #4: ZB 2.125,- toegekend aan Sandra.
Achtergrond: moeder in het gezin Roerling.
Overleed ná Roger en Gert Jan.

Jericho Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #5: ZB 2.200,- toegekend aan Stoomkoker.
Achtergrond: zoon in het gezin Roerling. Veelpleger van frotteurisme.
Overleed ná Roger, Gert Jan, Olivia en Andrea.

Beloning gouden tip slachtoffer #6: ZB 5.000,-

Andere personages:
Johannes IJzerdraat.
Achtergrond: eigenaar van Lekt ‘t een beetje.
Droeg een maatje 43 bouwschoenen tijdens zijn eerste ontmoeting met Koen Voet en Abdel Dezertecon Kretonshos.

Wendy Wiewel.
Achtergrond: vriendin van Gert Jan de Vree. Zat samen met haar vriend met financiële schulden. Dit kwam volgens haar door autoreparaties.

Lotte Pieper.
Achtergrond: Zus van Olivia Roerling Pieper. Zag haar zwager vooral als imponerend man binnen zijn gezin.

Gordon Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. Woonachtig in Nieuw Zeeland. Offshore civiel ingenieur. Als derde geboren kind tussen Roger, Humfried en Taco.

Taco Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. IT-specialist bij een energiebedrijf. Zogenaamd ‘sandwichkind’ dat veel van baan heeft gewisseld.

Humfried Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. Schoenmaat:46. Fanatiek schaker. Getrouwd met Miranda die voor haar huwelijk met Humfried met Roger het bed in dook na de après-ski. Zou volgens Lesley nog uit de kast moeten komen. Aardrijkskundeleraar van beroep.

Sabrina Biezenhutter.
Achtergrond: scoutingleidster van ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’ in het duinbos. Is een vrouw van middelbare leeftijd en laat zich liever Akela noemen dan Zavoz.

Liesbeth Weverling.
Achtergrond: padvindster en vriendin van Andrea Roerling. Heeft haar lijk gevonden en is ondergebracht bij slachtofferhulp.

Soraya
Achtergrond: oudste meisje in de padvindersclub waar Andrea Roerling ook op zit.

Jacques Donovan.
Achtergrond: ambulancebroeder.

( Lees alle aantekeningen van Karel Riemelneel in: Aantekeningen in de zaak Roerling)

<HEEFT ER ZICH TUSSEN DE VERKLEEDSPULLEN OOK EEN VAN BOMMEL MAAR 46 BEVONDEN?>

Zodra de twee inspecteurs uit hun dienstwagen waren gestapt en de scouting naderden draaide America haar gezicht naar de rechterkant van de blokhut. Ze had iets horen bewegen, gestommel, niet ver van de aula waar ze dadelijk op zouden binnenstappen. Waarschijnlijk werden er voorbereidingen getroffen voor activiteiten met de kinderen voor later in deze week. Mevrouw Biezenhutter was specifiek geboden om de eventuele bezigheden die voor dit weekend gepland stonden af te gelasten totdat het GCFI het plaats delict vrij zou geven. Niet dat dit haar veel moeite zou hebben gekost, de meeste ouders hielden uit voorzorg hun kinderen weg uit het duinbos nu zij ook over de moord op Andrea waren geïnformeerd. America luisterde naar het verderlichte schrapen van de bladeren van de beuk over het dak van de scouting en het gedruis van het eeuwige verkeer op de lang gestrekte Valckenmolense Dreef die weer was vrijgegeven. Ze rook de zeewind dat vanaf het westen kwam en het diepere, rijke aroma dat vanuit de kust zelf opsteeg en het duinbos penetreerde. Ze keek naar de andere zijde van het houten gebouw en ontwaarde het silhouet van Sabrina Biezenhutter wiens hoofd zich naar het venster draaide toen ze bemerkte dat haar bezoek was gearriveerd.

“Halootjes!” groette inspecteur Retroman haar op zijn karakteristieke joviale manier toen de twee de aula binnentraden. Al klonk het iets ingetogen, omdat hij wel respect wilde tonen voor het feit dat ze met een serieuze zaak van doen hadden. De beantwoording op zijn guitige beleefdheidsbetuiging was verre van vrolijk te noemen. De scoutingleidster op leeftijd richtte zich op van het bankje waar ze wat mistroostig op had gezeten en veegde kort met haar hand over het gehele gezicht alsof ze eerdere gedachten wilde wegwissen. Ze toonde zich wat bedrukt en maakte overduidelijk een gespannen indruk.

