image by Retroman, edited by Gsorsnoi

“Ja fijn dat heb ik weer,” zuchtte de man die we eerder alleen als de ninja kende. Zombie Akio Arata was de verantwoordelijke voor deze ontmaskering en had de inktzwarte stof nog vast. Met het samuraizwaard rechts van hem in beide handen geklemd bedacht Retroman zich wat het volgende zou zijn wat hij zou doen. Hij keek zijn nieuwe vriend aan en gaf hem een vriendelijke knipoog ten teken dat die zich niet om hem hoefde te bekommeren waar het op deze onthulling aankwam. Krampachtig doen omdat zijn gezicht ontbloot was, zou toch nergens op slaan. Hij kon er echt niet mee gaan zitten dat zijn identiteit was prijsgegeven. Niet dat hij die ooit hoefde te verbergen. De maskerade was meer voor de gein bedoeld toen Retroman het avontuur rook bij de eerste paddeninvasie. Sindsdien liep hij er in rond. Niet om zich te verbergen, maar gewoon omdat dit het laatste setje kleding was dat hij had aangetrokken voordat hij inzag dat hij tot de  laatste verzetstrijders zou gaan behoren.

Hij had thuis achter zijn computer gezeten en was bezig met het maken van eigen computerspelletjes toen zijn achtergrondmuziek werd overstemt door een vreemd kwakend geluid van buiten. Inmiddels weten we dat dit de eerste padden moeten zijn geweest die de wijken van Gohes City hadden bereikt. Retroman was nieuwsgierig geworden en had voorzichtig een blik naar buiten geworpen. Pixels en inspiratie maakten plaats voor een wel heel erg levendige inspiratie. Want wat hij daar kreeg te zien overtrof zijn stoutste verwachtingen. Voor het computerspel wat hij zelf aan het maken was, had hij namelijk een concept bedacht van een ninja die een invasie van gemuteerde padden voorgeschoteld kreeg. De verhaallijn was bewust heel simpel gehouden en de grafische effecten deden sterk denken aan de tijd dan de eerste computerspelletjes op de markt kwamen. Het was de stijl van games die hem het meest aanspraken. Van die heerlijke oude retrospelletjes die een heel stuk toegankelijker waren dat de omslachtige 3d avonturen waar softwaregiganten de spelliefhebbers later mee kwamen verwennen. Voor hem hoefde dat niet zo. Geef hem maar een karakter, die uit niet meer dan een handjevol pixels bestaat, een paar goede moves of een eenvoudig wapen, plaats deze in een tot de verbeelding sprekende zelf ontworpen wereldje en laat de monsters maar komen. Mierzoet achtergrondmuziekje erachter, een vooraf bepaald ‘einde van het level’ definiëren en Retroman had pret voor tien. Zelf spelletjes creëren was een nieuwe hobby van hem geworden.

Helaas bleek zijn fantasie tot leven gekomen en mocht hij zelf aan de bak. Vele bovenmaatse blauwe padden hadden het straatbeeld van Gohes City bepaald en leken kwade bedoelingen te hebben met hun komst. In niet veel meer dan zijn ondergoed – omdat hij kort daarvoor had gedoucht en zijn bed in zou gaan – stond hij als aan de grond genageld tegen zijn vensterbank geplakt. Buiten zag hij hoe de eerste twintig padden in zijn blikveld zich bruut op het volk op straat worpen. Daarbij rolden zijn ogen zowat uit zijn kassen toen hij zag hoe meerdere padden in de lijven van de mensen kropen om er volgevreten weer uit te komen. De slachtoffers die vielen bleven enkele minuten als voor dood op de grond liggen. Het kostte hem niet meer dan een enkele minuut om zijn plan te trekken. Retroman liet zijn pc voor wat het was, snelde naar zijn slaapkamer en trok zijn kledingkast open. Veel tijd voor het bladeren naar een geschikt setje had hij niet en was al tevreden met hetgeen dat hij als eerste te pakken kon krijgen. Of dit nou een kort of lang avontuur zou gaan worden, hij kon moeilijk halfbloot de straat optrekken.
“Mijn carnavalkostuum,” sprak hij zorgvuldig en pakte het eerste setje kleding vast dat binnen handbereik viel. Hij keek even met blik van iemand die een curieus cadeau voorgeschoteld kreeg, maar bood geen ruimte voor eventuele schaamte.
“..waarom ook niet?”
De keuze was gauw gemaakt. Zonder meer tijd te verspillen trok hij het ninjapak aan en griste een sporttas mee waar hij nog vluchtig wat andere kleren in propte. Momenten later verliet Retroman zijn huis via het dak en dacht nog even aan het spel dat hij op zijn computer had achtergelaten.
“Het zou toch niet waar zijn?”

Hij had inmiddels aardig wat avonturen met padden en zombies beleefd en daarbij ook een hoop familie en vrienden jammerlijk aan de strijd verloren. Amper had hij de kans gekregen om alle gebeurtenissen op een rijtje te zetten. Bepalen hoe reëel dit allemaal was kon hij dus ook niet. Het was niet te bevatten. Wat hij wel wist, omdat een collega van de Tycoon Newspaper hem dat had toegefluisterd, was dat niet zijn computerspel de oorzaak was van deze horror, maar de zieke geest van een verknipte graaf.

“Hou vol,” zei Retroman tegen de pad, die nog steeds door een andere zombie bij zijn nek in de lucht werd vastgehouden. De ontmaskerde ninja plaatste zijn rechtervoet en stukje naar voren, draaide linksom op de bal van zijn andere voet en zette zijn linkervoet iets opzij naar links nadat hij bijna driekwart rond was gedraaid. Hierdoor kwam hij face-to-face te staan met de gewezen Akio Arata die een ontmoeting ging maken met de scherpste zijde van zijn zwaard. Het zwaard had voldoende impulsmoment gekregen om de zombie de vernietigende slag toe te brengen. De kop werd bruusk van zijn romp gescheiden. In plaats van bloed schoten enkele kleine vlokjes rottend vlees over het plein. De kopromp scheiding was zo vlot en netjes dat Arata’s hoofd pas zijn vorm begon te verliezen toen deze met een harde klap op het beton belandde. Met een doffe bons volgde het lichaam dat niet langer in balans werd gehouden.

Retroman kon onmogelijk vermoeden wat er zich in Gohes City’s China Town zou hebben voorgedaan als de zus van Arata hun zoontje Tang Lee Swan had kunnen grootbrengen. Het drama wat zich juist had afgespeeld toen de pad en hij dit toneel betraden ging volledig aan hem voorbij. Zijn zwaard was links van hem geëindigd met zijn draaibeweging Arata te onthoofden. Zonder tijd of energie te verspillen bracht hij deze alweer terug in de strijd en doorkliefden twee andere zombies die zich binnen zijn werkruimte hadden gewaagd. De zombie die de Reuze Navelpad vasthield, kneep nog iets harder in het dunne keeltje van de pad en wilde hem naar de muur slingeren. Onze bruine vriend verloor daarbij de grip op zijn lange stok en liet deze op de grond kletteren. Retroman was deze actie echter voor en gaf de zombie een saltotrap. Hiermee werd de zwaaibeweging met de pad halverwege afgebroken en donderde hij uit de lucht.

Een kostbare minuut ging verloren waarin hij zichzelf moest herstellen. De zombie lag gebogen onder de benen van Retroman en was nauwelijks gedeerd door de trap die was uitgedeeld. Maar Retroman gaf hem geen kans om zich weer op zijn benen te hijsen. De zombie voelde de punt van het zwaard al gauw door zijn ribbenkast glijden. Tegen zijn hoofd kreeg hij een artistieke schop na om er zeker van te zijn dat de zombie ermee werd uitgeschakeld.

