image by Stephan Munder, edited by Gsorsnoi

Help je Karel weer met het oplossen van onderstaand mysterie?
Lees
hier de spelregels.

Gebaseerd op een waargebeurd verhaal (begin jaren ’90) – Pasig City, Manilla.

Het was pas half zeven ’s avonds toen het al stikdonker was in Manilla en wij in een jeepney onderweg terug waren naar het appartement van Tinus en zijn vrouw Jenny. In de Filippijnen is het heel normaal dat de zon elke dag rond zes uur ’s ochtends opkomt en rond zes uur ’s avonds weer onder gaat. Het maakt niet uit welke tijd van het jaar het is. Dit was ook het moment dat meeste mensen het centrum van de hoofdstad ontvluchtten om niet door het chaotische verkeer nog drie uur bezig te zijn om thuis te komen. Vast in het verkeer stond je toch, in de file, maar ook in de metro. Ofschoon het grootste nabijgelegen winkelcentrum haar deuren pas sloot om 22:00 uur, waren wij reeds rond zes uur naar huis gegaan. We hadden met z’n viertjes wat gewinkeld in het gigantische SM Megamall, een groot winkelparadijs waar je gemakkelijk een dag voor kunt uittrekken. Vanuit de mierenhoop bij de metro, de MRT, hadden we twee tricyles (driewielige motoren) aangehouden en moesten na een korte rit daarmee overstappen in een jeepney.  Daarin zat ik hutjemutje naast mijn vrouw Maria en een hoop andere Filipino’s met tegenover mij Tinus en Jenny. In een jeepney zit je niet net zoals in een bus op stoelen achter elkaar. Er zijn twee smalle bankjes gemonteerd in lengterichting van zo’n uitgebouwde jeep waar je dan met z’n allen op elkaar gepropt zit. De jeepney is pas vol wanneer de ‘drayber’ dat zegt of wanneer je het zelf onverantwoord vindt om nog aan boord te gaan. In- en uitstappen kun je op elk moment doen langs de route zolang het maar niet in een verkeersonveilige situatie is of op een moment dat het de chauffeur niet uitkomt.
“Gatver hè? Ruik je dat weer?” herinnerde Maria mij aan iets wat we in de dagen ervoor al roken terwijl wij door een groezelige woonwijk reden. Ze plaatste haar hand voor haar mond en trok een gezicht waaruit bleek dat ze bijna moest kotsen. Ook de andere passagiers plaatsten hun handen of hankies over het gelaat en keken door de tralies van de jeepney om zich heen. Het was alleen te donker om ook maar iets te zien. De geur waar ze op doelde was werkelijk niet te missen.
“Pasig?” suggereerde Tinus bijna schreeuwend om zich boven het geluid van de motor verstaanbaar te maken en dacht daarmee de slimste te zijn. Jenny Icket wees dat idee echter af. Met ‘Pasig’ doelde hij op één van ’s werelds vuilste rivieren die hier door Manilla stroomt. In Pasig River ligt relatief nog bijna meer vuilnis dan er zout valt te vinden in de Dode Zee. Maar die rivier is veel zuidelijker in Manilla en kon hier deze plaatselijke stank niet verklaren. Nee, dit was geen ranzige lucht van een berg rottend vuil in een flinke plas water, deze geur was veel merkwaardiger en had ik al eens eerder geroken.
“Para ho!” riep ik plotseling uit en tikte met een peso tussen mijn vingers tegen het stalen dak. Dat waren één van de eerste Filippijnse woordjes die ik er leerde in de praktijk toepaste. ‘Para’ betekent ‘stoppen’. Tinus, Jenny en Maria keken mij verbaasd aan, maar misten mijn blik daar ik al bezig was dit transporticoon van de Filippijnen te verlaten. Zij volgden mij beduusd en begonnen me al te vragen waarom ik eerder aan het uitstappen was. Alleen hoorde ik ze niet, omdat ik zo bezig was met de gedachten in mijn hoofd en de geur die op deze plaats op z’n sterkst was. We bevonden ons op een redelijk rustige weg voor een winkel waar gesteriliseerd water werd verkocht. Vooral de dames waren verontwaardigd met mijn plotselinge actie en wezen mij erop dat we nu de laatste twee straten te voet in deze stank af moesten leggen. En we waren al moe, want er was veel gelopen in de winkels en het transport naar huis was slopend.
“Ja sorry het spijt me,” wierp ik naar ze toe en maakte aanstalten om over te steken. “Maar ik moet wel heel erg aan mezelf twijfelen of ik zou niet weten waar deze lucht vandaan komt.”
Hun gezichten stonden nu zo mogelijk nog verbazender, maar ik beende verder naar de overkant van de straat en wilde een braakliggende terrein betreden.
“Ah nee, Karel, we zijn op vakantie! Kom op nou, je kan nu toch niet aan werk denken?” hoorde ik Maria achter mij zeggen. Maar onbewust deed ik dat wel, ik besteedde geen aandacht aan haar en stapte door een hoop onkruid. Al spoedig stond ik met mijn handen voor mijn gezicht tussen het hoge gras en had ontdekt waar de stank vandaan kwam waar volgens zeggen al langer in de buurt over werd geklaagd. Ook wij roken het vanuit ons eigen appartement, twee straten verderop. De geur was werkelijk niet om te harden en was afkomstig van een lichaam dat in verre staat van ontbinding verkeerde. Voor mij op de grond lag het lichaam van een jong meisje met onder haar hand een lijst met namen of woorden. De tranen schoten in mijn ogen; dit slachtoffertje was amper acht jaar oud.

De lijst van bijnamen die op het lichaam van het meisje is gevonden:

Apple Pie
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Christel Dimaranan (palayaw: Nanay Baby – ‘nanay’ betekent moeder)
Rol: Moeder van Inday, Pogi en Ching-ching.

Baboy
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Zachary de la Vega (palayaw: Bakla)
Rol: tricycledriver.
Achtergrond: Magere biseksuele jongeman die make-up draagt. Zijn DNA-materiaal en dat van twee anderen is gevonden op het lichaam van Angel.

Biboy
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Severino Flores (palayaw: Bing-Bong)
Rol: tricycledriver.
Achtergrond: Pafferig dik kereltje, zwijgzaam, in elk geval tijdens het verhoor in Manilla. Zijn DNA-materiaal en dat van twee anderen is gevonden op het lichaam van Angel. Zijn vader runt het bedrijf Rosalinda’s Vucalization. Daar zou hij veel te vinden zijn met de twee andere tricycle draybers.

Boboy
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Tiger Flores (palayaw: Bochokoy o Tabachingching)
Rol: Tindero ng Fleemarket, verkoper van kleding op de vlooienmarkt.
Achtergrond: Vrolijke en lijvige verkoper op de Fleemarket die altijd wel met iedereen kletst. Is regelmatig in Karaoke Junks te vinden om te zingen. Is duidelijk van de herenliefde, is naar eigen zeggen nog maand en heeft de ware Jacob nog niet ontmoet. Oom van Severino Flores en schaamt zich diep voor de daden van zijn neefje.

Buboy
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Cherry Pie
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.
Achtergrond: Haar palayaw siert de laatst overgebleven jeepney van haar vader’s bedrijf.

Mercedez Dimaranan (palayaw: Ching-ching)
Rol: Zus van Inday.

Thomas Rizal (palayaw: Dodong)
Rol: Tindero ng AQUA Rizal, verkoper van winkel in gesteriliseerd water.
Achtergrond: Heeft oogje op Helen. Verkoopt alleen water.

Honey Pie
Rol: Eén van de kinderen van Osang en Pepe.

Helen Dimaranan (palayaw: Inday)
Rol: jonge moeder van een vermiste dochter.

Alejandro Estrella (palayaw: Father Jandro)
Rol: Pastoor van Iglesia Ni Christo
Achtergrond: Kent de buurt en heeft er veel zieltjes die zijn parochie op zondag bezoeken.

José Bato (palayaw: Jimmy)
Rol: tricycledriver.
Achtergrond: Oproerkraaier, 17 jaar, beetje het baasje van de drie jongens waar het DNA-materiaal is gevonden op het lichaam van Angel. Is ook de jongste onder hen. Eerder betrokken geweest voor een knokpartij, maar werd weer vrijgelaten door gebrek aan bewijs.

Esmeralda de la Cruz (palayaw: Neneng)
Rol: Tindera ng sari-sari Toki, verkoopster van sari-sari Toki.
Achtergrond: Is bezeten door de duivel en ziet ’s nachts geesten of andere waanvoorstellingen. Heeft opdracht gekregen van Magere Hein om Dodong om te brengen, omdat hij een voorname getuige was.

Ariël Paglinawan (palayaw: Osang)
Rol: Buurvrouw
Achtergrond: Haar baan, volgens de Dimaranan’s: Babymaker. Moeder van Biboy, Boboy, Buboy,
Baboy, Apple Pie, Cherry Pie en Honey Pie. Is altijd thuis.

Joseph Paglinawan (palayaw: Pepe)
Rol: buurman van de Dimaranans.
Achtergrond: Beroep: jeepney drayber en operator van jeepneys. Onlangs zijn bedrijf moeten inkrimpen van zeven naar één jeepney. Heeft met zijn bedrijf in betere dagen financiële steun geleverd aan Pretty. Pepe staat bekend als alcoholist, maar is verder een goedgemutste kerel.

Levi Dimaranan (palayaw: Boy Pogi of Kuya Pogi – ‘kuya’ betekent broer)
Rol: Kuya ni Inday, jongere broer van Inday (Helen).
Achtergrond: Ontspoorde tiener die zich normaal weinig van anderen lijkt aan te trekken, maar heeft het hart op de juiste plek. Heeft financiële zorg op zich willen nemen over Pretty nadat bekend werd dat de buurfamilie Paglinawan er niet meer toe in staat was om de Dimaranans bij te staan. Levi wilde hiervoor zelfs zijn schoolbeurs opofferen.

Pretty
Rol: Slachtoffertje. Dochter van Helen Dimaranan (Inday).
Achtergrond: Is op de avond van de verjaardag van haar moeder verdwenen, vlak voordat Helen thuiskwam. Bij haar lichaam is een papieren plakwerkje gevonden van een engel en onder haar hand is deze lijst gevonden. Heeft nog gegeten voordat ze werd vermoord. Verder zijn er DNA-sporen in en op haar lichaam gevonden van drie personen en is haar rechter bovenarm gebroken voordat ze werd vermoord. Pretty werd pas na ruim 2 weken gevonden nadat ze voor dood was achtergelaten op een braakliggend terrein.

Noot: De werkelijke voornamen van de kinderen van Osang zijn niet relevant voor het verhaal en zullen niet verder worden uitgewerkt.

Oorspronkelijke beloning gouden tip:  ZB 5.250,- plus vijf vaste sterren voor het Tycoon van de Maand spel op WSNOI.

Script by Goudvisje.

<ANDERE VOORWERPEN BIJ LIJK BEHALVE DE LIJST?>
Geïrriteerd waren Maria, Jen en Tinus mij gevolgd en kwamen door het hoge gras bij het lijkje aan. Ook zij hadden de handen voor hun neuzen gedrukt en ervoeren eenzelfde walging bij het aanschouwen van het drama dat zich hier had voltrokken. Ik verdiende nu iets meer respect met de reactie op mijn instinct. De zachte hand van mijn vrouw leunde op mijn schouder en ik zat geknield naast het dode meisje. Niemand van ons hield het droog en kregen alle vier te kampen met braakneigingen. De verontwaardiging omtrent mijn optreden tijdens deze vakantie verdween als sneeuw voor de zon. Maria heeft me in elk geval naderhand nooit meer veroordeeld als workaholic. De aanblik van deze scène was hartverscheurend. Het meisje zelf lag er enigszins vredig bij, dat wel, maar de aanslag die de insecten reeds op haar lijfje hadden aangericht was gruwelijk. Enkele torren en motten kropen over haar lichaam als laatste getuigen en hadden zich al te goed gedaan aan stukken van haar vlees en kleren. Jonge vliegen stegen op vanuit haar binnenste en maakte een akelig zoemend kabaal. Ook kakkerlakken, waar het er in de Filippijnen van wemelt, hadden hun weg naar haar gevonden en plekken achtergelaten op haar huid die aan brandwonden deden denken. Met hun komst was ook het haar grotendeels verdwenen, want daar zijn ze dol op. Het briefje met die rare woordenverzameling had ik met mijn mouw over mijn handen getrokken weggepakt en ontdekte daarachter in het gras nog iets. Het meisje had een soort plakwerkje bij zich dat eruit zag als een engel. Dat lag er zwak en verwelkt bij als een uitgebloeide bloem, waarschijnlijk door eerdere regenval die de verf had doen doorlopen en het papieren materiaal verkreukeld.
“Weet jij wat die voor rare woorden zijn?” vroeg ik aan Jenny. Zij was de enige inheemse onder ons.
“Ja, dat ik wel,” meende ze “…zo te zien is ieder woord dat ik hier lees [AANWIJZING] een ‘palayaw’. Dat is het Filippijnse woord voor een bijnaam. Het is hier heel gewoon voor bijna iedere inwoner om door het leven te gaan met een bijnaam in plaats van de roepnaam die je op je geboorteakte opgeeft. Dit moet dus een namenlijst van mensen met dergelijk bijnamen.”

<AANWIJZINGEN VOOR DOODSOORZAAK, ZOALS VERWONDINGEN OF WURGSPOREN?>
We zijn heel even gauw naar ons appartement gelopen en hebben daar wat spulletjes achtergelaten om daarna meteen het plaats delict bij de politie te gaan melden. Jenny kon ons daar prima van dienst zijn als tolk en wist natuurlijk hoe we daar het snelst terecht konden. Vanaf ons appartement tegenover winkelcentrum Ali Mall in Cubao City wandelden we met z’n viertjes de P.Tuazon Boulevard af richting het politiebureau en verwonderden ons er steeds meer over hoe dit onopgemerkt kon zijn gebleven. Vanaf de politie was de route naar de plaats waar we het meisje hadden gevonden nog korter, dus ook de bewakers voor het bureau stonden met een laf stof tegen het aangezicht. Jenny wist ons naar binnen te praten daar er altijd erg argwanend wordt gedaan naar late bezoekers. Het ontvangst was ook niet bepaald hoffelijk te noemen. Op een houten bank lagen twee dienstkloppers uitgebreid te pitten en de dame achter de toonbank moest ze wakker schudden om ons te kunnen helpen.
“Natagpuan namin ang isang patay na katawan na malapit,” we hebben hier dichtbij een lijk gevonden begon Jenny in haar taal en informeerde de nog slaperige agent over wat we hadden ontdekt. Na veel gesteggel kregen we een politieman zover om ons ter dienst te staan in deze zaak. Opisiyal Berteng was de dikbuikige gedrongen Filipino met wie we de zaak bespraken en ging met ons mee. Inmiddels liep het al tegen achten tegen de tijd dat we met hem bij het plaats delict arriveerden. Dit was het moment dat Tinus en Maria ons een goede nacht wensten en ik samen met Jenny en inspecteur Roberto Aquino het onderzoek vervolgden, want dat was zijn eigenlijke naam. Het was mij onderhand duidelijk dat ‘Berteng’ zijn palayaw was en hij wenste daar ook mee aangesproken te worden. Hij verbaasde zich over de lijst en ik moest hem uitleggen dat dit voor mij niet de eerste keer was dat ik met dergelijke aanwijzingen te maken had gekregen. Dit werd met de verwachte scepsis ontvangen, maar hij bleef gewillig om mij bij de zaak betrokken te houden, voorlopig althans, want wij wisten ook dat er op dit uur niemand zat te wachten om een lange nacht in de gaan voor een onderzoek. Zowel opisiyal Berteng als ik konden geen duidelijk doodsoorzaak vinden. Dit meisje had net zo goed vergiftigd kunnen zijn als aangereden. Als ze al blauwe plekken had gehad of sporen die erop geduid hadden dat ze gewurgd was geweest dan hadden de eerste insecten er alles aan gedaan om die kenmerken uit te wissen. Hier was uitgebreide autopsie gewenst, maar Jenny en de Filippijnse inspecteur maakte mij al gauw duidelijk dat daar nog een lange papierwinkel aan vooraf zou gaan wilden we het lichaampje daarvoor kunnen aanbieden. Het was me duidelijk, buurtonderzoek zou de zaak sneller oplossen. Tegen de tijd dat het lichaam door specialisten nader onderzocht kon worden, zou de staat van ontbinding onnodig ver zijn gevorderd. Maar we hadden wel een bijzonder geluk waardoor we toch over extra specialiteit beschikten: opisiyal Berteng had forensische entomologie gestudeerd en hij wist direct te zeggen dat dit meisje op z’n minst [AANWIJZING] twee weken dood was, als het er geen drie waren. Dit wist hij, omdat het minstens zo lang duurde voordat de eerste vliegen uitkwamen.

<VALLEN DE BIJNAMEN TE KOPPELEN AAN FAMILIELEDEN VAN HET MEISJE, VERDACHTEN, ENZ.?>
Het braakliggende terrein waar wij ons op bevonden lag te wachten op de bouw van een volgend winkelcentrum: SM Hypermarket Cubao (1). Deze lag in een hoek geklemd tussen Main Avenue, een kleine hoofdstraat van een wijk in Cubao en de gigantische EDSA. Epifanio de los Santos Avenue, zoals de verkeerslagader van Manilla volluit heet, is de 24 kilometer lange snelweg die een gemiddelde van 316,345 voertuigen per sectie per dag verwerkt. Deze autoweg is in de Filippijnse geschiedenis ook van een behoorlijke politieke betekenis geweest. Drie vreedzame revoluties vonden plaats op deze snelweg waarbij demonstranten de weg bezet hielden en o.a. een protest vormde tegen de wijdverbreide fraude in de presidentsverkiezingen van 1986 waarbij de administratie van Ferdinand Marcos omver werd geworpen (People Power Revolution). Sindsdien is EDSA het platform van het volk geworden om op te kunnen demonstreren, in 2001 volgende nog twee van zulke acties tegen respectievelijk de presidenten Jozef Estrada en Gloria Macapagal-Arroya als gevolg van een mislukte afzettingsprocedure van Estrada en diens arrestatie. Met deze geschiedenisles in het achterhoofd heeft opisyal Berteng ons meegenomen naar de winkel waar gesteriliseerd water werd verkocht aan de overkant van waar we het meisje hadden aangetroffen. Een paar uur geleden stapten wij hier uit de jeepney. Eigenaar Thomas Rizal van AQUA Rizal (2) werd naar de voordeur geklopt en kwam in eerste instantie ietwat humeurig op het toegangshek af. Nadat Berteng hem over zijn functie had ingelicht, bedaarde hij en wilde ons graag helpen.
“Alam mo ba ang mga pangalan ito?” kent u één van deze namen? Het was Berteng zelf die hem de lijst voorhield.
“Opo,” Beleefde vorm van ja-zeggen. “Alam ko ang ilang,” Letterlijk: Ik ken er een paar, maar hij bedoelde vooral dat sommige namen hem wel iets zeiden.
“Ano ba ito?” wat is dit? “Ito ang aking palayaw,” dit is mijn bijnaam. En hij wees op de naam ‘Dodong’.
Zo werden we bij hem binnen gelaten en kregen we iets meer over de namen te weten. Neneng moest Esmeralda de la Cruz zijn, “Ang tindera ng sari-sari Toki,” een verkoopster van sari-sari Toki. Een sari-sari is een klein thuiswinkeltje dat zich aan de voorkant van een woonhuis bevindt en afgeschermd is met een hekwerk aan de gevel. Jandro kende hij ook, hij was Father Alejandro Estrella van de parochie Iglesia ni Christo. En Bochokoy was Tiger Flores, de dikke verkoper van de vlooienmarkt naast EDSA. Maar vooral met zijn hulp bij de palayaw Inday waren we erg geholpen. In haar had hij Helen Dimaranan herkend, een jonge moeder die al een tijd [AANWIJZING] haar dochter kwijt was.

<DOOR WIE IS DE LIJST OPGESTELD?>
“Well inspektor, can you explain to me how this list miraculously appeared near the body of the girl?” Opisyal Berteng was duidelijk op z’n hoede en ik besefte nu maar al te goed dat ik mezelf verdacht had gemaakt door hier naar een plaats delict te stappen. De vloek die Magere Hein over mijn zaken had uitgesproken volgde mij over de gehele wereld. Ook hier in de Filippijnen door zijn ‘handtekening’  weer op. Geen foto met zijn initialen, maar wel een lijst waar opnieuw ‘MH’ onder gekrabbeld stond, twee letters die mij genoeg zeiden: dit was ofwel een dodenlijst ofwel een lijst met betrokken personen bij het primaire slachtoffer. En precies dat was wat ik de inspecteur probeerde uit te leggen, maar ik kon niet echt zeggen dat hij mij geloofde. Zijn achterdocht leek enkel maar te groeien. Toch bleef hij mij in het onderzoek betrekken, maar het lag voor de hand dat hij er de regie in over moest nemen. Dit was niet mijn land. Magere Hein had de lijst gefabriceerd, dat was ik van overtuigd, en ik verdacht hem ervan dat hij mij probeerde in een val te lokken. In feite stond ik er al midden in, de autoriteiten hoefden Heintje alleen maar te helpen hem dicht te laten klappen. Wat nu? Ik kon toch moeilijk van de zaak weglopen, dan zou ik mezelf onnodig verdacht maken en een zaak laten klappen wat zelf ook wel graag van wilde weten hoe de vork ervan in de steel stak. Dus ik besloot opisyal Berteng te blijven helpen zolang hij me dit toe liet. Zo liepen we, nadat we Dodong bedankt hadden, gedrieën van de AQUA-store weg en trokken we op het bureau na waar er hier een familie Dimaranan kon wonen. Aanvankelijk kostte dat zoveel tijd dat opsiyal Berteng mijn gegevens noteerde en eiste dat ik de volgende dag om half negen terug bij hem op het kantoor zou verschijnen om de zaak te hervatten. Zo gezegd zo gedaan, de volgende ochtend zagen wij elkaar weer en de inspecteur had inmiddels laten natrekken waar die familie woonde. We gingen er samen heen werden ontvangen door een jonge bink in zijn ondergoed: Boy Pogi of eigenlijk Levi Dimaranan, de jonge broer van Inday. De inspecteur deed het woord.
“Nasa bahay ba si Helen?” Is Helen thuis?
“Hindi po. Nasa trabaho po sya sa Megamall.,” nee (beleefd). Ze is op het werk, [AANWIJZING] in Megamall.

<RELATIE TUSSEN REEDS BEKENDE MENSEN OP DE LIJST?>
Tot zover heb ik de gesprekken tussen opisyal Berteng kunnen volgen. Hij was zo vriendelijk om mij te vertellen wat hij de jongeman gevraagd had en wat daarop zijn antwoord was geweest. Daarna had ik minder geluk. Jenny was niet bij mij, omdat Berteng mij nadrukkelijk had verzocht alleen te komen. Hij zou zelf wel als tolk optreden. Je kunt je voorstellen hoe ongemakkelijk ik mij dus moest hebben gevoeld toen bleek dat dit het laatste moment was waarbij hij mij tot de conversaties  toeliet. Eenmaal binnen in huize Dimaranan werd ik nog wel voorgesteld aan een oudere vrouw waarvan ik vluchtig de voornaam Christel meekreeg en gokte dat dit de moeder moest zijn van zowel Inday als Pogi. Daarna moest ik mijn uiterste best doen om nog iets van het gesprek mee te krijgen dat tussen de Filippijnse inspecteur, Pogi en deze mevrouw Christel werd gehouden.
“Excuse me sir,” begon ik tegen de man met wie ik was binnengekomen “Are these people related to each other?” met die vraag wees ik ook even seinend naar het plaats delict en hoopte ik dat hij mijn gebaar begreep. Daarbij zorgde ik ervoor dat mijn wijzende vinger alleen door hem werd bemerkt. Ik wilde vooral hem de leiding laten behouden over de richting van zijn gesprek. In plaats daarvan had ik kunnen vragen of ze familie waren van het slachtoffer, maar dat zou ongetwijfeld niet tactisch en ongepast zijn geweest.  Wat mij echter meer verontrustte was dat ik nauwelijks antwoord kreeg op die ene vraag die ik gesteld had terwijl het gesprek zich in het Filippijns voortzette alsof ik niet eens bestond. Gelukkig werd de Filippijnse taal Tagalog deels met Engels gemengd zodat er hier en daar wel iets te herkennen was, maar toch proefde ik dat het Engels bewust zo veel mogelijk door de opisyal vermeden werd. Dus nu wist ik het, Jenny mocht niet mee komen en ik werd uit het gesprek gefilterd. Hier was iets niet in de haak! Wat me al met al wel mee zat was dat de emoties die er in het gesprek los kwamen veel zeiden over de betrokkenheid van de familie tot het slachtoffertje. Dit was voldoende bevestiging op mijn vraag. Het overleden meisje moest een Dimaranan zijn. Mevrouw Christel, die er spoedig emotioneel helemaal doorheen zat, werd een paar keer door Pogi aangesproken als Nanay Baby. Hey, die naam had ik ook op de lijst gezien! En van Nanay had ik ondertussen geleerd dat dit ‘moeder’ betekende. Dus ik wist nu ook wat Baby van het slachtoffertje was. Maar toen was mijn geluk echt op: plotseling werd de deur geopend en stonden er drie geuniformde bewakers in de deuropening. Berteng pakte mij ruw bij mijn arm en dwong me op te staan en richting de mannen te lopen. Ik was geschokt en keek niet begrijpend van de familie Dimaranan naar Berteng en de bewakers.
“This is the end of the line mister Rimmelnel,” Berteng had mijn naam nog niet één keer goed uitgesproken “it’s clear to me that you are to be taken responsible for leaving that list near Angel’s body! I take it that you’re not an inspektor after all and that you were about to kill some citizens from this neighborhood? Well, am I right?”
Angel? Wie was Angel? Shit, had ik dat gemist? Dat moest natuurlijk de naam van het meisje zijn geweest. Of wie weet was dit ook wel een palayaw!  Voor mij deed het er op dat moment echter weinig toe. Ik werd in de boeien geslagen en al protesterende afgevoerd. Ik kon menen dat ik niets met de lijst van doen had, maar ik wist dat het niets uit zou halen.
“No! I found this list near to the corpse as I’ve clearly explained to you! Why would I leave that next to the victim if I was to be the killer?”
En wat me ook dwars zat is waarom hij mij dan überhaupt meenam naar deze familie? Dat moet toch ook confronterend zijn geweest?
“I trust herein that you’re think about a good answer to that question on your way to jail,” was het enige antwoord waar ik het op dat moment mee kon doen. Ik werd dus afgevoerd en het zag er niet naar uit dat ik een eerlijk proces ging krijgen. Onderweg naar buiten viel mij nog wel één ding op voordat ik achter in een bus werd geduwd: recht tegenover het huis van Dimaranans las ik aan de gevel van een gebouwtje [AANWIJZING] ‘Sari-sari Toki’.

<HELEN AL INGELICHT DAT HAAR DOCHTER GEVONDEN IS?>
“Hé, ik ben opgepakt! Kan iemand mij horen? Ze denken dat ik achter de moord op het meisje zit. Ze heet Angel Dimaranan. Ik ben hier voor Sari-sari Toki in een bus ged…” op dat moment werd mij hardhandig de mond gesnoerd en begonnen één van de twee bewakers in de bus mij te fouilleren. In mijn zakken vonden ze mijn mobiele telefoon waar ik middels de herhaaltoets Maria mee had teruggebeld vlak voordat ze mij geboeid hadden afgevoerd. Eén van de twee Filippijnen hield mij het mobieltje voor mijn neus, drukte demonstratief op de rode hoorn en gaf mij een stoot in mijn maag. Vanaf dat moment heb ik mij gedeisd gehouden, maar ik wist dat er een kleine kans bestond dat mijn vrouw mij gehoord kon hebben en bij Tinus en Jenny alarm zou slaan. Met de smaak van bloed in mijn mond kon ik enkel in de bus voor me uit turen en afwachten wat er stond te gebeuren. Na een half uur had ik werkelijk geen idee waar ik was. Het enige wat ik uit de geluiden van buiten kon opmaken was dat er nog steeds veel verkeer was. De ramen waren geblindeerd, maar aan het continu afremmen en optrekken van de bus wist ik dat we in een verkeersopstopping terecht waren gekomen.
In ons appartement heeft Maria mijn oproep direct op de luidspreker gezet. Bij het opnemen van de telefoon begreep ze al gauw dat ik in moeilijkheden verkeerde en wachtte af wat er uit mijn noodkreet viel op te maken. De grootste angst die door mijn hoofd ging, was dat Jenny die avond ervoor onze persoonlijke gegevens aan de mensen op het politiebureau heeft moeten doorgegeven. Zodoende moesten deze mensen mijn vrouw, Jenny en Tinus snel op het spoor kunnen komen. Het meest vreesde ik voor Jenny, omdat ik alleen met haar naar het bureau was geweest. Maar Jenny was een slimme meid. Zij had opzettelijk voor gezorgd dat het nummer van ons appartement slecht leesbaar zou zijn met de adresgegevens die ze had doorgegeven. Zo stonden er kort na mijn arrestatie drie bewakers bij nummer 71 in de flat, terwijl het werkelijke huisnummer 24 moest zijn. Natuurlijk was die misleiding slechts voor korte duur, maar het gaf de drie voldoende kans om de biezen te pakken en een ander onderkomen te vinden. Jenny had kort na onze ontdekking op het plaats delict een foto gemaakt van de lijst met haar mobiele telefoon en was er met Tinus en Maria naar de enige persoon gegaan die ze in een situatie als deze durfde te vertrouwen: Father Jandro. Daar legde ze de hele situatie uit aan de pastoor en hoopte erop dat hij ze zolang in bescherming zou willen nemen. Dat wilde hij maar al te graag. Aan zijn gezicht kon Jenny zien dat hij er zelf wel een avontuur in rook, maar geschokt was hij ook. De meeste mensen op de lijst herkende hij direct als parochianen van zijn kerk. Wat niet wilde zeggen dat hij ze allemaal kende. Wat hem vooral opviel was dat de meesten van de bijnamen toebehoorde aan de [AANWIJZING] familie Panglinawan, de buren van de Dimaranans.
Father Jandro had zijn list vlug klaar. Hij belde de Dimaranans op om te vragen of Inday nog beschikbaar was voor de kinderkerk van dat weekend. Helen assisteerde bij de activiteiten in de kerk, dus er bestond een goede kans dat hij via die smoes een open lijntje kon houden met het gezin in kwestie. Natuurlijk trof hij Inday niet thuis en kreeg Baby te spreken, oftewel Christel Dimaranan, haar moeder. In het telefoongesprek met haar kreeg Father het hele verhaal nog eens te horen en ving op die manier ook op dat Helen zelf nog helemaal van niets wist.