“Goedemorgen,” haar stem was erg zacht, “bedankt dat u zo vlot kon komen. Wilt u koffie?” deze vraag was gericht aan America. “En u, wilt u thee?” na hun laatste ontmoeting had ze inspecteur Retroman als een natuurwinkel-type ingeschat.
“Ja graag,” antwoordde Retroman. America sloeg het aanbod af.
Mevrouw Biezenhutter draaide haar rug naar haar gezelschap, greep de oude waterkoker van z’n plek en schonk heet water in een bekertje. Heel even leek het erop alsof ze daar wilde blijven staan. Ze pauzeerde een moment en keerde toen stijfjes terug naar één van de tafels in het midden van de aula. In plaats van dat ze het aan Retroman aanbood plaatste ze het bekertje op tafel en hield haar blik voor zich uit gericht. Als vanzelf stapte hij op haar toe. Ze bracht een raar keelgeluid voort dat aan snikken deed denken en reikte naar het doosje op tafel met theezakjes.
“Waar is de rechercheur?” vroeg ze nerveus aan haar bezoekers zonder dat ze daarbij naar hen opkeek en opende het doosje met de theesmaakjes. Niets dan rooibos, in acht verschillende variaties. “K-kon hij niet komen?”
Beide inspecteurs hadden haar merkwaardige manier van bewegen bestudeerd. Het was hen niet ontgaan dat ze zich a-typisch gedroeg.
“Gaat het wel goed met u?” was de wedervraag van America, zonder op die van haar in te gaan. “Misschien wilt u zelf even iets drinken?” Terwijl de forensisch arts het haar aanbood was ze al onderweg om een glaasje water voor haar te regelen.
“Gaat u anders even zitten,” probeerde Retroman.
Mevrouw Biezenhutter stemde in met hetgeen dat werd aangereikt en gesuggereerd maar vroeg meteen weer naar waarom ik niet was meegekomen.
[AANWIJZING] “Waarom is inspecteur Riemelneel hier niet? Ik had u toch ook naar hem gevraagd?” Geen moment keek mevrouw Biezenhutter naar haar visite om en als ze haar blik al verplaatste dan deed ze dat steeds op zo’n manier dat ze enig oogcontact meed. Met beide handen frummelde ze wat met de stof aan de onderzijde van haar lange bloes.
“Zo werkt het helaas niet mevrouw Biezenhutter,” verklaarde Retroman. Hij was naast haar gaan staan. “De heer Riemelneel is een druk bezette man. Meestal komen twee collega’s van het GCFI langs. Alleen als er specifieke zaken zijn die zijn aanwezigheid vereisen, komt het voor dat hij ook meekomt.”
“Wel, dit is zo’n specifiek geval!” reageerde mevrouw Biezenhutter plots op strenge toon en keek de inspecteur een ogenblik strak aan. Retroman werd er even door van zijn stuk gebracht, maar was ook dadelijk op zijn qui-vive. Haar blik was gemeend en had iets raadselachtigs dat hij niet direct plaatsen kon. Dit viel America ook op. Zij was naast de vrouw komen zitten en zat daarmee tussen haar en haar collega in. De ogen van mevrouw Biezenhutter stonden troebel en leken een zwaar verhaal aan te kondigen.
“Rustig maar,” America wreef over haar schouder, “vertel ons eens, waarom moesten wij naar hier komen? En wat is de reden dat Karel Riemelneel hier zo per se bij moest wezen?”
De akela hield zich groot en snikte het blijkbaar aanwezige verdriet weg. Ruimte om op haar miserie in te gaan gaf ze niet. Ze rechtte haar rug en keek even omhoog naar een balustrade die een verdieping hoger was bevestigd. Mogelijk zocht ze naar goedkeuring van hoger hand. Vervolgens keek ze voor zich uit en verstrakte haar gezicht waarop ze gedoceerd sprak:
“Euh… ik zou u willen vragen om die verkleedspullen die daar liggen mee te nemen. Ze jagen mij angst aan sinds wat er hier is gebeurd. Er is iets mee.”
Retroman en America wisten niet meteen hoe ze moesten reageren, maar geloofde wel in de integriteit die er uit dit verzoek sprak. Even keken ze elkaar aan, waarna Retroman op de spullen toeliep. America stond op en volgde. Meer onderzoekend dan instemmend pakte Retroman een masker en twee aan elkaar geveterde kinderschoenen uit de stapel op.
“Niet bepaald een maatje 46, toch America?”
Op dat moment volgde er een luide knal. Van schrik liet Retroman de spullen vallen en samen met zijn partner keken ze op naar wat er was gebeurd. Op de plek waar Mevrouw Biezenhutter had gezeten was nu alleen nog een arm en een schouder zichtbaar. Zijzelf hing met haar hoofd onder het tafelblad en op de vloer waren donkere vegen te zien. Bloed. De akela was neergeschoten. In een brede waaier hadden de bloedspetters zich over de tafel verspreid en de stroom die nu loskwam uit haar schedel vormde een in omvang aannemende plas op de grond. Beide inspecteurs grepen in een reflex naar hun wapens en richten hun ogen op de schutter, die zich blijkbaar al die tijd in de blokhut had verscholen.
“Daar ga je inderdaad geen 46 meer vinden nee,” sprak een mannenstem vals. Vanuit de gang die zich tussen de voordeur en het geïmproviseerde keukentje in de aula bevond, waren twee gedaantes verschenen. Langzaam schuifelden ze het grotere vertrek binnen. De langste van de twee was een man, gekleed in een pak dat op een bever moest lijken. Trots liet hij zijn Van Bommels zien, met bloemetjesmotief. Al kon je het niet zien, je wist gewoon dat hij achter dat masker grijnsde. Naast hem hield hij een gedrongen meisje vast. Het was het scoutingmeisje Liesbeth. En op haar slaap rustte een zilveren loop.
{STANLEYMES}:
Met een schok beseften de twee leden van het GCFI in wat voor hachelijke situatie ze waren beland. De scoutingleidster was als lokaas gebruikt om mij naar Scouting Admiraal Biezenhutter te leiden. In plaats daarvan zaten zij daar nu, oog in oog met de persoon die nu al tenminste zes dodelijke slachtoffers had gemaakt. Retroman had terecht opgemerkt dat zij naar de stapel kleren had gewezen alsof er bloed aan kleefde. Inmiddels was duidelijk dat ze hem had geprobeerd te waarschuwen voor de directe aanwezigheid van de moordenaar. Zij had hem mogelijk gisteren al ontmoet nog voordat ze de Roverscouts ontving en naar de blokhut leidde. Waarschijnlijk was ze door hem bedreigd en werd ze in elk geval geboden haar mond te houden over het feit dat hij zich als bever zou vermommen en zich zou verstoppen in één van de vertrekken of in het duingebied. Sabrina Biezenhutter zal het ons in elk geval niet meer kunnen vertellen. Haar ontzielde lichaam lag nu onder de grote picknicktafel die midden in de aula stond.
Met open mond en verwijde pupillen leek het net alsof ze America strak aankeek in de blik die door de dood gevangen was. Zelf keek de forensisch geneeskundige recht vooruit en hield de gewapende figuur strak in het oog. Het pistool werd door een blote hand omklemd. Alhoewel het duidelijk om een mannenhand ging, was deze niet gekloofd of van wondjes of van liktekens voorzien zoals je wel bij bouwvakkers ziet. Dit was verder wel het enige wat de twee inspecteurs van het lichaam van de man konden zien. De rest was met een donkerbruin en ruig behaard pak bedekt. Wat America verder opviel was het type handvuurwapen dat deze persoon op het hoofd van het slachtoffertje liet rusten. Ze had lang niet alle kennis in huis van alle mogelijke vuurwapens die er in omloop zijn – dat was meer iets voor Koen Voet die nu thuis zat – ze herkende het pistool wel direct als een eventuele voorloper van de Walther PPK/S, simpelweg omdat ze dit bij haar training heeft moeten leren. Dit pistool, dat ook wel door korpsen als dienstwapen werd ingekocht, kennen de liefhebbers waarschijnlijk wel als het huidige standaardwapen van Britse geheim agent James Bond, en vormt daarmee een icoon in het spionnengenre. Het soort dat echter door deze sadist werd vastgehouden kon wel eens het originele, in 1921 voor het eerst gefabriceerde model Walther PP betreffen. America meende het te herkennen aan de spitsere loop. En als dat zo was dan kon het magazijn slechts acht patronen bevatten. Nuttige informatie die nu in een vuurgevecht nog wel van pas kon komen. Haar eigen wapen, evenals Retromans pistool, waren beide Beretta’s, PX4 Storm. Ieder met een magazijninhoud van 15 tot 20 patronen.
“Zo, nu ik me eindelijk van die Biezentrutter heb verlost mogen jullie mij vertellen waar Kareltje blijft…”
De schutter kende Karel.
America schrok daar zo van dat ze er grote ogen van opzette en bijna de greep op haar eigen wapen verslapte.
“Wat weet jij van onze rechercheur, bijdehante bever?” vroeg Retroman.
De man in het kostuum antwoordde niet, grijnsde mogelijk alleen. Al zag niemand dat.
“Gisteren had je je kans, waarom vraag je nu pas naar hem? Blijkbaar was je hier gisteren ook al aanwezig, of heb ik het mis?”
Even was het stil.
Liesbeths wangen waren nat van de angsttranen. Haar gelaatsuitdrukking was vol smart.
“Wat ik in mijn tijd doe gaat jou geen moer aan, gozertje. Misschien hield ik mij hier wel schuil en genoot ik van alle commotie die ik hier teweeg heb gebracht. Hoe een brokje tinsoldeer jullie bezig kan houden. Ni-hihihi!”
Retroman irriteerde zich nu al mateloos aan deze man, hoe zij blijkbaar door hem waren geobserveerd en het akelige lachje dat hij zojuist voortbracht. Maar het meest van alle stoorde hij zich natuurlijk aan de verwerpelijke acties die hij op z’n kerfstok had.
“Ik kan er niet om lachen Bever. Dus waarom moest Andrea sterven? En waarmee heb je haar eigenlijk omgebracht?”
“Kom, kom gozertje. Ik heb haar keurig opengesneden met een Stanleymes! Was daar nu zo moeilijk op te komen? Een beetje dakdekker heeft dat toch tenminste wel bij zich. Waar moet hij anders al die dakrollen mee snijden? De puzzel was anders erg simpel: ik presenteer jullie een bus met gereedschap en het was aan jullie uit te vinden welke voorwerpen er ontbraken uit een standaard dakdekker arsenaal. Oh, en om de moeilijkheidsgraad iets op te voeren heb ik die knul die zo vriendelijk was om mij gisteren te helpen, zelf nog even achter het stuur geholpen. Hadden jullie zijn collega inmiddels al gevonden?”
Retroman voelde zijn bloed koken. De kleinerende woorden van deze bruut kon hij hebben. Waar hij moeite mee had was dat deze bever-figuur de zaken volledig onder controle leek te hebben. Hij schatte hem in als een heuse psychopaat, een geesteszieke persoon die tot alles in staat was. Hij wilde America aangeven niets los te laten over welke slachtoffers ze inmiddels al gevonden hadden. Dat ging hem niets aan. Hij zou zich er enkel nog meer superieur door voelen en ons verder kunnen bespelen. Dit was echter niet het moment om America instructies te geven. Dit monster zou alles kunnen horen. Bovendien mochten ze hun aandacht niet laten verslappen nu er meer levens op het spel stonden. In plaats daarvan verkoos hij de rollen te willen omdraaien.
“Waarom moest Andrea dood? Wat heeft ze jou misdaan?”
“Zij niets,” antwoordde de man in het beverpak meteen, [AANWIJZING] “Het gaat er meer om wat haar vader mijn dochter heeft aangedaan!”
<WAAROM WERD ER GEEN VUURWAPEN GEBRUIKT BIJ DE ANDERE SLACHTOFFERS?>
In allerijl haastte ik mij naar de scouting om Retroman en Calista bij te staan. Liever nog voorkwam ik dat ze überhaupt met de dader in dit onderzoek werden geconfronteerd, al besefte ik dat dit met de verstreken tijd inmiddels al niet meer mogelijk was. Ik stapte op vanachter mijn bureau, griste mijn telefoon uit mijn broekzak en stootte in deze handeling het restant van mijn lauw geworden bak koffie omver.
“Shit!” riep ik uit en zag hoe het bruine vocht zich een weg zocht door de paperassen die er over het bureaublad lagen verspreid. Een paar dossiers kon ik al meteen niet meer redden, maar zag nog wel kans om het portret van mijn vrouw met wijlen onze dochter Isabel te ontzien van een meedogenloze cafeïneaanval. Vlug pakte ik het op bij de lijst, liet vervolgens mijn telefoon uit mijn handen klappen en plaatste de foto voor de veiligheid even op een plank met ordners die aan de muur van mijn kantoor was bevestigd. Zonder verder acht te slaan op de troep raapte ik mijn telefoon van de vloer waar nu al een zoveelste buts in zat, trok mijn jas van de kapstok en spoedde ik mij naar mijn dienstwagen. Onderweg naar buiten probeerde ik beide inspecteurs op de scouting te bereiken, maar op beide oproepen geen antwoord. Voor mij was dat voldoende bevestiging voor mijn angstigste vermoedens. Daarom belde ik op dadelijk met Loek, waar ik onder normale omstandigheden gewoon naartoe zou zijn gelopen.
“De Hond, dit is Karel”, ik sprak Loek de Graaf aan met een bijnaam die we soms voor hem gebruikten. Om dat van zijn andere collega’s te horen, vond hij heel normaal. Maar als ik het toepaste dan wist hij dat er een belangrijk ontwikkeling in de zaak zat en hij aan de bak moest.
“Ja baas?”
“Karel alsjeblieft, ook voor jou.” Ik heb er een schurft aan als ze me zo aanspreken. En nog meer aan het feit dat ze er plezier in lijken te hebben.
“Wat kan ik voor je betekenen? Hebben de inzichten rondom De Vree’s Mechelse herder of de schaakmeesters nog nieuwe verbanden opgeleverd?” Loek refereerde hier naar de eerder door hem aangedragen gegevens uit zijn geliefde database als resultaat van zijn zoekacties. Een vriendin had hij niet. Nikita was hem alles.
“Nee jongen, daarin moet ik je teleurstellen. Echter, met de opdracht die ik je nu ga geven kun je jezelf wellicht onsterfelijk maken.”
Plots hoorde ik dat ik van intercom af werd gezet.
“Jottum! Ik heb altijd al in Methusalems voetsporen willen treden. Of nee, kan ik niet een Super Saiyan worden of iets dergelijks? Alleen dan een variant die niet dood kan ofzo?”
“Sorry?” reageerde ik ietwat geërgerd, omdat hij weer eens met zijn nerdige grappen kwam op een moment dat ik graag had dat hij bij de les bleef. Ik had zijn kennis en speurderstalenten in alle ernst nu hard nodig.
“Nee, laat maar. Vertel maar, wat kan ik voor je doen?”
“Ik zou graag willen dat je van al onze verdachten natrekt wie er met vuurwapens overweg kan. Er zijn redenen om aan te nemen dat onze moordenaar een vaardig schutter moet zijn.”
“Hoezo dat dan? De eerdere moordwapens wijzen anders niet in die richting.”
“Nee, dat weet ik. En het is om die reden dat ik denk dat we extra op onze hoede moeten zijn. Er is vierentwintig uur verstreken sinds Gert Jan als spookbestuurder werd bestempeld. De dader heeft daardoor ruim de tijd gehad om een pistool te kunnen regelen.”
“Dus waar is hij nu nog op uit dan? Heeft hij of zij niet al genoeg mensen omgelegd?”
“Nikki Nancy…” begon ik. Het klonk half vragend omdat ik controleerde of hij meteen wist over wie ik het had.
“Euh, je bedoelt die bevallige blondine van Slachtofferhulp?” sprak Loek, met een duidelijke toon van herkenning, “wat is er met haar?”
“Ze is eerder deze morgen in vuurgevecht geweest in huize Weverling. Niets levensbedreigend voor zover ik heb begrepen, maar ze is wel in haar lies geschoten. De schutter is er nu met Liesbeth vandoor.”
“Oei, en nu?”
“Trek het na alsjeblieft!” gebood ik hem indringend terwijl ik in looppas op mijn auto afstapte en het met mijn sleutel van een afstandje ontgrendelde. “We moeten weten met wat voor kaliber misdadiger we hier te maken hebben. Eerst die vijf moorden en nu Nikki. Goddank heeft ze mij nog kunnen verwittigen dat een gemaskerde er nu met Liesbeth vandoor is. Ik vermoed naar de scouting. Ik ga er nu met drie man op af. Het kan niet anders of ze zijn nu daar. America en Retroman zijn daar ook in verband met een oproep van de akela. Ze nemen hun telefoons niet op. Ik vrees daarom dat ze hun eigen wapens hebben moeten trekken.”
Op de achtergrond hoorde ik, naast het vertrouwde geritsel van één hand in een zak taco’s of nacho’s, het ratelend geluid al van Loeks vingers die hij over één van zijn toetsenborden verplaatsten. Hij zat zo te zien achter Nikita. Ik kon hem door zijn venster zien vanaf de plek waar ik mijn Mercedes instapte. Een eerste resultaat kwam erg vlot. Ik was net twee minuten verwijderd van het terrein van het GCFI toen hij mij terugbelde:
“Schietvereniging Banschoten had een Roerling op de lijst staan. T.B.Roerling. Op de vereniging beter bekend als ‘Bally’.”
“T.B.?”
“Taco Balthazar Roerling, het sandwichkind…”
Aha, dacht ik. Nu hebben we hem. De nadering ontknoopte. Maar wacht eens, dacht ik. [AANWIJZING] Balthazar, waarom kwam die naam mij zo bekend voor? Loek luisterde vol verwachting naar de ruisende stilte op de lijn. Ik had nog niet gereageerd. Onbewust beet ik op mij nagels, mijn andere hand aan het stuur. Ik groef diep in mijn geheugen totdat ik onwillekeurig met mijn blik langs opnieuw een portretje van mijn overleden dochter gleed dat in dit geval op het dashboard van mijn bolide zat gepind.
“Goddomme!” schreeuwde ik het uit. Verschrikt en schuldbewust trok Loek wild zijn hand uit de nog half volle zak gezouten aardappelschijfjes.
“Wat is het Karel?”
Ik werd losgerukt uit mijn eigen trance. In mijn ooghoek schoot een tegenligger heftig claxonnerend aan mij voorbij. Het was een reactie op mijn abrupte rijgedrag. Ik trok mijn stuurkolom weer neutraal en voorzag Loek van nieuwe instructie:
“Loek. Laat een AT in gereedheid brengen!”
<HOE HEET DE VADER VAN WENDY?>
“Je kruidenthee,” sprak Loek tegen de patholoog anatoom toen hij vol adrenaline de autopsieruimte binnenstapte, “zal ik het hier neerzetten?”
“Ja, dat is prima,” was daarop het antwoord van Agatha die in haar ooghoek zag waar de IT-specialist een dampend bekertje met transparant bruin vocht plaatste. De korreltjes uit het pak moesten blijkbaar nog worden doorgeroerd, want het theewater was nog geen volledige oplossing. Vlot, nog voor hijzelf van wal kon steken, stelde Agatha een vraag aan Loek: “En, ben je nog iets wijzer geworden over de achtergronden rondom Gert Jan de Vree en Wendy Wiewel?” Ze keek Loek niet recht in het gezicht aan, maar hield zich geconcentreerd op het onderzoek dat ze verrichtte op de lichamen van Olivia en Jericho die voor haar op de onderzoekstafels lagen.
“Euh, nee niet bijzonder. Ik was net bezig met te onderzoeken of ik Arnold Wiewel, de vader van Wendy, als verdachte kon aanwijzen toen Karel mij belde,”
Hoewel verdiept in haar werk had Agatha de volgende vraag alweer klaar. Ze had altijd iets gedoceerds in de manier waarop ze sprak zodat dit haar het imago had opgeleverd van een kille geschiedenislerares. Of misschien was biologie een vak dat beter bij haar paste. Als haar denkbeeldige pupillen niet zaten op te letten, hoefde ze zonder op of om te kijken van de ingeleverde proefwerken maar één simpele vraag te stellen of ze had de leerlingen die waren afgeleid weer bij de les.
“Dus heb je een motief waarom hij de familie Roerling en zijn schoonzoon wilde ombrengen?”
Loek stond te popelen om háár iets te vertellen, doch liet in alle beleefdheid haar interesse niet onbeantwoord.
“Nee, die zoektocht leverde niets op, maar we denken nu wel dat we de moordenaar kunnen identificeren!”
De patholoog anatoom veerde op en draaide zich naar haar jongere collega om. Door de aard van hun werkzaamheden, maar met name door het leeftijdsverschil was er tussen de twee een werksfeer ontstaan waarbij Loek Agatha benaderde alsof zij zijn leidinggevende was. Soms ging dat met een houding gepaard wat haast naar onderdanigheid neigde. Agatha had hier een hekel aan, alleen had ze er nooit echt een onderwerp van willen maken. Die kunstmatige omgangsvorm verzwakte op het moment dat Loek met zijn informatie haar volle aandacht wist op te eisen. Iets wat hem doorgaans meer moeite zou hebben gekost. Hij ontspande daardoor.
“Oh ja? Vertel. Wie is het dan?”
“Taco Roerling. Honderd procent zeker zijn we er nog niet van, maar Karel is nu onderweg naar de scouting, waar inspecteurs Retroman en America door mevrouw Biezenhutter naartoe zijn opgeroepen.”
Agatha wisselde van standbeen en ontdeed zich van haar plastic handschoenen. Loek zette voor de zekerheid zijn koffie even neer, om zijn verslag in alle vrijheid te kunnen vervolgen.
“Dus wat hebben die twee zaken met elkaar gemeen dat we Taco nu als dader aanwijzen?”
“Karel werd eerder gebeld door Nikki Nancy Werth, je weet wel, van Slachtoffer Hulp.”
Agatha knikte instemmend. Loek vertelde haar wat er was voorgevallen en liet mijn vrees om de situatie waarin hun collega’s konden verkeren niet achterwege.
“Jeetje wat naar!” concludeerde Agatha, “maar wel fijn dat we nu wat meer concreet achter de persoon zelf aan kunnen. Is Karel er nu alleen op af?”
“Nee,” zei Loek, “hij had mij de opdracht gegeven om een arrestatieteam te mobiliseren. Dus die rijden als het goed is nu achter hem aan. Wel jammer dat ik niet mee mocht. Zo’n veldoperatie zou me echt wel wat lijken.”
Agatha maakte een nauwelijks waarneembaar gebaar met haar mond, waarmee ze liet blijken daar niet per se voorstander van te zijn. Haar interesse had het in elk geval zeker niet.
“Ben jij nog wat wijzer geworden uit deze spraakzame figuren hier?” vroeg Loek nu aan haar.
“Ja, toch wel iets. Over Olivia niet. Na onze proef ben ik nog steeds van mening dat ze geslagen of geraakt moet zijn met een honkbalknuppel van het formaat sloopkogel. Dus als je daar in je database nog verder naar wilt zoeken, zou dat heel fijn wezen. Deze jongeman hier echter is een heel ander verhaal,” terwijl ze dat zei wees ze naar het lijk van Jericho, “tijdens zijn sectie heb ik diverse monsters kunnen nemen van een [AANWIJZING] donkerblauw soort plastic of ander kunststof. Ik kan het nog niet echt thuisbrengen. Daarom heb ik een sample naar het lab opgestuurd. Ik zal het je laten zien.” Agatha toonde hem een rond doosje waar een aantal minuscule snippertjes en draadjes in waren opgeborgen die Loek meteen verdacht bekend voorkwamen. Hij nam het doosje in zijn hand en bestudeerde het van dichterbij.
“Als ik niet beter zou weten, dan zou ik denken dat dit een materiaal is dat je in een warenhuis zoals de HEMA of V&D veel tegen komt.”
“Hoe bedoel je?”
“Vind je niet dat dit veel lijkt op dat waterafstotend materiaal waar bijvoorbeeld kampeerartikelen mee verpakt worden en waar goedkope sporttassen en rugzakken grotendeels uit worden gemaakt?”
<WAAROM MEENT KAREL DAT HIJ BALTHAZAR KENT?>
Schietvereniging Banschoten en een man die daar ‘Bally’ werd genoemd. Balthazar. Dit kon geen toeval zijn! Als dit inderdaad de man was die we zochten, dan delen hij en ik een bijzonder droevig verleden. Herinneringen drongen zich plotseling ongevraagd aan mij op. Hoe zeer ik mij ook wilde focussen op de weg voor mij en de confrontatie in de blokhut dadelijk, deze herbeleving moest ik doormaken om mij gedachtes en emoties een plek te kunnen geven. Geroutineerde draaide ik de Valckenmolense Dreef op alsof ik er elke dag kwam en dacht terug aan hoe het allemaal begon. Op de schietclub had ik nog geen contact met deze man die mij – zo ik er nu aan terugdacht – eerder fijnzinnig op mij was overgekomen. We zagen elkaar hooguit wanneer we na de lessen een pintje pakten met z’n allen. Wat we bij voorkeur deden in café de Maten van Willekeur. Er staat mij zelfs bij dat ik een pijltje moest hebben gedart met hem, toen Wilburt Eerman de bardienst had, want Kerbert Rent, was daar nooit zo’n fan van. Die twee hielden een beetje de regie op het te besteden vertier. Ik zal hem daar dus ongetwijfeld wel eens gesproken hebben of hem zelf een pilsje hebben aangeboden. Want dat deed je nou eenmaal. En je nam korte indrukken op van deze mensen die, net als jij, even hun ei kwijt wilden, alsof je door ze heen kon bladeren als modellen in een modemagazine. Daarna vergat je ze weer. Heel vaag passeerden ze je korte termijn geheugen om daarna heel losjes opgeslagen te worden in je lange termijn geheugen, zonder garanties op herkenning mocht je ze later nog eens ontmoeten. Daarvoor kwam er simpelweg te veel volk in die tent. Het was dus niet gezegd dat je bevriend met elkaar raakte, überhaupt enig benul had van elkanders dagpatroon en in de meeste gevallen kende je elkaar niet eens bij naam. Die exclusieve aandacht hield je gereserveerd voor de paar kornuiten om je heen, waar je veel mee optrok. Desondanks had ik in mijn onderbewustzijn al in een vroeg stadium kopieën getrokken van deze snuiter. Het is een eigenschap die je jezelf eigen moet maken wanneer je je op recherchewerk stort, zodat ik later maar een gezicht hoefde te zien of ik wist, zonder een compleet en uitgeschreven portret te hebben van zo’n persoon, al direct dat we elkaar al eens eerder hadden ontmoet.
Die kwaliteit kwam mij van pas toen ik met Maria op een zekere dag de onfortuinlijke beslissing nam om samen met onze Isabel – ze was toen net zes – Zuid-Amerika te gaan verkennen. Het Andes-gebied in het bijzonder had onze interesse. En geheel toevallig zou ik deze Balthazar-figuur daar iets beter leren kennen. De omstandigheden waaronder dat gebeurde waren alleen alles behalve aangenaam. Onze geplande vakanties draaiden namelijk uit op een regelrechte ramp. Boven een ijskoud ravijn in de Andes stond onze wereld, drie minuten nadat de eigenlijke landing zou zijn ingezet, letterlijk op z’n kop. De American Airlines Boeing 757 had na een noodlanding een flinke buikschuiver gemaakt en was op de rand van een klif komen te balanceren. Onderweg over het hobbelige terrein werd de rechtervleugel door een uitstekende rotsformatie afgerukt waardoor we tollend als een op z’n rug gevallen schaatser richting afgrond schoven. Krakend en knarsend denderde het toestel in een regen van vonken onder een luid schel en schurend kabaal naar voren tot het nabij de gapende leegte. Daar kantelde het voorover over de rand, maar bleef aan de linkervleugel en de restanten van de ander steken achter enkele spitse rotsdelen. Ik herinnerde me dat er reeds tientallen passagiers tijdens de onzachte landing al om het leven zijn gekomen. Ik zag nog zo hoe hun ontzielde lijven in hun onnatuurlijke houdingen uit hun riemen en over de rugleuningen van de stoelen voor hen bungelden. Extra beangstigend werd die aanblik toen er mist de cabine binnendrong, vergezeld van een geselende kou. De gehele rechterzijde van het vliegtuig was opengereten. De striemende tochtige wind sneed in je huid. De rillingen trokken opnieuw door mijn lijf bij het terugdenken eraan. Toch kon de situatie nog hachelijker. Niet alleen moesten wij ervoor zorgen dat we tijdig over de stoelen omhoog konden klauteren om niet met het toestel de afgrond in te donderen, helemaal hoog bovenin, en dus feitelijk achterin, zaten onze kinderen. Eerder tijdens de vlucht was de nadere ontmoeting tussen Bally van de schietvereniging en mij tot stand gekomen. [AANWIJZING] Isabel en Katelijn waren tijdens de vlucht vriendinnetjes geworden en op de achterste plaatsen naast elkaar gaan zitten om over meisjesdingen te klessebessen. Verder reisde hij samen met zijn vrouw, die volgens mij zwanger was, en samen hadden ze een nog iets jongere dochter dan deze Katelijn die net als onze eigen dochter een jaar of zes moest zijn geweest. Alleen haar naam kende ik doordat ze naast Isabel was gaan zitten. Gezellig achterin, een rij of tien achter hun oorspronkelijke zitplaatsen. Tijdens de vlucht was dat heel ontspannen en gezellig. Bij het inzetten van de landing was dat wel even een heel ander verhaal. Toen staarden ze vol doodsangst door een opening in de romp naar de diepte. Want de staart waarin zij zaten en die onvast naar boven stak, kon elk moment losbreken van de rest van het vliegtuig.
{PARAPLU}
“Het is nogal een beetje een vreemde eend in de bijt, vind je niet?” vroeg Agatha aan Loek terwijl ze zich met hun koffie en thee naar de werkplek van Loek hadden verplaatst.
“Hoe bedoel je?”
“Een paraplu als moordwapen,” verklaarde de patholoog anatoom, “tussen al die andere dakdekkergerelateerde voorwerpen zou je nou niet bepaald een regenscherm verwachten. Zeker niet wanneer je bedenkt dat zowel voor als na Jericho tot noch toe steeds moordwapens zijn geïdentificeerd die met dat vak in verband gebracht kunnen worden.”
Loek sloeg het laatste restje van zijn koffie achterover en probeerde tegelijkertijd instemmend te knikken. Dat zag er nogal maf uit.
“Dus mogen we hier de voorzichtige conclusie trekken dat het zware voorwerp waarmee Olivia op haar kop is geklopt dan ook geen dakdekkersgereedschap is?”
“Nou,” zei Agatha, “daar ben ik nog niet zo van overtuigd. Wat voor looiig ding heb jij in huis dat een hoofdwond als die van haar kan veroorzaken?”
Loek grinnikte en suggereerde:
“Mijn gasfornuis?”
Agatha glimlachte zuur.
“Ja ja, een hele compacte versie daarvan dan zeker? Vooralsnog denk ik dat de paraplu voor Jericho in elk geval het enige logische voorwerp is dat in deze zaak zal passen.”
“Want?” Ondanks dat Loek het gezien de gevonden resten op zijn huid ook aannemelijk vond, was hij erg benieuwd hoe Agatha dit zou onderbouwen.
“Dit is natuurlijk puur giswerk, maar ik schat in dat Jericho de paraplu ter zelfverdediging heeft gebruikt. Hij was mogelijk op zijn kamer toen hij beneden rare geluiden hoorde, waarop hij naar beneden is geslopen en uit het voorportaal een paraplu ter hand heeft genomen zodra hij merkte dat er iets gigantisch mis was.”
“Het gasfornuis stond te ver weg?”
“Lolbroek.” Agatha nipte van haar thee terwijl ze met haar achterwerk tegen een bureau geleund stond en keek voor zich uit. “Zijn moeder werd vermoord, dus het lijkt mij dat je in zo’n geval het eerste de beste pakt wat binnen handbereik is om je mee te verdedigen. Mogelijk had hij boven vanaf zijn kamer al wel door dat er beneden werd geruzied of iets in die geest, maar hij had nog niet bevroed wat er werkelijk aan de hand was. Toen hij, misschien door de woonkamer deur, zag dat zijn moeder met een bebloed hoofd op de grond lag, zal hij niet terug naar boven zijn gelopen om iets anders te vinden om zich mee te verdedigen.”
“Maar een optie was dat toch zeker wel?”
“Natuurlijk. Alleen dacht hij wellicht dat de moordenaar hem naar boven zou achtervolgen en dan had hij daar misschien geen vluchtweg.”
“Misschien werd hij op dat moment wel door hun belager ontdekt,” probeerde Loek, “in jouw theorie staat hun woonkamerdeur immers op een kier.”
“Het is een theorie Loek,” sprak Agatha stellig. De patholoog anatoom schudde verzuchtend haar hoofd. Soms vond ze haar jongere collega, die graag de leukste thuis was, erg vermoeiend om mee in gesprek te zijn. Ze keek nog eens opzij naar het venster en tuurde boven de afnemende damp van haar oplosthee voor zich uit. In gedachten nam ze de mogelijkheden nog eens door. Alsof ze proefde of het logisch was wat ze zojuist had gesteld dat de toedracht moest zijn geweest. Loek pulkte even een wimperhaartje los uit het speeksel op zijn tong en wachtte afwezig af wat zijn collega verder nog zou zeggen.
“We hebben te maken met een psychopaat, Loek, die een hoop opgekropt zeer kwijt moest,” concludeerde Agatha na enige tijd. Ze wendde zich weer tot haar collega, maar keek langs hem naar één van de computerkasten op zijn bureau. “Jericho heeft misschien wel vijftig parapluslagen moeten incasseren. De verwondingen op zijn lijf bewijzen het. Deze Taco, Baltahzar of wie het ook moge zijn, heeft zo lang op die arme jongeman in lopen timmeren dat Jericho er vanzelf wel aan moest bezwijken.”
“Maar waarom deed hij dat niet met dat zware voorwerp dan?”
“Ik weet het niet Loek. Grote kans dat Jericho het hem afhandig heeft gemaakt [AANWIJZING]  in een worsteling om dit voorwerp. Daarbij, als de moordenaar toch al doorhad dat Jericho het tegen hem ging afleggen, misschien genoot hij er dan wel van om hem met dat regenscherm dood te knuppelen.”
Later op de dag zou door het lab worden bevestigd dat de samples inderdaad afkomstig waren van een donkerblauwe paraplu.
{ZINKSNIJDER}
Ongewapend. Dat is de geijkte eis van een gijzelnemer wanneer de aanwezigheid van een bepaald persoon geboden wordt. Deze persoon was ik natuurlijk. Wie anders, gezien onze voorgeschiedenis? Maar waarom en wat is het verband met dit familiedrama? We hadden geprobeerd de tijd iets te rekken doordat ik van de Valckenmolense Dreef niet direct over de toegangsweg tot het wandelgebied doorreed, maar die paar minuten te wachten totdat het arrestatieteam ook was gearriveerd. Mijn collega’s en het meisje Liesbeth mochten in levensgevaar verkeren, we konden niet riskeren dat hij nog meer macht kreeg in deze benarde situatie wanneer ik zomaar ongewapend het pand binnenstapte. De gemaskerde had zijn condities inmiddels al een aantal keren naar buiten uitgeschreeuwd. Een stem uit het verleden, die ik vaag begon te herkennen. Kom alleen, geen wapens, handen omhoog wanneer je binnen komt. En opschieten. Terwijl hij dat had gedaan had ik gezien dat kort daarvoor een raampje van de blokhut werd opengezet, zodat de eisen goed kenbaar gemaakt konden worden. Retroman en America heb ik niet horen spreken. Over de omstandigheden binnen de scouting zei mij dat het volgende: mijn collega’s hebben zeer waarschijnlijk hun wapens moeten afstaan en één van hen of de gijzelnemer zelf was naar het raampje toegelopen om het te openen. Vermoedelijk het eerste. Als hij het zelf had moeten doen, dan had deze handeling zijn aandacht kunnen afleiden en hadden de twee inspecteurs een poging kunnen ondernemen hem te overmeesteren. Niet dat het heel aannemelijk was dat hen dat dan zou zijn gelukt, maar zo schat ik in dat onze dader moest hebben gerelativeerd. In die theorie hield dit mijn collega’s ongewapend over. Anders had ik ze over de uitlevering van Liesbeth horen handelen. Dat gaat nou eenmaal beter als je jezelf kunt verdedigen.
