image by notsogoodphotography, edited by Gsorsnoi 

“Mijn naam is Reuze Navelpad. Ik ben een ontsnapte labpad uit het laboratorium van Graaf Schaurig. Zijn naam kan ik inmiddels  wel onthouden, maar meneer De Graaf vind ik nog steeds makkelijker. Het is dezelfde verknipte graaf die ook Frank Groot en Stein Klein heeft gecreëerd. Ik noem mijzelf de Reuze Navelpad, omdat dit de enige manier is hoe ik de naam kan onthouden van de gevangene van Graaf Schaurig uit wie ik ben gecreëerd. Mijn naamgever wordt nog altijd vastgehouden in het slot. In werkelijke namen onthouden ben ik niet zo’n held in zie je. Ik gooi altijd die letters door elkaar. Anagrammen voortbrengen en onthouden gaat mij makkelijker af.

De graaf heeft mij gemaakt om mij op pad te sturen en slachtoffers te maken. Hij heeft namelijk ontdekt dat er een levenselixer geëxtraheerd kan worden uit opgeboerd succes. Tenminste, dat is wat ik er zelf van begrijp. Het is daarom mijn taak om mensen op te sporen die op enigerlei wijze in hun carrière succes hebben verworven. Volgens hem gaat hun succes uit van het product dat wordt gegenereerd uit het binnenste van een wezen. Positieve energie gecombineerd met motivatie, inspiratie, constructiviteit of een andere succesaanjagers. Het is een gezond resultaat dat een wezen kan benutten effectief te zijn in diens ambitie iets te verwerven.

Bekende Nederlanders zijn daarom bij uitstek geschikt om ten slachtoffer te vallen aan de duivelse plannen van meneer De Graaf. Zij hebben allen op hun eigen manier succes geboekt in iets waar ze goed in zijn. Denk bijvoorbeeld maar aan Gandhi Roltrap, Evenmin Qua Roven en Ener Kef Godje. Ze hebben het zelfs zover geschopt dat menig Nederlander ze kent door bijvoorbeeld in de media te verschijnen of op een andere manier succes en bekendheid te boeken.

Een gen in mij stelt mij in staat om mijn lichaamsomvang te vergroten en te verkleinen vanaf een paar honderd keer kleiner tot een paar honderd keer groter van wat ik nu ben. Dit maakt het mogelijk voor mij om letterlijk in de huid te kruipen van individuen door via de navel binnen te treden. Zo kan ik krachten wegnemen die zij bezitten door het succes weg te trekken uit het lichaam waar ik mij in bevind. Ik ben een roemslurper. Bij elke nachtelijke slurping maak ik roem buit een bewaar deze in mijn buik. Dit alles met het doel dit op te potten en over te geven aan die duistere graaf. Je hebt dit al eerder mis zien gaan bij mensen zoals Rob Atom Oscar en Erik Crashding. Bedrijven gingen kapot aan mijn slurpingen. Hij heeft mij daar recent nog de politiek in gestuurd om de boel op stelten te zetten.

Meneer De Graaf moet echt gestopt worden voordat hij meer roemslurpers het land in stuurt. Nederland zal eraan kapot gaan. We moeten ook mijn naamgever redden. Volgens mij is hij het die naast mij op de andere operatietafel lag om mij van nieuwe levenssappen te voorzien, maar zeker weten doe ik dit niet. Mijn hoofd was afgewend tijdens de energieoverdracht en Janin blokkeerde mijn zicht toen hij tussen de tafel verscheen en hij mij het zakhorloge toewierp. Hoedanook, mijn naamgever moet ook gered worden voordat hij aan de energieoverdrachten. Ook Janin zullen we moeten zoeken. Hoe zal het hem zijn vergaan, nadat hij mij gebood te vluchten?”

En zo zat de pad, waarvan ik nu pas zijn echte naam ken, snotterend op de bank zijn verhaal te vertellen. Een verhaal zo ingewikkeld en complex dat het gewoon wel waar moest zijn. Natuurlijk had ik nu wel met deze kleine vriend te doen. Het was duidelijk niet bepaald zijn eigen bedoeling geweest om ’s nachts op pad te gaan en roem te stelen bij de bekende Nederlanders. Buiten het feit dat hij er op uit werd gestuurd om deze roem te stelen en af te leveren bij die verschrikkelijke man, Graaf Schaurig, was het ook zijn manier om aan eten te komen. Vind je het gek dat hij het eten liet staan wat ik hem steeds heb voorgezet? Het is gewoon zijn voedsel niet. Dus hoe kan ik zo dom zijn geweest om te bedenken dat ik hem er mee op de been kon houden? Maar om er nou ’s nachts op uit te gaan en bekende Nederlanders ongelukkig te maken, is ook geen ideale oplossing. Daar moesten we maar iets op vinden. De pad moet ook eten.

