By karelriemelneel | January 11, 2012 - 5:00 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, vuurspugende zonsverduistering detective

image by J_mint, edited by Gsorsnoi

Het jaar 2012 begint meteen stevig. Gohes City is opgeschrikt door een nieuwe moordzaak waardoor de Vuurspugende zonsverduistering detective voor de gelegenheid even terugkeert in de Tycoon Newspaper. Duidelijk is wel dat Karel Riemelneel jouw hulp nodig zal hebben bij het oplossen van onderstaand mysterie, want ditmaal zoeken we niet één moordwapen… maar zes! Dus wat zal Magere Hein bedoelen met de vijf aardappelen die Lesley en zijn nieuwe collega spoedig bij het eerste slachtoffer aantreffen?

Stap met ons in het avontuur en waan jezelf een ware detective!

Weet alleen wel dat we even een regeltje hebben moeten toevoegen om de voortgang in dit verhaal voor onze spelleider/auteur behapbaar te maken:
– Per update van het verhaal mogen er maximaal twee suggesties/vragen worden geplaatst. Dit is gedaan om te kunnen garanderen dat de verhaalschrijver de toestroom van de comments kan bijbenen. Wacht dus geduldig tot er weer een nieuwe alinea geplaatst is met nieuwe aanwijzingen en inzichten voordat je weer nieuwe vragen gaat stellen of suggesties gaat doen. Gevolg hiervan is wel dat er gemakkelijk 24 uur overheen kan gaan eer er een update plaats vindt. Dit is voor de tekstschrijver vooralsnog de enige denkbare en werkbare methode om jullie te kunnen trakteren op deze detective.

Daarnaast hanteren wij natuurlijk ook de ‘niet-voor-je-beurt-spreken’-regel. Gun een andere detective ook een kans vragen en suggesties te plaatsen. Meer spelregels lees je hier.

Lesley Spandabato en Koen Voet konden hun geluk niet op; sinds deze middag waren ze een bloedmooie collega rijker. Zojuist verlieten ze het bureau waar ze werden voorgesteld aan America Calista, de nieuwbakken forensisch geneeskundige die het team zou gaan versterken bij verse forensische onderzoeken. Deze meisjesachtige latino vrouw loopt over van uiterlijke schoonheid en had direct een onuitwisbare indruk gemaakt op beide heren. Ze is van Trinidadiaanse afkomst en lijkt haast te sexy te zijn om met haar talenten te schitteren in een stoffige rol als deze. Afgaande op haar quasi-onschuldige doch arrogante oogopslag en intrigerende sensualiteit straalt ze een haast onbestaanbare combinatie uit van een grove diva. Onbeschaafd op kauwgum kauwende tuurde ze ogenschijnlijk ongeïnteresseerd de zaal in terwijl ze door de mij aan de groep werd voorgesteld. Menig aanwezig man stond zich te vergapen aan haar onweerstaanbare perfecte vormen die weinig eer werden gedaan door haar weliswaar stijlvolle maar toch zeer zakelijke dameskleding. Een blik van minachting kregen ze ervoor terug. Zoals zij visueel gekeurd leek te worden door haar nieuwe collega’s zo stelde zij zichzelf op als de opperste slager die het meest verdorven vlees er zo uit wist te pikken.
“Woh, heb je die borsten gezien man?” vroeg Lesley retorisch toen beide heren zich kort na de kennismaking opmaakten om weer aan het werk te gaan.
“Lesley, focus! Jij moet zo naar een klus met haar, haar eerste klus. Jij mazzelaar! Die vrouw is echt te hoog gegrepen voor je,” reageerde Koen ietwat snerpend maar toch ook geamuseerd. Al moest hij erkennen zelf ook wel bijzonder onder de indruk van haar te zijn. “Met jouw nichterige voorkomen maak je toch geen kans.” Toegegeven, Lesley had met zijn studentikoze brilletje en rossige gelaat inderdaad het uiterlijk van een homoseksueel. Niet echt een positie dat hem veel vooruitzichten bood om America voor zich te winnen.
Toch kreeg juist hij meteen de kans zichzelf van zijn beste kant te laten zien. Hem was gevraagd om America te escorteren naar het eerstvolgende plaats delict. Koen zou normaal in haar plaats zijn gegaan, maar zij was juist in dienst gekomen om het team te ondersteunen waar hij vaak onterecht werd ingezet. Zijn specialiteit was nou eenmaal inbraak. En alhoewel je hem prima kon vragen voor oneigenlijke ondersteuning bij andere zaken, was het logischer hem zuiver op opdrachten te zetten waarbij spullen werden ontvreemd. De mannen gingen ieder naar hun eigen taak uiteen nadat Koen Lesley nog even vol en hartelijk tussen de schouderbladen op zijn longen sloeg om hem gemeend, maar ijverzuchtig zijn gelukwensen te doen.
Verder van zijn stuk gebracht nam Lesley plaats in de dienstwagen in afwachting America’s komst. Ze was bezig nog enkele formaliteiten met haar meerdere af te ronden en was verzocht iets gemakkelijkers aan te trekken. De plotselinge oproep om ondersteuning van de ambulancediensten op de Valckenmolense Dreef eiste de directe aandacht van de plaatselijke recherche op. Halsoverkop werd de kersverse forensische arts aan Lesley toegewezen en stond op het punt in het diepe te worden gegooid. Er was melding gedaan van een uiterst ongewoon ongeluk. Beide op hun eigen manier gespannen – schudden de twee ambtgenoten elkaar nog even vriendelijk de hand toen zij uiteindelijk naast hem op de passagierszit plaats nam. In het geval van Lesley zorgde deze handdruk voor een verhoogde bloedtoevoer naar minstens één plek in zijn lijf. Hij kreeg een kop zo rood als een boei dat nog extra werd versterkt door zijn roodharigheid. Van mensen met deze haarkleur is algemeen bekend dat hun huid meer naar wit neigt, zodat zijn blozen flink contrasteerde met een gelegenheid waarin hij zich beter op zijn gemak voelde. Van meet af aan zorgde dit er in elk geval voor dat er een ietwat merkwaardige sfeer tussen het duo kwam te hangen. America doorbrak de eerste stilte die zich na het wegrijden voordeed en informeerde naar de precieze aanleiding waarom het politiekorps van Gohes City was ingelicht.
“Pronto, wat hebben de hulpdiensten nou precies aangetroffen?”
Minder hakkelig dan bij hun eerste kennismakende paar woorden antwoordde Lesley: “Wel zoals ik uit de gerapporteerde informatie heb vernomen, zou het ambulanceteam een man in een bestelbusje hebben aangetroffen. Op zijn borst zou hij zijn voorzien van enkele steekwonden.”
“Waar hebben we mee te maken, een afrekening?”
“Niet onmogelijk. Alleen is deze bus op de lang gestrekte Valckenmolense Dreef op een tegenligger geknald. Bij een liquidatie denk ik eerder aan een moord op een afgelegen terrein waarbij het lijk ergens oneervol wordt gedumpt. Vermoedelijk is deze persoon creatiever om het leven gebracht.”
Onbedoeld wist Lesley met deze opbouw wat sereniteit aan te brengen in hun gesprek, al brandde America nu wel van nieuwsgierigheid te willen weten wat er zo merkwaardig was aan deze zaak. Eén blik opzij waarbij ze hem strak aankeek, spoorde hem voldoende aan haar uit haar curiositeit te verlossen.
“Volgens zegge was ons slachtoffer al enige tijd dood voordat hij de weg op reed.”
“Hoe bedoel je?”
“Het lijk lag niet achterin de bus. Hij is aangetroffen achter het stuur.”

Gert Jan de Vree.
Beloning gouden tip slachtoffer #1a: ZB 2.000,- toegekend aan Retroman.
Beloning gouden tip slachtoffer #1b: ZB 1.925,-
Achtergrond: dakdekker. 27 jaar. Collega van Roger Roerling, door wie hij werd gekleineerd. Schoenmaat 46.
Overleed vóór Olivia en Jericho. Zat samen met zijn vriendin met financiële schulden. Volgens Wendy kwam dit door autoreparaties.

Roger Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #2: ZB 2.350,- toegekend aan Stoomkoker.
Achtergrond: vader in het gezin Roerling, collega van Gert Jan de Vree wie hij kleineerde. Bleek een groot schaker gezien de verzameling trofeeën die hij thuis op de schouw had staan, maar kon zijn laatste toernooi niet winnen omdat hij op het strand in zijn pols werd gebeten door een hond.
Overleed vóór Olivia en Jericho.

Andrea Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #3: ZB 2.225,-
Achtergrond: dochter van Roger Roerling.
Overleed ná Roger, Gert Jan en Olivia, maar ná Jericho.

Olivia Roeling Pieper.
Beloning gouden tip slachtoffer #4: ZB 2.200,-
Achtergrond: moeder in het gezin Roerling.
Overleed ná Roger en Gert Jan.

Jericho Roerling.
Beloning gouden tip slachtoffer #5: ZB 2.300,-
Achtergrond: zoon in het gezin Roerling. Veelpleger van frotteurisme.
Overleed ná Roger, Gert Jan, Olivia en Andrea.