Toen het moment daar was dat ik de open ruimte van de blokhut binnentrad, omdat ik er over de semafoon niet met hem uitkwam en de toestand binnen nijpender leek te worden, bleken de kaarten precies zo geschud als dat ik had aangenomen. Inspecteurs Retroman en America hielden hun armen in de lucht en stonden tegenover de verkleedde man en het gedrongen meisje. Een Walter PP rustte op de slaap van bijna hyperventilerende en uiterst gespannen Liesbeth, een Beretta was met een gestrekte arm vooral naar de vrouw gericht die de gijzelnemer eerder in de geschreeuwde conversatie ‘bimbo’ had genoemd. Waar ik niet op was voorbereid was het slachtoffer dat voor mij gestrekt over de bank van de picknicktafel en grond lag. Uit haar hoofd had bloed gevloeid, in een dusdanige hoeveelheid dat mij wel duidelijk was hoe de zaken ervoor stonden. De vrouw was natuurlijk mevrouw Biezenhutter. En het besef hoe zij zonder pardon van het leven was beroofd, zoals dit ook de familie Roerling en Gert Jan was overkomen, bevestigde voor mij nog eens extra met wat voor een gevaarlijk man we hier te maken hadden. Ik nam de gijzelnemer op als een middellange man. Tenger, te oordelen aan het het feit dat hij nog steeds was gehuld in de kleren van de verkleedstapel en hij mij daarin al niet al te vet over kwam. Verder had hij tamelijk lange benen. Zijn postuur deed me denken aan een karakter uit een één of ander bekend videospel, maar ik kon er niet op komen welke dat was.
“Ah eindelijk, daar hebben we onze held,” snoefde de man die was gekleed in het beverpak voluit. Het ‘long time no see‘ liet hij achterwegen. In plaats daarvan probeerde hij mij neerbuigend een schuldgevoel aan te praten met een deja vu: “Nou, wat naar nou Kareltje. Je bent alweer te laat!” Met een haast onzichtbare hoofdbeweging duidde hij hiermee op het levenloze lichaam van Sabrina Biezenhutter. Als ik nu nog niet overtuigd was dat Balthazar Roerling achter die beverkop verscholen zat, dan was de verwijzing die hij maakte naar mijn reddingsacties bij de crash van vlucht 46 toch wel voldoende bevestiging.
“Ik had Katelijn nooit kunnen redden Balthazar. Dat weet jij ook.”
De man achter het masker moest zijn grimas hebben verstrakt. Aan de buitenzijde merkte je dat alleen doordat hij de loop van de Walter PP zo mogelijk nog harder op de slaap van Liesbeth drukte en zijn grip op zijn andere wapen verstevigde. Zijn lijf verstarde. Hij veranderde dadelijk van onderwerp:
“Je weet zelfs onze namen nog te herinneren. Dat valt me nou weer mee van je,” hij zei het en in een snelle handbeweging trok hij behendig de bevermuts van zijn hoofd terwijl hij met diezelfde hand de Walter PP even van het hoofd van Liesbeth liftte. Een kort ogenblik later lag de muts op de grond en voelde het scoutingmeisje de koude loop alweer op haar hoofd geplaatst worden. “Zo, dan is dit benauwende masker ook niet meer nodig.”
Daar was het moment. Tien jaar na ramp stond ik weer oog in oog met hem. Dezelfde man met wie ik op schietvereniging Banschoten heb gezeten, een biertje mee had gedronken in de Maten van Willekeur en [AANWIJZING] wiens dochter ik had geprobeerd te redden omdat ik daar in het gecrashte toestel nou eenmaal als enige het beste bij kon. In niets leek hij nog op de man zoals ik hem eerder had leren kennen. De medepassagier die mij toen zo keurig was overgekomen als een welverzorgde zakenman was nu getransformeerd in een verknipte zot met slordig uiterlijk. Niet alleen was ook Balthazar tien jaar ouder geworden, zijn halflange en nog altijd tot zijn schouders reikende bruine haren staken verwilderd alle kanten op, alsof iemand die een slag had in zijn haren ‘s ochtends zijn haar niet had gekamd. Het piekte alle kanten op. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat dit alleen door het dragen van het masker was gekomen. Al zal de bevermuts ongetwijfeld een statisch effect hebben veroorzaakt. Hoe het ook zij, het droeg perfect bij aan het getaande duistere gelaat dat de plaats had ingenomen van de frisse uitstraling die het eens had gehad. Hoewel Balthazar Roerling een blanke man was, deed zijn huid bruingeel aan. Onwillekeurig moest ik daarom denken aan mannen in legeroutfits die van het slachtveld terugkwamen en de camouflagestrepen met de rug van hun handen uit het gezicht wreven. Geschoren had hij zich ook al enige dagen niet, zodat zijn stoppelbaardje door zijn huid stak als een ruw borstelig oppervlak dat dik in de verf was gezet.
“Waarom Bally? Waarom moesten zij allemaal dood? Wat hebben zij jou misdaan?”
Hij keek me nonchalant aan met zijn inktzwarte kraalogen waar niets dan dood en verderf uit straalde alsof het hem geen biet kon interesseren dat hij zijn eigen familie had omgelegd. Onverschillig trok hij zijn schouders en een mondhoek een beetje op alsof hij het zelf ook niet wist. En misschien was dat ook wel zo, dat hij al hetgeen wat in de afgelopen vierentwintig uur was voorgevallen had beleefd alsof het de gewoonste zaak van de wereld was om iedereen dood te steken en neer te knuppelen. Hier waren wij getuige van de eerste stappen van een pasgeboren psychopaat. Iets moest hem onlangs over de rand hebben getild, waardoor hij alle equiteit verloor. Maar wat was het? Wat was er voorgevallen waardoor hij tot moorden over was gegaan?
Enkele langdurige seconden kropen voorbij waarbij Balthazar me zuur aankeek en ik hem. Via mijn ooghoek zocht ik even contact met Retroman en America of er nog een verandering op hun front te ontdekken was, puur om te controleren of zij wellicht op het punt stonden en meegesmokkeld extra pistool in de aanslag te brengen. Maar bij geen van beide kon ik een dergelijk plan bespeuren noch ontlokken. Braaf hielden zij – evenals ikzelf – de armen in de lucht, zoals Balthazar had opgedragen. Eén verdachte beweging en beng!
Terug in mijn oogcontact met onze dader had ik nog steeds geen antwoord op mijn vragen. Dat was totdat Balthazar, geleidelijk, zijn starre gezicht in een brede grijnzende plooi begon te trekken om vervolgens haast schaterend een uiterst irritant lachje voor te brengen.
“Ni-hihihihi! Ni-hihihihi!” Hij spande hierbij zijn nekspieren aan en ontblootte praktisch iedere tand in zijn slecht onderhouden gebit. De kolderkat uit Alice in Wonderland deed hem dit haast niet na. “Alles Karel,” was het ineens in alle ernst. Het was de eerste keer dat hij mij behoorlijk bij mijn naam noemde. De uitdrukking op zijn gezicht sloeg om tot een buitengewone furiositeit. Zijn woede was voelbaar, “Ze hebben mijn hele leven totaal geruïneerd. Mijn complete gezin kapot gemaakt,” als een woest dier trok hij een vuil gezicht, zette zijn tanden op elkaar en trok steeds zijn jukbeenderen omhoog tussen de korte zinnen die hij fel uitsprak, “Net zoals jij me in de steek liet met onze Katelijn, heeft Roger mijn vrouw Petra drie jaar geleden op het perron voor een trein geduwd. Te druk op het platform, ja me neus. Hij moest haar gewoon niet! Hij kon het niet hebben dat hij met die zeug van een Olivia zat opgescheept. Het maakte de sfeer er op de verjaardagen niet beter op. Maar Anika verkrachten?!” inmiddels brieste Balthazar als een dolle stier. Zijn spraak werd steeds feller en keek in korte flitsen van mij naar mijn twee collega’s die er verbouwereerd bij stonden en vervolgens weer naar mij. “Hoe haalde hij het in zijn godvergeten kop? Jullie verdiende loon is het! Dat is het Kareltje! Jullie godverdommese verdiende loon!”
Ik kon het niet helpen, hoe kranig ik mij ook probeerde te houden, ik kon niet verbergen dat ik soms wat schokte toen Balthazar zijn felle rede hield. Maar anders dan hij trachtte ik het hoofd wèl koel te houden. Balthazar had duidelijk te maken gehad met een opeenstapeling van tegenslagen in zijn leven, dat hem zover had gebracht dat hij tot zijn gruwelijke wandaden was gekomen. Wat er waar was van de verschillende aantijgingen wist ik niet. Behalve dat ik wel wist dat ik alles had gedaan wat er in mijn vermogen lag om Katelijn uit die Boeing te redden. Het heeft mij zelfs mijn eigen dochter uiteindelijk toch nog het leven gekost.
Balthazars borstkas ging wild op en neer, evenals Liesbeths borst dat eerder deed, maar dan uit angst. Nu stond ze er slechts bij als een trillend rietje. Haar ogen produceerden geen tranen meer, zoveel had ze inmiddels gehuild. Haar gijzelnemer kwam langzaam wat tot rust, maar bleef mij met zijn vernietigende blik aankijken.
“Hoe heb je het gedaan Bally?” probeerde ik voorzichtig toen hij zijn ademhaling weer helemaal onder controle leek te hebben en de spanning wat leek weggeëbd. “Je broer heb je met een dakpan geslagen, daar zijn we inmiddels wel achter. Zijn collega heb je met een koevoet bewerkt. Waarmee nog meer? Een zinksnijder? Je begon ondertussen behoorlijk bedreven te raken in het dakdekkersgereedschap.”
Starende naar het lijk van Sabrina Biezenhutter lachte hij zuinigjes. Vervolgens lachte hij opnieuw op zijn karakteristieke manier en knorde er even bij zoals varkens dat doen.
“Een zinksnijder,” hij proefde het woord alsof hij de opties overwogen en bleef zijn ogen strak op het lijk van de akela houden zonder er echt naar te kijken. Even was hij weer stil. Ik zag hoe hij zijn greep op de Walter PP verslapte. Maar na een korte onderbreking waarin ik opnieuw een blik met mijn collega’s uitwisselde beantwoordde hij indirect toch mijn vraag: “Kon je echt niets originelers verzinnen? Kareltje. Echt. Is dit niet een zaak om je tanden in te zetten?”
Dit was het moment waarvan ik moest profiteren. Hij was nu voldoende afgeleid geweest. Te veel gepraat. Als ik snel was kon ik nu mijn hand naar mijn rug bewegen en er snel mijn oude dienstpistool uit de riem om mijn broek trekken.
“Niet wanneer er rotte appels in voorkomen zoals jij!”
<WAT IS VOORGEVALLEN TUSSEN ROGER EN DOCHTER ANIKA?>
Juist op het moment dat ik mijn oude vertrouwde Duitse Heckler & Koch tevoorschijn wilde halen, draaide Balthazar zich weer naar mij om. Mijn handen hield ik maar weer omhoog. Hij had gelukkig niet door dat ik ze in beweging had gebracht. Zijn ogen stonden troebel, alsof hij in pijnlijke herinneringen had zitten wroeten. Zelfs met zijn rotte voortanden op elkaar vormden zijn gebit nauwelijks meer één geheel. De laatste keer dat hij een tandarts had bezocht was waarschijnlijk toen hij die gouden hoektand had laten zetten. Zijn haviksneus stond potsierlijk in de verwijtende blik waarop hij mij trakteerde. Waar zijn brede monsterlijke mond rimpels trok in zijn hoogopgetrokken jukbeenderen, wees het puntige reukorgaan recht naar zijn kin. Althans zo leek het. Duistere kijkers, die ons allen in deze ruimte leken te kunnen verteren, vielen deels weg onder zijn zwaar gefronste wenkbrauwen.
“Ach zeik toch niet, miezerige inspecteur die je er bent,” haalde hij naar mij uit. Tegelijkertijd zag ik de aderen op de rug van zijn hand kloppen waarmee hij de Walter PP steviger omklemde. Liesbeth keek mij smekend aan. “Als Roger jouw broer was geweest had je ongetwijfeld hetzelfde gedaan. Dat mijn baas mij vrijdagmorgen weer eens de zak had gegeven maakte al dat ik in een pestbui was. Dus toen ik met mijn boeltje die ochtend huiswaarts keerde en mijn dochter er levenloos aantrof zinde ik op vergelding. Probeer dat eens te begrijpen.”
“Maar hoe wist je zo zeker dat je broer Roger de dader was?” onderbrak ik hem.
“De Ducados Red verrieden hem,” Balthazar verhief zijn stem, “Hij is de enige persoon die ik ken die die Spaanse sigarettentroep rookte. Ik vond ze in de buurt van Anika. Dat monster heeft z’n spulletje geloosd en haar daarna de nek omgedraaid. Ik achtte mijn broer tot veel in staat, maar dit?!”
Tranen biggelden inmiddels over zijn wangen, maar de verbolgenheid die er in zijn blik lag werd er niet minder om.
“Balthazar,” ik wilde iets gaan zeggen om hem te bedaren. Al wist ik niet wat. Ergens in het gesprek moest ik tot onderhandeling komen om Liesbeth en onszelf in veiligheid te kunnen stellen, maar daardoor moest ik hem eerst uit laten razen en zijn verhaal laten doen. Bovendien kon ik zo meer over zijn motieven te weten komen. Balthazar had misschien gewoon hulp nodig. Al vreesde ik dat dit voor hem te laat kwam, getuige de horror die er uit zijn ogen straalde. Maar nog voordat ik zelf iets kon uitbrengen begon hij ineens over huize Roerling:
“Wel jammer dat [AANWIJZING] die fles leeg was,” mijmerde hij, en verplaatste zijn blik naar de vloer, “ik had hun huis simpelweg in de fik kunnen steken…”
{GASFLES}
Een lege fles? Een gasfles? Natuurlijk! Ja, dat moest het zijn. Balthazar had de familie Roerling in een vuurzee om het leven willen laten komen. Alleen had de lege gasfles verhinderd dat hij zijn plan op deze wijze ten uitvoer kon brengen. Daarom had hij in plaats van een fik te stoken Rogers vrouw ermee op het hoofd geslagen. En Jericho had hij wellicht op eenzelfde manier bewerkt. (op dit punt in het verhaal was ik nog niet op de hoogte van de bevindingen van Agatha en Loek, zodat ik in de aanname verviel dat Jericho op gelijke wijze als zijn moeder om het leven was gekomen). Hiermee snapte ik alleen nog altijd niet waarom de familieleden zo kort na elkaar op verschillende locaties door hem werden vermoord. Het leek er haast op dat hij één van hen moest hebben achtervolgd. Eerst was hij bij Roger, daarna op het Sambeekse Korenveld bij zijn schoonzus en zijn neefje en later bij de scouting met Andrea. Dus het kon haast niet anders of Balthazar moest Andrea zijn gevolgd waardoor hij vanaf Rogers klus bij hun thuis uitkwam en daarna doorreed naar de Valckenmolense Dreef. Al was het ook mogelijk dat Balthazar op één of andere manier Andrea al bij zich had, toen hij bij Roger op de bouwplaats aankwam. Maar wat was hij dan met haar van plan geweest toen hij op het Sambeekse Korenveld arriveerde? Daar kon hij haar toch net zo goed in de brand hebben geworpen als hij toch al van plan was om de boel in de hens te steken?
Ik kreeg er hoofdpijn van, niet te begrijpen hoe en waarom Balthazar tot zijn wandaden was gekomen. De gevreesde man zelf bleef nog wat voor zich uitkijken en keek daarbij langs het lijf van Liesbeth die met haar rug tegen zijn buik stond geplakt. Mogelijk repeteerde hij wat er in het afgelopen etmaal was voorgevallen en liet zo zijn versie van de gebeurtenissen de revue passeren. Uiteindelijk kwam hijzelf met de antwoorden op de raadsels in mijn hoofd toen hij weer naar ons opkeek:
“Zoals het nu is gegaan ben ik er ook tevreden mee. [AANWIJZING] Had ik Andrea niet onderweg tegengekomen op haar fiets vanuit school, dan had ik al dat moois misschien wel moeten missen. Al had ik eigenlijk gedacht dat ik haar op het Sambeekse Korenveld thuis zou aantreffen, maar ze was inmiddels al doorgefietst omdat dit lieve kleine dikkertje hier haar blijkbaar had overtuigd om naar de scouting door te fietsen. Ik kan niet zeggen dat ik dat achteraf erg vervelend vond. Ni-hihihi! We hebben ons prima vermaakt, nietwaar?”
Met de doodsangst in haar ogen keek de gedrongen padvindster gespannen naar hem op, zonder hem echt te kunnen zien, omdat hij achter haar stond en het pistool niet echt veel gevoel voor bewegingsvrijheid gaf. Ze beefde, produceerde nieuwe tranen en begon luid te snikken.
“Jij monster!” bracht America uit, nog altijd naast Retroman met de armen in de lucht. “Laat Liesbeth gaan.”
“Niks monster,” reageerde hij snedig, “vergelding. Bovendien heb jij niks te eisen. Hij mijn dochter verkrachten en vermoorden, ik zijn dochter verkrachten en vermoorden. Zoals hij Anika had achtergelaten, paste mijn methode prima bij de gruwel die hij haar had aangedaan.”
America slikte en kneep haar oogleden tot een furieuze blik samen.
“Je maakt jezelf geen beter mens door zo wraak te nemen, Bever. Niemand mag op zo’n manier voor z’n daden worden gestraft!”
Nou, America, dacht ik terwijl ik haar haar korte rede hoorde voeren, hier kun je beter maar wat voorzichtig mee wezen. Deze tot kille sadist geworden persoon deinst inmiddels voor niets meer terug. Daag hem nou niet uit. Dadelijk schiet hij ons zo één voor één overhoop. Hij heeft mij ook vast niet uitgenodigd om dadelijk padvindersknopen mee te gaan zitten oefenen. Die heeft vast zitten broeden op iets. We moesten nog maar eens zien dat we hier nog levend uit deze blokhut komen.
“Balthazar,” ik eiste zijn aandacht meteen maar op en probeerde het gewicht weer snel bij mij neer te leggen, “Je hebt je verhaal verteld en je familieleden vermoord. Laat het meisje en mijn collega’s vrij. Ik ben hier nu. Ik neem tenminste aan dat je op mij uit was?”
Een scheve lach ditmaal. De Beretta verplaatste zich naar mij. Zoals hij daar stond, in zijn absurde beverpak, kwam hij me voor als een losgeslagen debiel. En in mijn ervaring zijn dat de gevaarlijkste die je hebben kan, omdat ze volstrekt onberekenbaar zijn. Desondanks bleef hij rustig doch scherp van tong en reageerde hij razendsnel op de aangesneden onderwerpen. Balthazar schatte ik in als iemand die snel kon denken, wat maakt dat je erg op je qui-vive moest zijn om in de conversatie niet voorbij gepraat te worden.
“Heel juist, mijn held,” de loop was op mijn borst gericht. Daar gingen we al, want dat snapte ik niet helemaal. Als hij het pistool op mijn voorhoofd had gericht had ik dat logischer gevonden. “Ik was inderdaad op jou uit. Want met jou heb ik nog wel een appeltje te schillen. Mateloze matennaaier die je er bent! Wat Katelijn betreft ben ik zeker nog niet klaar met je. Jij daar, gozertje,” hij kantelde zijn hoofd naar rechts en riep Retroman aan, “daar liggen duct tape en een touw. Bind je baas vast aan deze paal hier.”
Retroman stond het verst van mij af in het gezelschap, naast America en daarmee het dichtst tegen het verhoogde venster aan de andere zijde van de blokhut. De picknicktafel stond tussen ons opgesteld, met Balthazar en Liesbeth op twee meter afstand van mij en naast het keukentje. Ikzelf stond precies onder een passage op de tweede etage die door twee palen van ieder bijna een halve meter dikte in de lucht werd gehouden. Vanaf een balkonnetje konden de kinderen en andere bezoekers normaal gezien daar vandaan naar de aula kijken, dat door deze indeling was voorzien van een verhoogd plafond. Balthazar wilde mij vastgebonden hebben aan de paal vlak naast mij.
“En als je hem hebt vastgebonden gaat zij aan die andere paal,” hij wees nu naar America. Zijn gewapende hand verplaatste zich daardoor even van mijn borststreek naar mijn collega’s, “Jouw bind ik als laatste vast.”
“Wat ben je met ons van plan?” America was mij voor met deze vraag. Maar dat wilden we natuurlijk allemaal weten. Inspecteur Retroman was tijdens het stellen van deze vraag al braaf onderweg om de gevraagde spullen uit een soort rommelhoekje in de aula te verzamelen. America keek even naar hem toen ze haar vraag had gesteld en zag dat Balthazar zijn aandacht op Liesbeth en mij gevestigd had.
“Hetzelfde als wat ik van plan was met de andere Roerlings,” antwoordde Balthazar langzaam en zelfvoldaan. Hij keek mij daarbij strak aan toen hij dat zei en kreeg een aparte glinstering in zijn ogen. Ik wist op dat moment nog niet wat dat plan mocht inhouden, maar het voorspelde weinig goeds. Onderwijl volgde ik verzuchtend de handelingen waar Retroman mee bezig was, maar hield ook elke gelegenheid in de gaten waarop ik Balthazar zou kunnen overmeesteren. “Zie je, ik heb nog wat gasflessen weten te ritselen…”
Shit, dacht ik. Dat zag er bepaald niet goed uit.
“Je gaat de boel hier in de fik steken?!” vroeg ik hem en zette grote ogen op.
“Helemaal juist, Kareltje. Eindelijk kan ik mij dan van jou ontdoen en dat ik daarbij tegelijkertijd die collega’s van jou kan opruimen is natuurlijk een fijn extraatje.”
“En het meisje dan?”
“Dacht je nou echt dat ik op mijn achterhoofd was gevallen en ik niet door had dat je buiten een arrestatieteam klaar had staan? Dadelijk als jullie eenmaal zijn vastgebonden vlucht ik met haar naar boven langs het dak en gebruik ik haar als levend schild. Ni-hihihi!”
“Ik dacht het niet!” klonk het opeens aan de rechterzijde van Balthazar. Het was America die had gezien dat onze gijzelnemer in het gesprek met mij even was afgeleid en daarbij zijn focus op zijn wapens daardoor voor een moment kwijt was. Doordat Retroman in de hoek wat spullen moest pakken had zij bij het volgen van de handelingen van haar collega iets interessants gezien waarmee ze de situatie weer tot ons voordeel kon keren. Ze had door over hem heen te buigen, een lange stok bij hem vandaan gegrist en was daarmee razendsnel over de picknicktafel geklommen, in de richting van Balthazar Roerling. In één snelle beweging sprong ze op hem toe en sloeg hem zo hard als dat ze dat kon met een stok waarmee normaal gesproken hoge ramen geopend en gesloten werden. Balthazar had dit duidelijk niet zien aankomen en werd compleet door haar verrast. Ze raakte hem op zijn rechterarm zodat zijn grip op zowel de Walter PP als de Beretta verslapte en hij daardoor het ouderwetse wapen uit zijn handen liet vallen. Ze nam hierbij wel het risico dat Balthazar alsnog mij zou neerschieten, maar had goed ingeschat dat het schot door de klap zou kunnen worden afgewend. Hij had zijn rechterhand namelijk tijdens het gesprek over zijn linker moeten verplaatsen zodat hij zijn armen nu kruislings voor zich had gehouden. De slag met de stok had daardoor het effect dat zijn beide armen naar achteren werden geduwd. Desondanks werd ik geraakt, maar de kogel schampte gelukkig alleen mijn bovenarm. Achter mij hoorde ik hoe een ruit sneuvelde en dat het arrestatieteam, dat verdekt stond opgesteld achter de bomen, reageerde en met elkaar begon te overleggen.
“Jij bitch!” schreeuwde de man in het beverpak vinnig. Wat ik vanuit mijn positie eerder niet had kunnen zien was dat er nog een andere Beretta op de keukentafel had gelegen. America pakte hem meteen op en deed een paar passen naar achteren. Zo snel als dat hij zelf nog kon bevatten wat er allemaal gebeurde draaide Balthazar zich om, gaf de Walter PP een schop naar de voorzijde van de blokhut en liep slepend met Liesbeth onder zijn arm er naar toe.
“Geen beweging! Of ik schiet haar kop eraf.” opnieuw had hij een wapen op Liesbeth gericht, ditmaal met de loop onder haar kin. Geen van allen twijfelden we eraan of hij zou dit ook daadwerkelijk gaan toepassen.
Verbouwereerd sloeg Retroman het alles gade, met in zijn handen een rolletje duct tape en een touw. Ik had in de gauwigheid mijn meegesmokkelde Heckler & Koch tevoorschijn getoverd en volgde Balthazar ermee terwijl ik het wapen gestrekt voor mij uit met beide handen omklemde. Hoewel we het padvindersmeisje nu nog altijd niet uit zijn armen hadden bevrijd, was de situatie er wel op vooruit gegaan, in die zin dat twee van ons weer gewapend waren. Maar nu we van zijn agenda op de hoogte waren, moesten we koste wat kost beletten dat hij met haar zou kunnen vluchten. Hoog tijd dus om onze insignes te gaan verdienen.
<HOE WIST BALTHAZAR WAAR HIJ ROGER KON VINDEN?>
“Toch wel handig, dat mijn broer op zijn verjaardag altijd over zijn werk praatte,” sprak Balthazar weer, “Als hij ons niet had verteld over zijn nieuwe klus, dan had ik nooit geweten waar hij met dat project bezig was geweest en had ik al deze actie moeten missen. Al is het wel jammer dat ik dat sloofje van hem niet meteen [AANWIJZING] met een paar prikjes kon doodsteken. Hij was een taaie wat dat betreft.”
“Bazel niet Bally,” reageerde ik, “Laat dat kind vrij!”
Je voelde de spanning in de aula van de scouting gewoon oplopen. De temperatuur steeg. Zweet parelde aan America’s slapen waardoor haar goudbruine haren klam aan haar huid plakten. Haar volle boezem ging woest op en neer terwijl ze haar armen voor zich uitstrekte en haar ogen stonden op een bitcherige manier nijdig alsof ze wilden zeggen Spot niet met mij. Ik hield mijn wapen al even vervaarlijk en een ietwat schuin op het hoofd van deze man gericht en voelde een adrenaline door mijn lichaam gieren waardoor ik begon te denken dat ik spoedig in een één of andere hulk kon transformeren. Ook Retroman hijgde alsof hij moest hyperventileren, maar kon niets anders doen dan in hulpeloze verontwaardiging zijn vuisten samen te knijpen. Hij was ongewapend en had het duct tape al nonchalant teruggeworpen naar het stapeltje spullen waar hij het ook gevonden had. Het touw omklemde hij nog, maar had nog niet echt een idee wat hij daarmee kon uitrichten. Hij was wel de eerste, zij het wellicht doordat hij dat touw vasthield, die zag dat Balthazar met het meisje vlak naast een ander touw stond dat gauw door de gijzelnemer in de gaten gekregen werd. Het betrof het soort theatertouw dat middels een katrol aan het hoge plafond bevestigd zat. Vanuit Retromans perspectief waren zijn mogelijkheden goed te overzien. Hij had daarom ook als eerste door wat Balthazar van plan was en zag hem al bukkend reiken naar het tweede wapen dat hij voor zich uit geschopt had. Retroman aarzelde, daar hij ongewapend was, maar met niets anders dan een speeltouw deed hij toch het enige wat hem logisch leek. Met zijn eigen touw rende hij op de gijzelnemer af, in een poging hem te weerhouden het tweede wapen op te pakken en te vluchten, maar de meedogenloze Balthazar was hem duidelijk te snel af. Zonder ook maar één moment de Berreta onder de kin van Liesbeth vandaan te hebben gehaald, had hij in geknielde houding de Walter PP van de grond gegrist en schoot daarmee verduiveld snel onze Retroman neer.
<WAAR ZIJN DE EXTRA MEEGEBRACHTE GASFLESSEN GEBLEVEN?>
Een tweede en een derde schot werden op de wand van de aula gericht waar een set van touwen achter messing gordijnhaken waren vastgeklemd. Deze bundeling van koorden was ervoor bedoeld om theatergordijnen aan weerszijde langs de balustrade te kunnen bedienen, maar ook om het tweede gordijn horizontaal vanaf het plafond naar beneden te kunnen laten zakken. Nu moest Balthazar wel één wapen loslaten om zijn volgende handeling te kunnen verrichten, zodat hij de Beretta liet vallen en met diezelfde hand het oprijzende touw naast hem vastgreep waardoor hij met zijn gijzelaartje naar boven werd getrokken.
Zowel America als ik schoten op de man, maar misten allebei op een haar na zijn benen die tegelijk het laatste waren wat we van hem konden zien, aangezien hij met het meisje achter het blauwzilveren gordijn verdween dat in tegengestelde richting voor hen langs naar beneden viel. Behendig als een harlekijn, zoals dat bij zijn postuur paste, verdween hij als een toneelspeler uit de aula. Retroman, die in zijn zij was geraakt, had, doordat hij door het schot gevallen was, zijn hand nog op de Beretta kunnen leggen waarvan Balthazar afscheid had genomen. Het zware linnen gordijn viel precies over zijn borststreek zodat zijn bovenlijf er deels onder verdween. We hoorde nog hoe hij nog twee schoten probeerde te plaatsen, maar aan de voetstappen die zich over de overhang verplaatsten, was wel duidelijk op te maken dat ook hij hem had gemist.
America snelde naar hem toe terwijl ik al vloekend naar de dichtstbijzijnde trappen zocht. Zij controleerde de ernst van zijn verwondingen en, ondanks dat haar collega haar informeerde dat hij in orde was, richtte zij zich op naar het raampje waardoor Balthazar eerder naar mij geschreeuwd had. Kort daarop vielen een paar mannen van het arrestatieteam het pand binnen en verplaatsten America en ik ons naar de bovenetage. Al direct toen ik één van de versleten houten trappen in het pand bestegen had, nam de hoofdpijn toe. Ook America had hier last van, die via een aantal treden aan de andere zijde van de aula haar weg naar boven had gevonden. Wat we daar aantroffen was een lange donkere gang waar hier en daar een deur open stond dat naar slaapvertrekken leidde. De tweede verdieping van de scouting bestond grotendeels uit slaapkamers. Het uitgestrekte gangpad lag parallel aan een gelijkwaardige gang die tezamen een grote rechthoek vormden door twee dwarsliggende kortere passages op ieder einde. Een spookachtig schijnsel viel vanuit die vertrekken naar binnen op deze doorloop. Omdat ik een vermoedde dat Balthazar ons in een hinderlaag probeerde te lokken, sloop ik uiterst behoedzaam naar één van de kamers toe, onderweg tevergeefs zoekend naar een lichtknopje. America had ik tijdelijk in mijn kielzog, maar al snel verzocht ik haar in tegengestelde richting te gaan zoeken. In de gangen was het, behoudens de geluiden van onze collega’s beneden, nagenoeg geluidsstil. Er was enkel een monotoon geruis dat iets fluitends in zich had. Ik kon het zo gauw niet thuisbrengen. Zodra ik één van de kamers die openstond bereikte en er naar binnen keek, begreep ik ineens waarom de verlichting mij zo vreemd had geleken. Iemand, en mogelijk was dat Balthazar zelf, had het raam er geprobeerd te verduisteren met wat ik herkende als een camouflagekleed uit mijn dienstperiode. Het late ochtendlicht werd hierdoor dubbel tegengehouden aangezien de eiken en zilverpopulieren hier reeds een aandeel in hadden gehad. Kort onderzocht ik de kamer af op de aanwezigheid van onze dader of het meisje om deze vervolgens te verlaten en te sluiten toen ik mij had vergewist dat ze daar niet waren. Ik doorliep dezelfde routine bij een van de naastgelegen ruimtes en trof het al even verlaten en verduisterd aan.
Richting de overzijde van het oude houten pand hoorde ik hoe America op haar manier de vertrekken verkende. Nu begon de hoofdpijn bij mij echt zeurend te worden en bemoeilijkte het mij in mijn bewegen. Als een rijzende vloeistof die zich een weg door mijn schedel zocht, trok de pijn langs mijn wangen en slapen naar mijn voorhoofd tot ik op enig moment wat wazig begon te zien. De lucht was benauwend en bovendien warm. Desondanks sloop ik verder totdat ik even later, bij het openen van een volgende kamer realiseerde dat wij ons begaven in een tikkende tijdbom.
“GAS!” schreeuwde ik plotseling zo hard als dat ik in mijn vermogen had over de gangen naar America. Het kon niet missen of zowel America als de heren van het arrestatieteam beneden moeten mij gehoord hebben. Deze alarmering kon dus onmogelijk gemist worden. Recht voor mij opgesteld, in een der kamers die ik zojuist had geopend, stonden twee opengedraaide sissende gasflessen. Vol paniek keek ik ze aan met ogen zo groot als pingpongballen en maakte gauw dat ik wegkwam. Boven het luid protesterend en piepend gekraak van de lange planken waarmee deze gang was geplaveid, rende ik in de richting van America, onderweg naar beneden schreeuwend naar mijn collega’s dat ze zich zo gauw mogelijk uit de voeten moesten maken. Enkele seconden later bereikte ik haar aan de andere zijde van het oude gebouw, maar ze leek nog geen aanstalten te maken om te vertrekken.
“Het is Liesbeth! We kunnen haar hier niet achter laten!” informeerde ze mij en wees met een indringend gebaar naar de kamer naast haar.
“Wat?!” vroeg ik haar, maar het was eigenlijk een vraag waar ik wel antwoord op wist. Ik had mijn hand al op haar schouder geplaatst om haar te gebieden zich naar buiten te begeven, maar het gegeven dat ze me duidelijk had gemaakt dat Liesbeth zich achter deze deur bevond veranderde de zaak.
“Help! Haal me hier alsjeblieft uit.” klonk het jammerlijk vanachter de deur.
“Liesbeth, wij zijn het America en inspecteur Riemelneel, van de politie. We komen je daar uit halen.” Wat America zei klonk erg hoopgevend, maar we hadden eigenlijk geen idee hoe we deze deur zo snel konden forceren. Ik had dadelijk geprobeerd om het te openen, alleen was er blijkbaar iets dat het blokkeerde.
“Het gaat niet,” concludeerde Liesbeth, “er zit een één of ander ding voor.”
“Wat dan? Wat is het?” vroeg America haar.
“Ik weet het niet. Het is een groot en rond, van een metaal of zo. En het maakt geluid.”
“Shit nee,” reageerde ik daarop naar America en stapte onbewust iets van de deur af, “Balthazar heeft haar opgesloten met een gasfles. Verderop liggen er ook twee.”
“Nou, waar wachten we dan nog op?” was daarop America reactie, “We zetten er ons gewicht op.”
“Goed plan. Liesbeth?”
“Ja?”
“Meisje, doe ons en jezelf en plezier en ga zover mogelijk weg van die deur staan. We gaan hem intrappen.”
Er klonk een bevestigend oké en we hoorden hoe ze weg stapte bij de deur. Vervolgens verplaatsten America en ik ons iets naar achteren en volgende we elkaars bewegingen om tegelijk op de deur in te beuken. Met mijn 92 kilo zal ik daar vast het grootste deel wel aan hebben bijgedragen en bij die eerste dreun op de deur merkten we al dat hij wat begon mee te geven in z’n sponningen. De tweede keer konden we goed naar binnen kijken en bij een derde poging en inmiddels twee pijnlijke schouders rijker vielen we over elkaar de ruimte in. Gewoonlijk zou ik met wat meer aandacht voor het vrouwelijk schoon naast mij me hebben verwonderd over hoe aangenaam een valpartij in zo’n situatie kon wezen, maar nu de zaak hier op ontploffen stond kan ik niet echt zeggen dat ik mezelf veel tijd heb gegund daarvan te genieten.
“Vlug nu, door dat venster daar!”
Balthazar had een stapelbed van de padvinders omver getrokken zodat hij het Liesbeth had bemoeilijkt om hem in zijn eigen vluchtpoging naar buiten te kunnen volgen. Daarom wees ik naar de gang waarlangs we hier binnen waren gevallen en had er de bedoeling om er door het venster te springen. Liesbeth dacht niet lang na bij deze suggestie en volgde ons meteen. Met z’n drieën sprongen we over de gasfles en de kamer uit richting het raam. Buiten de kamer verhoogden we onze snelheid en sprongen we, alsof we het hadden ingestudeerd, bijna tegelijk op en dwars door het glas naar buiten toe. Instinctief schermden we ons gezicht af door onze armen er gebogen voor te houden en buitelden in een koprol door het versplinterende glas naar de frisse buitenlucht. America anticipeerde in een regen van scherven handig op haar omgeving en greep een dikke tak van een eik beet. Die schuurde weliswaar haar palmen, maar kwam zo wel met een minder pijnlijke sensatie op de grond terecht dan ik. Met mijn logge lijf beukte ik tegen diezelfde tak en incasseerde een blauwe plek die ik tot drie weken erna nog zou zien. Liesbeth nam een andere route in haar vlucht en kwam zonder gebruik te maken van de tak tezamen met ons op een aflopende zandheuvel terecht waar de eik naast de scouting bovenop stond.