Waarom wil die Graaf zo graag het eeuwige leven? Wat heb je er aan eeuwig te leven als je chaos zaait in het land waar je energie vandaan haalt om in een zogenaamd levensverlengend elixer te voorzien? En wie is dit mysterieuze ninja figuur die de pad kwam redden en hem een zakhorloge toewierp?

“Reuze Navelpad,” dit was de eerste keer dat ik hem met deze naam aansprak.
“…waar is dat zakhorloge wat die ninja naar jou had geworpen?”
De pad, die na het opboeren van de anagrammen alweer wat was geslonken naar zijn oorspronkelijk formaat, begon in zijn buik te schudden en maakte een misselijkmakende beweging met zijn strottenhoofd. Een ogenblik later verscheen daar gehuld in een groen badje van slijm en andere inwendige viezigheid het zilveren uurwerkje waarover de pad had verhaald.

“Ik hoop toch,” sprak ik de Reuze Navelpad toe terwijl ik met een dot tissues het zakhorloge afveegde en in mijn handen nam.
“…dat dit zakhorloge ons kan helpen met het bestrijden van die verschrikkelijke graaf”.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Het zakhorloge
Volgend hoofdstuk: Zilte moed

image by Jenny-Vi, edited by Gsorsnoi

Bijna volledig opgaand in zijn lange rode cape zou je gemakkelijk kunnen denken dat we hier te maken hebben met de gebochelde versie van Superman. Alleen heeft deze man een stoffige zwarte pantalon verkozen boven het blauwe tricot met rode slip. Het mag duidelijk zijn dat de cape wel ongeveer de enige gelijkenis is die je kunt vinden met de man van staal. En dan ook nog eens zonder de kenmerkende ‘S’. Met zijn gebogen houding en het beetje piekerige zwarte haar op een overwegend kale schedel valt er weinig supers te ontdekken in dit gestalte.

Kijken we deze man recht in zijn ogen dan moeten we eerst bijkomen van de schrik. We realiseren ons dat we hier een onvermijdelijke gelijkenis zien met Darth Sidious uit Star Wars. Ogen met een verschrikkelijke arglistigheid kijken ons aan. Het groezelige gerimpelde gelaat vertelt ons dat deze man een verbitterd bestaan moet lijden waarin wrok en verkniptheid duidelijk uit zijn ogen en een zuinige grijns vallen af te lezen.

“Graaf Schaurig! Ik heb de pad met mij!” galmde het door het grote vertrek. Het vertrek was een grote gang met het uiterlijk en afmetingen zoals we dat kennen van het schip van een grote kerk. De graaf draaide zich om en zag achter zich twee kleine gedaantes op hem toelopen die er een moment eerder niet waren. Hun schreden werden wisselend verlicht door de stralen die in deze grote ruimte door veel stof werd gebroken. Het schijnsel was afkomstig van een grauw maar veelkleurige glas-in-lood dat het uiteinde van de gang decoreerde. Maar de glorieuze impact in dit vertrek had het reeds lang verloren. De beeltenis was er één van een grote kat die opkeek naar de hemel en de kat aanbad de maan.

“Ach so. Daar ben je dan.” Sprak de graaf kort en met een duidelijke Duitse tongval wanneer Stein Klein met de pad bij hem was aangekomen. Hij keek daarbij afkeurend omlaag naar het bleke bruine lijfje van de pad en was al bezig met zijn conclusies te trekken.
Stein stond erbij te genieten alsof hij een kleine broertje bij zich had en aan zijn vader verlinkte.
“Jij hebt gefaald, is het niet?” De graaf praatte rustig, maar boezemde de pad angst en ontzag in met de krachtige toon van zijn stem.
De pad zweeg even en keek omlaag.
“Het is waar meneer de Graaf. Ik heb geen roem met mij”.
De dunne kleurloze lippen van de graaf sloten zich en krulden ten slotte in een tuitig geheel. Daarbij hief hij zijn rechtervuist naar zijn mond en schiep de illusie alsof hij wijn stond te keuren. Maar eigenlijk kookte hij en telde hij inwendig tot tien.