<MEGAMALL EEN GROTE CONCURRENT VOOR WINKELIERS IN DE BUURT EN NEMEN ZIJ HET INDAY KWALIJK DAT ZIJ DAAR WERKT?>
Maria had het maar wat moeilijk met deze hele situatie. Haar vakantie was naar de Filistijnen, op hun officiële verblijfplaats was in elk geval Jenny niet meer veilig en als klap op de vuurpijl was haar man ook nog eens gearresteerd. Verward zocht ze steun bij haar vrienden en hoopte met hen dat er snel meer duidelijk zou worden. Father Jandro had er bij Baby op aangedrongen dat ze haar dochter spoedig over de situatie moest inlichten en bedankte haar voor het gesprek. Hij keerde zich weer naar het drietal en richtte zich op de namenlijst. Hier maakte hij een aantal namen compleet en vertelde wie zij waren in relatie tot Angel en Helen. Biboy, Boboy, Buboy, Baboy, Apple Pie, Cherry Pie en Honey Pie waren allen kinderen van Ariël Paglinawan – palayaw Osang – en Joseph Paglinawan – palayaw Pepe. Hun moeder werd door de Dimaranans als ‘babymaker’ bestempeld en was veel thuis te vinden. Vader Pepe was [AANWIJZING] alcoholist en Jeepney drayber van beroep. Ching-ching moest de zus zijn van Helen en heette officieel Mercedez. Van de laatste drie, Jimmy, Bing-bong en Bakla wist de pastoor niet direct te zeggen wie ze waren, maar zijn vermoedens gingen uit naar jeepney of tricycle bestuurders uit de buurt. De eerder genoemde palayaws wist hij beter te herleiden, omdat zij allen binnen de twee families Dimaranan en Paglinawan pasten.
“So I understand that not all of these nicknames belong to vendors?” vroeg Maria aan de pastoor.
“Hindi, oh pardon me, no, clearly we’re also dealing with two families and people working in public transportation.”
“Okay, but is there any friction between the vendors around here and Inday because of her job at the big Megamall?” wilde ze van hem weten, want ze kon er met haar pet niet helemaal bij dat er zoveel verkopers in de buurt zijn en ook op de lijst stonden.
“Oh no, definitely not. SM Megamall is indeed a huge organization. It streches all over the Philippines. But those vendors you’re seeing all around here are just people trying to make a living. They wouldn’t care about what Inday’s daily job is. It’s pure coincidence that we’re having a vendor in destilled water, sari-sari and one at the fleemarket. Then again, I think there’s also around four chauffeurs here”.

{JEEPNEY}:
Jenny en Maria hadden die ochtend besloten Tinus bij de pastoor achter te laten om die twee samen te laten buigen over hoe ze Karel uit het gevang kon krijgen. Zelf waren de dames geprikkeld door de zaak ‘Angel’ en waren naar buiten gegaan om kennis te maken met de mensen in de buurt. Hierbij moesten ze met één ding rekening houden: opisyal Berteng. Zouden ze hem tegen het lijf lopen dan kon dit een hoop narigheid betekenen voor Jenny. Daarom besloot zij om zich iets anders te kleden en deed ze haar haar los. De kans op herkenning werd daarmee verminderd. Maria bleef als blanke natuurlijk wel opvallen,maar niet minder dan wanneer elke andere toerist hier een wandeling door de straten zou maken. Desondanks besloten de dames om in tegengestelde richting van elkaar over de wegen te lopen en hielden elkaar op de hoogte middels sms-berichten of korte telefoontjes in het Nederlands. Vanaf de pastorie liepen ze de Main Avenue af en passeerden AQUA Rizal. Oh shit, dacht Jenny,de eigenaar had haar de avond ervoor natuurlijk ook ontmoet. Ze liep de winkel snel voorbij en was om de hoek 5th Avenue ingedoken. Ze hoopte maar dat Dodong haar niet had gezien en liep deze straat uit tot de volgende hoek om te zien of hier ergens Sari-sari Toki gevestigd zat. Maria deed op haar beurt hetzelfde en liep in de richting van de hogere straatnummers. Zo kamden beiden de buurt uit. Het was uiteindelijk Maria die tegen de gezochte winkel aanliep. Ze vond hem in 12th Avenue, liep deze steelsgewijs voorbij en smste Jenny naar die straat te komen. Hierna liep ze door tot de andere hoek van de straat en werd daar bijna omver gereden door een jeepney die er in kwam rijden. Van schrik liep ze bijna een pulutan verkoopster omver en viel zelf op de grond. ‘Pulutan’ is een woord wat ‘vingervoedsel’ betekent. Dat zijn voorgerechten of snacks die je voor de maaltijd kunt nuttigen en zowel in restaurants als midden op straat kunt kopen. Deze tindera, verkoopster dus, droeg een zak chicharon bij zich. Dat zijn gezouten, droge en gebraden varkensvleesschillen die kraken als krokante chips zodra je ze eet. Maria verontschuldigde zich tegenover de vrouw, maar deze gaf iets in het Filippijns terug dat ze niet verstond en liep weg. De jeepney drabyer was uitgestapt en bood op zijn beurt de excuses aan Maria aan. Pinoys (3) zijn altijd bijzonder angstvallig als ze een ‘blanke’ leed aan doen, want ze gaan uit van de wetenschap dat buitenlanders altijd bergen geld hebben en een rechtzaak negen van de tien keer in het nadeel zal uitpakken voor hunzelf. Maria voelde zich ongemakkelijk en keek naar de chauffeur die haar zijn hand aanbood. Langs zijn gezicht ontdekte ze geschilderde letters boven de voorruit van de jeepney: ‘CHERRY PIE’. Ze onderdrukte haar verbazing en wist nog vóór dat Pepe zichzelf aan haar had voorgesteld met wie ze van doen had. Op de meeste Jeepneys stonden namen van de kinderen van de eigenaren geverfd op de motorkappen of boven de voorruit op een grote metalen plaat. Pepe voelde zich angstig schuldig en gebood haar om met hem mee naar huis te gaan waar zijn vrouw Maria een lekkere maaltijd kon voorzetten. Jenny had haar geleerd dat het bijzonder onbeleefd is om een dergelijk aanbod af te slaan en volgde de onvoorzichtige jeepneybestuurder. Weinig op haar gemak liep ze huize Paglinawan binnen en kreeg al gauw door Osang een bord witte rijst en baboy (4) voorgezet. Zo raakte Maria in gesprek met dit gezin en liet opzettelijk onbesproken dat Jenny hier in de buurt buiten rondwandelde en zij elkaar kenden. Zo onopvallend mogelijk trachtte ze Jen even op de hoogte te brengen door naar de wc te vragen waar ze de gelegenheid greep haar te smssen. Uiteindelijk bracht Pepe tegen het aftafelen het onderwerp naar voren over het aanrijden van kinderen. Hier kwam hij op na een bruggetje dat in het gesprek werd geslagen tussen zijn bijna-aanrijding met Maria en een blik van haar op zijn kroost die hem niet was ontgaan. Hij informeerde haar dat dit in de buurt helaas vaak gebeurde en zich gezegend voelde dat hij nog nooit iemand had aangereden. Toen trok Maria de stoute schoen en vroeg het hem:
“Have any of the children in your street been hit by a jeepney then?”
Even bleef het stil aan tafel. Pepe trok in gedachten na wie hij uit de straat kende en bij zo’n voorval betrokken waren geweest.
[AANWIJZING]
“No ma’am, not that I’ve heard off.”

<KENDE INDAY DE VERKOPERS?>
‘Ik ben OK’ stond er te lezen op het schermpje van Jenny’s telefoon. Ze stelde zich met die gedachte gerust en keek terwijl ze via de Liberty Avenue terugliep om zich heen. Deze straat lag parallel aan de Main en zou haar vanzelf weer bij 12th Avenue brengen. Bij de Paglinawans aankloppen zou niet logisch zijn. Uiteraard zou ze de familie kunnen verklaren dat Maria haar gast was en het daarom voor de hand lag om haar daar op te pikken, maar hoe minder buurtbewoners op dit ogenblik van het viertal wist des te beter. In plaats daarvan bracht ze een bezoek aan sari-sari Toki en kocht er wat Pan de sal. Dat zijn, anders dan de naam doet vermoeden, zoete broodjes. Ze knoopte er – heel ongebruikelijk – even een kort gesprek met tindera Neneng aan en vroeg haar – nog ongebruikelijker – over haar klanten.
“Alam mo ba ang mga tao sa kapit-bahay, di ba?” Je kent je buren hier? Jen wees wat vaagjes achter haar naar de overkant.
“Opo,” kwam er nors met een kort knikje vanachter de tralies.
“Helen Dimaranan as well?”
Door twee maal haar wenkbrauwen op te tillen gaf de verkoopster antwoord op haar vraag. Filippijnen maken veel gebruik van gezichtsexpressies in gesprekken. Zo wordt een locatie van het één of ander vaak geduid door er even met de lippen naar te krullen. Wijzen wordt al helemaal niet gedaan. Men zou hooguit met een gebogen vinger een kort gebaar maken in de bedoelde richting.
“The one missing isang bata?” Zij die haar kind mist? Letterlijk: zij die één kind mist?
“Siya,” vrij vertaald: ja zij inderdaad.
De verkoopster ontspande, wat maakte dat het gesprek wat soepeler liep. Jenny’s vrolijke expressie was het vreedzame wapen dat ze hiervoor had ingezet.
“Nakikita kong kanyang lingguhan. Din ko na nakita si Pretty sa araw siyanagpunta para sa kanyang ina,” Ik zie haar wekelijks. Ik heb ook Pretty nog gezien op de dag dat ze naar haar moeder ging.
Dus nu wist Jenny ook wat Angels palayaw was: Pretty. En dat Neneng haar had zien lopen op de noodlottige avond was ook een interessant gegeven. Jenny bedankte de tindera even later voor de broodjes en liep van de winkel weg.
“Sige byeee!” oké bye!  Wuivde ze de vriendelijke verkoopster na en begaf zich naar de vlooienmarkt. De ‘wet market’ zoals deze markt ook wel werd genoemd lag weer in de andere uithoek van haar route waar ze eigenlijk eerder al was geweest. De vloeren en de omgeving van zo’n verkoopplaats zijn vaak routinematig gespoten en gewassen met water als gevolg van de vele overstromingen die het deze naam hebben gegeven. Ditmaal zorgde Jenny dat ze expres een straatje te veel liep en vermeed daarmee dat ze weer voorbij AQUA Rizal zou lopen. Daarop ontmoette ze de vrolijke en lijvige verkoper Tiger Flores, ‘Bochokoy’, een ietwat vrouwelijke gezellige man die er naar uitzag dat hij in de avonduren wel in de karaokebar te vinden zou zijn. Via Jenny’s ontspannen manier van een gesprek met mensen opstarten kwam ze daar ook wel achter. Van roddelen was deze karaoke junk ook niet vies: Inday kende hij inderdaad wel en [AANWIJZING] hij wist ook dat Thomas Rizal een oogje op haar had.

<VERKOCHT THOMAS RIZAL NAAST GESTERILISEERD WATER OOK NOG IETS ANDERS?>
Ook nu moest Jenny haar best doen om niet te veel te laten opvallen hoe zeer ze in de achtergronden van de buurtbewoners was geïnteresseerd en begon over de indringende lucht.
“Baho di ba?” het stinkt hier hè? Opnieuw legde ze haar hand over het gezicht. Ze keek demonstratief over haar schouders om de richting te duiden waar de stank vandaan kwam. De Fleemarket lag pal naast het braakliggende terrein dus kon de lucht Bochokoy niet zijn ontgaan.
“Opo,” antwoordde deze en keek ook even in die richting “hindi masyadong customers na” [AANWIJZING] we hebben veel minder klanten ook nu. Dat kon Jenny zich wel indenken. Ze zou zelf ook niet zo graag hier haar boodschapjes komen doen met die lijkenlucht.
“What do you think? Meron siya din ang problema na?” Heeft hij ook problemen denk je? Ze wees naar de winkel AQUA Rizal, schuin aan de overkant. In de Filippijnse taal Tagalog is het overigens erg normaal om ook Engels te mengen tussen het Filippijns.
“Ang mga produkto niya?” bedoel je met zijn producten?
Jen had het misverstand slim uitgelokt. Natuurlijk had Bochokoy ook gewoon kunnen denken dat ze bedoelde dat de klanten al niet naar AQUA Rizal zouden komen alleen al door de stank die er buiten hing. Het lag voor de hand dat ze die vraag reeds beantwoord had gekregen met zijn vorige opmerking. In plaats daarvan dacht de goedlachse Tiger nu dat ze vroeg of Dodongs producten er zelf onder zouden leiden. De verkoper keek naar de producten op z’n kraam. Hij was enigszins gezegend met het feit dat hij kleding verkocht, ook al rook die nu net zo niet bepaald fris. De verkopers van vis en groente had hij hier al twee weken niet gezien. Die hadden sterker te lijden onder wat er hier gaande was. Angels lichaam trok hordes van insecten aan en de penetrante lucht maakte dat bederfelijk waar er rap van achteruit ging.
“C’mon pretty girl. All he sells is his tubig,” water “lahat siya ay upang gawin ay ang magbenta ng mga bote,” alles wat hij hoeft te doen is de klant de waterflessen te overhandigen.
Beide lachten. Maar Jenny was niet van gisteren. Zij wist ook wel dat Bochokoy degenererend deed over het zogenaamd eenvoudiger werk van de waterverkoper ten opzichte van zijn eigen arbeid. Ze kocht niets bij hem en bedankte hem ondanks de omstandigheden voor de luchtige conversatie.
“Nog-nog ang pangalan ko,” ze noemen mij Nog-nog. ‘Nogi’ betekent donkere huid. Dat loog ze, want eigenlijk was Jing de palayaw van Jenny, maar omdat Jing onlosmakelijk gekoppeld was met Pinays die Jenny of Jennifer heette, verzweeg ze bewust haar echte bijnaam een verkoos deze undercover benaming.
“Bochokoy o Tabachingching,” Bochokoy of Tabachingching, besloot Tiger en groette haar met een kort knikje met zijn hoofd. Beide palayaws worden algemeen gebruikt voor mensen die als ‘dikkerds’ worden bestempeld. Dikke Filipino’s dragen zo’n bijnaam zonder schaamte en worden er ook niet automatisch mee gepest.

<WANNEER HEEFT DE FAMILIE PAGLINAWAN ANGEL VOOR HET LAATST GEZIEN?>
‘Jenny waar ben je nu? Kan ik je ergens ontmoeten?’ Maria had Jenny ge-sms’t nadat ze het huis van de Paglinawans had verlaten en was teruggelopen naar Iglesia ni Christo. Die kerk lag nu ongeveer in het midden van waar zij zich bevonden.
‘Iglesia’ stond er even later op het schermpje van haar mobiel te lezen. Maria wandelde terug de Main Avenue af en verheugde zich er al op om Jenny alles te vertellen wat ze bij de familie Paglinawan te weten was gekomen. Omdat ze één van de namen van de palayawlijst, Cherry Pie, op de voorkant van zijn jeepney had zien staan, had ze Pepe naar de achtergrond gevraagd. Ze wist reeds dat deze namen verwezen naar de palayaws van kinderen, maar dat waren eigenlijk altijd de kinderen van de operators. Jeepney draybers bezitten over het algemeen niet zelf een heel jeepneybedrijf. In dat geval zou deze zowel de drayber als de operator zijn en hooguit over één jeepney beschikken. En gezien de concurrentie van de jeepneybedrijven met grotere wagenparken is het dan behoorlijk zwaar om daar als eenling tussen te komen. Meestal is het zo dat de drayber op één van de jeepneys een vaste route rijdt en boven de voorruit de naam heeft staan van één van de kinderen van de operator. Pepe echter had de naam van één van zijn eigen kinderen op de jeepney staan. Dus Maria wilde weten of hij zelf een bedrijf had opgezet. En dat bleek het geval. Pepe had zelfs ooit evenveel jeepneys in zijn beheer gehad als hij met zijn vrouw Osang aan kinderen had gekregen. Maar door een financiële tegenslag ging het bergafwaarts met het bedrijf. In één jaar moest er groot onderhoud gepleegd worden bij drie van de wagens, een ingreep waar het bedrijf van Pepe destijds onvoldoende peso’s voor had. Zodoende zag hij zich gedwongen om wat wagens te verkopen, kreeg daar vervolgens maar een Filippijnse habbekrats voor en kreeg daarna nog met nieuwe tegenslagen te doen. Aanhoudend noodweer met vele overstromingen had ervoor gezorgd dat niet al zijn jeepneys continu op de weg konden rijden en bracht het bedrijf verder in financieel verval. Uiteindelijk moest hij al zijn draybers ontslaan en slonk het aantal jeepneys naar één.
“It’s been about two weeks now that we’re in this dramatic situation, making it hard for our family to survive. As I came home with our last jeepney, after I fired the last two draybers, I told Osang the bad news. Our neighbor Inday was here as well to fetch her daughter. We’ve financial supported her in our better days. But I had to tell Inday [AANWIJZING] that we could no longer bring that support to Pretty. That was the last moment we’ve had contact with the Dimaranans.”

{FINANCIËN}:
Osang had daarop Maria nog van wat extra ongevraagde informatie voorzien:
“Yes, the poor child. A few days later we’ve heard that Pretty has been supported as missing. She’s been missing since the day that her mom [AANWIJZING] had her birthday. Can you believe it? So damatic right?”
Maria was geprikkeld geweest door deze gratis kennis en had verder doorgevraagd.
“Oh, that sounds terrible. Do you know what happened to her? I mean, did she get killed or something?”
“Probably. All I know is that nobody has seen her since.”
Nu dat was niet helemaal waar, wist Maria inmiddels.
“So what about her mom? Where was she when this all happened?”
“Well, from all I know is that she came home from her job at SM Megamall, went home, got the news from her mom that Pretty was out and started searching for her. Her brother Kuya Pogi, who is normally so careless, went out as well and helped her searching. You know, this Pogi may seem to be a derailed adolescent, but the truth is that he started helping Inday out as soon as we could no longer financially support her.”

{TE VEEL WATER DRINKEN}:
Een Pinoy met een mondkapje keek om zich heen voordat hij met een paar mannen het hoge gras instapte met links van hem de Fleemarket en achter hem AQUA Rizal. Voor hem waren een aantal agenten het team komen versterken. Recht tegenover de wet market lag 5th Avenue, waar uit twee auto’s nog eens negen personen kwamen gestapt. De laatste groep waren alle bewakers, zoals je ze overal in de Filippijnen op straat wel tegenkomt. Over zijn schouder zag hij nog net hoe een jonge vrouw omzichtig de winkel met gesteriliseerd water voorbij wilde lopen, maar net niet onopvallend genoeg door een man naar binnen werd getrokken. De man met het mondkapje knikte goedkeurend, liep vergezegeld van een hoop agenten het verwilderde terrein op en aanschouwde hoe Angel erbij lag. Aangedaan door wat hij daar zag knielde hij bij haar neer en bezag het horrorscenario. Links boven haar lag nog altijd het natte plakwerk dat de gelijkenis had met een engel, maar de lijst met palayaws was verdwenen. De agenten wilde haar juist klaar maken voor transport toen de man met het mondkapje ze nog even een moment vroeg. Hij raadpleegde één van de agenten en concludeerde met hem dat Angel [AANWIJZING]geen ondergoed meer aan moest hebben gehad toen ze hier terecht was gekomen. Zo zagen zij ook hoe een afgenomen hoeveelheid maden zich bij haar blaas aan haar laatste ontlasting te goed hadden gedaan. Ze had blijkbaar nog goed gegeten voordat ze stierf. De vliegen stegen eruit op en maakte de aanblik zo mogelijk nog afstotelijker. De Pinoy met de monddoek adviseerde één van de agenten om daar uitgebreid autopsie op te laten plegen en kreeg als antwoord:
“Opo Father Jandro.”

<VERBAND TUSSEN 2 WEKEN ANGEL DOOD EN PEPE’S FINANCIËN?>
Die middag spraken Maria, Jenny en Father Jandro elkaar weer in de pastorie. De geestelijke had bij een wandeling door zijn barangay, dat is een inheemse administratieve term voor een dorp of een wijk, expres een bezoek gebracht aan het politiebureau en daar gevraagd of ze er nou al uit waren waar de stank in hun gemeente vandaan kwam. Want het zat hem toch wel dwars, zo meende hij, maar deed natuurlijk alsof zijn neus bloedde. Daar werd hij geïnformeerd over het kort geleden opgestarte onderzoek en dat ze er vanmiddag ‘wel iemand op af zouden sturen’. Dit gaf de pastoor niet de suggestie dat er veel haast bij werd gemaakt waarop hij in het politiebureau een scène maakte. Onder indruk van de kerkelijke druk werden er stante pede een paar mensen opgetrommeld. Father Jandro, nog altijd niet volledig overtuigd dat het nu wel goed zou komen, besloot mee te gaan met de agenten die vanuit het bureau naar de plaats delict werden gestuurd. Nog geen vijf minuten later toen ze daar aankwamen, realiseerde hij dat hij hierdoor wel Jenny in een lastig parket had gezet. Hij zag juist hoe zij met een verkoper op de Fleemarket in gesprek was waarop hij zich met een smoes excuseerde van de politiemensen en een bliksembezoek bracht aan AQUA Rizal. Dodong kreeg daar van hem in twee zinnen uitgelegd wat er speelde en of hij het nou begreep of niet, hij aarzelde niet om Father Jandro van dienst te zijn. Hierop stapte de pastoor weer naar buiten met een flesje water en liep terug naar de groep agenten.
“And that’s how Dodong found out that I was in trouble,” besloot Jenny met een knipoog naar Tinus en Maria. Allen lachten hierom en deelden nog meer informatie omtrent deze bijzondere zaak met elkaar. Tinus had op zijn beurt contact gezocht met zijn college Achmed Liën in Nederland om steun te krijgen voor Karel’s netelige situatie. Hij wist dat hij Karel niet zelf vrij zou kunnen krijgen zonder hun eigen identiteit en positie in de Filippijnen vrij te geven. Dus probeerde hij het met druk van buiten. Achmed had toegezegd dat hij Karel’s korps zou inlichten, misschien daar iemand iets kon betekenen.
“So now we’re dealing with the family Paglinawan. Ain’t it peculiar that this Pepe stranded in his financial misery right before Angel has gone missing?” Maria richtte haar vraag aan Father Jandro.
“I see what you think,” begon deze “but I don’t really think that the timing of their finances have got anything to do with the death of this child. You see, such problems here are a common thing. They can happen to any family at any moment. Besides, I think si Pogi is an angel in heart coming up for his cousin like that…” ‘si’ wordt in het Tagalog gebruikt om een naam te duiden. Het is duidelijk dat Father Jandro dit gebruik per ongeluk tussen zijn Engels heft gevoegd. “Eventhough it might have costed him [AANWIJZING] his scholarship.”

<IS ANGEL SEKSUEEL MISBRUIKT?>
Twee dagen verstreken sinds het viertal, dat nu werd bijgestaan door Father Jandro, hun eerste inzichten hadden gekregen van deze bizarre zaak rondom het meisje Angel. In de tussentijd bogen zij zich over Karel’s situatie waar maar geen schot in kwam. Father Jandro had zich bij opisyal Berteng nog niet kunnen mengen in zijn situatie, omdat hij dan zou hebben moeten uitleggen hoe hij aan deze informatie was gekomen. Jenny zou, in zijn verhaal naar Berteng, de kerk wel benaderd kunnen hebben voor hulp om hem vrij te krijgen, maar daarmee zou de politie ook weten dat Jenny terecht was en om zijn medewerking bij haar arrestatie kunnen verlangen. Gelukkig had Karel’s korps besloten om Koen Voet naar de Filippijnen te sturen. Tinus en Jenny zouden hem dan van het vliegveld NAIA (5) ophalen zodat ze hem niet helemaal direct aan zijn lot hoefde over te laten in dit vreemde land. Vervolgens zouden ze hem zijn gang laten gaan waarop hij zich kon gaan mengen met de locale autoriteiten. Juist op de middag voorafgaande aan zijn landing op Filippijnse bodem kreeg Father Jandro nieuws van opisyal Berteng: de autopsie was opgestart. Toxicologisch onderzoek na sectie had uitgewezen dat er spraken was van een zedenmisdrijf. Op het lichaam van het slachtoffertje werden lichaamsvreemde stoffen ontdekt. Er was DNA-materiaal gevonden van [AANWIJZING] minstens drie personen.

<WAT IS DE SEKSUELE GEAARDHEID VAN TIGER FLORES?>
Tinus, Maria en Jenny hadden nu inmiddels wel behoefte gekregen aan een stuk ontspanning na dit dwaze begin van hun vakantie. Het drietal was daarom in de avond waarop Koen waarschijnlijk in Nederland nog maar net in het vliegtuig was gestapt, naar Karaoke Junks gegaan. Artiesten variërend van Paul Anka, Los del Rio tot en met de Sexbombs (6) kwamen er voorbij, op de beeldbuis in de vorm van karaokesongs wel te verstaan. En zoals verwacht was Bochokoy er ook. Hij was de Tabachingching in dit karaokegezelschap en zong uit volle borst met alle liedjes mee wanneer hij de kans kreeg de microfoon in handen te krijgen. Tabachingching verwijst hier naar de gezellige dikke man die wel weet hoe hij een feestje moest bouwen. En of hij dat wist! Want hij wist iedereen mee te krijgen in de sing-along van de populaire liedjes en kreeg zelfs de houten plank van een Tinus zover om er een paar noten tegen aan te zingen. Als je niet beter zou weten zou je denken dat deze karaoketoko van Bochokoy was. Er werd gedanst, gezongen en gelachen en natuurlijk was de sfeer er uitstekend.
“Ti-nus! Ti-nus!” klonk het een paar keer opzwepend vanuit het hele publiek in het knusse kleine karaokebarretje toen Tom Jones er zijn eigen Sex Bombs bij pakte. En zo kwam het dat Tinus met een kop zo rood als een tomaat het podium op werd gesleept en daar een wel erg pikante versie dit wereldnummer moest opvoeren met niemand minder dan… Bochokoy. Iedereen in het zaaltje zong vrolijk het hele nummer mee en floot Tinus aanmoedigend toe terwijl hij een wel heel erg gay-uitziende voorstelling beleefde met de amicale Tiger. Nou dat was één ding waar ons gezelschap het naderhand wel over eens was: Bochokoy was duidelijk van de herenliefde. Hier schaamde hij zich ook totaal niet voor en belandde er aan het einde van de avond nog over in gesprek met Jenny en Maria.
“Bakla na ako. So obvious!” Ik ben homo, dat is toch wel duidelijk?
“The one thing missing about my gaaaaaylife,” brabbelde hij nadat hij al wel wat San Miguel Beer in een holle kies had geschonken “…is the love of my life.” Hij keek er gemaakt beteuterd bij en lokte een reactie van medelijden uit bij de twee dames. Maar even later voegde hij daar doodleuk en al even beschonken aan toe: [AANWIJZING]
“And I never had sex! Whahahaha!”
Nou of de dames dat nou zo serieus moesten nemen wisten ze niet, maar een hoop lol hadden ze aan die avond wel beleefd.

<VAN WIE IS HET DNA DAT OP HET LICHAAM VAN ANGEL GEVONDEN IS?>
“Hoe bedoel je? Wil je zeggen dat jij mijn losgeld niet hebt betaald?” vroeg ik aan Koen toen hij mij kwam ophalen uit de meest gevreesde gevangenis van de Filippijnen: Manila City Jail. Deze gevangenis, die ookwel de Old Bilibid Prison heet, is misschien wel de meest onmenselijke locatie waar je opgesloten kunt worden en waar schaamteloze minachting voor de mensenrechten worden gehanteerd. Binnen haar muren worden mannen, vrouwen, minderjarigen, personen met een psychische aandoening en mensen met gezondheidsproblemen gemengd door elkaar vastgehouden. Berooide gevangenen slapen er meestal op de vloer en hebben nauwelijks voldoende slaapplaatsen. Rijst, meel of zelfs kranten worden gebruikt als beddengoed en ook dekens zijn zeldzaam. Er is nauwelijks ventilatie en de verlichting is belabberd. De slaapzaal is op dagen als deze zinderend heet en de mensen die er zijn opgesloten vallen gemakkelijk ten prooi aan het uitbreken van huidziektes zoals steenpuisten, infecties en diverse allergieën. Tuberculose woekert binnen de muren van de gevangenis. Het contrast is groot wanneer je je realiseert dat dit huis van bewaring omgeven wordt door een winkelcentrum, andere beschaafde winkels, treinstations, grote straten en een universiteit. Criminelen worden opgesloten in een buurt waar men juist met man en macht bezig is om het gevoel van veiligheid in herstel te brengen. Koen kon dus wel indenken hoe blij Karel wel niet geweest moest zijn dat hij daar eindelijk uit was bevrijd. Maar hij had geen antwoord op zijn vraag.
“Ik weet het werkelijk niet inspecteur. De dame die mij te woord stond verrast mij volledig toen ze zij dat je al onderweg naar buiten was. Ik moest door het pand terug hollen naar de uitgang om u nog te treffen.”
“Daar is heel raar,” reageerde ik volledig verbouwereerd.
Teruggekomen in Cubao City werd ik samen met Koen in Iglesia ni Christo ontvangen door Father Jandro, Jenny, Tinus en mijn vrouw. En ook opisyal Berteng was daar, die mij zijn excuses kwam aanbieden. Er volgde een lang gesprek die nog tot diep in de avond voortduurde. Ik werd bijgepraat over alle laatste ontwikkelingen en kreeg ook de schokkende ontdekking mee dat Angel drievoudig was verkracht. Vooral dat laatste maakte een diepe indruk op me. En ik was er al zo slecht aan toe.
“Do we know whom this DNA belongs to?” vroeg ik aan opisyal Berteng.
“Opo. We’ve just arrested one boy. His name is Severino Flores, but he goes by the palayaw of Bing-bong. He’s a [AANWIJZING] tricycledriver We’re still in search for two other: Zachary de la Vega and José Bato.”

{HANDEN}:
“So how did these boys kill her, with their bare hands?” wilde ik weten.
“No sir. They did nog strangle her, beat her to dead or whatsoever. There was no clue found on her bodies condition after autopsy that could lead to that conclusion.”
Even bleef ik Opsiyal Berteng aanstaren in afwachting of hij met nog meer informatie zou komen, maar in plaats daarvan haalde hij zijn schouders op. Ik moest het werkelijk uit hem trekken. Voor onze Inday was ik allang blij dat ze nu eindelijk wist dat haar kind terecht was. Al was dat uiteraard niet in een toestand zoals je je kind wilt terugzien. Inspecteur Roberto Aquino was in de ochtend voor mijn vrijlating naar de SM Megamall gegaan om Helen mee te nemen naar het bureau om haar te vertellen dat en hoe ze haar kindje hadden gevonden, een zware emotionele schok voor haar natuurlijk. Gelukkig wist ze nu wel wat er met haar dochtertje gebeurd was, al was ze volledig verslagen van wat Berteng haar allemaal te vertellen had. Aan het einde van het gesprek was er nauwelijks meer van Helen over dan een klein hoopje verdriet.
[AANWIJZING]
“I just can’t get that last image of her out of my mind. As I got down from MRT Santolan Anapolis (7) and walked my way to Liberty Avenue I think I’ve seen a girl that looked just like my Pretty,” zou ze de inspecteur in tranen nog hebben verteld.