“Vlug nu! Hierheen!” gilde America naar ons beide en gebood ons om direct opzij te springen naar de onderzijde van een ontwortelde plataan. Liesbeth en ik twijfelden geen moment en haastten ons met haar naar de bedoelde plek toen schuin boven ons aan de aan de duinweg gelegen ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’ onder een geweldig kabaal uit elkaar klapte. Niet alleen hadden we het geluk onder deze boom te zitten, we zaten ook nog eens twee meter lager in het landschap. Hierdoor werden we niet verschroeid door de verzengende hitte of omver geblazen door de vlammen die er uit het oude gebouw schoten. Splinters en brokken hout en huisraad denderden langs de duinheuvel aan ons voorbij. Zand verplaatste zich en greep in een wolk door de luchtverplaatsing om zich heen om uiteindelijk in een ritselend klinkende regen overal om ons heen neer te slaan. Een nieuwe klap volgde en zorgde ervoor dat ik een minuut lang een tuut in mijn oren had. Zien konden we het niet, maar uit de restanten van de scouting rees nog een gasfles op die als vuurwerk naar de hemel schoot.
Hoe Balthazar het had geflikt kon ik enkel maar naar raden, waarschijnlijk had hij nog vóór de gijzeling zijn spullen klaargezet. Zeker was in elk geval dat hij wist op welk moment hij het pand moest verlaten om vervolgens de boel tot ontploffing te brengen. Zeer waarschijnlijk had hij een brandend object naar de scouting geworpen en was hij gauw op de vlucht geslagen. Ik hoopte maar dat het arrestatieteam hem onderweg had onderschept en ingerekend. Wat mij eraan herinnerde dat mijn mensen zich daarboven op minder dan twintig meter van de scouting hadden begeven. Ook nu vreesde ik dat Balthazar weer slachtoffers had gemaakt. Retroman en de andere mannen, ze moesten snelle benen hebben gehad om hier aan te kunnen ontsnappen.
Al die tijd hadden wij onze handen over onze oren gevouwen en onze ogen stevig dicht geknepen. Het duurde zeker een volle twee minuten voordat we tussen de wortels door naar boven durfden te kijken. Op de plek waar eerder de scouting had gestaan kronkelde nu een flinke rookpluim tussen de bomen door. De eik had stand gehouden en ging nu grotendeels in de rook verscholen. Aan diens takken en die van de omringende bomen lichtten wel allemaal kleine vlammetjes op. Maar dat was niets vergeleken met de vuurzee die er gaande was op de plek waar de scouting had gestaan. Ik kan me niet meer herinneren dat ik was opgestaan en welke woorden ik daarbij naar America had geschreeuwd. Mogelijk had het te maken met het in veiligheid brengen van het kleine meisje Liesbeth. Het enige dat ik voor de geest kan halen is dat het leek alsof alles zich vanaf dat moment in slow-motion rond mij afspeelde. Ik klom naar boven, want ik wilde naar mijn jongens toe. [AANWIJZING] De donkerblauwe Volkswagen Transporter die voor ons in de bosjes verdekt stond opgesteld zal ik daarom vast wel hebben gezien, maar registreren deed ik het niet.
{ZAAG}:
Al wat ik hoorde was het geluid van knetterend vuur en, zoals het leek, het bonzen van mijn eigen hartslag. Zonder nog oog te hebben voor wat America en het meisje achter mij deden, klom ik terug de zandheuvel op. Aanvankelijk ging dat rechtop, later op handen en voeten. Dat was niet omdat ik in stunteligheid verviel of omdat de heuvel zo enorm steil was, maar omdat het beetje wind dat er stond nou eenmaal in mijn richting was gedraaid. Het dwong mij daardoor om laag te blijven, omdat de vette zwarte rook die daarbij werd meegevoerd mij anders het ademen onmogelijk maakten. Alternatieve routes naast het pad waren er niet direct. En ondanks dat het maar een klein afstandje naar de scouting was, leek de tocht er naartoe een eeuwigheid te duren. Alles speelde zich in mijn hoofd langzamer af. Ik ploegde op handen en knieën door het zand en vorderde gestaag. Mijn gedachten waren continu bij mijn collega’s. De kans was groot dat ze de explosie niet hadden overleefd of ze hadden zich in elk geval niet zonder kleerscheuren in veiligheid kunnen brengen. Dat was natuurlijk een aanname, maar wel eentje die ik erg reëel achtte. De gehele helling, die nauwelijks steil was te noemen en behoudens de brokstukken grotendeels uit met wat restanten van eikels en eikenblad vermengd mul zand bestond, bleek een onneembaar vesting. Dichterbij dan dit kwam ik niet. De meeste rook steeg recht uit de ravage op, maar het deel dat over het pad en over mijn hoofd richting de naaldbomen werd gestuwd en de hitte waarmee dat gepaard ging was ik werkelijk niet tegen opgewassen. Mijn ogen begonnen door de schroeiende lucht inmiddels zelf ook te branden en uiteindelijk staakte ik dan ook mijn inspanningen om langs de puinhopen te geraken die er van het gebouw waren overgebleven. Ik kroop iets terug en draaide mij vermoeid op mijn zij. Gezapig staarde ik naar de korrelstructuur van het zand en dacht even helemaal nergens aan. Dat was echter tot ik via mijn ooghoek ontdekte dat er iets mijn blikveld binnenstapte. Rechts van mij liep een in onbruik geraakt en overwoekerd voetpad tussen de heuvel met de affikkende scouting en een vlak met aangeplante naaldbomen dat prominent en schuin voor mij lag. Tussen de stammen door kon ik zien waar de eerder ontdekte Transporter stond, die mij anders vanuit deze positie nooit zou zijn opgevallen. Halverwege die bomen, en klaarblijkelijk in de richting van het busje, was een man vanaf het voetpad de bosaanplant op een kale plek binnen gerend. Hij had halflang piekerig haar en een raar bruin wollen pak aan. Balthazar.
“Oh nee! Die kans krijg je niet,” sprak ik hardop, al wist ik dat hij mij onmogelijk vanaf hier kon horen, “Niet zolang ik Karel Riemelneel heet!”
Met mijn oude vertrouwde Heckler & Koch schoot ik op uit het zand en zette ik een sprint in, mijn armen daarbij voor mij uit gericht. Koste wat kost moest ik verhinderen dat Balthazar, na al zoveel levens te hebben geëist, in de Transporter zou stappen en er ongestraft vandoor zou kunnen gaan. Ditmaal ontglip je me niet, stelde ik voor mezelf vast. Je familie uitmoorden tot daar aan toe, maar dit was persoonlijk geworden. Na Liesbeth heb je aan mijn mensen gezeten. En wanneer je dat doet ga ìk vuurspuwen!
Tussen de stammen van de zwarte dennen door baande ik mij, nog wat stijf van de knal tegen de tak van de eik, een weg naar het busje. De afstand met hem nam snel af en hij had gauw door dat ik van zijn bedoelingen op de hoogte was. Zo op het oog leek zijn vluchtauto voor mij veel verder te liggen, maar mijn hoek was beduidend kleiner, de afstand hemelsbreed veel korter. Desondanks kon hij het eerder bereiken aangezien de vegetatie bij hem veel wijder uit elkaar stond. Omdat ik nog maar kort vanaf de bosrand was binnen gedrongen had ik veel meer struikondergroei, zodat ik van het struweel moest wijken of eroverheen moest springen. Ik werd er hoe dan ook enorm door vertraagd. Een stuk bast van een den naast mij sprong plotseling los. De houtsplinters vlogen in het rond. Balthazar had er een slecht gemikt schot geplaatst, één die duidelijk voor mij was bedoeld. De kogel was godzijdank onderweg al op een andere stam afgeketst. Een tweede suisde rechts op zo’n 40 centimeter aan mijn andere zijde aan mij voorbij.
“Ni-hihihi!” klonk het verderop.
Al rennend trok ik mijn pijnlijke arm zo hoog mogelijk op en probeerde ik het vuur direct te beantwoorden. Dat was alleen uitermate lastig omdat er tijdens mijn beweging voortdurend stammen door mijn gezichtsveld schoten. Toch was ik hier in het voordeel. Door mijn achtergrond en opleiding was ik buiten de schietoefeningen bij Banschoten tevens getraind in vuurgevechten tijdens achtervolgingen zoals deze. Daarom kreeg Balthazar het al gauw te moeilijk door mijn vaardig schietwerk toen hij het busje bijna had bereikt. Met één schot op het rechtervoorwiel stelde ik zijn vervoersmiddel buiten werking en twee andere schoten plaatste ik handig rondom zijn voeten. Zo wist ik hem te overreden om een andere route te kiezen en hield ik hem bij de Transporter vandaan. Balthazar raakte hierdoor in een slip en verloor zijn balans. Hij kwam half op zijn rug en onderarmen op de grond terecht. Dit gaf mij wat tijd en spoedig kwam ik dichterbij hem.
“Met jou ben ik nog effe niet klaar Bally!” schreeuwde ik naar hem toe.
Alleen zat ook ditmaal mijn omgeving me tegen en verhinderde een concentratie van bomen het mij om hem direct uit te schakelen. Hij maakte dankbaar van deze situatie gebruik, hanneste wat, grijnsde kwaadaardig naar mij, richtte zich behendig op en nam daarna de benen. Toen ik eindelijk tussen de begroeiing meer bewegingsvrijheid had en zo goed als bij de wagen stond, hoorde ik opnieuw gevuurd worden. Het was America. Terwijl ik eerder een poging had gedaan om via de duinheuvel mij over mijn andere collega’s te ontfermen, had zij ondertussen het busje met Liesbeth via een gemakkelijkere route genaderd.
“America, breng Liesbeth in veiligheid,” beval ik haar, “dit is tussen hem en mij.”
Ik was natuurlijk niet boos op haar, maar ze kon uit mijn stem wel opmaken dat ik geen ruimte liet voor discussie. America begreep het meteen en knikte naar me. Ze liep weg met het scoutingmeisje. Kort wierp ik vervolgens nog even uit nieuwsgierigheid een blik in de cabine van de Volkswagen, zonder echt de intentie te hebben erbij te blijven plakken. Ik had immers wel wat beters te doen; Balthazar uitschakelen of inrekenen. De vluchtige indruk van de inhoud van de cabine leverde mij geen nieuwe informatie op, zodat ik alweer onderweg was achter Balthazar aan. Hij had inmiddels twintig meter voorsprong gekregen zodat ik ondertussen een list moest verzinnen om hem bij te kunnen houden. Ik spurtte tussen de zwarte dennen door en slaagde er gelukkig in om hem in het vizier te houden. Blijkbaar had hij dat in de gaten, want Balthazar begon wederom in het achterom kijken naar mij te schieten. En één regel die ik wel heb geleerd uit de sportwereld is dat over je schouder kijken, om te zien hoe je achtervolgers het doen, vertragend werkt, dus dat leek me niet zo verstandig van hem. En wellicht liep hij op die manier nog tegen een boom op ook, maar dat bleek, helaas, een ijdele hoop.
“Zie maar eens dat je me kunt krijgen! Ni-hihihi!” sprak Balthazar luid en uitdagend. Hij gedroeg zich als een naar soort clown, een nar en tegelijk een vervelend verwend kind dat constant het bloed onder je nagels vandaan haalt. Balthazar was een verknipte geest geworden. Rijp voor het gesticht.
Met zijn kogels miste hij mij stuk voor stuk en ik begon me spoedig af te vragen hoeveel kogels hij dadelijk überhaupt nog over zou houden, aangezien de magazijninhoud van een Walter PP ophoudt met acht. Ter vergelijking, mijn modernere Heckler & Koch had er eerst nog twintig. Dus was het niet zo slim van hem geweest de Walter PP te verkiezen boven de Beretta van mijn collega’s. Uiteraard hoefde er maar één schot raak te zijn. Alleen zover wilde ik het niet laten komen natuurlijk.
Na een breed voetpad te zijn overgestoken dacht ik even dat ik hem helemaal kwijt was, maar verderop zag ik hoe hij probeerde weg te vluchten in de richting van een soort opgaand stel traptreden, aangelegd en enkel bestaande uit bielzen, ingelegd in fijn geelwit zand. Ondertussen was ik ook wat op hem ingelopen. Voordelig, maar nu hoefde hij zich enkel maar om te draaien en één kogel over te hebben en hij kon mij alsnog finaal aan puin schieten. Bovendien verdween hij nu achter een stel meidoorns, zodat ik hem niet meer kon zien. Daarom schatte ik mijn kansen in en sloeg ik van het pad af de struiken in, tussen enkele berken door, maar ongeveer in dezelfde richting als waarin hij zojuist verdwenen was. De man, die allang niet meer naar de naam Taco luisterde, moet nu of zijn teruggegaan om mij op te zoeken, door terug te lopen naar het voetpad, of hij was doorgerend, de trap op naar boven, waar hij op deze duinrug tussen de loofbomen door een kort pad kon bewandelen dat aan het andere einde ervan via een nog iets steiler pad met trappen weer naar beneden leidde. Zou hij in die richting zijn doorgelopen, dan moest ik hem aldaar op een breder, tussen zachte berken gelegen pad weer tegenkomen. Dit was een vreemd soort achtervolging, omdat ik niet per se achter hem aan zat, maar hij ook met mij wilde afrekenen. Hij kon dus net zo gemakkelijk halverwege weer ergens opduiken en mij onverwachts overmeesteren. Te meer reden om extra op mijn hoede te zijn nu. Mijn route liep lager in het landschap. Ik kon van hier uit goed in beide richtingen overzien hoe mijn kansen er voor lagen. Toch besloot ik door te lopen naar het wandelpad dat hier in dit duingebied tevens onderdeel uitmaakte van één van de door het bosbeheer uitgestippelde wandelroutes, zodat liefhebbers een gevarieerde tocht door het bos konden belopen. Dit was meteen ook een gevaar waar ik rekening mee moest te houden; ik kon namelijk niet riskeren dat Balthazar een nieuwe gijzelaar zou uitkiezen wanneer er toevallig iemand voorbij liep of, erger nog, een verdwaalde kogel op een wandelaar uit zou komen. Maar waar ik hem nu in elk geval had verwacht weer tegen te komen, was hij blijkbaar niet. Dus ik moest een nieuwe beslissing maken. Hier op dit brede pad met redelijk wat doorkijken tussen de zachte berken liep ik wel heel erg in de gaten. Ik had dus niet even gemakkelijk een brede boom of struik waarachter ik weg kon duiken.
Opeens klonk zijn stem weer:
“Telkens wanneer jij de held wil uithangen vallen er slachtoffers, Kareltje,” het kwam ergens rechts achter mij vandaan. De woorden grepen terug op droevige dag uit ons verleden. Ik draaide mij al joggend en half rennend in die richting, maar keek ook snel om me heen naar iets waar ik mij eventueel achter kon verschuilen. Al wat ik zag waren bomen, omgevallen boomstammen, er tegenop gerichte tapijten van klimplanten en talrijke struiken. Balthazar was nergens te zien. Ik hoorde alleen die snerende stem van hem, waar dat akelige giecheltje van hem al bijna weer doorheen klonk: “Je moet altijd op je hoedde blijven. Had mij nou naar boven geleid, in plaats van zelf zonodig de hoofdrol op te willen eisen. Ik had de meisjes veel beter kunnen redden dan jij. Kijk naar jezelf! Jouw klunzigheid staat je ook nu weer in de weg,” Hij bleek erg zelfverzekerd. Dat hoorde je gewoon. Beduidend zelfverzekerder dan ik zelf was op dit moment. Al liet ik mij daardoor niet uit het veld slaan en was ook ik erg alert. Daar zorgde mijn furiositeit wel voor. Op dat moment zei ik bewust zelf niets, omdat ik ervoor vreesde dat als hij mij nog niet had gezien, ik er mijn positie mee zou vrijgeven. Hem in de kaart spelen was nu ongeveer het laatste wat ik wilde.
“Het spel is nu bijna over,” ging hij verder, “De ontknoping nadert. De laatste speelstukken zijn in gereedheid gebracht… Eén van ons is hier te veel. Zolang dit spel tussen jou en mij niet is uitgespeeld, Kareltje, zullen er slachtoffers blijven vallen…” Hij liet lange rustpauzes in zijn betoog vallen. Mogelijk sloop hij door hij tussen de bomen door, hopende dat ik zou antwoorden en mezelf daarmee zou verraden. “Vele mensen wiens leven voortdurend door jou in gevaar worden gebracht. Overal waar jij gaan zult, zul je een spoor van dood en verderf achter je aantrekken… Een treurig fatum zo voorspel ik je. Echt Kareltje, je collega’s waren nog maar het begin. Geef het op! Spaar de rest van je collega’s… je vrienden… je familie…” Zijn woorden werden gedragen door de wind en gonsden tergend door mijn kop, alsof ze minuten geleden al werden uitgesproken en nog altijd voort echoden. Maar van een echo was hier totaal geen sprake. Die beeldde ik mij blijkbaar in. Balthazar had gewoon van zichzelf iets in zijn stem dat je kon achtervolgen in je meest gevreesde en afschrikwekkendste nachtmerries, waarbij iedere zinsnede door je oorschelpen droop als een gekmakend substantie, bloederig en traag als stroop. Zijn snodige rede leek van niet al te ver te komen, veel dichterbij dan ik aanvankelijk had gedacht dat hij nu zou kunnen zijn. Klaarblijkelijk was hij hoger tussen de heuvels ook van het pad afgeslagen en was hij ongemerkt met mij opgelopen.
“Ni-hihihi!” klonk zijn naargeestig lachje weer, in een haast huilend klank van waanzin.
Opeens hoorde ik stemmen verderop in het bos, in het stuk dat ik zelf al belopen had. Het had er alle schijn van dat dit mijn collega’s waren, de mannen van het arrestatieteam. Sommige van en hadden dus kennelijk de dans ontsprongen en waren nu naar mij onderweg. Ze moesten echter wel opschieten, wilden ze Balthazar nog kunnen inrekenen. Want blijkbaar had hij ook door dat ik versterking zou gaan krijgen en verplaatste zich aanstonds verder door de bossen. Hierdoor verried hij zichzelf en werd hij voor mij weer zichtbaar, eerder dan dat hij mij zag. Hogerop zag ik hoe hij op enig moment loskwam vanuit enkele dicht opeenstaande eiken en berken. Zijn beverpak was hem schijnbaar goed van pas gekomen. Het had hem van de nodige schutkleur voorzien om voor mij onopgemerkt te blijven. Ik bracht mijn Heckler & Koch alweer in gereedheid. Balthazar was gedwongen om zich over een hoger gelegen zandverstuiving te verplaatsen, dat was gunstig, want dat zou hem vertragen en maakte dat hij een eenvoudiger doel voor mij zou zijn. Hij bevond zich zo’n drie meter hoger dan waar ik nu stond. De open vlakte was niet heel breed, maar bood mij net genoeg ruimte om hem nog even als een schietschijf te kunnen gebruiken. Ik schoot, twee maal. Alleen helaas, miste ik hem faliekant. En Balthazar was alweer weg.
Hier stond ik dus voor de keuze, zou ik hem nu maar laten gaan en terugkeren naar mijn mannen of bleef ik hem achterna zitten? Ik aarzelde. Ik dacht aan de crash terug, hoe mijn best doen niet goed genoeg was en deze man maar niet kon inzien dat het voor mij onmogelijk was geweest om behalve Isabel ook Katelijn te bevrijden. Ik zag voor me hoe hij bij Liesbeth thuis met Nikki Nancy moest hebben geworsteld, om haar uiteindelijk in haar lies te knallen, dat hij Liesbeth vervolgens met zich meebracht naar de scouting, de plek waar zij werd herinnerd aan de gruwelijke aanblik van haar vriendin, die ze daar eerder levenloos en van haar onschuld beroofd had aangetroffen. Beelden flitsten aan mij voorbij die nog maar kort in het geheugen waren opgeslagen. Het waren de beelden van hoe ik mij had voorgesteld dat hij, kil als hij was, Sabrina Biezenhutter had neergeschoten, gewoon omdat hij het kon en hij vond dat zij hem in de weg stond. Ik zag weer voor me hoe hij Retroman uitschakelde, een goeiige knul die nog geen vlieg kwaad kon doen, een makker van me, een goudeerlijk kerel die alleen maar dat deed wat hem het beste leek en dit avontuur hoogstwaarschijnlijk niet levend was doorgekomen. En daarna de rest van mannen…
“Nee, Balthazar! Jij gaat helemaal nergens meer heen. Ik blijf je achtervolgen, al is het het laatste wat ik doe.”
Ik negeerde mijn kwetsuren, het gevaar voor eigen leven en de mannen die onderweg waren om mij te ondersteunen. Het zal de vuurspuwer in mij zijn geweest die mij zover bracht, maar besluiten om deze strijd op te geven, kon ik niet. Ik was blind, blind voor het eventuele gevaar dat nog komen zou. Dit kon ik niet over mijn kant laten gaan. Balthazar had in één ding gelijk gehad: dit was een spel dat uitgespeeld moest worden, een smartelijk geschil dat spoedig zou worden beslecht.
Sneller dan ik normaal gezien voor mogelijk had gehouden sprong en sprintte ik tussen een stel doornstruiken door de helling op naar boven toe, mijn enkels en schenen daarbij genadeloos schurend aan een stel scherpe uitsteeksels van de duindoorn. Het was een pijnlijke ervaring die mij anders onherroepelijk tot staan en op andere gedachten had gebracht. Ditmaal negeerde ik de pijn en bleef ik vast beraden op mijn doel afgaan. Met het bloed sijpelend langs mijn onderbenen stak ik, gevoed door een enorme stoot adrenaline gehaast de vlakte over. Als een losgeslagen rund draafde ik met grote passen door het grove losse zand. Ik schoot opnieuw een keer of drie en zag aan weerszijden van Balthazars laklederen schoeisel hoe het zand naast zijn voeten opstoof. De leemte was, vanaf hierboven bekeken, net iets wijdser dan ik me deze vanaf het voetpad had kunnen voorstellen. De ondergrond was inspannend om te belopen, zowel voor mij, maar ook voor hem. Vooral voor Balthazar, omdat die er met zijn nette gladde herenschoenen amper echt doorheen kwam. Ik vervloekte daarom de voorsprong die hij gekregen had vanaf het moment dat ik de duinheuvel nog betreden moest, anders had ik hem er op dit ogenblik allang uitgelopen. Daarvoor in de plaats had hij nu de overzijde van de zandvlakte bereikt en verdween hij verderop tussen de kronen van het lager gelegen groeisel achter de glooiing van het landschap uit het zicht. Tezelfdertijd ging ik bijna gestrekt in de laatste paar meters door het zand toen ik mijn voeten ietwat ongelukkig in de uitwerpselen plaatste van de Schotse Hooglanders die hier, ondanks hun vriendelijke aard, menig wandelaar door hun grote hoorns de schrik aanjagen. In de stront stappen brengt doorgaans geluk, dacht ik nog. En ik hoopte zo dat daar ook maar iets van waar was. Balthazar achtervolgend kwam ik via een steil aflopende helling op een geheel ander terrein uit. Anders dan zojuist op de vlakte, was het hier behoorlijk dicht begroeid. Behoudens een open ruimte in het midden stond het in de grote kuil waarin ik terecht was gekomen vol met eeuwenoude zomereiken. Een penetrante geur van vers gezaagd hout kwam je er tegemoet. Niet verwonderlijk; recht voor mij, tussen de eiken in, stond een grote houtzagerij. Het houten gebouw dat voor deze bedrijvigheid was opgetrokken lag diep in de duinen verscholen en was naar alle waarschijnlijkheid nauwelijks bij de recreërende duinbezoekers bekend. Het betrof eveneens een blokhut en was bijna anderhalf keer zo groot dan de scouting die ik eerder had bezocht en nu jammerlijk in rook opging. De onaangetaste eikenbomen leverde een eigenaardig contrast op met de doelstelling waarmee de houtzagerij was opgezet. Het duidde er haast op dat hier illegale praktijken werden verricht. Ik benaderde, nog altijd met getrokken wapen, de zagerij vanaf de achterzijde. Balthazar was zo op het eerste oog in geen velden of wegen te bekennen. Ik vermoedde daarom dat hij zich in het gebouw zelf ophield. De schaarse verlichting die er door het dikke bladerdek naar beneden viel, warme de koele onderlaag nauwelijks op. En dat terwijl de zon inmiddels het hoogte punt aan de hemel had bereikt. De kilte die dat hier tot gevolg had droeg extra aan de spanning bij. Heel erg vond ik dat niet. Ik ben altijd van mening geweest dat een frisse omgeving positief bijdraagt aan je focus. Warme benauwende omgevingen bemoeilijken vaak het helder kunnen denken, wat gegeven de omstandigheden cruciaal was. Sluipend langs de grove buitenmuur van de grote blokhut naderde ik een slachtbank voor jong kreupel- en haardhout afkomstig van berken en eiken. Te midden van een breed palet aan zaagsel- en splintersoorten lagen links van mij her en der enkele op 25 tot 30 centimeter gekloofde haardblokken. Direct ernaast lagen brede houten pallets als eindproduct van de in het verlengde ervan geplaatste boomstronken. Pompeuze cilindervormige boomstammen lagen er keurig bovenop elkaar gestapeld, klaar om te worden versnipperd, verzaagt of te worden vergruisd. Het grote mechaniek dat voor het leeuwendeel van de houtproductie verantwoordelijk was, kon verder naar de voorzijde van de houtzagerij gevonden worden. In het afdalen vanaf de duinhelling had ik reeds gezien hoe een tweetal lopende banden op de grote open plaats van dit terrein stond opgesteld. Nu viel het buiten mijn zicht, maar het was mij wel duidelijk dat daar de grote houtblokken klaar werden gelegd om door de houtzagerij te worden verorberd. De grote vraag was nu natuurlijk waar Balthazar gedacht had mij op een sinistere plaats als deze te kunnen overmeesteren. Het kon niet anders, of hij was van te voren al op de hoogte geweest van het akelige decor dat zich hier tentoon spreidde. Hij had mijn zenuwen dan ook niet strakker kunnen aanspannen door mij hier naartoe te leidden. Het zweet gutste, ondanks de koele tijd van het jaar, langs mijn behaarde rug en over mijn slapen. Met twee handen hield ik mijn Heckler & Koch stevig omklemd en schoof ik stap voor stap naar de voorzijde van de houtzagerij. Als ik mij in die glad gelakte schoenen van Balthazar zou bevinden, dan zou ik mij nu recht achter de buitenmuur van de houtzagerij opstellen, direct om de hoek waar ook de boomstronken over de lopende band de dood zouden vinden. Bij het in het vizier komen van mijn prooi, zou ik plotseling vanachter de muur tevoorschijn komen en hem ineens de genadeslag toedienen. Met die tactiek in gedachte liep ik uiterst behoedzaam steeds dichter naar de voorzijde van dit bouwwerk. Nog enkele meters te gaan en ik zou Balthazar recht in zijn gezicht aan kunnen kijken. Om te verhinderen dat dit zou uitlopen op een schietpartij uit een slechte scène van een western, waarbij beide bandieten elkaar tegelijk overhoop zouden schieten, verwijderde ik mij langzaam van de blokhut. Omzichtig stapte ik in de richting van executieplaats van het brandhout. En juist op het moment dat ik verwachtte dat de schurk uit dit verhaal met getrokken revolver uit zijn schuilplaats uit de houtzagerij tevoorschijn zou komen, klonk het onheilspellende achter mij:
“Zagen, zagen, wiedewiedewagen…!”
Abrupt draaide ik mij om en wendde mij tot de stapel met pallets. Mijn hart klopte nu zowat in mijn keel, want wat ik voor mij zag was dezelfde Balthazar die ik verwacht had uit de blokhut op te zien duiken, maar in plaats van vanuit die richting met zijn Walter PP op mijn voorhoofd te vuren, stond hij daar als een ijzingwekkend silhouet bovenop de stapel met planken met in zijn handen een groot vervaarlijk apparaat.
“Gert Jan kwam thuis om een boterham te vragen,” en nog voor hij de laatste woorden uit dat wijsje had voortgebracht, trok Balthazar aan een koord dat aan het enorme voorwerp bevestigd zat en waarvan ik mij niet dadelijk een duidelijk beeld kon vormen wat dat precies was doordat hij er pal mee tegen het licht stond. Wat het ding dat hij vasthield was, werd mij echter maar al te duidelijk toen ik een log motorgeluid hoorde aanzwellen en een ketting met een zaagblad in beweging zag komen. Onmiddellijk sprong Balthazar op van de stapel pallets en dook hij met kettingzaag en al in de richting van mijn persoontje.
Vol doodsangst zag ik mijn verdelger met dat helse apparaat op mij afkomen en dacht ik, nu is het met mij gebeurd. Ik deed daarom het enige wat mij op dat moment nog gunstig leek voor mijn gezondheid en dat was door een tijgersprong te maken naar de voorplaats van de houtzagerij. Achter mij hoorde ik hoe het ratelende zaagblad onverbiddelijk en onder luid kabaal zichzelf vast groef in het hakblok. Balthazar had gehoopt middels een linkshandige beweging mij door midden te klieven. Gelukkig was ik tijdig opzij gerold en wilde ik mij alweer oprichten om Balthazar te kunnen neerschieten. Tot mijn stomme verbazing ontdekte ik echter dat ik mijn pistool had laten vallen en zocht ik het gras al af naar waar ik het had gelaten. Daar moest ik wel mee opschieten, want de Bever was hier in zijn element en had de kettingzaag reeds kunnen losrukken. Hij draaide zich naar mij toe en kreeg meteen een gelaatsuitdrukking op zijn gezicht die zo diabolisch was dat ik zou zweren hier te maken te hebben met één van de afgezanten van de duivel zelf. De grijns waarmee dat gepaard ging was eveneens sardonisch, te meer omdat hij in de gaten had dat ik ontwapend was. Des te groter was het geluk aan mijn kant dat ik tijdig mijn Heckler & Koch terugvond, van de grond kon grissen en een schot kon lossen. Het ketste echter op het heftig ronddraaiende zaagblad af en trof verder geen noemenswaardig doel. Toch bleek deze losse flodder uiterst rendabel; Balthazar erdoor uit evenwicht gebracht waardoor de neerslaande beweging met de kettingzaag op een andere plaats uitkwam dan hij ermee had beoogd. Op nog duimdikte van mij schedel zeeg het woest tekeer gaande zaagblad van dit angstaanjagende apparaat met grof geweld naast mij neer. Net op tijd keerde ik mij gezicht ervan af, maar kon niet verhinderen dat mijn gehoor op barbaarse wijze met honderd decibel of meer werd gemangeld. In deze positie rolde ik verder door totdat ik met mijn zij de opstelling van de lopende band kon voelen. Hiermee kwam ik meteen ook weer buiten het directe bereik van deze godvergeten beul. Ik had hier naar mijn gevoel net zo gemakkelijk in gevecht kunnen zijn met een bijna vijf ton zware Tyrannosaurus rex. Balthazar deinsde ècht voor niets terug. Veel tijd om mij overdacht te kunnen recapituleren kreeg ik niet. De bruut kwam alweer op mij af. Daar mijn eerdere poging hem met een schot onschadelijk te maken tot niets had geleid, gooide ik het eens over een andere boeg. Knaphandig maar onder duidelijk protest van mijn gekrenkt gestel, slingerde ik mij op de lopende band, in volle overtuiging dat deze nu toch niet in bedrijf was. Dat was echter totdat Balthazar over een blokje hout struikelde en zodoende breeduit op het bedieningspaneel belandde. Opnieuw kreeg hij mij daardoor niet onder zijn zaagblad, wat hij blijkbaar zo graag wilde, maar ik was hard onderweg om nu wel richting een ander zaagblad vervoerd te worden. Welhaast buitelend om mijn balans te houden zwiepte en zwierde ik met mijn ledematen om mijzelf in een lopende beweging te krijgen. Met grote uitpuilende ogen keek ik vol ontzetting achterom terwijl ik de bedoeling naar voren te hollen en zag ik hoe een zingende zaag mij welkom heette. Nu waren zo goed als al mijn kansen verkeken. Achter mij drong het geluid van een hongerige zaag zich aan mij op, terwijl mijn linkerflank door een brute tot de tanden bewapende moordenaar mij op de huid zat. Rechts had ik geen ontsnappingsmogelijkheden. Ik was reeds zo verder op de lopende band naar achteren gevoerd, dat een houten schot dat deel uitmaakte van de constructie van de blokhut mij verhinderde aan die zijde weg te springen. Dit was het dan, dacht ik toen. Meer engeltjes die over mij ziel waken heb ik niet op mijn schouders zitten. Hier eindigde dan nu toch echt het zogenaamd roemrijke leven van Karel Riemelneel. Balthazar liet de kettingzaag voor wat het was en genoot van de per ongeluk de door hem tot stand gebrachte situatie. Voor alle zekerheid had hij zijn Walter PP nog uit zijn broekriem tevoorschijn getrokken, maar had niet het idee dat hij die nog zou hoeven inzetten. Op dat moment bewees ik dat je een Riemelneel niet te snel moest afschrijven. Mijn rechterzijde mocht dan met een houten schot zijn afgezet, het schot reikte vanaf het L-vormige dak slechts tot enkele centimeters boven de zijkant van de lopende band. Het was een groot risico wat ik nam, en het kostte mij een schoen, maar juist op het moment dat ik in het bereik kwam van het gretig cirkelende zaagblad liet ik mij voorover vallen en rolde ik naar rechts opzij door de uitsparing. Op dit ogenblik moest Balthazar zich wild hebben geschrokken van mijn inventiviteit, maar de verbale reactie dat ongetwijfeld met een hoop gevloek gepaard ging verstomde ik het lawaai van de zaag naast mij.
Door mij fortuinlijke ingeving kwam ik naast de band op een flinke hoop zaagsel terecht. Dit was natuurlijk het product van het dodelijke mechanisme waaraan ik zojuist was ontsnapt. Voor een kort moment verwelkomde ik de indringende houtgeur en had haast de neiging deze dankbaar met volle teugen op te snuiven. In plaats daarvan gunde ik mezelf een kort moment om even de spieren te ontspannen en nam ik in visuele zin mijn nieuwe omgeving op. Veel tijd werd mij niet gegeven. Het gevaar was nog niet geweken zolang Balthazar hier rond huisde en het op mij had voorzien. Tot die realiteit werd ik teruggebracht toen ik mij er nog maar net van had overtuigd dat ik in een soort stal terecht was gekomen, waarbij de voorzijde van deze ruimte tot de dakrand toe helemaal vrij was. Toen ik mijn hoofd opzij draaide ontdekte ik plotseling dat het lawaai van de zaag achter mij verstomde. Direct trachtte ik los te komen van de gemakkelijk tien kuub zaagsel waar ik bovenop lag en worstelde ik om via de vaste grond weer weg te kunnen vluchten. Echter, nog voor ik met beide benen naar de grond was gegleden, moest Balthazar over de lopende band zijn gesprongen en stond hij mij onder de koof reeds op te wachten. Toen ik mij in mijn tocht naar beneden naar hem omdraaide aanschouwde ik hoe een kringeltje rook van zijn Walter PP naar boven opsteeg. Opnieuw kreeg ik niet meer dan een silhouet van hem te zien. Op de achtergrond werd ik enkele mannenstemmen gewaar en herkende ik daarin de vertrouwde klanken van de personen met wie ik had samengewerkt. Ik zag hoe Balthazar zijn wapen in hun richting verplaatste, zijn magazijn leegschoot en vervolgens tot de conclusie kwam dat hij zich niet meer kon verweren. En terwijl ik een warme stroom vocht langs mijn oor naar mijn wang voelde stromen, werd mijn lichaam koud en begon alles te vervagen. Een 9mm Parabellum kogel, afkomstig uit Balthazars vuurwapen, was twee centimeter schuin boven mijn slaap in mijn schedel gedrongen. Het laatste wat ik zag voordat mijn lichten doofden waren twee wegvluchtende benen, gestoken in een absurd beverpak met daaronder twee Van Bommels, maatje 46.
Ongeveer tegelijk aan het moment dat Balthazar spoorloos in het duingebied verdween, werd door inspecteur Retroman de achterdeur van een Volkswagen Transporter geforceerd. In de achterbak werden gevonden en voor het grootste gedeelte verpakt in plastic: een koevoet, een paraplu, een Stanleymes en een klein zaagje. Het zaagje werd later beter geduid als ‘schrobzaag’, dat door dakdekkers nog wel eens wordt gebruikt bij bijvoorbeeld het verdiepen van een afvoer. Naast deze spullen werd tevens het stoffelijk overschot aangetroffen van Anika Roerling.
Einde ‘De rotte appel – deel 2’.
By karelriemelneel | March 13, 2013 - 10:07 am - Posted in Duimzuigerij, Gevleugelde Uitspraken, Nederlands, Verbaal Genot