Had de graaf werkelijk een glas wijn in zijn handen gehad dan had hij de inhoud ervan op dat moment over zijn volgelingen gespreid. Met een breed en streng gebaar zwaaide de graaf zijn vuist naar rechts en beviel Stein: “Breng hem naar het lab en laat hem een energieoverdracht ondergaan. Zo heb ik niets aan diese lammeling!”

Stein knikte en sleepte de pad met zich mee.

In een lager gelegen vertrek, dieper in de berg waarop het slot was gevest, troffen we de pad en een ander gedaante vastgebonden aan op twee operatietafels.
Frank Groot was gearriveerd en had de instructie gekregen Stein te helpen met de energieoverdracht. De pad had gefaald in het volbrengen van zijn missie om slachtoffers te maken in de Nederlandse politiek en had daarmee een leeg pakketje in de vorm van zijn eigen ledige lijfje aangeboden aan Graaf Schaurig.
De graaf was hierdoor natuurlijk ontstemt. Maar alhoewel de pad hiermee zijn plannen had vertraagd, zag hij zichzelf genoodzaakt om de pad op te kalefateren.

Terwijl Frank met zijn grote lijf over de pad gebogen stond om slangetjes en enig apparatuur op de twee lijven te bevestigen werd Stein weggeroepen door de graaf. Hij moest iets voor hem opknappen en Frank redde het blijkbaar wel even alleen.

“Oh Frank. Waarom moet je dit toch doen?” jammerde de kleine pad klagelijk. “Laat die man naast mij toch vrij. Hij heeft meneer de Graaf toch niets misdaan?”
De altijd zeer zwijgzame Frank gaf geen antwoord.
De pad duidde op het persoon links van hem op de andere operatietafel. Het lag er met een tenger en uitgezogen lichaam als tankstation te fungeren van bloed en andere levenssappen voor dit kwakende individu. Het was een man van ergens tegen de vijftig en behoorde nog in de kracht van zijn leven te zijn. In plaats daarvan had Graaf Schaurig die eigenschap bij hem aangeboord en een kasplantje van hem gemaakt.

Frank had zich afgewend naar een instrumentarium en wilde zich net weer op de pad en het andere slachtoffer richten wanneer hij de pad door de lucht zag schieten.
Een sprakeloos wat-is-dit-nu-weer tekende zich op zijn gezicht. Nog sprakelozer was Frank wanneer er een  ninja gelijkende verschijning hem een samuraizwaard op de keel deed rusten en dreigde een appeltje te schillen met zijn adamsappel. De ninja leek zich vanuit het niets tussen de twee operatietafels te hebben gemanifesteerd zoals Stein zich eerder met de pad had verplaatst.

Nog duizelig van het tollen door de lucht probeerde de pad zich te oriënteren en keek vervolgens naar het tafereel bij de operatietafels. Onbewust van wat zich even daarvoor had afgespeeld kon hij de aanwezigen enkel met een schaapachtige blik trakteren.

De ninja wierp hem plotseling snel een zakhorloge toe en schreeuwde de woorden: “Vlucht dwaas!”
De pad ving het zakhorloge en wist niet hoe gauw hij ermee weg moet wezen. Hij koos het hazenpad.
De ninja moest nu gauw handelen.
Nog voor de graaf en Stein het vertrek weer binnen kwamen wierp de ninja vlug een blik op het andere slachtoffer. Hij moest en zou weten wie er misbruikt werd om de pad het buitengewone leven in te blazen. Op de achtergrond langs het gezicht van de ninja zagen we langs het glimmende samuraizwaard een grijns verschijnen bij Frank Groot. De ninja moest zijn greep om het heft van het zwaard verstevigen om deze niet van schrik uit zijn handen te laten kletteren.
De adem van de ninja leek te stokken en stotterde in zijn verbazing:
“J-jij?”

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Twee kwaden
Volgend hoofdstuk: De roemslurpers

De volgers van dit verhaal die gewend zijn hier een kleine verzameling anagrammen aan te treffen moeten we ditmaal teleurstellen. Je kunt lang zoeken in dit hoofdstuk, maar een anagram zul je niet vinden.
Wanneer de Navelpad zelf weer aan het woord is, zul je de anagrammen weer herkennen aan zijn schuinsgedrukte woordenbrij.

image by darkpatator and Kashiff, edited by Gsorsnoi

Vluchten moest ik voor die bloedhonden om het er levend vanaf te brengen. Zo snel ik kon moest ik mij verwijderen van het huis van Der Witregels. Hoe eerder hoe liever en hoe sneller hoe beter.