Nu was er even een kort moment voor het heldhaftige duo om zich te recapituleren. Binnen het bereik van vijf meter schuifelden enkele nieuwe zombies alweer dichterbij. De pad snakte niet langer naar adem, maar zijn eigen botjes klaagden nog jammerlijk van de smak die hij had gemaakt. Niet alleen zijn fysieke conditie ging eraan, ook zijn honger naar energie nam vormen aan waar hij maar moeilijk tegen kon vechten. Ook Retroman’s mensenvlees werkte bijzonder aantrekkelijk op dit ondode volk. Als een magneet trok hij nieuwe monsters aan die uit waren op zijn hersenen en andere organen. De meeste zombies die hun weg naar dit plein hadden gevonden kwamen door de wirwar van steegjes, trappen en straten naar deze plek. Het tweetal zette zich schrap op de nieuwe aanvallen, maar de Reuze Navelpad bedacht iets slinks. Bij het zien van de meer dan honderd zombies die op hun afkwamen zei hij:
“Dit trekken we niet. Ik ben aan het einde van mijn Latijn en jij lijkt ook niet veel energie meer te hebben.”
Retroman knikte.
“Klim langs de huizen naar boven. Lukt dat nog?”
Misschien had de Reuze Navelpad die vraag beter aan zichzelf kunnen stellen, maar hij hield zich groot.
“Euh ja, laten we het maar gewoon doen,” antwoordde Retroman.
“Het zal de zombies meer moeite koste dan wij om boven te raken. Mochten we elkaar uit het oog verliezen, probeer dan in elk geval weer bij mij te komen. Ik heb een plan.”

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De ontmaskering
Volgend hoofdstuk:  Honger

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

Eén voor één lieten de duistere gedaantes zich zien. Op de balkons,  vanachter de vensters met het gebroken glas, donderend vanaf de hoogtes en nog half verborgen achter een dakrand. Zij die zich naar beneden wierpen maakten nauwelijks kans om zich nog in de strijd te werpen met hun angstige gasten. Hun hysterische honger naar menselijk vlees was zo intens geweest dat ze het geduld niet langer konden opbrengen om via ladders of trappen naar beneden af te reizen. Ze vielen in ranzige brokken uiteen op het beton.

“Dit … konden wel eens onze laatste uren worden,” sprak de ninja, zorgvuldig elke lettergreep articulerend. Als een tovenaar die een spreuk liet neerdalen over een vloeistof bracht hij zijn linkerhand met gespreide vingers naar achter waarbij hij de pad instrueerde zich achter hem op te stellen. De pad deed wat hem gevraagd werd en greep zijn stok stevig beet. Rug aan rug stonden de heren opgesteld en maakten zich klaar voor wat komen ging.

“Zeven, acht, negen, tien,” de linkerhand vergezelde de rechter aan de greep van het zwaard. Het windsel doorstond meer druk dan voorheen. Zweet trok uit de zijn poriën en maakte dat de stof om het onderste deel van het zwaard klam werd.
“…, elf, twaalf, dertien,” zowel de ninja als de pad kregen ogen te kort.
“…twintig, vijfentwintig, misschien wel dertig.”
Zenuwen gierden door beide lijven. Meerdere zombies lieten zich zien en kropen bedreigend naderbij.
“Ik heb graag met je gevochten beste man.”
“Insgelijks Pad.”
Spuwen was niet zijn gewoonte. Toch spoog de nog altijd in het zwart geklede jonge dertiger een geconcentreerde verzameling speeksel naast zich neer.

De aanval van de zombies was in gang gezet. Zombie Arata had een geduldige weg gekozen en buiten beeld geraakt. Veel van de zombies kwamen door eenzelfde steeg van de trap gezeild als de twee helden eerder het toneel waren binnen getreden.
“Kom maar op. Ik heb een zwaard!” bemoedigde de ninja zichzelf en mocht direct de eerste klap uitdelen. Drie zombies doken op het stel neer en kregen de eerste effecten van een enorme stoot adrenaline te verduren. Het blad van het zwaard groef zo’n kloof in de nekken de eerste twee belagers dat één stoot genoeg was om beide ondoden te onthoofden. De derde werd door de man in het zwart opzij geschopt waardoor zijn neus brak onder de uitzwaai van de lange stok van de pad. Pijn voelde het niet, maar er was genoeg instinct over gebleven om een reactie van het grijpen naar het gelaat te volbrengen. Lang was deze man niet van zijn stuk gebracht; hij sloeg al gauw weer toe terwijl vier anderen voldoende terrein hadden overbrugd om op een meter afstand te geraken van waar het gevecht plaatsvond.

In dezelfde moeite waarmee de rotorbladen van een helikopter op gang moeten komen creëerde de Reuze Navelpad opnieuw zo’n schild zoals hij eerder ondergronds had vertoond. Uitschakelen kon hij de zombies er niet voldoende mee. Hij moest zich tevreden stellen met het even tijdelijk afwenden van nieuw gevaar. Met dat besef besloot hij het eerder opgelegde bevel te negeren. Hij zorgde dat hij buiten het bereik van het lemmet om de ninja heen marcheerde. In een cirkelbeweging om hem heen kon hij de overmacht teniet doen waaronder de ninja kreeg te verduren. De twee wisselden een kortstondige blik van verstandhouding met elkaar uit ten teken dat dit ze hiermee de optimale samenwerking in het gevecht gevonden hadden.

Tevreden met deze gebundelde krachten verlosten zij de ene na de andere zombie uit hun lijden. Per slot van rekening waren zij allemaal het slachtoffer geworden van een daad waar geen van allen om gevraagd zou hebben. Het aanbod van nieuwe vijanden werd er echter niet bepaald minder om. Uit alle hoeken en straten van de op zich al indrukwekkende set verschenen ‘verse’ zombies die het metaal van het zwaard nog niet hadden gevoeld.

“Ga jij even liggen!” de ninja trok rimpels in de huid rondom zijn neus toen hij de zijn bovenlip kwaad optrok. Het was een uiting van de kracht die hij overbracht in zijn beenspieren bij het opzij schoppen van een vreselijk lelijke zombie. Zijn handen had hij niet vrij, zodat hij zijn benen ook iets te doen gaf. De Kung Fu die hij zichzelf in zijn jeugd had aangeleerd kwam in die beweging goed te pas.

“Tijd om op te schuiven,” adviseerde de pad hem. Samen stapten zij uit de oplopende populatie van zombies en onthoofden of de op een andere wijze zwaar toegetakelde exemplaren. De plaats waar zij zich hadden opgehouden begon hoe langer hoe meer onwerkbaar te worden door de opstapelende lijken die toch al dood waren. Door meer geluk dan wijsheid kon de ninja een haag van zombies ontwijken. Op de grond lag een arm waar nog wat leven in zat en een poging deed om hem onderuit de halen. De ninja had die actie op tijd door waardoor hij enkel wat spieren voelde protesteren in zijn voet en weer gauw op de been was. Hierdoor ontweek hij onbedoeld een paar halen van armen die allemaal tot afzonderlijke zombies behoorden. In de draai om zijn ongewenste publiek maakte hij een lage radslag en had er zijn handen niet bij nodig om in evenwicht te blijven.

Minder capriolen waren er nodig voor de pad die het voordeel had klein te zijn. Hij stapte tussen de lange stelten van benen door en hoefde enkel op te passen dat er niet één eigenaar van die ledematen zo slim was om onder zich te grijpen. De lange stok werd weer terug in de ronddraaidende beweging gebracht op het moment dat de ninja weer aanving zombies in ongelijke stukken te verdelen.

Of het met de locatieverwisseling iets van doen had kun je jezelf afvragen. De zombies waarmee ze dichter in de hoek van het plein meer te maken kregen wisten ze met meer gemak in een klem te vangen. Ineens werd de pad door één van de zombies van de grond gegrepen en voelde zijn luchtpijp nauwer worden. In een pijnlijke draai rond het lichaam van het monsterlijke figuur voelde hij zijn evenwichtsorgaan vechten tegen wat boven of onder was. Dankzij die actie hadden de andere vijanden vrij spel op de man waar het hun om ging. De ninja stond er weer alleen voor met zijn zwaard en hakte er meer wanhopig dan gecontroleerd op los.