<BLIJKT ER UIT DE AUTOPSIE NOG IETS ANDERS?>
“Afijn, ik ben dus helemaal voor niets naar de Filippijnen gekomen,” moest mijn collega Koen Voet concludeerden. Al wat hij tot nu toe had gedaan was hierheen vliegen en mij ophalen nadat ik juist daarvoor al was vrijkocht door iemand die geen afzender had achtergelaten.
“Ja daar lijkt het wel op. Maar alhoewel deze zaak niet geheel binnen jouw expertise valt kan ik best wel een paar extra hersens gebruiken in dit onderzoek.”
Koen knikte. De zon was ondertussen ondergegaan en het liep alweer tegen achten toen we op één van die snikhete dagen weer bij opisyal Berteng op het kantoor zaten. Ik kon die inspecteur inmiddels al niet meer luchten of zien, maar mijn vrienden, vrouw en nu ook mijn collega en ik hadden zich nu al zo vastgebeten in deze zaak dat ik mij daar maar even overheen zette. Op eenieders aandringen, inclusief dat van Father Jandro, bleef ik tezamen met Koen Voet nauw betrokken in dit onderzoek. Met ons was ook Jenny weer naar het politiebureau gekomen en we zouden dadelijk met de inspecteur naar Manilla gaan (8) om daar de jongens te ondervragen. Eenmaal in de auto informeerde opysial Berteng wat er nog meer uit de autopsie naar voren was gekomen. Hij worp mij een rapport op mijn schoot en moest concluderen dat er op het ogenblik niets was dat kon verhelderen hoe Angel was gestorven. Sectie had wel uitgewezen dat ze [AANWIJZING] een botbreuk had opgelopen op haar rechter bovenarm. Vermoedelijk heeft ze die opgelopen in haar verzet om niet verkracht te worden of vlak voor haar moord.

<WAT HEBBEN DE DRIE VERMEENDE DADERS ZELF NOG TE ZEGGEN NA HUN ARRESTATIE?>
Het moment was daar. José Bato (palayaw: Jimmy ), Severino Flores (palayaw: Bing-Bong) en Zachary de la Vega (palayaw: Bakla) zaten achter het glas te wachten tot opysial Berteng, Jenny en ik de ruimte binnen zouden stappen. Koen mocht niet mee naar binnen. Jenny mocht geen vragen stellen en alleen als tolk optreden. Het zou hun zoveelste ondervraging zijn; alle drie de jongens waren al eens eerder met de politie in aanraking geweest. Jimmy, die een beetje [AANWIJZING] het baasje van dit stel moest voorstellen, had al eens op het bureau moeten verschijnen voor een knokpartij waar hij bij betrokken was geweest, maar was weer vrijgelaten door gebrek aan bewijs. Hij was met zijn 17 jaar evengoed nog de jongste van de drie, maar alle signalen wezen erop dat hij de oproerkraaier was en de dikke Bing-Bong en de excentrieke Bakla met zich mee trok. Bakla was, anders dan zijn naam aangeeft, biseksueel en droeg veel te wijde kleding voor zijn broodmagere postuur. Hij zat als enige te beven in zijn stoel en je zag duidelijk hoe zijn maskara was doorgelopen. Bing-Bong, een gedrongen pafferig kereltje, was de meeste zwijgzame. Ruim drie kwartier naar het verhoor hadden we de ruimte weer verlaten en waren niets wijzer geworden. Alle drie de jongens ontkende enige betrokkenheid. En met het interieur van hun nieuwe verblijf nog op mijn netvlies, snap ik bijna waarom, al zou ik ze daar met liefde persoonlijk in hebben opgesloten.

{OVERREDEN DOOR TRICYCLE}:
Later heeft Koen ons bij de Central Market op halo-halo getrakteerd. Dat is een populair Filippijns dessert dat bestaat uit een mengsel van ijs en verdampte melk waaraan diverse gekookte zoete bonen en fruit worden toegevoegd en geserveerd wordt in een hoge glas of kom. We overwogen de ontwikkelingen die zich hadden voorgedaan onder het genot van deze verfrissende lekkernij terwijl de hitte van de voorgaande dag nog in de lucht hing. Sperma van drie verschillende personen en overeenkomstig DNA-materiaal was gekoppeld aan de bijbehorende eigenaren. En toch werd glashard ontkend dat één van hen ook maar iets met de moord op Angel te maken had gehad. De reden hiervoor was dat sommige daders, hoe onweerlegbaar het bewijs ook moge zijn, liever een hogere celstraf riskeren door te blijven ontkennen dan bekennen dat ze het gedaan hadden, omdat er altijd een kans bestond dat er iemand wat geld zou kunnen toeschuiven om ze vrij te kopen. Omkoping van functiebekleders in de rechtstaat is in de Filippijnen een dagelijkse praktijk. Ik kan er nog steeds met mijn pet niet bij, maar er leek ons weinig anders op te zitten dan met nieuwe bewijzen de druk bij deze jonge crimineeltjes nog hoger op te voeren. Tot noch toe wisten we dat Angel in elk geval niet gewurgd was. Ik vroeg me af of het dan niet zo kon zijn dat ze wellicht door een tricycle was overreden nadat de drie hun reeds gruwelijke daad hadden verricht. Maar dat zou betekenen dat ze naast die ene botbreuk aan haar arm ook nog andere inwendige verwondingen moest hebben opgelopen en dat was niet gebleken uit de sectie.
“Karel,” Jenny onderbrak mijn gedachtegang en overhandige mij haar mobieltje. Zij was gebeld vanuit de pastorie en had al wat verhitte reacties door de telefoon geantwoord. Uit haar waterige ogen maakte ik op dat er iets niet in de haak was en zette mijn ijs gauw opzij. “Ik heb Tinus voor je aan de telefoon en hij heeft niet zulk goed nieuws over die eigenaar van AQUA Rizal.”
Naar wat ze daarmee bedoelde kon ik wel gissen, maar was evengoed verbijsterd toen ik Tinus kreeg te spreken. [AANWIJZING] Dodong was eerder die avond vermoord.

<HOE LANG VOOR HAAR DOOD IS ANGEL VOOR HET LAATST SEKSUEEL MISBRUIKT?>
EDSA is echt geen fijne weg om je over door de stad te bewegen. Er hing een hele bedrukte sfeer in deze grote stad, die minstens zo groot was als de metropool New York. Als een trage slang kropen we in een rij met andere automobilisten over het asfalt door de stad terwijl we links en rechts door enorme billboards en neon reclames werden begroet. Wij hadden het Santolan Anapolis MRT station juist gepaseerd en verlieten EDSA om bij Main Avenue de wijk in te rijden toen ik het rapport dat ik van opisyal Berteng aangereikt had gekregen had dichtgeklapt. Wat een verhaal! Ik kon het nog steeds maar moeilijk bevatten. Dat arme meisje moet volgens het rapport op de avond dat ze was verdwenen al zijn verkracht, mogelijk mishandeld en vervolgens zijn gedood. Angel was iets meer dan twee weken dood toen wij haar vonden. Met een misselijk gevoel staarde ik uit het raam naar buiten en zag 7th Avenue aan mij voorbij gaan. We waren opweg naar het bureau en ik verwachte dadelijk het park naast P.Tuazon Boulevard te zien. Buiten op het troittoir ontdekte ik hoe een aantal bewakers een vrouw geboeid met zich meevoerde naar hetzelfde politiebureau waar wij naartoe onderweg waren. Dezelfde vrouw die zij daar even voordat wij er binnenstapten op de verhoorbank hadden gezet bleek ook de moordernaar te zien die Dodong om het leven had gebracht. Het was  [AANWIJZING] Esmeralda de la Cruz, de sari-sari verkoopster die op mijn lijstje genoteerd stond als ‘Neneng’.

<WAAROM MOEST DODONG DOOD?>
Die dag was voor mij bijzonder zwaar geweest. Ik was reeds door de vies warme nacht gemarteld en om vier uur ’s ochtends wakker geworden op de plakkerige vloer van Manila City Jail. Later die ochtend werd ik vrijgelaten nadat iemand een flinke hoeveelheid pesos aan een poppetje had toegeschoven die over de macht beschikte mij uit het gevang te laten. Koen kwam mij aanvankelijk vrijpraten, maar bleek mij enkel maar te horen afhalen uit de gevangenis waarna we terug waren gegaan naar Cubao City en ik werd verenigd met de mensen die ik er kende. Daar werd ik bijgepraat over de laatste ontwikkelingen en zat diezelfde avond alweer in de auto om terug te gaan naar de plaats waar ik eigenlijk van mijn leven niet meer wilde komen. Terug bij de gevangenis hadden wij de drie crimineeltjes verhoord en werden daarna opgeschrikt tijdens het eten van een portie halo-halo dat Dodong was vermoord. Het was reeds half drie in de nacht toen Neneng in herhaling begon te vallen met haar onsamenhangende gebrabbel en wij besloten haar voorlopig vast te zetten en er een nieuwe dag aan te wagen. Neneng had voornamelijk veel wartaal uitgeslagen en haalde er in haar onzinnige verhaal voortdurend de duivel bij. Angel zou tussen de huizen hebben gevlogen en lange witte slierten aan haar lijf hebben gehad. Haar ogen hadden zwart gebloed en uit haar mond zou een groene vluchtige substantie naar buiten zijn gekomen. Haar spierwitte armen en benen waren her en der ontsierd door het blauw van blauwe plekken. Neneng had haar gezien nadat ze uit de dood naar het huis van haar moeder was gevlogen en was daar dwars door de poort uit het zicht verdwenen. Ze zou nog elke dag terug zijn gekomen om in haar ouderlijk huis een hartverscheurend jammerend gehuil op te zetten. Neneng zou een keer haar eigen huis zijn ontvlucht door deze zich elke nacht herhalende voorstelling en was al dolende door de nacht bij het braakliggende terrein uitgekomen. Daar zou ze hebben gezien hoe een man in het zwart de wacht hield. In zijn hand zou hij een zeis hebben vastgehouden en met zijn andere zou hij in de richting van AQUA Rizal hebben gewezen en sprak daarbij de woorden: [AANWIJZING]‘The Black Goat of the Woods with a Thousand Young have taken a Goddesses Ninety Wino’. En dit was, volgens Neneng, waarom ze Dodong had gekneveld en hem met zijn eigen water zou hebben verdronken.
Hier had ik Achmed voor nodig.

<WELKE DOODSOORZAAK KWAM ER UIT DE AUTOPSIE?>
Barst, ik had de klok rond geslapen. Het liep al tegen drieën. Ik had zoveel slaap tekort gehad en zoveel beleefd dat mijn lichaam deze rust had opgeeist. Jenny, Koen, Tinus en Maria waren al de hort op en hadden voor mij een briefje achtergelaten dat ze een rondje zouden doen rondom Araneta Center (9) dat hier een paar straat verderop lag. Dat was waar ook. Tinus had hier nog wat Engelstalige boeken willen scoren in National Bookstore (10) dat recht tegenover het Araneta Coliseum lag waar de cockfights (11) worden gehouden. Ik had graag met ze mee gegaan, maar ik had nu even andere dingen te doen. We sliepen inmiddels niet meer bij Father Jandro in de pastorie, maar hadden onze kamer terug kunnen krijgen in het appartement van Fernandina 88 Suites. Daarvandaan belde ik via mijn pc naar Nederland en kreeg mijn collega Achmed aan de lijn. Na ook hem het hele verhaal te hebben verteld leek hij al even geschokt als ieder ander die van deze zaak op de hoogte was. Ik vertelde hem van de jongens die waren aangehouden, dat het autopsierapport buiten de sporen van de zedenmisdrijf en de verminkingen verder helemaal niets zei over de doodsoorzaak en dat we nu met deze van de duivel bezeten sari-sari tindera zaten.
“Mijn God!” was het eerste wat hij na een lange stilte uitbracht. Ik wist dat deze knuffel Marokkaan van zijn geloof was gestapt, maar naar welke God hij nu refereerde had ik geen idee van. “Zo te horen heeft die Magere vriend van jou ook de boeken van H.P.Lovecraft gelezen. Het is mij overduidelijk dat het eerste deel van de woorden die dat gratenpakhuis tegen Neneng heeft gezegd naar zijn Cthulhu Mythos verwijzen. Maar waar A Goddessess Ninety Wino op slaat weet ik ook niet.” Daar was ik lekker mee, hij die meende vrijwel dagelijks te worden ontvoerd door aliëns en een onderonsje zou hebben gehad met niemand minder dan Jabba de Hutt wist een nootje als deze niet te kraken.
“Alhoewel,” ging hij plots verder en gaf mij hoop dat we hier toch nog uit zouden komen “…het zou natuurlijk [AANWIJZING] een anagram kunnen zijn”.

{BEZWEKEN AAN GROEPSVERKRACHTING}:
“Wat denk je Karel? Mijn idee zou zijn dat ze bezweken is aan de groepsverkrachting. Kleine meid, drie mannen … Dat kan zo’n klein lichaampje volgens mij niet aan.”
“Nee Achmed. Daar heb ik eerst ook nog aan gedacht, maar dan zou de sectie toch zeker hebben moeten uitwijzen dat er van inwendig letsel sprake moest zijn geweest of dat haar hartje een knauw moet hebben gehad door de fysieke foltering die ze heeft moeten doorstaan. Niets in het rapport wijst daarop. Daarbij, er is een schatting gedaan van bijna vijf uur die tussen het moment van haar verdwijning en haar overlijden. Angel verdween rond een uur of half zeven ’s avonds. Als ik niet beter zou weten dan zou ik bijna gaan denken dat ze na de verkrachting in een slaap is beland, waar ze nooit meer uit is gekomen.”
“Is er dan al onderzocht of ze misschien gedrogeerd is of dat ze op een andere manier vergiftigd is geweest?”
“Ook dat zou dit rapport mij moeten hebben verteld. Er staat niets specifieks vermeld over lichaamsvreemde stoffen die dat verklaren.”
Nadat ik mijn gesprek met Achmed had afgerond heb ik mij even gedoucht en ben nog eens een wandeling gaan maken in de buurt. Mijn nare vriend Magere Hein heeft Neneng dus de opdracht gegeven om zijn belangrijkste ooggetuige uit te schakelen. Dodong had op Angel’s noodlottige avond blijkbaar iets gezien, maar wat? Uiteindelijk besloot ik eens kennis te maken met Tiger Flores, de tindero van de wetmarket. Alleen ontmoette ik hem niet op de plaats waar ik hem verwachtte aan te treffen, maar bij Karaoke Junks. Bochokoy werd daar opgevangen door een paar van zijn karaokemaatjes. Hij zat er emotioneel volledig doorheen.
“This is so embarassing inspektor Riemelneel. I feel so much guilt for the Dimaranans. I knew that my nephew Bing-Bong wasn’t exactly a saint … but raping a poor little child and kill her? This is a big disgrace for my family. I’m so so sorry.”
Shit, dacht ik, dat ik dit nu pas door had. Die Tiger Flores kon natuurlijk familie zijn van Severino Flores. En dat was hij klaarblijkelijk ook! Nu, wat stond mij hierna nog meer te wachten, vroeg ik me af.
“Inspektor. I think it’s the best for you to check with his family. He and the two other guys used to hang out with their tricycles at his father’s shop.”
“Okay. So can you tell me where I can find this shop?”
“It’s at Liberty Avenue. The shop is called [AANWIJZING] Rosalinda’s Vulcanizing shop.”

<MAKEN DE DRIE JONGENS DEEL UIT VAN EEN SATANISTISCHE BENDE?>
“Koen, met Karel. Kan ik jou dadelijk ergens ontmoeten? Ik heb via die vlooienmarktkerel een interessant inzicht gekregen in de zaak Angel.”
“Euh.. j-ja natuurlijk. Ali Mall wellicht?” antwoordde Koen over de telefoon. Op de achtergrond doof het gegiechel uit van Jenny en Maria toen ze merkte dat ik hun gesprek met Koen had onderbroken. Ali Mall is één van de winkelcentra die op het terrein van Araneta Center gebouwd was. Ik spoedde erheen en maakte voor de verandering maar eens geen gebruik van de benenwagen, maar liet me er voor de gelegenheid naar toe rijden door een tricycle. Een donkergebruine Pinoy op een blauwe motorfiets stopte naast mij op de hoogte van het braakliggende terrein en had aan mijn signaal gemerkt dat hij een nieuwe klant kreeg. De man had een bandana om zijn hoofd gewikkeld en had lange sokken over zijn armen getrokken. Voor zijn gezicht droeg hij een zonnebril en had een sjaaltje voor zijn mond. Met al deze bescherming probeerden de tricycle draybers zichzelf zo maximaal mogelijk te beschermen tegen al de smog die er in de lucht had en het directe gevaar van verstikte te worden door het uitlaatgas van de weggebruikers voor hen. Aan zijn motor zat een overdekte zijspan bevestigd waar je aan één kant in kon stappen. Er passen twee volwassenen in zo’n bakje, maar dan moet je niet te dik zijn en ook niet willen dat je nog een hoop bagage met je moet meezeulen. Afijn, dat had ik niet en ik paste makkelijk dus mijn rit kon beginnen. Onder een enorm geknetter van de motor werd er gas gegeven en bracht deze meneer mij naar de overkant van Ali Mall. Tot daar reikte namelijk zijn gebied waarover hij met de tricycle passagiers mocht vervoeren. Ik stapte daar uit en stond precies bij de ingang van ons appartement en daarmee aan de andere zijde van de P.Tuazon Boulevard dan het winkelcentrum.
“Hè beste man, ik denk dat we dadelijk wat nieuwe mensen gaan ontmoeten. Zullen we eerst even een bakkie doen?” bracht ik naar voren toen ik mijn collega bij een winkel aantrof waar ze donuts en drankjes verkochten. Een klein half uur later stonden we alweer buiten en overwoog nog of we opysial Berteng zouden oppikken, maar die gedachte liet ik snel varen. Eenmaal met een volgende tricycle aangekomen op de Liberty Avenue kregen we al snel een winkel tussen de huizen in het vizier waar voor op de plaats een grote autoband half in de grond zat gegraven met de tekst ‘VULCANIZING SHOP’.
“Jackson Flores,” stelde de eigenaar zich voor toen hij ons op zijn werkplaats begroette en vroeg ons wat hij voor ons kon betekenen. Ik informeerde hem dat ik connecties had met opisyal Berteng en ik wat vragen had over zijn zoon. Daarbij had ik direct spijt dat ik Berteng toch niet mee had genomen, omdat ik met hem meer overwicht zou hebben, daar ik geen Filippijn ben. Maar Jackson, die we daarna ‘Mike’ mochten noemen,  was heel gewillig, was op de hoogte van mijn connecties en wist ook wel dat zijn zoon in problemen was gekomen. In het begin was het een beetje om de hete brij heen draaien in de vragen die we voor hem hadden. Koen vroeg hem onder andere of hij wist of zijn zoon deel uitmaakte van een satanistische bende.
“No not really sir. Not that I know off. All I know is that my son is fund of using some [AANWIJZING] softdrugs at times.” Gelukkig zei hij geen ‘harddrugs’, want daarop staat in de Filippijnen de doodstraf.

{LEGE DRANKFLES}:
Inday, die ondanks haar verlies ondertussen weer vollop aan het werk was om haar gezin te kunnen onderhouden, had zich bij haar werkgever SM Megamall ziek gemeld. Tijdens haar werk was ze plotseling niet goed geworden en wilde graag naar huis. Het bleef haar maar bezig houden dat ze nog altijd geen antwoord hadden op de vraag hoe haar dochtertje vermoord kon zijn en had zich tijdens haar werk steeds duizeliger gevoeld. Terwijl dat gebeurde kreeg Inday ineens een ingeving. En met die ingeving, wist ze, moest ze zo snel mogelijk contact zoeken met mij. Ze had snel de MRT gepakt en was ermee naar Cubao City gereden, stapte uit, sprong ditmaal niet meer in de tricycle (daar zou ze de rest van haar leven ook nooit meer gebruik van maken) en wandelde het laatste stuk naar huis. Ze had mij inmiddels aan de telefoon gehad en ik had haar beloofd dat we direct na ons gesprek met Mike naar haar zouden komen. Bij haar thuis werd ze ontvangen door moeder Baby en liet kort daarop ons binnen. Ate, wat zus betekent, Mercedez en Kuya Pogi waren beide buiten de deur en nog aan het werk.
“Inspektor,” begon Inday koortsachtig “… I think I know why the list you found near my baby’s body is put together with those names.”
“Yes okay, that’s what you’ve told me on the phone alright, so what is it?” zei ik bemoedigend maar rustig om haar niet van streek te maken.
“… all the palayaws on that list are nicknames of people that I know.”
Het kwartje viel bij mij niet meteen. En aan Koen merkte ik dat hij het ook niet direct door had, want hij zei:
“Yes of course, you know these people. But what does that say about their…” Koen stopte precies daar in die zin en proefde het woord ‘connection’ alleen op zijn lippen. Zij knikte instemmend en nu snapte ik het ook: het verband tussen al de mensen die op de lijst van Magere Hein stonden, was dat Helen deze mensen kende. Mike kende ze bijvoorbeeld niet, dus die stond niet op de lijst. Afijn, niet dat we daar nu zoveel mee opschoten in dit stadium van het onderzoek, maar het was wel fijn dat deze losse draad nu ook een plekje had gekregen. Maar om eerlijk te zijn hadden we zojuist meer gehad aan de informatie die Mike ons had gegeven. Hij wist in elk geval dat de jongens Angel niet om zouden hebben gebracht door haar met een fles op het hoofd te slaan, want bij hem was de San Miguel Beer op. En zijn zoon kennende zou hij, zelfs al zou hij elders aan bier zijn gekomen, zijn terrein wel hebben bevuild met de lege bierflessen. Zo was zijn gewoonte nou eenmaal. In plaats daarvan had hij op de dag na de voor Angel zo noodlottige nacht een hele serie peuken aangetoffen. [AANWIJZING] De jongens hadden zitten blowen.

{BLOWTJE}:
“Baaaaa-lut, balutbalutbalutbalut! Baaaaa-lut, balutbalutbalutbalut!” klonk het een aantal keer buiten in de straat van de Dimaranan’s. Het was weer eens een tindero die zijn waar wilde slijten. Inday kreeg even een kleur op haar wangen en was toe aan een onderbreking in haar slopende periode. Ze liep naar de plek waar ze haar beurs had achtergelaten en vroeg ons:
“Are you guys hungry?”
In de Filippijnen is het erg onbeleefd om zo’n verzoek te weigeren, maar je moest uitkijken dat je niet te gretig overkomt. Na een gepaste reactie op die vraag bood ik aan dat ik het waar wel zou betalen dat ze eigenlijk met ons wilde delen. Ze glimlachte en wilde de verkoper buiten aanhouden voordat hij voorbij was.
“Saan papunta ka na ba?” waar ga je heen? vroeg Baby, die net de trap af kwam.
“Sandali lang po. Bibili lang ako ng balut” letterlijk: wacht even. Ik ga balut kopen. Antwoordde Helen.
Even later kwam helen terug met een pakketje in wit papier gewikkeld eten. Ze zette het voorzichtig op tafel en pakte een paar lepels voor ons tevoorschijn. De nieuwsgierigheid van Koen en mij was gewekt en wilde nu wel weten voor welk eten we hadden betaald.
“This is a Filipino delicacy!” Inday glunderde. Zij wist natuurlijk wat ons te wachten stond en wij stonden maar een beetje dwazig naar het pakketje te staren. Helen opende het en liet het ons zien.
“Is that egg?” het was Koen die het eerste met z’n reactie kwam. Helen knikte alleen maar instemmend, maar aan haar gezicht kon je zien dat zij zich ergens op verheugde.
“Eat it. Just like that. Just add salt and don’t burn your hands.”
Nou heb ik een hoop inheemse delicatesses gegeten, maar wat we toen bij de Dimaranans te eten kregen zal ik niet gauw vergeten. Een balut is zowel een Filippijnse als een Vietnamese delicatesse. Een balut-ei is een bevrucht eendenei met daarin een bijna volledig ontwikkelde embryo die gekookt is. Eet je ervan dan is het een kunst om niet te knoeien met het zwarte vocht dat uit het ei wil sijpelen. Er wordt zegt dat het eten van een balut-ei de geslachtsdrift opwekt en het hoge proteïnegehalte mooi aansluit aan bij het drinken van San Miguel bier. Het woord ‘balut’ betekent letterlijk opgerold. In het begin hebben we nog geprobeerd om dit bijzondere hapje zonder al te veel zure bekken te trekken naar binnen te werken, maar toen zowel Baby als Inday ons maar bijna giechelend aan bleven moedigen, hadden we ook wel door dat we op de proef werden gesteld. Zowel Koen als ik hebben allebei ieder dapper één ei naar binnen gewerkt, maar ik wist één ding naderhand zeker: dit hoeft voor mij niet meer.
“It was de-li-ci-ous,” loog en lachte it en ik was niet de enige die lachte.
Na deze luchtige (smakeloze) onderbreking vervolgde we toch weer met speculeren hoe het Angel moest zijn toegegaan, maar namen afscheid van Helen en haar moeder Christel en zochten we Mike weer op. We kwamen terug op het verhaal dat de jongens weleens blowde en dat  hij meende dat in elk geval zijn zoon dat op die avond ook moest hebben gedaan.We onderzochten hoeveel soft- of harddrugs er was gebruikt en moesten aan de hand van de resten die we om en in zijn werkplaats vonden concluderen dat dit niet de doodsoorzaak kon zijn geweest. Koen liep aan de buitenkant op een deur af en kreeg een verse ingeving.
“Excuse me Mike,” Koen liet zijn hand over de spleet in de deur glijden en keek er even door voordat hij Mike weer aankeek . Het was geen rolluik van een garagedeur zoals hij eigenlijk had verwacht op die plek naast het huis, maar een soort metalen hek dat toegang bood tot een vertrek waar een hoop rommel lag opgeslagen.
“Yes sir?” reageerde Mike.
“Have you actually seen the guys here as they were stoned?”
Mike stamelde en zei “W-w-wel sir. I actually just home a-and…”
“Yes sir?” immiteerde Koen hem.
“…well,” en hij haalde quasi onschuldig zijn schouders op. “…I actually got home with a girl a-and…”
“You went upstairs and you together had sex while you [AANWIJZING] didn’t pay attention to what your son was doing? Is that what you were about to say?”
Mike gaf het schuldbewust toe en keek sip opzij.

{UIT DE TRICYCLE GESLINGERD}:
Koen en ik stapte even opzij toen Mike ineens een klant kreeg. Een man die met een oude maar degelijke bak kwam aanzetten van een bekend Japans merk had duidelijk een lekke pijp en zo te zien had hij er zelfs een stuk naar hier mee doorgereden. Mike verdween met de man de garage in. Dit gaf mijn collega en mijzelf juist even de kans om onze gedachten te ordenen.
“Nu, wat denk je Koen? Pa Flores zat boven met een leuke dame uit Guadalupe (12) te vozen terwijl hij zoon verwaarloosde en hem hier beneden met de twee andere tricycledrivers zijn gang laat gaan.”
Koen had zijn aandacht weer op die deur gevestigd en gaf mij ter antwoord slechts een ‘hm-hm’.
“Hebbes!” zei hij ineens en had via zijn hand door een gat in de deur een sleutel gevonden die in een metalen bakje achter deze deur zat gelast. Koen opende de deur en onthulde de opbergplaats die erachter lag. Ik stapte er met hem naar binnen en vonden daar een hele verzameling autobanden.
“Iets zegt mij,” sprak hij [AANWIJZING] “…dat dit de plaats is waar Angel gestorven moet zijn.”
“Hoezo? Hebben ze haar hier neergelegd nadat ze haar eerst uit de tricycle hadden geslingerd?”
“Nee inspecteur. U heeft zelf gezegd dat Angel niet is gestorven aan inwendig letsel.”

{SWAFFELEN}:
“Nou ze hebben haar in elk geval niet doodgeknuppeld met hun geslachtsdelen, of wel?” reageerde ik daarop driftig en was eigenlijk gewoon een beetje geïrriteerd doordat Koen de wijsneus weer eens moest uithangen. Dit was een eigenschap die hij bezat die ik misschien niet altijd even prettig mocht vinden, maar over het algemeen zorgde hij daarmee wel dat er schot kwam in de zaak. Dus ik had hoop. Hij draaide zich naar mij toe zodat ik deels het licht blokkeerde dat in de opslagplaats viel, omdat ik in het voorste deel stond.
“Stelt u zich nou eens voor dat die jongens precies dáár hun stickies stonden te roken,” hij wees door mij heen. Ik draaide me om en keek naar een stuk aflopend vuilgeworden beton dat een oprijlaantje moest voorstellen.
“En bedenkt u zich dan eens dat Angel hier was,” hij wees met twee handen recht naar de plaats waar hij zelf stond “…en dat zij daar nagenietend van hun gruweldaad knetterstoned nog wat slap stonden te ouwehoeren met elkaar…”
Ik keek opnieuw naar hem en weer naar de betonnen plaats. In gedachten zag ik precies die drie jonge koppen voor me die ik in de Manila City Jail met Berteng had verhoord.
“…terwijl deze deur gesloten was en zij vergeten hadden [AANWIJZING] de motors van hun tricycle uit te schakelen…”

{KOOLMONOXIDE VERGIFTIGING DOOR UITLAATGASSEN}:
Die eerste twee weken van mijn vakantie in de Filippijnen zou ik van mijn leven niet meer vergeten. Bibberend bracht ik in Araneta Center bij een Starbucks een beker koffie naar mijn mond. Ik was alleen. Ik had even wat tijd nodig voor mezelf om te herstellen van die eerste weken die voor mij wel wat erg veel op normale werkdagen hadden geleken. In mijn hand staarde ik naar een briefje die ik deze ochtend van Manila City Jail had ontvangen. Het was een kopie van het bewijs waarmee ik uit de gevangenis was vrijgekocht. Het document had ik nu al tien keer opnieuw onder ogen gebracht en kon alleen maar wrang lachen toen ik opnieuw las wie het had ondertekend. Onderaan op het formulier stond achter signature te lezen: ‘MH’.

“Goodmorning sir! Can I help you sir? Hi ma’am. Yes please?”
Een kakafonie van deze begroetingen over de afdelingen van de SM deparmentstore is het dagelijkse geluid wat de klant te horen krijgt als ze er in SM Megamall een bezoek brengen aan het warenhuis van deze winkelketen. Helen Dimaranan is er ook en probeert op eenzelfde wijze de aandacht te trekken van de mensen die daar de juwelierssectie doorstruinen waar zij vandaag is ingezet. Dadelijk mag ze naar huis en kan zij zich ontdoen van het benauwde blauwgele mantelpakje. De zon is reeds lang onder wanneer zij eenmaal in de metro zit en reist met deze MRT naar huis. Thuis wacht haar familie op haar met een taart en andere lekkernijen en ook haar dochtertje Angel zal zich verheugen op haar komst. Wat zal ze dit keer voor iets moois in elkaar hebben geknutseld als om haar moeder mee te verrassen op haar verjaardag?

Angel kan niet wachten tot haar moeder thuis is. Ze ziet hoe haar oma, Lola Baby, in de keuken bezig is en hoe haar oom, Tito Pogi, druk is met studeren. Haar tante, Tita Ching-Ching komt ook zo thuis. Nee, geduldig afwachten tot Nanay eenmaal door de poort de plaats komt binnenstappen kan Angel toch maar moeilijk opbrengen en besluit op pad te gaan. Mama vindt het vast leuk dat ik haar van de metro kom ophalen, denk ze nog. Lola en Tito zien het niet, maar Angel pakt haar kleine beursje, waar wat zakgeld in zit en vertrekt met haar cadeau naar buiten. Ze zwaait wuivend met haar handje naar de tricycles die aan haar voorbij brommen, maar ziet tot haar teleurstelling dat deze één voor één vol zitten. Hoe moest ze nu haar moeder gaan verrassen bij EDSA? Uiteindelijk is het  tricycledriver Jimmy die haar oppikt en haar vertelt dat ze wel achter hem op het zitvlak van de motor mag zitten. Betalen hoeft ze niet. Ze weet alleen niet dat Jimmy helemaal niet van plan is om haar af te zetten bij het tricycle station verderop aan de snelweg. Hier heeft Angel een cruciale fout gemaakt.