Het koste mij zowat het laatste beetje energie dat ik nog in mij had om mij op een veilige afstand van zijn onderkomen te brengen. En toen ik eenmaal een beschutte plek in een bos had gevonden waar ik mij even kon terugtrekken, wist ik dat ik ook daar niet lang zou kunnen blijven.
Ik begon sterretjes te zien en stortte mij neer op een mosbed. Alles draaide om mij heen. Bomen leken vastgezet op de draaiende schijf in een draaimolen met mij vast op één punt in het midden. Languit lag ik daar in het natte groene mos, met een slappe buik die lag te pruttelen van misselijkheid. De energie vloeide uit mijn ledematen zodat ik niet langer het gevoel had ze met mijn toch al beperkte hersenen te kunnen aansturen.

Een boer maakte zich los van mijn maag en schoot omhoog. Veel smeriger had ik mij een smaak niet kunnen voorstellen. Maar net dat ik dacht dat een smerigere smaak niet mogelijk was, begon ik over te geven en zou ik hebben gezworen dat ik uit elkaar gerukt zou worden en in een verscheurend pijn zou sterven. De gore smaak die het vergezelde werd verdoezeld door de wrede pijn.

Daar lag hij dan: Explodeer Lacht Dan. Naakt en gehuld in het slijm uit mijn binnenste, trillend van de shock. Zijn armen en benen hingen slap naast zijn lijf. Weinig energieker dan ikzelf. Van zijn ogen was alleen het wit te zien.
Wie had gedacht dat ik er toch in zou slagen een persoon binnenste buiten te keren en in mijn lijf op te zuigen?

Voor mij was nu wel duidelijk waarom ik mij zo slap voelde. Deze politicus was een vreemdeling in mijn lijf waar ik mij zo snel mogelijk van moest ontdoen. Ik begon mij langzaam al iets energieker te voelen nu ik hem van mij had losgemaakt.
Het moge duidelijk zijn dat meneer de Graaf er niet in was geslaagd om mij in staat de stellen alle levenssappen los te zuigen uit mijn slachtoffers en deze binnen te houden. Met Obama Debat Heul was het mij per ongeluk bijna gelukt, maar hij kwam toch weer naar buiten.
Het is ook goed mogelijk dat iets in mijn persoontje het gewoon niet kan verkroppen een leven te nemen om meneer de Graaf te helpen met zijn duivelse plannen.

Zolang ik er de energie nog voor had moest ik mij weer uit de voeten maken. Dan maar terug naar het slot. Als ik maar zo ver mogelijk van die Der Witregels kon zijn. De nacht dat ik voor de zoveelste opeenvolgende nacht levenssappen bij de politici kwam halen mocht dan voor mij een donkere bladzijde zijn geweest in mijn slurpend bestaan, het zou gelukkig ook mijn laatste karwei zijn die ik voor meneer de Graaf hoefde op te knappen.

Nu moest ik terug door zijn landgoed naar het slot. Een route die je angstvalligen niet zou durven aandoen, omdat het landgoed bewaakt werd door allerlei misbaksels van gemuteerde slachtoffers. Gelukkig voor mij kende ik de route als mijn broekzak.
Maar op een lege maag was dat wel een opgave.

Terwijl namen als Sinus Woedeaanval Rel, Etende Verf en Caviahaar Rotalgen in mijn kop brandden door mijn honger naar energie, werd ik gadegeslagen vanachter de bomen. Waarschijnlijk was hij er al toen ik in gevecht was met mijn maaginhoud. Ik zou daar in elk geval niet meer achter komen. Wat ik wel weet is dat ik verder strompelde en op een goed moment realiseerde dat ik niet alleen was.
Starende naar het grauwe bos van het landgoed doemde Stein ineens voor mij op.
Stein is ook een volgeling van meneer de Graaf. Net zoals ikzelf is hij ooit ook als product geboren uit zijn experimenten. Stein is klein in tegenstelling tot zijn grote broer Frank. Hij is de snelle van de twee door zijn vermogen om zichzelf te verplaatsen in een snelheid die vele malen hoger ligt dan de snelheid van het geluid.

Stein kwam mij oppikken om mij naar het slot te brengen …
… waar ik zonder hem nooit levend had aangekomen.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Der Witregels
Volgend hoofdstuk: Het zakhorloge

image by risastla, edited by Gsorsnoi 

Hoe vreselijk is dit alles!