Daar was het moment dat hij van achter werd aangevallen en één van de zombies zonder enige opzet het masker van zijn hoofd trok. Grote ogen keken een beetje dwaas en erg verbaasd onder het werkgetrokken masker vandaan. In de waas die door de afnemende zuurstof bij de pad in het zicht werd opgetrokken, keek hij zijn kompaan voor het eerst recht in het gezicht. Kennen deed hij hem niet, maar Retroman was zijn naam.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Gezichtsbedrog
Volgende hoofdstuk: Het is maar een spelletje

By reuzenavelpad | January 27, 2011 - 3:00 pm - Posted in De anagrammen, Duimzuigerij, Nederlands, Reuze Navelpad, Verbaal Genot

image by ingridtaylar, edited by Gsorsnoi

Niet dat ik me ook maar enige relatie kan indenken bij wasberen en deze koude sport, vond ik ‘Wasberen Menner’ toch wel een leuke titel voor deze onaangekondigde anagrammenopgave.

Met grote vrezen vrees ik dat deze woordpuzzel angstig snel zal sneuvelen daar de volkssport die deze bekende Nederlanders uitoefenen best populair is onder onze trouwe lezers. Om toch die mensen een kans te bieden die toevallig op deze site langskomen en een paar anagrammen willen wegkapen voordat de gedoodverfde favorieten dat doen leg ik de spelregels nog één keertje uit:
Verborgen in elke onderstaande afzonderlijke letterbrij is een bekende Nederlander. Aan jou de taak om deze bekendheid te vinden en de antwoorden te posten in een comment. Hij of zij die de meeste anagrammen oplost is de ‘Navelklopper’!

Voor meer info: Reuze Navelpad

Succes met ontanagrammaniseren!

  • Wasberen Menner (geraden door Paap)
  • Kou Of Roken (geraden door BoB)
  • Vrede Randgeval (geraden door Paap)
  • Onmin Magier (geraden door BoB)
  • DTV-kabel ramp (geraden door Jolien van Biesheuvel)
  • Hierzo Heksclub (geraden door Jolien van Biesheuvel)
  • Gehate Yam Douchje (geraden door Jolien van Biesheuvel)
  • Vrijsaam (geraden door Jolien van Biesheuvel)
  • Maar Niet Nimmer (geraden door Jolien van Biesheuvel)
  • Watergoden Loeren (geraden door Jolien van Biesheuvel)
  • Uw Tieners (geraden door Jolien van Biesheuvel)
  • Grof Enthousiast (geraden door Jolien van Biesheuvel)
  • Pony Vinnen Gaven (geraden door Jolien van Biesheuvel)
  • Rijst Minaret (geraden door Jolien van Biesheuvel)
  • Merk Varens (geraden door Jolien van Biesheuvel)

Met vriendelijke reuzel,

Navelpad

PS: In deze opgave zitten in principe geen bewuste pluisjes.

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

Ruim dertig treden zouden afgedaald moeten worden om het plein te kunnen betreden. Het compacte plein lag zo’n tien meter lager voor de pad en de ninja tussen de woningen uitgestrekt. Monotoon gezoem was achter hen hoorbaar waar twee ventilatoren van een airconditioninginstallatie tegen een raamwerk bevestigd hingen. Het gezoem ging gepaard met hetzelfde geluid uit de ventilatoren die overal in deze straten te ontdekken waren. Op enkele plekken waren er wel twintig boven elkaar te tellen aan één enkel bouwwerk. De fabrikant van deze koelinstallatie moet miljoenen hebben verdiend aan deze wijk.

Dit onwaarschijnlijke duo besteedde er geen aandacht aan. De steeg waarin ze aan de oppervlakte waren geraakt liet zich weinig van een straat of andere doorgang onderscheiden. Links van hem liep de steeg een stuk door alvorens het in een hoek naar achteren afboog waar een nieuwe trap ontdekt kon worden die zichzelf verried door de twee onderste treden die maar net zichtbaar waren. De verleiding deze uitweg in de steeg te kiezen was allerminst logisch. Vuil dat uit drie containers leek te groeien blokkeerde het overgrote deel van het pad. Ook het ontbreken van voldoende lichtval nodigde bezoekers die op hun leven gesteld waren niet bepaald uit de donkere uitweg te kiezen.

Omzichtig trad de ninja naar voren. Vanuit het instinct koos hij de weg van de minste weerstand. Direct gevolgd door de pad. In alles was hij onzeker wat hen op het open plein te wachten zou staan. De open plaats leek akelig leeg, maar voor hoelang? Het samuraizwaard, gedragen in zijn rechterhand, blonk waakzaam in het schemerige licht. Zijn linkerhand jeukte van de neiging balans te vinden door de trapleuning in het midden van de brede trap vast te houden. Ondanks de vrees voor de dood die hij zomaar eens spoedig in de ogen zou kunnen kijken, weerhield zijn trots zich ervan zijn hand uit te steken naar de pijp in het midden. De zenuwen van de pad leken het echter te begeven toen piepend gekraak uit een boordplaat klonk. Hij greep naar hetzelfde houvast en had het willen omhelzen. Al gauw begreep hij gelukkig dat het de wind moest zijn geweest die haar krachten als een koevoet achter het boord had geplaatst. De plaat fungeerde als noodreparatie in de buitenmuur van één van de appartementen. Een scheur in het beton verried die functie. De buurt had dringend een opknapbeurt nodig.

De betonnen ondervloer van het plein was droger dan een woestijn. Scheuren bepaalde daar eveneens het beeld. Je werd omringd door kale muren, huizen, appartementen en verstrekkende trapconstructie die tot ruim 18 meter hoog boven het plein in de lucht staken. Ook boven op de gebouwen strekten nieuwe straatjes en trappen zich verder de lucht in. Spinnenwebben van elektriciteitskabels die zich soms over een lengte van enkele tientallen meters van muur naar muur verplaatsen, gaven deze buurten nou niet bepaald een bedrijvige aanblik. Niet meer althans. Verval had hier de zaken overgenomen. Negen op de tien ruiten waren gesneuveld. Glaswerk op de grond zorgde voor de weinige schittering op deze locatie. Dat wil zeggen: als het zonlicht de grond al bereikte. Je kon uren op één plek blijven staan en je blijven verbazen over al de details die je zou ontdekken. Nederlands kunstenaar M.C. Escher zou zich hier volledig thuis hebben gevoeld. Met een beetje fantasie kon je zijn Pedalternorotandomovens Centroculatus Articulosus ondersteboven tegen een uitstekend muurtje zien plakken.

Het was bijna lachwekkend hoe een wit bordje op de muur een door diverse Chinese tekens vergezelde vetgedrukte letter ‘P’ liet zien. Onder deze letter was een pijl afgebeeld die een plaats zou moeten aanduiden waar je een voertuig zou kunnen parkeren. Alleen zou je wel een erg knap navigatiesysteem nodig hebben gehad om jouw vehikel hier überhaupt te kunnen krijgen.

Lange planken lagen her en der verspreid. Ook in de poort die links zichtbaar werd nadat zij de trap waren afgedaald, was een hele stapel te vinden. Het gaf je de indruk alsof de voormalige bewoners voortdurend bezig waren pleisters op de wonden van de bouwconstructies te timmeren. Zij aan zij verkende de pad en de ninja het terrein. Was het veilig om een volgende trap te gebruiken om door te trekken? Want elke stap kon hier je laatste zijn. Het wachten was op het moment dat de stilte werd doorbroken door een kat of een rat die zich uit diens schuilplaats los zou maken. De ninja had de pad eerder bij het gekraak uit de boordplaat al gemaand zich vooral stil houden. Als ze hier al niet alleen meer waren, dan zouden zij hun aanwezigheid al snel door iets onbenulligs kunnen verraden.