Beloning gouden tip slachtoffer #6: ZB 5.000,-

Andere personages:
Johannes IJzerdraat.
Achtergrond: eigenaar van Lekt ‘t een beetje.
Droeg een maatje 43 bouwschoenen tijdens zijn eerste ontmoeting met Koen Voet en Abdel Dezertecon Kretonshos.

Wendy Wiewel.
Achtergrond: vriendin van Gert Jan de Vree. Zat samen met haar vriend met financiële schulden. Dit kwam volgens haar door autoreparaties.

Lotte Pieper.
Achtergrond: Zus van Olivia Roerling Pieper. Zag haar zwager vooral als imponerend man binnen zijn gezin.

Gordon Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. Woonachtig in Nieuw Zeeland. Offshore civiel ingenieur. Als derde geboren kind tussen Roger, Humfried en Taco.

Taco Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. IT-specialist bij een energiebedrijf. Zogenaamd ‘sandwichkind’ dat veel van baan heeft gewisseld.

Humfried Roerling.
Achtergrond: broer van Roger Roerling. Schoenmaat:46. Fanatiek schaker. Getrouwd met Miranda die voor haar huwelijk met Humfried met Roger het bed in dook na de après-ski. Zou volgens Lesley nog uit de kast moeten komen. Aardrijkskundeleraar van beroep.

Sabrina Biezenhutter.
Achtergrond: scoutingleidster van ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’ in het duinbos. Is een vrouw van middelbare leeftijd en laat zich liever Akela noemen dan Zavoz.

Liesbeth Weverling.
Achtergrond: padvindster en vriendin van Andrea Roerling. Heeft haar lijk gevonden en is ondergebracht bij slachtofferhulp.

Soraya
Achtergrond: oudste meisje in de padvindersclub waar Andrea Roerling ook op zit.

Jacques Donovan.
Achtergrond: ambulancebroeder.

<;WAS SLACHTOFFER EIGENAAR VAN BUS?>;
Juist voordat de ambulancebroeders de plaats van het ongeval verlieten – aangezien ze de zaak uit handen moesten geven aan de technische recherche – onderhielden Lesley en America nog even een overdrachtsgesprek met Jacques Donovan. De hulpverlener, die uitgebreid de tijd voor ze nam, herhaalde nog even hoe ze het lijk in het bestelbusje hadden aantroffen. De bestuurder uit het andere voertuig en diens vrouw waren reeds een kleine tien minuten daarvoor met een ander ambulanceteam afgevoerd.
“Voor de inzittenden uit het andere voertuig wordt zorg gedragen. Reanimatie opstarten voor de persoon uit dit busje was niet langer van toepassing. Na het openbreken van de portier werd ons opslag duidelijk dat overlijden moest worden vastgesteld. Uiteraard moet de ‘verklaring van overlijden’ door een daartoe bevoegde arts nog worden opgesteld. Ik kan u echter verzekeren dat die schouwing u weinig zal verbazen. De man, die is geïdentificeerd als Gert Jan de Vree met een leeftijd van 27 jaar, is aangetroffen met vier steekwonden voor op de torso en twee in de zij. [AANWIJZING] Op beide stoelen voorin is bloed aangetroffen, in dusdanige hoeveelheid dat ons het vermoeden rijst dat de man reeds lang was doodgebloed voordat de aanrijding plaatsvond. Maar hier, realiseer ik mij, begeef ik mij op uw terrein. Aanvullende sectie laten wij graag aan u over.”
“Uiteraard,” reageerde Lesley dadelijk op het korte verslag van de zorgverlener, knikte instemmend en gaf hem een hand. “Bedankt zover. Het PD wordt verder door ons onderzocht.”
Jacques reikte ook America zijn hand. Beide glimlachten innemend.
Niet veel later stonden beide rechercheurs de balans op te maken nabij het busje dat half in de greppel lag gekanteld. Op de zijkant van de bus stond de tekst Lekt ‘t een beetje? te lezen. Het stoffelijk overschot dat ze aantroffen achter het stuur droeg werkkleding dat van dezelfde tekst was voorzien. Eén telefoontje naar het dakdekkerbedrijf waar de bus toe behoorde bevestigde dat zij Gert Jan de Vree op de loonlijst hadden staan. Het werd nu wel erg aannemelijk dat hij de bestuurder moest zijn geweest.

<;HOE KON DODE MAN HET GASPEDAAL INTRAPPEN?>;
America en Lesley startten met het nemen van foto’s en ontfermden zich over het veilig stellen van het plaats delict. Al kauwende op haar vierde kauwgumpje sinds haar introductie was America aan het sporenonderzoek begonnen, naast een oppervlakkige uitwendige lijkschouwing. Afgaande op de lijkstijfheid en de mate van afkoeling kon worden vastgesteld dat het tijdstip van overlijden nog geen drie uur geleden kon zijn geweest. De vervormbaarheid van de cornea en de lichtstijfheid van de pupillen bevestigden dat het in elk geval langer dan een uur geleden moest zijn geweest. Hiermee kon worden uitgesloten, in contradictie met de eerdere constatering, dat de man bij leven en welzijn het vehikel zelf had bestuurd.

Lesley, die aan de andere zijde van de bus het portier had ontwricht zodat hij met zijn bloedspatanalyse kon aanvangen, kreeg deze conclusie door haar ingefluisterd. Het droeg bij en bekrachtigde zijn voorlopige bevindingen; de man moest eerder door een ander persoon van de kant waar hij nu zat op de passagierszit zijn gezet alvorens hij hem plaats liet nemen achter het stuur. [AANWIJZING] Vegen over het zitvlak en de versnellingspook wezen erop dat het lichaam in latere instantie was versleept.
“Alles lijkt erop te wijzen dat we hier met een moordenaar te maken hebben, die er niet zozeer op uit was om de situatie op een ongeluk te laten lijken,” vatte America op een geduldige manier samen en streek met haar gehandschoende hand over de borst van het slachtoffer. “Ik vermoed zelfs…” abrupt onderbrak ze even haar verklaring en boog naar achter, zodat ze langs de bus over de afgelegde weg kon kijken. Ze moest haar rug iets naar achteren strekken om het geheel goed te kunnen overzien. Lesley staarde haar voor een ogenblik gapend aan. Hij volgde iedere welving van haar lijf en daarmee haar borsten die vol vooruit staken. America leunde naar achteren omdat de bus wat schuin stond en dit haar het zicht daarom wat blokkeerde. Toen ze terug voorover boog herhaalde en vervolgde ze: “Ik vermoed zelfs dat deze man het gas helemaal niet heeft hoeven intrappen.”
“Hoezo dat? Hoe kom je tot die conclusie?”
“Wel,” zei ze. “Herinner je je hoe we net over die paar duinheuvels hierheen gereden zijn?”
“Ja natuurlijk.” Lesley begon al door te krijgen waar America op doelde.
“Ik geloof zomaar dat onze eigenlijke bestuurder de bus niet eens een duw heeft hoeven geven en eerder zelf is uitgestapt. Kijk maar.” Ze duwde met haar hand tegen de linkerknie van het slachtoffer. Lesley hing wat ongelukkig voorover en moest zijn aandacht er daardoor op verschillende plaatsen bij houden. Niet alleen moet hij er primair voor waken dat de bloedsporen in de bus niet werden verstoord, hij wilde ook niet te opzichtelijk maken dat hij vanuit deze gunstige positie feitelijk een geweldig aangenaam uitzicht had over America’s boezem. Waar het uiteindelijk om ging is dat hij tezamen met haar tot de conclusie moest komen dat geen van de pedalen stond ingedrukt. Lesley had reeds met het aantreffen van bloedvegen geconstateerd dat de bedrijfsbus ‘stationair’ had gestaan. Als dat tijdens de dodemansrit ook het geval was geweest, dan had het beetje vermogen dat de bus had verkregen ruim voldoende geweest om met een lijk de helling af te kunnen dalen.

<;IN BUS OOK EEN MES OF ANDER SCHERP VOORWERP GEVONDEN?>;
Met het verkregen inzicht vervolgde America de uitwendige lijkschouwing en werd daarbij even alleen gelaten. De vraag was nu wel op tafel gelegd hoe en waar de moordenaar de bus de dodelijke zet had gegeven. Het antwoord op die vraag werd nog even bewaard. Lesley had ondertussen voldoende indrukken voor in de bus opgedaan en stortte zich nu op de laadruimte. Hij trok de schuifdeur aan de zijkant open en werd weinig verrast door de ‘ordelijkheid’ van de dakdekkers die dit voertuig in gebruik hadden gehad. Wat hij aantrof was een ware puinzooi van materialen en gereedschappen die bij elkaar het instrumentarium vormden van deze dakacrobaten. Dit effect werd vanzelfsprekend versterkt door het feit dat het voertuig boven op een tegenligger was geknald en als gevolg daarvan voor een zo mogelijk nog grotere ravage had gezorgd.
“Aargh! Op momenten zoals deze, haat ik mijn vak,” gromde Lesley. “Waar te beginnen?”
Het doorspitten van gereedschappen in de hoop daarin het moordwapen te vinden was natuurlijk een bereklus! Om nog maar te zwijgen over de vraag of het betreffende voorwerp zich daar wel tussen bevond. Het was denkelijk dat de moordenaar het zelfs had verduisterd om de kans op verdenking te voorkomen.
Messen, scharen, tangen, zagen, hamers, boren en kitpistolen, verzin het en het was in deze bus aanwezig. Dakdekkersgereedschap, machinemateriaal en andere toebehoren met uiteenlopende toepassingen, dit bedrijf leek voor ieder lek wel een antwoord te hebben. Tussen alle schoppen en bitumen zou Lesley ook ongetwijfeld enig scherp snij- of steekwerk gaan aantreffen waar je eenvoudig een volwassen man kon mee omleggen.
“Damn.”
De moed zakte in zijn schoenen en nam zich voor om gewoon maar eens ergens te beginnen. Maar nog voordat hij zijn handschoenen met de eerste pot soldeervloeistof kon bevuilen werd hij geroepen door America. Haar nadere zorgvuldige onderzoek wees namelijk uit dat Gert Jan niet alleen was toegetakeld met een scherp voorwerp, [AANWIJZING] een gecompliceerde schedelfractuur liet nog aardig wat ruimte over aan een hoop andere opties. Was hij op zijn kop geslagen of was hij hard ten val gekomen? Met een bus vol gereedschappen en andere machinerie was alles mogelijk.