In de Filippijnen komt het vaak voor dat tricycle draybers hun vrienden, familie of kinderen van de straat achter op de bumper van hun tricyclezijspan of op een extra zitje laten meeliften en ze zo van een makkelijk ritje voorzien. Betalen hoeven ze daarvoor vaak niet, dit tot grote ergernis van de passagiers in de zijspan die wel betalen voor hun rit. Onderweg komt Jimmy twee van zijn maatjes, Zachary en Severino tegen en vertellen hem dat dit hun laatste rit was. Ook Jimmy heeft zojuist zijn eigen passagiers afgezet en heeft nu alleen Angel nog bij zich die naar EDSA wil. Maar in plaats daarvan vertelt hij haar dat hij even met zijn vrienden meerijdt en haar zo wel zal afzetten. Hij krijgt een paar stickies aangereikt van één van de andere twee tricycle draybers en neemt Angel met zich mee. Aangekomen bij Rosalinda’s Vulcanizing Shop, het bedrijf van zijn vader, begint de horror pas echt. De jongens rukken het arme kind ruw van Jimmy’s motor en duwen haar tegen de achterkant van een tricycle. Daar barsten ze knetterstoned uit in een vreselijke seksuele uitspatting en doen het radeloze meisje met z’n drieën de meest vreselijke dingen aan. Angel probeert zich eerst nog te verzetten, maar breekt haar arm en snapt al gauw dat hier geen weerstand tegen te bieden valt.

Ondertussen zelf ook stoned van de opzettelijk in haar gezicht uitgeademde lucht, wordt Angel daarop in het opberghok gesmeten waar de autobanden liggen. Severino Flores sluit de deur en loopt tevreden terug naar zijn vrienden. Hij ziet zijn vader thuiskomen met een nieuwe chick en maakt er met zijn de twee andere chauffeurs grapjes over. Achter in de opbergruimte ligt Angel nu te huilen. Buiten staan de motors van Severino en José nog aan. Door de koolmonoxide die nu langzaam het vertrek begint te vullen door de gleuf in de deur valt Angel in een lange slaap … een slaap waar ze nooit meer uit is gekomen.

Diep in de nacht, een paar straten verderop, stapt Thomas Rizal gefrusteerd uit zijn bed. Hij is wakker geworden van een hoop geknetter en lallende gezang. Zodra hij eenmaal bij zijn balkon is aangekomen ziet hij nog net hoe drie jongens uit het hoge gras op een braakliggend wegrennen, schreeuwt ze woedend na en gaat weer terug naar bed.  Buiten begint zachtjes de regen te tikken tegen zijn golfplaten dak. Thomas vat opnieuw zijn slaap. Maar op het verwilderde grasveld voor zijn winkel ligt Angel ook te slapen … met in haar hand een huilend papieren plakwerkje van een engel.

In de jaren 90’ waren er drie meisjes die in één jaar een gruwelijke dood vonden. Alledrie hadden zij ‘Angel’ in hun naam. Zij die verkracht werd door de drie tricycledrivers was toen … de laatste Angel.

(1 = In werkelijkheid is dit allang geen braakliggend terrein meer. In vergelijking met de andere winkelcentra is dit slechts een kleine verzameling winkeltjes, maar dit bescheiden filiaal van de SM-keten bestaat reeds sinds +/- 2002;
2 = Geïnspireerd op nationale volksheld José Rizal. Er is een waterverkooppunt langs deze weg, maar heet ongetwijfeld anders;
3 = geuzennaam voor inwoner van de Filippijnen;
4 = gekookte varkensvlees;
5 = Ninoy Aquino International Airport, luchthaven in Manilla;
6 = Filippijnse meidengroep http://en.wikipedia.org/wiki/SexBomb_Girls;
7 = Manila Metro Rails Transit System terminal nabij Cubao City;
8 = Cubao is een buitenwijk van Manila. Hier wordt het centrum van de hoofdstad bedoeld waar ook de Manila City Jail zich bevindt ;
9 = Razend populair winkelgebied in Cubao City;
10 = Grote Filippijnse winkelketen, detailhandel in onder andere boeken en tijdschriften;
11 = Omstreden nationale volkssport waarbij er op vechtende hanen ‘mga sunoy’ wordt gegokt;
12 = Wijk in Manilla die berucht is om haar prostitues die onder andere langs de snelweg hun ‘waar’ staan te verkopen.)

Beloning gouden tip van ZB 4.225,- toegekend aan PiCo plus vijf vaste sterren voor het Tycoon van de Maand spel op WSNOI.

image by puamelia, edited by Gsorsnoi

Met spoed gezocht!
Ontoerekeningsvatbaar verklaarde paprikapitjes jongleur

Bedrijfsnaam:
Circus Piccadilly

Locatie/Standplaats:
Reizend door het land.

Salaris:
ZB 4.165,- + bonussen.

Functieomschrijving:
In deze functie vertegenwoordig je Circus Piccadilly als circusartiest. Je gaat actief aan de slag met het onderhouden, repareren, vervangen en installeren van paprikapitjes. Naast het uitvoeren van het jaarlijks onderhoud, adviseer je collega jongleurs op het gebied van jongleertechnieken en veiligheid. Je bent overtuigend in je gegeven advies en weet een vertrouwensband aan te gaan met het laaghangende fruit. Het team jongleurs bestaat momenteel uit 10 medewerkers. Door de snelle groei van deze dienstverlening is uitbreiding van het team noodzakelijk. Je werkt deels vanuit huis en hebt de beschikking over een volledig ingerichte service auto.

Functie-eisen:
Onze opdrachtgever zoekt het volgende in de kandidaat:

  • Opleiding op minimaal MBO / MTS niveau of gelijkwaardige (Nautische opleiding )
  • Relevante werkervaring
  • Uitgebreid strafblad en veroordeeld tot TBS
  • Goede kennis van de Nederlandse, Engelse Taal, Duitse
  • Goede communicatieve vaardigheden
  • Enthousiast, flexibel
  • Hoog kwaliteitsbesef
  • Affiniteit met paprikapitjes
  • Geen 9 tot 5 mentaliteit
  • Pro-Aktieve houding
  • Ervaring met SAP is een pré

Dienstverband:
Vast, twee dagen in week.

Solliciteren:
Interesse in deze functie? Reageer direct en stuur je motivatie inclusief CV naar werving@wsnoi.com of kijk op onze website: http://wsnoi.com/tn/

Wat is mijn Zbersibarnensalaris in euro’s?
ZB 92,27 was op peildatum 1 mei 2010 E 50.416,60.
(koers: 12,04)

By achmedlien | April 26, 2011 - 3:24 pm - Posted in Duimzuigerij, Navelpad Mysterie, Nederlands, Reuze Navelpad

image by Gsorsnoi, edited with DAZ3d and Photoshop

“We zijn er bijna Pad. Nog even volhouden,” wierp Retroman zijn achtervolger onder zich toe. “De dakrand is praktisch in ons bereik.”
De Reuze Navelpad verbeet zich en keek nog even achterom naar een serie zombies die het voor elkaar hadden gebokst om ook naar boven te klimmen. Nu stonden ze bij het winkeltje en deden de eerste pogingen om ook daarlangs naar boven te geraken. Last van hoogtevrees moest je hier niet hebben. En de pad wist zeker dat de zombies zich daar allerminst om bekommerden. Zo hongerig als hij zelf was om roem te slurpen zo hongerig zagen zijn er ook uit.

Als er nu maar geen padden of zombies ons staan op te wachten, bedacht de ninja zich. Hij strekte zijn hand uit naar de dakgoot om te voelen of deze stevig genoeg was en niet te glibberig. Daar vond hij het houvast dat hij zocht; hij trok zich er aan op. Maar juist op het moment dat hij de kans had gekregen om even over het rand te turen of de kust veilig was streek er een ferme wind langs het gebouw. Deze zorgde ervoor dat hij uit balans werd gebracht. Retroman slipte met één elleboog door de goot en verrekte zowat een spier. Hij bungelde wat ongelukkig en boezemde de Reuze Navelpad angst in omdat hij recht boven hem hing. De kans dat de ninja hem in zijn val mee naar beneden zou sleuren was groot. Gelukkig wist Retroman enigszins grip te houden op het uitsteeksel en was hij zich al aan het ophijsen. De pad zag uiteindelijk toen hij voor een kort moment naar boven keek enkel nog hoe zijn twee benen uit het zicht verdwenen.

Even later lukte het de pad ook, zij het met wat hulp van Retroman’s uitgestoken hand. De Reuze Navelpad had de hand met een keurende blik bekeken, maar treuzelde niet verder en nam hem aan.
“Vlug nu,” begon Retroman “…ik heb hier wat gevonden dat ze wel even bezig zal houden,”
Daarbij wees naar een stapeltje rommel en liep er al op af om er iets van op te rapen. De pad trok zich nog wat verder over de rand en zag hoe zijn lekkere hapje er mee aan de slag ging.

De enige zombie die er al in was geslaagd om tot boven de winkel te klimmen, kreeg al meteen de wind van voren. Retroman had iets gepakt en dat naar beneden geworpen. Nog voordat de zombie kon registreren wat de grote schaduw was die op hem af kwam zeilen, werd hij erdoor geraakt. Zo viel hij tezamen met een lege ton waar specerijen in hadden gezeten, de diepte in. Onderweg trok hij nog wat andere ondoden met zich mee en viel er samen mee te pletter. Dat was een mazzeltje voor het duo dat de top had bereikt, weer een paar van die lelijkerds minder. Met een laatste zombie die een directe bedreiging vormde rekende hij kort daarop af door een nieuw voorwerp naar beneden te werpen.

“Ik kan niet meer,” hijgde de  Reuze Navelpad. Hij liet zich op een plat stuk ondergrond zakken dat onderdeel uitmaakte van een volgend plein , eigenlijk meer een brede straat. “Ik moet wat uitrusten.”
De laatste paniekvlucht en het feit dat ze de bebouwing hadden beklommen waren te veel voor de pad geweest. Hij zat in elkaar gedoken te puffen en te blazen. Retroman wierp eerst een minachtende blik naar hem en maakte aanstalten om hun nieuwe omgeving te verkennen. Toen keek hij de andere kant op.
Wie moet hier nu vrezen voor zijn leven? vroeg die minachtende blik. Ik kan hem zo achterlaten en er zelf vandoor gaan. Retroman zei kalm maar streng: “We hebben geen tijd, Pad. Nu niet. Op deze open plek zijn we kwetsbaar. We moeten eerst dekking zoeken en dan gaan we rusten.”
“Eventjes maar,” smeekte de pad nederig. “Het lijkt nu rustig…”
“Te rustig,” zei Retroman. “Die rust heb ik te lang niet meegemaakt en hier moet je altijd op je hoede zijn.”
Ze waren op een nieuw terrein beland dat, afgaande op de afwezigheid van Aziatische tekens, een bijna Europese uitstraling had. Alleen een eenzame lampion hing lusteloos aan een laag balkon en verried daarmee welk mensenras de huizen bewoond had. Nu de woningen verlaten waren, voelde ook deze plaats aan als een grote straat uit een spookstad waar je op ieder ogenblik verrast kon worden. Het bijna grijze licht dat langs een half afgebrokkelde muur op de straat viel, was nauwelijks vrolijk of troostrijk te noemen. De houten deuren kraakten droevig en dat, merkte Retroman onrustig op, was het enige geluid behalve het rochelende keelgeluid van een grote verzameling zombies. Zij waren gelukkig diep beneden en ver achter hun, maar het akelige kabaal dat ze voortbrachten zoemde naar je hoofd als een grote zwerm spreeuwen. Toch was het die onnatuurlijke rust, dat verschrikkelijke geluid en de ontlading die hij maar moeilijk een juiste plek wist te geven die maakten dat Retroman uit zijn ritme raakte. Hij werd duizelig en zakte langzaam in elkaar. Knielend zakte hij op de straat en spreidde zijn handen voor zich uit om zijn lichaam op te vangen. Hij liet zijn kop tussen zijn armen hangen. Hiermee leek het bijna alsof hij aan het bidden was in een tempel.

De Reuze Navelpad zag meteen dat ook de mens aan zijn laatste beetje energie was toegekomen en hij er bijna doorheen was. Door de zwakte die hij daarmee liet zien, zou dit een ideaal moment zijn om op hem af te rennen en in zijn navel te kruipen. Had hij daar nu alleen wel de energie voor en stonden hem nog zombies in de weg om zijn doel te bereiken? Versuft keek hij nog even langs de watergoot naar beneden en zag dat de meeste zombies het nu wel hadden opgegeven. En de paar zombies die nog wat probeerden uit te halen zouden zeker nog wel even onderweg zijn voordat ze boven waren.
“Retroman,” sprak de Reuze Navelpad zwak. Deze draaide alleen zijn hoofd naar hem toe. “Ik heb een plan, maar ik heb je complete vertrouwen in mij nodig.”
“Wat heb je?” vroeg Retroman.
“Trek je hemd omhoog. Vertrouw me.”
Retroman was geschokt over dit voorstel en direct op zijn hoede. Hij liet zijn hand op het heft van zijn zwaard rusten,  draaide zich naar zijn metgezel om en trok een kwaad gezicht. De pad keek hij vol achterdocht aan. Hij was stomverbaasd, maar helemaal verrast was hij niet. Dit had hij natuurlijk kunnen zien aankomen.
“Ik wist het!” snauwde hij en trok zijn zwaard. “Al die tijd zat je achter mij aan. Jouw soort is voor geen meter te vertrouwen. Vertrouwen? Ha! Dat is continu jouw truc geweest om dicht bij mij in de buurt te kunnen blijven. Wat ben je nou eigenlijk, de één of andere gemuteerde versie van wat we daar in het riool zijn tegengekomen?” Retroman snoof en richtte zich behoedzaam op.
“Nee, nee, heus niet!” verdedigde de pad zichzelf. Hij week wat opzij, want naar achteren zou betekenen dat hij in de afgrond zou kukelen.
“Je liegt!” oordeelde Retroman met nadruk op de eerste medeklinker. “Al die tijd heb je zitten wachten tot ik mijn aandacht er even niet bij had of verzwakt in elkaar zou liggen. Dan had jij jouw moment gezien en was je in mijn navel gekropen, want je wist dat ik je anders aan stukken had gesneden.”
“M-maar je begrijpt het niet,” stotterde de pad en Retroman liep voorzichtig op hem toe. “Als ik dat had gewild dan had ik dat toch al veel eerder gedaan? Weet je nog wel, van toen jij in je schuilplaats sliep? Ik had je dan kunnen bespringen, maar in plaats daarvan leerde ik met de stok om te gaan om ons te kunnen verdedigen.”
“Hou toch op man! Allemaal toneelspel. Dacht je nou serieus dat ik dat nu nog zou geloven?” Hierop hief zijn zwaard en zette zich schrap om een gevecht met de pad aan te gaan. Winnen zou hij het. Dat wist hij nu wel zeker. Eigenlijk was het de pad die in de zwakste positie verkeerde; hij stond het dichtst bij het gapende gat. “Ik ben de laatste mens en daarmee jouw laatste kans om je vol te vreten met het kleine beetje energie dat ik nog in mij heb. En dan? Wat gaan jullie dan doen? Gohes City verlaten en je op de rest van de Nederlandse bevolking storten?”
De Reuze Navelpad begon te trillen. Hij was zijn honger niet vergeten, maar Retroman maakte wel indruk op hem.
“En dan dat rare ding dat je daar om je nek hebt hangen,” Retroman wees naar het zakhorloge. “Ben jij soms hun aanvoerder, hè?”

Het was die vraag die Retroman stelde waarmee hij zonder het te weten zijn eigen leven redde. Want zelfs al zou de pad de kans hebben gezien dit gevecht met hem te winnen, de nadruk die nog even op het zakhorloge werd gelegd, zorgde ervoor dat de pad weer bij zinnen kwam. De Reuze Navelpad raapte zichzelf bij elkaar en nam een houding aan waarmee hij zich klaar maakte op wat komen ging. In die beweging werd zijn aandacht even gevangen door een verzameling kartonnen dozen die naast de opening van een eetgelegenheid in een verrijdbare stelling stond gestapeld. Retroman kwam op de pad afgerend en liet de scherpe kant van zijn zwaard aan hem zien. Maar de pad was net op tijd met het inschatten van zijn eigen opties en wierp de stok die hij in zijn handen had van zich weg. Deze raakte de dozen en liet ze daarmee omdonderen. Het geheel stortte zo precies op het juiste moment op het hoofd van Retroman dat hij er compleet door werd verrast. Hij raakte uit evenwicht en lag binnen een paar seconden begraven onder een berg van Chinese conserven en glaswerk.
Daarna was het een paar minuten stil op het plein. Zelfs het gekakel van de zombies stierf weg doordat zij van het lagergelegen plein waren weggetrokken. En ook de wind hield zich even afzijdig waardoor de houten deuren zich gedeisd hielden. Op de brede straat was niets anders te zien dan een enorme stapel magazijndozen. Ja, zelfs de Reuze Navelpad was verdwenen. Maar op een goed moment begon er langzaam iets te bewegen. Onder de ravage die op de straat was ontstaan leek Retroman zich toch weer bij elkaar te hebben gepakt. Of was hij daaronder tot een zombie geworden? De pad was immers nergens te zien. Tenslotte werden enkele dozen opzij geschoven en liet alleen Retroman zijn gezicht weer zien. Betekende dit dat de Reuze Navelpad het tegen hem had afgelegd? Blijkbaar niet, want zodra hij een met een paar passen de straat op liep gloeide zijn huid en leek hij zo fris al een hoentje.

Daarop strekte Retroman zich uit en balde zijn vuisten. Vervolgens nam hij één van zijn favoriete gevechtshoudingen aan.
“Begrijp je nu wat ik van plan was?” klonk plots een stem, maar er was buiten deze ninja niemand op de straat te zien.
“Helemaal!” antwoordde hij vol opwinding en grijnsde naar de Chinese wijk voor hem.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Honger
Volgend hoofdstuk: De hinderlaag

image by masochismtango, edited by Gsorsnoi

Harde bewijzen zijn er niet voor. Wetenschappelijk bewezen is het evenmin. Toch durf ik te stellen dat fietsers vaker dromen over vliegen.

Dat elementen in dromen over het algemeen een sterke symbolische verwijzing hebben naar zaken die ons in de echte wereld bezighouden is voor velen een geaccepteerd gegeven. Zij die bijvoorbeeld vrij in hun dromen kunnen vliegen zullen hun levensdoelen over het algemeen zonder veel inspanningen kunnen bereiken. Het vliegen op een paard duidt op een avontuurlijk leven, maar impliceert daarmee niet meteen dat paarden kunnen vliegen. Paardenvliegen …  doen dat overigens wel! En wie het gevoel heeft gehad in slaaptoestand erg aandachtig te zijn geweest met het hebben van ‘vleugels’ mag eerdaags goed nieuws verwachten van hogerhand. Maar dat het nuttigen van een bekende energiedrank hiertoe bijdraagt is weer niet juist. Natuurlijk wordt de suggestie wel gewekt dat je door het drinken ervan vleugels zal krijgen, maar het oppeppende effect in diezelfde drank verhindert juist dat je in slaap valt.

Net zoals meerdere wegen nog steeds naar Rome leiden, vallen er vele methodes toe te passen die tot gewenste prestaties leiden. Fietsen is één van de mogelijkheden die ik hierbij nog eens onder de aandacht wil brengen. Onze hersenen zijn in onze slaap voortdurend bezig te repeteren wat er in de voorafgaande dag aan ons geheugen is aangeboden. Dat wat niet relevant is, wordt vergeten en denken we niet meer aan, maar wat wel belangrijk is slaan we op en zorgt voor de ongestructureerde herbeleving die we ‘dromen’ noemen. Zo ben ik zelf tot de ontdekking gekomen dat het verstandig is om meer te gaan fietsen. Zoek een goed moment uit waarop dat kan en kies bij voorkeur een dag uit waarop het niet zo koud is. Dagen met een beperkte neerslagkans zijn ook goede kandidaten. Stap op de fiets en trek de wijde wereld in. Fiets met je mond geopend en de kansen dat je die nacht over vliegen zult dromen vliegen letterlijk binnen.

Succes verzekerd!

image by torture-city, edited by Gsorsnoi

 “Vanuit studio 69 is dit de 2487e aflevering van Die ene vraag. Eén iemand uit ons publiek neemt het op tegen duizend streng geselecteerde kandidaten. Van nautisch kapitein tot luchtfotopiraat en van zeppelin ontwerper tot stofbrillen reparateur, wie heeft de meeste kennis in huis en beschikt over stalen zenuwen? Allemaal strijden ze om die ene felbegeerde plek in Die ene vraag. Vanavond spelen we weer een finaleronde waarbij onze kandidaat van deze maand in de honderd laatste vragen terecht is gekomen. Bob de Winter speelde vorige week alweer 162 kandidaten weg zodat er nu in totaal 995 lege stoelen op tribune zijn ontstaan. Speelt hij die laatste vijf ook weg? Want u weet het, één fout antwoord is al fataal. Het is alles of niets in Die ene vraag. Dit is Nationale WSNOI Loterij’s Die ene vraag, hier is uw gastvrouw Vicky Rhaagbaack!”

Er klinkt een oorverdovend handgeklap uit de applausmachine wanneer achter in de studio twee grote decorwanden voor elkaar langs schuiven. De artistieke deuren, die bezet zijn met meer dan vijfhonderd raderen van uiteenlopende grootte, verdwijnen links en rechts in de sleuven van twee enorme bogen die in de vorm van een halve maan het leeuwendeel van het podium omarmen. Gehuld in een flinke maar zichzelf snel oplossende wolk van stoom komt de altijd zeer modieuze presentatrice tevoorschijn. Vandaag is ze gekleed in een wijde witte Victoriaanse rok met daarbovenop een zwart korset jasje. De jas valt op door een brede serie van riemen op beide mouwen en versiersels van knopen die her en der op de stof te zien zijn. Onder het jasje draagt ze een gekruld koperbruin met rood gouverneurs shirt en op het hoofd een eenvoudige vilten hoed. Onder begeleiding van twee felle spotlights die haar volgen, loopt ze naar voren en begroet de kijkers thuis en het publiek in de zaal.
“Een hele goede avond, het is de laatste zondag van de maand, dus het is weer de hoogste tijd voor de finale van Die ene vraag.”
Dit is het moment dat de openingstune de laatste noten bereikt, de organist deze met een spetterende finale beëindigt en laat uitdoven.

In Nederlands langstlopende televisiespel komt er steeds één speler in de stoel op het podium en krijgt een categorie voorgeschoteld. Na het verschijnen van de naam van de categorie mag hij of zij kiezen voor een makkelijke of moeilijke vraag. Bij iedere vraag staan drie antwoorden, waarvan er altijd slechts ééntje goed is. Terwijl de speler in de stoel zich voorbereidt op het juiste en beslissende antwoord moeten de duizend tegenspelers ook hun antwoord intoetsen. Wie het fout heeft, valt direct af en wordt in een arena tussen het publiek en het podium in een kuil geworpen waar het monster Dishmeier ongeduldig op zijn volgende maal ligt te wachten. Dishmeier is één van de duizend jongeren van Shub-Niggurath, een duistere godin die deel uitmaakt van de Grote Ouden uit vervlogen tijden. Het is die offerande aan dit monster dat van de spelshow een kijkcijferkanon heeft gemaakt en tegelijkertijd een luguber en omstreden karakter heeft toebedeeld. Zij die aan de gang naar deze voortijdige dood ontsnappen worden pas bekend gemaakt zodra de speler in de stoel zijn eigen antwoord heeft gegeven en daarvan duidelijkheid krijgt of dat antwoord goed is. Dit gaat net zolang door tot er van de kandidaten in de zaal minder dan honderd overblijven. Is dat het geval en heeft de speler in de stoel voortdurend goede antwoorden gegeven dan is hij van een finaleplaats verzekerd. Het finalespel wordt eens per maand gespeeld en op de laatste zondag van de maand uitgezonden. Die aflevering gaat alleen door indien een speler zich zolang staande heeft kunnen houden.

“Welkom Bob,” begint Vicky na enige commerciële introducties en verplichtingen. Kijkers kunnen bellen naar de show om prijzen te winnen en leden van de Nationale WSNOI Loterij werden er nog eens extra op geattendeerd hoe belangrijk hun loten zijn voor de jackpot. Rhaagbaack laat Bob zich even kort opnieuw voorstellen aan de mensen die zijn ontwikkelingen niet hebben gevolgd; hij vertelt nog eens dat hij van spelletjes spelen houdt, woonachtig is in Breindorp en veel leest. In de voorgaande weken is Bob veel in dit programma verschenen. Hij is inmiddels aan zijn 352e vraag toe en heeft door zijn speltechnieken maar liefst ZB 874.000,- in de kluis. Van zijn troefkaarten heeft hij zijn drie uitvluchten en elimineerkaarten verspeeld, maar heeft nog wel zijn verdubbelmaar overgehouden, iets wat de programmamakers steekt. Mocht Bob er namelijk toe komen zijn verdubbelmaar op één van de resterende vragen in te zetten dan betekent dit dat hij zijn geldbedrag tot boven de miljoen kan verdubbelen, een geldsom die in Nederland nog nooit aan een deelnemer in een show is uitgekeerd en menigeen zich afvraagt wat dit voor het voortbestaan van het programma zal betekenen. Of Bob zijn laatste kaart ook echt kan inzetten is niet waarschijnlijk. Het wegspelen van de laatste tegenspelers zal geen eenvoudige opgave zijn daar de vragen alsmaar moeilijker worden. En zelfs al kiest Bob voor een makkelijke vraag dan valt zo’n vraag niet mee in de finale.

Het spel krijgt echter een hele bijzondere wending wanneer hij er toch in slaagt tot de voorlaatste vraag door te breken. Niet dat dit veel kijkers thuis nog verbaast nu zij al zoveel van hem hebben gezien, maar ondanks dat breken de kijkcijfers door tot ongekende hoogte en wacht heel Nederland gespannen af of Bob als eerste de finale weet te winnen. Behalve de laatste heeft hij nu iedere resterende speler op de tribune één voor één kunnen elimineren en ze voor zijn voeten uit elkaar gerukt zien worden door de vele tentakels van Dishmeier, een beeld waaraan hij inmiddels gewend is geraakt en hem nauwelijks nog kan deren. De overblijver trekt steeds witter weg en ziet zijn kansen nog verder verschrompelen om zelf in de stoel op het podium te raken. Bob is gewoon te sterk.

“Dan volgt nu de voorlaatste vraag Bob en je weet wat dat betekent hè?” vraagt de presentatrice met enig venijn aan hem. Hij knikt en neemt gretig de gelegenheid zijn instemming te verklaren.
“Ja Vicky, hierna komt de open vraag en wordt de inzet automatisch verdubbeld wanneer ik die goed beantwoord, toch?” daarbij gaat hij er al zowat vanuit dat die vraag hem ook echt gesteld zal worden.
“Juist ja,” geeft zij als antwoord, een afkeurende blik niet nalatend. Ze pakt een volgende kaart tevoorschijn en wil deze al op haar strenge toon aan hem gaan voorlezen.
“Mag ik mijn verdubbelmaar nog inzetten?” is Bob haar nog net op tijd voor en herinnert haar hiermee aan de spelregels. Vicky klikt geërgerd met haar speeksel tussen de tanden en stemt toe omdat de regels nou eenmaal zo zijn. Uiteindelijk begint ze hem toch die op één na laatste vraag te stellen, wetende dat het programma daarmee bijna twee miljoen aan Bob schuldig is mocht hij er na het correct beantwoorden van deze vraag toe besluiten de open vraag te laten voor wat die is en met het geldbedrag naar huis te gaan.
“Wat is waar: A, als je koffie 4 dagen laat staan kun je het ondersteboven houden zonder dat het er uit valt, B, de nagel van een middelvinger groeit het snelst, C, ja-schudden gaat makkelijker dan nee-knikken of D, bij rechtshandigen groeit het hoofdhaar naar links?”
De laatste persoon in het publiek krijgt even de kans zijn antwoord in te toetsen. Met een bevende hand en het zweet op zijn rug druk deze op de ‘D’ hopende dat hij het al die tijd net een beetje beter heeft gedaan dan zijn grote rivaal. De man tegenover hem blijft echter heel koel en lijkt nauwelijks tijd nodig te hebben om over de vraag na te denken.
“Ik dacht dat je een moeilijke vraag zou stellen?” vraagt Bob zodra Vicky haar mond opent om iets te gaan zeggen. Een vernietigende blik krijgt hij daarop als antwoord. Over het antwoord op de hem gestelde vraag laat hij weinig twijfel bestaan “…dat antwoord is natuurlijk B,” Vicky kijkt hem direct indringend aan en heeft moeite dit juiste antwoord te accepteren “…de ‘B’ van Bob.”
Vicky smijt ineens woedend haar laatste twee kaarten op de grond. Dit keer had ze toch echt gehoopt dat haar kandidaat het antwoord niet zou weten, maar die allesweter van een Bob bleek ook hier weer van de meest nutteloze feiten op de hoogte te zijn. De show is hiermee bijna letterlijk en figuurlijk ten einde gekomen. De presentatrice zuigt haar longen vol lucht en balt haar vuisten. Ze is verschrikkelijk boos en laat dat blijken ook. Bob kijkt haar nogal verbaasd aan en begrijpt helemaal niets van de reactie van de gastvrouw. Het is toch zeker de bedoeling dat iemand dit spel wint, of niet soms? Het lijkt de enige vraag die er die avond niet beantwoord wordt, want juist nu het tijd zou zijn voor de open vraag gebeurt er iets waar hij zich nooit op voor had kunnen bereiden.
De studio begint plotseling te trillen als de lucht erin zich rond Vicky begint te verzamelen. Een draaikolk van lucht en de rook uit de rookmachines ontstaat. In het midden ervan zwelt de furieuze vrouw op. Haar kleren beginnen te barsten en scheuren kort daarna uit het verband. De laatste man die nog op de tribune aanwezig is en weldra door twee beulen naar de arena in het midden gesleept zou worden, duikt angstig naar achteren en zoekt instinctief naar een mogelijkheid om te ontsnappen. Aangezien zijn folteraars hem zojuist uit zijn boeien hebben bevrijd, zet hij zijn volle gewicht tegen één van deze twee en duwt hem opzij. Ook Bob is zich het apelazarus geschrokken en deinst achteruit. Vicky’s kleren hebben plaatsgemaakt voor een goudbruine vacht op het lijf dat nog wat aangroeit in volume. Bliksemschichten markeren de plaats waar de vrouw lijkt te gaan ontploffen van woede. De vrouwelijke mensvormen verliest ze compleet en transformeert in een paar seconden in een gedaante die het meest weg heeft van een leeuwin. Waar de rook langzaam optrekt schrikt Bob nog even opnieuw zodra een ruw geschubde slang haar kop laat zien. Het is niet Vicky’s nieuwe aangezicht, maar haar staart die een eigen leven heeft gekregen.