Geen van de twee zag het, maar voor een kort moment trok een schaduw over dezelfde wand waar zij voor hadden gestaan toen zij uit de put waren gekomen. Op een balkon van het gebouw dat tijdens het afdalen op die ene trap rechts van ze had gelegen, kropen zes handen en voeten muisstil over de tegels. De ninja wilde de pad juist met een gebaar duidelijk maken dat ze wel verder konden trekken, toen hij beweging dacht te zien in een venster hoog boven de plek waar zij stonden.
“Sst!”
De pad wist het ook.
“Net wat ik dacht. We zijn niet alleen.”
De ninja tuurde de vensters af. Eén voor één bleef zijn blik hangen bij al het gebroken glas. Ook de balkons en daken hadden zijn aandacht. Hij voelde zich belaagd en wilde weten welke aanwezigheid op hun hielen zat.

Niets. Hij keek tussen de huizen en langs de trappen. Het was alleen nu dat de ninja tussen de huizen zag hoeveel Chinese teksten ertussen waren opgehangen. Maar waar hij dacht iets gezien te hebben, bleef het nu akelig rustig.  Een ventilator van een airconditioning sloeg aan. Nieuw gezoem trok door de lucht. Voor een kort moment was hij erdoor afgeleid.

“Shit,” verzuchte hij toen. Een koude rilling trok over zijn rug naar achteren. Hij voelde het door zijn stuitje trekken en zijn beenspieren spanden zich aan. Hij tikte de pad aan, wees naar boven en maakte dat hij daarna met zijn beide handen het zwaard vastgreep. Gehurkte achter de balustrade staarden zij naar de bloeddoorlopen ogen van een Aziatische zombie. Korsten bloed markeerden de plaats waar ooit zijn navel moest hebben gezeten. De man die ooit luisterde naar de naam Akio Arata was een paar dagen ervoor getransformeerd tot dit blauwe monsterachtig wezen.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De Trap Tuk Tuk
Volgend hoofdstuk: De ontmaskering

image by Steam SWP, edited by Gsorsnoi

Tang had de mede-uitvinder van de Trap Tuk Tuk geweest en zou samen met buurtgenoot Miu San een ware revolutie hebben ontketent in het grimmige zesde H-district. De onzichtbare ‘muur’ had verder doorbroken kunnen worden door dit nieuwe vervoermiddel dat de gebruikers ervan in staat zou stellen van de ene rand van de met verf gemarkeerde wijk naar de andere te kunnen reizen. Een nieuwe Tuk Tuk met de kleur van de aangrenzende wijk en een letter van het district moest de verbinding gaan vormen tussen de ene onbekende plaats met de andere. De Trap Tuk Tuk moest het uiterlijk gaan hebben van een normale op stoom aangedreven Tuk Tuk, maar zou zich onderscheiden door de wielconstructie die het in staat stelde om moeiteloos de trappen op en neer te rijden waar Gohes City’s China Town er een paar honderd duizend van telde. Drie wielen die onderling waren verbonden met rupsbanden zaten aan weerzijden van de cabine waar de passagiers in werden vervoerd. Onder het stuur van de chauffeurszit was een indrukwekkende veerconstructie gemonteerd die de ergste klappen moest opvangen van het bandloze voorwiel. Terwijl de achterkant van het voertuig iets weg had van een ingewikkeld opgebouwde fluitketel was de gelijkenis van de voorzijde van het apparaat er duidelijk één met een Harley Davidson-motor.

De jonge Tang Lee Swan zou zichzelf op zeventienjarige leeftijd verbranden aan de ketel van één van deze apparaten om nog geen maand later te bezwijken aan de infectie die hij door zijn verwondingen had opgelopen. Zijn buurtgenoot Miu San was op dat moment al niet meer in beeld daar hij ondanks deze vervoersrevolutie alsnog zou verdwalen in een paar wijken verderop. Toch mocht hij zich gezegend voelen dat hij zijn sterfbed vond op de naar deze omstandigheden uitzonderlijk hoge leeftijd van 37. In de binnenhavens van Matsue Hakui stierf hij eveneens aan een infectie.

Dze op zichzelf al grauwe werkelijkheid was echter gereserveerd voor een dimensie uit een parallel universum waarin de navelpadden van Graaf Schaurig geen deel uit maakten. Miu San had de ingenieuze denkwijze namelijk nodig gehad van Tang om de rupsbanden zo te kunnen ontwikkelen dat zij geschikt waren om de hinderlijke trappen te bestijgen en af te dalen. Zonder Tang Lee Swan kwam er geen Trap Tuk Tuk.

De aan slakkenslijm gelijkende substantie droop van de diepbruin gepleisterde wand daar waar vier handen zich om beurten in het bevende vlees groeven. De weerstand die werd opgebouwd door de reflex in een elleboog bracht een spasme teweeg waardoor een vaalblauwe hand naast de arm greep. Een andere al even lelijk blauwe hand greep daarom de verminkte arm beet die het slachtoffer van het bed had laten vallen door de schokkerige beweging die het maakte. Kraakbeen brak tussen de vingerkootjes vandaan onder een akelig geluid toen de drie middelste vingers van de hand werden gerukt. Het wit van de knokkels werd daardoor even zichtbaar in de oorspronkelijke vorm dat zich normaal alleen als een gelige afdruk liet zien onder de huid wanneer de vingers bogen. Het rode vloeistof wat uit de aderen vrij kwam maskeerden de bloot gelegde botjes echter al rap en besmeurde het bed met vlekken en spatten.

Over gescheurde lippen werd het verse vlees naar een tong geleid die al even geen smaak meer konden waarnemen. Smakken was een onvermijdelijk gevolg geworden bij het naar binnen werken van het rauwe voedsel door de in verval geraakte kaken. De ontbinding had ook de slokdarm aangetast zodat een luid gegorgel hoorbaar was. Brokken in het bloed sijpelden over de kin welke eens met een stoppelbaardje gesierd werd. Gulzig greep de zombie opnieuw naar de onderarm waar hij eerder al een paar lappen vlees uit had gebeten.

De vrouw op het bed dat ten prooi was gevallen aan twee zombies voelde de levenskracht nu wel heel vlug wegtrekken uit haar eens zo mooie lijf. Indrukken van het binnenste van een amfibie trokken nog op het netvlies aan haar voorbij. Even hiervoor had zij een bizar avontuur beleeft waarbij zij door een padachtig wezen binnenste buiten werd gekeerd en door het bruine dier werd opgeslurpt. Ze was hierdoor in de veronderstelling geraakt dat ze door die actie allang dood had moeten zijn, maar het besef dat zij later weer door de pad naar buiten werd gebraakt maakte dat ze wilde geloven dat ze in een één of andere hel was beland.

Naakt en slijmerig was nu haar lijf zoals ze had verwacht bij het betreden van de onderwereld. Haar kleren moest ze op de Aarde achter hebben gelaten. Dus waar was nu het vagevuur waarin zij voor eeuwig zou moeten branden? Waarom was zij teruggekeerd naar het bed waarin zij stierf? Wat Pui-Yuk echter nooit zou kunnen bevroeden, is dat zij zojuist het resultaat was geworden van een slechte slurping van een navelpad en dat haar lijdend sterven nog in volle gang was. Eén van de padden had bij haar zoveel roem willen wegslurpen dat het beest de vrouw binnenste buiten had gekeerd en in zijn lijf had opgeslokt. Even later spuwde hij haar weer, gehuld in het slijm uit zijn ingewanden, naar buiten. Haar levenskansen bij het ontsnappen uit zo’n slechte slurping was met de helft afgenomen door haar vitale functies die hiervan te verduren kregen, maar dat was niet de uiteindelijke reden waarom ze stierf.