Bestaat uit: “Ik baal als een stekker” & “Afgaan als een gieter”

Uitgesproken door Femke Halsema (doorgekregen via Alicia Kok)

Datum: een tijdje geleden.

(Let op: dit is geen officiële contaminatie, omdat de twee uitdrukkingen geen betekenisverwanten van elkaar zijn)

image by T4W0ut, edited by Gsorsnoi

“Dus schat,” sprak ze ineens hees. “Wat vond je van mijn Filippijnse spookverhaaltje?”
Thomas was even verbaasd dat ze nu nog met die vraag kwam. Kon zij zich nu niet even op het voorspel en de daad concentreren? Het werd net zo leuk. Esmeralda had haar handen nog kruislings over haar buik en had bij haar heupen de onderzijde van haar kleding vast. Maar ze had gepauzeerd om antwoord te krijgen op haar vraag.
“Je bent echt een hele goede verteller van smerige horrorverhalen, schat. Alleen weet je toch dat je een nuchtere Hollander als ik niets wijs kunt maken? Ik geloof niet in dit soort dingen. Dat zit gewoon niet in mij.”
“Ik had ook niet verwacht dat je me zou geloven Thomas,” Esmeralda grijnsde zonder dat Thomas dat zag omdat ze haar blik naar voren had gericht en ging verder met haar striptease. “Stiekem hoopte ik er zelfs op.”
Hij begreep dit niet.
“Hoezo, wat bedoel je?”
En toen, zodra Esmeralda haar roze bandeau tot onder haar borsten had opgetrokken, ontwaarde hij iets vreemds rondom haar middel. Eerst kon hij het niet goed zien, omdat ze precies tegen de enige lichtbron stond die deze grot kende, maar even later drong het met een schok tot hem door waar deze lijn uit bestond. Het was nu precies twaalf uur. Esmeralda werd achttien. Het begon als een soort striem, alsof er kleding rond had gezeten die veel te strak was aangetrokken, maar ging al snel over in scheurende huid. Hoger op haar rug ontdekte hij nog iets anders dat er niet thuishoorde. Esmeralda had nu haar ellebogen boven haar hoofd gebracht om de bandeau helemaal te kunnen uittrekken, wat ervoor zorgde dat het bovenste deel van haar rug werd ontbloot. Eerder was hij vooral geïnteresseerd geweest in haar boezem die daarmee zichtbaar zou worden, maar nu waren het vooral de twee donkere bobbels tussen haar schouderbladen die zijn aandacht trokken. Het was net alsof er twee dieren, ieder ter grootte van een gemiddelde rat, onderhuids bezig waren om een weg naar buiten te vinden. De aanblik was afschrikwekkend.
“Jezus Christus!” sprak de geboren atheïst.
“En dat uit jouw mond?” reageerde ze. Versteld keek hij naar haar op. Haar stem was ineens anders.
Bloed sijpelde ondertussen uit de lijn die om haar middel was ontstaan en Thomas aanschouwde vol ontzetting hoe Esmeralda’s bovenlichaam langzaam van de onderkant loskwam. De bobbels tussen haar schouderbladen braken open en wat eruit tevoorschijn kwam waren twee enorme gitzwarte vleugels die krachtig naar beide zijden openklapten.
“Jij bent een Manananggal!” Thomas schreeuwde het uit en deinsde verschrikt naar achteren.
“Manananggal, Aswang of Tik-tik. Het is mij om het even. María luister ik tegenwoordig ook naar…”
“Nee!” Dat besef sloeg bij Thomas in als een bom. Hij leek het haast niet meer te kunnen bevatten. Ondanks dat hij het niet koud had begon de kloeke Groninger te rillen en nam zijn hartslag toe. Dit kon niet echt wezen. En toch was hij getuige van de bizarre transformatie van zijn vriendin die omgetoverd werd van de aantrekkelijke Esmeralda Garcia naar een wanstaltige Manananggal. Langzaam werd ze uit elkaar getrokken door krachten die hij niet kon bevatten. Haar onderrug begon naargeestig te kraken. Nu zag hij hoe haar ruggenwervels onder een ijzingwekkend kabaal van elkaar scheurden en de botten bloot kwamen te liggen. Bloed stroomde er langs de steeds breder wordende ruimte die er tussen haar boven- en onderlijf waren ontstaan alsof je een omgekeerde emmer met vloeistof van een oppervlak tilde. Haar eigenzinnige meisjesonderbroek veranderde in no-time van babyblauw naar dieprood. Thomas dook weg en braakte het uit van weerzin. Dit was meer dan waar zijn maag tegen bestand was. Het bovenste deel van Esmeralda’s lijf kwam plots in het luchtledige te hangen. Met haar vleugels zorgde ze ervoor dat ze los boven haar onderlijf kon vliegen. Thomas was zo bevreesd. Hij wist dat hij moest wegvluchten en wilde dat ook, maar er was iets dat hem nog tegenhield, waarschijnlijk vooral het overheersende gevoel dit niet te willen geloven. Zijn hersens gingen als een razende tekeer. Esmeralda had dit alles zorgvuldig van te voren uitgedacht. Wat ze had doen voorkomen als een seksuele escapade bleek een vooropgezet plan. De afgelegen grot was een perfecte schuilplaats om ongestoord een jonge man in te kunnen ombrengen. Ze had hem er naartoe geleid om hem als zwarte weduwe in haar web te lokken. Vervolgens had zij hem aan de praat gehouden met haar zieke horrorverhaal om de tijd door te komen. Hadden ze eerder besloten tot de daad over te gaan dan had ze daarna namelijk geen argument meer gehad om Thomas langer in de grot vast te houden. En ze moest op die twaalf uur uitkomen, want dan had ze blijkbaar de geschikte leeftijd bereikt om tot haar transformatie over te gaan. Of was ze daarvoor ook al eens een Manananggal geweest? Iemand moest Pedro hebben omgebracht en Raquel haar kind hebben ontnomen. Maar als zij María was, dan kon ze dat nooit zelf zijn geweest.
“Verrast het je?!” vroeg ze ineens.
Thomas schrok zich kapot. Esmeralda – of wat daar van over was – had zich met een ruk naar hem omgedraaid. Daarbij bleven haar heup en benen als bevroren op z’n plek staan. Een sliert van haar organen plakte nog aan de onderkant en krulde zich om een denkbeeldige as. Ronduit afzichtelijk was ze. En toch nog altijd duivels verleidelijk. Haar rondingen waren hetzelfde gebleven. Slank rond haar buik en vol bij haar meisjesachtige doch volle borsten. Ook haar iets bredere schouders en perfecte hals waren nog even sensueel. Thomas had haar al vaker naakt gezien, dus herkende hij haar kenmerkende contouren meteen. Maar blauwe aderen waren nu zichtbaar geworden door de huid rond en op haar borsten en bij haar schouders leek het wel alsof ze er ieder moment doorheen konden breken. Verder zou hij hebben gezworen dat ze bloed transpireerde. Bij haar oksels en op de aureolen rond haar tepels was dit het beste te zien. Ze hing net schuin genoeg voor de lichtbron om het in beeld te krijgen. Haar nagels waren lang en puntig, precies zoals ze de andere Manananggal had beschreven en haar gestylde haren stonden ietwat overeind, net alsof ze onder invloed waren van statische elektriciteit. Maar wat het geheel toch wel compleet afstotelijk maakte waren haar vuurrode ogen en haar mond waar zwarte smurrie uit sijpelde.
“Nee Esmé, dit kan jij niet zijn. Wat is er met je gebeurd?”
Zijn Manananggal geworden vriendin glimlachte zo vuil ze kon.
“Ik ben achttien schat. Mijn lichaam is nu rijp. Rijp voor de nachtelijke transformaties.” Haar stem klonk zo…anders. Donkerder. Haast demonisch. Het was alsof er twee talen waren vermengd in de manier waarop ze sprak. Alsof de duivel zelf bezit van haar had genomen en zij namens hem aan het spreken was. De volgende woorden waren echter in een taal die hij niet verstond, Tagalog, Esmeralda’s moedertaal: “Kailangan ko ng alay!”
En nu heb ik een offer nodig!
Voor Thomas behoefde dit geen uitleg. Hij wist wat ze ging doen, griste in paniek naar zijn broek en overhemd en stond op om te vluchten. Esmeralda bracht een krachtige diabolische kreet uit, sloeg een paar keer op gedempte toon met haar vleugels en wachtte zelfgenoegzaam op haar beurt. Het licht ging uit. Zomaar, zonder duidelijke aanleiding. Al viel het wel op dat het kort gebeurde na Esmeralda’s oerkreet. Thomas’ vlucht naar buiten werd door de duisternis bemoeilijkt. Hij zag geen hand voor ogen. Achter hem hoorde hij het zwakke geklapwiek van de Manananggal.
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Zonder te beseffen hoe stom het was om dit te doen keek hij achterom. Alles was stikdonker, maar Esmeralda’s gezicht kon hij gemakkelijk onderscheiden; haar ‘vlammende’ ogen vlamden niet echt zoals vuur dat deed, maar straalden een helrood licht uit waardoor ze tot haar buste zichtbaar bleef. Dat wil zeggen, als ze haar ogen maar opengesperd hield. Toen botste Thomas onzacht tegen een rotswand, welke hij ook niet zou hebben gezien als hij voor zich was blijven kijken. Maar omdat hij na de knal tegen zijn schouder uit evenwicht werd gebracht en daardoor na zijn val over een schuin deel van de vloer rolde, raakte hij zijn oriëntatie volstrekt kwijt. Bijna drie meter verder bleef hij stil liggen. Hij was nog steeds naakt en dat zou hij waarschijnlijk ook wel blijven nu hij zijn kleren had verloren. De uitgang van de grot vinden zou nu een grote opgave worden. Links of rechts, voor of achter, het had geen betekenis meer voor hem. Maar als hij er tenminste weer achter zou kunnen komen waar Esmeralda uithing, dan kon hij zich wellicht toch nog herstellen. Dan kon hij haar gebruiken als laatste oriëntatiepunt. Hij verbeet de pijn die door de klap in zijn arm was ontstaan, richtte zich op, keek om zich heen en speurde de duisternis af om haar te vinden. Esmeralda echter, had van dit moment geprofiteerd om hem in ultieme verwarring te brengen door naar een ander hoek in de grot te vliegen. Dat ze Thomas hierdoor compleet desoriënteerde realiseerde ze zich niet bewust, maar het kwam haar wel voordelig uit. Op een verkeerd been gezet probeerde hij wanhopig een uitgang te vinden, maar steeds trof hij een solide wand aan. Zonder dat hij het in de gaten had, bewoog hij zich zelfs steeds verder van de enige vluchtweg vandaan die deze grot bezat. Esmeralda hield hem meesmuilend in het oog. Daarna sloot ze haar ogen en vloog ze dichter naar hem toe. Anders dan Thomas, kon zij namelijk wel contouren onderscheiden, zodat ze enig benul had waar hij was en hoe zij zichzelf door de grot kon bewegen.
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Het geluid dat haar vleugels maakten werd zachter. Thomas sloeg er geen acht op. Nog niet tenminste. Hij was vooral bezig met het vinden van een uitweg. Bijna jankend en in blinde paniek tastte hij naarstig met schokkende handen langs de rotswanden. Handen zochten, maar vonden niets dan steen. Esmeralda krijste en vloog op hem toe. Hij draaide zich om en tuurde in de duisternis naar de plek waar hij dacht haar gehoord te hebben. Alleen had de Manananggal precies op tijd haar ogen gesloten.
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Hij werd gek van het gefladder. Waar was ze nu? Haar kreet had zo dichtbij geklonken dat hij zou zweren dat ze zowat recht achter hem vloog. Dit klopte alleen niet met het geluid dat haar vleugels voortbrachten. Dat was juist ver weg. Uiterst geconcentreerd luisterde hij goed of hij in deze holle ruimte kon horen waar ze was. En toen herinnerde hij het zich weer.
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Manananggals zette hun slachtoffers op het verkeerde been met het geklapwiek van hun vleugels. Ze was ver weg. Oh nee, ze was juist dichtbij! Hij werd er krankzinnig van. De paniek sloeg toe. Hij draaide om zijn as en spande zich optimaal in om ook maar enig detail in deze godvergeten zwarte plek te ontdekken.
“Lalamunin kita! Ikaw ang magpapawi ng aking gutom!”
Ik vreet je op! Jij zal mijn eerste honger stillen!
Vanuit het niets was ze recht voor Thomas’ neus verschenen. Op een afstand van nog geen veertig centimeter had hij onverwachts oog in oog met haar gestaan. Van schrik deinsde hij naar achter en verzwikte daarbij zowat zijn enkel. Balans houden deed hij in elk geval niet en hij viel opnieuw op de harde ondergrond. Zijn lijf begon al snel een verzamelplaats voor blauwe plekken te worden. Daar zou het alleen niet bij blijven.
“Zout schat! Pak het zout!” sprak zo ineens een vertrouwde stem. “Het zit in mijn tas.”
“Esmé?” Thomas snapte het niet. Waar kwam dat nou zomaar vandaan? Zijn ogen rolden in zijn kassen, op zoek naar of hij Esmeralda ergens kon zien. Zijn Esmeralda. Niet de gedrochtelijke vorm die het monster had dat hier rondvloog. “Help me Esmé! Wat bedoel je? Waar vind ik dat zout?”
“Mijn tas,” klonk het weer uit het donker. De rode ogen zag hij nergens.
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
“Wag kang magkakamali, gago…”
Waag het niet! Jij stinkend onderkruipsel…
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Harder ditmaal.
Thomas veranderde van tactiek en verplaatste zich in half kruipende beweging over het ondergrondse terrein. De Manananggal was terug naar de waterval gevlogen, waar nu geen licht meer uit scheen. Ze opende haar ogen en hield haar prooi goed in de gaten. Ze speelde overduidelijk een spelletje met hem. Zelf moest ze ook zoeken waar ze haar schoudertas had achtergelaten. Nu ze wist dat er zout in deze ruimte was, liep haar voortbestaan in gevaar. Thomas was er dichtbij, al had hij daar geen benul van. De tas, waar Esmeralda eerder die dag uit voorzorg een zakje zout in had verstopt, was in Thomas’ vluchtpoging achter een rotsformatie in een ondiepe kuil gevallen en lag zodoende uit het zicht.
“Esmeralda. Ik weet dat jij daar bent. Wat wil je van me? Waarom heb je mij hierheen gelokt? Wat heb ik jou misdaan?” Thomas keek recht naar de Manananggal die zichtbaar was als een buste in het rode schijnsel. “Waarom ik, schat?” De buste antwoordde niet. Althans, niet direct. Met een fronsende blik hield ze hem even in het oog en likte met haar tong langs haar lippen. Het was een tong die wel 4,5 meter lang kon worden. Slurpend likte ze aan het zwarte speeksel rond haar mond.
“Ikaw ang pinakahihintay ko – ideyal na biktima, Thomas. Bata, makatas, matipuno, umaalipusok ang damdamin na ako’y makasiping. Isa kang inutil na lubusang nagtiwala sa akin. At ngayon, isang ignorante sa aming mitolohiya’t paniniwala, isang Tao na hinde madaling maniwala sa mga sabi sabi! Kahit na ang katotohanan ay na sa harapan mo na, ikaw ay nagaalinlangan pa rin. Hinde pa ba husto ang katotohanang iyong nasaksaksihan?”
“Omdat jij het ideale slachtoffer bent, Thomas. Jong, sappig, goed gebouwd, smachtend naar seks met mij. Stom genoeg om blind op mij te vertrouwen, tot voor kort onwetend over onze mythologieën en bovendien iemand die niet zo gauw iets van een ander aanneemt. Al liggen de bewijzen recht voor je neus, dan nog aarzel je om erin te geloven. Moet je nog meer weten?”
Thomas had zonder er ook maar een woord van te begrijpen naar haar demonische rede geluisterd en tastte driftig de verduisterde omgeving af naar een tas of een uitgang. Er klopte hier overduidelijk iets niet. Als Esmeralda zojuist had gesproken en hem op het zout had gewezen waarmee hij een poging kon doen het onderlijf van de Manananggal te bestrooien, hoe kon het dan dat hij haar in de Manananggal had zien veranderen? Wanneer hij de Manananggal zou uitschakelen door het zout op haar wond te strooien, zou hij dan ook zijn Esmeralda terugkrijgen?
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Zij verplaatste zich weer. Het geluid werd zacht, dus ze kwam in zijn richting begreep hij nu.
Hebbes! Met meer geluk dan wijsheid vond hij in elk geval het kleedje waar ze eerder op hadden gezeten. De tas kon nu niet ver meer zijn. De Manananggal had zijn vondst ook door en wachtte niet langer af. Het dollen had nu lang genoeg geduurd. Haar tong, zo log als een meertouw maar zo slank als een tuinslang, schoot door de lucht met een snelheid die zelfs de krachtigste torpedo niet kon bereiken. Met een oogverblindende kracht wikkelde het lange ding zich doelmatig om de enkel van de naakte jongeman en trok hem van zijn plaats. Hij voelde een felle pijn alsof hij werd geraakt door een zweep en merkte hoe hij loskwam van de grond. Zes meter verder sloeg Thomas ongenadig hard tegen een muur van steen. Zijn botten kraakten aan alle kanten. Steen kwam los uit een wand en stortte samen met Thomas neer op de harde vloer. Op een paar passen verwijderd van het ruisende watervalletje en links achter de Manananggal lag hij te kermen. Tegelijkertijd zocht zij in wilde razernij naar haar tas en het zakje met zout. En ook zij had moeite, zonder de juiste verlichting, de tas te vinden. Nog duizelig en verdoofd van de pijn krabbelde Thomas op van de vloer en zag door het rode waas, dat een paar meter voor hem van links naar rechts bewoog, dat de Manananggal naar het zout aan het zoeken was. Haar ogen zag hij niet, maar uit de gloed kon hij genoeg opmaken. Daarom bedacht hij zich geen moment, raapte een flink losgeraakt stuk steen op en rende op haar toe. Daarbij moest hij op het laatst een beetje gissen waar zij precies was, omdat haar bovenlijf, naarmate hij dichterbij kwam, tussen hemzelf en de plek die haar ogen verlichtten een zwart vlek vormde. De ferme slag waarmee hij haar met de steen raakte was daarom niet zo precies gericht als hij onder betere omstandigheden had bedoeld, maar hard genoeg om haar even van haar plan af te brengen. De steen kwam midden op haar linkerschouderblad neer en werd zelfs wat afgeremd door de rand van de vleugel die hij schampte. De Manananggal schoot naar voren en stootte op haar beurt haar hoofd tegen de rotsen. Ze slaakte een kreet van pijn, maar herstelde zich zo snel dat Thomas nauwelijks de kans kreeg om zelf zijn evenwicht te hervinden. Dit was te wijten aan het feit dat Manananggals zich, evenals andere vampiersoorten, razendsnel kunnen verplaatsen, op een manier die voor normale mensen niet te bevatten valt. Nog geen tien centimeter, dat moest ongeveer de afstand zijn geweest waarin het vlammend lijkende gezicht voor Thomas opdook. Direct haalde ze met een geweldige kracht naar hem uit. Thomas werd gekatapulteerd en schoot opnieuw van de ene naar de andere kant van de grot. Hij was nog amper tegen een muur geslagen of hij had de Manananggal al weer boven zich hangen die hem de volgende stoot verkocht. Met een vlakke zucht plofte hij op zijn rug op de vloer neer. Zijn lijf werd gemangeld en gemarteld. Met het grootste gemak raapte zij hem bij knie en oksel op en smeet ze hem opnieuw door de ruimte. Thomas had geen idee welke delen van de grot hij wel of niet al had bezocht, maar kreeg inmiddels het gevoel dat ze de hele ruimte nu wel zo’n beetje met hem had aangeveegd. Uiteindelijk bleef hij ergens liggen en bleef het voor langere tijd donker. Dit kwam echter doordat hij zo door haar was toegetakeld dat hij even buiten bewustzijn was geweest. Het moment dat hij zijn ogen weer opende lag hij kreupel geslagen in een moeilijke houding op een plateau. Slechts enkele seconden verstreken of daar was ze weer. Esmeralda, in haar monsterlijke gedaante, zweefde opnieuw boven hem en had haar ogen weer geopend.
“Pahihirapan kita ng husto. Ikaw! Ikaw na hinde naniniwala sa kahit kanino.”
Judassen zal ik je, ongelovige hond die je er bent!
Ze greep één van zijn armen onzacht beet en hield hem tegen de grond gedrukt. De demonische woorden hadden geen betekenis voor hem. Hij verstond ze toch niet. En al had hij het kunnen verstaan, dan nog was hij nu te zwak geweest om nog een woord te kunnen uitbrengen. Thomas’ botten waren ondertussen op meerdere plekken meervoudig gebroken, hij zat onder de blauwe plekken en uit zijn mond stroomde een straaltje bloed. Verdoofd van de pijn kreunde hij maar wat en onderging een geweldige hoofdpijn. Toen ineens bemerkte hij iets vreemds bij zijn hand. Het leek wel plastic. Hij betaste hetgeen hij voelde nog eens en besefte dat het inderdaad plastic was. Dit kon het wel eens wezen, dacht hij. Hij kneep in wat een zakje bleek te zijn, bracht het naar zijn mond en beet er net genoeg in totdat het openscheurde en hij kon proeven wat erin zat. Bingo! Dit was zout. Het zout waar Esmeralda hem over had geïnformeerd. Hij treuzelde geen moment en smeet het zakje met inhoud in het enige wat hij hier kon zien: het gezicht van de Manananggal. Wetende wat voor opgave en eigenlijk toeval het was geweest dat hij het zout überhaupt kon vinden in het donker, moest het opsporen van het achtergelaten onderlichaam welhaast net zo’n onmogelijke opgave zijn. Een geschreeuw volgde waar Thomas zowat doof van werd. Zout brandde in op de huid van de eens zo mooie Esmeralda. Het deed hem pijn dat hij haar zo moest verminken, maar het was dat of zelf opgevreten worden. Met de grootste moeite probeerde Thomas Martens op zijn benen te komen. Hij wist dat dit zijn enige kans was. Het zilte mineraal werkte vooral in op Esmeralda wangen, kin en hals. Zijn actie had effect gehad. Nog liever zou hij hebben gezien dat hij het over het achtergebleven deel van haar lichaam kon gooien, maar hij was met het succes van deze actie ook buitengewoon tevreden. Als een speenvarken tierde ze de hele tent bij elkaar en hield haar handen uit reflex voortdurend langs haar gezicht. Thomas sjokte bij haar vandaan. Maar hij had zoveel pijn dat hij slechts gestaag vorderde. Esmeralda bleef maar gillen terwijl hij maar weer eens een poging deed om de grot uit te komen. Hij beredeneerde ditmaal dat het zout lag tussen het kleedje en de uitgang: als hij onderweg geen kleedje tegenkwam, bewoog hij zich dus in de juiste richting. Dat bleek een slim idee, want bij een tocht die de uiterste inspanning van hem vergde kwam hij een hele tijd geen rotswand tegen. Blijkbaar was dit dus inderdaad de weg naar buiten. Achter hem bleef het gegil maar doorgaan, zodat hij steeds meer en meer overtuigd raakte dat hij een mogelijkheid had om te ontsnappen. Hij kwam zelfs zo ver dat hij even meende de warme buitenlucht langs zijn huid te voelen stromen. Totdat het in grot stil viel en hij de tong weer als een zweep om zijn enkel voelde draaien. Met een ruk verdween hij weer uit de grotopening en werd naar binnen gesleurd. Subiet verloor hij het bewustzijn toen hij in die beweging tegen de zijwand knalde. Als een stuiterbal kaatste hij door de gang het hol weer in en viel ten prooi aan de Manananggal.

“Het spijt me zo schat,” klonk Esmeralda’s wenende stem. “Ik heb je dit nooit willen aandoen.” De paar woorden gingen over in gesnik en daarna in gulzig geschrans. Het rode licht kwam terug. Twee zogezegd vlammende ogen keken op haar maaltijd neer en stonden krankzinnig in diens holle en door zout aangevreten kassen. Thomas kreeg vaag door hoe twee oude-wijven-handen een slijmerige slang van vlees vasthielden en op uitzinnige wijze naar binnen werkten. Het waren zijn eigen darmen. De Manananggal schrokte gulzig. Bloed vloeide rijkelijk langs haar hals en tussen haar borsten. Het licht ging weer uit.
“Ik hield van je, echt waar!”
“Puta!”
Bitch!
Het rode schijnsels flitste weer aan en direct weer uit.
“Het is dit lichaam waarin ik geboren ben, dat mij aanzet om dingen te doen die ik helemaal niet wil.”
“Huwag kang makinig sa kanya. Ay! Makikita mo sa sarili mo! Wala kang kawala – patay ka na!”
Luister niet naar haar! Of doe ook lekker wat je zelf wilt. Je bent toch al dood.
Weer dat licht. Thomas hing nog ergens tussen de twee werelden van wel en niet bewustzijn en kreeg soms maar de helft mee van wat er recht voor zijn neus gebeurde. Zwakjes ontwaakte hij uit zijn afwezige staat. Met moeite trachtte hij te herinneren wat er zojuist in het afgelopen half uur moest zijn gebeurd, al leek het voor hem al veel langer geleden. Hij zag hoe de Manananggal zaken uit de plaats waar zijn buik zou moeten zitten naar haar mond bracht en deze luidruchtig aan het verslinden was. Dat leek hem eigenlijk wel normaal. Hij zakte weg en voelde hoe fijn die rust even was. Toen kwam hij weer bij en keek eens om zich heen. Niets. Er was niets te zien. Alleen dat naakte wezen met het verminkte gezicht dat boven hem hing en met een stuk van zijn ingewanden langs haar tepels wreef. Brokjes van het één of ander bleven op haar huid plakken. Zijn fles wijn, die was hij vergeten. De jonge vrouw waarvoor hij naar de Filippijnen kwam was dol op rode wijn. Hij baalde dat hij die in het vliegtuig had achtergelaten. Shit, hoe heette ze ook alweer? Hij discussieerde met de stewardess in de slurf. Of hij nog terug mocht om zijn fles te pakken. Maar dat weigerde ze. De vrouw greep hem bij zijn arm en nam nog een hap uit zijn buik. Het beeld van de aankomst op NAIA Airport vervaagde. Vingers werden afgelikt. Zo erotisch als het maar kon. De tong was alleen niet normaal. Het was er niet een die hij gewend was te zien. Thomas zakte weer weg. Eenmaal weer terug in de grot zag hij hoe bloedspetters het haar van zijn vriendin besmeurden. Hij had vol afschuw maar ook respect staan toekijken hoe zij en haar vader een jong varken slachtten op de achterplaats. Het was het hoofdmenu dat de volgende dag op haar verjaardag zou worden opgediend. Lechon noemden ze dat hier. Plots voelde hij dat er iets naast hem lag. De beelden die zich met de werkelijkheid hadden vermengd bleven even weg. Hij kon zich even focussen op het hier en nu. Met een schok kwam Thomas tot het besef dat hij werd opgevreten. Hij sperde zijn ogen wijd open. Dit was helemaal niet normaal. Angstig keek hij naar het door zout aangevreten gezicht van de Manananggal. Maar hij had nog meer vrees voor wat ze met zijn ingewanden uitvrat. Hij wist nog steeds niet wat er naast hem lag, maar kon zich er niet op concentreren. De paniek sloeg weer toe en zorgde ervoor dat Thomas onregelmatiger ging ademen. Hij huiverde, had het koud en bibberde als een malloot.
“Had je me maar kunnen doden lieverd,” begon Esmeralda weer. Het licht doofde weer. “Ik had zo gehoopt dat je daarin zou slagen. De achtergronden van de Manananggal heb ik je verteld, alleen maar omdat ik wilde dat je een kans had. Een kans om háár te verslaan. Zodat je voorbereid zou zijn als ze toe zou slaan.”
“W-wat ligt er naast mij Esmé?” het was voor het eerst dat hij zelf weer iets probeerde uit te brengen. Esmeralda antwoordde niet. Evenmin keerde ze terug naar haar monsterlijke vorm. Blijkbaar was er een tweestrijd gaande tussen de goede Esmeralda en de monsterlijke Manananggal. Feitelijk wist ze ook niet wat er naast hem lag, simpelweg omdat ze het niet kon zien. Omdat zij niet reageerde probeerde Thomas er zelf achter te komen. Hij tastte naar het ding naast hem lag en trok na even te voelen zijn hand er gauw weer bij vandaan. Hij begon te janken en raakte overstuur.
“Oh, gatver! Het zijn mijn tenen. Mijn voet ligt naast me.” En omdat hij wist dat dit anatomisch onmogelijk was maakte een misselijk gevoel zich van hem meester. Hij kokhalsde en bracht vervolgens een stroom kots naar buiten.
“Hoy! Kumakain Ako!”
Hé, ik zit hier te eten hoor!
En het werd weer donker.
Thomas kwam plotseling tot het besef dat hij met zijn hand wel zijn voet had kunnen voelen, maar dit andersom niet het geval was. Sterker nog, tot halverwege zijn borst voelde hij al niets meer. Rechts had hij nog wel gevoel in zijn hand en arm, daar gaapte zelfs een grote open wond ter hoogte van zijn pols. Misschien had ze daar wel een hap uit genomen of had hij deze gewoon lelijk beschadigd.
“Het was mijn moeder,” sprak Esmeralda, wiens geest in het lichaam vast zat van het monster.
“W-wat schat?”
“Pedro en Raquel. Herinner je hun nog? Zij zaten in het spookverhaal dat ik je kort geleden vertelde. Het is allemaal echt gebeurd. Ik was er bij. María noemden we mij, ik had het bed strak getrokken voordat ik het huis verliet. Zo was het met mijn moeder afgesproken. Ze leerde mij de kneepjes van het vak. Terwijl zij bezig was Raquels baby op te eisen, sloop ik weg. En de kluizenaar is mijn vader. Er is dus eigenlijk geen kluizenaar. Hij kwam alleen het licht uit doen toen mijn transformatie begon.”
“Hoe? W-wat?”
“Laat maar schat. Ik hou van je.”
“I-ik ook van jou,” antwoordde Thomas en even later, vlak voordat hij stierf: “…geloof ik.”

By karelriemelneel | March 9, 2013 - 12:43 pm - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Vacaturepagina: De Assistent Kanarievouwer

Onze opdrachtgever is op zoek naar een:
Gesmeerde bliksem afleider

Bedrijfsnaam:
Schering en Inslag & Zn.

Locatie/Standplaats:
Spanningsveld 14 te Pasop.

Salaris:
ZB 219,-

Functieomschrijving:

Als een donderslag bij heldere hemel werd Schering en Inslag & Zn. onlangs getroffen door het overlijden van onze gesmeerde bliksem afleider Ferdinand Araday. Daarom zijn we als het weerlicht op zoek naar een nieuwe ombuiger die niet schichtig is van aard. Aangezien bliksem doorgaans nooit twee maal op dezelfde plaats inslaat achten wij de kans dat jij evenals Ferdinand naar de eeuwige jachtvelden wordt geflitst niet erg aannemelijk. Vroeger werden in Europa de klokken geluid bij een naderend onweer. Klokgelui zou lucht verplaatsen, zodat men hoopte dat daarmee de bui wel zou afdrijven. Tegenwoordig echter weten we dat deze techniek erg is achterhaald. Daarom leiden we de onweer tegenwoordig af met een pot Oud-Hollands broodbeleg en een mes. Door hard weg te rennen met deze lekkernij breng je de bliksem op andere gedachte. De aantrekkingskracht van pindakaas is voor onweer onweerstaanbaar. Natuurlijk zal de elektrische ontlading niet in de pot inslaan, maar worden aangetrokken door het mes dat je in je andere hand draagt. Daarom ben je verplicht om rubberen handschoenen te dragen.

We zoeken geen doetje. Als de hazewind ren je bliksemsnel door ieder natgeregend grasveld, gewapend met mes en pot pindakaas en beweeg jij hemel en aarde om een inslag te voorkomen. Negatieve geluiden buig jij om tot positieve gedachten zodat de bliksemschichten verward raken en opdonderen. De ontlading bij jouw toeschouwers zal groot zijn, wanneer zij zien hoe jij de bui kan afleiden en terug kan doen overspringen naar het luchtruim. Daar kun je donder op zeggen. En dat alles met een simpel potje pindakaas. Wie is er niet groot mee geworden?

Functie-eisen:
Onze opdrachtgever zoekt het volgende in de kandidaat:

  • Je bent gek op spanning
  • Je bent een controlfreak
  • Je een afgerond opleiding als potentieel vereffenings monteur
  • Jij kan bij voorkeur onweer voorspellen door middel van opkomende hoofdpijnen
  • Jouw aanwezigheid slaat in als een bom
  • Je kan goed aarden
  • Je springt niet zomaar over op een andere job
  • Het is een pré als je veiligheid voorop kunt stellen
  • En bent tevens een heetgebakerd type

Dienstverband:
Tot donder en wederopzegging.

Solliciteren:
Interesse in deze functie? Reageer direct en stuur je motivatie inclusief CV naar werving@wsnoi.com of kijk op onze website: http://wsnoi.com/tn/

Wat is mijn Zbersibarnensalaris in euro’s?
ZB 219,- was op peildatum 1 mei 2012 E 2.603,91
(koers 11,89)

By gsorsnoi | March 8, 2013 - 8:26 pm - Posted in Duimzuigerij, Een portet van ..., Nederlands, WSNOI

image by De Wit36, edited by Gsorsnoi

De Tycoon Newspaper is aan een nieuwe reeks artikelen begonnen: portretten van haar verslaggevers. In deze serie belichten we de achtergronden van de fictieve personages die op WSNOI en vooral de Tycoon Newspaper al meer dan eens van zich hebben laten horen, maar waarvan het wel eens prettig is om er ook een gezicht bij te zien. Daar deze personen natuurlijk niet echt bestaan en dientengevolge er geen beeldmateriaal van hen te schieten valt, is gebruik gemaakt van foto’s van figuren waarop zij gebaseerd zijn (hiernaar refereert ‘modelpersoon’ hieronder). Al deze portretten zijn in feite groeiartikelen, want zodra een personage zich verder ontwikkelt op deze site, is het ook wenselijk dat dit artikel daarop bijgewerkt wordt. Zo is het voor mezelf ook te gebruiken als handvat om niet per ongeluk van het bedoelde personage af te wijken. We leiden deze artikelen even kort in met een beknopte personalia waarna we dieper inzoomen op hun oorsprong en hun betekenis voor WSNOI en de TN.

Personalia: Bart Zweets.

Functie: Sportverslaggever.
Andere namen: Geen.
Oorsprong naam: Zijn voor en achternaam zijn een variatie op de naam van sportcommentator Mart Smeets. Daarnaast kende wij op badminton een vriend die Bart van zijn voornaam heet.
Modelpersoon: Mart Smeets.
Eerste oer-artikel: De Gégéëngédeïsche Spelen en de laatste troef. Dit verhaal was als grap bedoeld en is nooit voltooid.
Eerste online-artikel: Remí di Gregsorio op 3,8 kilometer voor de finish lek gereden. Officieel was de Gégéëngédeïsche Spelen eerder online, in een voorloper op de digitale versie van de Tycoon Newspaper.
Uitspraken: “Het lijkt wel alsof hij door een andere dimensie is gefietst.”

Gelegendheidsverslaggever

Bart Zweets is niet een verslaggever waar al veel over te vertellen valt. Met wel geteld één artikel op de digitale versie van de Tycoon Newspaper kun je gerust zeggen dat hij een ‘gelegenheidsverslaggever’ is en hier dus ook maar heel af en toe zijn gezicht laat zien. Dit komt vooral doordat ik, als zijn geestelijk vader, niet zoveel met sport heb. Niet dat ik helemaal niet aan sport doe of er op tv niet naar kijk, ik ben gewoon niet zo fanatiek als sommige andere mensen. En dat maakt ook dat het me dikwijls niet zo kan bekoren wat voor nieuws daarover te vermelden valt. Ieder zo z’n interesses zal ik maar zeggen. Sporten waar ik wel liefhebber van ben zijn wielrennen, de sierlijke Braziliaanse vechtsport capoeïra en badminton.
Ik zal een jaar of dertien zijn geweest toen ik begon aan die laatstgenoemde sport. Met een racket in mijn handen leerde ik Willem Kwak (medeoprichter van WSNOI), de Moraelridder en nog enkele andere vrienden kennen. Letterlijk zo. Met enkelen heb ik soms vandaag de dag nog steeds contact. Op badminton zat ook een hele lange knul, een keurige jongeman uit een net gezin en sprak overduidelijk ABN, althans zo gingen de geluiden. Zijn naam was Bart. Het zal je niet verbazen dat hij de eerste inspiratie vormde voor het karakter Bart Zweets, puur op basis van zijn voornaam en omdat ik hem ook een rol in de krant wilde geven. Al lijkt hij er zelf uiterlijk in de verste verte niet op. Toen de Tycoon Newspaper in z’n eerste vorm tot stand kwam zocht ik al passende figuren voor de verschillende katernen. Ik bedacht dat ik het wel leuk vond om hun namen te verbinden aan hun specialisaties zodat Tinus Icket, Rina Oddel, Karel Riemelneel en natuurlijk Achmed Liën als hoofdfiguren ontstonden. Maar tja, dan had ik eigenlijk niets voor een sportpagina. En dat terwijl het bedoeling was dat de Tycoon Newspaper initieel in het clubblad het Veertje zou verschijnen. Daar kreeg ik dan ook commentaar op. Er zat te weinig sport in (lees: badminton). Mijn geliefde krant verdween uit het blad van de vereniging en ik moest iets nieuws gaan zoeken. Had ik dus maar verslaggevers verzonnen die meer met badminton hadden of sport in het algemeen! Maar lang bleef ik daar niet rouwig om en besloot vervolgens om de Tycoon Newspaper zelf een eigen vorm te geven.
Er gingen jaren overheen voordat er een keer een moment kwam dat ik toch weer opzoek ging naar een sportief typetje voor mijn krant. Maar het ontbrak mij steeds aan de juiste inspiratie om met een echt leuk en treffend figuur op de proppen te komen. Dat was echter totdat ik bij de GGD ging werken, de Gemeentelijke gezondheidsdienst die tijdelijk zelfs even de GG & GD heeft geheten. De tweede ‘G’ stond daarbij ineens voor Geneeskundige zodat het voluit Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst werd genoemd. Ik werkte er in een team van datatypisten. Creatieve buien had ik samen met mijn collega’s Romeo, Janine en Walter te over. Onze humor werkte aanstekelijk en dat droeg erg bij aan de motivatie om de dag rond te maken. Niet dat de productiviteit ervan omhoog ging, maar daar maakte we ons eigenlijk niet zo druk om. We hadden lol, deden net alsof we hard werkten * kuch * en bedachten de gekste dingen om de verveling te verdrijven. Ik had de tijd van mij leven!
Op een goed moment kwamen we er ineens op om een variant op de Olympische Spelen te verzinnen. Het zal ongetwijfeld wel een jaar zijn geweest waarin dit fenomeen actueel was. We spraken er op onze fantasierijke manier wat over en kwamen daardoor als vanzelf op allerlei variaties op de namen uit de strip Asterix en Obelix. Ik zal die later wel eens publiceren. Dat is echt een hele lijst geworden. Maar uiteindelijk bracht mij dit er ook op om een verhaaltje te creëren voor één van de eerste Tycoon Newspaper-verhalen die ik digitaal wilde gaan uitgeven. En dat was hoe onze Bart (van badminton) ineens Bart Zweets werd, want tja, ik had toch iemand nodig die als sportverslaggever voor de Gégéëngédeïsche Spelen moest optreden.

Het nu volgende verhaaltje is nooit afgeschreven, maar dat is niet zo erg. Het was destijds als grap bedoeld en ik heb eigenlijk daarna nooit de behoefte gehad het verder af te maken. Ik bied het hier in z’n meest pure vorm aan zoals ik het uit het Tycoon Newspaper archief heb opgediept. Het verhaal zou moeten gaan over Walterix en Hubelix, al komen deze twee figuren in onderstaand stuk nog niet voor. In het echt is deze combinatie erg onwaarschijnlijk; Walter was namelijk een collega van ons en kon onze projectmanager Huub niet uitstaan. Dus waarom zouden die twee ineens Walterix en Hubelix gaan zijn? Het zal één van de redenen zijn geweest waarom ik hun belevenissen nooit verder heb uitgewerkt.

“De Gégéëngédeïsche Spelen en de laatste troef”

Zo’n 2000 jaar geleden was heel Wallië (zo heette Frankrijk toen) bezet door soldaten van Gsorius Caesar, de Komeinse veldheer. Héél Wallië? Nee, een kleine nederzetting bleef moedig weerstand bieden aan de overweldigers en maakte het leven van de Komeinen in de omringende legerplaatsen bepaald niet gemakkelijk…
Ons verhaal start in Kome, de hoofdstad van het Komeinse Rijk. Het is 48 v. Chr., Gsorius Caesar, heerser van het Komeinse Rijk heeft niet alleen heel Europa en een deel van het Middellandse Zee-gebied in handen, maar daarmee ook de Spelen. De tijd was aangebroken voor de 183e Gégéëngédeïsche Spelen. De laatste die Gsorius Caesar zou meemaken voordat hij 4 jaar later voor de volgende Bulympiade werd vermoord.
Al enige tijd zaten die Walliërs hem vreselijk dwars. Telkens weer trokken de Komeinen aan het kortste eind als het ging om het veroveren van dat enige kleine dorpje met die barbaren. Toch had Caesar naar verloop van tijd een zekere sympathie voor ze opgebouwd, maar liet dit uiteraard niet blijken aan de andere Komeinen. Er kwam al gauw een vergadering onder de hoge heren waar Gsorius Caesar mee in beraad ging.
“Ze hangen mij de keel uit! Ik heb genoeg van ze!” en zo smeet Caesar krachtig z’n Senseo koffiemok door de aula.
“Rustig, rustig o grote heerser,” trachtte een wethouder Caesar te kalmeren, “de Walliërs zijn krachtig en erg stug maar zeker geen onkrenkbaar volk. We moeten de strijd met ze aan blijven gaan. Het kan nooit zo wezen dat wij steeds maar lijdend moeten toezien hoe onze manschappen met legioenen verslagen van dat dorp terug waggelend naar Kome.”
Caesar keek met een rood hoofd naar de muur en fokte zich op. Geluisterd hebbend naar de zojuist door z’n wethouder gesproken woorden kwam het stoom hem al bijna uit de oren. Plots draaide hij zich om en greep de wethouder wild in zijn toga vast en tilde hem voor zich op.
“Kwade goden zijn het! Ik verwacht ze!” spoog Ceasar uit.
“Al jaren zijn wij bezig die Walliërs te verslaan. En steeds maar weer zijn ze ons te slim af. Of ze blijken gewoon te sterk. Het is alsof we door krachten van goden onder de voeten worden gelopen. Kwade goden! Wij als Komeinen zouden moeten heersen. Er mankeert niets aan de overweldigende troepen die we uitzenden. Ze zijn gewoon te magisch, te gevat. Het lijkt wel alsof ze niet van deze wereld komen”.
De wethouder was verbaasd met de onverwachte uitspraken waarmee Caesar hem had toegesproken. Hij had dan ook enkele seconden nodig wilde de wethouder tot zich laten doordringen wat de heerser hem zojuist had willen duidelijk maken.
“Maar grote heerser. Wilt u suggereren dat wij hier daadwerkelijk met goden te maken hebben?”
Even was het stil. Gsorius Caesars’ adem stokte. Langzaam en soepel liet hij het stof van de wethouders kledij uit z’n handen wegglippen. Caesar staarde voor zich uit en pas nu drong het ook tot hem door. Zouden de Komeinen op de proef gesteld worden door de goden? Het zou natuurlijk best zo kunnen zijn dat de Komeinen getest worden door krachten van hoger hand. Maar als dit nou werkelijk zo zou zijn, waarom dan door een miezerig ogend volk als die barbaarse Walliërs?”