De presentatrice heeft een gedaanteverwisseling ondergaan en is veranderd in de Sfinx! Met haar scherpe zwarte klauwen stapt ze dreigend naar voren en slaat met de vleugels die uit haar rug groeiden intimiderend naar Bob uit. Hierop wankelt de spelfanaat naar achteren en verliest zijn evenwicht. Met één arm voor zijn ogen probeert hij zichzelf te beschermen op wat komen gaat.
“Zzzzooo Bob,” spreekt de Sfinx angstaanjagend en ontbloot vier vlijmscherpe tanden die boven de rest uitsteken. Bob spiekt over zijn arm en staart in eerste instantie naar twee enorme harige borsten. De Sfinx was op hem afgestapt en heeft zich over hem heen gebogen. Ontdaan kijkt hij van de borsten naar haar twee groene ogen en kan zich vervolgens niet meer van haar blik losscheuren. Met haar voorkomen is ze afgrijselijk lelijk en een betoverend schoonheid tegelijk. De Sfinx heeft een fijn dun gezichtje met weelderig koperbruin haar dat in krulletjes langs haar wangen valt.
“Ben je nu klaar voor ‘Die ene vraag’?” vraag ze hem geduldig en verleidelijk. Het is de open vraag die de laatste van de finale vormt.
“J-j-ja… d-dat d-denk ik…” stamelt Bob in de rol van Oedipus die volgens de Griekse mythologie met het antwoord op de komende vraag Thebe verloste van de Sfinx. Zou dit allemaal bij de show horen? Bedenkt hij zich ineens en tracht zichzelf gerust te stellen met die gedachten. Uiteindelijk begint ze hem dan toch die vraag te stellen.
“Wat loopt ’s ochtends op vier voeten, ’s middags op twee en ’s avonds op drie, en is zwakker naarmate hij meer voeten heeft?”
Bob likt even over zijn lippen om deze te bevochtigen en wil juist een reactie geven, maar precies wanneer hij dat wil gaan doen groeien zijn lippen samen als stalactieten die naar stalagmieten reiken. Paniekerig  grijpt hij naar zijn gezicht en probeert te bevatten wat er met hem gebeurt. De Sfinx lijkt hem te hebben betoverd en heeft hem het vermogen ontnomen te kunnen antwoorden. Zijn mond heeft zich gesloten … en is verdwenen.

“Schat! Wakker worden!” hoort hij dan ineens naast zich gezegd worden en voelt hoe er aan zijn lijf geschud wordt. Het is Ria, zijn vrouw die naast hem ligt en hem terug naar de werkelijkheid brengt.
“Je komt nog te laat op je werk!” vervolgt ze.
Bob is allerminst blij met de actie van zijn vrouw en wenst dat ze hem nog even had laten slapen. Dan had hij in elk geval de vraag van de Sfinx nog kunnen beantwoorden. Tenslotte blaft hij humeurig  naar zijn vrouw:
“Mens!”

Noot: dit is het eerste verhaal waarin drie monsters genoemd worden. Eén van de extra monsters, Shub Niggurath, komt uit de verhalen van fantasy- en horrorschrijver H.P.Lovecraft. De tweede is op zijn verhalen geïnspireerd en moet één van de kinderen van Shub verbeelden. Diens naam, Dishmeier, is weer een woordspeling op die van computerprogrammeur Sid Meier die o.a. de spellen Civilization I & II op de markt heeft gebracht.

De derde ronde van YOUZZLE’s schijfwedstrijd loopt vandaag ten einde en tezamen met één andere inzending zijn wij de enige andere in de race. Wordt het onze pikante ‘Connectie’ of toch ‘De overlevenden’ van Johan van de Velde (niet de wielrenner) die vanmiddag zal winnen en daarmee het vervolg wordt op Andrea’s deel 2 ‘Gevangen’? Onze kans is 50 – 50! Er is aangekondigd dat we dat dadelijk om 12:00 zullen weten. Hierbij in elk geval ‘Wisselwereld 3 – Connectie’ waarin Myrthe stiekem een wel heel bijzonder verjaardagscadeau opent en daarmee Evan misschien wel gemakkelijker uit zijn benaderde positie kan bevrijden dan ze zou denken.

Myrthe begon Evan nu wel echt te missen. Vandaag was ze dertig geworden en alhoewel zij beiden niet echt gaven om verjaardagen met de toeters en bellen van familie en vrienden over de vloer, een bijzonder cadeau van de partner kon er toch zeker wel vanaf. Zo was het vorig jaar ook gegaan toen Evan zijn nieuwe motor gekregen had. Hij was elf maanden ouder dan zijzelf en op Luis na hadden ze niemand op bezoek gehad. De breedsprakige Luis was in zijn eentje al een hok vol visite. Niet alleen sprak hij vlug en veel, ook wat betreft zijn lichaamsomvang had je met hem direct al drie vrienden om je heen. Zijn gewicht mat evenveel cijfers op de weegschaal als zijn IQ in wijsheid en zijn karakter in humor. Sinds hun studententijd hadden de heren veel met elkaar opgetrokken. Ook op het werk konden zij het nog steeds goed met elkaar vinden. Evan was dikwijls door zijn vriend uitgedaagd voor het spelen van online computerquizzen en ook van racespellen die je tegen elkaar kon spelen waren zij niet vies. Ja, Myrthe had in haar vriend een echte nerd leren kennen. Naast de wetenschap waren de consolespellen alles voor hem. Nu was dat ergens wel merkwaardig daar hij basale zaken als eten en slapen met pillen oploste zou je mogen verwachten dat hij het spelen van games juist een verspilling van tijd moest vinden. De prioriteiten lagen bij hem blijkbaar anders. Zich er aan storen deed ze gelukkig niet. Zo dik lag het er nou ook niet bovenop en als puntje bij paaltje kwam dan hadden Evan en zij altijd voldoende tijd voor elkaar vrij gemaakt. Evan mocht de workaholic zijn, maar zij kon er zelf ook best wat van. De onderlinge passie was er in de loop der jaren niet minder om geworden.

Niets… Behalve wat geneuzel over nanotechnologie kon ze geen informatie vinden die haar iets meer zou vertellen over het experiment van de twee heren. Ze rolde Evans laptop weer op en borg hem weg in de koker aan de wand. Wat nu, dacht ze. Er was opnieuw bijna twee uur verloren gegaan terwijl ze over Evan niets wijzer was geworden. Geïrriteerd en boos op hem beende ze naar de ijskast, trok deze open en schonk zichzelf een witte wijn in. Dat was haar derde al sinds ze achter zijn bureau was gaan zitten. Die gedachte zette haar even aan het twijfelen waarop ze besloot dat een half glas wel voldoende was. In de woonkamer ging ze even op de sofa zitten in een poging haar gedachten te ordenen. Voor haar op tafel lag het cadeau dat Evan voor haar had achtergelaten. Hij had haar op het hart gedrukt te wachten met het te openen tot het moment dat hij weer terug zou zijn. En wanneer was dat? Ergens na middernacht? Het stak haar opnieuw dat hij niets van zich had laten horen. Maar het besef dat hij daar naar alle waarschijnlijkheid niet zelf de macht over had knaagde nog meer aan haar. Die Dytre, ze haatte hem. Ze beet van venijn op haar lip tot ze de pijngrens bereikte, nam een liggende houding op de sofa aan en griste het pak van tafel. De verjaardag was verpest en het gevoel van onmacht en verbitterdheid maakte dat ze de schroom verloor om vast te kijken wat Evan voor haar gekocht. Zorgvuldig peuterde ze de fraaie strik van de verpakking. Wat cadeaus betreft kon je de verzorging wel aan hem overlaten, dat moest ze hem nageven. Ruimte voor presentjes was er ook als ze niet jarig waren. Het pakpapier zat onder de strik nog vastgesnoerd met klikband ,het laatste obstakel voor ze zich van de inhoud kon overtuigen.

“Kleding?” hoorde zij zichzelf zeggen en ze trok een zwartroze pakje uit de doos. Ze wilde niet ondankbaar overkomen, maar dit had ze na de motor niet verwacht. Met haar armen gespreid probeerde ze een beeld te vormen van het type kledingstuk en de stof waar het uit bestond. Al bij de eerste aanraking vanuit de verpakking merkte ze hoe heerlijk de stof aanvoelde. Haar vingers leken de textuur te kunnen proeven. Het weefsel gleed er soepel tussendoor en maakte er een aangename tinteling in los. Of was dat de ontspanning na de stressvolle dag die ze vandaag had ervaren? Met haar duimen wreef ze over de stof in de hoeken waar ze het vasthield. Het voelde bijzonder zacht aan. Onwillekeurig moest ze aan fluweel denken. Het was overwegend zwart van kleur, bijna oliezwart. Roze was slechts de naar zilver neigende gloed die over het donkere kledingstuk lag. Toen ze het iets hoger voor zich hield en het van beide kanten bekeek wist ze het: Evan had een catsuit voor haar gekocht. En wat voor één!

Ze vergat haar eerste oordeel over de schijnbare onevenredigheid met de motor. Maar waarom een catsuit? Nee, het was niet dat Evan nooit lingerie voor haar kocht. Ze was van hem alleen niet gewoon dat hij iets voor haar zou kopen dat zo extravagant was. Zo waren mannen nou eenmaal vaak niet, in elk geval niet vanuit zichzelf. Vaak moest je ze herhaaldelijk prikkelen met spannende ideeën en dan nog moest je maar afwachten of ze ook echt tot de daad kwamen om zoiets voor jou te kopen. Myrthe stond op. Het was niet goed wat ze deed. Evan zat opgesloten in het pand van zijn werkgever en zij was zichzelf aan het verlekkeren aan het cadeau dat ze helemaal nog niet had mogen openen. Ze moest iets doen nu. Met het spannende pakje nog in haar handen stond ze tussen de sofa en de salontafel. Ze stond al op het punt om het terug in de doos te gaan leggen, maar iets in haar kon dat niet. Ze staarde naar de stof en kreeg de neiging om er weer met haar duimen over te wrijven. Dat deed ze ook. Niet alleen was de samenstelling van de stof krachtig, het bracht haar ook in het onvermogen het los te laten. Haar ogen tastten het pakje nog eens af en haar blik gleed erlangs naar beneden. Hoe zou het haar staan? En zouden haar rondingen er wel goed in uitkomen? Was het niet een maatje te klein? Het waren die gedachten die normaal ook in haar op zouden komen bij het passen van nieuwe kleding. Nu moest ze alleen rationeel blijven en niet de prioriteit willen geven aan het bezig zijn met dergelijke vragen. Maar juist op het moment dat zij zich ertoe wilde zetten het op te vouwen en op te bergen begonnen haar handen te trillen. Haar verstand had het signaal gestuurd het terug te stoppen, maar haar lichaam reageerde er niet op. In plaats daarvan rolde er een plezierig gevoel langs de rug van haar hand en tintelden haar handpalmen. Een korte puls trok door haar beide armen en deed de orders die de hersenen hadden gezonden teniet. Spieren in haar schouders trokken haar armen even dichter tegen haar bovenlijf als reactie op het genot dat er door haar armen stroomde. Ze zette haar tanden op elkaar aan en sloot haar ogen. Toen ze deze weer opende had een onbekende macht zich van haar meester gemaakt. Alsof ze hunkerde naar een volgende beet uit een stuk chocola, keek ze naar de kleding met een blik die niet van deze wereld was. Uiteindelijk had ze zich overgegeven aan de wil van de catsuit.

Myrthe was naar de inloopkast gestapt. Nu kon ze Evan’s cadeau ineens wel loslaten, zij het slechts fysiek. Ze had het over een stoel gehangen en was voor de spiegel gaan staan. Ze kon zichzelf daarin oneindig vaak herhaald zien worden, omdat deze recht tegenover een andere spiegel stond die aan de kastdeur achter haar bevestigd zat. Met haar kin boog ze ietsjes naar beneden terwijl ze begon de knoopjes van haar bloes los te maken, maar ze bleef gefixeerd op haar reflectie. Tevreden keek ze naar haar strakke lichtblauwe spijkerbroek die ze speciaal voor vandaag had aantrokken, omdat haar dijen er goed in uitkwamen. Zou de catsuit datzelfde effect op haar rondingen kunnen hebben? Myrthe glimlachte. Nieuwsgierig gluurde ze er via de spiegel naar en durfde het in haar gedachte vast op haar lijf te projecteren. Evan’s benarde situatie was ze nu volkomen vergeten. Ze trok haar bloes uit en liet hem gedachteloos achter zich op de vloer vallen. Daarna was de spijkerbroek aan de beurt. Een aangename sensatie trok door haar hele lichaam terwijl zij zichzelf in haar ondergoed aanschouwde. Ze duwde haar bekken automatisch naar achteren en liet haar hand traag vanonder over haar navel naar de onderkant van haar beha glijden. Daar bracht ze haar duim en wijsvinger bij elkaar en ademde diep in. Haar hart sloeg als een moker in haar borstkas. Myrthe genoot met volle teugen van de spanning. Vervolgens knoopte ze achterlangs haar blauwe beha los en drukte deze nog even tegen haar volle borsten voordat ze hem liet vallen. Tenslotte kantelde ze haar heupen linksom, giechelde zacht terwijl ze haar eigen string bekeek … en trok die uit.

Ze had de catsuit van de stoel gepakt en drukte deze een ogenblik lang tegen haar borst. Een speels lachje werd door dat van haarzelf beantwoord in de spiegel toen ze ontdekte dat de bovenkant van één van haar areola’s er nog net bovenuit stak. Het spel wond haar op, maar het was vooral de stof die daar de veroorzaker van was. Wat was het toch dat Evan had bewogen haar dit cadeau te geven? Had hij haar werkelijk willen voorbereiden op een onvergetelijke nacht? Dat moest wel. Het materiaal had iets magisch over zich dat haar ernaar deed hunkeren. Toch kon het ook zijn dat hij het voor haar had gekocht om te gebruiken op de motor. Alleen kon ze haar ondergoed er dan beter onder aanhouden en moest ze er zeker van zijn dat ze het pas weer uittrok wanneer ze weer thuis was. Het was uitermate zacht en dun, maar was het geschikt om op de motor mee te rijden? Nee, bij nader inzien kon dat niet het doel zijn geweest dat Evan ermee voor ogen had. Het zou uiterlijk weinig verschil maken met de dikkere motorpakken die daar echt voor bedoeld waren, maar het was te strak om er meer onder aan te willen trekken dan je eigen ondergoed. Dan zou zij zich bijvoorbeeld op haar werk even ergens moeten omkleden. Dat zou natuurlijk wel kunnen. Haar werkkleding kon dan gewoon in de opbergbox.

Myrthe stapte in de pijpen van het pakje en probeerde het uit. Over de maat had ze al niet eens getwijfeld. Zoveel zorg kon ze wel aan Evan toevertrouwen. En waar hij er al naast zou hebben gezeten leek de catsuit er wel een oplossing voor te hebben. Wat Myrthe namelijk met het blote oog niet kon zien, was hoe deze strakke kleding zich geleidelijk naar haar contouren voegde en er perfect passend op aansloot. De sensatie die daarmee gepaard ging en door haar hele lijf een weg zocht was intens te noemen. Dezelfde nanotechnologie waarover zij eerder had gelezen in de bestanden en werken van haar vriend, was overvloedig in dit pak toegepast. Het was die techniek die ervoor verantwoordelijk was dat de materie zich op moleculair niveau precies zo schikte dat alles klopte. “Techlab?” las ze hardop voor toen ze een klein logo op de mouwen gewaar werd nog voordat ze haar armen erin gestoken had, “…ik wist niet dat ze daar ook lingerie maakten.”
Ze was wel erg verrast dat zelfs haar verjaardagscadeau bij Evan’s werkgever vandaan kwam, maar een koude douche bezorgde het haar niet. Integendeel. De temperatuur van haar lijf was alleen maar opgelopen en ze had gemerkt hoe ze licht was gaan transpireren zoals ze ook zou hebben gedaan in een sauna. Myrthes mondhoeken krulden zich even bij die gedachte en ze onderwierp haar nieuwe outfit aan een eerste inspectie. Ze was tevreden over hoe strak het haar benen maakte en kon na het slagersoordeel over haar eigen vetten alleen maar meer genieten.

Met haar bovenlijf nog ontbloot ademde ze nog eens flink in. Ze liet de mouwen tot langs haar dijen vallen toen ze bijna bibberend de ademhaling onderging. Ze spreidde haar armen met de handpalmen naar boven. Zoals ze daar stond had ze eenvoudig voor een religieuze fanaat kunnen doorgaan die contact zocht met een hogere macht om over de groep een zegen uit te spreken. Haar ogen had ze weer gesloten. Maar niet compleet. De extase die door de catsuit in haar lijf teweeg werd gebracht was wel zo nadrukkelijk dat haar oogleden ervan knipperden en van haar ogen alleen het wit was te zien. Dit griezelige verschijnsel gaf haar bijna de aanblik van iemand die een epileptische aanval onderging. Die ene rilling duurde zo lang dat er bijna een halve minuut verstreek. Het moment dat ze weer in de spiegel keek en het contact met de aarde leek te hebben hervonden stond haar volle boezem ver naar voren gestoken. Haar armen had ze gespreid . Ze vouwde deze daarop gecontroleerd voor haar onderlijf toen ze weer langzaam begon uit te ademen.

Ze hees zich in het bovendeel en was begonnen het pakje van voren beheerst vanaf haar kruis naar boven dicht te ritsen. Toen zij echter haar navel naderde met deze actie leek de rits de controle over te nemen. De rits ontworstelde zich aan haar vingers en schoot in rap tempo naar boven. Tussen haar borsten door bereikte hij haar hals waar de catsuit haar tenslotte volledig omsloot. Myrthe was geschokt. Had ze dit echt goed gezien? Of was ze zo vermoeid door de spanningen van deze dag dat ze dingen begon te zien die er helemaal niet waren? Myrthe begon het gevoel te krijgen in een droom te verkeren. Wat ze nu had gezien ging alle realiteit te boven. Toch zou dat wat haar daarna nog stond te wachten al haar verwachtingen overstijgen.

Eerst voelde het aan als een lichte, moeilijk te plaatsen hoofdpijn. Ze greep haar hoofd beet en kreeg inwendig meteen te maken met een geweldige mengeling van gewaarwordingen. Gelukkig was geen van alle echt onplezierig te noemen. Wat Evan ook voor achterliggende gedachte had gehad met zijn cadeau voor haar, het had in elk geval een groot effect bereikt. Myrthe was zowel opgewonden als gevuld met energie. Het voelde alsof ze vitamine D lag op te doen bij het bruinen in de zon. Haar huid kriebelde op alle plaatsen behalve op haar handen, voeten en hoofd,de enige lichaamsdelen die niet in het spannende pakje gestoken waren. Haar bloeddruk steeg merkbaar en ze meende zelfs dat ze kon voelen hoe het bloed door haar aderen werd geperst. De spiegel voelde als puur glas en een fijn laagje aluminium. Dat wist ze zonder dat ze het met haar lijf betaste. Maar het was meer dan dat. Zoals ze ook wist dat hun kasten uit massief grenenhout bestonden, op die onderdelen na waar kunststof nokjes en messing scharnieren de garderobekast in zijn verband hielden. Het voelde bizar, maar Myrthes zintuigen leken plotseling door alle voorwerpen heen te prikken. Zij was zich acuut bewust van de ingenieuze samenstelling van een paar lichtbronnen boven haar tot het residu van de terpentine waarmee eens verfresten uit de vloerbedekking waren weggepoetst. Ieder stukje materiaal om haar heen had zij in het vizier. Van alle bouwstenen in het penthouse wist ze aan te voelen waar ze vandaan waren gekomen en wat er de verwachte levensduur van mocht zijn. Een korte golf van misselijkheid schroeide haar keel, doofde weer uit en maakte plaats voor een nieuwe symfonie van sensuele signalen. Myrthe tolde om haar as en zocht steun aan een handgreep van de kast. Glazig keek ze om zich heen en tuurde door het waas dat zich voor haar ogen had opgetrokken. Zoveel wijn had ze deze avond toch niet gedronken?

Ze sleepte zich de slaapkamer in en liet zich vallen op het bed. De oude vloerbedekking, de minuscule krasjes in het glas van het raam, de structuur van het textiel dat op het bed lag, ja ook de hardnekkige kattenharen die door het huisdier van de vorige bewoner waren achtergelaten en zelfs na een grondige schoonmaakbeurt niet volledig waren opgelost, alles aan de ruimte waarin zij zich bevond kon ze voelen. Nee, voelen was niet het juiste woord. Myrthe werd er één mee. Ze ademde het en ze proefde het. Myrthe had een hogere staat van bewustzijn bereikt door het pak dat Evan haar gegeven had. En dat was het moment dat ze tot rust kwam en besefte waartoe de catsuit werkelijk had gediend: dit pak was voor haar meditatie bestemd! Maar natuurlijk wist ze wel dat die stiekemerd het niet alleen daarvoor had bedoeld.

Hier lag ze nu. Starend naar het plafond, waarvan ze nu de constructie en iedere verfstreek kende, enkel door ernaar te kijken en het met haar zintuigen af te tasten. Myrthe was boven zichzelf uitgestegen in haar vermogens en ze merkte dat het bovenmenselijke eigenschappen was die ze nu bezat. Het was de catsuit die haar in staat had gesteld om al deze nieuwe en krachtige indrukken gewaar te worden. Langs haar voorhoofd parelde wat zweet. Eén druppel glinsterde in de duisternis van de slaapkamer en begon geleidelijk zijn weg te zoeken in richting van haar oor. Overal op haar lichaam was Myrthe’s huid klam van het zweet en voelde zij zich warm. Ondanks het feit dat ze op de catsuit na eigenlijk niets aan had. Natuurlijk speelde de zwoele nacht daar ook een rol in, want het was werkelijk tropisch heet geweest vandaag en de hitte had hun hele woning gepenetreerd. Maar de voornaamste reden waarom haar temperatuur zo was gestegen, was de stortvloed van impressies waarmee ze te maken had gekregen en die ze niet eerder zo intens had gekend. Myrthe was in een bizarre paniektoestand geraakt zodra ze het pak had aangetrokken en bevangen werd door de onzichtbare krachten die zich van haar meester hadden gemaakt. Nu begreep ze ook waarom Evan er zo op had aangedrongen dat ze zou wachten met het cadeau uit te pakken tot hij weer thuis was. Ten eerste wilde hij natuurlijk niet dat het verrassingseffect eraf zou zijn en ten tweede zou hij haar hebben kunnen waarschuwen voor de intensiteit van de sensaties die er met het aantrekken van deze outfit gepaard gingen. In dat geval zou ze vast nog steeds geschokt zijn geweest door het bijzondere materiaal en ze zou ook zeker met dezelfde passie hebben verlangd naar een onvergetelijke nacht, maar dan zou Evan er zijn geweest om de paniek te temperen. Deze catsuit was gefabriceerd in Techlab, voor welk doel ook, en haar vriend had de kennis hoe het te gebruiken. Nu hadden alle omstandigheden elkaar versterkt. De tweeënhalve glazen wijn hadden de vurigheid van dit alles ongetwijfeld nog verder gekatalyseerd. Eindelijk zag ze dat verband en merkte ze dat haar lichaamtemperatuur en ademhaling zich weer wat aan het aanpassen waren. De rust keerde terug in haar lijf en ze zag hoe haar borstkas weer normaal op en neer ging. Ook de tinteling in haar handen, armen, bovenlijf en benen nam af en Myrthe voelde zich al minder benauwd. Ze kantelde haar hoofd iets naar achteren en zoog een diepe teug lucht in. Het was tijd om haar ogen te sluiten: nu ze wist waar dit pak toe in staat was, wist ze ook hoe ze Evan kon helpen thuis te komen.

In trance was ze teruggekeerd naar het moment dat ze haar motor naast die van Evan had geparkeerd. Myrthe zweefde in gedachte boven die plaats en daalde neer om dat moment optimaal te kunnen herbeleven. Ze zag hoe haar verleden-ik de motor vergrendelde met het horloge en dit gebruikte in een poging Evan te bellen. Tevergeefs, wist ze. Het was die verrekte communicatieblokkade die roet in het eten gooide. Dit was wel raar: zo naar zichzelf te kunnen kijken tijdens alle handelingen die ze ervoor alleen in vanuit haar eigen perspectief had kunnen zien. Alles leek zo griezelig echt. Het enige grote verschil was dat ze nu de zon niet op haar huid voelde branden zoals ze dat eerder die dag wel had gevoeld. Myrthe negeerde de acties van haar oude-ik en plaatste haar tien vingers tegen haar slapen. Dit was niet wat ze zocht. Ze had al lang geleerd dat het herhalen van vruchteloze handelingen altijd hetzelfde onbevredigende resultaat teweeg bracht. Dus ze moest iets nieuws proberen. De catsuit had haar nu in staat gesteld om dingen te doen die ze anders niet kon. Daarom sprak ze dat vermogen aan om te zien of ze de hermetische afsluiting kon doorbreken. Niet alleen had zij nu de capaciteit om de volledige samenstelling van materialen in kaart te brengen, ze wist ook welke serie van mogelijkheden aanwezig waren om bepaalde situaties te manipuleren. Daar waar een fietser in een straat zou zijn verongelukt als hij niet links maar rechts was afgeslagen, had zij nog meer mogelijkheden kunnen ontdekken om niet door een auto geraakt te worden als zij zelf op die fiets had gezeten en toch rechtsaf was geslagen. Een keten van gebeurtenissen leidt normaliter tot één onvermijdelijk resultaat. Myrthe had het gevoel dat zij door de schakels van deze keten anders te rangschikken ook het resultaat ervan zou kunnen beïnvloeden. Zo zocht zij via haar meditatie contact met de ingang van Techlab, want ze wilde weten of het mogelijk zou zijn geweest om daar toch binnen te geraken ook al was deze potdicht. Tot haar grote teleurstelling vond ze die niet. Deze poort was zo ingenieus geconstrueerd dat je er met een tank op in kon rijden zonder hem te doorbreken. Nadat ze dit had vastgesteld zocht ze de rest van het gebouw af. Deuren hoefden niet de enige wijze te zijn om een gebouw binnen te raken, ook al was dit vaak wel de meest logische keuze. De grote glazen wand die bestond uit een serie van in een metalen frame geklemde ramen behoorde ook tot de mogelijkheden. Maar zelfs al was ze in staat geweest om het glas te breken en daardoor binnen te dringen, dan was het slechts een kwestie van tijd geweest of Dytre had er zijn mannen op gezet om haar van Techlab te verwijderen.

Myrthe besloot het gebouw met haar geïntensiveerde zintuigen af te tasten en stuitte al spoedig op de communicatieblokkade waar ze eerder mee te maken had gekregen. Deze bestond uit een digitaal opgeworpen raster van signalen die voortdurend van golflengte veranderden. Eenieder die probeerde om van binnen of van buiten via enige vorm van communicatie contact te zoeken raakte verstrikt in een web van verstorende elektrische pulsen. Zodoende kreeg geen mens het voor elkaar een verbinding tot stand te brengen.
Met die kennis kon Myrthe natuurlijk wel proberen om zelf binnen te geraken, zonder gehinderd te worden door het op gang moeten houden van een verbinding. Alles wat zij nodig had was een zwak punt in de beveiligende structuur om er vervolgens met haar gedachten door heen te priemen. Door haar innerlijke krachten door het netwerk heen te weven vond Myrthe een weg tussen de lussen van elektrische pulsen. Ze wurmde zich er door om tot de eigenlijke bouwstenen van het kantoor te komen. Ook die wist ze te doorbreken, daar de catsuit het haar mogelijk maakte om door materialen heen te denken.

Volledig in haar trance verdiept bemerkte Myrthe niet dat haar handen het dekbed stevig vastgrepen. Ze had Evan ontdekt. Nu ze via haar meditatie het pand was binnengedrongen zag ze hoe hij verzwakt naar de gesloten ingang strompelde en er tot dezelfde conclusie kwam die zij eerder ook zelf had getrokken: Evan kon er niet meer uit. Ze zag hoe hij op de ramen toeliep nadat hij zich erbij had neergelegd dat de deuren geen irisscan meer registreerden. Hierna liep hij terug in de grote ontvangsthal waar hij zich beheerst op een stoel liet zakken. Man, wat zag hij er slecht uit. Even later sprong hij daar weer voor heel eventjes vreugdevol uit op, maar ging al vlug weer zitten met een expressie van teleurstelling op zijn gezicht. Zijn blik was gericht op de ramen naast de ingang en volgde een beweging die hij daar buiten gewaar was geworden. Dit was het moment dat ook Myrthe realiseerde dat hij haar gezien moest hebben. Evan had dus geweten dat zij naar hem toe was gekomen om hem van het werk op te halen of in elk geval te weten te komen waarom dit alles zo lang duurde. Dit gaf haar hoop. Het sterkte haar dat ze door hem was gezien, al was zij daar nu pas achter gekomen. Zij was daarna bij de ingang weggelopen en had een nabij gelegen bar opgezocht om haar gedachten te ordenen.  “Myrthe, help!” hoorde ze hem voor het eerst schreeuwen. De geluidsdichte wanden hadden het voor haar eerder onmogelijk gemaakt om zijn roep om hulp te ontvangen. Evan liep vervolgens weg uit de ontvangstruimte en ze zag hoe hij in de richting liep van het bedrijfsrestaurant. Myrthes schijnaanwezigheid volgde hem. Evan was tussen wat tafeltjes en stoelen door naar de bar gelopen en had erachter naar de pillen gezocht die hij normaal geduldig had besteld als er iemand was geweest om zijn bestelling in ontvangst te nemen. Wat later proefde zij het zout op haar eigen lippen toen ze zag hoe Evan aan een tafeltje zijn hoofd in zijn handen begroef en hij emotioneel opbrak. Voor het eerst deze avond joeg een koude rilling door haar strak verpakte lijf. Myrthe leefde met Evan mee, maar moest nu zelf ook te weten zien te komen waarom hij in die positie was geraakt. Daarom besloot ze Evan, die haar rondzwevende gedachten toch niet kon zien, achter te laten. Maar juist op het moment dat ze het restaurant wilde verlaten om naar een oorzaak te zoeken maakte een heftige luchtverplaatsing dat het hele bouwwerk van Techlab begon te schudden. Ze werd een akelige schokgolf gewaar en wist dat deze ergens boven het gebouw in de lucht moest zijn ontstaan. Haar balans verliezen kon ze niet, maar door een duister gevoel dat haar ziel leek te willen verscheuren kostte het haar wel veel moeite om de toestand van trance te handhaven. Uiteindelijk slaagde ze daar niet in.

Met een schok kwam ze terug tot het hier en nu. Ze was rechtop in haar bed gaan zitten en merkte dat het benauwde gevoel weer terugkwam. Ditmaal was het alleen niet de catsuit die daarvoor zorgde, maar een kwaadaardige kracht die van buiten kwam. Een frisse bries, die door het enige open raam in de kamer kwam binnenzetten, bezorgde haar kippenvel. Myrthe hijgde even, keek naar het raam en tastte de duisternis af. De eerdere ontspannenheid die de diepe concentratie had mogelijk gemaakt was volledig verdwenen en had plaats gemaakt voor een nieuwe vorm van alertheid. Adrenaline maakte nu de dienst uit, want ze wist dat er iets loos was en dat het duistere brein achter Techlab het op haar had gemunt. Toen dit besef goed tot haar was doorgedrongen haastte zij zich de trap af en rende naar het keukenblok. Ze griste haar horloge en haar sleutelbos van het keukenblad en maakte dat ze bij haar motor kwam. Kort daarop startte ze deze en maakte ze contact met het asfalt dat nog warm was van de dag. Deze nacht zou ze van Lyon afscheid moeten nemen, want Procyon was in aantocht.