Zie mij hier nu gaan op mijn fietsje, onderweg naar het volgende slachtoffer. Een onschuldig individu, die het toevallig heeft getroffen naam te maken in Nederland, ligt nu nietsvermoedend in bed tot ik mijn slag zal slaan. Aangespoord door het woord van meneer de Graaf. Die vreselijke man die mij heeft gemaakt tot wie ik ben.

Dadelijk sluip ik bij deze persoon naar binnen om – als ik mijn werk goed doe – de carrière van deze persoon voorgoed de das om te draaien. Ik kruip op de buik en in de navel om datgene weg te nemen wat het persoon groot heeft gemaakt. En dan zou ik eigenlijk zoveel moeten wegnemen dat het slachtoffer eraan bezwijkt. Maar dat kan ik niet over mijn hart verkrijgen. Iets waar ik nog elke dag straf voor krijg. Meneer de Graaf heeft natuurlijk wel over zijn instrument voor deze methode nagedacht. Kijk maar naar mij. Wat ben ik nou eenmaal? Een kleine pad. Zo één in een dozijn maal een dozijn padden die jaarlijks in een paddentrek de weg oversteekt. Ik ben klein en flexibel genoeg om mij in het zo onamfibische orgaan als de menselijk navel te wurmen. Of is dat niet toch een beetje raar?

Ik wil dit zelf helemaal niet. Dus waarom ben ik het die deze duistere taak toegewezen heeft gekregen? Had hij niet een andere pad kunnen oprapen van de weg om via zijn experimenten te worden tot wat ik ben? Dan was ik liever overreden door zo’n blikken mobiel. En waarom kan ik wat ik kan? Een pad is toch niet gemaakt om in navels van mensen te kruipen? Het enige wat ik mij herinner is dat ik toen ontkwaakte uit die glazen bol en ineens kon wat ik nu kan.

Nu heeft hij mij gestuurd naar deze onzedige missie. Een missie die grote gevolgen zal hebben voor het Nederlandse regeringsstelsel. Eentje die misschien wel een hoop stemmen zal doen op gaan, mogelijk in de verkeerde richting. Mensen zullen dadelijk met hoofdpijn het rode potlood hanteren. Ze zullen moeten nadenken welk hoofd zij ditmaal moeten gaan kiezen. Slechts weinigen van de bekende politici zullen overblijven door de acties die ik deze nacht ten uitvoer zal brengen.

Het is mij al eerder gelukt om Kieviten Denken Blaba ten val te brengen. Het vierde kabinet van Pandabeer Kenneltje. Sommige mensen zien in Wou Sorbet’s partijopvattingen over de missie Uruzgan misschien een carrièrehoogtepunt voor deze politicus. De één ziet hem als een held. De ander tekent hem af als de grootste schande van deze kabinetsperiode. Ik was het in elk geval die hem ertoe heeft aangezet alles op het spel te zetten. Onder het mom van ‘ik wil meer tijd in mijn gezin steken’ trad hij af. Hoe kon hij ook anders? Gas Tanken en Cruesli Gemalin zouden spoedig volgen.

Het is nu mijn taak om het Mistsein in Draaiboek verder te ontbinden. De enige die er wel bij varen zijn mijn Graaf en die verschrikkelijk Der Witregels. En dan vooral die laatste. Simone is in Irakdebat komt hem wel goed uit. Zijn succes wordt aangesterkt door deze Opgeknapte Sprot. Hij was toch al bijzonder begaafd met het tot zich trekken van een hoop aandacht. Nu met deze situatie waarin het kabinet verkeert, zal hem dat zeker geen windeieren leggen.

Eerder heb ik getracht om ook zijn levenssappen te ontnemen. En oh, wat was ik daar graag in geslaagd. Ik zou voor het eerst mijn meester hebben kunnen verblijden met een slachtoffer dat niet meer zou opstaan. Hij zou mij zijn lof hebben gegeven voor het tot een succes brengen van een slurping. Voor het eerst zou hij trots op mij zijn geweest.

Maar ik faalde. Of eigenlijk faalde meneer de Graaf zelf. De methode was niet sluitend. Der Witregels won het van mij. De trance waarin het slachtoffer had moeten geraken door mijn navelkruiperij kwam niet tot stand. Der Witregels was gewoon werkelijk te sterk en te zwart van binnen om mij mijn gang te kunnen laten gaan. Deze man zit zo vol haat en koestert zo’n slechte wil tegenover de doelen in zijn politieke agenda, dat ik hem zijn successen niet heb kunnen afpakken.