Eén van de twee zombies die daar de oorzaak van waren, keek plotseling op vanaf zijn maaltijd. De ander bleef geconcentreerd en zette zijn halve gebit in Pui-Yuk’s heup. Akio Arata was even afgeleid geraakt door de beweging van enkele zombies die zich buiten op de daken boven een steeg ophielden en gefixeerd waren op twee ongelukkige bezoekers. Akio was erin geslaagd om zijn levenlang bij zijn zus in de buurt te blijven en hadden samen gezworen elkaar nooit uit het oog te verliezen. Nimmer zou hij weten dat Tang Lee Swan, die nog voor het doorlopen van de embryonale stadium stierf in de buik van Pui-Yuk, zijn bloedeigen zoon was.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De Chinese doolhof
Volgend hoofdstuk: Gezichtsbedrog

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

“Nee, nee, nee, nee, nee …” De ninja had gemakkelijk nog wel vijfhonderd keer ‘nee’ kunnen zeggen.  Het tweetal was uit de rioolput gestapt en aanschouwde de schemerige straten van een niet geheel onbekende wijk, voor de ninja althans. Hij had namelijk direct door waar ze boven waren gekomen en zag hier zijn ergste nachtmerrie bewaarheid worden. Met de grootste moeite trachtte hij niet door zijn knieën op de straat te zakken om in wanhoop zichzelf aan de wereld over te geven. Zijn woede kneep hij weg in zijn vuisten en sprak kwaad tegen niemand in het bijzonder:
“Van alle plekken in Gohes City … waarom hier? Waarom uitgerekend hier?” Inwendig stak er bij hem een storm van vloeken op.

De pad liet zijn onderkaak zakken en keek vanuit zijn nietige positie naar hem op. Hij had zich zojuist los gemaakt uit de put en de bijbehorende deksel over het gat geplaatst. Vanuit de steeg waarin zij waren boven gekomen zag de ninja direct dat ze het in hun lot niet slechter hadden kunnen treffen. Ze waren van de ene hel in de andere opklommen. Van het masker van zijn nieuwe vriend keek de pad voor zich uit en begreep eigenlijk helemaal niet zo waarom deze duistere plek zo kwaad kon zijn. Wat de pad niet kon weten was dat Gohes City een gruwelijk eigen China Town kent. Een oord waar je onder normale omstandigheden al niet dood gevonden wilde worden. Deze stad binnen de grote metropool was namelijk niet zomaar een wijk in een stad waarin toevallig een hoop Aziaten gevonden konden worden. Deze wijk kon je binnenkomen, maar de kans dat je er ooit weer uit zou geraken was praktisch nihil.

‘De Chinese doolhof’, zoals de berucht wijk in de volksmond is gaan heten, is het grootste labyrint met inwoners op aarde. Even buiten het centrum gelegen strekt deze plek zich uit tot de op één na buitenste laag van de stad en maakt er gemakkelijk bijna een kwart van uit. Het is een compacte substad waarin half China lijkt te wonen. Precies die eigenschap dat alles zo op één gebouw is, maakt dat de stad een verschrikking is om in te wonen. Alle straten lijken op elkaar en de infrastructuur is beroerd. Voedselvoorzieningen reiken amper tot alle locaties, zodat er veel honger en armoede is ontstaan. Vanaf een plein bekeken zie je de huizen op elkaar gestapeld gebouwd staan zonder dat je kunt spreken van flats. Kijk je om je heen door de straten dan bestaat het gros van de uitwegen uit onpraktische trapconstructies die weinig mobiliteit biedt aan de mensen die zo ongelukkig waren hier te zijn geboren. De meeste mensen die hier zijn geboren weten niet eens van het bestaan van de wereld die zich buiten de ‘muren’ afspeelt. De ‘muur’ is hier de abstracte benaming die is gegeven aan de horizon van het bekende. Alle straten die je niet kent bevinden zich buiten deze onzichtbare muur. Niet voor niets wordt de wijk aangeduid als een gigantisch complex doolhof.

Onfortuinlijke inwoners van Gohes City die in de Chinese doolhof zijn geboren groeien er op, leven nauwelijks langer dan een jaar op één plek een sterven een vroege dood op een compleet andere plaats in dit stratengedrocht. Nergens op onze planeet kent een stad zoveel gevallen van incest en vermengingen binnen een gemeenschap. Kinderen die hun ouders nog kennen na hun eerste levensjaren mag een unicum heten, want zodra een mens hier kan lopen hoef je de straat maar uit te lopen en je bent verdwaald. Niemand zal er verbaasd over zijn dat de gemiddelde levensverwachting van dit deel van de stad onder de 35 jaar ligt. Komen kinderen in een andere straten terecht dan worden ze tot slaaf gemaakt en komen veelal in bendes terecht.

De enige constante factor in deze stad is de kans op het verdwalen welke duidelijk op honderd procent is gesteld. Om zichzelf daarom te kunnen beschermen tegen een al te grote verspreiding van de families is men sinds de jaren tachtig begonnen om de straten te gaan markeren. Chinezen zijn door de straten getrokken met potten met verf om eigen gebieden te kunnen afbakenen. Wanneer men dit niet zou doen dan blijft de genenpoel zich oneindig mengen totdat ziektes de rest van Gohes City zouden infecteren. Niet dat die dreiging ook maar enige waarde heeft voor de mensen uit deze substad: er is toch niemand die de rest van Gohes City kent. Deze begrenzingen is men vooral gaan instellen zodat de families nog enigszins een kans houden om gezinnen bij elkaar te houden. Sindsdien kennen kinderen hun ouders iets langer, maar met een gemiddelde van de eerste vijf levensjaren is dat nog altijd eng laag te noemen. 

De ninja was in zijn jeugd gewaarschuwd nooit naar China Town te reizen. Het zou in alle gevallen een enkele reis zijn geweest. De verhalen kende hij natuurlijk wel, maar recent waren ze nooit. Er was namelijk bijna nooit iemand die het betreden van deze stad heeft kunnen doorvertellen. Te meer vreesde hij voor zijn eigen voortbestaan. Hij zou dagen kunnen dolen door de straten en terug uitkomen in een straat die hij al eens had gepasseerd zonder dit te realiseren. Maar de weg terug door het riool was al even rooskleurig. Waar in dit doolhof bevond hij zich eigenlijk? Was hij halverwege de stad op weg naar de zevende en buitenste ring of had hij zich nog maar net uit het centrum verwijderd? Hij vreesde voor het ergste.

Toch was er een andere vraag die hem op dat ogenblik nog het meeste bezig hield: waarom was er op de straat geen levende ziel te bekennen?

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De overbrugging
Volgend hoofdstuk: De Trap Tuk Tuk

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

“Verzin iets terwijl ik ze bezig houd!” de Navelpad begreep dat het erop of eronder was. Hoe klein hij er ook uit mocht zien, in deze pad ging een moedig persoontje schuil dat graag zijn beste beentje voor wilde zetten als er zaken op het spel stonden. In hun geval ging het om levens. De ninja was misschien wel de enige overgeblevene in zijn soort. En als er al een kans was dat er andere mensen waren die de grote slurping hadden overleefd, dan moesten ze zorgen dat ze die persoon of personen vonden. Zelfs al moesten ze daarvoor naar de rand van deze enorme stad reizen.
“Eh … juist.” De ninja vergat de eerdere discussie compleet en keek in de controlepost om zich heen naar een oplossing. Hij moest in allerijl een stevig verdedigingsmechanisme of een uitvlucht zien te vinden. Zijn zintuigen stonden daarbij scherp om een eventuele confrontatie van achter direct te kunnen afweren waar de pad het gevecht was aangegaan met de grote stroom padden.
“Zou ik misschien …?” Hij wierp nog eens een blik op de vluchtwegen.
“Schiet op! Dit houd ik geen vijf minuten vol!”

In een vluchtige blik naar rechts zag hij hoe de Reuze Navelpad de brug op was gerend met de stok in zijn handen en de aanvallen van de padden probeerde af te slaan. De pad was hierbij op de railing geklommen die het brugpad aan beide zijden afbakende. Hij straalde angst en vastberadenheid uit. Vastberaden dit gevecht te willen winnen. Hoe onmogelijk dat ook leek. De lange stok had hij met beide handen stevig vast voor zijn lichaam en keek venijnig in de richting van de toestromende blauwe padden. Honderden padden stroomde op hem toe en klauwden al met hun gespierde blauwe armen door de lucht. Dit was onbegonnen werk.