<;LAATSTE KLUS VAN GERT JAN VOOR HIJ STIERF?>;.
De bloedspatanalist werd gebeld door het bureau.
“Les met Karel, wat kun je ons melden?”
Lesley blies verzuchtend wat lucht in zijn wangen en dacht even na waar hij zou beginnen.
“Wel, ik weet in elk geval dat wanneer je nu met een daklekkage zit, dat het gat in je dak wel erg creatief moet zijn aangebracht willen wij er hier geen antwoord op hebben. Geen klus te zwaar zo gezegd.” En terwijl hij dat zei, liet hij zijn handen door wat spullen in de bus glijden alsof hij wilde verifiëren of hij alles wel bij zich had.
“Komt dat even mooi uit! Koen Voet heb ik namelijk net naar een ander PD gestuurd en het ziet er naar uit dat hij voor zijn lekkage de nodige hulp wel gebruiken kan.”
Verbijsterd rukte Lesley zijn handen tussen het materiaal vandaan. Een dergelijke reactie had hij natuurlijk niet verwacht. In de consternatie trok hij een potje soldeervloeistof omver en liet zich verrassen met de kleverige rode gel die eruit vrij kwam. Hij besmeurde er zijn hand mee en trok een gezicht alsof hij zijn vingers juist in een hoop stront had geplaatst.
“Hè gatver! Shit!”
“Wat is het?” reageerde ik geamuseerd, met de gedachte dat het iets met de connectie tussen de plaatsen delict te maken moest hebben.
“Nee, ik steek hier mijn hand in een soort viezige rode drab. En, hé wat is dit?” Plotseling viel het hem op dat hij met het wegtrekken van zijn hand aan een stuk papier was blijven kleven.
“Je gebruikt toch wel handschoenen hè?”
“Natuurlijk baas. Nee, je overviel me echt even met die melding over een lekkage bij Koen. Hoe erg is het? Kunnen wij het aan?” Met wat meer zorgvuldigheid draaide hij nu het papiertje om dat aan één kant van een gladder oppervlak was voorzien. Toen hij besefte waar hij naar keek kon hij moeilijk zeggen dat hij echt verbaasd was.
“Weet uw bedrijf raad met hagelkorrels zo groot als een volwassen man?” speelde ik het spelletje mee.
“Pffff! Eitje. Maak me gek.”
“Koen is op een man gestuit die [AANWIJZING] door een dakkapel is gevallen en het ziet er niet bepaald naar uit dat hij als hagel uit de lucht is gekomen.”
“Nou en, maakt ons dat wat uit. Hoe groot is het gat?”
“Even serieus, ik wil dat jij daar blijft met America en mij van elke volgende ontwikkeling op de hoogte brengt. Koen heeft onze schotrestenonderzoeker Abdel bij zich, maar of er echt geschoten is daar ben ik nog niet helemaal zeker over. Wat wel zeker is is dat zij het slachtoffer hebben aangetroffen in de bedrijfskleding van de firma Lekt ‘t een beetje? Is dat niet toevallig ook het bedrijf waar jij en America voor werken?”
“Ik had het kunnen weten,” was daarop Lesley’s antwoord.
“Verbaasd ben ik niet, ik heb reeds contact gehad met jullie werkgever en opdrachtgever. En ik kan je melden dat die bouwvak voorlopig nog wel even op zich zal laten wachten. Die uitbouw is voorlopig jullie laatste klus nog niet,” ik moest eens weten hoe profetisch ik me hier uitdrukte.
“Oké helder. Dus we hebben hier met twee moorden te maken die door één klus op een dakkapel met elkaar in connectie staan. Dan heb ik ook nog wat.”
“En dat is?”
“Zin in stamppot vanavond?” Lesley hield de met soldeervloeistof besmeurde foto in zijn handen.
“Zolang het maar geen prei wordt.”
“Vijf aardappeltjes heb ik. Dus het wordt een klein potje. Maar ik zal Magere Hein terug naar zijn broer Albert sturen om er nog een paar bij te halen.”
Voor het eerst viel ik echt stil aan mijn kant van de lijn.

<;WIE IS DE EIGENAAR VAN LEKT ‘T EEN BEETJE?>;
Veelvuldig werken met zink, de net niet spataderlijke uitschieters met Stanleymessen en toch vooral de ongenadige effecten van het weer waren goed terug te zien in de verweerde huid van deze man. Een vergelijking tussen de Grand Canyon met zijn gekloofde handen kwam dadelijk bij Koen op toen hij zichzelf aan Johannes IJzerdraat voorstelde.
“Fijn dat u zo snel kon komen, mijnheer IJzerdraat.”
“Johannes asjeblieft. Ik geloof dat ik niet veel keuze had, wel dan?” merkte deze snedig en gelaten op terwijl hij ook Abdel de hand schudde. Koen trok zijn onderlip op ten teken dat hij zijn machteloze positie wel begreep.
“Wanneer mag ik naar mijn jongens toe? En wil ik ze wel zien?” Zijn ogen stonden waterig en waren rood omrand. De anders zo hardvochtige eigenaar van dit dakdekkerbedrijf was overduidelijk aangeslagen door het slechte nieuws dat hem vandaag ter ore was gekomen. De drie heren stonden in de keet die te midden van de Drachtsterpromenade op de vluchtheuvel stond geplaatst. Aan één zijde van de weg kon je net een viertal winkeltjes tussen enkele woonhuizen onderscheiden, waar aan de andere kant [AANWIJZING] een nieuwe wijk uit de grond werd gestampt. Firma Lekt ‘t een beetje was hierbij door de aannemer ingeschakeld om het dakwerk in orde te brengen. Veertig woningen moesten van dak en dakkapel worden voorzien, zowel aan de voor als achterzijde.
“Hier, ga zitten,” gebood Abdel hem vriendelijk en schoof hem een klapstoeltje toe. “Dan zal ik eens zien of ik wat verse koffie voor ons kan maken. Zal dat smaken?”
“Toe maar,” was daarop zijn antwoord en hij liet zich als een gebroken man op de stoel zakken. Koen nam aan de overzijde van het campingtafeltje plaats en snoof een wat merkwaardig lucht op. Een mengeling van teer en zweet steeg er op uit de lichtbruine coltrui van de eigenaar van Lekt ‘t een beetje . Koen Voet onderdrukte zijn gelaatsuitdrukking als reactie op de lucht en bestudeerde zijn gesprekspartner voor een moment. Johannes’ voorkomen werd gekenmerkt door een flinke haviksneus die pontificaal en ietwat scheef in zijn eigen absurde glorie pronkte tussen zijn blauwe kijkers. Een borstelig stel wenkbrauwen daarboven vormden de laatste grens van beharing in het aangezicht en reikten daarbij naar een zee van kaalhoofdigheid die pas weer eindigde zodra het nekhaar aan de horizon verscheen. Als een Franse Rivièra omarmde de rest van zijn hoofdhaar zijn schedel waarbij zijn gehoororganen er als grote zeildoeken bol leken te staan van de zeewind. Johannes kneusde de binnenzijde van zijn hand zo mogelijk nog meer toen hij ermee langs zijn ongeschoren kin wreef.
“Verdomme,” mompelde hij kwaad en oprecht. Het was spitsuur in zijn traanklieren. “Waarom moest hen dit overkomen? Die arme jongens. Gert Jan en Roger waren beide goudeerlijke kerels.”
Koen wachtte de komst van de hartversterkende bak koffie af voordat hij met de echt moeilijke vragen begon.
“Het spijt me dit tragische nieuws met je te moeten delen Johannes. Op beide locaties waar we jouw mannen aantroffen moesten we concluderen dat hulpverlening geen heil meer zou bieden…”
Johannes knikte en maakte met een dringend handgebaar duidelijk de details voor later te willen bewaren. Op dit ogenblik zat hij nog te veel met zichzelf in de knoop om dergelijke informatie te kunnen aanhoren. Dit beloofde een lang gesprek te worden.