In plaats daarvan heb ik het in hem losgemaakt.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Pervers Kind
Volgend hoofdstuk: Twee Kwaden

Op één nacht besloot ik mijn kleine padje te volgen en wachtte op het moment dat hij zijn bedje uit zou komen. Dat moment was daar. Zoals ik al had voorzien pakte hij zijn fietsje en weg was hij. Ik zette direct de achtervolging in met mijn eigen fiets en kwam al snel tot de conclusie dat ik er flink aan moest trekken om hem bij te houden. Mijn stalen ros maakte overuren. Had ik de auto maar gepakt. Als een bezetene trapte hij op zijn fietsje en fietste ver van huis. Met mij op sleeptouw trokken we het halve land door en wist ik op een ogenblik haast niet meer waar we waren beland. Dat terwijl hij geen licht op z’n fiets had en ik wel.

Na enkele uren kwamen we ergens aan tussen het midden en nowhere. Het was koud, ik had werkelijk geen idee waar we waren en was helemaal kapot. Mijn fiets verstopte ik achter een boom en keek wat mijn padje zou doen. Geheel in trance hupte mijn padje van zijn fietsje en sloop naar het dichtstbijzijnde huis. Er was geen tijd om te treuzelen. Ik volgde hem op de voet. Daarbij deed ik mijn uiterste best hem niet uit het oog te verliezen. Dat moest ik wel natuurlijk. Hoe zou ik anders zelf nog thuis komen? Ik hoopte maar dat hij de weg terug nog wist.

Anders dan hoe mijn padje via het toiletraampje naar binnen wist te klimmen, moest ik een andere manier vinden om te kunnen volgen wat er in dat huis stond te gebeuren. Om daarbij niet al te veel op te vallen sloop ik rechts langs het huis en trachtte glurend door de ramen te volgen wat er binnen gebeurde. Dit viel me niet mee en ik was mijn pad al snel kwijt. Hoe kon ik nu weten waar hij zich in het huis bevond? Ik hing hier maar wat aan de gevel waarbij mijn zicht werd geblokkeerd door een grote verzameling bakstenen. Het kwam op geluk aan of ik mijn pad toevallig door de ramen in een van de kamers zou zien huppen. Die mazzel kwam gelukkig. In de woonkamer zag ik hoe hij al huppend de trap opklom en naar de bovenetage bewoog. Ik hupte in de eerste de beste regenpijp en klom langs de gevel omhoog. Daarna raakte ik hem al gauw weer uit het oog. Hij kon nog steeds in alle kamers van die bovenetage binnengedrongen zijn. Dus kon ik wel precies aan de andere kant van het gebouw voor Spiderman aan het spelen zijn dan waar de ondeugende kwaker aan het inbreken was.

De nadering ontknoopte op het moment dat ik turend door een raam van één van de slaapkamers toevallig gadesloeg wat voor vunzige pad ik in huis had gehaald. De kwaker was juist de slaapkamer binnen getreden waar een bewoner lag te ronken. Herstel: bewoonster.

“Wat is dit nou?” Dacht ik. Dat mens wat daar in bed ligt ken ik! En niet ik alleen. Half Nederland zou haar zo herkennen. Dat wil zeggen: iedere Nederlander die destijds op werkdagen vanaf acht uur niets beters met zijn tijd wist te doen toen zij nog op TV was. Mijn vunzige kleine padje sloop dus blijkbaar ’s nachts bij bekende Nederlanders naar binnen, maar waarom? En bleef dit alleen bij jonge dames? Of vielen er ook oudere dames of wellicht ook mannelijke BN’ers ten prooi aan deze groenbruine vuns?

Die kleine viezerik, zo dacht ik, kroop op het bed en op het lichaam van deze jonge dame.
“Ik wist het!” dacht ik nog.
“Nu zal het gebeuren. En ik moet iets doen om het te stoppen.”
In lijn met mijn verwachting kroop hij onder haar negligé waar ik overtuigd was dat hij een eigen betekenis zou gaan geven aan wat padden met padden doen. Nu moest ik in actie komen, anders zou het vlug te laat zijn geweest.
Gepaard van de nodige onhandigheid trok ik mijzelf hoger naast een kozijn en wilde ik bekijken of ik een mogelijkheid zag om binnen te komen. Echter net dat ik tot de conclusie moest komen dat dit wel moeilijk zou worden, stokte mijn adem. Want op het moment dat ik iets wilde gaan ondernemen zag ik tot mijn grote schik hoe mijn kleine padje op haar buik klom en er gewoon in verdween. Recht op de plek waar haar navel zat verdween de bult in de stof van haar negligé die daar eerder door hem werd gevormd.