Ze hadden zo’n enorme honger dat je zou kunnen zweren dat het geknor in de buiken boven het gekwaak hoorbaar was. De honger had zich gemanifesteerd in een geweldige razernij. En reken maar dat ze het mensenvlees konden ruiken. De kleine pad was bij voorbaat kansloos in een gevecht tussen zijn nietige persoontje en het grote aantal reuzen wat op hem af stormden. Ze zouden hem zo van zijn plek vegen, over hem heen walsen en zich op de arme ninja storten. Een lange pijnlijke dood was in aantocht. Het evengoed geringe aantal padden dat de kans zou krijgen om zijn navel te bereiken zou deze openscheuren door het gedrang erin te geraken. Ze pasten er moeilijk allemaal in. Met een helse pijn in zijn bloed gutsende buik zouden de padden in hun zoektocht naar roem zijn ingewanden doen omkeren en in hun eigen buiken opslurpen. De ninja zou binnenste buiten worden gekeerd en zou resulteren tot een slechte slurping zoals de Reuze Navelpad eerder had laten gebeuren in het roemslurpen bij Alexander Pechtold. Bij mensen kan schrokken leiden tot braken. In het geval van de reuze navelpadden keren zij hun prooi binnenste buiten. Onze goede Reuze Navelpad heeft zijn slachtoffers deze ellende zo veel mogelijk willen besparen. Van de blauwe padden hoeven we deze genade niet te verwachten.

Juist wanneer de ninja de padden ook in beeld kreeg greep hij een cola blikje van het controlepaneel en wierp het richting één van de twee besturingssystemen dat naast de brug aan weerzijden stonden opgesteld. De systemen dienden tot het kunnen laten draaien van de brug. Dit was een extra kans voor de pad. Het blikje landde op de knop die de brugdelen moest activeren waardoor deze begonnen te draaien op hun as. De pad maakte dankbaar gebruik van deze actie en duwde met zijn rechterhand het rechtereinde van de lange stok omhoog om deze een zwiep te geven. Zijn  linkerhand pakte de stok rechts over terwijl hij zijn rechterhand naar links had verplaatst. De stok begon te tollen om zijn as. Hiermee vormde de stok een schild waarmee hij voor zich de padden van zich af kon houden. En kon ermee om zijn lichaam draaien om wat rake klappen mee uit te delen.

Links en rechts probeerden de padden bij hem te komen en werden daarbij gehinderd door de roterende brugdelen. Een verdediging die slechts tijdelijk van aard was. De stok knalde een aantal keer hard in de gezichten van de grote padden, maar werden uiteindelijk toch onvoldoende van hun stuk gebracht om uit het gevecht te stappen.
“Vertrouw me en spring hierheen!” was de raad die plots uit de controlepost werd geschreeuwd. De ninja had een mechanisme in werking gezet die iets dieper in de rioolgang haar uitwerking kreeg. Daar waar de rioolgang dood leek te lopen tegen twee grote gaten die waren afgeschermd met tralie klonk een zwaar aanzwellend gebulder. Boven in een stortkoker had een sluisdeur zich maximaal verbreed. Grote hoeveelheden met slik en afval bevuild water werd een nieuwe ruimte geboden om zich door te verplaatsen. Waar eerder een rustig stroompje door de kier van de sluisdeur aan een val naar beneden begon, stortte nu een grote hoeveelheid smerig water door de stortkoker naar de rioolgang.

De Reuze Navelpad wist ternauwernood van de brugdelen naar de smalle kade voor de controlepost te springen toen de grote watermassa over de brug raasde en de blauwe padden in haar geweld meesleurde. Hij kreeg een hand gereikt door de ninja en werd verder de controlepost in getrokken om niet alsnog weggespoeld te worden.
“Dank je.” Bracht de pad uit en stond met zijn handen op zijn knieën te hijgen. Hij was zichtbaar moe. De stok had hij op de vloer van de controlepost laten stuiteren, maar moest hij in de gaten houden of het water kon het nog meenemen. De controlepost werd niet overspoeld, maar droog bleef ze ook niet.
“Nee, jij bedankt. Ik denk dat we elkaar nog wel even nodig zullen hebben.” Kreeg hij van de man in het zwart als antwoord.
“Je ziet er slecht uit trouwens.”
De pad ademde zwaar toen hij net genoeg naar boven keek om het gezicht van de ninja te zien en bracht met veel moeite uit:
“Klopt. Ik heb lang niet gegeten.” De ninja knikte slechts.
“Kom. We moeten naar de oppervlakte. Ik heb die deur al gecontroleerd. De gang erachter is ingestort.” De stok werd van de grond geraapt waarop het merkwaardige duo langs de trap naar boven verdween.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: TMNT
Volgend hoofdstuk: De Chinese Doolhof

De ninja had zich van huis uit door pure belangstelling bekwaamd in een eigen stijl van vechtsporten. Een interesse die hem tot op dit moment steeds in staat heeft gesteld te kunnen overleven. De meeste  ‘kennis’ heeft hij daarbij opgedaan door in zijn jeugd een overdaad aan Bruce Lee, Jackie Chan en Van Damme films te kijken en na te apen. Als kind heeft hij ooit naast wat Kung Fu lessen één karateles gevolgd en dacht dat daar meteen allemaal vliegende kicks zouden worden geoefend, maar toen ze vooral rondjes gingen rennen en veel moesten opdrukken vond hij dat toen erg saai en vermoeiend! Vanuit een meer serieuzere aanpak is hij nog iets meer dan een jaar Tae Kwon Do-lessen gaan volgen, maar het toepassen van zijn vechtkunsten vond hij pas echt leuk wanneer ze ‘fake’ werden toegepast om in rare filmpjes te verwerken.

Het waren deze vechtkunsten, enig acrobatiek en een flinke dosis geluk die hem in Gohes City zo lang op de been hebben gehouden. Tezamen met het samuraizwaard dat hij uit een museum had weggegrist in zijn wanhopige poging zich te verdedigen tegen de lawine van padden en zombies had hij zichzelf in no-time uitgerust als de laatste verzetstrijder.

Laten we nu maar hopen dat de enige pad die hij hier had ontmoet – met een kleur die er tenminste uitzag als die van een pad – hem de juiste hulp kwam bieden. Hij zag er niet echt uit als een kwaaie. Het was eerder een kleine slungel uit een cartoon die de grootste portie onhandigheid kreeg toegeschreven en een aandeel had in de leukste grappen.

De ninja lag nonchalant over zijn bed en hield de pad vanuit zijn ooghoek angstvallig in de gaten. Dit bed moet van de bewaker zijn geweest die het zichzelf makkelijk heeft willen maken toen hij hier nog diensten draaide. De ninja had er vier krappe uurtjes op gelegen, maar nauwelijks echt iets geslapen. Dat was niet alleen omdat hij waakzaam wilde blijven op onverwachte navelkruipers. De Reuze Navelpad stond hier wat vechtkunsten uit te proberen wat hem ook uit zijn slaap hield. Onderweg naar hier had hij een grote lange stok gevonden en stond daar hier nu mee te oefenen. De ninja kon het niet helpen daarbij direct aan Donatello te denken. Je kent hem wel: één van die pizzahappende schildpadden uit de tekenfilmserie Teenage Mutant Ninja Turtles. Nou, maak daar nu maar meteen de Teenage Mutant Ninja Toad van!

Driftig stond de kleine Reuze Navelpad op de controlepost met de lange stok om zich heen te zwaaien. Dat deed hij met de passie van een klein kind dat juist van zijn ouders wat kleding en attributen had gekregen van zijn favoriete actiefiguur. Net de ninja toen hij weer een film van Bruce Lee had gekeken. Het was werkelijk heel komisch om naar te kijken.