<;WAAR SCHEIDDE DE MOORDENAAR ZICH VAN DE BUS?>;
Terwijl Lesley Spandabato was aangevangen de inhoud van de bus in kaart te brengen en ieder stuk gereedschap of ander werkgerei die het bevatte geregistreerd te krijgen, was America Calista op onderzoek uitgegaan wat ze bovenop de eerste duinheuvel zou aantreffen. Ze was in afwachting van het transport dat ze had aangevraagd om het stoffelijk overschot over te laten brengen naar de autopsiekamer in het GCFI(*). Hier kon ze haar taak onvoldoende ten uitvoer brengen met een slachtoffer dat achter een stuurkolom zat geklemd. Maar ze was allang blij dat ze al ver gevorderd was met de uitwending schouwing. Aangekomen bij het hoogste punt van de geasfalteerde weg, bovenop de duintop, herinnerde ze zich dat ze samen met Lesley langs een onverharde uitrit was gereden. Vervuld met trots krulde ze haar volle lippen tot een brede grijns toen ze zag dat dezelfde bandensporen terugkwamen in het met kiezel vermengde zandpad. Voordat ze de klim naar boven had gemaakt was ze wel zo slim geweest eerst een foto te nemen van het bandenprofiel van de Volkswagen Transporter.
“Een match!” klonk ze verheugd.
Links van waar ze stond boog het bandenspoor scherp af richting deze slingerende hoofdweg. Er was een kuil ontstaan nabij de asfaltrand van de uitrit. Automobilisten werden hier gedwongen een brede bocht te kiezen alvorens ze rechtsaf de weg op konden slaan. Een woest uitziend groepje eiken stond precies in het zicht. Twee boomstronken waren ondertussen rijkelijk met mos begroeid en verreiden de acties die gemeente had gedwongen om de verkeersveiligheid alhier te verhogen. Had de moordenaar eerder uit de bus gestapt – als hij er al in had gezeten – dan had de bedrijfsbus onmogelijk zonder levende bestuurder een bocht kunnen maken op deze onoverzichtelijke t-splitsing. America’s vermoedens werden bevestigd zodra ze ook [AANWIJZING] de voetsporen vond, precies op de plaats waar ze had gedacht dat de moordenaar moest hebben gestaan als hij hier zijn laatste handelingen op het voertuig had verricht en was uitgestapt.

<;HEEFT EIGENAAR VAN LEKT ‘T EEN BEETJE RECENTELIJK VIJANDEN GEMAAKT?>;
“Echte Arabica is het niet precies, maar het bevat voldoende cafeïne om er weer een beetje bovenop te komen,” met die woorden schonk Abdel zijn collega Koen en Johannes IJzerdraat een bak koffie in. Het loeihete zwartbruine vocht stroomde al dampend vanuit een glazen pot de plastic bekertjes in.
“Suiker en of melk?”
“Twee klontjes suiker graag,” was daarop Johannes’ antwoord.
“Ik haal het even.”
Johannes schoof het bekertje naar zich toe en had zijn handen eraan willen warmen. Daar wachtte hij echter even, omdat ‘zich eraan branden’ bij deze temperatuur dichterbij zou komen.
“Zijn de families al ingelicht?” vroeg hij aan Koen om aan te geven dat hij zich sterk genoeg voelde om het vragenvuur aan te kunnen.
“Nee en ik vrees dat we voor die informatie nu nog even op jou zijn aangewezen.”
“Geen punt. Van beide heren heb ik de adressen. Van Gert Jans vriendin Wendy heb ik ook een 06-nummer. Helaas niet van Olivia, de vrouw van Roger Roerling. Maar met adressen moeten jullie toch al wat kunnen, niet dan?”
“Zeker. Als we ze vroeg in de middag van u kunnen krijgen, dan kunnen we de nabestaanden spoedig inlichten. Wat mij erop brengt dat we ons gedwongen zien u vast enkele vragen voor te leggen. Hoe sneller we met die vragen klaar zijn en de families op de hoogte kunnen brengen, hoe liever.”
“Uiteraard. Begin maar ergens.”
Koen twijfelde niet aan welke vraag hij het eerst stellen zou.
“Allereerst, heeft u persoonlijk of Lekt ‘t een beetje in het algemeen recentelijk vijanden gemaakt?”
Johannes moest een ietwat wrang grinniken op deze vraag.
“Nee, niet echt, eerder [AANWIJZING] wanbetalers waar ik nog geld van krijg,” prompt schrok hij van zijn eigen ongelukkige antwoord. Hij realiseerde dat hij zich met die uitspraak onbedoeld verdacht kon maken. Daarom voegde hij er rap aan toe: “Deze grote jongens waar ik zaken mee doe, zijn vlug in het aannemen van projecten, maar iets minder vlot met het afrekenen van hun schulden. ”
Koen maakte er aantekeningen van. Hij liet er niet bij blijken hoe hij deze informatie had opgepikt. Vanuit zijn professie was het niet altijd tactisch om te laten zien of hij argwaan moest koesteren of het gegeven antwoord als onschuldig feit moest beschouwen. Nog voor hij een reactie kon geven of een volgende vraag stellen kon kwam Abdel terug uit het achterste deel van de keet. Suiker en melk had hij wel gevonden. De melk was voor Koen.
“Hierzo. Lepeltjes heb ik echter niet kunnen vinden. Kun je me zeggen waar die hier liggen?”
“Oh nee, die hebben we hier niet,” merkte Johannes op. “Maar dat maakt niet uit, dat lossen we zo wel even op,” hij stond half op van zijn klapstoeltje zodat hij iets uit één van zijn vele broekzakken kon pakken. Daarop liet hij demonstratief een schroevendraaier zien en stak de achterkant van het gereedschap in het koffiebekertje. “Zo doen wij dat hier. Is goed voor je weerstand.”

{HOOIVORK} >;>; GERT JAN
Dat Lesley Spandabato en America Calista, gezien hun expertise nog veel met elkaar zouden samenwerken, daarover bestond geen twijfel. De forensisch arts en de bloedspatanalist vulden elkaar in de praktijk prima aan. Waar America het letsel van de slachtoffers onderzocht, koppelde Lesley het geschetste plaatje aan het geleden bloedverlies. Maar daar hield ook meteen alle betrekking tussen het duo mee op. Hoe graag Lesley het ook anders had gezien, hij kreeg geen soepel gesprek opgang met deze donkere schoonheid. Met haar latino temperament en piecheme antwoorden die naar geslepen diplomatie neigden, walsde ze over al zijn pogingen heen een aangename verstandhouding met elkaar op te bouwen. Hij werd er langzaam wat moedeloos van en moest uitkijken dat zijn mentorrol er niet door in gevaar kwam. Wanneer hij het zakelijk hield, ging het ook allemaal prima, zodat hij zich voornam om het voorlopig daar maar even bij te laten.
Eén inzicht dat het tweetal al gauw kreeg, was dat het moordwapen dat ze zochten ieder geval geen meerpuntig voorwerp kon zijn. Zo was een hooivork – typisch een gereedschap dat ze niet in de bus hoefde te verwachten – een uitgesloten object. Dat gereedschap heeft twee of meer tanden, wat niet overeenstemde met het patroon van de aangebrachte verwondingen; de steekwonden waren allerminst evenwijdig aan elkaar toegebracht. De verspreiding ervan was eerder [AANWIJZING] chaotisch, alsof degene die Gert Jan had toegetakeld met één scherp voorwerp in een rondtollende bokszak had zitten steken.
Lesley was in afwachting van de trailer die hij had besteld om het busje te laten overbrengen naar de hangar bij het GCFI. Nu het maken van het fotomateriaal bijna was afgerond en America ongetwijfeld verderop ook haar sporen in kaart moest hebben gebracht, konden zij het onderzoek op de zaak in alle rust voortzetten. Niet veel later kwam America met flinke passen naar beneden over het voetpad dat naast de weg lag. Tot Lesley’s verbazing werd ze vergezeld door een gedrongen meisje dat in padvinderskleding was gestoken. Wat moest hij hier nu weer van denken? Toen de twee dames bij hem arriveerden werden de vraagtekens op zijn gezicht niet minder. Zijn collega keek er nogal zuur en opgefokt bij toen ze aan hem verklaarde:
“Er is een derde lichaam gevonden.”
Punt. Daar kon hij het even mee doen. America zuchtte bij het verkondigen van dit bericht. En dat was niet alleen omdat ze naar de duintop op een neer had gelopen. Lesley op zijn beurt reageerde al even radeloos. Zijn pupillen schoten heen en weer ten teken dat hij van één van de dames spoedig hoopte een nadere toelichting te krijgen.