Laat in die ochtend heb ik nog als een Tom Boonen aan mijn stuur moeten harken om de laatste paar kilometers voor de pad uit te fietsen en eerder thuis te zijn dan hij. Nog hijgende van de inspannende fietstocht deed ik voor hem de deur open en trok hem naar binnen.
“Zo mannetje. Jij hebt mij wat uit te leggen. Waar ben jij geweest?” Krokodillentranen begonnen zich langzaam te vormen op zijn wangetjes.
“Nou meneertje? Zeg het maar.” Het groen trok uit zijn gezicht en antwoordde:
“Anneke van Jeuking.”
“Niets van waar. Zo heette ze niet. Wie was zij?” Ik had allang door dat dit geen hele leugen was, maar zijn manier om de waarheid te verdoezelen.
De pad twijfelde, maar zei uiteindelijk bijna ratelend:
“Vijg Aaneen Nukken, Nekkuiven Najagen, Genaak Kneu Venijn, Keniaan Junk Geven, Geen Juk Aanvinken, Javanen Ukken Gein, Ingenu Kajak Neven…” Ik moest hem de mond snoeren om te voorkomen dat er nog meer van dit soort rare en nare onzinwoorden zouden volgen. De kreten die hij hanteerde werden hoe langer hoe vunziger. Kreten waar werkelijk bizarre en smerige associaties mee te maken zouden zijn. Toch zat er wel degelijk een logica in dit gebrabbel. Een bekentenis die ik uit hem los zou trekken zou een hoop verklaren.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Fietsie foetsie
Volgend hoofdstuk: Der Witregels

image by mush2274, edited by Gsorsnoi  

Mensen, ik heb jullie iets op te biechten.
Voor wie dacht dat ik die anagrammen allemaal zelf verzin, zit er een beetje naast. Mijn pseudoniem de ‘Reuze Navelpad’ bestaat namelijk echt als individu. Ik zal jullie vertellen hoe het peerd aan de steel steekt. Het berust allemaal op een waar gebeurd verzinsel. Ik laat mij de anagrammen namelijk influisteren door mijn huisdier, mijn pad.

Voor sommigen onder ons is het vast een beetje raar om een kwakende amfibie thuis te hebben rondhuppen die met de pot mee eet. Nee, niet zo’n groene kikker zoals we die wel kennen uit die Amerikaanse poppenshow, maar een echt bruine pad. Hij woont inmiddels al een aardig tijdje bij mij in en we hebben het reuze gezellig samen. Deze toen nog naamloze kwaker was eens op een nacht bij mij de tuin in geslopen waar ik hem vond naast de vijver. Hij was er flink slecht aan toe, broodmager en bleek. Ik vond hem er maar wat zielig en hulpeloos uitzien en besloot hem te adopteren. ’s Avonds zaten we samen aan de lasagne en de pad liet het zich goed smaken.
“Wel netjes met mes een vork eten hè?” drukte ik hem op het hart. Het adopteren van een pad is wel prima, maar ik greep wel gelijk de mogelijkheid aan hem wat manieren te leren. Viezeriken aan tafel vond ik namelijk maar niets.

Met vanalles wat mijn bescheiden keuken ons bood probeerde ik hem te voeden. De pad knapte er alleen niet echt van op. Hij had na een paar dagen verse voeding nog altijd dat ingevallen gezichtje zoals ik hem had aangetroffen en het spek op het lijf en de beentjes kwam er ook niet echt aan. Vitamines en supplementen trok ik van A tot zink uit de kast en heb de pad volgestopt met de meest exotische soorten fruit. Ik heb rustig met hem wat oefeningen gedaan om aan de lichaamsbeweging te komen en heb hem zelfs een paar baantjes leren zwemmen, maar met de gezondheid van de pad bleef het aanmodderen. Het duurde niet lang of de pad lag al gauw met een thermometer tussen zijn kikkerbilletjes in de lappenmand.