Wisselwereld 3 – Connectie, 10.0 out of 10 based on 2 ratings

By rinaoddel | April 12, 2011 - 6:40 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Scherpe Blik

Soms is het wel fijn als we ons een beeld kunnen vormen van het grotere geheel. Zeker in deze tijd waarin we onszelf voordurend laten begraven met vrachtladingen aan informatie. Het laatste beursnieuws, die reactie op jouw krabbel van afgelopen nacht en de zeurende werkvoorraad die vandaag op jou ligt te wachten. Soms realiseren we ons werkelijk niet met hoeveel soorten boodschappen wij worden bestookt. De eerste taak die een gemiddelde pc-gebruiker vaak onder in beeld naast zijn Start-menu tevoorschijn tovert is een e-mail georiënteerd programmaonderdeel. Gevolgd door een sociale netwerkkoppeling, internet voor wat er verderop in de wereld gebeurt en de standaard software voor jouw hobby. Als je dan nog iets open hebt staan dat je voor je werk kunt gebruiken is dat fijn, maar noodzakelijk vind je het al niet meer. Binnen een tijd van tien minuten hebben de meeste mensen na het opstarten van hun pc al een voorraadje van zo’n vijf taken openstaan. Als het er natuurlijk niet al meer zijn.

Geconcentreerd bezig zijn op één bron van informatie om daar de komende uren je tijd mee door te brengen is er vaak al niet meer bij. Even je mail checken – die je eigenlijk op je smartphone al even had bekeken toen je nog in je pyjama stond en je tanden aan het poetsen was – en gauw nog even je status bijwerken op Facebook of Hyves. We pakken Twitter er nog even bij. Want jouw volgers willen natuurlijk helemaal niet op de hoogte blijven van hoe jouw ontbijtje heeft gesmaakt. En dat jij vanavond gezellig met een vriendin in een sushibar wilt hangen interesseert ze vast ook geen biet. Maar vertel het ze toch maar!

Voor je het weet heb je jouw scherm gevuld met bakken aan onnodige informatie. Je moet bijna graven naar datgene wat jou echt bezig houdt om efficiënt je werk te kunnen doen. Honderden, misschien wel duizenden pictogrammen vliegen in jouw blikveld voorbij en het bekijken van die roulerende vakantiefoto’s op het bureaublad schieten er dan vanzelf bij in. De gehaaste mens van tegenwoordig neemt er blijkbaar genoegen mee om de eigen aandacht continu geprikkeld te houden met flarden van vluchtige informatie.

Ja ook ik heb daar nu last van. Ik begin het nu toch wel wat bewerkelijk te vinden om steeds te moeten alt-tabben om in het volgende scherm te komen. Hoe zat dit ook alweer? En waar had ik dat toch ingesteld staan? Hey, een envelopje onder in beeld. Gauw even lezen. Nee, is niets, alleen wat reclame. Het idee om mezelf van de nieuwsbrieven af te melden komt alleen niet dadelijk in mij op. Dus ik delete het bericht (waar dat eerder nog ‘verwijderen’ heette) en dwing mezelf om nog weer wat werk te verzetten in een ander scherm. De muis weet ik nu aardig te ontzien en daarmee ook mijn RSI-gevoelige pols. Een voortdurend geratel klinkt er onder mijn vingers vandaan vanuit het toetsenbord en ik merk amper dat de afzonderlijke toetsen vetrandjes beginnen te vertonen.

Sinds kort heb ik er ook nog een tweede scherm bij gekregen. Zo kan ik zowel op het scherm van mijn laptop kijken als op het 19 inch-beeldscherm dat er naast staat. Aan mij gaat dus geen informatie verloren, denk je dan. Maar voordat je het weet zit je zenuwachtig en ononderbroken van links naar rechts over die twee schermen te staren. Het is een nieuwe beweging die plaats heeft gemaakt voor de muisarm. Als een knikkende hondje op het dashboard van een auto draait mijn hoofd keer op keer tussen de informatiebronnen heen en weer en voordat je het weet heb ik  … een tennishoofd.

By karelriemelneel | April 8, 2011 - 5:00 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, vuurspugende zonsverduistering detective

image by StevenW, edited by Gsorsnoi

Help je Karel weer met het oplossen van onderstaand mysterie?
Lees
hier de spelregels.

“Hier. Kom nu,” gebaarde Noor ongeduldig naar haar nieuwe vlam. Ze trok een struik in het park opzij en hoopte dat  Rick zou opschieten met zijn fiets. Beide verheugden zij zich op dit moment dat zij met elkaar hadden afgesproken.
“Het is toch helemaal niet belangrijk waar dat ding staat? Laat dat ding toch.”
Rick was alleen wat erg gespannen en kon door zijn nervositeit een eenvoudige taak als een fiets op slot zetten haast niet klaarspelen.  Even later drong ook hij na haar tussen de takken van de wilgenstruik en de rhododendrons en vond er het knusse mosbed dat zij daar eerder hadden gespot. Afgeschermd door het gebladerte en de takken van de begroeiing creëerde het groen er een stukje privacy waar zij zo op hadden gehoopt. Thuis kregen ze er toch gezeur mee, wist Noor en had haar vriendje overtuigd het hier te doen. Alras had zij zich van haar hemd ontdaan en haar broekje los geritst toen het zoenen al begon. Rick was hier wat minder handig mee en had zich wat te moeilijk gekleed. Ze hielp hem met zijn spencer over zijn overhemd te trekken en begon één voor één aan de knoopjes.
“Dit is perf…” mompelde zij tussen wat speekselwisselingen door, maar sloeg dicht toen plots haar aandacht door iets heel anders werd getrokken. De struiken gaven het verse stel genoeg beschutting om er rond omheen niet van buiten gezien te worden. Vanuit het midden waar zij aan hun vrijpartij waren begonnen, konden zij echter heel goed in de gaten houden wat er zich buiten het groen afspeelde. De struikenverzameling stond direct naast een middelgrote vijver met in het midden een eenvoudig fonteintje. Deze waterdecoratie bestond uit een granieten kom van bijna anderhalve meter in doorsnede. Vier waterspuiters die recht tegen over elkaar onder het water zaten gemonteerd, spoten en in paren om beurten wat water in. Het was dit opgespoten vocht dat Noor’s aandacht had getrokken en als een koude douche haar seksuele opwinding had weggespoeld. De poel water die zich in de kom had verzameld behoorde normaal namelijk sprankelend helder te zijn. Het bevatte nu echter een rode wolk die er langzaam de kleur begon te bepalen.
“Oh mijn God!” Noor boog zich voorbij haar vriendje en probeerde meer van het akelige tafereel mee te krijgen. Ook Rick was erdoor nieuwsgierig geworden en wilde wel eens weten wat hun spannende date had verstoord.
“Rick!” Noor werd panisch en wapperde wild met haar arm naar hem om haar vlug bij te staan. Rick raapte wat kleding bij elkaar en trok wat takken opzij om het ook te kunnen zien.  Met haar armen voor haar ontblote bovenlijf slikte de eerste tranen snotterig weg terwijl ze haar vriendje informeerde wie zij in het lijk nabij de fontein had herkend:
“Het is Florens!”

Oorspronkelijke beloning gouden tip:  ZB 5.000,-.

<ANDERE GETUIGEN?>
Wondell is een klein dorpje nabij Gohes City dat uit meer park en ander groen bestaat dan uit huizen. Wanneer je rondom de hoofdstad zegt dat je in het Park woont, zal iedereen snappen dat je een inwoner van Wondell bent. Zelf was ik er nog nooit geweest. En het was misschien wel de eerste zaak die er ooit in dat dorp af had gespeeld. Toen ik er met mijn team arriveerde om deze verse zaak te onderzoeken stapte ik een oase van rust binnen zoals ik er nog nooit één had ervaren. Het was een Walhalla voor mensen die van de natuur houden of er hun vrije dagen willen besteden om eens lekker te gaan sporten. Of natuurlijk gewoon om van de stilte te genieten en lekker te wandelen. Eén van de sporters, een badmintonner, drukte ons direct bovenop de zaak en vertelde ons wie volgens hem de dader moest zijn geweest.
“U moet Walter de Krom hebben, inspecteur!” informeerde hij ons fel.
“…ik heb gezien hoe hij de man in de vijver duwde toen hij op zijn fiets voorbij racete.”
De sporter wees hierbij naar de rand van de vijver om te duiden waar hij meende dat de fietser hem geraakt moest hebben. Al gauw wist ik dat dit niet de hele waarheid kon zijn: had het slachtoffer dan niet uit de vijver [AANWIJZING] kunnen zwemmen of om hulp kunnen roepen dat hij verdronk?

<VERDRONKEN OF ANDERE DOODSOORZAAK?>
De man die door Noor Visser en Rick van der Beeck werd geïdentificeerd al Florens van Poelgeest bleek de jonge Aardrijkskundeleraar te zijn van het avontuurlijke stel. Beide kinderen werden meteen opgevangen. De leerkracht was uit de vijver getild en werd op de kade onderzocht. Het slachtoffer had naast een [AANWIJZING] beenwond geen andere verwondingen. Florens moest net verdronken zijn voordat Noor hem ontdekte.

<DIEPTE VIJVER?>
Dat de scholieren niemand om hulp hadden horen roepen was niet verwonderlijk. Hun aandacht was immers aan elkaar besteed geweest. Een dame op leeftijd die haar schoothondje aan het uitlaten was op het moment dat zij Florens hadden ontdekt, was in eerste instantie aangeslagen geweest door het onfatsoen van de twee. Toen bleek dat er iemand dood was leek ze die afkeer alweer snel vergeten. Zelf meende ze niet gezien te hebben dat er iemand te water was geraakt. Het moment dat zij zelf ook het slachtoffer zag was [AANWIJZING] alleen zijn kruin boven het water zichtbaar geweest. De vijver was bij de fontein met twee meter op z’n diepst.

<OORZAAK BEENWOND?>
De recreërende badmintonner Huub Veldkamp wist ons wel iets meer te vertellen over die beenwond. De beschuldigende vinger ging direct weer naar de wielrenner die de Florens zou hebben aangestoten in het voorbijgaan.
“Ja, ik denk dat Walter de man zo’n harde stoot moet hebben gegeven dat deze met zijn been tegen die houten kaderand aan is gekomen … of wat is het?” Vertwijfeld wees hij naar een serie houten paaltjes aan de waterkant  die strak tegen elkaar stonden bevestigd. Gezien de hoogte ervan zou dit best de beenwond van de leerkracht kunnen verklaren. Die liep aan de buitenkant van zijn been van zijn linkerenkel tot bijna vijftien centimeter daarboven. Maar dat was een [AANWIJZING] open rafelige wond. En zelfs al had deze Walter hem een ferme tik gegeven dan nog zou het bij een fikse schaafwond zijn gebleven.
Daarop zijn wij de wond maar aan een nader onderzoek gaan onderwerpen en konden daaruit de conclusie trekken dat iets in zijn been moet zijn blijven haken en de huid heeft opengetrokken. De ontwrichte enkel bevestigde het verhaal van de sporter.

<MET WIE BADMINTONDE HUUB?>
Gegeven het feit dat het niet logisch is dat je badminton in je eentje speelt, was ik wel benieuwd met wie Huub had gebadmintond ten tijden van het te water raken van Florens om zo te weten te komen of er nog een andere getuige in het spel waren.
“Ik speelde met een vriend van mij, Ruud Bosch, toen dit gebeurde. Hij is nu alleen naar een training vertrokken, maar u hoeft hem niets over het slachtoffer te vragen. Ruud stond namelijk tegenover mij op het veld en heeft dus niets kunnen zien gebeuren.”
Huub wees naar de kant van het speelveld dat zich in Wondellpark bevond waar zijn tegenspeler had gestaan. De reden waarom hij het ongeval gezien zou kunnen hebben was omdat een aantal bomen en struiken langs het voetpad stond waardoor dit hem het zicht op de vijver ontnam. Huub daarbij, kon Florens wel in de vijver hebben zien vallen indien hij op de achterste helft van zijn deel van het speelveld had gestaan. Tot zover ging ik mee in zijn verklaring dat die Ruud geen goede getuige kon zijn. Wat mij niet aan zijn antwoord beviel was de krampachtigheid waarop hij hem resoluut als mogelijke getuige uitsloot.

<SPOREN IN BEENWOND?>
Onze bloedspatanalist Lesley Spandabato was belast met het onderzoek van de beenwond. Tijd om te ontsteken had de rafelige snijwond bijna niet gekregen. Spieren en pezen in het onderste deel van het been waren deels beschadigd geraakt zodat Florens hierin zeker in het lopen bemoeilijkt had geweest had hij nu nog in leven geweest. Ook het vijverwater had de kans op infectie niet verkleind. Wat Lesley daar wel wat jammer aan vond was dat door zijn val in het water een groot deel van de oorspronkelijke bevuiling was weggespoeld. Toch vond hij wat houtdeeltjes die waren achtergebleven en vermoedde dat er een kans was dat hij ook op roestdelen zou stuiten. Een monster dat hij later liet opsturen naar het lab bevestigde zijn vermoedens en wezen erop dat zoiets als [AANWIJZING] een spijker de huid moet hebben opengereten.

<SCHERPE VOORWERPEN HOUTEN KADE?>
Dat het ook echt om een spijker ging verbaasde hem niets. Hij had de kade willen inspecteren op de mogelijkheid of Florens zich daar aan had bezeerd en vond daar al gauw de oorzaak van het type snijwond waarmee hij van doen had. Een serie houten plankjes was van de kade losgerukt, maar werden nog stevig bijeen gehouden door een ijzerdraad dat strak en zigzaggend om de paaltjes bevestigd zat. Uit één van die plankjes stak een kromme spijker welke duidelijk naar boven was omgebogen. Het was waarschijnlijk verder losgetrokken doordat Florens er met zijn been in haakte. Terwijl hij over de kaderand tuimelde bood de spijker echter voldoende weerstand om in het plankje achter te blijven.
“Maar dit is raar,” meende Lesley. De bloedspatanalist knielde iets dieper bij de kade op het voetpad en ontdekte een nieuw patroon in de bloedsporen. Die bij de houten plankjes kon hij plaatsen en stemde overeen bij het eerste bloedverlies dat er vanuit zijn been op het voetpad kon zijn achtergebleven. De druppels bloed die hij [AANWIJZING] een meter eerder op het voetpad vond deden dat echter niet.

<WALTER DE KROM AL ONDERVRAAGD?>
De volkomen onverstaanbare intercom stierf weg waarna de sluiting op de deur van het portiek werd ontgrendeld. Samen met mijn collega bestegen wij een smalle steile trap in een oud herenhuis dat zich op acht kilometer van het Park bevond.
“Goedenmiddag, rechercheur Karel Riemelneel,” introduceerde ik mijzelf en toonde meneer De Krom mijn badge.
“…zouden wij even bij u binnen mogen komen? Wij zouden u graag wat vragen willen stellen.”
Een twijfelende hand werd aan mij en vervolgens aan inspecteur Zombie gereikt. De lange jongeman die in zijn deuropening stond keek ons verbaasd en ook wat angstig aan, maar liet ons vriendelijk binnen. Walter was ietwat klein behuisd. Vanuit zijn bescheiden woonkamer kon je links door zijn miniatuurkeukentje een eenvoudig douchegordijntje zien hangen van waarachter een droger en een wasmachine naar ons gluurden. Zijn slaapkamertje werd gemarkeerd door een deuropening met daarboven een zelf opgeschilderd logo van zijn favoriete voetbalclub. Op het toilet na kon ik mezelf direct een beeld vormen van het gehele woonoppervlak en hoe petieterig zijn woning er op deze derde etage bij lag. Onderweg naar boven hadden wij zijn wielerfiets tegen een schot zien staat en wisten dat we de juiste man gevonden hadden.
“Mot u van mij misschien een bakkie koffie?” bood Walter ons ongemakkelijk aan. Hij sprak met een duidelijk zwaar Gohes’ accent en had tegelijk iets grofs en ook iets fijns over zich. Ik bedankte, maar Zombie stemde dankbaar in.  Nadat Zombie zijn lauwe koffie kreeg voorgezet raakten we met de Ajacied in gesprek en ondervroegen hem over het lijk dat we in de vijver hadden aangetroffen. Hij ontkende niet dat hij in het Wondellpark had gefietst en verklaarde ons zelfs dat hij daar graag en vaak kwam. Het maakte onderdeel uit van zijn vaste fietsparcours en genoot van de rust en de natuur die het hem daar bood. Aan het einde van iedere rit had hij nog even gesproken met wat oude voetbalmaatjes en ook de rit langs de vijver had hij uit onze vragen herkend.
“Jah, ik ben daar wel langsgefietst. Maar die vent kan ik me niet precies herinneren hoor! Ik ben wel eens wat enthousiast met het fietsen. Dus als ik die man geraakt hebt, dan spijt het me, maar dat heb ik dan toch ook niet expres gedaan?”
“Er was een badmintonner bij deze vijver in de buurt die u heeft herkend. Via hem zijn we aan uw adres gekomen. Zegt de naam Huub Veldkamp u iets?”
“Veldkampert? Die [AANWIJZING] ouwe zeur?”
De gelaatskleur van Walter de Krom werd rood en het was duidelijk dat hij geïrriteerd was bij het horen van die naam.

<BIJZONDERE ATTRIBUTEN EN OF ZWEMKLEDING?>
Lesley was op het plaats delict achtergebleven en werd spoedig bijgestaan door collega Retroman die het lijk aan een verse inspectie onderwierp. Florens van Poelgeest was een jong uitziende man van een jaar of 35. Hij droeg een donkerblauwe spijkerbroek en een brede riem. Het zwarte modeaccessoire had hij eigenlijk niet echt nodig om de kleding op zijn plaats te houden, maar was er meer om het geheel af te maken. Zijn getrainde torso stak door zijn blauwgele overhemd die hij bovenop een zilverkleurig gilletje droeg en daarmee het voorkomen gaf van een knappe jonge leraar waarbij menig schoolmeisje in katzwijm viel. Florens had geen jas gedragen op die zonnige vrijdagmiddag die hem noodlottig werd.
“Misschien moesten we eens gaan uitzoeken wie Laura is,” sprak Retroman tegen Lesley die schuin tegenover hem aan de andere kant van de vijver stond. Hij had een foto uit de vijver gevist en herkende daarop de initialen van Magere Hein. Ditmaal was de foto van een kip de aanwijzing die de Dood met ons had willen delen.
“Hoezo?” vroeg hij hem.
“Volgens zijn ring is hij sinds vorig jaar [AANWIJZING] met haar verloofd of getrouwd.”

<BLOED OP VOETPAD OOK VAN FLORENS?>
De door de Lesley veiliggestelde sporen werden op het Gohes City’s Forensisch Instituut aan een DNA-onderzoek onderworpen, waarbij uit het humaan biologisch celmateriaal DNA-profielen werden gegenereerd. De verkregen DNA-profielen werden vergeleken met de eerder gevonden DNA-profielen en een match was een feit. Lesley had de bloedsporen uitgebreid gefotografeerd en trachtte uit de bloedspoorpatronen af te leiden wat er kon zijn gebeurd. In zijn onderzoek probeerde hij vast te stellen hoe het bloed op de plaats terecht was gekomen waar hij het had gevonden. Was de bloeddruppel bijvoorbeeld recht of schuin naar beneden gevallen? En hoe ver is de bloeddruppel gevallen? Eén ding was voor hem wel duidelijk geworden: dit bloed kwam [AANWIJZING] niet uit zijn been.

<WAT SPEELDE ER TUSSEN DE KROM EN VELDKAMP?>
Walter was niet de windbuil die ik in Huub had ontmoet. De rode kleur in zijn gezicht was wel bijna net zo fel. Het was duidelijk dat hij zich opwond door het wetenschap dat Huub hem wellicht verlinkt had. En ik wilde natuurlijk van hem weten waarom hij zich verraden voelde.
“Ah die vent moest eens uitscheien met mij steeds over van alles te betichten. Dat ik één keer per ongeluk over zijn Afrikaantjes ben gereden zit hem blijkbaar nog steeds dwars. Sinds ik dat gedaan heb, is alles wat ik doe in zijn ogen fout. Kan hij me niet eens met rust laten?”
De Krom leek mij precies het type dat zichzelf in de communicatie maar lastig kon verdedigen, juist omdat hij zo fel overkwam. Dus het was mogelijk dat een discussie tussen hem en Veldkamp destijds na het incident met de Afrikaantjes de relatie met de badmintonner alleen maar heeft verslechterd.
“Ik begrijp dat u geen goede verstandhouding heeft met meneer Veldk…” ik kreeg de kans niet mijn verhaal af te maken en werd door de Krom onderbroken.
“Goede verstandhouding? Die gast moest es ophouden met z’n geintjes!”
Inspecteur Zombie zette voorzichtig zijn lauwe koffie weg. Het koffieprut dreef aan de oppervlakte en Zombie leek zijn interesse erin te hebben verloren.
“Ho ho, rustig mijnheer De Krom. U bent niet per definitie veroordeeld! Wij willen enkel van u weten wat u zich herinnert van afgelopen vrijdagmiddag. Vergeet meneer Veldkamp even. U heeft daar gefietst, waar of niet waar?”
“Waar,” verzuchtte hij.
“Heeft u iemand aangestoten bij de vijver toen u hem voorbij fietste of niet?”
“Ik weet het niet precies! Het voetpad was daar best smal en ik moest uitwijken voor wat overhangende takken. Dus ja, ik zal hem vast geraakt hebben in het voorbijfietsen.”
“Dat was alles wat we nu van u wilde weten. Dank u vriendelijk. Houdt u zich beschikbaar voor dit onderzoek.”
“Prima. Zolang ik verder maar niets met die [AANWIJZING] nicht te maken hoef te hebben.”

<WEET LAURA OF FLORENS VIJANDEN OF PROBLEMEN OP SCHOOL HAD?>
Inspecteur Retroman heeft via Noor en Rick een noodnummer van school opgevraagd. Zo heeft hij contact kunnen leggen met mevrouw Meerveld die de directrice is van het Zilveren Zwaan College waaraan Van Poelgeest doceerde. Na haar te hebben geïnformeerd over wat er is voorgevallen is hij bij haar thuis uitgenodigd en heeft zo kennis kunnen maken met Laura van Poelgeest. Carla Meerveld was zo slim om haar bij haar thuis uit te nodigen om zo met Retroman in contact te komen die haar zodoende het slechte nieuws kon berichten. Na een lang avondvullend gesprek is de inspecteur maar weinig wijzer geworden. Florens was een zeer geliefde leerkracht en het zou de leerlingen maandag nog zwaar vallen zodra ze te weten zouden komen dat hij was overleden. Nee, problemen op school had hij niet. Vijanden evenmin. Maar Laura vond het wel altijd wat vervelend dat hij dikwijls [AANWIJZING] sjans had van de meiden aan wie hij les gaf.

<IS FLORENS NADAT HIJ IN HET WATER WAS GEVALLEN NOG DOOR GETUIGEN OP DE KANT GEZIEN?>
De volgende dag werd het onderzoek voortgezet. Retroman was ditmaal als één van de eerst van mijn team aanwezig op het plaats delict. Hij had de schone taak gekregen om na te gaan of er nog andere getuigen te vinden waren die op het precieze tijdstip van het ongeluk iets verdachts gezien hadden of iets anders bijzonders zijn opgevallen. Was Florens werkelijk ongelukkig ten val gekomen en direct daarop verdronken of was hij vermoord, zodat dit de kans op verdrinking vergroot had of uitsloot? Indien hij bijvoorbeeld gekneveld had geweest – wat we vrijwel zeker konden uitsluiten – dan had er van moord sprake geweest. Een ongeluk zonder opzet was ook mogelijk, maar hoe dan? In dat geval bleef het onduidelijk waarom Florens niet om hulp had geroepen. Na zijn val had niemand hem in het water zien liggen. Totdat Noor de eerste was die hem ontdekte. Badmintonner Huub had alleen gezien hoe wild Walter voorbij kwam en een man had aangetikt, maar was daarna direct weer afgeleid door zijn spel. Hij had Florens niet te water zien gaan. Retroman werd daarmee niet bepaalde op nieuwe inzichten gebracht, maar ontmoette even later een vrouw die hem vertelde dat zij de dag ervoor op een bank had gezeten en Florens voorbij had zien lopen. Zijn knappe voorkomen was haar niet ontgaan, maar er was haar niets echt bijzonders aan hem opgevallen. Wat daar wel uit duidelijk werd was dat zij Florens een kleine 300 meter voor de vijver had zien passeren. Zij had naast een brug op een bankje gezeten waar hij haar al direct opviel toen hij nog onder de brug liep, onderweg naar de vijver. De leerkracht had op een normale pas gelopen en leek in [AANWIJZING] eigen gedachte verzonken.

<GING FLORENS VREEMD?>
Diezelfde ochtend had Retroman een gesprek gepland met Rick van der Beeck. Na Noor aan een kort verhoor te hebben onderworpen nam hij afscheid van haar en sprak hij met hem. De jongen had hem wel gevraagd of het oké was dat er een klasgenoot van hem bij zou zijn, omdat Rick zich door de hele situatie niet compleet op z’n gemak had gevoeld. De inspecteur stemde hier maar al te graag in toe. Dit was een uitgelezen kans om iets van zijn schoolgenoten op te pikken zonder daarvoor op de schooldagen te wachten. Anders zouden ze daar mogelijk maandag pas toe zijn gekomen. Rick vertelde Retroman uitgebreid wat hij had gezien. Ook informeerde hij hem dat hij geen hekel aan de man had gehad, maar hij had graag wat betere cijfers van hem ontvangen. De leerkracht had hij niet meteen herkend toen Noor haar ontdekking deed. Hij was op dat moment alweer met [AANWIJZING] z’n kop onder water op het moment dat Rick naast haar ging staan om te zien wat er gebeurd was. Even later dreef de Aardrijkskundeleerkracht weer aan de oppervlakte zodat ook hij zag wie het was. Retroman bedankt ook Rick voor zijn gesprek en vroeg of hij nog even met klasgenootje Joeri kon praten.
“Ja even alleen als je dat niet erg vindt,” verzocht hij de nog altijd aangeslagen Rick.
De jongens stemde toe en Retroman zag zijn kans schoon.
“Hoe goed ken jij jouw leerkracht die hier vrijdag is gevonden?”
Joeri vertelde de inspecteur wat hij wist, maar aanvankelijk leek het verhaal nergens echt nieuw licht op de zaak te werpen. Dat was tot deze scholier hem informeerde over wat hij een paar maanden geleden hier in het park had gezien:
“Net als veel van de mensen hier in de buurt hield ook meneer Van Poelgeest erg van dit park. Hij kwam er op een vroege lentedag met een zak brood en was er de eendjes mee aan het voeren. Zijn vrouw en dochter waren niet bij. Dat vond ik al wat vreemd.”
Stilte. Joeri trilde met zijn been op het bankje waar ze waren gaan zitten. Retroman had de scholieren nabij het plaats delict op een verfrissing getrakteerd bij een snackbar. De jongen slurpte van zijn frisdank en wilde zijn verhaal vervolgen.
“Ik euh…”
Verder kwam hij niet. De inspecteur keek hem vragend aan alsof hij hem wilde aanmoedigen.
“…krijg ik hier last mee als ik dit vertel?”
Retroman aarzelde of hij de jongen daarop een verbaal antwoord moest geven, maar in plaats daarvan schudde hij praktisch onmerkbaar met zijn hoofd.
“Noor was daar ook. Noor, hetzelfde meisje dat u net heeft gesproken.”
Retroman knikte.
“Ik heb ze even zien zoenen.”

<WAAR EN MET WIE WAS FLORENS VOORDAT HIJ HET PARK IN GING?>
Om inspiratie op te doen had ik met mevrouw Van Poelgeest afgesproken bij de kinderboerderij in het park. Zo kon ik de kippen bestuderen en had ik een kans wat meer van de agenda van Florens te weten te komen van de afgelopen week. We liepen langs een stapel houten blokken waarop de jonge geitjes  schalks de lentezon begroetten en een hangbuikzwijn zich tegen het onderste hout schurkte. Verschillende soorten eenden liepen stoer met ons op en de pauw liet even van zich horen om aan te tegen dat hij de ster van de show was. Het gaf deze verse weduwe de perfecte gelegenheid om een ontspannen gesprek met mij aan te knopen voor de mentaal zo donkere dagen waarin zij terecht was gekomen. Laura was een psychologe dus ze kende heel wat mensen uit de buurt. Ja ook Huub herinnerde zij zich van eerdere consulten en wist wie Walter was, omdat zij hem wel eens had zien fietsen toen ze nog met Florens op pad ging om te eendjes te voeren.
“Ruud Bosch zegt u?” vroeg zij mij halverwege het gesprek nadat haar had verteld met wie Huub meende te hebben gebadmintond. De jonge weduwe schoot in de lach en begon een flinke kleur te krijgen op haar wangen. Giechelen begon en traanvocht maakte zich los uit haar ooghoeken. Ik had haar blijkbaar iets bijzonder grappigs verteld waardoor ze het uitschreeuwde van het lachen en kreeg bijna last van plaatsvervangende schaamte door bizarre damesgiecheltje dat erbij gepaard ging.
“Meneer Riemelneel toch! U zou echt wat meer de sportzenders moeten kijken hoor. Ruud Bosch, hoe komt die rare man daarop?”
Mijn gezicht was één groot vraagteken en ik voelde me alsof ik de domste vraag in de klas had gesteld. Domme vragen bestonden toch niet?
“Ruud Bosch is [AANWIJZING] een bekende badmintonner die uitkomt voor BC Duinwijck in de Nederlandse eredivisie. Het lijkt me wat erg onwaarschijnlijk dat die Huub daarmee even een shuttle heeft staan slaan hier in ons Wondellpark!”
Nu werd ik rood. Ik kende deze hele badmintonner niet en bedacht me dat de kans dat Huub met hem in het park had staan badmintonnen niet heel bijster groot was. Natuurlijk was het mogelijk dat Huub contacten had met een bekende sporter, maar het maakte hem wel extra verdacht in de zaak. Laura heeft er erg met mij om moeten lachen en het duurde even voordat zij zichzelf hervond om klaar te zijn voor een reeks nieuwe vragen.
“Weet u waar uw man vrijdag was voordat hij het park in ging?”
De ernst in haar gezicht had plaats gemaakt voor de eerdere lachstuip.
“Normaal moet u mij dat echt niet vragen, omdat ik werkelijk geen idee heb welke verplichtingen hij op school soms allemaal heeft. Maar toevallig weet ik dat hij afgelopen vrijdag ook een afspraak had bij zijn tandarts Borrmann.”