Tourverslaving

Na deze flauwe introductie heeft Bart Zweets lang niets van zich laten horen. Net zoals Victor Anished was hij zomaar ineens verdwenen, zonder een duidelijk spoor achter te laten. De Tycoon Newspaper moest het daarom lang stellen zonder een sportverslaggever. Ondertussen verliet ik de GGD en ging in dienst bij Care4ict in Uitgeest. Maar vlak voordat ik dat deed werd ik bij mij oude werkgever aangestoken door het wielrenvirus. Mede door Walter(ix) en een andere ex-collega, die Jeroen heet, kwam ik in aanraking met een soort Tour de France-poultje. En dat zorgde ervoor dat mijn interesse in de nieuwsfeitjes in de sportwereld weer wat werd aangewakkerd. Inmiddels in dienst bij mijn nieuwe werkgever wist ik ook mijn nieuwe collega Bob over te halen mee te doen en gokten we er wat op los om het ideale peloton samen te stellen. De verslaving aan de Ronde van Frankrijk was een feit. Ik keek de tour, nam het op als ik het overdag niet kon zien en was zelfs bij de proloog toen de tour in 2010 in Rotterdam van start ging.
Het duurde uiteindelijk niet lang of ik had mijn eerste Tour de France-artikel te pakken. Op ons werk keek ik met een paar collega’s naar de tiende etappe van Pau naar Hautacam via een livestream op het internet. De rit was bijna afgelopen, maar ik wist dat ik het de finale daar niet zou kunnen zien. Dus ik moest snel naar huis om daar het slot te kunnen bekijken. En zo verbeelde ik mij dat ik zelf één van de renners was, klom op mijn stalen ros en sprintte snel naar IJmuiden. Onderweg kreeg ik de wildste fantasieën en zo kwam ik ineens op een artikel dat uiteindelijk Bart Zweets eerste artikel op de online versie van de Tycoon Newspaper zou worden.

Eén van de Maten van Willekeur

Bart Zweets is natuurlijk een woordspeling op sportcommentator Mart Smeets. Leuk daarbij is dat Zweets op zweten lijkt en dat een onvermijdelijk gevolg is van intensief sporten. Al kan ik mij niet voorstellen dat Mart dat bij het verslaan van de tour nog echt doet. Maar dat is een ander verhaal.
Met Bart heb ik nog wel plannen om zijn karakter verder uit te werken, maar op het moment kan ik zo gauw nog even niets concreets bedenken. Alhoewel er wel één ding is waar ik hem wel voor wil inzetten: ik zoek namelijk nog een barman voor het nieuwe te openen café de Maten van Willekeur…

Bekend werk van Bart Zweets:

Remí di Gregsorio op 3,8 kilometer voor de finish lek gereden

Portret van de volgende maand: Lesley Spandabato

Iedere week heeft hier in de westerse wereld zeven dagen. Dat weten we allemaal. Doorgaans bestaande uit vijf werkdagen en twee weekenddagen. Duizenden jaren geleden ontstond dit systeem uit de ruilhandel van de Babyloniërs. Zij hadden de benamingen voor de weekdagen overgenomen uit het Sanskriet en legden de basis voor de huidige tijdrekening die we hier in Europa en het overgrote deel van de rest de wereld hanteren. Voor de één is dat een sleur, voor de ander een heilzame formule, een onwrikbaar feit waar niemand verder nog bij stil staat sinds de invoering van de Gregoriaanse kalender. Maar wat nou als we die magische verhouding eens doorbreken? Wat zou het opleveren als een week niet zeven maar vier dagen had?

Stel je dit eens voor: na maandag komt woensdag. Vrijdag is de derde werkdag van de week en zaterdag is dan de enige weekenddag. Want als we op de werkdagen iets moeten inleveren, moet er onvermijdelijk ook in het weekend gesneden worden. Vaarwel dus dinsdag, donderdag en zondag.
Dat is in het begin natuurlijk wel even wennen. Toch is het een kalendervorm waarvan ik meen dat we er al snel allemaal gelukkiger van worden. Je week bijvoorbeeld vliegt voorbij doordat het sneller weekend is en je vlot van je rust, familie en andere privé-beslommeringen kunt genieten. Uiteraard is het met je weekend na één dag ook snel bekeken, maar het positieve vooruitzicht is wel dat je aankomende werkweek niet lang zal duren. Het vervelende ‘maandagmorgen’-gevoel zal binnen de perken blijven. Normaal ging je aan het begin van de week weer naar je werk met het gevoel van Kut, moet ik alweer?Met de nadruk op alweer zal dat gevoel wellicht versterken, je kunt je nu echter troosten met de gedachte dat de ellende na drie dagen voorbij is. Vaarwel deprimaandag! Daar doen we niet meer aan. Die dag pak je om vier uur even een Cup-a-soupje en droom je al weg bij het idee dat je na twee dagen wederom aan je eigen dingen toe kunt komen. De dag erop vliegt ook zo om, want na vier uur komt die ‘man met de zaag’ z’n klusje doen om de week doormidden te zagen. Heerlijk. Nog maar anderhalve dag en dan is het weer zover, weekend! Vrijdag is er traditioneel eentje waarop men met een ander soort mentaliteit op werk verschijnt, de uitzonderingen daargelaten die iedere werkdag als vrijdag beschouwen. Kom gerust in je vrijetijdskleding, want ‘casual friday’ moeten we wel in eren houden natuurlijk. Maar zet wel even een tandje bij, want de werkzaamheden moeten nou eenmaal wel af. Het kan niet alleen maar lol zijn.
De klok rondkijken wordt ook een verouderende bezigheid. Met maar drie werkdagen kun je gerust stellen dat de week voorbij vliegt en voordat je het weet sta je al met één been in het weekend. Zaterdag: uitslapen, boodschappen doen, schoonmoeder bezoeken, een duinwandeling? Het is maar wat je er zelf van wilt maken. Maar pak wel je rust. Voordat je het weet moet je weer beginnen.
Kortom: als we allemaal wat inleveren – waar hebben we dat eerder gehoord? – dan hebben we er dadelijk plezier van. Als werknemer heb je een prettige korte werkweek en als werkgever heb je ook niet te klagen, want de productiviteit gaat er alleen maar op vooruit.

Vrije dagen.

Je zal het je al hebben afgevraagd: “Hoe zit dat dan met de vakantiedagen? En blijft het aantal dagen in een jaar dan nog wel in evenwicht met hoeveel dagen je nu normaal vrij bent?” (Want je wilt geen vrije dag inleveren natuurlijk!)
Dit is precies waarom alleen de verhouding drie dagen werken en één dag vrij zal werken. Ik heb het doorgerekend en dit is de enige variant die de week van zeven dagen kan vervangen, al moeten we er wel een aantal vakantiedagen bij gaan optellen. Laten we even met de weekenddagen beginnen. Deel je een jaar door zeven, omdat de huidige week zoveel dagen heeft, en vermenigvuldig je de uitkomst vervolgens met twee dan krijg je het aantal weekenddagen die een jaar nu ongeveer bevat. Dan zit je op 104. Voor het gemak ga ik hier even van afgeronde getallen uit. Doe je datzelfde met een week van vier dagen dan wordt dat: 365 gedeeld door vier en dan daarna eigenlijk nog vermenigvuldigd met één (de enige weekenddag) wat resulteert in 91. Dan kom je dus nog dertien weekenddagen te kort. Wat ons brengt op de vakantiedagen. Omdat het aantal vakantiedagen per cao verschilt, reken ik even met het landelijk gemiddelde. Officieel heeft iedere Nederlander ongeveer 25,6 vakantiedagen per kalenderjaar. Om consequent te blijven met m’n afrondingen maak ik daar 26 van. Bij elkaar zijn dat net iets meer dan vijf weken vrij als je ze allemaal achter elkaar zou mogen opnemen. Dat aantal moet dus nodig omhoog, wat ik ook gezegd zou hebben als ik niet met het idee van de week van vier dagen zou zijn gekomen. Dertien erbij! Huppatee. En ineens hebben we 39 dagen vakantie. Omgerekend in het nieuwe model zijn dat acht weken die je vrij kunt opnemen en is het verschil met het aantal weekenddagen meteen teniet gedaan.
Wel lekker, met een week van vier dagen hoef je maar drie dagen van je vakantietegoed te gebruiken om een weekje vrij te nemen.

Openingstijden.

Door zo’n snellere week krijgen bedrijven ook de mogelijkheid om hun beschikbaarheid te vergroten. Winkels, organisaties in het algemeen, productielijnen, helpdesken, banken, met dit model zullen zij slechts een kwart van de tijd gesloten hoeven te zijn dat een week lang is. Je kunt het zelfs zo invoeren dat bedrijven met speciale weekdiensten gaan werken, waarbij de ene helft van het personeel maandag, woensdag en vrijdag werkt, terwijl de andere helft van het personeel woensdag, vrijdag en zaterdag aanwezig is. Voor de laatste groep werknemers is maandag dan dus hun weekenddag. Voor winkels is dit ook ideaal, want zo kun je eigenlijk altijd open zijn en kun je als consument altijd terecht voor een boodschap. Wil je je hypotheek afsluiten of moet je even bij het gemeentehuis langs om je paspoort te verlengen? Nu moet je daar nog een dag of een paar uurtjes voor opnemen, maar met het systeem van vier dagen kun je eindelijk op ieder gewenst moment terecht. Dat wil zeggen, als we het zo invoeren dat bedrijven in deze afwisselende weekdiensten gaan draaien met hun personeel.

Een weekendje weg.

Het enige wat een probleem lijkt te geven is de behoefte om even een weekend weg te kunnen gaan. Toch is er met nog een kleine aanpassing aan de nieuwe weekvorm daar zo een mouw aan te passen. Allereerst heb je voortaan 39 vakantiedagen in plaats van de gemiddelde 25,6. Dus daar kun je sowieso creatief mee omspringen. Je hoeft ze niet per se achter elkaar te gebruiken. Bovendien kun je vaak, in het huidige systeem, maximaal drie weken achter elkaar opnemen. Wat we ook met elkaar kunnen afspreken is dat we gebruik gaan maken van zogenaamde ‘doorschuifdagen’. Ik stel voor dat we iedere werkende Nederlander het recht geven daar minimaal drie stuks per kalenderjaar van te mogen inzetten. Het werkt zo dat wanneer jij altijd op zaterdag vrij bent, je bij jouw werkgever een doorschuifdag kunt aanvragen wat inhoud dat je voor een keer je maandag ook vrij bent, maar die weer moet inhalen op de eerstvolgende zaterdag. Dus dan heb je ineens weer een week die akelig veel op de huidige lijkt: zaterdag en maandag ben je vrij en daarna werk je zes dagen door voordat je je eerste weekenddag weer hebt. Het is een keuze. Je hoeft er geen gebruik van te maken, maar je werkgever is verplicht in goed overleg zo’n dag drie keer per jaar te verstrekken. Waar zij dat wensen, zouden ze eventueel een hoger aantal doorschuifdagen standaard in het cao kunnen opnemen.

Andere culturen zonder zeven dagen.

Op het eerste gehoor klinkt het waarschijnlijk absurd om van een week vier dagen te maken, maar er zijn voorbeelden te over van culturen die ons model van zeven dagen niet eens kenden. In de tijd van de maya’s hanteerden zij 20 weken van 13 dagen. Op Bali zijn ze een tijd gewend geweest om weken te hebben van tien dagen. Iets verderop op het eiland Java bestaat de traditionele week er zelfs nu nog uit vijf. Daar worden ze marktdagen genoemd. Al worden ze wel gebruikt naast het westerse systeem, zodat weekcombinaties ontstaan. Ze worden onder meer gebruikt voor het bepalen van gunstige of ongunstige dagen. Toen Keizer Constantijn bevelhebber was van het Romeinse Rijk was er een kleine periode dat er een achtste dag was. En tijdens de Franse Revolutie wilde ze zelfs naar een systeem toen van tien dagen, ook wel décades genoemd. [bron Wiki]
Zo’n gekke gedachte is het dus niet om een andere weekmodel in te voeren. Met wisselende succes zijn er volksstammen voor ons geweest die er ook mee hebben geëxperimenteerd. Daarbij zullen onderwerpen zoals oogst, astrologie en de lokale geloofsvormen steeds een belangrijke basis zijn geweest om te bepalen op hoeveel dagen men moest uitkomen. Wat echter altijd een vast ingrediënt blijft is het aantal dagen dat de aarde erover doet om rondom de zon te draaien. Al zijn er voor ons geweest die ook daar hun bedenkingen bij hadden.

Het zal wel even duren voordat we afscheid nemen van het zeven dagen systeem. De hele economie moet ervoor worden aangepast, kalenders, agenda’s, roosters, computersystemen, het zal er allemaal op moeten worden aangepast. De week omgooien gaat dus een ingrijpende aangelegenheid worden, eentje die veel stuivers zal gaan kosten en veel gewenning met zich mee brengt. Zucht, er is dus een grote kans dat het er misschien wel nooit van komt.
Op het moment van schrijven is het voor mij een vrijdag. Nog maar één dagje…dan zit die lange week er eindelijk weer op.

image by TMD, edited by Gsorsnoi

“De Manananggal?”
Uitdagend bracht ze haar vinger naar haar lip en keek er delfisch bij. Ze ging verder en trakteerde hem op nog meer raadsels.
“Teleurgesteld om het feit dat ze hem nu niet meer achter de tralies konden krijgen, moest de familie Salvador de zaak loslaten en Raquel er juist tegen beschermen dat ze háár van de moord op Pedro zou verdenken. Hij had haar bij de politie namelijk afgeschilderd als een lastpak. Zijn collega’s, die samen met Pedro voor zijn en de omliggende appartementen werkten, konden haar dus eenvoudig als verdachte gaan aanwijzen. Gelukkig gebeurde dat niet, maar daarmee was ze nog niet van haar problemen af.” Haar toon werd serieuzer. “Ze was immers zwanger van zijn kind en ondanks een beginnende buik zwaar vermagerd doordat ze bijna twee weken van de straat had geleefd. Dat, met daarbij de stress vanwege de verkeken kans op een succesvolle studie en geldnood, waardoor ze weer op haar moeder was aangewezen, vormde de start van een moeilijke zwangerschap. Ze kon het kindje ook niet laten weghalen, want dat is hier bij de wet verboden. Bij elf weken werd ze plotseling opgenomen in het ziekenhuis in verband met ernstige uitdroging door het vele spugen. Ze had last van een erge vorm van zwangerschapsmisselijkheid. Daarbij kwam dat ze ineens extreem veel afviel in een periode waarin je gewicht juist hoort toe te nemen. In de Filippijnen kennen ze niet, zoals jullie in Nederland, het ziekenfondssysteem, zodat ze de kosten van het ziekenhuis er ook nog eens bovenop kreeg. Kortom, ze maakte echt een hele zware tijd door, wat er uiteindelijk ook voor zorgde dat de baby niet goed groeide. Bij 32 weken werd ze opnieuw opgenomen vanwege een groeiachterstand. Hij of zij liep vier weken achter en het zag er niet goed uit. Je kon op je vingers natellen dat dit wel mis móest gaan.”
Thomas onderdrukte een gaap en vulde op deze uitweiding meer als stelling dan als vraag aan: “Dus kreeg ze dan een miskraam?”
“Dat zou je natuurlijk kunnen denken. De meesten zouden dat doen. Toch, bij Raquel liep dat iets anders…”
“Wat? Hoezo dat liep anders?” Thomas begreep dit niet. “Een kind wordt geboren en anders sterft het door abortus of een miskraam. Een andere versie is er gewoon niet,” bracht hij heel stellig uit.
“En toch liep het anders schat,” ging Esmeralda eigenwijs verder.
Thomas ging onwillekeurig wat naar achteren zitten en gaf haar een blik van het zal wel. Het interesseerde hem ook eigenlijk niet.
“Nou, nu komt het hoor,” zei hij. Waarop Esmeralda glimlachte en zichtbaar genoot omdat ze iets wist waar hij nog geen weet van had. Opgewonden trok ze haar rechterbeen wat omhoog.
“Zo ergens aan het begin van de maand was Raquels moeder bij familie op bezoek en werd zij zelf gezelschap gehouden door een vriendin zodat ze de avond niet alleen hoefde door te brengen. Als vanzelf ging het in hun gesprekken vooral over het aanstaande moederschap en of dat er ook überhaupt wel van zou komen. Daar had Raquel inmiddels wat twijfels over. Zoals je wel zal begrijpen.”
Thomas knikte enkel.
“Zij en haar vriendin hadden het ook over hoe haar omgeving op deze zware zwangerschap reageerde, maar het werd die vriendin duidelijk dat Raquel voorlopig geen contact wilde met de buitenwereld. Ongewenst zwanger worden en zo op jezelf moeder worden, waarbij je erg afhankelijk bent van anderen, wordt in de Filippijnen namelijk niet echt gewaardeerd. Sterker nog, je wordt vaak zelfs met de nek aangekeken. Buiten dat je er natuurlijk niet om vraagt om zo zwanger te worden, ben jij wel verantwoordelijk voor je onvoorzichtigheid en acties. Wat in het geval van Raquel eigenlijk ook niet geheel onterecht is. Met iemand het nest in duiken, terwijl je met je studie bezig bent, is natuurlijk niet bepaald erg slim. Je brengt op zo’n manier toch een last met je mee voor je familie en eventuele andere mensen om je heen. En dat terwijl de meeste gezinnen het al niet breed hebben.”
“Haar familie toch wel? Hoe konden ze anders haar ticket betalen?”
“Zij behoorden inderdaad niet bepaald tot de armste mensen. Maar verplaats je even in de situatie.” Esmeralda liet niet veel ruimte voor discussie open en wilde vervolgen met: “Afijn, Raquel en haar bezoekster spraken zo nog wat totdat…”
“Sorry,” Thomas onderbrak haar toch nog even terwijl hij met een handgebaar de aandacht opeiste. “Deze vriendin, had zij ook een naam?” Het stoorde hem enigszins dat Esmeralda de ‘bezoekster’ niet bij naam aansprak.
“Laten we haar voor het gemak María dela Cruz noemen,” besloot Esmeralda na enige overweging en keek hem indringend aan, alsof zijn vraag haar ook stoorde. Feitelijk deed het dat ook. “Waar Juan dela Cruz de Filippijnse versie is van waar Amerikanen John Doe gebruiken voor een man zonder naam, hebben we daar voor de vrouwelijke variant María voor.”
“Oké, je weet haar naam dus niet.”
Esmeralda negeerde zijn opmerking en ging vrolijk en enthousiast verder.
“De bezoekster, euh ik bedoel María, gaf op een gegeven moment aan naar huis te willen gaan, maar omdat het al zo laat was en ze nog zo’n lange reis met de jeepney moest afleggen, zei Raquel dat ze beter de nacht bij haar kon blijven slapen. Dat leek haar veiliger dan haar gezelschap in het donker te moeten wegsturen. Het aanbod werd aangenomen en zo bleef María die nacht op de kamer slapen waar Raquel zelf ook sliep. Maar de nacht beloofde alles behalve een rustige te worden. Na middernacht kregen de dames er namelijk nog een extra gast bij…”
“De Manananggal?” vroeg Thomas.
“Sst! Verpest het nou niet.” Esmeralda’s reactie klonk echter minder geagiteerd dan het zich liet aanschijnen. Ze tikte hem zelfs plagerig tegen zijn schouder. “María sliep goed in op haar geïmproviseerde slaapplaats, maar Raquel kon de slaap met geen mogelijkheid vatten. Ze was onrustig gebleven door hetgeen die avond was besproken en had bovendien last van haar buik die in de weg zat en pijn deed. Misselijkheid en een naar gevoel overmanden haar waardoor ze aanstalten maakte om het bed uit te stappen om naar het toilet te gaan. Ze sloeg de lakens van zich af, maar bleef aan de grond genageld staan toen ze langs het raam liep. Het was een rustige maanverlichte nacht en voor de mensen die het gewend zijn in deze stad te leven, was het inderdaad een prachtig schouwspel. De maan leek in een solo-optreden helder aan de hemelboog te staan, zonder dat de verblindende lichten afkomstig uit de stad ook maar iets aan haar krachten afdeden. Op slag werd Raquel door de maan betoverd en alhoewel ze de ondefinieerbare pijn in haar onderbuik niet kon negeren, kon ze haar ogen niet van de maan afhouden, zo mooi en fascinerend was het. Het had ook iets bijzonder griezeligs. En wat dat griezelige was, ontdekte ze toen ze vanuit haar bevroren toestand ontdooide zodra ze plotseling naast dit hemellichaam een donkere vlek zag verschijnen die langzaam steeds groter werd en op haar af leek te komen. Op het moment dat ze door had wat er aan de hand was, wilde ze de raamluiken dichtsmijten en wegvluchten. Ze was echter zo door angst verlamd dat ze enkel haar ene hand beschermend naar haar onderbuik wist te brengen en de ander naar haar mond van helse schrik. Voor de rest kon ze geen spier bewegen en ze gaf zich onbewust al over aan het onheil dat haar treffen zou. Wat ze zag was een vrouw, misschien twintig jaar ouder dan zijzelf, van wie het onderlichaam ontbrak, die op hun woning af vloog met behulp van reusachtige vleermuisvleugels. Waar de onderste helft van haar lichaam was gebleven was een raadsel. De vrouw was naakt en afgrijslijk om aan te zien. Haar ogen waren bloeddoorlopen en leken te vlammen, zo rood waren ze. Haar kromme handen waren eerder klauwen en hadden veel te lange, puntige nagels. Verder had ze een asgrauwe blauwige huid die rimpelig was rondom haar verschrompelde borsten en dunne biceps. Desondanks kwam de heksachtige verschijning op haar over als iemand die in normale menselijke gedaante haar moeder had kunnen zijn. Raquel staarde vol huiver in haar smerige mond waar een zwarte smurrie uitdroop en realiseerde zich ineens met wat voor noodvaart het monsterachtige wezen op haar af kwam zeilen. Plotseling ontwaakte ze uit haar verdoofde toestand en schreeuwde in tranen en vol angst: ‘Het is een Manananggal! Help mij! Laat haar niet mijn baby pakken!’ Raquel wist immers uit vroegere voorlichting van haar moeder dondersgoed wat dit voor monster was, waarvan bekend is dat zij naar je toe komen om de ongeboren vrucht bij je weg te stelen, omdat ze verzot zijn op het opslurpen van het bloed uit het hart van foetussen. Daarom sloot ze zo snel als ze kon alsnog de luiken van de ramen en riep de naam van haar vriendin om haar te wekken. Daarbij boog ze moeizaam door haar heupen in een poging een stap in haar richting te zetten.Maar op dat moment ervoer zij zo’n helse pijnscheut dat haar adem even stokte en ze vervolgens kermde van de pijn. ‘María!’ schreeuwde ze na een heftige sensatie opnieuw, maar María werd niet wakker. Die sliep onverstoorbaar verder. Ze probeerde haar in al haar angst nog eens aan te roepen, maar merkte dat ze daar nauwelijks de kracht voor had en haar stem wegstierf. Ondertussen begon er bloed te vloeien langs haar benen en volgde de ene na de andere wee.”
“Raquels kindje werd dus gewoon te vroeg geboren, als je dat nu zegt,” viel Thomas in die gespannen zat te luisteren, maar Esmeralda sloeg geen acht op die opmerking.
“Van de Manananggal hoorde ze heel even niets, maar deze wezens staan erom bekend dat het geklapwiek van hun vleugels langzaam steeds zachter wordt naarmate ze dichter naderen om hun slachtoffers juist in verwarring te brengen. Opeens was de Manananggal zo vlakbij dat zij met het krachtigste deel van haar lijf door het dak schoot. Haar absurd lange en oersterke tong doorkliefde het dak met het grootste gemak. Raquel dook instinctief in elkaar om zichzelf te beschermen tegen het rondvliegend materiaal dat dit met zich meebracht. Kort nadat ze haar ogen even had gesloten om te voorkomen dat er splinters in zouden komen, staarde ze nog voor een kort ogenblik naar de dieprode streng die als een slang om haar heen danste. Veel tijd om de tong van de Manananggal te bestuderen kreeg ze niet, met een razende snelheid zocht het langwerpige geval een weg naar haar kruis, stak dwars door de stof van haar ondergoed en penetreerde met razende snelheid haar geslachtsorgaan. De impact waarmee het ding haar baarmoeder binnendrong was zo krachtig dat Raquel erdoor werd opgetild en tegen het plafond werd gedrukt. En terwijl de tong zich in haar onderbuik in een spiraalbeweging om haar kindje kronkelde, hing Raquel oog in oog met het duivelse monster. Grijnzend keek de Manananggal de doodsbange jonge vrouw aan. Felrode vlammende ogen hielden de blik op haar geconcentreerd terwijl het ellenlange orgaan z’n werk deed. Bruusk werd de 34 weken oude baby door de baarmoedermond naar buiten getrokken. Raquel had het gevoel compleet uit elkaar gerukt te worden. Haar geboortekanaal werd aan gort getrokken en haar vagina scheurde op drie plekken in. Raquel zou de rest van haar leven kreupel moeten doorbrengen, als ze niet al aan haar verwondingen bezweek. Onder normale omstandigheden had een kindje van deze leeftijd het buiten de baarmoeder al redelijk op eigen kracht kunnen redden. De nieren zouden klaar moeten zijn en de longen bijna of helemaal gerijpt. De levensvatbaarheid van Raquels baby bleef echter ernstig achter en het kindje had dus ook het leven verloren, kort voordat de Manananggal dit jonge mensje op kwam eisen. Hoe Raquel weer terug op de vloer terecht was gekomen had ze geen idee van. Wat ze wel wist was dat ze breeduit in een plas van haar eigen bloed, urine en vruchtwater op de vloer was komen te liggen en dat ze alles troebel zag door haar tranenvloed. Het levenloze lichaampje van haar baby lag voor haar op de grond, maar werd snel daarna uit haar gezichtsveld weggetrokken. Daarom keek ze vlug omhoog naar het gat dat in het dak was ontstaan en waarin ze haar kindje zag verdwijnen. Ze staarde naar de bloederige onderzijde van de romp van de Manananggal en de op deze afstand haast geluidloze slaande beweging van haar vleermuisvleugels. Uit haar armbewegingen, die deels uit het zicht vielen, maakte ze op dat het monster bezig was om haar kindje te verorberen. Raquel wendde zich daarop vol afschuw af, schreeuwde het uit van smart en verdronk zowat in een zee van tranen. Ten slotte, nadat ze zeker een minuut of tien had liggen wenen, trok ze zichzelf op aan het bed van María. Lopen of strompelen kon ze niet meer. Daar verwachtte ze eigenlijk dat haar bezoekster moest zijn ontwaakt en wellicht uit angst niets heeft durven doen of zeggen. Of misschien had María echt zo vast geslapen dat alle gebeurtenissen in het slaapvertrek haar waren ontgaan. Dit leek haar echter bijzonder onwaarschijnlijk. Des te groter was daarom Raquels schok toen ze ontdekte dat María’s bed leeg was. Ze was verdwenen. En wat nog raadselachtiger was – waar Raquel met haar verstand niet bij kon – was de staat waarin ze haar bed had achtergelaten…”
“Onbeslapen,” gokte Thomas.
“Inderdaad. Onbeslapen,” bevestigde Esmeralda. “Het was alsof María die avond zelfs niet eens bij haar was langs geweest.”