<;WIE IS HET DERDE SLACHTOFFER? WAT IS DE RELATIE MET LEKT ‘T EEN BEETJE?>;
Twee troostende armen werden liefdevol om het meisje geslagen dat naar de naam Liesbeth Weverling luisterde. Ze was één en al tranen en was nog lang niet bekomen van de eerste schrik.
“Kun jij voor slachtofferhulp zorgen Lesley? Dit meisje heeft zojuist een levenloos vriendinnetje aangetroffen in het bos. Ze kwam volslagen in paniek op me af toen ik bezig was met mijn sporenonderzoek.”
Een korte stilte volgde waarin Lesley zichzelf professioneel vermande.
“Jeetje. Ja natuurlijk,” zie hij vol ernst. “Ik sein Karel dadelijk in om dit te regelen.” Hij was reeds onderweg zijn telefoon uit zijn zak te pakken toen America hem haar hand op de zijne legde.
“Andrea Roerling, dochter van Roger begrijp ik inmiddels. Zonder enige twijfel [AANWIJZING] een zedenmisdrijf. Een jaar of 15 als ik even op Liesbeth hier af mag gaan.”
Twee grote geschokte kijkers keken America aan. Lesley wist wat hem nog meer stond te doen, mij adviseren een blik rechercheurs open te trekken.

<;HOE LAAT STIERF ROGER?>;
“Aarde aan Abdel! Hallo?!” was de boodschap die Koen zacht fluisterend probeerde via extraterretische signalen aan zijn collega over te brengen. “We hebben je hier nodig, niet in de armen van onze schone Calista.”
De marokkaanse schotrestenonderzoeker was haast niet uit zijn apatische toestand los te weken. Zijn ogen kwijlden schaamtelozer dan zijn mond en volgden de schommelde beweging van een prachtige derriere. Ik had America bij het herverdelen van de taken verzocht Koen en Abdel te gaan versterken. Ze liep juist weg bij de keet, toen ze de heren even kort in kennis had gesteld dat ze was gearriveerd. Koen trachtte de orde te herstellen, maar zelfs Johannes was even uit zijn troosteloze hoedanigheid wakker geschud. De inbraakdeskundige keek verwonderd naar beide mannen en had het gevoel de vreemde eend in de bijt te zijn.
“Eh… ik denk dat het tijd wordt dat jij de familie Roerling eens een bezoek gaan brengen Abdel, vind je niet?”
Er zat enige vertraging in de reactie.
“Ja,… euh ja, doe dat maar. America en ik redden ons wel.” Abdel kneep Koen op een onzachte doch gebroederlijke manier recht boven zijn knie, stond op, groette beide heren en liep de keet uit. Koen liet hij hierbij geen keuze en dwong hem daarmee het gesprek met Johannes zelf af te ronden. De onaangename taak om de familie Roerling op de hoogte te stellen, zadelde hij hem ook mee op. Nu wilde hij iets zeggen in de trant van Nee, Abdel dat flik je me niet, maar bleek te fatsoenlijk in het gezelschap van Johannes IJzerdraat en daarom slikte hij deze lage streek.
Patholoog anatoom Agatha Loon op Toom had het stoffelijk overschot van Gert Jan de Vree van haar nieuwe collega overgedragen gekregen en ik op mijn plaats was zelf naar het nieuwe plaats delict afgereisd. Liesbeth Weverling kreeg de slachtofferhulp en werd in verwarde toestand afgevoerd. In een dikke zweem van grimmigheid die er op de Valckenmolense Dreef hing, nam ik ook afscheid van Lesley Spandabato. Hij werd tezamen met het dakdekkersbusje opgepikt met de trailer. Niet veel later – ik was nog maar koud bij de scouting in het duinbos – werd ik gebeld door America.
“Inspecteur Riemneel…”
“America?”
“Er kan hooguit een uur tussen hebben gezeten. Roger Roerling stierf voordat Gert Jan de Vree dat deed.”
“Zo’n vermoeden had ik al een beetje,” antwoordde ik zonder daar betweterig mee te willen klinken.
“En weet u wat nog meer is?”
“Karel alsjeblieft.”
“Deze man heeft [AANWIJZING] meer splinters in zijn donder zitten dan Dwight York interlands heeft gespeeld.”

<;BEVINDINGEN VAN AGATHA LOON OP TOOM NA HAAR ONDERZOEK M.B.T .LIJK GERT JAN?>;
Waar Lesley reeds zo op zijn eigen manier een onwaarschijnlijke partner vormde in het veldwerk met America, was Agatha Loon op Toom nauwelijks een betere match om mee samen te werken. Dat wil zeggen, indien haar aanwezigheid niet op het plaats delict was verreist en er grondige sectie moest worden verricht in één van de autopsieruimtes. Gevoeligheid en subtiliteit waren niet de meest opvallende karaktereigenschappen van deze autoriteit binnen het GCFI. Hoewel Agatha altijd welwillend was om objecten te inspecteren die weinig diepgang hebben, kon je haar veel beter vragen voor het echt zware werk. Hoe meer complexiteit er aan het stoffelijk overschot viel af te lezen, hoe meer deze geharde tante in haar element was. Ze was onbuigzaam in haar oordeel en een terperamentvolle collega om mee te moeten samenwerken. Met haar de discussie aandurven omdat je meent beter te weten hoe de vork in de steel steekt, resulteerde steevast in een onbegonnen strijd. De felheid die Loon op Toom haar karakter gaf zag je terug in haar devotie tijdens haar werk.
Je kon Agatha van veel betichten, secuur was ze. Ze mocht inmiddels zestig lentes tellen, wanneer ze zich volledig liet gaan in het doorlichten van haar immer zwijgzame patiënten, was ze zo onverstoorbaar als haar kleinzoon bij het kijken van Phineas and Ferb. Volkomen afgezonderd van de locaties waar de slachtoffers in de maak waren geweest, wist ze je soms nog meer te vertellen hoe ze in die noodlottige situaties waren beland als haar collega’s die midden tussen de verse sporen stonden. En dat terwijl ze vaak verkoos om bij aanvang van haar lijkschouwing zo min mogelijk van het slachtoffer te willen weten. Die inzichten waar zij soms mee kwam, dwongen je haast om alle eerder opgedane kennis van het onderzoek van je te willen afschudden om vervolgens met een frisse blik tegen de materie aan te kijken.
In die bezieling had Agatha binnen vijf minuten in de gaten dat het bij deze jongeman scheelde aan zijn lumbale wervelkolom. Vroeger of later zou hij zich met lage rugklachten hebben gemeld bij de arts of fysiotherapeut. Haar vermoedens begonnen te rijzen dat haar subject met zwaar tilwerk was belast. Aan zijn rechterzijde ontwikkelde hij in het bijzonder de mogelijkheid op latere leeftijd last te krijgen van zijn bewegingsapparaat. Reperterende belasting als gevolg van eenzijdig bovenhands tilwerk stond garant voor een ‘frozen schoulder ‘.
“Arme jongen toch,” prevelde ze terwijl ze zijn schouders onderzocht. Agatha verkoos een algehele lichamelijk inspectie boven de evidente verwondingen. Het stelde haar in staat objectief te kunnen blijven om nader onderzoek niet te hoeven vertroebelen. Voorzichtig gleden haar in witte handschoenen gestoken vingers over de hals van Gert Jan om daar een paar minuscule littekens te vinden die volgens haar kundig oog van hout afkomstig moesten zijn. “Heb jij zoveel [AANWIJZING]zware balken moeten tillen?”
Nog geen tien minuten later belde ze met mij om haar bevindingen door te geven.
“Beste Karel. Voor deze kloeke kerel zul je naar twee moordwapens op zoek moeten gaan. Maar één ding kan ik je vast beloven. Die klap op zijn hoofd, dat deed ‘t ’em.”

<;WAT IS ER UIT DE VOETAFDRUK AF TE LEIDEN OVER DE VERDACHTE?>;

Eveneens betrokken bij het onderzoek was Loek de Graaf, een vierentwintig jarige student met een hoog nerd gehalte en was belast met het interpreteren van bewijsmateriaal aan de hand van foto’s en digitale bronnen. De Forensische Informaticus was bij het GCFI binnengerold tijdens een stage opdracht. Met name zijn speurderskwaliteiten en zijn leergierige houding waren mij in het bijzonder opgevallen, waardoor we hem al snel een baan hadden aangeboden. Tot onze grote vreugde nam hij die aanbieding aan. Zijn vermogen om eindeloos en in hoog tempo te kunnen wroeten naar gegevens, hebben een dusdanig grote bijdrage geleverd aan de lopende zaken in onze organisatie dat dit hem de bijnaam ‘Loekie de Hond’ heeft opgeleverd. De ietwat gezette en altijd goedlachse knaap viel op tussen de andere onderzoekers door zijn opvallende zwarte humor en zijn volle krullenbol. Veel hoefde hij er niet aan te doen om met een keurig kapsel op zijn kantoorbaan te verschijnen, maar over zijn eentonige kledingstijl viel nog wel het één en ander op te merken.
Zijn onuitputtelijke kennis op het gebied van digitale opslagmedia en netwerken leken aanvankelijk van weinig grote betekenis in de zaak die we op dat moment hadden lopen. De foto die America hem had toegezonden kon niet in de bestaande databanken worden teruggevonden en viel op dit moment nog op geen enkele andere wijze aan een persoon te koppelen. De dader had schijnbaar nog geen strafblad zodat hij of zij nog niet in de systemen kon worden teruggevonden. Althans, niet op zo´n vlak dat registratie van gegevens over diens schoenen van toepassing was. Het enige wat aan de afdruk van het profiel kon worden afgeleid was dat het ging om een maat 46 Van Bommel, een nette herenschoen. [AANWIJZING] Dat waren geen schoenen waarmee je normaal iemand op het dak ziet werken.