{BADMINTON-RACKET}
Laura en ik werden plotseling opgeschrikt door een hoop kabaal op de kinderboerderij. Vele veren en pluimpjes vlogen door de lucht alsof er een stel vogels werd afgeslacht. Getok en gekakel in alle pluimveedialecten klonken er over de plaats toen onze aandacht werd getrokken door een verzameling kippen die uit hun omheining waren uitgebroken. Vrijheid, moesten ze hebben gedacht. Vrolijk, maar vooral erg chaotisch zochten zij de ruimte op waar ze eerder niet toe konden komen. Een man in het zwart stond er bij het kippengazen klapdeurtje en had de dames vrijgelaten. Verenvet plakte er langs mijn gezicht en de enkele veren die ik eerder zag, vermeerderde zich in een rap tempo tot enkele honderdduizenden. Mijn blik werd wazig en ik kreeg ineens last van een lichte hoofdpijn en werd duizeling. De boerderijhouder die in het zwart gekleed was en bij het hekje stond was Magere Hein! Compleet met zijn zeis die hij vastgeklemd had in zijn knokige rechterhand staarde hij mij aan vanonder zijn kap met zijn gezichtsloze aangezicht. Een beklemmend gevoel maakte zich van mij meester en ik merkte hoe ik moeite kreeg met ademhalen.
“Inspecteur! Wat is er met u aan de hand?” vroeg mevrouw Van Poelgeest mij en schudde mij wild tot mijn positieven. De Dood maakte plaats voor de dikke vriendelijke stokoude man die er eerder had gestaan en kijk mij ietwat curieus aan.
“Is de man in orde?” vroeg hij aan Laura die mij nog altijd in evenwicht moest houden
“Jawel!” was ik haar voor en beantwoordde daarmee de man zijn vraag.
“Het zal de warmte wel zijn of misschien ben ik wat overwerkt.”
Wat was het toch met die boerderijen en de alsmaar loerende Dood? Waarom speelden boerderijlandschappen en het leven erop zo’n prominente rol in mijn anders zo zorgeloze bestaan?  Het was mij een raadsel, maar ik herstelde mij en besloot met de dame die ik bij mij had om een andere locatie te proberen.  Ze bood mij aan om naar het grasveld te gaan waar eerder Huub met Ruud zou hebben staan badmintonnen.
“Huub mag een verschrikkelijke heethoofd zijn, die man heeft volgens mij zo’n hartje,” ze had haar wijsvinger en duim tot een paar centimeter bij elkaar gebracht om met een internationaal gebaar iets kleins te duiden.
“Gelooft u mij. Die man die wisselt sneller van partner dan u en ik dagelijks een schone onderbroek aantrekken. Hij heeft vast weer een nieuwe scharrel van hem [AANWIJZING] buiten beeld willen praten, omdat hij vreesde dat zijn eigen vriend er anders lucht van zou krijgen. Trouw is ie niet, maar u zou toch moeten weten dat blaffende honden niet bijten,” ze keek me aan met een oogopslag waar ik zelf bijna van smolt.
“Enige kans dan dat hij of zijn scharrel Walter of Florens met een badminton-racket te lijf was gegaan?”
 “Gekke inspecteur toch. Als u het per se wilt weten moest u het die Huub zelf maar vragen, maar ik zou u er zich niet te druk om maken.”
Waar ik mij eigenlijk druk om maakte was het vinden van het verband tussen een tandarts en die kip van Magere Hein. Hij wilde mij iets duidelijk maken. Maar wat precies?

{BAL}
Het stond reeds 1-2 voor landskampioen GAG (*) toen Paap er in slaagde om de andere voetbalfanaat op de tribune te spotten. Inspecteur Paap wist wel waar hij Walter de Krom zou kunnen vinden. Toch duurde het even voordat hij turende door de grote schare fans zijn oude voetbalvriend vond in het C-vak. De Krom zat twee rijen onder hem en had daarmee een veel betere plaats dan hijzelf. Dat deerde niet. Als hij Walter maar te spreken kon krijgen zodra de wedstrijd was afgelopen. Tot groot genoegen van beide voetballiefhebbers werd de wedstrijd in de laatste tien minuten beslist door favoriet Ajax. Een zege op zich en daarbij een welkome afwisseling na al die nederlagen waarmee zij dit seizoen hadden te kampen. Na het uitwisselen van het gezamenlijk genoegen over de afloop genoten beide heren van een goud gele rakker. Deze werd genuttigd bij de veelbesproken sportliefhebber thuis in het herenhuis waarbij de kater van het seizoen met één geslaagde voetbalwedstrijd volkomen werd genegeerd. Paap echter verbrak de goede stemming en wierp een balletje op over de nog lopende zaak.
“Wat jij ouwe reus? Zou een verkeerde geplaatste voorzet die Florens misschien het leven hebben gekost?”
Walter’s pretbek maakte plaats voor een kille uitstraling die Paap te kennen gaf dat hij dit soort vragen beter voor een nuchter moment kon bewaren. De Krom was kwaadste niet en gaf toch maar antwoord op zijn vraag.
“Geen idee gast. Maar assie ’t mij vraagt dan was die studiepik vast [AANWIJZING] onder invloed van ’t één of ’t ander.”

{ZWALUWSTAARTJES}
Zaterdagavond ontmoette ik Koen Voet in een kroeg in de binnenstad. Koen was met verlof en hoefde zich feitelijk niet met deze zaak te bemoeien. Daarbij er was niets bij dat in zijn portefeuille paste daar er geen sprake was van roof of inbraak. Desondanks pikte hij graag een pilsje met mij mee en was bereid met mij te brainstormen over de vijverzaak. Ook bij ons werd de tafel gesierd met twee met vloeibaar goud gevulde glazen en bijbehorende schuimkragen. Op een bierviltje had ik wat ideeën opgetekend en hij dacht en tekende met mij mee.
“Eendjes voeren en kippen op een kinderboerderij … de Dood die nadruk lijkt te willen leggen op veren of kippen. Zou het niet mogelijk zijn dat die Hein verder dacht dan alleen deze twee vogelsoorten? Wat nou als het de pauw was waar het hier om ging?”
“De pauw? Moet ik dan aan trots denken, iemand die te trots is geweest om iets toe te geven of zo?”
“Ja en wat veren betreft snijdt dat ook hout. Denk er maar eens over na! Dat gratenpakhuis en zijn paar duizend veren … de trotste pauw die zijn veren liet zien. Misschien gaat er zelfs meer achter schuil en probeerde hier iemand een ander te verleiden?”
Ik nam een slok van mijn bier en schudde niet-begrijpend met mijn hoofd. Met mijn duim en wijsvinger masseerde ik de huid tussen mijn wenkbrauwen en probeerde wat anders.
“Goed. Stel dat we bij vogels moeten blijven en dat inderdaad het spoor is waar die gluiperd ons op wilt hebben. Hoe vinden we dan een relatie met beenhakker Borrmann?”
Met tandarts Borrmann was verder nog een contact geweest, maar de specialist stond hoog op mijn agenda om maandag aan een telefonisch vragenvuur te onderwerpen.
“Hè! Wat dacht je van zwaluwstaarten?!” bracht Koen met een brede grijns uit.
“Zwaluwstaarten,” herhaalde ik hem en proefde de mogelijkheden ervan tussen de alcohol door. Ik moest hem nageven dat dit een optie was. Florens kon bij de tandarts een zware behandeling hebben ondergaan, waarbij hij gehecht moest worden met zwaluwstaartjes. Door de verdoving liep hij versuft door het park en werd geraakt door Walter. De zwaluw als vogel zou de link dan leggen met de eerder genoemde vogelsoorten. Wat connecties leggen, had ik inmiddels geleerd, kon je wel eens diep moeten doordenken met die griezelige zeismans.
Beedeep … beedeep … beedeep, klonk het plots in mijn zak. Het was een berichtje van het GCFI. De medewerkers van het forensisch instituut hadden net als mijn team het weekend doorgewerkt en waren tot een nieuwe ontdekking gekomen. Op mijn PDA stond te lezen:
‘Resultaat lijkschouwing: slachtoffer heeft tijdens de verdrinking [AANWIJZING] vier tenen gebroken aan de rechtervoet’. Ik zuchtte en was op de één of andere manier niet gelukkig met dit bericht. De tandarts zou toch niet op zijn tenen hebben getrapt? Ik sloot de zwaluwstaarten zolang maar even uit.

{VERDOVING}
Verdoofd van de alcohol en mijn eigen inspanningen dit weekend staarde ik die zaterdagavond naar het plafond. De zaak bleef mij bezig houden en zo merkte ik ook dat mijn vrouw daar last van had. Ik woelde in mijn bed en bleef gefolterd worden door mijn eigen hersenspinsels die deze puzzelachtige zaak tot een ontknoping moesten leiden. Zomaar een theorie: ‘Florens stond geschokt aan de kant doordat hij Noor met iemand anders zag… Heeft daardoor niet aan de kant kunnen stappen voor de fietser en viel in het water… Door de verdoving die hij bij de tandarts heeft gehad kon hij niet roepen en omdat hij geen zwemdiploma  had kon hij niet zwemmen dus is hij verdronken,’
Belachelijk, dacht ik meteen. Natuurlijk kon een leerkracht zwemmen. Die studiebollen kregen zelfs een hele nieuwe scholing in optellen en aftrekken voordat ze tot zo’n college werden toegelaten. En het leek mij ook niet bepaald een domme vent die niet zelfredzaam genoeg was om zichzelf boven water te hijsen. Tenzij, bedacht ik mij, hij inderdaad verdoofd was en vast was komen te zitten onder water. Hoe anders kon alleen zijn hoofd steeds boven water zichtbaar zijn geweest? Hij had er zelfs zijn tenen kunnen breken doordat hij [AANWIJZING] onder de constructie van de fontein met zijn voet bekneld raakte! Al met al verklaarde zelfs deze verdoving en de beknelling nog niet alles. Wat maakte dat Florens niet had geschreeuwd toen hij in de vijver viel? En wat was het toch met die kippen?

<WELKE KLACHT HAD FLORENS?>
Zondag ben ik al vroeg in de ochtend met de weduwe gaan bellen.
“Weet u mij ook te vertellen waarvoor Florens naar de tandarts moest? Was dat gewoon een controle of speelde er meer?” vroeg ik haar.
“Ja dat weet ik wel. Florens liep namelijk al een tijd met vervelende hoofdpijnen en meende dat die werden veroorzaakt door zijn verstandkiezen. Ik geloof dat hij er vrijdag twee liet trekken. Als u ook nog wilt weten aan welke kant deze getrokken werden dan zou u beter even met Sander Borrmann zelf kunnen bellen.”
De tandarts had dus ook een voornaam, wist ik nu. Hij was de volgende die ik wilde bellen, maar op een zondag werd dat wel wat lastig. Dus ik sprak hem maandagmorgenvroeg nadat ik eenmaal de telefonische wachtrij had doorbroken.
“Mijn hemel, dat is even naar zeg! Ik ben hier wel even van ondersteboven als u begrijpt wat ik bedoel. Maar u vroeg waar de kiezen getrokken zijn? Even zien, … ja de eerste was vrij lastig, die zat linksboven in de kaak en moest er onder een rare hoek uitgetrokken worden. De kies aan de andere kant bovenin gaf minder problemen.”
“Maar hoe zat het met de verdoving en zat daar iets bij dat in combinatie met het gebruik van medicijnen wellicht last kon geven?”
“Nee, het enige wat de heer Van Poelgeest van mij heeft gekregen zijn drie spuitjes waarvan twee in het verhemelte. De assistent heeft hem een pakketje meegegeven zoals we bij alle patiënten doen die een kies laten trekken en ik herinner me nog dat hij na de behandeling nog iets wilde zeggen waarop ik hem heb geadviseerd daar later maar even over te bellen. De driedubbele verdoving had een dusdanige uitwerking gehad dat hij niet tot redelijk spreken in staat was.”
“Goed dank u vriendelijk. Ik zal u niet verder ophouden. Ik meen dat we hier even voldoende aan hebben.”
De heer Borrmann zei nog iets over op te hoogte gehouden willen worden en we beëindigden het gesprek. Kort daarop werd ik alweer door Lesley gebeld. Hij had het gebied van zijn bloedsporenonderzoek uitgebreid en was tot de vondst van nieuwe bloedsporen gekomen. Eén ervan had hij aan de kant van de brug gevonden waar ook de tandartspraktijk lag. Dit bloed was een mond vol geweest en was duidelijk vermengd geweest met [AANWIJZING] speeksel.

<GESTIKT IN HOEVEELHEID BLOED?>
Sporen. Ze hadden Lesley altijd al geboeid. Vijftien dienstjaren telde zijn carrière als bloedspatanalist nu en hij maakte nog dagelijks kennis met nieuwe relaties tussen verloren menselijk of dierlijk bloed met de wijze waarop dit kostbare vocht verloren werd. Op de route van de tandartspraktijk naar de vijver had hij diverse plassen bloed gevonden die door Florens discreet waren geloosd. Die bij de brug was zo veel mogelijk van het voetpad achtergelaten achter een vuilnisbak bij een bankje. Geen fijn gezicht, maar beter dan voor het bankje op de plaats waar iedereen liep. Even voorbij de onderdoorgang van de brug had nog een bankje gestaan. Daarop had Retroman de vrouw gesproken die haar voorbij was gelopen. Een paar bosjes die in het verlengde van die zitplaat stonden lag nog een plasje bloed. Allemaal uitgespuugd om er niet als een vissenkom vol bloed bij te hoeven lopen. Maar daarna hield de wijze waarop Florens zich van het vocht en de viezigheid in zijn mond had ontdaan op. Het veranderde even voor de vijver in kleinere spatten bloed. Alsof hij geslist had en zijn mond niet goed gesloten kon houden. Kleine beetjes kwijl met rode stipjes erin bevuilde daarmee het smalle pad langs de vijver. Lesley hield halt op die plaats. Achter hem was hij juist door een hoop groen gewandeld die een tunnel vormde en als deurtje naar de vijverkant leidde. Rechts waren er alleen maar bomen en struiken en links de eendjes die vrolijk kwaakte en zich niets aantrokken van de linten ‘NIET BETREDEN – POLITIE’. Voor hem werd de vijver in de hoek gemarkeerd door een beuk die wat overhing, rechts daarvan voorbij de bomen een grasveld. Huub had daar gestaan met een man waarvan zijn vriendje niet mocht weten dat hij er mee optrok. Althans, dat is als je de verhalen mocht geloven. Lesley nam het al over het pad lopende allemaal in zich op en probeerde zich voor te stellen hoe het vrijdag moest zijn gegaan.
“Kwaak, kwaak!” klonk het naast hem. De eendjes meende dat Lesley er stond om ze te gaan voeren. Hij keek om en voelde iets tegen zijn hoofd tikken.
“Oei! Nu had ik mijn hoofd toch bijna tegen die overhangende tak gestoten!”
De tak viel weg in de schaduw zodat het een potentieel gevaar was voor lange mensen. Lange mensen zoals hijzelf, maar ook voor de fietsende Walter. Dus nu begreep hij waarom de fietsliefhebber een rare beweging moest hebben gemaakt en Florens in het water kon duwen. Met de grote hoeveelheid bloed in zijn mond had hij zich misschien verslikt en was er in gestikt tijdens zijn poging om zichzelf boven water te houden.
“Maar hè, wat is dit?” sprak Lesley en boog door zijn knieën om iets uit het water te vissen. Hij stak één hand in een kunststof handschoen en raapte [AANWIJZING] een piepklein wit pakketje uit het water wat in het midden wat bloed vasthield.

{GAASJE}
Een felle lamp prikte in Florens’ ogen, maar was nodig voor zijn tandarts Borrmann om goed in zijn mond te kunnen kijken. Eén kies was er nu reeds uit. Nu moest de ander nog.
“Geef je mij weer een seintje als het echt niet gaat?” vroeg Sander Borrmann hem. Een zwak knikje was wat hij als antwoord kreeg. De assistent gaf een nieuw instrument aan die angstvallig werd gevolgd door de patiënt in de stoel toen het over zijn hoofd werd doorgegeven. De tweede kies was beduidend moeilijker te trekken en de tandarts had zich zeker vergist in de hoek waaronder deze had gestaan. Florens voelde zijn hele kaak protesteren en hoorde het in zijn hoofd kraken. Gelukkig had hij drie verdovingen gehad. Anders had dit niet te doen geweest. Het geknars nam toe en beetje bij beetje begon hij de bittere smaak van bloed achter op zijn tong te proeven. Met tegenzin slikte hij het weg en even later kwam de nare kies eindelijk los. Fijn, daar zijn we ook weer van verlost, moet hij hebben gedacht. Nadat hij uit de tandartsstoel was opgestaan en wat instructies had meegekregen had hij nog willen vragen hoe lang hij niet zou mogen eten, maar toen hij merkte dat er geen zinnig verstaanbaar woord over zijn lippen kwam, deed hij een poging tot glimlachen en wisselde met de heer Borrmann een blik van verstandhouding uit.
“Bel me maandag maar. Dan kan ik je vast beter verstaan.”
 Ja daar had hij wat aan. Afijn, hij kon zich er verder niet druk om maken en begon aan de wandeling naar huis die onder normale omstandigheden met dit weer werkelijk prachtig moest zijn geweest. Om het negatieve weer een beetje in verhouding te krijgen met het positieve besloot hij de route door het Wondellpark te kiezen en liep op de brug af die de rand van het park markeerde. Over de brug liep een spoor waarover een goederendienst dagelijks de rails masseerde. Gatver, wat een smerige smaak kom er toch los uit die wonden die nu in zijn mond waren achtergebleven. De kies die linksboven getrokken was had drie hechtingen en hij had er nog een gaasje tegenaan geplakt zitten die de ergste bloeding moest tegenhouden. Desondanks bloedde het als een rund en had Florens na een paar honderd meter een mond vol speeksel en bloed verzameld. Eerst wilde hij het binnenhouden omdat hij de gedachte aan het uitspugen eigenlijk weerzinwekkend vond. Maar even voordat hij onder de brug zou doorlopen besloot hij het toch maar naar buiten te gooien.
Zo verloste hij zich een aantal keren van de vieze rode verzameling in zijn mond terwijl hij door het park naar huis liep. Aandacht voor de vrouw die hem nakeek had hij niet. Zijn gedachten waren bij de pijn in zijn hoofd en hij hoopte maar dat de uitwerking van de verdoving nog even op zich liet wachten. Nou was het natuurlijk niet erg dat hij goed verdoofd was tegen de pijn, maar omdat zijn tandarts hem drie keer gespoten had, vond hij wel dat niet alleen het praten, maar ook het ademhalen hem moeilijk viel.

Aangekomen bij de vijver werd Florens langzaam wat lichter in zijn hoofd. Hierdoor werd zijn zicht wat waziger en koos hij ervoor zijn pas iets te vertragen. Dat er links van hem wat geritsel in de bossen te horen was en een oudere vrouw met een schel keffertje schuin tegen over hem met een dame aan het beppen was, ging volledig aan hem voorbij. Doordat hij plots wat gas terugnam om de druk in zijn hoofd te ontzien, maakte dit dat hij een onverwacht obstakel vormde voor de fietser die hem van achteren naderde. Walter de Krom was vast besloten zijn persoonlijk record te verbeteren en maximaliseerde ieder stukje parcours om geen tijd te verliezen. Dat de tollende leerkracht ineens bijna halt hield vlak naast een overhangende tak, zorgde ervoor dat Walter wat capriolen moest uithalen om zowel de man als de tak te kunnen ontwijken. Maar beide ontwijken leek wat te veel gevraagd.

Juist wanneer Huub Veldkamp een klierbal van zijn tegenstander en bedgenoot Fred Veerman mistte, zag hij bij het oprapen van de shuttle hoe Walter bruusk een man aantikte in het voorbijfietsen.
“Hoe ken je doar nou gaan staan man? Ken je nie uitkijken?” wierp deze jongeman naar achteren. Hij keek om en balde daarbij zijn vuist. Maar omdat de boom in de hoek van de vijver zowel voor Huub als voor Walter het zicht ontnam om wat er verder bij het water gebeurde, zagen beide niet hoe de Aardrijkskundeleraar een nat pak kreeg.

Eenden vlogen op en lieten wat natte veren van schrik op het water achter. Bij de tik die Florens van Walter had gekregen was het gaasje in zijn mond losgeschoten en kwam achter op zijn tong terecht.  De jonge leerkracht moest nu aandacht geven aan een aantal zaken die hij kort na elkaar ervoer. Met zijn linkervoet struikelde hij over wat houtenpaaltjes die uit het water staken en trok er zijn huid open aan een dun spijkertje. Zijn enkel verzwikte hij daarbij en verloor zijn controle over zijn evenwicht compleet. Uit een reflex ademde hij in terwijl hij in het water viel en bracht daarmee het gaasje dieper richting zijn keel. Een hoestbui volgde en werd direct gesmoord door de massa water waar Florens mee te maken kreeg. Eenmaal te water greep hij met beide handen naar zijn keel en trachtte het vieze propje naar buiten te werken. Met zijn voeten trapte hij woest in een beginnend gevecht om niet te verdrinken, maar verloor dit daarmee juist voortijdig doordat hij door het trappen de voet die hij nog niet bezeerd had pijnlijk onder een scherpe rand van een vijverkom stak, er klem kwam te zitten en vier tenen brak.

Niemand had door hoe de knappe jonge meester de strijd moest opgeven daar hij niet om hulp had kunnen roepen door zijn benaderde situatie en de drie verdovingen. Even later dreef hij een paar keer even met zijn kruin en gezicht boven water terwijl het bloed onder een gesprongen hechting vandaan sijpelde en het gaasje langzaam uit zijn mond dreef.

Beloning gouden tip van ZB 4.350,- toegekend aan Retroman.

(* = Go Ahead Gohes )

By achmedlien | March 29, 2011 - 8:25 am - Posted in Duimzuigerij, Navelpad Mysterie, Nederlands, Reuze Navelpad

image by Toadette, edited by Gsorsnoi

Retroman en de Reuze Navelpad bevonden zich in een hoek van het plein. Ze stonden bijna letterlijk met hun rug tegen de muur; de steile gemetselde muur waar de pad bijna door één van de zombies tegenaan gesmeten werd, rees vele meters naast hen op. Links van het duo was een trap. Deze kwam drie meter hoger uit, net achter de hoek van de muur. Er zat een haakse bocht in die in het verlengde van de muur achter een woningblok verder naar de hoogte strekte. De toegang tot deze trap lag een kleine acht meter links voor hen. Zouden zij deze trap hebben willen bestijgen dan hoefden zij maar naar voren te rennen en er na een scherpe bocht tegenop te klauteren. Als ze dat wilden hadden ze zelfs een stukje kunnen afsnijden door eerder op een hoger gelegen traptrede te springen indien deze laag genoeg lag om met een sprong bereikt te kunnen worden. De problematiek waar ze echter mee zaten was dat er nog enkele tientallen ‘verse’ zombies over diezelfde trap naar beneden kwamen gerend. Enkele waaghalzen waren zelfs al bezig om over de leuning te klimmen om zich eenvoudigweg naar beneden te storten.

De steile wand konden ze niet beklimmen. Retroman keek er vluchtig langs omhoog, maar ontdekte geen objecten die houvast konden bieden. Het meest voor de hand liggende alternatief was recht vooruit tussen de zombies een weg te vinden naar de overkant en daar via het grillige gevelwerk naar boven te vluchten. Dat zou alleen wel betekenen dat ze opnieuw tegen de zombies moesten vechten die het plein bezet hielden. Uit de twee zijstraten werd het plein gevoed met nieuwe ongewenste gasten. Met de linkse zijstraat waren zij bekend. Daarlangs waren zij zelf eerder boven de grond gekomen en in deze akelige situatie beland. De rechtse niet, maar gezien de stroom vijanden die daar het plein op kwam gestrompeld, voelde het niet zo veilig aan daar naar een uitweg te zoeken.

Retroman tastte haastig zijn omgeving af en zocht naar andere vluchtwegen. Een paar meter rechts van hen ontdekte hij  een ladder die aan een uitstulping van de wand zat bevestigd.
“Daar!” bracht hij uit en hij wees naar de onderste treden van deze ladder. De pad zag het ook. Hij hield een volgende zombie op afstand en moedigde Retroman aan er haast mee te maken.
“Jij eerst. Dan verzorg ik de rugdekking.”
Hierop rende Retroman richting de hoek van de muur waar een paar sporten naar hem lonkten. De pad deed zoals hij had gezegd en volgde al om zich heen zwaaiend met de stok eenzelfde route. Ook Retroman had wat grijpgrage armen af te weren voordat hij de ladder bereikte. Eenmaal bij de trap aangekomen was hij de eerste die er opklom en keek direct even naar boven om te controleren of er bovenaan de trap geen nieuwe gevaren op ze stonden te wachten.

Ook de Reuze Navelpad was aan de klim naar boven  begonnen. Voor een kort moment viel er even weinig te vechten. Van die onderbreking maakten beide dankbaar gebruik om terrein te winnen. Hadden ze in goede conditie verkeerd dan was hun voorsprong natuurlijk veel groter geweest, maar dat was nou eenmaal niet zo. De zombies onder hen kwamen wel aangesneld, maar waren beduidend trager in het bestijgen van de ladder. Dit kwam vooral omdat zij elkaar in de weg zaten door het ongeduld waarmee ze de onderste sporten wilden vastpakken. De eerste zombie die er één te pakken kreeg werd al gauw bruusk opzij geduwd door een ander. Retroman en de pad waren geen moment te laat met deze actie; in een mum van tijd kon je letterlijk over de hoofden lopen, zo druk was het onder hen op het plein geworden.

De pad voelde een serie knopen in zijn maag vechten om de honger. Zijn buik verkrampte zich en maakte dat hij braakneigingen kreeg. Zijn ontmaskerde vriend merkte er niets van. Hij zat een klein stukje boven hem. Veel meer dan gal en wat dik slijm kwam er niet uit zijn bek naar buiten. Enkele druppels daalden neer en belandden op de zombie onder hem. Er was maar één ladder waarlangs ze naar boven klommen om een meter of zes hoger uit te komen, maar de Reuze Navelpad zag er twee. Zijn honger maakte dat hij zich moeilijk kon concentreren. Hoe lang geleden was het dat hij voor het laatst roem had geslurpt? Zijn verlangen naar het ongebruikelijke voedsel begon nu echt zijn tol te eisen. Hij werd licht in zijn hoofd en begon moeite te krijgen zijn bewustzijn te behouden. En zeker wanneer het een inspannend moment zoals nu betrof. Deze klim leek net een druppel te veel te gaan worden. Zijn keel voelde rauw en hij proefde een zure smaak die aan de gal te wijten was. Zombies, hij moest vluchten voor zombies. Maar waarom eigenlijk? Hem zouden ze niet pakken, toch? Zijn soort had de zombies juist geschapen. Door in de navels van mensen te kruipen werden zij zombies. Hij hoefde geen weerstand tegen ze te bieden. Hem zouden ze geen kwaad doen. Het was de man boven hem waar zij interesse in hadden. En nu hij er zo over nadacht, voor hem was het net een hele vette biefstuk die boven hem hing. Honger, ja de pad had honger. Hij moest eten. Zou hij dat niet doen dan ging hij van zijn stokje. Zijn missie om de paddentrek te stoppen en zijn naamgever te bevrijden kregen het zwaar met zijn instinct om te eten en daarmee in leven te blijven. Nog even en dan waren zij boven. Dan kon hij zijn slag slaan. Als Retroman de laatste mens was, dan was dit zijn laatste kans. Hij hoefde alleen maar onder zijn hemd te kruipen en hop! Hij kon hem gemakkelijk overtuigen dat voor hem te doen. Toch? Of zou dat absurd zijn? Hij had inmiddels voldoende van zijn vertrouwen gewonnen. Maar nee, dat moest hij anders aanpakken.

Retroman had de top van de ladder bereikt. In plaats van op een echt dak was hij uitgekomen op een soort promenade die voor een stel huizen langs liep. Hij nam vluchtig de omgeving in zich op en zag achter hem hoeveel hoger de appartementen nog boven op elkaar gestapeld stonden. Beneden vanaf het plein had hij dat nooit kunnen overzien. Daar had hij maar voor de helft het idee hoe hoog China Town boven zijn kop uitstak. Nu moest hij een manier zien te vinden om tot nog hoger te klimmen. Hoe hoger hoe beter en veiliger voor zijn levensbehoud. Het huis voor hem was voorzien van een metalen frame dat aan de gevel bevestigd zat. Zo’n bescherming aan de voorkant van een huis duidde er vaak op dat de bewoners de voorkant van hun onderkomen hadden verbouwd tot een klein winkeltje met kleine supermarktspulletjes, een heel normaal gebruik in Aziatische landen. Het frame zorgde ervoor dat kwaadwillende niet zomaar alle artikelen uit de toonbank konden weggrissen, maar zich altijd tussen het metaal moesten wringen. De overhandiging van koopwaar gebeurde door een rastervormig luikje waar ook de betaling door geschiedde. Voor Retroman was dit de aangewezen mogelijkheid om langs dat frame naar een etage hoger te klimmen. Daar zag hij een balkon en enkele pijpconstructies tegen een gevel die daar weer boven zaten.

“Vooruit, hierlangs!” gebood hij de pad die net van de bovenste sporten de promenade opstapte. De Reuze Navelpad wierp een blik naar beneden en zag dat de zombies nog niet halverwege de lengte van de trap waren geraakt. Hijzelf was buiten adem en zijn trek in roem streed pijnlijk met zijn verstand. Hij zag hoe de ontmaskerde ninja aanstalten maakte om het volgende obstakel te beklimmen. De ninja gebood hem zich te haasten en hem te volgen. Maar dit zou ook een uitstekend moment zijn om Retroman uit dat hekwerk te trekken en bovenop zijn navel te duiken. Breng hem uit evenwicht en spring op zijn buik, dacht de pad. Alleen als hij dat ook echt zou doen dan liep hij natuurlijk wel de kans dat de ninja zijn zwaard zou trekken en voor eens en voor altijd met hem zou afrekenen. Daar was hij toe in staat. Dat wist hij. Zijn vertrouwen in de Reuze Navelpad was vanaf het begin al bijzonder dubieus. Nee, nu toeslaan zou zeer onverstandig zijn. Hij zou wachten tot ze zover naar boven waren geklauterd dat Retroman en hij even buiten het bereik van nieuwe belagers zouden zijn. Dan zou hij hem op een onverwacht moment overmeesteren. Mits hij zijn verstand niet eerder zou verliezen.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Het is maar een spelletje
Volgend hoofdstuk: De hinderlaag

Inmiddels is op  YOUZZLE de tweede ronde begonnen van Nederland schrijft een boek. Helaas is onze De Chinese doolhof het de vorige keer niet geworden, maar we doen vrolijk mee aan hoofdstuk 2. Castor en Pollux is het vervolg op de Wisselwereld van Sjors Kersten. En aangezien de schrijfstijl van Sjors erg doet denken aan de schijfsels van onze Achmed Liën, konden we er aardig onze ei in kwijt!