“Wat een weerzinwekkend verhaal zeg,” concludeerde Thomas vol afkeer. “En dit windt jou op?” Ademloos en vol huiver had hij naar de hele uiteenzetting zitten luisteren. Met een climax die duidelijk heel anders had uitgepakt dan hij vooraf had kunnen bevroeden. Het had zijn maag doen omdraaien. Esmeralda had hem vooral verrast met de gruwel die moeder en kind werd aangedaan, iets wat Thomas van te voren niet had zien aankomen. Toch glunderde ze triomfantelijk toen Thomas haar vroeg wat ze er zelf van vond en kneep haar benen nog eens bij elkaar.
“Hm, hm!” was haar reactie, waarmee ze klaarblijkelijk beaamde dat ze ervan genoten had. Even viel er een stilte. Uiteindelijk schoof Thomas wat naar de andere zijde van het dekentje dat Esmeralda had meegebracht. Zijzelf ging vanuit haar zijlingse positie rechtop zitten en rechtte haar rug. Dit ging gepaard ging met een soort knakkend geluid. Haar benen vouwde ze vervolgens over elkaar zodat ze in een kleermakershouding kwam te zitten, geheel ontspannen.
“Wat ziek zeg,” Thomas zat inmiddels ook overeind en kon er niet over uit. “En wat verschrikkelijk misselijkmakend! Geniet je werkelijk van dit soort onpasselijk makende verhalen? Het ergste is nog dat je er heilig in lijkt te geloven dat dit ook echt zo is gebeurd.”
Met een klein tongetje tussen haar tanden onderstreepte haar mimiek Haar mimiek, geïllustreerd door een klein tongetje tussen haar tanden, onderstreepte dat het waar was wat haar vriendje suggereerde, zonder verder iets te zeggen. Ze vond het inderdaad plezierig en genoot haast nog meer van het feit dat Thomas zich eraan leek te storen.
“Je weet toch wel dat gedetailleerde horrorverhalen mijn specialiteit zijn? Hoe sappiger hoe liever ik ze heb,” verklaarde ze zonder zich ook maar een ogenblik te generen voor enig stukje inhoud dat haar vertelling rijk was geweest. De reactie die ze daarop van Thomas kreeg was een niet-begrijpende. Hij schudde zijn hoofd en probeerde te bevatten wat Esmeralda met dit macabere voorspel had geprobeerd te bereiken. Wat hij vooral niet snapte was de schaamteloze en gevoelloze manier waarop ze beschreven had hoe de baby van Raquel bij haar moeder werd weggehaald. Alsof het verwerpelijke karakter hiervan haar totaal ontging. Het ergste was nog dat ze deze tot de Filippijnse mythologie behorende volksvertelling blijkbaar zó normaal vond dat ze het had voorgedragen alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Voor Filippijnse begrippen is dat misschien ook wel zo, bedacht hij zich nog. Hijzelf geloofde er in elk geval geen woord van.
“Zeg, maar als die Manananggals zo graag het bloed van foetussen opslurpen…”
“Vooral het bloed uit het hart van de baby’s,” verbeterde Esmeralda hem betweterig.
“Oké, ook goed. Dan begrijp ik nog niet wie of wat Pedro in jouw verhaal zoiets gruwelijks zou hebben aangedaan. De Manananggal was er beslist toe in staat lijkt mij.”
“Het was ook de Manananggal,” antwoordde Esmeralda. “Je hebt me nergens horen zeggen dat Manananggals niets anders doen dan foetussenbloed drinken. Het geval wil alleen dat dat toevallig hun favoriete snack is. Maar het eten van gezonde volwassen mannen vinden ze ook bijzonder smakelijk hoor. Vooral hun bloed en ingewanden zijn erg in trek.”
Dit vond Thomas niet logisch klinken. Vampierachtige wezens die gek zijn op babybloed en daarnaast ook nog volwassen exemplaren naar binnen werken? De meeste fabels over monsters die hij tot noch toe had gehoord waren veel consistenter.
“Denk je dat zij van babybloed alleen kunnen leven?” vroeg Esmeralda, alsof ze zijn gedachtes kon horen. “Jij hebt naast kleine tussendoortjes toch ook zo op z’n tijd een stevige maaltijd nodig?” Nu, dat klonk inderdaad wel als een plausibele verklaring, dacht Thomas, maar hij reageerde er verder niet op.
“Toch denk ik eerder dat er een psychopaat aan het werk is geweest. Die zou er ook voor gezorgd kunnen hebben dat dit soort verzinsels de wereld in geholpen werden, in plaats van dat één of ander monster z’n slag zou hebben geslagen. Ja, bij mij komt dat er niet in hoor. Daar ben ik te nuchter voor.”
Al die tijd staarde Esmeralda haar vriendje geamuseerd aan en draaide zij speels naast zich op het kleed wat rondjes met haar vingers. Ze hoorde wat hij zei, maar leek zich niet meer te storen aan het feit dat ze blijkbaar niet serieus genomen werd. Thomas had de rust nog niet gevonden, hij ordende zijn gedachten en krabde wat aan zijn ongeschoren kin. Hij wilde dit alles wat zij hem had verteld het liefste loslaten en zich met veel plezierigere zaken bezighouden, maar nu ze hem toch van zoveel informatie over dit volksgeloof had voorzien, meende hij dat het beter was dat ze hem alles vertelde.
“Dus kan zo’n Manananggal ook dood? Euh… ik bedoel dat is het natuurlijk al voor de helft. Maar kun je ze ook op één of andere manier uitschakelen? Het lijkt mij dat mensen dat al eens geprobeerd moeten hebben, of niet?”
“Oh zeker, dat hebben ze ook. En daar zijn ze ook een aantal keren in geslaagd. Zie je, het zwakke punt van de Manananggals is de scheiding van hun lichaamshelften of ‘tanggal’, het Filippijnse woord voor ‘verwijderen’ waarvan hun naam is afgeleid. Zodra ze tot hun transformatie overgaan zullen ze zich losmaken van hun onderlichaam. Dat blijft dan achter, ergens in de bossen of zo. En als er dan een slimmerik is die dat onderlijf weet te vinden en zout op het deel strooit waar het bovenlijf aan vast heeft gezeten, dan kan de Manananggal zich niet meer aan het onderlijf hechten en sterft zij zodra de zon opkomt.”
“Net zoals bij vampieren bedoel je?”
“Exact zoals bij vampieren.”
“Dus waar hangen Manananggals overdag dan uit als ze niet tegen licht kunnen?”
“Dan keren ze terug naar hun menselijke vorm. Ze nemen alleen hun vampierachtige gedaante aan wanneer zij zichzelf losscheuren van hun onderlijf. Alleen in hun monsterlijke vorm zijn ze dus kwetsbaar en schuwen ze het daglicht. Overdag zijn het normale mensen zoals jij en ik.”
“Weten ze van zichzelf dan wel dat ze monsters zijn? Ik bedoel, herinneren ze zich iets van wat er in de voorgaande nacht is gebeurd?”
“Alles. En dat maakt de vrees onder de lokale bevolking alleen maar groter.”
Thomas liet zich op zijn rug rollen, maar bleef Esmeralda met een bedenkelijke blik aankijken. Alhoewel hij echt geen idee had wat hij van dit alles moest vinden, besloot hij deze nonsens van zich af te zetten. Hij hield zichzelf voor dat ze waarschijnlijk zo blind in deze materie geloofde omdat ze nog jong en naïef was. Al was hij slechts drie jaar ouder, hij voelde zich een stuk volwassener. Later zou ze ook wel gaan inzien dat dergelijke dingen gewoon helemaal niet kunnen. Over enkele minuten zou de klok twaalf uur slaan en kwam ze alweer een levensjaar dichtbij het volwassen leven. Laat haar nog maar even in die waan, dacht hij nog.
“Wil je nog….?” begon Esmeralda. Ze kwam los van haar kleermakerszit en ging met haar billen op haar hielen zitten. Ze maakte haar zin niet af, maar had ook eigenlijk niet meer woorden nodig om duidelijk te maken waar ze op uit was. Haar vraag doorbrak alle andere gedachtes die Thomas het moment ervoor nog bezighielden. Vervolgens spreidde ze haar benen en wreef in haar uitgerekte houding zo geil als ze dat maar kon met haar handen over haar slip en langs haar borsten. De roze stof van haar bandeau stond strak en kon haar borsten amper ingevangen houden op het moment dat ze die beweging maakte. Gretig stemde Thomas in en hij schoof op het kleedje naar haar toe. Toen hij eenmaal in haar handbereik was greep ze direct zijn hand beet en plaatste deze op haar kruis. Nat was ze. Het voelde er klam aan. En terwijl ze hem haarzelf tussen haar kruis liet betasten, knoopte zij zijn overhemd los zodat hij op het laatst alleen zijn onderbroek nog aan had. Een intense zoenpartij volgde. Ook zij liet haar hand naar beneden glijden en zocht er naar zijn geslachtsdeel. Ze vond deze, maar vond ook dat de stof van zijn boxer in de weg zat. Daarom trok ze de stof bij het elastiek naar beneden en ontblootte daarmee zijn lid. Vol verlangen greep ze het beet en begon het weer op en neer te trekken. Haar hand werd er meteen nat van. Thomas pakte ook zijn kans en trok de natte stof van haar slip opzij. Met twee vingers friemelde hij tussen haar schaamlippen en werkte omhoog naar haar clitoris. De exaltatie bij Esmeralda was enorm zodra zijn vingers met haar genotsplekje in aanraking kwamen. In spastische bewegingen boog ze in elkaar telkens wanneer hij haar klit weer beroerde. Als antwoord op die hemelse verwenning besloot ze hem ook het zijne te geven en verspreidde met haar duim wat van zijn gelekte voorvocht over zijn glanspeer. Ook Thomas werd hier wild van en moest haar zelfs tegenhouden om een te vroege zaadlozing voor te zijn. Thomas wilde de borsten van zijn vriendin ook tenminste met één hand aanraken en probeerde daarom wat stuntelig een weg te vinden onder haar bandeau. Esmeralda hield dat echter tegen en duwde die hand weer weg. Ze stopte met kussen, boog een stukje naar achteren en stond op. Verwachtingsvol keek hij haar na. Hij trok zijn onderbroek verder uit en werd nieuwsgierig naar wat Esmeralda ging doen. Ze liep in twee passen naar de verlichte waterval en bleef daar met haar rug naar hem toe staan. Thomas kon zijn geluk niet op. Hij had door wat ze wilde doen. Ze zou een show voor hem opvoeren. Esmeralda keek uiterst uitdagend over haar schouder naar hem om en wiegde verleidelijk met haar heupen. Door steeds van standbeen te veranderen en af en toe eens met haar billen te draaien maakte ze haar vriendje helemaal gek. Ze boog ietsjes voorover en schudde met haar bilpartij. Daarna bracht ze haar handen juist naar haar achterwerk en streek er sensueel met haar tien vingers langs. Behalve van haar hitsige zitvlak werd hij ook compleet wild bij het aanschouwen van haar heerlijke benen en haar ranke heupen. Maar hij kreeg het helemaal te heet toen Esmeralda de stof van haar bandeau vastpakte en een dansende start maakte om die omhoog te brengen.

Wordt vervolgd.

By kornelisoflook | March 4, 2013 - 7:44 am - Posted in Duimzuigerij, Knappe koppen, Nederlands, Verbaal Genot

image by Dr_Inkt, edited by Gsorsnoi

“[…]Ze hadden nog een stel andere foto’s van het feest en van Tjebbe gevonden toen ze het schot wegtrokken en opnieuw een fotoalbum doorbladerden. Hij mocht destijds geen ringbaardje hebben gehad, maar het was zonneklaar dat het om die gluiperige conciërge ging. Bij het bekijken van die beschonken gezelschappen werd Jasmijn opeens getroffen door een foto van Renate, gekleed in hetzelfde T-shirt met de eekhoorn erop als waarmee ze het laatst werd gezien vóór haar verdwijning. Ze was echt een stralend meisje, in al haar onschuld. En waarom ook niet? dacht Jasmijn fel. Tenslotte was ze nog niet met geweld door haar vader verkracht. Dat zou pas een maand later gebeuren[…]”

Dit is een Tycoon Newspaper-spel waarin het de bedoeling is dat je binnen 2 weken na het verschijnen van bovenstaande afbeelding en beschrijving een titel (knappe kop) verzint dat er goed bij past. Meerdere inzendingen zijn toegestaan. De uitgebreide spelregels zijn hier terug te vinden.

De pot staat op: 116 sterren, toegekend aan Sandra.

Jury: Glijn

Voor deze opgave kun je dus insturen tot en met maandag 18 Maart. Enige tijd daarna zal de samenstelling van de jury en de uitslag bekend worden gemaakt.

image by Wynther_Knight, edited by Gsorsnoi

“Zal ik je zometeen een spookverhaal uit de Filippijnen vertellen?” vroeg Esmeralda uitdagend aan Thomas terwijl ze een nieuw pad buiten de stad insloegen. Esmeralda Garcia wierp terloops een blik over haar schoudertas naar achteren en beet zachtjes op haar onderlip. Samen met haar vriendje Thomas Martens besteeg ze een flauw hellend voetpad nabij één van de zijstromen van de Panay River. Ze hadden het bewoonde gebied van de stad nu bijna verlaten. Zij liep soms op hem vooruit, daar de uit Nederland afkomstige Thomas de streek rondom de woonplaats van zijn vriendin nog nauwelijks kende. Het stel, dat elkaar eerder dit jaar via het internet had ontmoet, zocht nog vrij laat de buitenlucht op. De zon, die overdag nauwelijks inspanningen had hoeven leveren om Thomas’ bleke huidje van enige kleur te voorzien, was reeds lang onder de horizon verdwenen. Ze liepen nog net niet in de complete duisternis. De enige verlichting die het hun nog mogelijk maakte om hier een hand voor ogen te zien, was afkomstig van de schaarse straatverlichting en de paar woningen waar het licht nog brandde. Nu viel de nacht op de Filippijnen überhaupt al vroeg in, aangezien de zon er gedurende het gehele jaar gemiddeld tussen vijf en zes uur al ondergaat, buiten de steden was het er soms griezelig donker. Thomas liet zich daarom leiden door zijn nieuwe liefde, op wie hij hier volledig was aangewezen, maar vroeg zich wel af hoeveel langer Esmeralda hun nachtelijke avontuur nog wilde maken.
“Oké, waarom niet?” stemde hij weifelend toe. “Maar zullen we zo niet eens teruggaan naar huis?” Thomas hoopte erop dat ze de terugweg zou willen gebruiken om haar verhaal te vertellen. Dan konden ze wellicht nog tegen enen thuis zijn. Bovendien werd ze morgen achttien, dus leek het hem wel prettig om daar een beetje fris bij voor de dag te komen. Maar Esmeralda bleek nog niet de aanleiding tot hun escapade te zijn vergeten. “En hoe zit het dan met onze plannen? Of wil je zeggen dat je nu geen zin meer hebt?” vroeg ze hem en keek hem opnieuw ondeugend aan. In het ouderlijk huis was het hen niet toegestaan om seks te hebben, zodat ze er eerder op de avond op uit waren gegaan om een plekje op te zoeken waar ze ongestoord konden vrijen. Wanneer je nog thuis bij je ouders woont, wordt dat vaak niet getolereerd. En alhoewel dat soms moeilijk tegengehouden of gecontroleerd kon worden, zou het van weinig respect getuigen indien je het toch deed. Tegen haar moeder had Esmeralda daarom gezegd dat ze even bij een vriendin langs zouden gaan – wat ze feitelijk ook hadden gedaan – en daarna weer zouden terugkeren. Na het bezoek aan die vriendin waren ze echter nog een stuk doorgelopen om de natuur op te zoeken. Naarmate ze verder doordrongen in de wildernis en steeds minder huizen zagen, nam langzaam ook de straatverlichting af. De nacht was als een zwarte sluier over de archipel komen te liggen. Voor Thomas kwam dit allemaal wat onwennig over, al stond het idee van de avontuurlijke vrijpartij hem niet tegen. In de Filippijnen waren ze blijkbaar gewoon aan het feit dat de avond zo snel inviel. Hij zou hebben gedacht dat je, als het al zo donker was, niet nog uren buiten de deur zou besteden vooraleer je weer naar huis keerde. Daarnaast leek het hem alleen al voor de eigen veiligheid niet verantwoord.
“Het is nu niet veel verder meer,” verzekerde Esmeralda hem, “we zijn er zo. We lopen nog een stukje langs deze rivier hier en dan hebben we daar verderop een plek waar we ons ongestoord kunnen uitleven,” ze wees naar een iets hoger gelegen wal aan de rivier. Thomas zag niet dat ze haar arm strekte om de richting te duiden. Zo donker was het. “Roxas houden we hiermee op loopafstand.” Ze sprak de naam van haar woonplaats uit als ‘Ro-has’. Thomas zei het nog dikwijls verkeerd door de ‘x’ als ‘ks’ uit te spreken.
Roxas City is een middelgrote stad in de Filippijnse provincie Capiz en tevens de belangrijkste haven van het noordelijke deel van het eiland Panay. Voorheen stond deze stad bekend als de ‘Capiz gemeenschap’ – ook wel ‘barangay Capiz’ genoemd – waar de provincie uiteindelijk zijn naam aan had te danken. Op 12 mei 1951 werd de gemeenschap, inmiddels uitgegroeid tot een stad, omgedoopt in Roxas City. Diverse rivieren meanderen er doorheen, snijden dwars door de kern en verdelen het daarmee haast evenredig in tweeën. Zijrivieren vanuit de bergen stromen in de bovenste delen van Panay River, razen door enkele kleinere nederzettingen die langs de oevers zijn opgetrokken en irrigeren het land waardoor deze een vruchtbare bodem vormt om voedsel op te verbouwen. Terwijl ze een heuvelachtig gebied introkken waar de begroeiing langzaam de overhand begon te krijgen, ving Esmeralda aan met het vertellen van haar verhaal.
“In de provincie Capiz doen relatief veel horrorverhalen de rondte over allerlei soorten mythische wezens, zoals geesten, kobolden, ghouls en zogenaamde aswangs. Waarvan van al die monsters de laatste nog wel het meest worden gevreesd. Het is een verzamelnaam voor boosaardige vampier-achtige schepsels die buiten deze streek vaak worden afgedaan als het onderwerp van mythen en Filippijnse folklore. Volgens velen dus verzinsels, angstverhalen gebaseerd op bijgeloof. Hier onder de lokale bevolking wordt er echter heilig in geloofd. De Spaanse kolonisten, destijds in de 16e eeuw, konden zelfs bevestigen dat ze oog in oog hebben gestaan met deze manifestaties van het kwaad…”
Onderzoekend trok Thomas een wenkbrauw op. Esmeralda, die door haar vriendje liefkozend Esmé werd genoemd, wist dat hij niet weg was van fictie – de nuchtere Groninger hield het liever gewoon bij feiten – daarom kon het voor haar nog wel eens als vermoeiend worden ervaren om hem iets te vertellen. Vandaag besloot ze zijn verzuchtende reacties liever te negeren. “Zij maakten kennis met onze gewoontes en eigenaardigheden en kwamen ze in deze provincie tot de ontdekking dat er niet te spotten viel met bovennatuurlijke krachten en andere onverklaarbare verschijningen die aanvankelijk werden afgedaan als fabeltjes. Alleen was niet iedere Spanjaard daar zonder meer van overtuigd. Dat bleek wel, toen er mannen tussen die Spaanse bezetters waren die met de Filippijnse vrouwen het bed deelden met zwangerschap als onvermijdelijk gevolg. Sommige van hen lieten de vrouw dan achter en verlieten het land weer met de eerstvolgende vloot. Anderen, die hier bleven om hun zoon of dochter geboren te zien worden, zijn uiteindelijk toch het land ontvlucht. Mochten ze de moed al hebben gehad om verhaal te doen van hun gruwelijke ervaringen, dan werden ze thuis voor gek verklaard. Dat wil zeggen, als ze de huiveringwekkende voorvallen zelf überhaupt al hadden overleefd.”
“Ja, ja, hoezo dat dan?” Nu kwam het, dacht Thomas. Esmeralda zou vast een één of andere fantastische of bovennatuurlijke verklaring hebben voor mysterieuze gebeurtenissen. Ze zou hem ongetwijfeld wel iets gaan vertellen waarvoor je tenminste van sprookjes of legendes moest houden om het aannemelijk te vinden. Dit was niet Thomas’ sterkste punt. Hij gaf de voorkeur aan tastbare feiten. De geboren Groninger had zichzelf altijd te nuchter gevonden om zich te laten meeslepen door ongefundeerde praatjes. Toch, omdat het zijn vriendin was, bleef hij geduldig. De onderhoudende wijze waarop ze haar verhaal aanzette droeg ook wel bij aan zijn motivatie te blijven luisteren en tevens curiositeit, zodat hij verder beleefd aandacht hield en zich afvroeg wat er zo bijzonder was aan het verblijf van de Spanjaarden bij de vrouwen. “Waren deze vrouwen behekst of zo? Of gebeurde er iets anders vreselijks rondom die zwangerschappen?”
Esmeralda grijnsde geamuseerd om zijn vragen en voorzag hem graag van verdere details. “Nee, de vrouwen die in verwachting waren niet. Het waren de zogenaamde Manananggals, een ondersoort van de Aswangs. Dit zijn gevreesde wezens in de Filippijnse folklore. Duistere schepsels, doordrenkt van kwaad, die aan westerse vampieren doen denken en soms ook Tik-tiks worden genoemd vanwege het kenmerkende geluid dat ze maken met hun vleermuisachtige vleugels. Het zijn mensetende monsters die vaak als heksen worden aangeduid, omdat ze overwegend vrouwelijk zijn. Met name in de westelijke provincies van Capiz en Iloilo zijn ze erg berucht. Maar ook in de volksverhalen van buurlanden Indonesië en Maleisië zijn soortgelijke wezens veelbesproken.”
Thomas fronste zijn wenkbrauwen. Esmeralda’s verklaring kwam hem voor als een ratelend intro van een absurde sage, dat door volksgeloof lichtgelovigen op morbide wijze moest bekoren. Haar integere opstelling was hem echter niet ontgaan. Hij bleef vooralsnog bij zijn sceptische houding en begon onbewust iets schever te lopen, waardoor hij zich iets van zijn vriendin leek te verwijderen.
“Oké,” bracht hij voorzichtig uit. Bedenkelijk keek hij haar aan. Onbedoeld viel er een korte stilte. Thomas deed geen moeite zijn uitdrukking van ongeloof te verbergen. Met een vragende blik probeerde hij zelfs te doorgronden of Esmeralda het echt meende. Ze liet zich er echter niet door uit het veld slaan. Integendeel. Met de overredingskracht van een pubermeisje dat haar vader ervan moest overtuigen dat dat veel oudere nieuwe vriendje van haar wel degelijk te vertrouwen was – in hun geval had dit zomaar de situatie kunnen zijn; Thomas was net twintig geworden – probeerde ze tot hem door te dringen. Ongecontroleerd trok ze haar schouders op en bracht ze haar wenkbrauwen bij elkaar. Met haar handpalmen tegenover elkaar was ze net de pastoor van de verderop gelegen Santa Monica kerk in het dorpje Panay. Ze preekte verder:
” Voor de Filippino’s uit de regio Visayas is dit een gemeenschappelijke werkelijkheid waarmee elke dag geleefd moet worden. De Spaanse bezetters waren er op den duur van overtuigd dat de Manananggals bestonden. En ik kan je verzekeren, dat doen ze ook nu nog.”
Thomas geloofde zijn oren niet. Hij was erg op zijn meisje gesteld en koesterde al vroeg in hun relatie bewondering voor de schilderachtige manier waarop ze bepaalde zaken kon optekenen. Maar hij had niet verwacht dat wanneer het op feiten of fictie zou aankomen, Esmeralda de naïeve aanhanger van oeroude vertelsels bleek te zijn.
“Wil je daarmee zeggen dat je het zelf ook gelooft dan?”
Het was er uit voordat hij er erg in had. Al direct speet het hem dat hij zo plompverloren duidelijk maakte dat hij Esmeralda’s relaas in twijfel trok. Ze had dan ook niet het idee dat ze serieus genomen werd. Ze beantwoordde zijn reactie met een veelzeggende priemende blik. Op slag stond ze stil, als versteend in de predikende houding die ze het laatst had aangenomen. Verontwaardiging had de plaats ingenomen van haar eerdere gelaatsuitdrukking. Nota bene haar eigen vriendje had zijn mening al paraat voordat ze goed en wel de kans had gekregen om alles te vertellen. Toch was haar belijden gemeender dan deze gespeelde act. Eigenlijk had ze wel verwacht dat er meer voor nodig was om Thomas tot een ander inzicht te brengen. En ze genoot ervan. Schijnbaar gepikeerd beende ze verder en keerde ze zich van hem af. Thomas liet ze daarmee achter met het gevoel iets verkeerds te hebben gezegd. Onthutst doch schuldbewust staarde hij haar na en trok vervolgens een kort sprintje om haar in te halen.
“Hé, schat! Zo was het niet bedoeld.” Shit, dacht hij, hij had haar echt op haar teentjes getrapt.
Esmeralda sprak geen woord en liep de hoek om naar een dichter begroeid terrein. “Je kunt gerust verder vertellen hoor. Wat had je dan verwacht van een Westerling als ik? Ik ken de plaatselijke gebeurtenissen hier toch niet?” In de bocht die stikdonker werd door de vele laaghangende takken, zag hij geen hand voor ogen. Hij had de grootste moeite zich te oriënteren en kon nog maar net onderscheiden wat voetpad was en wat niet. Of wat ervoor door moest gaan. Achter hen verdween de stadsverlichting voorbij de glooiing van het landschap. Waar ze het hier mee moesten doen was het flauwe schijnsel van het maanlicht. Alleen was het zonneklaar dat de schaduw en algehele duisternis de overhand hadden. Esmeralda kon hij volgen op basis van het geluid dat haar voetstappen maakten en haar exuberante contouren die zelfs bij de afwezigheid van zoveel licht nog oogverblindend waren. Toen Thomas achter zijn vriendin aan onder de uitstulping van een overhangende rots door liep, voelde hij het op slag afkoelen. De temperatuurdaling verdween net zo plotseling als dat hij was opgedoken. Heel even huiverde hij van angst terwijl hij opkeek naar de reusachtige zwarte vlek die over hem heen trok. Hij staarde naar boven en vroeg zich af waar de sterren waren gebleven. Op het moment dat zijn ogen zich wat hadden aangepast aan een kort moment van complete duisternis, gold zijn verbijstering meer dan wanneer Esmeralda hem zou hebben voorbereid op hetgeen ze hier zouden vinden. Ongemerkt had ze hem van het door toeristen veel belopen zandweggetje langs de Panay River over een natuurlijk pad naar een verborgen grot geleid. Door zijn eerdere ontsteltenis had hij nauwelijks in de gaten gehad dat ze flauw waren afgedaald naar een ondiepe caverne, die beter verlicht bleek dan de route die ertoe leidde. De ruimte in dit berghol was aan de flinke kant, veel groter dan hij zich in eerste instantie zou hebben kunnen indenken. Voor een theater was het misschien net te nauw, maar een kleine bioscoop had je er prima in kunnen installeren. Ze moesten zonder dat Thomas dat door had gehad toch gauw een meter of twee naar beneden zijn afgedaald. Onderweg langs deze rivier hierheen had hij echter geen aanwijzingen gevonden die erop duidden dat ze konden stuiten op een dergelijk ondergronds vertrek. Aan het oostelijke uiteinde van de beschutte ruimte en de rechterflank waren de rotswanden hoog opgetrokken. De entree waar ze nu stonden was aanmerkelijk krapper. Dit kwam doordat de grote holte naar deze zijde taps toeliep. Ongeveer in het midden van dit hol, onder een verlaagd plafond, bestaande uit een aanzienlijke naar beneden gerichte stenen bult, ontwaarde hij een naar het westen gerichte boog rondom een lichter gekleurde plek.
Plotseling snapte hij waar het zachte geruis vandaan was gekomen dat hij tijdens het betreden van deze ruimte had opgemerkt en niet had kunnen plaatsen; recht voor hen lag een kleine waterplas, met daarin een glinstering die voortdurend ritmisch werd onderbroken door aanvoer van hoger gelegen water, zoals een stortbui het licht van koplampen doet verstrooien. Wat de oorsprong was van de lichtbron in de plas, kon hij zo niet zien, maar het verklaarde wel waarom hij kort na het binnenlopen van de grot meer zicht had dan toen ze er nog buiten stonden. Ook de luchtvochtigheid die hij geleidelijk voelde oplopen bij het binnengaan werd door dit watertje verklaard.
Wat hem verder opviel was dat het in dit natuurlijk onderkomen niet bijster koud was. Het was er zelfs behaaglijk te noemen. De reden hiervoor was dat de geografische ‘rug’ van de Filippijnen langs een uitgestrekte actieve vulkanische oceaanstraat was gelegen. Hierdoor was de grond er rijk aan warmtestromen, wat maakte dat er in de grot een constante temperatuur heerste van 21 graden. Toen Thomas wat aandachtiger om zich heen keek, zag hij dat hij Esmeralda kwijt was. Hij begreep dit niet, want zojuist had ze nog voor hem gelopen, vlak voordat ze hier binnen kwamen. Of was hij toch een ander pad ingeslagen dan zij? Omdat hij zich haast niet kon indenken dat dat het geval was stapte hij omzichtig naar voren om een beter beeld te kunnen krijgen. Misschien stond ze wel ergens in een hoek waar hij haar minder goed kon zien. Rondom de plas met de waterval was een en ander namelijk duidelijk zichtbaar, maar voor de rest van de ruimte moest hij zich echt inspannen om details te kunnen onderscheiden. “Esmé?” bracht hij gespannen uit. “Waar ben je schat?”
Enige reactie bleef uit.
Omdat hij geen idee had hoe goed de ondergrond te vertrouwen was en niet wilde riskeren onderuit te gaan, plaatste hij uiterst behoedzaam de ene voet voor de ander. Instinctief liep hij daarbij met zijn armen gespreid naast zijn lichaam. Mocht hij dan toch nog vallen, dan kon hij zich in zijn reflexen beter opvangen. Het bleek onnodig, de stenen onderlaag was prima beloopbaar. Hij probeerde Esmeralda opnieuw aan te roepen. Ditmaal iets luider dan voorheen. Maar in de grot bleef het akelig stil. Totdat hij dichter bij de lichtbron van het water was gekomen, hij zich langzaam om zijn as draaide en zich wezenloos schrok toen hij van achteren werd vastgepakt. Thomas slaakte een wilde kreet toen hij plotseling door twee handen op zijn schouders werd aangeraakt. Hij schoot naar voren en keerde zich direct naar zijn belager. Vergezeld van een smakelijk gelach werd hij door haar begroet.
“Je was bang hè?” was dadelijk de reactie van Esmeralda, die een grap met haar vriendje had uitgehaald. En ze bleef nog even proesten omdat ze hem zo tuk had gehad.
“Man, ik schrok me kapot met jou!” antwoordde hij met een wrange glimlach. Esmeralda liep op hem toe en gaf hem een knuffel. Dat voelde goed aan. Niet alleen voelde hij zich daardoor minder ontdaan, het was ook wel weer fijn om haar lijf warm tegen het zijne te hebben. Troostend wreef ze hem over zijn rug. Haar borsten drukten daarbij zachtjes tegen zijn bovenlijf. Dat bracht een prettige sensatie in hem teweeg. Net zoals wat ze met haar dijbeen deed, dat ze op een plagerige manier licht tegen zijn kruis had opgetrokken. Thomas voelde een tinteling door zijn onderbuik gaan, en een lichte beweging in zijn short. Het was een liefkozing die wat hem betreft niet lang genoeg kon duren. Alleen was er wat van het pluizige haar dat ze geblondeerd en gestyled had tijdens de omhelzing over zijn neus komen te hangen. Hij trachtte het uit zijn gezicht te blazen, maar dat hielp weinig. Met haar lange volle bos was dat niet eenvoudig. Uiteindelijk ontspande hij zijn greep en hield haar ietsjes van zich af. Twee diepbruine ogen keken daarop recht in de zijne. Ze werden omlijst met haar lange volle wimpers, geaccentueerd door een donkerzwarte mascara, waarmee ze hem nog extra kon betoveren. Verliefd staarden ze elkaar aan. De wereld leek heel even stil te staan. Ook haar volle lippen had Thomas al vanaf het eerste moment dat hij haar zag onweerstaanbaar gevonden. Zo rijk en vol had hij ze nog niet veel eerder gezien. Esmeralda zocht naar een kus. Hij beantwoordde deze maar al te graag. Verrukt sloten ze hun ogen, toen haar als met fluweel beklede lippen contact maakten met die van hem. Twee handen gleden omlaag over de holte van haar rug. Eén ervan vond haar lichtbruine skinny jeans en kneep in haar opgerichte billen. Zot van verlangen pakte Thomas haar nog dieper tussen haar benen en duwde zijn kruis stevig tegen haar aan.
“Wat is dit voor plek?” vroeg hij tussen twee zoenen door, duidend op de afgelegen grot waar ze hem naartoe had gebracht.
“Maakt het wat uit?”
Thomas schudde tevreden en met een brede grijns zijn hoofd. Hij zoende haar opnieuw en liet zijn tong langs die van haar glijden. De speekselwisseling was van korte duur.
“Hier heb ik voor het eerst gemasturbeerd…” zei ze hees en beet vervolgens zachtjes op zijn onderlip. Nu werd de sensatie in zijn onderbuik wel erg intens. En het werd nog heviger toen hij voelde hoe haar hand de bobbel in zijn shorts vastgreep. Die masseerde ze gretig. Toen het kloppend vlees in de palm van haar hand een vol volume had bereikt, trok ze het elastiek dat zijn korte broek om zijn heupen hield naar voren en taste ze naar zijn lid. Dit was het moment waar Thomas de hele avond naar had gehunkerd. Haar vingers omsloten de losse huid om zijn stijf geworden geslachtsdeel en trok deze liefdevol op en neer.
“Maar nu eerst mijn verhaal!” besloot ze al snel en trok vlug haar hand weer uit zijn broek.
Als uit een droom ontwaakt, werd de trance verbroken waarin Thomas was verzonken. Een natte droom in zijn geval. “Oh, jij vuil kreng,” reageerde Thomas fel. Maar op een boze manier was het niet. “Je zit me gewoon te kwellen, mens. Je geniet hiervan, hè, is het niet?”
Esmeralda glunderde en knikte ter bevestiging. Ze smulde ervan. Ze had een paar passen richting de kleine waterval gedaan en boog door haar knieën naar achteren om naar haar enkels te reiken. Daar vond ze het ritsje van haar rode suède schoenen met korte hakjes. Ze trok beide schoentjes uit en zette ze links van haar op de grond, naast haar schoudertas die ze er eerder had neergezet.
“Kom,” zei ze terwijl ze op de grond hurkte om iets uit haar tas te pakken. Ze nodigde hem uit om naast hem op de grond te komen zitten. Daarbij maakte ze met haar vlakke hand een waaierende beweging om de plek te duiden waar ze hem wilde hebben.
“Zo op de koude vloer?” vroeg Thomas haar, omdat hem de vloer te koel had geleken.
“Oh, dat valt reuze mee. Je moet het eens proberen. Maar ik heb ook een dekentje meegebracht,” welke ze dadelijk uit haar tas tevoorschijn toverde. “Al is dat meer voor de harde oneffen ondergrond.” Samen spreidden ze het kleedje. Het was groen en volledig van fleece gemaakt. Ze installeerden zich erop en trokken beide hun broeken uit. Terwijl Thomas zijn driekwartsbroek naast haar skinny jeans op een rots achter hen plaatste keek hij recht in het licht van het water en werd nieuwsgierig.
“Dus waar komt dit licht vandaan? Er is hier helemaal geen lamp of andere lichtbron. Je kunt me moeilijk vertellen dat het maanlicht hier zo’n krachtig effect heeft.”
“Oh, maar hier is een lichtbron,” verzekerde ze hem. “Je kunt het niet zien vanaf hier, omdat de rotsformatie en de waterval het zicht erop blokkeren, maar direct naast de plek waar hierboven een kleine waterloop in de grond verdwijnt, hangt een grote lantaarn aan een haak bevestigd.”
“Huh? Dus dat zou betekenen dat hier mensen komen? Of heb je hem daar zelf bevestigd? Maar dan nog, wie heeft hem dan voor je aangestoken? We zijn de hele dag bij elkaar geweest.”
“Klopt ook. Hij is ook niet van mij. De lamp staat in de tuin van een kluizenaar. Hij heeft hem altijd aan staan. Zo lang als ik hier kom brandt dat ding al. Hij zal hem waarschijnlijk alleen overdag doven.”
“Ja, natuurlijk. Nou wel vriendelijk van die kluizenaar dat hij ons gratis licht verschaft. Het geeft hier in elk geval wel een romantisch sfeertje.”
“Zeker,” besloot ze en schoof in de liggende houding die ze op het kleedje hadden aangenomen wat dichter tegen haar vriendje aan. Haar blote benen sloten zich daarbij tegen zijn licht behaarde benen. Thomas bracht zijn hand onder haar shirt, die ze haar ‘tube’ pleegde te noemen. Het had nog het meeste weg van een bandeau, door de simpele cilindervorm die het had. Liefkozend streelde hij haar buik en cirkelde met zijn hand rondom haar navel. Ze beantwoordde zijn tederheid met een haal door zijn blonde krulletjes, waarvoor ze haar arm over haar hoofd naar achteren boog omdat ze lepeltje-lepeltje waren gaan liggen.
“Weer die slip van jou, hè?” merkte Thomas op, toen hij ontdekte hoe een deel van de stof van haar slip zich in haar bilnaad had opgetrokken. Esmeralda grinnikte. Ze had daar inderdaad vaker last van. Er was bijna geen onderbroek, behalve de paar boxers die ze had, waarvan één helft zich niet in haar bilnaad verborg. Dat was Thomas al vaker opgevallen toen zij in haar ondergoed rondliep of van kleren wisselde. “Nou, vooruit met de geit. Kom maar op met dat akelige sprookje van je,” zei Thomas met een schalks lachje en petste nog even tegen die blote bil. “Ik weet niet hoeveel langer ik het nog vol zal houden met jou. Al kunnen we de daad ook zo beginnen, terwijl jij je verhaal vertelt,” hij trok haar slip bij haar achterwerk wat naar beneden en hoopte dat ze in deze houding nu seks met hem wilde hebben, maar dat hield ze nog even tegen.
“Tut tut, geduld. Anders kan ik mij niet concentreren. Ben je zeker dat je een horrorverhaal als dit wel aan kan?”
“Ik ben ouder dan jij.”
“Dat zegt niets,” Esmeralda draaide haar lijf naar hem toe en lachte neerbuigend. “Dan kun je nog wel bang worden.”
“Kom op nou maar. Ik weet hoe opgewonden jij kan raken als je met je griezelverhalen komt, dus ik heb daar als het goed is alleen maar profijt van.”
“Dat is inderdaad zo,” bevestigde Esmeralda hees en bracht een licht nepkreuntje naar hem uit. Thomas deed net alsof hij erom moest lachen.
“Goed, ik zal je niet langer pesten. Een heel lang verhaal is het nu ook weer niet, maar ik smul ervan en je weet hoe ik ben als ik eenmaal met één van m’n griezelverhalen begin. Het gaat over de waanzinnige ervaring van ene Raquel Salvador, een negentienjarige Filipina uit deze streek, net klaar met haar opleiding aan de Milibili National Highschool in Roxas City en voornemens etnografie te studeren aan de University of the Philippines Diliman in Metro Manilla. Ik ga je vertellen hoe zij in aanraking is gekomen met een Manananggal. Ik zal het niet nalaten om het van de meest gruwelijke details te voorzien.”
Thomas vond alles prima en luisterde aanvankelijk met een half oor, terwijl hij zijn vriendin vol verlangen zachtjes in haar billen kneep. “Raquel was een bijzonder ambitieuze griet, wat haar studiekeuzes aangaat, maar nogal slordig met de planning van leven daaromheen. Ze had geluk met haar aanmelding op Diliman, want de selectieprocedure om bij zo’n universiteit een opleiding te mogen beginnen is niet misselijk. Toen dat lukte, moest ze naar onze hoofdstad Manila in de provincie Luzon verhuizen, wat best veel geld kostte. Daarom zocht ze naar een zo voordelig mogelijke woonruimte en kwam zodoende bij het zoeken naar een kamer of hostel in contact met Pedro Aquino, een medewerker van een hotel in Makati, het commerciële centrum van Manila. Ze ontmoette hem een keer bij het vinden van een geschikte kamer. En nog een keer en nog een keer en nog een keer.”
“Kortom, ze werden verliefd,” gokte Thomas.
“En zwanger.”
“Zo, toe maar.”
“Jazeker, en ingrijpend ook.” Thomas’ strelingen hielden aan, maar Esmeralda liet zich er niet door afleiden. “Voor haar studie was dat rampzalig. Zomaar onbeschermd met hem het nest in te duiken, Raquel was zelf ook geschrokken dat ze dit had toegestaan. Verliefd of niet, ze had er zelfs beter aan gedaan om zich helemaal niet met die Pedro in te laten.”
“Waarom niet?” vroeg Thomas en hield even op met haar te plagen. “Was hij een player of zo?”
“Nee, dat niet. Voordat ze erachter waren klikte het eigenlijk prima tussen die twee en leek er even sprake te zijn van een oprechte relatie. Maar zodra Pedro wist dat ze zwanger was, nam hij geen verantwoording voor zijn daden en liet hij haar vallen als een baksteen.”
“Nou lekker dan. En haar studie?”
“Daar was ze wel mee begonnen, maar ze kwam er nu niet meer aan toe. En het ging van kwaad tot erger toen Pedro haar botweg het appartement uitwerkte door te claimen dat ze haar huur niet had betaald, zodat ze op straat kwam te staan. Ze kreeg niet eens de kans om haar spullen te pakken. Kleding, geld, haar mobiele telefoon en andere persoonlijke bezittingen, het bleef allemaal achter in het appartement. Zelfs haar paspoort bleef in handen van haar ex. En vooral dat was erg gevaarlijk, want op die manier had Pedro haar volledig in zijn macht. Zo kon ze niet aankloppen bij de politie en aantonen wie ze was, ze kon geen aangifte doen en zonder geldig reisdocument kon ze al helemaal niet terug naar huis. Kortom: ze had geen poot om op te staan.”
“Wat een klootzak zeg!” Thomas stopte even met zijn liefkozingen, “Zat ze nu definitief vast op Luzon?”
“Niet helemaal. Want Raquel was geen domme meid. Bovendien was haar situatie zo beroerd dat je vanzelf wel op creatieve oplossingen uitkomt. Compleet ontredderd klopte ze daarom aan bij de universiteit, waar ze haar natuurlijk kenden. Op die manier vond ze iemand die naar haar kant van het verhaal wilde luisteren. Zij geloofden haar en stonden haar toe om haar moeder te bellen, zodat ze haar familie op de hoogte kon brengen van de hachelijke situatie waarin ze verkeerde en zij haar naar Panay konden laten overvliegen.”
“En haar paspoort dan?”
“Corruptie. De Filippijnse autoriteiten laten zich gemakkelijk omkopen. Met een flinke som smeergeld hielpen ze haar aan een nieuw reisdocument en een vliegticket. Nog dezelfde week kwam ze aan op Roxas City Airport en konden ze Pedro laten opsporen om hem te vervolgen. Al snel bleek dat dit echter geen enkele zin meer had; Pedro was een paar dagen voor Raquel teruggekeerd was dood in het appartement aangetroffen. De kamer waar hij normaal op verbleef was één grote ravage. Alsof er een expressionistische schilder aan de gang was geweest, zo waren de wanden en het plafond besmeurd met lange donkerrode halen van zijn bloed. Slijmerige proppen van zijn ingewanden kleefden er langs. Ook over de airconditioning en op de met vliegengaas afgedekte ramen droop een dikke smurrie. De plastic ventilator was aan stukken geslagen. Onderdelen ervan lagen hier en daar op de grond tussen wat er over was van zijn darmen en lever. De rest van Pedro’s karkas lag in uiteengerukte stukken over het bed verspreid, zijn hals lag open en was ontwricht. Op de plaats waar eerder zijn buik had gezeten gaapte nu een groot open gat dat zo diep was dat de ruggenwervels bloot waren komen te liggen. Het krioelde er werkelijk van het ongedierte. Honderden kakkerlakken hadden in het lijk van de jongeman een smakelijke delicatesse gevonden en waren overal te vinden, zowel bij zijn lijk als in de rest van de kamer. Op de schaarse plekken die nog huid viel te noemen hadden ze de typerende brandwonden achtergelaten die het resultaat waren van hun schranspartij. De eerste vliegen waren juist bezig met het leggen van eitjes in de huidopeningen van zijn aangevreten schedel. Pedro was op ongenadig gruwelijke wijze van het leven beroofd. Zijn kamer in het appartement leek welhaast het plaats delict van een uitzinnig exorcisme.”
“Mijn hemel,” reageerde Thomas, die eerder naar atheïsme neigde dan in enige god te geloven, waardoor zijn reactie weinig karakteristiek overkwam. “Wie of wat heeft hem te pakken gekregen?”
Esmeralda glimlachte en staarde in zijn blauwe ogen maar gaf niet dadelijk antwoord.
“Dat zal zo wel duidelijk worden. Al denk ik dat je het wel kan raden.”