<;WIE WAREN ER BIJ GERT JANS LAATSTE WERKPLEK AANWEZIG?>;

Na kort overleg met mij heeft Koen Voet Johannes IJzerdraat een lift naar huis gegeven. Nog een extra verhoor op het bureau leek mij voor nu nog niet zinvol en hem zelf naar huis laten rijden vonden we, gezien de schok waarin hij moest verkeren, onverantwoord. Voor zijn auto in de Drachtsterpromenade zouden wij wel zorg dragen dat die thuis werd afgeleverd.
Na de eigenaar van Lekt ‘t een beetje? te hebben afgezet toetste Koen ‘Sambeekse Korenveld 46’ in op zijn navigatiesysteem en zette koers naar de nabestaanden van Roger Roerling. Van een telefoonnummer had Johannes hem niet kunnen voorzien, dus was een huisbezoek de enige optie. Terwijl hij onderweg was naar het betreffende adres repeteerde hij de feiten die hij vandaag te weten was gekomen. Volgens de heer IJzerdraat werkten Roger Roerling samen met Gert Jan vandaag aan een serie dakkapellen in de Drachtsterpromenade. Gert Jan was daarbij zijn ‘maatje’ en het leek hem het meest waarschijnlijk dat Gert Jan voor een boodschap was weggestuurd door Roger Roerling om materiaal te gaan halen. Roger op zijn beurt had naar alle waarschijnlijkheid zitten doorwerken aan de constructie van de uitbouw op één van de daken. Het enige gezelschap dat hij daarbij had gehad konden wat vogels zijn – doorgaans meeuwen – en bouwvakkers die dit nieuwbouwproject als duiventil in en uit vlogen. Het feit dat Gert Jan niet met het busje was teruggekeerd naar zijn werkplek, paste niet in het verhaal van Johannes IJzerdraat. Het gangpad van het huis waaraan gewerkt werd [AANWIJZING] stond vol met nieuwe spullen die zo bij de bouwmarkt vandaan kwamen. Zijn jongens zouden de materialen en gereedschappen nooit zomaar onbeheerd bij de voordeur laten staan waar elk onverlaat ze kon weg gappen. Had Gert Jan daar nalatig in geweest, dan zou Roger hem daar beslist op hebben gewezen. Helemaal uitsluiten konden we het natuurlijk niet. De hamvraag bleef dan natuurlijk waarom het busje niet in de Drachtsterpromenade was aangetroffen maar ver buiten deze wijk bij het duingebied? Dat was noch in de buurt van enige bouwmarkt noch op de route naar het pand waar Lekt ‘t een beetje? was gevestigd. In alle opzichten sloot de locatie waar zijn stoffelijk overschot was aangetroffen niet aan bij het plaatje dat we van de Drachtsterpromenade hadden.
Koens bezoek aan huize Roerling ging daar ongetwijfeld meer duidelijkheid in scheppen, zo bleek later wel. Aangekomen op het Sambeekse Korenveld stapte hij daar het tuinpad op en belde aan.
Geen gehoor.
En wat doet een normaal mens – en zeker Koen – wanneer er niet wordt open gedaan en je iemand toch graag wenst te spreken? Natuurlijk: je kijkt even naar binnen. Misschien was de bel wel stuk of was er iets anders wat eraan scheelde. Op die vraag kreeg hij terstond het antwoord; in de woonkamer op de vloer zag hij twee personen liggen. Eén ervan kon hij vanuit zijn positie het beste onderscheiden. Een vrouw met een gapende hoofdwond lag er levenloos bij, te midden van haar eigen bloed.

<;SCHOENMAAT VAN JOHANNES IJZERDRAAT?>;
“Ha Abdel, je spreekt even met Loek. Stoor ik je?”
Anders dan Agatha had Loek de Graaf juist wel de voorkeur zoveel mogelijk bij het plaats delict betrokken te zijn. Hij belde daarom graag met zijn collega’s uit het veld om een graantje mee te kunnen pikken van de avonturen die ze er beleefden. Zo kon hij zichzelf ook even losmaken van zijn IT-baantje waarbij hij toch veel uren achter pc’s moest besteden. Nerd of niet, hij had soms ook wel even de behoefte aan die afwisseling.
“Ha Loekie! Welnee joh, hoe kom je daar nou bij?” loog Abdel met enig sarcasme in zijn stem terwijl hij midden tussen [AANWIJZING] het verf en hout op de trap stond. Hij was bezig in een poging naar de zolder van het nieuwbouwhuis te klauteren tussen het puin dat er over de treden lag verspreid. Onderaan de trap boog America zich juist over het stoffelijk overschot van Roger Roerling. En terwijl ze dat deed en hij naar bovenliep had hij zich bij het omkijken naar haar haast geen aangenamer uitzicht kunnen wensen. Loeks telefoontje had zijn kans om zich aan haar schoonheid te vergapen bruusk doorbroken. Zodra zijn mobieltje overging keek ze uit reflex even naar Abdel op. Hierop wendde hij zijn gezicht af en deed alsof hij zijn handen vol had in het zich een weg banen door de jungle van rotzooi. “Wat kan ik voor je doen?”
“Een hele gekke vraag misschien, maar weet jij wellicht welke schoenen die eigenaar van Lekt ‘t een beetje? vandaag droeg?”
“Wat voor schoenen?” herhaalde Abdel zijn vraag en moest er wat zuur bij lachen. “Je bedoelt wat voor merk hij droeg?”
Loek antwoordde met een instemmend gehum.
“Pffff! Nou daar vraag je me wat. Hoezo, waar heb je dat voor nodig dan?”
“Voetsporen op een ander PD. Volgens Karel kon ik jou of Koen hier het beste even voor bellen omdat jullie hem vandaag gesproken hadden.”
“En dan bel je mij, terwijl ik hier met America aan klussen ben aan ons nieuwe huis?”
Ditmaal was het America die naar haar collega keek. Hij had het niet door, maar geamuseerd was ze niet. “Je had ook de man er zelf voor mogen bellen, of heb je zijn nummer niet?”
“Klopt.”
“Het moeten bouwschoenen geweest zijn, met of zonder stalen neuzen daar wil ik even vanaf wezen. Moest je soms ook nog een maat weten?”
“Als dat zou kunnen heel graag, maar je geeft al aan dat het geen Floris van Bommels kunnen zijn, je weet wel, van die nette herenschoen die vaak op de neus zo’n schattig motiefje hebben?”
Een luid gebulder klonk er als antwoord door de telefoon, waarbij Abdel zichzelf opslag een voorstelling probeerde te maken van de persoon in kwestie in het genoemde schoeisel. Loek hield daarop voor een kort moment de hoorn van zijn vast toestel op een wat prettigere afstand om zijn oren te beschermen. Toen Abdel uitgelachen was, bedankte hij Loek voor het vermakelijke gesprek en verzekerde hem dat de bouwschuiten van Johannes IJzerdraat in de verste verte niet overeenkwamen met het merk schoenen waar hij naar had gevraagd. Voor de maat werd hem verzocht om toch even contact op te nemen met de heer IJzerdraat zelf. Die werkte graag mee in dit onderzoek en gaf hem zonder te aarzelen in het telefoongesprek dat Loek daartoe pleegde zijn maat door: 43. De schoenen die hij die dag droeg waren Timberlands.

<;WIE LIGGEN ER IN DE WOONKAMER VAN ROGER?>;
Onze inbraakspecialist nam het zekere voor het onzekere en schakelde met zijn mobiele telefoon naar de vaste verbinding voor collega-hulpdiensten. Daar kreeg hij te spreken met centraliste Monique van Wijngaarden van de locale meldkamer. Zij liet, op basis van de melding die ze van Koen doorkreeg, een ambulance aanrijden. Onderwijl spurtte hijzelf naar zijn dienstwagen om daar zijn inbraakkit tevoorschijn te toveren. Met de juiste gereedschappen in de aanslag controleerde hij de voordeur en koos hij zijn geautomatiseerde KLOM Lockpick Gun om de klus mee te klaren. Zo dreef hij de Pickgun naalden één voor één het slot in tot hij de juist had en kreeg daarmee in een handomdraai de deur geforceerd. Deze was nabij de scharnieren nog wel voorzien van dievenklauwen, maar die stonden er overdag natuurlijk niet op. Eenmaal binnen trad hij vanuit het voorportaal eenvoudig de woonkamer binnen, maar had uit voorzorg zijn Beretta al in de aanslag. Omzichtig knielde hij bij het eerste slachtoffer dat hij eerder vanaf buiten maar half kon zien en zocht naar een pols. Godzijdank vond hij die, maar deze was kritiek zwak. Het ging om een jonge knul van een jaar of 16 of 17 die [AANWIJZING] gekneusd en vol blauwe plekken in de hoek van de kamer tegen een fauteuil lag gevouwen. Hij vloekte inwendig en wist dat de hulpdiensten hier op voorhand zouden falen als hij niet zelf in actie kwam. Om zeker te zijn dat hij de vrouw, die vermoedelijk zijn moeder was, een kans had gegeven, stond hij even op en controleerde hij ook haar. Kort daarop was hij alweer bij zijn jongste slachtoffer terug; de moeder was niet meer te redden. Bij zijn poging de pols terug te vinden, was hij gealarmeerd toen hij daar moeite mee had. Koen twijfelde geen ogenblik en met oog voor eventueel nieuw letsel positioneerde hij de jongen precies zo dat hij voldoende werkruimte had om reanimatiecontroles uit te voeren. Op aanspreken werd door de jongen niet meer gereageerd. Ademhalen deed hij evenmin. Hij seinde de centrale opnieuw in om een tweede ambulance te laten aanrijden en vermeldde daarbij dat hij de reanimatie was opgestart.
Al zijn inspanningen ten spijt overleed de jonge knul nog voor de eerste ambulance was gearriveerd. De broeders hadden de reanimatie bij aankomst nog wel overgenomen, maar staakten hun gespecialiseerde hulp al snel. Hij was al niet meer te redden voordat Koen Voet het huis was binnengedrongen. De inwendige kwetsuren hadden zijn lot reeds lang bezegeld. Vermoeid en ontdaan stond Koen even later onvast op zijn benen. Alhoewel hij vaker reanimaties heeft moeten toepassen – en helaas allen zonder het gewenste resultaat – was hij opnieuw flink geëmotioneerd. Ik heb hem daarop van de zaak gehaald en hem verzekerd dat zijn collega’s het hier zouden overnemen.
De slachtoffers werden eenvoudig geïdentificeerd als Olivia Roerling en haar zoon Jericho. Tezamen met Andrea in het duinbos en Roger op zijn klus onderaan een trap, was één ding duidelijk: iemand was erop uit geweest dit hele gezin om te leggen.