Voordat de ninja probeerde wat te gaan slapen had hij de pad gevraagd naar zijn achtergrond. Hij was natuurlijk vooral geïnteresseerd in zijn vermogen om te kunnen praten en het feit dat hij hier als enige bruine pad tussen de anderen rondliep. Daarbij was hij nog ogenschijnlijk vriendelijk ook en leek niet geïnteresseerd in een aanval op de mens.
Op die vragen kwam een één of ander vaag antwoord, verpakt in een lang en ongelooflijk verhaal, waarin hij verklaarde een ontsnapte labpad te zijn. Dit verhaal was zo onsamenhangend en vol van rare namen dat hij er werkelijk geen touw aan vast kon knopen. De Reuze Navelpad was blijkbaar niet zo sterk in het overbrengen van gestructureerde toelichtingen en zette de ninja ongewild voor nog meer vraagtekens. Die rare namen kunnen wij inmiddels wel verklaren: dat moesten de anagrammen zijn!

Wat de ninja ook was opgevallen, was hoe gehecht de pad leek te zijn aan het voorwerp dat hij om zijn nek had hangen. Het was het voorwerp dat hij eerder die dag van de rioolvloer had geraapt en hem in zijn handen had gedrukt om zich mee te verdedigen. Dat had hij gedaan door het kettinkje vast te pakken wat eraan bevestigd zat en ermee rond te meppen. Het ging hier natuurlijk om het zakhorloge!

“Wat heb jij eigenlijk met dat ding?” vroeg de ninja en wees met een kort gebaar naar het zakhorloge. Onze eigen Donatello onderbrak zijn moves en keek naar de etmaluur die om zijn nek bungelde.
“Oh dit?” antwoordde hij en pakte het zakhorloge met beide handjes vast. Hij keek er even naar en keek daarna op naar de ninja.
“Nou, dit is het zakhorloge. Het is wat mij hier heeft gebracht.”
Zowel op het gezicht van de ninja als op die van de Navelpad trok een wenkbrauw zich op. De ninja was nieuwsgierig en wilde het verhaal erachter graag weten, maar de Navelpad was er juist verbaasd over dat de ninja hier naar moest vragen!
“Je hebt het me zelf gegeven … je weet wel … toen bij meneer de Graaf.”
Korte stilte.
“Onzin.” En de vraagtekens op het gezicht van de ninja werden groter. Ze leken verontwaardiging uit te willen drukken. “Ik heb je nooit gezien. En dat voorwerp van jou al helemaal niet.” Met dit antwoord ging hij rechtop op het bed zitten. De pad reageerde niet begrijpend:
“Huh? Toch wel. Je bent zelf naar mijn tijd gereisd om mij dit zakhorloge te geven. Je had zelfs datzelfde zwaard bij je toen je …”

Het was dit moment dat de opgang komende discussie abrupt werd afgebroken. Een knorrend gekwaak werd hoorbaar in de rioolgangen. De ninja keek de pad aan met grote ogen van verbazing, maar bovenal realiseerde hij zich hoe nonchalant hij met zijn plan was omgesprongen om de stad uit te vluchten. Dat kon nu namelijk al wel eens te laat zijn!

Ja hoor, daar waren de padden al. Ze waren vast door zijn mensenvlees aangetrokken. De ninja maakte een vluchtige berekening van de beste ontsnappingsmogelijkheden die zij op dit moment hadden. Hij had nog niet de moeite genomen de gang achter de gesloten deur te verkennen. Dus was dat bij voorbaat geen verstandige optie. De padden blokkeerde de rioolgang die ze anders hadden kunnen gebruiken en blokkeerde meteen de optie om over de brug naar de trap aan de overkant te vluchten. Tenzij ze de padden zolang op een afstand konden houden. Met angst in zijn hart moest hij concluderen dat de enige echte weg om uit dit gevaar te vluchten … de trap naar de oppervlakte was.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Laatste toevluchtsoord
Volgend hoofdstuk: De overbrugging

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

“Was hij hier nog wel veilig?” was de gedachte die de ninja door het hoofd schoot toen hij de pad met zich had meegenomen naar zijn schuilplaats. Ze trokken zich terug in een verlaten controlepost waar nog niet zo heel lang geleden de sluisdeuren van een stortbak nog geregeld werden. Deze plek bood de mogelijkheid om via twee trappen terug naar de oppervlakte te komen. Tussen de controlepost en de tweede trap die aan de andere kant van de afvalstroom gelegen was lag een brug. Andere uitwegen konden worden gevonden door de stroom van het riool te volgen langs de paden die aan weerzijde van de rivier van derrie lagen. Tenslotte was er nog een tunnel te vinden achter de controlepost die bereikt kon worden door twee grote vergrendelde deuren.

Deze uitvalsbasis gaf ons nieuwe duo de gelegenheid om even op adem te komen van het gevecht wat zij zojuist hadden doorstaan. Een gevecht wat hier nog niet eens zo heel ver vandaan had plaats gevonden. Reden te meer voor de ninja om zich zorgen te gaan maken over zijn eigen veiligheid. De padden waren nu dus ook al ondergronds te vinden.
Hij had in het riool een tijdelijk onderkomen gevonden om te schuilen voor de horror die zich boven hem had afgespeeld. Daar was niemand meer in de metropool Gohes City die hij als de zijne herkende. Iedereen die hij had gekend was dood of getransformeerd.

De genocide die er in de afgelopen week plaats vond heeft in een rap tempo toegeslagen. Hoeveel normale mensen waren er nog over? En was er überhaupt nog wel iemand over behalve hijzelf? Hij was eigenlijk wel gek dat hij uitgerekend een pad in vertrouwen had genomen en toe had gelaten in zijn laatste toevluchtsoord. Het was zijn ras dat die van hemzelf had uitgemoord. En anders waren het wel de tot zombies getransformeerde mensen die hun ten prooi waren gevallen. Maar ook zij waren in die toestand geraakt door die wrattige blauwe wezens.
De padden kropen in de navels, deden daar hun ding, kropen eruit en lieten de mens als ogenschijnlijk levenloze wezens achter. Maar het duurde geen vijf minuten of ze stonden op en doolden rond als moordzuchtige karakters zoals je ze wel kent uit Michael Jackson’s Thriller.

Hoe ver de ninja zich ondertussen van het centrum van Gohes City had verwijderd wist hij niet. Hij was nu al een paar dagen bezig zich dit doolhof eigen te maken en probeerde er aan voedsel te komen. Het was interessanter om te weten hoe ver het nog was om aan buitenwijken van deze metropool te geraken. Vier dagen reizen door dit indrukwekkende riolencomplex zou het zeker nog kosten. Maar was hij er dan zeker van dat hij geen padden zou aantreffen als hij daar weer als een mol boven zou komen? En was alleen Gohes City geïnfecteerd met deze moordzuchtige paddenplaag of waren de steden in de buurt ook besmet?
Wilde hij daar achter komen dan zou hij spoedig een plan moeten bedenken om zich uit dit gebied te verwijderen. De confrontatie waar hij onlangs met de kleine bruine pad mee in aanraking was gekomen had hier de urgentie wel toe verhoogd. Want het laatste wat hij zou moeten willen is vanuit zijn schuilplaats naar boven te vluchten voor padden die in het riool naar hem op zoek zouden gaan.

De stroom van padden bewogen als één orgaan door de stad boven hem. Hongerig op zoek naar onbetaste navels. Dus zouden zij letterlijk lucht krijgen van de aanwezigheid van menselijk leven, dan trokken zij als één compleet organisme naar hun prooi. Hun aantal moet inmiddels zijn uitgegroeid tot miljoenen. Net een sprinkhanenplaag, maar dan anders. Die alles opvreten wat ze op hun weg zouden tegenkomen. Net zo lang tot er niets meer over blijft om op te eten. Dan is het vervolgens net als met vampieren: wat zullen zij eten als ze de laatste mensen hebben uitgezogen? Elkaar opeten is er dan niet bij.
Het enige verschil wat dit maakt met de mens, is dat de mens nog in staat zal zijn haar eigen soort als maaltijd te gebruiken. Padden, zombies en vampieren hebben die optie niet.

De wetenschap dat ze hun weg hadden gevonden in de afvoer van deze grote stad was werkelijk huiveringwekkend. Zouden er meer mensen naar hier gevlucht zijn dan zouden zij ook spoedig gevonden worden. Net als hijzelf. Tot zover had hij het duidelijk dat hij hier niet lang meer veilig zou zijn.