Dagen lang at hij slecht of bleef het gewoon niet binnen. Dat was tot op die bewuste dag dat ik ’s ochtends wakker werd en mijn pad foetsie was! Mijn pad was weg en zo ook zijn fietsje. Zijn bedje was leeg en had de benen genomen, zonder dankjewel te zeggen. Hij was op pad de wijde wereld in gefietst. En dat met zijn conditie!

Even was ik even helemaal de weg kwijt en mijn pad en mijn fietsje. Ik ben meteen maar overal gaan zoeken waar mijn lieve padje was gebleven. Hij was niet op of in het toilet. Hij zat niet achter de pc. Er was ook niemand onder de douche en nee, hij zwom ook niet in ons vijvertje. In of om het huis kwam ik hem niet meer tegen. Ik bedacht me dat hij misschien wel naar de dokter was gegaan. Dus ben ik de dokter gaan bellen en kreeg de assistent aan de lijn.
“Dag mevrouw. Met Achmed spreekt U. Weet U misschien of mijn pad vandaag bij U een afspraak heeft?”  Even bleef het stil aan de andere kant van de lijn. Tja, ik zou toch ook de dokter hebben gebeld als ik er zo bleek uit zou zien. Uiteindelijk antwoordde ze met:
“Euh … nee, meneer, maar ik kan wel een afspraak voor maken voor U.” Alhoewel ik mij niet echt lekker bij mijn hoofd voelde, bedankte ik voor dit aanbod en hing op.

Een dag en een nacht gingen er overheen, maar gelukkig bij het krieken van de dag ging ’s ochtends de deurbel. Daar stond hij dan: mijn pad voor de deur op het pad voor het huis. Van het eerder uitgemergelde beestje viel compleet niets meer te herkennen. Ik moest opkijken om hem in de ogen te kijken. Hij was zo groot dat een deel van zijn lichaam links en rechts bijna uit het zicht verdween. Mijn pad had zich blijkbaar volgevreten en stond nu met een reusachtig dikke buik op mijn stoep.

Van binnen kookte mijn bloed. Eigenlijk had ik hem buiten moeten laten staan om hem zijn lesje te leren, maar mijn vadergevoel won het van mijn boosheid. Ik liet mijn rondbuikige zoon binnen en vroeg hem netjes zijn voeten te vegen. Ik was aangeslagen door zijn wangedrag voor het zo lang weg blijven. Hier at hij zijn bordje niet leeg en werd er ziek van en om dan anderhalve dag van huis te zijn om volgevreten thuis te komen was natuurlijk ongehoord. Dus besloot ik hem aan een verhoor te onderwerpen.

Na lang met hem gekwaakt te hebben, had ik nog altijd geen antwoord op mijn vraag waar hij was geweest. Tenminste, dat was wat ik dacht, want op de vragen die ik hem had gesteld had ik steeds in onbegrijpelijke taal antwoord gekregen. Woorden vloeiden over zijn dunne lippen, maar het ontbrak aan elke samenhang:
“Onechte Rijstbal, Albert Toeschijn, Botersla Nichtje, Batterij Scholen, Ontelbare Schijt Achterbil Snotje, Lichtere Bontjas, Blah Citroentjes…” en meer van deze onbegrijpelijke kreten kwamen er huilend uit zijn strotje. Er was werkelijk geen touw aan vast te knopen. Dus begon ik me steeds meer zorgen te maken. Straks moest ik hem nog op laten nemen in een inrichting. Misschien was hij geestelijk wel niet helemaal in orde.

In dezelfde vreemde taal ratelde hij maar door met zijn rare combinaties van woorden. Wat mij daarbij wel opviel, was dat de  Reuze Pad langzaam leek te gaan krimpen bij elk woord wat hij uitbraakte. Alsof hij ruimte wilde maken in zijn maag door af en toe even wat lucht weg te boeren zodat hij zich weer vol kunt vreten met iets nieuws. Mijn bruine vriend slonk en kromp tot er uiteindelijk weer een alleen klein padje overbleef.

Zo ging het een paar dagen en nachten door tot ik er goed radeloos van werd en besloot op onderzoek uit te gaan. Ik moest en zou weten waar dit rare gedrag op sloeg. De pad was een goede vriend van mij geworden, maar waarom ging de kleine pad steeds op pad en kwam at hij uitsluitend buiten de deur ten einde zich leeg te boeren met onbegrijpelijke kreten? Ik zou het spoedig weten.

Wordt vervolgd.

Volgend hoofdstuk: Pervers Kind