{ZWARE HOUTEN BALK} >;>; ROGER
Het bericht dat er twee nieuwe slachtoffers waren gevallen in deze zaak sloeg ook bij America Calista en Abdel Dezertecon Kretonshos in als een bom. Beide raakten er op slag van beduusd van en kregen even moeite met het zichzelf hervinden op dit plaats delict. Abdel hield zijn flauwe grappen vanaf dit moment voor zich en richtte zich in alle ernst op zijn werkzaamheden. Die bestonden uit het in kaart brengen van de toedracht door het verzamelen van beeldmateriaal en de registratie van objecten. Wel liet hij nog even een opmerking vallen richting America dat ze met haar eerste werkdag direct een zware dag te pakken had, waarop enkel instemmend en koeltjes werd gereageerd. Een moeizame jeugd en haar confrontaties in haar werkverleden hadden ervoor gezorgd dat ze wel tegen een stootje kon. Toch was ook bij de forensische arts duidelijk de toon gezet. Haar bevindingen omtrent Roger Roerling rapporteerde ze aan mij middels een kort telefoongesprek en maakte mij daarin verder duidelijk wat zij uit zijn verwondingen had opgemaakt. Eerder vertelde ze mij reeds dat Rogers lijf vol zat met houtsplinters, maar uit haar volgende verklaring werd wel duidelijk dat hij niet met een zware houten balk op het hoofd zou zijn geslagen. De splinters moesten afkomstig zijn van het hout dat hij met zich meetrok toen hij door de constructie van het dakkapel naar beneden sodemieterde. In zijn buiteling had hij nog een leuning van het daaronder gelegen trappengat met zich mee getrokken en een pot verf die op de trap had gestaan. Maar wat er in de eerste plaats voor had gezorgd dat hij deze ongewone duikeling had gemaakt, dat bleef nog even onduidelijk. Wat America nog voor een mysterie hield was Rogers verbrijzelde kaak.
“Dus toch een houten balk dan, waarmee hij door de opbouw werd gemept?” opperde ik terwijl ik al aan America’s eerdere toelichting had moeten opmaken dat het iets anders moest zijn geweest.
“Beslist niet. Ik ben van mening dat we een ander moordwapen zoeken.” Ik kon door de telefoon horen dat ze weer op kauwgum zat te kauwen.
“Zoals wat?”
“In elk geval iets met een rode afwerklaag. [AANWIJZING] Enkele gekleurde splinters in zijn wang en oog passen niet in het patroon van het houtwerk van de dakkapel en trapleuning.”

<;WAT VOOR LETSEL HEEFT ANDREA WAARAAN IS TE ZIEN DAT HET OM EEN ZEDENMISDRIJF GAAT?>;
Ondertussen had ik mijzelf ontfermd over de toestand van Andrea Roerlings lijk. Bij mij had ik inspecteur Retroman die een leidster van de scouting aansprak die hier reeds met een stel kinderen was gearriveerd. Gelukkig voor hen lag mijn slachtoffertje verderop in de bossen, zodat Retroman hen op afstand kon houden van het drama. Hij verwittigde Sabrina Biezenhutter, het hoofd van de scouting, dat het beslist beter was om haar activiteiten met de kinderen vandaag af te blazen. De kinderen, allen in een leeftijdscategorie van tussen de 11 en 17 jaar waren teleurgesteld omdat daardoor [AANWIJZING] hun natuurwerkdag voor de derde keer op een rij niet door kon gaan. Sabrina zelf was eveneens beteuterd; het had haar de grootste moeite gekost om op deze vrijdagmiddag de kinderen nog bij elkaar te krijgen nu er zo plotsklaps was besloten het natuurbeheerwerk nog uitgevoerd te krijgen.
En terwijl Retroman er zijn handen vol mee had mevrouw Biezenhutter ervan te overtuigen dat de boel moest worden afgeblazen, was ook ik foto’s aan het nemen van een plaats delict. Voor mij lag een tiener met lange blonde haren, bovenop iets in de krul gezet. Haar hoofd lag ietwat naar achteren gekanteld waardoor ik niet alleen aan de voor- maar ook de achterzijde de bevestiging van haar beugel kon zien. Aan één zijde van haar smalle mond kleefde duct tape dat blijkbaar na de seksuele handelingen moest zijn los gemaakt. Zelf kon ze het niet hebben gedaan. De brute moordenaar had namelijk haar handen achter haar rug bij elkaar gebonden met tiewraps zodat enig verweer onmogelijk voor haar was. Vanonder was ze ontkleed. Haar lichtblauwe spijkerbroek lag binnenstebuiten naast haast haar lichaam. Eén voet zat nog in een broekspijp gestoken. De verkrachter moet blijkbaar het geduld niet hebben gehad haar schoenen los te maken, zodat de pijp erachter bleef steken. De andere voet was bloot. Haar onderbroekje was simpelweg kapot gescheurd en lag in flarden naast haar heupen. Boven haar middel was een deel van haar witte shirt naar boven opgeslagen. Dat was, tot de hoogte van haar borsten, ook wel zo’n beetje wel het enige deel wat er wit aan was gebleven. Want omdat haar keel was doorgesneden had de kleur rood de overhand genomen. Een flinke plas bloed ontsierde haar borstkas en er droop nog een beetje in haar bomberjack.