Zo´n controlepost zoals hij hier had ontdekt was dan even ideaal, maar hij zou het spoedig weer vaarwel moeten zeggen. Zestig of negentig padden in één gevecht afslachten had hij deze week al wel vaker gedaan. Toch zou één onbewaakt ogenblik de vernietigende slag voor hem geweest kunnen zijn.
Die bewuste nacht dat hij het samuraizwaard in het museum vond bijvoorbeeld. Dat was op de tweede etage van het Gohes City Museum. Via een loopbrug zou hij hebben kunnen vluchten over het atrium en door het grote venster. Alleen één aanval vanuit het dak zag hij toen niet aankomen. Zo raakte hij bedolven onder de padden die dadelijk als een stel hongerige termieten een weg zochten naar zijn navel. Wat moet het toch verschrikkelijk zijn geweest voor al die mensen die er niet uit hebben kunnen ontsnappen!
Als een geluk bij een ongeluk brak toen de loopbrug onder het gewicht van de amfibieën en heeft hij gewoon de voordeur moeten gebruiken om weer buiten te komen. Ternauwernood kon hij toen een stiekeme navelpad uit onder zijn shirt vandaan trekken en wegsmijten. Filmisch spreidde hij zijn armen en balden zijn vuisten. In één hand … het samuraizwaard. Zijn gespierde borstkast stak door zijn shirt die nat was van het zweet.
Met een oerkreet in deze nacht maakte de ninja duidelijk dat deze strijd nog niet was gestreden.

Maar hij moest reëel zijn.
Vannacht zou hij vluchten. Met of zonder de kleine bruine pad. Hier begonnen zijn kansen om het gevecht te winnen in rap tempo af te nemen. Het maakte toch niet veel uit hoeveel padden hij zou doden. Ze kwamen toch weer als paddenstoelen terug!
De weg door het riool was nog lang. Spoedig zou hij op pad gaan. Maar nu eerst even een paar uur met één oog dicht energie opdoen.

Waar is Gsorsnoi als je Hem nodig hebt?

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De vuurpad
Volgend hoofdstuk: TMNT

image by Gsorsnoi, edited with DAZ3d and Photoshop

Na anderhalve draai stopte de ninja de tollende beweging en zette zich met enige druk af in de schouder van de grote onthoofde pad. Zo kon hij optimaal van de bewegingskrachten gebruikmaken. Hij dook richting de pad die eerder vuur had gespuwd en alweer bezig was zich op een volgende aanval voor te bereiden. Deze aanval kwam ook, maar niet voordat de ninja met de Reuze Navelpad hem om de nek sprongen en de koers van de vuurbal daarmee veranderde. De ninja had zijn gewicht vooral – en opnieuw – op de schouder van de blauwe pad gemunt, zodat hij hem niet zou strotten. Hiermee stelde hij zichzelf in staat om de uitgebraakte vuurbal richting het paddenpubliek te sturen. Had hij zuiver en alleen aan zijn schouder getrokken dan had de vuurkogel eerder naar het plafond van de rioolbuis afgevuurd geworden. De enige manier om dan nog te kunnen profiteren van het uitgebraakte projectiel, was door genoeg gewicht op die schouder uit de oefenen zodat de blauwe pad uit balans en op de grond werd gesmeten.
Enig bijkomend nadeel had dit wel: de ninja en de Reuze Navelpad zouden ook tussen de andere padden op het plaveisel van het rioolstroom belanden.

De actie had een vuurzee tot gevolg. Het moment dat de vuurbal zich door de padden boorde, stak het de ene na de andere blauwe pad in brand. In gekrijs van helse pijn en verstikking deed één van de getroffen padden een stap naar achteren en wankelde zodoende tegen een andere pad aan. Evenals de eerste was ook hij niet tegen de ontstane vlammen bestand en werd er eveneens mee in lichterlaaie gezet. Naarstig trachtte hij de armen van zijn ongenode gast nog van zich af te stoten, maar hij was reeds te laat. Op eenzelfde wijze staken meerdere van deze padden elkaar zo aan en voedde de paniek in de uitbreidende brand. Het was een bekende zwakke plek die de ninja al meer dan eens eerder had benut. De moeilijkheid zat hem er in het juiste moment te kiezen om één van die vuurspuwers te betrappen op het voorbereiden van zo’n aanval om zo hun eigen wapens tegen hen te gebruiken. De vlammen doofden op een goed moment vanzelf weer uit, maar het was voldoende om een algehele wanorde te organiseren.

Gecompliceerder was het kiezen van de vervolgactie nu hij op de grond was beland te midden van een grote verzameling padden die niets liever wilden dan massaal in zijn navel te kruipen. Hier op deze plaats terecht komen was zoiets als een stuk vlees te midden van een stel hongerige leeuwen werpen. En dan zelf dat stuk vlees zijn.

Een massaslachting bleef niet uit. Hij had dit natuurlijk voorzien, dwong de pad schuil te zoeken achter hem en begon om zich heen te maaien met zijn samuraizwaard. Zo kon hij de eerste aanvallen van hongerige padden van zich afslaan, maar ging dit op deze manier niet lang volhouden. Daarnaast had hij nu als handicap de Reuze Navelpad in bescherming te moeten nemen. Die trachtte beschutting te achter hem zoeken, zoals hem al was opgedragen, en deed dat door zijn armpjes om de middel van zijn nieuwe vriend te slaan. Hij kneep zijn ogen samen en hoopte maar dat deze nachtmerrie gauw voorbij was.

Nu de vuurspuwende pad die ze eerder hadden neergehaald ook weer bij zijn positieven begon te komen, begon het ze hier helemaal te heet onder de voeten te worden en besloot hij dat de kleine bruine pad zich ook maar eens nuttig moest gaan maken. Juist wanneer een aantal padden op het punt stonden zich te goed te willen doen aan het lijf van de ninja, maakte hij een kopstoot beweging naar een pad links van hem en bracht zijn samuraizwaard dicht langs zijn eigen wang. Hiermee maakte hij zichzelf tot een stormram die was voorzien van een gevaarlijk scherp uitsteeksel. De pad waar hij zich doorheen wilde beuken was vrij gezet. Dus hij had de kracht en het scherpe samuraizwaard wel nodig om door het obstakel te geraken. Met de Reuze Navelpad op zijn rug denderde hij dwars door het lijf van de dikke pad en liet een gapend gat achter toen hij er aan de andere kant weer uit kwam. De kleine bruine pad viel van zijn rug en voor hem op de grond. De ninja griste daarop direct een voorwerp van de grond, die hij eerder achter de dikke pad had zien liggen, en drukte het in zijn armpjes.
“Hier. Ga je hier maar mee verdedigen.”
Bijna paniekerig pakte de Reuze Navelpad het voorwerp aan en was blij verrast toen hij zich realiseerde wat hij zojuist in zijn handen gedrukt had gekregen.
Dit was het zakhorloge!
Het zakhorloge was blijkbaar meegekomen in de reis die hij had gemaakt door ruimte en tijd. Inmiddels was hij alweer bijna vergeten dat dit het voorwerp en de hele reden was waarom hij überhaupt in dit avontuur terecht was gekomen, maar was vief met zijn nieuw aanwinst en ramde er rustig mee op los.

De massa van padden slonk vervolgens gestaag. Toch viel er wel doorheen te komen. De ninja was inmiddels op grotere hoogte boven de padden geklommen en maakte ze één voor één allemaal klein.
De Reuze Navelpad deed een kleine duit in het zakje door wild met het zakhorloge om zich heen te meppen. Maar zijn aandeel viel duidelijk in het niet bij de enorme slachting die de ninja hier teweeg bracht.

Wordt vervolgd

Vorig hoofdstuk: Geen kik
Volgend hoofdstuk: Laatste toevluchtsoord

[Update 13/12/ 12: artikel verbeterd, herschreven.]