Wordt vervolgd.

By achmedlien | February 20, 2013 - 1:39 am - Posted in Duimzuigerij, Navelpad Mysterie, Nederlands, Reuze Navelpad

Een paar straten verderop moet het ongeveer hebben geklonken alsof er hier een hijskraan van een geweldige grootte bezig was in elkaar te storten. Zo dreunde een brommend geluid, dat leek op scheurend metaal, langs de in verval geraakte gebouwen. De klank was echter constant en hield steeds enkele seconden aan om daarna even abrupt te eindigen als het was begonnen. Het geluid paste bij de krachtstraal die door de reusachtige Navelpad werd uitgebraakt. Het scheen een hel wit licht uit. De energiebundel sneed door de bouwwerken als ware het een mes dat door boter gleed. Het liet letterlijk alles verdwijnen waar het mee in aanraking kwam. Zombies verpulverden als fruitvliegjes onder een gasbrander en bleef niets meer van over dan een schamel hoopje stof dat dwarrelend op de natte aarde neerzeeg. Het regenwater, dat zich in de straten in plassen samenpakte en steeds meer in volume aanzwol, verdampte op sommige plekken zodra de lichtgevende straal er doorheen kliefde. Hoog boven de bouwwerken rees de gigantische Navelpad. Hij draaide langzaam met zijn kop waardoor hij zigzaggende een pad van vernieling aanbracht. Zompend marcheerde hij door het modderachtig terrein en drukte links en rechts de gebouwen als kartonnen dozen opzij, de vernietigende bundel voortdurend voor zich uit gericht. Af en toe pauzeerde hij even om diep adem te halen, waarna hij nieuwe krachten verzamelde en verder ging met de vernielslag.
Hij was een meester in het kanaliseren van energie. Waar de andere navelpadden het moesten doen met opgeslurpte roem, kon de Reuze Navelpad ook het gevoel van onrecht converteren. En zolang dat besef en die emotie in hem de dienst bleef uitmaken, kon deze prehistorisch uitziende verschijning nog wel even zo doorgaan. Door het onrecht werd zijn brein uitgehold en had het van hem een mythisch monster gemaakt. Gedreven door wraak als gevolg van alle onschuldige levens – waar graaf Schaurig schuldig aan was – botvierde hij zijn woede op de zombies. Met tientallen tegelijk vergruisde hij hun lichamen en bracht een rampage teweeg die zijn weerga kennen zou. Het ene na het andere bouwwerk moest het ontgelden. Steeds minder ging het hier om de Aziatische kunstwerken en structuren. Pagodes, tempels en andere sierlijke onderkomens en religieuze ruimtes maakten plaats voor Europese architectuur. De Reuze Navelpad en Retroman waren eindelijk bezig de Chinese doolhof te verlaten.
Het gebied dat zij betraden bestond steeds meer uit nog hogere bebouwing. Dat wil zeggen, als de pad er niet was geweest om alles met de grond gelijk te maken. Flatgebouwen sneed hij als grassprieten van hun fundamenten en hij liep daardoor spoedig door wolken van gruis die de instortingen tot gevolg hadden. Onder één van de flats werd hij zelf zowat bedolven toen zijn energiebundel het half doorkliefde en het bouwwerk pas echt naar beneden kwam toen hij er voorbij liep. Retroman was wat dat betreft blij dat de pad hem precies op de andere schouder had geplaatst, anders had hij het puin vast en zeker op zijn kop gehad. In plaats daarvan bezeerde de Reuze Navelpad zich zelf aan de andere zijde en werd door de klap uit balans gebracht. Nadat hij zich had hersteld was zijn driftbui alleen nog maar erger geworden. Het was alsof je al chagrijnig bent en vervolgens ook nog eens je hoofd onzacht tegen een keukenkastje stoot. Zijn reactie ging andermaal met een paar flinke oerkreten gepaard, waarna hij extra baldadig werd en zijn nabije omgeving tot op de laatste baksteen afbrak.
Retroman dacht ondertussen dat hij in één van de wildste attracties ter wereld was beland. Het komvormige deel van de schouder mocht in rusttoestand hebben gezeten als een luie stoel, hij wiegde er nu zo wild in heen en weer dat hij er goed misselijk van werd. Tot spugen kwam het niet, hij zou met zijn lege maag hooguit wat slijm hebben kunnen opgeven, maar hij begon zich in de slappe toestand waarin hij al verkeerde wel steeds beroerder te voelen. Al had hij niet te klagen over de frisse lucht die op deze hoogte af en toe kwam aanwaaien en hem van verse zuurstof voorzag. Verder waren de condities erbarmelijk. Alhoewel de stortbui in kracht was afgenomen, miezerde het nog flink door, waardoor zijn gestel en zijn onderkomen de kans niet kregen om op te drogen. Een koutje had hij zo gevat. De ruwe bewegingen op deze hoogte oefende ook de nodige G-krachten op hem uit. En zodra de Reuze Navelpad weer een gebouw omver had getrokken, kon de lucht tussen de verse teugen zuurstof toch zo stoffig en ijl worden, dat hij het soms moest uitproesten om de troep uit zijn longen te krijgen. Desalniettemin nam de manhaftigheid van de ninjastrijder weer toe en jeukten zijn handen om ook een steentje bij te dragen. De vernielingen die de pad aan Gohes City aanbracht keurde hij af, maar hij was inmiddels zo verslaafd geraakt aan potje matten met de zombies, dat hij het ergens wel jammer vond dat hij zo geïsoleerd zat. Daarom besloot hij de pad maar wat te gaan aanmoedigen.
“Hatsikidee! Geef ze van katoen Pad! Hier rechts zijn er nog een paar. En daar langs dat oude postkantoor ook nog wat.” Retroman wees schuin voor hen waar nog wat ondode figuren zich ophielden. Dadelijk verplaatste de luidruchtige straal energie zich naar die richting en gingen er weer heel wat gedrochten in rook op. “Karbonade, wat een geweld!” Bij iedere krachtstoot die werd uitgebracht had Retroman de neiging om dekking te zoeken. Hij zat veilig, maar alleen al om het bulderende lawaai zou je in je broek schijten van angst. Bovendien zorgde de luchtverplaatsing die het tot gevolg had ervoor dat je je voortdurend ergens aan vast moest klampen om niet zelf ook omver geblazen te worden.
Ondanks het zinloze verzet toonde de zombies zich strijdbaar. Ineens zag Retroman hoe een stel zombies verderop bezig was om de inboedel van een verlaten kantoorgebouw naar straatzijde te schuiven. Ze bevonden zich op een hogere etage dan de hoogte waarop hij zelf op de schouder van de pad zat, zodat hij het zag gebeuren dat hij de hele inventaris op zijn knar zou krijgen. Druk maken over hoe deze hersenloze gevallen überhaupt in staat waren zichzelf tot zo’n actie te mobiliseren maakte hij zich niet. In plaats daarvan trachtte hij de aandacht van de Reuze Navelpad te krijgen, zodat hij hem kon brengen tot het afwenden van het dreigende gevaar. Die was echter zo opgenomen in zijn uitzinnige vernielzucht dat hij Retroman eventjes niet hoorde schreeuwen.
“Hé Pad! Ze proberen ons hier te begraven onder een stapel papierwerk!” Weinig op zijn gemak zag Retroman hoe een stel archiefkasten tussen de sponningen werden opgesteld waar eerder een groot glazen venster had gezeten. “King Kong! Volgens mij krijg ik hier dadelijk een stel belastingaanslagen op mijn harses daar word je misselijk van! Blijf een beetje opletten wil je? Eh… Pad!?”
Het gat tussen hen en het kantoor aan hun rechterzijde werd steeds kleiner. Retroman kroop zo dicht mogelijk naar de nek van de pad en dook ineen. De zombies die in de startblokken stonden om de archiefkasten het laatste zetje te geven wachtten hun kans meesmuilend af. De Reuze Navelpad stapte steeds dichterbij en was nog vooral bezig met het vertrappen van zombies die rond zijn voeten wegvluchtten. Uiteindelijk was het moment daar dat de paar zombies in het kantoor de kasten door het venster naar buiten duwden. Drie stalen omhulsels vol met dossiers buitelden tussen de gebouwen naar beneden. Dit zal je niet leuk vinden, dacht Retroman, maar een andere keuze heb ik niet. Hij trok het samuraizwaard weer uit de schede en prikte ermee in de schouder van de Reuze Navelpad. Hij deed dit precies zacht genoeg dat het voor de pad moest hebben gevoeld als een muggenbeet. De intentie om hem de pijnigen had hij niet, maar hij moest koste wat kost zijn aandacht hebben. De pad reageerde geïrriteerd en zag nog net op tijd wat er gaande was. Hij braakte een nieuwe straal energie uit en richtte die op het kantoorgebouw. Retroman dook opnieuw weg en maakte van de mogelijkheid gebruik om onder de kin van deze gigantische pad dekking te zoeken, nu zijn gezicht de andere kant op was gedraaid.
Dit bleek niet nodig. De allesvernietigende energiebundel loste het gehele dreigende tafereel in een oogwenk op. Na een oorverdovend kabaal was een gapende gat in een rij kantoorgebouwen het enige dat er overbleef. Puin van bovenliggende etages stortte neer en zorgde voor de nodige stofwolken. De archiefkasten waren weliswaar niet geheel verpulverd, maar het merendeel wel, zodat al wat er naar beneden kwam vooral de inhoud was die het bevatten. Als een papierregen dwarrelden enkele losse vellen tussen het stof in het losledige naar beneden, terwijl de grotere en zwaardere massa’s papier op het natte asfalt neer donderden.
“Wauwzers!” bracht Retroman uit en na enig aarzelen kwam hij opgelucht weer onder de kop van de pad vandaan. De kin draaide zich weer naar links van hem weg. Verheugd dat hij niet was begraven onder het stalen meubilair maakte hij een vreugdedansje. Trots griste hij één van de documenten uit de lucht en was nieuwsgierig of ze nu inderdaad met het belastingkantoor hadden afgerekend. Hij had namelijk nog een aanslag thuis liggen die hij nog niet had betaald. Omdat hij het document aanvankelijk ondersteboven hield moest hij het wel eerst omdraaien. Toen hij zag dat de papieren patiëntengegevens bevatten, vond hij dat ergens wel jammer. Blijkbaar hadden ze een kantoor van de Gezondheidsdienst te pakken of iets dergelijks en helemaal niet het bureel van ‘s lands meest gehate pennenlikkers. Desondanks was hij fier met deze kleine overwinning en draaide zich al dansend om. Hij wilde hier nog even van genieten. Hij liet het gapende gat tussen de andere bouwwerken nog even op zich inwerken en trok een lange neus naar de zombies.
Pok!
En daar lag Retroman ineens languit over de schouder van de gigantische Navelpad. Hij wreef even over een pijnlijke plek op zijn achterhoofd en keek vervolgens op wat hem daar had geraakt. Vergezeld van enkele sterretjes die naar de buitenzijde van zijn gezichtsveld dreven, staarde Retroman humeurig naar een vlaggenstok die zich inmiddels steeds verder van hem verwijderde. Nors richtte hij zich weer op en trok een kinderlijk grimas.
Al die tijd bleef de Reuze Navelpad zich door een hoofdstraat in deze wijk verplaatsen. De Bellatrixstraat vormde een belangrijke verkeersader in het wegennet dat zich rondom het centrum sloot. Er waren onder andere verzekeringskantoren en overheidsbedrijven gevestigd. Eveneens huisveste het enkele tientallen ambassades waaronder de Surinaamse waar Retroman juist een tik van kreeg uitgedeeld. Na het passeren en ontwijken van de Italiaanse en ook de Indonesische vlag hield het amfibische vervoersmiddel ineens halt. De lucht was inmiddels opgeklaard en de regenbui volledig weggetrokken. Onder hen op straat werd de onderbreking dadelijk door de zombies opgemerkt. Ze wisten even niet of ze moesten vluchten of juist moesten aanvallen. In plaats van voor één van beide te kiezen, keken ze omhoog. De Reuze Navelpad staarde bewegingsloos voor zich uit. Zijn blik was op de verte gefixeerd en hij liet zijn armen slap langs zijn lijf bungelen. Retroman, die eerst niet door had dat er wat aan de hand was, zocht naar zijn zwaard – dat gelukkig niet naar beneden was gedonderd – en zette zich weer schrap voor een volgende strijd. Maar al gauw kreeg hij door dat er iets raars gaande was.
De Reuze Navelpad had aan de horizon iets afwijkends in het vizier gekregen. Wezenloos, zo leek het althans, staarde hij naar een vreemde beweging dat zich een flink aantal wijken verderop afspeelde. Lichtflitsen markeerden de locatie waar je eveneens een donker gedruis kon ontwaren. De pad werd bang en boos tegelijk. Hij begon onregelmatiger en oppervlakkig te ademhalen. Wat het precies was kon hij niet goed zien, maar hij was er zeker van dat er dichter bij het centrum nog een groot monster aanwezig was. Of het ook een pad was, zoals hijzelf, daar was hij alleen niet zeker van. Maar een verontrustende ontwikkeling was het zeker. De pad begon te hijgen. Zijn schouders bewogen mee met elke teug adem die hij naar binnen zoog en weer uitblies. Zijn borstkas kwam duidelijk op en neer en zweet begon zich met liters te gelijk op zijn huid te verzamelen. Deze gigantische Navelpad raakte overstuur, want wat het gedrocht daar verderop in de stad ook mocht wezen… het was in elk geval de aanleiding geweest waarom meneer De Graaf in de eerste plaats de Reuze Navelpad tot leven had gewekt!

In een tijdsbestek van nog geen minuut werd er meer cement, steen en glaswerk aan gruzelementen geschopt en geslagen dan een gemiddelde fabrieksexplosie teweeg kon brengen. De Reuze Navelpad ging nu finaal door het lint. Met een ijzeren vuist ramde hij alles binnen handbereik nog eens flink in elkaar en trok vervolgens een sprint richting de binnenstad. Zo woedend en krachtig als de Hulk, beende hij door de naar het centrum leidende straten en maakte soms sprongen die alleen van een pad afkomstig konden zijn. Retroman had nu geen andere keuze dan zich maar vast te klampen aan het enige waar hij houvast aan kon vinden. Hij perste zijn vingers in een huidplooi en kon alleen maar hopen dat hij het samuraizwaard niet verloor of dat hijzelf op de grond donderde. Een sliert kots die het gevolg was van de geweldige krachten die zijn beurse lijf moest ondergaan kon hij alleen niet binnenhouden. Dit was een rollercoaster van ongekend formaat. Zolang de pad vooruit bleef rennen hield hij grip, maar op enig moment ging het compleet mis. Abrupt stopte de pad met rennen en slingerde hij zijn ninjavriend automatisch van zijn schouder. Retroman zeilde door de lucht, verloor zijn zwaard en vloog met een snelheid van tegen de honderd kilometer per uur door het venster van een groot warenhuis. Versplinteren hoefde het raam niet meer, want met de meeste ruiten in de stad hadden de zombies en navelpadden toch al afgerekend. Hij stuiterde op een meeverende ondergrond en draaide om zijn as naar het volgende gelijkaardige voorwerp dat hem vergevingsgezind bleek. Op de meubelafdeling waarin hij terecht was gekomen zorgden meerdere bedden ervoor dat zijn val werd gebroken, totdat hij uiteindelijk een onzachte aanvaring kreeg met een kamerlamp die hem de laatste koerswijziging richting een kledingkast bezorgde.

Kakelend als kippen brachten de kauwtjes een driftig gekwetter voort terwijl ze een veilig heenkomen zochten op de daken rondom het marktplein. Vuil zoals plastic tasjes, gebruikte servetten, puntzakken waar ooit friet in had gezeten en lege blikjes frisdrank ritselden en rammelden langs de verlaten kraampjes. Tevreden het kenmerkende tsjak-tsjak geluid voortbrengend, kroop één van de kraaiachtige vogels tegen haar mannetje aan, die reeds eerder op hun nestje zijn plek had gevonden. Met haar bek legde het vrouwtje een vingerkootje opzij dat haar in de weg lag en draaide vervolgens haar kop nog eens op naar haar inmiddels zelfstandig geworden kroost boven op een schoorsteen die hun bek nog vol hadden met etensresten die ze kort ervoor bij elkaar gefoerageerd hadden.
Temidden van enkele honderden skeletten die de markt bevolkten lag het gigantische lijf van de Reuze Navelpad over de verschillende kraampjes gevouwen. Op de grens van de eerste ringvormige grachtengordels met de binnenstad bevond zich dit uitgebreide doch knusse winkelcentrum. Een trambaan begrensde het plein aan de ene kant, de gracht vormde de andere grens. Een gebouw dat in een punt toeliep was de lokale supermarkt, meer naar het andere einde was de patatzaak en waren hier de kledingzaken eens de drukst bezochte modewinkels in de straat die in het verlengde lag van dit plein. Donderdag was er altijd markt. Er was op die dag dus voedsel in overvloed. Marktkooplui, dagjesmensen, koopjesjagers, moeders met kinderen, passanten, ze vielen op die noodlottige dag allemaal ten prooi aan de navelpadden en de eerste zombies.
Nu was het alleen de wind, die er langs de stellingen in een krullende beweging het enige geluid voortbracht. Huilend. En steunend zo nu en dan. De pad was de enige, behoudens een vluchtige passagier, de vogels en de natuurlijke elementen, die het marktplein nog een bezoek waardig achtte. Roerloos was hij. Vijf paden met onverkoopbaar geworden waar hield hij bezet. Hij zuchtte niet en verroerde zich niet. En zo bleef het even totdat zijn lichaam langzaam ineens in volume begon af te nemen, als een sneeuwpop die smolt voor de zon. De pad kromp en slonk uiteindelijk terug naar zijn oude postuur. Naakt was hij al. Dus hij had geen kleding waarin hij nu verzuipen kon omdat de rek eruit zou zijn. Het enige wat hij al die tijd bij zich had gedragen en onmogelijk met zijn maatje XXXXXL kon meegroeien, was het kettinkje om het zakhorloge. In een plas speeksel lag dat nu naast hem op de klinkers. Uit zijn mond gespuugd. Opgeboerd, evenals al de anagrammen die hij eerder had uitgebracht om op die wijze namen te kunnen onthouden van personen die hij maar heel even had gekend.
Zwemvliezen.
Tientallen spillepoten liepen plotseling voorbij het bewegingsloze lijf van de eens zo reusachtige Navelpad. Het waren zijn soortgenoten. Navelpadden van de gemeenste soort. Allen waren ze op weg naar Het Mierennest, het warenhuis dat huisnummer 1 tot en met 8 van het marktplein besloeg. En ze kwamen hier nou niet bepaald omdat ze een nieuw bed nodig hadden.

Toen Retroman weer voor het eerste zijn ogen opende, proefde hij eerst de bittere smaak van zijn eigen bloed direct gevolgd door een scherpe pijn van splinters in zijn aangezicht en een gebroken lijf. Hij trachtte zich in een andere positie te manoeuvreren, maar staakte dadelijk zijn pogingen toen hij merkte dat de pijn daar alleen maar erger van werd. Hij knipperde nog eens met zijn ogen, waar godzijdank geen splinters of andere ongenode zaken in terecht waren gekomen en probeerde zich een beeld te vormen van zijn landingsplaats. Vanuit de positie waarin hij lag zag hij alleen een houten vlak. Wanneer hij echter opzij keek zag hij aan één zijde en muur in gebroken wit en aan de andere zijde iets wat leek op een bed. Het duurde even voordat Retroman door had dat hij de achterwand van een kledingkast had doorkliefd en nu dus met zijn middel vastzat tussen een paar gebroken delen van het inmiddels deels versplinterde bordkarton waar dat uit was opgebouwd.
Boven hem werd hij ineens een gedaante gewaar. Hij probeerde de pijn te negeren en keek omhoog om ook hiervan een beter beeld te krijgen. Retroman was echter dusdanig toegetakeld dat het licht bij hem weer doofde zodra hij meende dat hij in de gedaante een persoon herkende die gehuld was in een zwarte mantel, een kap over zijn hoofd droeg en in zijn rechterhand een zeis vasthield.

Wordt vervolgd