Hoog boven Evan moest de vreemdeling door het dak van Techlab zijn geschoten. Geleidelijk verstomde het kabaal van het brekende beton. Neervallend puin maakte wel dat de stilte nog even op zich liet wachten. Lampen flitsten aan en uit en bleven uit na een kort salvo van elektrisch geknetter. Onder een enorm gerommel en gekraak donderden vele brokken beton op de vloer waarop Evan was gaan liggen. Ieder volgend blok dat voor hem neerkletterde maakte dat Evan ineen kromp. In een reflex stak hij een arm voor zijn betraande gezicht om zich te beschermen tegen de fragmenten die om zijn oren vlogen. Met de andere arm hield hij zichzelf in evenwicht. Als bij een botsing tussen twee enorme asteroïden , spatten stukken van diverse bouwmaterialen uiteen en schoten in willekeurige richtingen, gevolgd door een wolk van het stof dat erin opgesloten had gezeten. Het merendeel klapte echter in één stuk neer, waardoor een drukgolf over deze verdieping rolde. Binnen een paar seconden zag het voorste deel van het laboratorium grijs-zwart van het stof. De dikke vuile mist werd nog deels belicht door spotjes die hier en daar als bureaulampen fungeerden. Deze leken niet te willen zwichten voor al het geweld waar deze ruimte onder gebogen ging. Toch duurde het even voordat Evan ook maar iets van de lichtstralen meekreeg zolang vallende bouwlagen het zicht blokkeerden. Beton en metalen balken werden direct gevolgd door een verzameling stoelen, bureaus, computers en andere apparatuur. Ook veel glaswerk dat aan de scheidingswanden van vergaderruimtes had toebehoord, kletterde samen met al het puin naar beneden. Niet dat Evan ook maar iets kon onderscheiden van hetgeen zich voor hem aan het ophopen was. De ontstane stofwolk bleef nog altijd toenemen zolang de brokken naar beneden bleven zeilen. Het was sowieso onverstandig om de beschermende hand voor zijn gezicht vandaan te trekken voordat de instorting tot rust was gekomen. Het mocht een wonder heten dat de vloer waarop hij zich bevond stand hield onder deze intense krachten van vernieling.
Een wolkpluim, die zich door de verwrongen deuropening perste, nam naar buiten in volume toe. Vanuit de hal gezien was dat verder de enige zichtbare indicatie van de catastrofe die zich in het lab had ontvouwd. De buitenste schil bleef verder intact. Evan werd gezandstraald door het vuil dat zich om hem heen had verspreid. Onder een luid gekuch vochten zijn longen om de schaarse zuurstof binnen te krijgen. Voor zijn eerdere emoties was nu geen plaats . Lucht en beschutting hadden de prioriteit gekregen.
Nagenoeg vijf minuten verstreken voordat Evan de kans kreeg om zich staande te houden in al deze chaos. Aanvankelijk leek er totaal geen reden voor hem te zijn om nog verder in deze ruimte te willen doordringen. Hij was zelfs al bezig zichzelf weer op te richten en te vluchten toen een zwak gejammer zijn aandacht trok. Het gehuil werd steeds onderbroken door iets wat hij niet thuis kon brengen. Eén moment bedacht hij of het niet verstandiger was om gewoon te vluchten en rust en veiligheid te vinden bij zijn geliefde Myrthe thuis. Zijn verantwoordelijkheidsgevoel dat hem als bedrijfshulpverlener was aangeleerd, maakte echter dat hij besloot dat je geen slachtoffers in deze puinhopen kon achterlaten. Het besluit was snel genomen: zich vastklampend aan de verbogen randen van het gat stapte hij de duisternis tegemoet. Iemand was in nood en hij zou het zichzelf nooit kunnen vergeven als hij diegene zou laten stikken. Voorzichtig stapte hij door het gat en in de dikke mistige laag van gruis.
“Hallo?” schreeuwde hij schor in het duister en terstond hapte hij naar adem in een opstekende hoestaanval. Zijn luchtpijp was gortdroog en leek te branden bij elke stoot die er doorheen ging. Had het duister hem geantwoord dan zou zijn eigen gehoest deze respons volledig overstemd hebben. Het kostte hem een volle minuut om  zijn eigen ademhaling weer meester te worden. Meerdere klodders dik slijm sijpelden over zijn lippen toen zijn longen weer enige zuurstof binnen kregen. De jongeman snakte naar adem, omdat de ijle lucht hem de mond snoerde.
“Hé! Is daar iemand?” probeerde hij het nog eens, nadat de ergste stof was opgetrokken. En ook ditmaal moest hij hoesten en werd er niet geantwoord. Omzichtig stapte hij daarom naar voren en trachtte zich gewaar te worden uit welke richting het geluid was gekomen. De duisternis aftastend  zocht hij naar het dichtstbijzijnde object dat hij als houvast kon gebruiken. Hij vond de kunststof behuizing van een beeldscherm. Met enige moeite wist hij zijn blik scherp te stellen en ontdekte de vernielde computer waar het scherm aan toebehoorde. Het laboratorium was immers nog vooral in duisternis gehuld. Het zonlicht kreeg de kans nog niet om door het gat in het dak binnen te dringen daar een stofwolk dit belemmerde. De laatste lichtpuntjes in de ruimte waarin Evan stond waren niet langer afkomstig uit lampen die de werkplekken verlichtten. Kleine brandjes waren hier en daar ontstaan door beschadigde apparatuur en kortsluiting. Flikkerend licht priemde door de donkerte. Hij moest zich haasten wilde hij een kans maken om het huilende slachtoffer veilig te kunnen bereiken.
Evan had maar kort een indruk kunnen krijgen van de oorspronkelijke constructie van deze ruimte voordat de zwarte indringer het gebouw door het plafond verliet. Rechts van hem, wist hij, had hij een stel gigantische generatoren achter glas gezien. Of waren dat de noodaggregaten geweest? Nee, dat zou een wat onlogische plaats zijn geweest om die onder te brengen. Op deze plek was een oranjerode gloed zichtbaar, ongetwijfeld afkomstig van een brand. Links van hem flitsten blauwe sterretjes aan de uiteinden van elektriciteitskabels. Die moesten van de enorme buisvormige apparatuur afkomstig zijn die hij eerder gewaar was geworden. Vonkjes kwamen ervan los en speelden pyromaan met de inboedel.
Hij passeerde de kruk die eerder door het laboratorium was gevlogen en vond steun aan een object dat hij niet thuis kon brengen.
“Ai!” slaakte hij een kreet van pijn. Het onbekende voorwerp bleek een uit elkaar gescheurde archiefkast. Evan verwondde zijn hand aan een gekarteld stuk metaal. Voor even was al zijn aandacht gericht op de nare sensatie in zijn vingers. Zien kon hij de wonden niet, maar de pijn en de doordringende geur van zijn eigen bloed informeerde hem over de toestand waarin zijn hand verkeerde.
Nieuw gejammer trok ineens zijn aandacht en gaf hem een idee waar hij verder moest zoeken. Hij tastte naar de pols van zijn gekwetste hand en slaagde erin het knopje van het lampje te vinden dat op zijn horloge zat. Een klein schijnwerpertje drong plots door alle zwevende deeltjes en gaf Evan de kans om zich beter te oriënteren. De lichtbundel hielp hem een uitweg te vinden uit deze donkere doolhof. Diverse glasscherven kraakten daarbij onder zijn gewicht en het oortje van een drinkbeker maakte zich van zijn eigenaar los toen hij er op stapte.
Plotseling kreeg hij nieuwe vertrekken in het vizier. Eindelijk zag Evan een lichtpuntje; hij spoedde zich er heen. Bij het verlaten van het voorste laboratorium belandde hij in een bescheiden atrium dat de medewerkers een plaats van ontspanning had geboden. Daar trof hij een kunstmatig vijvertje aan. Gretig stak hij er zijn gezicht en handen in. Karpertjes schoten opzij terwijl wit stof het water troebel maakte en het bloed van zijn vingers het rood deed kleuren. Het atrium zelf was ook niet volledig vrij van vuil. De stofwolk die erin was binnengedrongen vanuit het lab liet fijn materiaal achter op zijn pas gewassen donkerblonde haar. Evan veegde het smerige water uit zijn gezicht en zocht naar de plaats vanwaar hij het geluid had gehoord. Hij ontdekte een volgend labdeel waaruit een hijgend gesnik weerklonk. Een rafelig gat bevond zich op de plaats waar eens de deur naar deze ruimte was geweest. Verder was deze verrassend goed verlicht en leek door het geweld van boven ontzien. Opgelucht verschafte hij zichzelf toegang tot die ruimte en raakte bevangen door verse indrukken.

Als een toeschouwer van een voetbalwedstrijd leek hij een arena te zijn binnen gestapt. Links en rechts van hem werd de tribune gevormd door computers en panelen die op boven elkaar liggende bouwlagen opgesteld stonden. Ze waren afgeschermd door metalen buizen die verhinderden dat de laboranten naar beneden konden vallen. Een trap van een paar meter breed strekte zich voor hem uit om te eindigen bij een ander paneel in het midden. Daarachter bepaalde een monster van mechanica het beeld en nam er een flinke ruimte van in beslag. Eveneens achter een glazen wand stond daar een kolossaal elektronisch gedrocht. Op één plaats was de glazen beschermwand uit haar sponningen gesprongen. Evan had de indruk dat hier de duistere vreemdeling gevangen was gehouden die nu was ontsnapt. Een platform in het midden besloeg op zijn minst een kwart van de totale werkruimte achter het paneel. Het was zeker een meter dik en lag vol met iets dat op roetdeeltjes leek en een blauw soort pasta. Twee aluminiumkleurige constructies van een meter of vier hoog flankeerden dit plateau. De gelijkenis met twee gigantische microscopen was treffend. Erachter liep een veelkleurige buis van zeker vijftien meter in doorsnede waaraan deze apparaten gekoppeld bleken te zijn. Daarnaast stond nog een groot cilindervormig bouwwerk dat aan een zuigermachine deed denken. De totale stellage was enorm en indrukwekkend te noemen.
Evan vond het toch wel bijzonder dat hij al deze geheime ruimtes betrad en liet zich keer op keer verbazen. De afdelingen van Techlab werkten weliswaar continu samen aan gemeenschappelijke doelen, maar de medewerkers kenden de onderlinge verbanden vaak niet. Geheimhouding stond hoog in het vaandel en wie ook maar de schijn wekte deze te willen doorbreken, mocht zijn biezen pakken en een dure advocaat in de arm nemen.
Veel van de laboratoriumwerkplekken bleken abrupt te zijn uitgeschakeld door stroomonderbrekingen of vernield door rondvliegende voorwerpen. Aan de wanden van het lab kleefden zoveel bloedsporen dat het Evan toescheen alsof hij in een enorme slagerij was binnengestapt.
Deze veelvoud van impressies werd doorbroken door een dun piepstemmetje dat naast hem klonk. Het kwam uit de richting van één van de bureaus. In eerste instantie zag hij nog niet waar het geluid vandaan kwam, maar spoedig werd hij een vrouwelijke gedaante gewaar die onder een werktafel klaarblijkelijk aan het hyperventileren was. Een waterval van tranen – van geluk of angst – maakte zich bij haar los.
“Goed volk!” bracht Evan uit in de hoop haar daarmee gerust te stellen. Het huilen hield echter niet op. Evenmin had de vrouw de controle over haar oppervlakkige ademhaling herwonnen. Een volle borstkas bleef onregelmatig op en neer gaan. Evan knielde bij haar neer en praatte zachtjes tegen haar.
“Rustig maar,” suste hij.
“…het komt nu goed. Er is nu iemand bij je.”
Hij legde zijn handen op haar schouders en zocht naar goedkeuring in haar vochtige reebruine ogen. Hij hoopte haar tot kalmte te brengen door over haar schouders te wrijven. Een knikje van haar kant bestempelde tenslotte het vertrouwen.
“Hé, het is goed nu,” sprak hij haar opnieuw vertroostend toe.
“…kom maar.”
Hij probeerde haar aan haar schouders zo te manoeuvreren dat ze vanonder het bureau zou kunnen opstaan. Anders kon hij haar niet goed bekijken om te zien of ze iets mankeerde. Aanvankelijk dorst ze niet van haar beschutte plaats te wijken en klaagde ze dat ze haar been had gebroken.
“Nee!” was alles wat ze tussen haar gehaaste ademhaling kon uitbrengen ,wijzend naar haar been. Nieuwe tranen vloeiden over haar wangen. Evan had haar zorgen om haar botbreuken niet direct herkend en moedigde haar verder aan om op te staan. Maar toen hij haar angst eenmaal doorhad, staakte hij zijn actie en liet haar zitten waar ze zat. Ze kroop wel wat dichter naar hem toe om de communicatie te vergemakkelijken en de reden van haar leed toe te lichten.
“Hier,” zei ze en wees op de gescheurde stof van haar panty. Evan zag wel dat de kleding was gescheurd en verwachtte er op z’n minst een verdikking te zullen zien. Maar behalve een hoeveelheid blauwe pasta en een aardige plas bloed onder haar lichaam was er geen breuk te zien. De huid van haar knie was ietwat besmeurd, maar strak en glooide zoals het hoorde.
“Ssssh!” kalmeerde hij haar.
“Er is geen wond te zien,” en met een zachte handbeweging streek hij over haar been, de blauwe pasta negerend die over zijn vingers trok. Teder oefende hij wat lichte druk uit.
“Zie je wel? Doet dit pijn?”
Hij wilde er zeker van zijn dat ze geen pijn ervoer. Het moest vaststaan dat er geen ernstige verwondingen waren. De vrouw was verbaasd over de afwezigheid van pijn en haar ademhaling begon zich langzaam te stabiliseren. Met grote ogen onderzocht zij nu zelf haar eigen knie.
“Euh nee, hoe kan dat nou? ”
“Het is vast de schrik geweest,” verzekerde hij haar, maar de vrouw dacht daar anders over en protesteerde:
“Nee echt! Mijn been was gebroken. Ik heb het bot zelf naar buiten zien steken. Waar komt anders al dat bloed vandaan?”
Evan moest toegeven dat dit hem wel verontrustte. Alleen een blinde kon over het hoofd zien hoe het bloedspoor naar haar lijf een route volgde over de muren en het plafond. De abstracte expressionist Jackson Pollock was beslist afgunstig geweest om zulke kwaststreken. Zeker anderhalve liter woest verspreid bloed plakte tegen de wanden. Deze jonge vrouw had op z´n minst zwaargewond moeten zijn. Evan vroeg zich verwonderd af hoe dat eigenlijk op die plek terecht was gekomen. Hij had er werkelijk geen idee van. Hij bekeek de vrouw nog eens goed en vroeg haar opnieuw of opstaan mogelijk was. Ze dacht van wel en liet dit blijken met een aarzelend lachje. Ze hees zich aan hem op en kwam overeind. Een handreiking voor haar vrije hand en een platte hand die haar rug ondersteunde waren genoeg om haar de nodige begeleiding te geven.
“Niks,” sprak ze vol verbazing door haar tranen heen, doelend op de afwezigheid van pijn. En ook Evan verwonderde zich erover hoe er zoveel bloed kon zijn zonder dat er ook maar één wond op haar ranke lijf te vinden was. Met haar goedkeuring inspecteerde hij haar hoofd, rug en benen terwijl ze zelf haar lijf van voren controleerde. Dus waar had zij zoveel bloedverlies opgelopen?
“Krijg nou wat!”
Evan bekeek zijn eigen handen. De blauwe substantie waarmee hij inmiddels veelvuldig zijn vingers had besmeurd, drong al kruipend in zijn huid. Zijn vingertoppen zogen het op alsof er een onzichtbaar mondstuk van een kruimeldief in school. Bij het binnentreden van deze opvallende pasta door de poriën sloot de huid zich waar hij deze eerder lelijk had verwond. Ieder stukje huid waar bloed nog maar net de pezen verborgen hield, trok zich nauwkeurig terug totdat zijn vingertoppen weer in staat waren een gave afdruk achter te laten. De pasta zelf verdween compleet. Het enige dat achterbleef waren zwarte spikkels gelijk aan de roetvegen die achter in dit lab op een plateau te ontdekken waren. Hij kon ze zo van zijn handen vegen.
Al even perplex als hijzelf staarde ook zijn vrouwelijk gezelschap naar het wonder op zijn handen. En van zijn handen gunde zij zichzelf een verse blik op haar eigen lijf, stomverbaasd over het effect van deze dikke blauwe gel.
“N-2-U-X,” ze bracht het alsof ze een computerspeaker was die een commando voorlas.
“Sorry? Dat is een ongebruikelijke naam!”
“Oh nee, sorry,” en ze bloosde. Alleen was dat niet zichtbaar, omdat het nog voor een groot deel verborgen zat achter het blauwe waas.
“Deidree,” zei ze en stak haar hand naar voren.
“Deidree la Paz.”
Evan beantwoordde het gebaar meteen en realiseerde alleen nu hoe warm haar hand eigenlijk was. Of kwam het doordat de zijne zo koud was nu hij het had gewassen met het vijverwater uit het atrium? Even bleef het stil en hij staarde een paar seconden te lang naar haar zachte oogopslag. Twee prachtige kijkers keken hem vragend aan. Ten slotte trok haar wenkbrauw zich op waardoor zijn trance werd doorbroken. Net niet hakkelend bracht hij uit:
“Evan. Evan Morrow,” hij herstelde zich, maar een ‘big smile’ wist hij niet meer te onderdrukken. Bloed liep naar zijn ongeschoren wangen en maakte dat hij bloosde. Ook Deidree trakteerde hem op een lachje. Het hare was alleen net iets meer cartoonesk. Jeetje, wat moest Myrthe hier wel niet van denken, bedacht hij zich. De omstandigheden waar hij deze middag in was beland maakten dat hij weerloos was geworden voor dergelijke charmes. Deidree liet haar hand uit de zijne glijden en begon aan een oppervlakkige schoonmaakbeurt door wat van de blauwe pasta van haar polsen en het gezicht te wrijven. De hyperventilatie was als voor de zon verdwenen nu ze in mannelijk gezelschap was en er haar redder in had gevonden. Toch was duidelijk te zien dan ze nog flink gespannen was en hier vlug weg wilde.
“Wat een bizarre ervaring is dit,” sprak ze, duidend op de helende werking van het blauwe goedje. Evan vond een stofdoek en hoewel deze wat aan de vuile kant was, volstond hij om Deidree te helpen haar gezicht smurrievrij te krijgen.
“Hoe ben je zo besmeurd geraakt?” wilde hij van haar weten.
“En wat is dat voor spul?”
Deidree keek van de vettige substantie kort naar Evan op en van hem naar de bron van al deze ellende. Haar blik bleef vast gericht op de enorme microscoopvormige stellage aan de andere kant van de ruimte. Ze begon weer te snikken voordat zij zich goed en wel kon verklaren. Evan strekte zijn handen weer naar haar uit.
“Het is goed. Ga anders even zitten,” stelde hij voor en greep de leuning van een bureaustoel vast die hij binnen handbereik had. Maar Deidree sloeg het aanbod af.
“Nee, het is niet goed. Ik moet vast ergens een fout hebben gemaakt en zo de dood hebben veroorzaakt van al mijn collega’s hier.”
Een nieuwe golf van tranen maakte zich bij haar los. Ze bedekte haar gezicht en ging kennelijk gebukt onder hartverscheurende emoties. Evan daarentegen keek bijna paniekerig om zich heen. Welk een horror moet zich hier hebben afgespeeld waardoor zij zich zo miserabel voelde? Maar het gissen naar het antwoord was niet heel moeilijk. Na wat hij vandaag had meegemaakt, lag de conclusie voor de hand dat dit met de duistere vreemdeling verband hield. Met een nog wat zilte ondertoon begon ze haar verhaal:
“Ik was samen met mijn collega Robin bezig aan dat apparaat daar,” ze wees naar het paneel onderaan de trap.
“… Robin was juist bezig om de lichaamsfuncties van dat monster te meten terwijl ik het paneel bediende om nieuwe instructies te kunnen invoeren.”
“Ho wacht even! Wil je zeggen dat hij daar achter het glas heeft gezeten?”
Deidree begreep wel dat hij het vroeg, maar eigenlijk lag het antwoord wel erg voor de hand.
“Ja. De duistere persoon die de boel hier aan diggelen heeft geslagen werd hier door ons vastgehouden.”
Deidree kwam zo niet echt aan haar verhaal toe, want Evan onderbrak haar opnieuw.
“Hij … hij zat hier al een tijdje?” vroeg hij. Hij kon amper bevatten wat nu pas echt tot hem doordrong.
“Zeker. Maar laat me nu even vertellen.”
Evan snapte het en gaf haar die kans.
“Dat monster dat vandaag al die chaos hier heeft aangericht werd daar tussen de armen vastgehouden,” ze wees opnieuw naar de stellage in de vorm van de microscopen.
“Met behulp van de materiezender van één van de Y-afdelingen werd hij naar hier geflitst, een onverwacht neveneffect van Techlab’s fundamentele onderzoek naar elementaire deeltjes. Ik bedoel, wij doen die experimenten hier natuurlijk niet zelf. Dat zou betekenen dat we hier over een eigen deeltjesversneller beschikken. Alleen heeft Techlab wel de apparatuur om contact te zoeken met materie van elders uit het universum. Dat doet zij met behulp van de Chronosfeer, een massief mechaniek waarmee we onlangs grote brokken materie naar hier hebben kunnen zenden.”
“Kunnen we dat echt?” onderbrak hij haar weer.
“Stil nou,” gebood zij hem.
“Ik weet enkel dat die Chronosfeer zo genoemd wordt en dat dit apparaat het hoofddoel uitmaakt van die andere afdeling. Hoe het is staat is om materie te verplaatsen en naar hier te krijgen weet ik niet. Wij kregen enkel de monsters aangeleverd, die tot voor kort alleen uit brokken ruimtepuin bestonden,” ze zuchtte even.
“…totdat híj ineens verscheen. Onze opdracht was om met de Castor, het grote bouwwerk dat je daar ziet staan, de monsters te stabiliseren en aan nadere inspectie te onderwerpen. Onder het platform wat je daarginds ziet, ligt Pollux. Dat is een soort kanon om de monsters mee door te lichten. Naar de werking daarvan moet je mij niet vragen, daar was Robin de expert in. Ik weet meer van de Castor. De Pollux werd ook niet ingezet voor onze merkwaardige bezoeker. Al stond dat wel in onze planning, omdat we meer over die vreemde substantie in zijn lijf te weten wilde komen. Dat is de N2UX waar ik het net over had, dat smerige goedje hier dat onze verwondingen genas. Het gevangen houden van dit krachtige individu en hem aan wat onderzoeken onderwerpen was ons eerste doel, maar al gauw raakten wij gefascineerd door de geneeskrachtige materie in zijn lijf waarmee hij ook zichzelf heeft hersteld. Techlab had overigens helemaal niet bewust het plan gehad om hem naar hier over te halen. Zoals ik al zei, kwam hij per ongeluk in onze wereld terecht. In eerste instantie was Procyon, eveneens vernoemd naar een ster, zwaargewond en in verdoofde toestand hier aangekomen. Geketend werd hij hier binnen gereden en op de Castor en de Pollux geplaatst. Toen we dat zagen gebeuren, hadden we direct de angst in ons hart en realiseerden we ons dat we met een serieuze taak van internationaal belang waren opgescheept. Niet alleen waren we erin geslaagd een levend organisme van een andere wereld naar hier te halen, we zaten ook met de vraag wat we nu met hem aanmoesten. Alle medewerkers die hier werkten, voelden de verantwoordelijkheid op zich drukken. Procyon mocht geen bedreiging vormen voor de buitenwereld. En ik denk dat ik voor al mijn directe collega’s spreek dat we eigenlijk wel wilden dat hij werd teruggestuurd naar de wereld waar hij vandaan kwam. Maar misschien kon dat wel helemaal niet. Wat er uiteindelijk met hem moest gebeuren wist dus ook niemand. Stabiel houden, bewaken en lichaamsfuncties meten was al wat ons te doen stond. Alleen pakte dat niet zo uit als we hadden gepland.”
Deidree’s ogen werden weer troebel. Ze gleden over de vernielde werkplekken en zochten naar de lichamen van haar collega’s. Van een enkeling was niet veel meer overgebleven dan een zielig hoopje as. Evan luisterde gespannen en gaf haar de ruimte om niet verstard achter de computers in de hoek gedrukt te blijven staan. Ze liepen een stuk weg van de plaats waar hij haar had gevonden en posteerden zich bovenaan de trap. Voor hen lag het toneel er chaotisch maar verlaten bij. Verbitterd vervolgde ze:
“Dat Procyon over ongekende krachten moest beschikken wisten we allang. Zelf hadden wij niet in de hand wat er met hem moest gebeuren. Die instructies kregen wij van een andere afdeling. Zoals je weet wordt er binnen Techlab met PDA’s gewerkt die geprogrammeerde instructies doorgeven.”
Evan was bekend met dit principe. Voor zijn functie had hij er bij indiensttreding ook één ontvangen. De PDA werkte als een doodeenvoudige handcomputer die je in de alom aanwezige geavanceerde apparatuur, die Techlab rijk was, vast kon klikken. Het hulpmiddel was iets kleiner dan een volwassen mensenhand en daarmee handzaam in gebruik. Opdrachten konden met de hand worden ingevoerd door over een toetsenbordje te ‘vegen’ dat op het display op te roepen was. Voor Evan had het inspreken met de voicerecorder echter de voorkeur.
“Vanmorgen staken we één van de ons aangereikte PDA’s in het controlepaneel waarna het ineens faliekant misging. Robin stond naast me toen het gebeurde en werd het eerste slachtoffer. Direct nadat ik de PDA in het slot had gestoken vielen de twee stabilisatorstralen van de Castor uit. Ik had de handheld nog niet losgelaten of ik zag de stralen uit de projectoren aan beide kanten uitdoven. De akelige verschijning voor mij had het direct in de gaten. Procyon boog abrupt zijn gezichtsloze hoofd opzij en beproefde of hij in staat was om zijn armen en benen te bewegen. Kort daarop volgende een dreun. Ik werd door de ruimte geslingerd en Robin werd door een hoop rondvliegend glas gedood.”
Beverig wees ze naar het paneel waar ze Robin konden zien liggen. Niet alleen was hij een speldenkussen van glas geworden, maar aan zijn verminkte gezicht en een plas bloed te zien moest deze Procyon hem nog meer leed hebben aangedaan. Zijn leeftijd viel aan zijn gezicht niet in te schatten. Oordelende aan zijn postuur en kleding moest hij een jonge dertiger zijn geweest. Evan nam Deidree in zijn armen. Ze was opnieuw in huilen uitgebarsten. Zij liet haar hoofd op zijn borst rusten en liet zich helemaal gaan. Evan, op zijn beurt, wreef over haar rug en suste.
“Oh arm ding,” fluisterde hij zachtjes. Ze was in één klap haar naaste collega kwijt en wie weet hoeveel collega’s nog meer. Evan kon, te oordelen aan de ravage waar zij in stonden, wel raden wat er gebeurd moest zijn. Een ogenblik later liet hij haar los en liep rustig over de trap naar beneden. Bij het passeren van iedere rij werkplekken trof hij daarachter en daaronder slachtoffers aan waarvan de een er nog gruwelijker bij lag dan de ander.
“Hoe kan het dan dat jij dit hebt overleefd? Je stond het dichtste bij,” hij stelde de vraag hardop aan haar zonder haar aan te kijken. Meer slachtoffers staarden hem levenloos aan. Het monster moet hen op dezelfde manier hebben gedood zoals hij ook de soldaten vermoord had zien worden. Zijn maag trok zich samen en hij voelde nieuw gal opkomen. Even kokhalsde hij. Met de rug van zijn hand voor zijn mond wist hij zich echter te bedwingen, maar bleef onpasselijk bij de aanblik van de vermoorde medewerkers.
“Eén man zag het gebeuren en schoot op hem,” antwoordde Deidree. Evan zei niets. Hij was bevangen door dit afgrijselijke tafereel.
“…ik weet niet of het schot het monster had geholpen om door het glas te breken, maar hij had hem in zijn schouder geraakt,” ze slikte en klonk hees door de tranen.
“…Procyon’s bloed is de N2UX die we hebben onderzocht. Het spoot over mij heen toen hij werd beschoten. Maar het hielp allemaal niets. Althans, voor mijn collega’s … hoe moet ik dat zeggen?”
“Ik begrijp het Deidree. Ik mag toch wel Deidree zeggen?”
Ze gaf geen antwoord, maar Evan besteedde daar geen aandacht aan. Hij was aangekomen bij het paneel en zag Robin ernaast op de vloer liggen. Hij begreep meteen waarom de jonge man het niet had overleefd en deinsde geschrokken terug van het gruwelijke beeld dat hij dacht te hebben gezien. Evan begon zich licht in het hoofd te voelen. Had hij dat nou goed gezien? Het leek wel alsof het slachtoffer een deel van zijn gezicht miste. Hoewel een stemmetje in zijn hoofd hem aanraadde om het niet te doen, werd hij door nieuwsgierigheid naar het lijk getrokken. Het was inderdaad zoals hij dacht het te hebben gezien. Van Robin’s Zuid-Amerikaans getinte uiterlijk was slechts een helft van het gezicht overgebleven. De rest was wreed weggeblazen. Het overgebleven oog staarde angstig naar het plafond. Het rode waas dat over zijn oogbol lag, zal hij niet meer hebben gezien. De plaats waar het andere oog had gezeten werd opgevuld door brokken bloed en verder alleen maar leegte. Ditmaal kon Evan zich er niet tegen verzetten; het gevoel van afkeer was te heftig. Vanuit zijn slokdarm begon hij te schokken en een zure smaak verspreidde zich door zijn hele strottenhoofd. Een klein beetje slijmerig gal spuwde hij naar buiten en moest het paneel vastgrijpen om zijn balans te hervinden. Met zijn hoofd tussen zijn schouders hing hij daar aan het metalen frame en voelde een bonkende hoofdpijn opkomen. Evan vocht ertegen en probeerde weer snel rechtop te gaan staan. Hij boog zijn armen waar hij deze eerder gestrekt hield om over te geven en staarde naar het paneel. Met wat hij daar zag verdween zijn misselijkheid onmiddellijk. Zijn gedachten waren nu op iets heel anders gefocust. Met een bonzend hart dat als een gevangen dier in zijnborstkas vocht voor vrijlating, staarde hij naar het ding dat uit het slot op het paneel stak. Een voor hem bekend geelgrijzig voorwerp zat in de sleuf geklikt. Op het display liet zich een naam lezen.
“Wat krijgen we nou?” bracht hij uit. Onbegrip straalde van zijn gezicht.
“Dat is mijn PDA!”
Evan tilde het voorwerp uit het slot en bracht het naar ooghoogte. Dit was zijn PDA. Dus hoe kon het dat hij zijn eigendom hier in een laboratoriumvertrek aantrof waar hij zelf geen toegang toe had? En welke instructies had het bevat toen deze in het paneel werd gestoken? Zelf zou hij nooit opdracht hebben gegeven om zo’n monster vrij te laten als hij vandaag had ontmoet. Daarbij, hij wist niet eens dat hier iemand werd vastgehouden! Zijn bezwete hand omklemde de PDA, maar hij had moeite het apparaat stil te houden; Evan trilde van ontzetting. Een onbedwingbaar gevoel van woede borrelde op in zijn lijf. Hij moest het weten!
“Wie heeft me dit geflikt?” foeterde hij hardop en angstig naar het apparaatje. Maar Evan wist eigenlijk heel goed wie dat geweest moest zijn. Naast hemzelf was er namelijk maar één persoon die de code van zijn kluisje kende en zo over zijn PDA kon beschikken.
“Dytre!”
Evan draaide zich om en zag zijn baas naast Deidree staan. Haar ogen stonden vol doodsangst; Dytre had de loop van zijn pistool op haar slaap gedrukt.
“Ah,dus je weet het?”