<;ANDERE FAMILIELEDEN VAN GEZIN ROERLING?>;
Nu was gebleken dat niet één van de gezinsleden van Roger Roerling deze noodlottige vrijdag had overleefd, was onze hoop meer te weten te komen over hun familieleden gevestigd op één persoon die we nog niet hadden ondervraagd. Inspecteur Bob de Winter werd voor deze taak opgeroepen en na bijgepraat te zijn over de diverse moorden die vandaag werden gepleegd heb ik hem verzocht eens een bezoek te brengen aan de vriendin van Gert Jan. Hij nam contact met haar op door te bellen naar het 06-nummer dat wij van Johannes IJzerdraat mochten ontvangen en maakte spoedig kennis met Wendy Wiewel. Een kwartier na het telefooncontact stond hij reeds bij haar aan de deurpost. Het woei verschrikkelijk in de buitenwijk waar zij met haar vriend in een maisonnetteflatje woonde. Bob was daarom opgelucht toen hij binnen werd gelaten, omdat het effect van de ferme wind werd verstrekt door de bijzondere balustradeconstructie en de brug tussen de twee flatdelen. Met het wandelpad tussen beide woonelementen had het bouwwerk bijna een Z-vorm. Het middenstuk stond echter wat haakser op het ander zodat het geheel meer leek op twee aan elkaar geplakte letters ‘L’.
Het ontvangst was bijzonder. Wendy Wiewel, die voor hem had open gedaan, had hem een goed verzorgde spontane jonge griet geleken. Echt zo’n prettig gestoord spring in ‘t veld dat je in de weekenden nog wel in de kroeg kon vinden met een glaasje Prosecco en het thuis allemaal prima voor elkaar zou hebben. Beetje bekvechten met manlief af en toe over de verdeling van de taken in huis en als ze naast de job van Gert Jan zelf ook nog een baan had, dan had ze alles bij elkaar niets te klagen. Het beeld van de twee keurige net-niet-dertigers die wellicht eerdaags aan hun eerste kindje toe waren werd doorbroken toen Bob door haar naar de woonkamer werd geleid. Tassen zwierven over de banken, kratten bier en ander feestversnapering stonden over twee tafels verspreid en de kleding bleek door dit stel te worden beschouwd als standaard versierstuk op iedere stoel of kast. Tussen het meubilair stonden allerlei dozen die waren gevuld met etenswaren tot en met computeronderdelen. Meer dan twintig videogames lagen pontificaal over de woonkamervloer en tegen de bank aan waren enkele sokken en onderbroeken opgestapeld. Er viel geen logica of orde te ontdekken in deze ware varkensstal. De keurig geklede en petieterige jonge dame paste voor Bob totaal niet in het plaatje dat hij hier gepresenteerd kreeg. Plotseling werd hij opgeschrikt door een luid geblaf aan zijn rechterzijde en werd wild begroet door en spontane [AANWIJZING] Mechelse herder. Twee onfrisse voorpoten zochten zijn aandacht door houvast te zoeken op zijn buik. De hond was zo groot dat hij Bob met het grootste gemak vanuit zijn positie een lik over zijn neus kon geven, wat hij dan ook niet naliet.
Instinctief en compleet overdonderd deed Bob een stap naar achteren.
“Vort Sniper! In je mand, nu!” riep Wendy die haast een kop kleiner was dan wanneer de toegesproken hond rechtop had gestaan. Gewillig luisterde de viervoeter naar haar bazin en zocht haar plaats op.
“Woh, is dat even een belevenis bij het binnen komen zeg!” merkte Bob op en doelde daarmee eigenlijk meer op het rommelige huishouden dan de vriendelijke reu die hem gedag was komen zeggen.
“Ja, ‘t is me er eentje. Maar ze bijt niet hoor.”
Bob had die tweede zin bijna zelf in kunnen vullen. Niet alleen was de reactie cliché, de flinke blaffer leek hem allerminst een kwaad beest.
“Ik denk dat wij ook even moeten gaan zitten, vind je niet?”
Wendy keek Bob daarop enkel aan met een betraand gezicht en knikte. Ze had reeds van hem vernomen dat hij geen miljoenen kwam uitdelen. De inspecteur verklaarde zichzelf nader terwijl hij tussen de troep op de bank zat en moest de vrouw des huizes tegen het einde van hun gesprek zelfs een gemeentepilsje aanbieden uit haar eigen keuken. Gebroken zat ze met hem op de bank en nu er een voorlopig einde leek te zijn gekomen aan de vloed van informatie die ze van hem kreeg, viel er een ongemakkelijke stilte. Uiteindelijk stond Bob op van de bank en maakte aanstalten om weer te gaan. Maar Wendy was nog niet klaar met dit gesprek en wenste hem nog van informatie te voorzien voordat hij zijn kaartje kon aanbieden voor datzelfde doel.
“Het lijkt me niet onverstandig om ook eens te gaan praten met Lotte Pieper, de zus van Olivia. Heel goed kennen doe ik de Roerlings niet, maar Lotte zit samen met mij op salsa. Zij kan u ongetwijfeld meer over de verbanden in de familie vertellen.”
Het dansgenootje ontmoette Bob tegen het einde van de middag bijna een half uur later. Haar huis was gelukkig wat meer aan kant, wat wel prettig was met vier kinderen in huis die geen van alle nog aan de puberteit toe waren. Haar man was buiten de deur. Dat bemoeilijkte de mogelijkheden in het te voeren gesprek, omdat zij haar aandacht anders tussen inspecteur Bob en de kinderen moest verdelen. Daarom werden de kinderen bij de buurvrouw ondergebracht en kreeg ook Lotte het trieste nieuws over haar zus te horen. Eenmaal van de eerste schok bekomen was ze toe aan het beantwoorden van specifieke vragen.
“Roger heeft drie broers; Gordon, Taco en Humfried. Olivia heeft enkel mij als zus. Broers hebben we niet.”

<;HOE LAAT STIERF OLIVIA ONGEVEER T.O.V. ROGER EN GERT JAN?>;
Met acht mensen die nu effectief en actief op deze complexe moordzaak werden ingezet kon ik het me haast niet permitteren nog meer manschappen vrij te maken. Lesley, Agatha en Loek deden hun onderzoeken op het GCFI, America en Abdel waren ter plaatse in de Drachtsterpromenade bij het nieuwbouwproject, Bob was op familiebezoek en Retroman en ik hielden ons bezig met een luguber padvindersspelletje. Daarom had ik inspecteur Kersten, als laatste specialist in ons team, gevraagd om de situatie in het Sambeekse Korenveld op zich te nemen. Hij zou daar spoedig versterking krijgen van Lesley zodra hij klaar was met zijn onderzoek in het dakdekkerbusje. Kersten, eveneens een kei in het beoordelen van aangebracht letsel, kreeg nog enkele telefonische ondersteuning van onze inbraakspecialist Koen Voet waarna hij zich over het lijk van Olivia Roerling boog. Hij wenste Koen de nodige bedrust toe en inspecteerde haar hoofdwond. Naast een goede hoeveelheid bloed was er ook wat hersenvocht naar buiten gekomen en maakte hij uit de diepte van de deuk in haar hoofd op dat het moordwapen [AANWIJZING] geen licht stangetje moest zijn geweest. Tot iets meer dan twee centimeter was de hersenpan naar binnen geslagen. Een volledig open gat was het niet. Grove scherven van haar schedel stonden onnatuurlijk over elkaar gevouwen met daarop haar bruine haar dat flink was besmeurd met geronnen bloed.
Te oordelen aan haar lijkstijfheid en lichaamstemperatuur, in vergelijking met de doorgespeelde andere tijdstippen van overlijden van de gerelateerde PD’s, moesten Olivia en Jericho zijn omgebracht ná het moment dat Roger en Gert Jan het leven lieten. De enige persoon waarvan we nu nog moesten weten wanneer zij was overleden was Andrea.

<KAN WENDY VERTELLEN OF HAAR VRIEND VIJANDEN EN/OF WERKGERELATEERDE PROBLEMEN HAD ?>
“Wil ik de koffie anders even inschenken?” Bob de Winter was er deze middag al aan gewend geraakt zelf voor ober te moeten spelen tijdens zijn huisbezoeken. Lotte Pieper was evenzeer ontdaan nu ze het slechte nieuws omtrent haar zus en haar gezin had vernomen.
“Ja graag, toe maar. Voor mij enkel een scheutje melk graag. ‘t Staat al klaar op het aanrecht.”
Bob liep naar de keuken waarmee hij een stilte liet vallen zodat ze even op adem kon komen. Eenmaal terug met de koffie vervolgden zij hun gesprek. Onvermijdelijk moest hij een keer tot de hamvraag komen die welhaast in iedere moordzaak terugkwam:
“Mevrouw Pieper, ik moet u deze vraag stellen. Waar was u op deze vrijdagochtend tussen tien en twaalf?”
Ze schroomde niet met haar antwoord in deze kwestie al klonk wat ze zei dun en prevelend.
“In de supermarkt. Ik moest nog enkele boodschappen doen. En daarna de kinderen van school halen.”
“Natuurlijk. Dank u wel.” Bob schonk de koffie in beide kopjes in en bedacht zich welke volgende vraag hem verder zou helpen in dit onderzoek. Zorgvuldig koos hij zijn woorden. “U vertelde mij dat u Roger zag als een [AANWIJZING] nogal imponerende man, nietwaar?”
Lotte knikte enkel.
“Mag ik u vragen, zag u daarvan iets terug in de relatie die hij had met uw zus?”
“Oh zeker. Ik bedoel, klappen uitdelen deed hij niet, maar je merkte aan alles dat Olivia niet veel te vertellen had thuis. Kwam hij thuis van zijn werk dan moest zij het eten al klaar hebben staan en voor huishoudelijke taken was hij zelf nauwelijks te porren. Gewoon niet eigenlijk. Echt een beetje een man die van zijn vrouw verwacht te sloven terwijl hijzelf ‘s avonds met de poten op de bank onderuit kon hangen.”
Bob onthield zich van enig commentaar aangaande die taakverdeling.
“Zij vertelde u dat ook?”
“Nou, nee dat niet. Maar ze was mijn zus weet u. Dat soort dingen pik je nou eenmaal op.”
“Juist ja. Goed, wel wellicht weet u mij nog iets meer over hem te vertellen. Kende u Gert Jan bijvoorbeeld, zijn collega van Lekt ‘t een beetje? waar hij tot vandaag mee samenwerkte?”
“Mja, kennen wel, maar verwacht nou niet dat ik hun relatie tot in de fijne details kan beschrijven.”
Hoewel Bob daar natuurlijk wel op had gehoopt, zou hij al tevreden zijn met het kleinste beetje informatie dat hij via Lotte los kon krijgen.
“Als ik de verhalen die ik zo op de verjaardagen heb opgepikt mag geloven, dan was hun relatie niet heel bijster soepel. Volgens mij was Roger niet echt bijzonder dol op Gert Jan. Maar om daarom tot moord over te gaan, nee daar zie ik hem eigenlijk niet voor aan. Dat zou hij zijn gezin bovendien niet aandoen.”
En dat was precies wat hij wilde horen. Dit bevestigde namelijk de verklaring die Wendy eerder die middag had afgelegd. Roger en Gert Jan lagen elkaar niet zo. Gert Jan had geen vijanden in het bijzonder, maar hij leek wel problemen te hebben met de collega waar hij veel mee samenwerkte. Roger kleineerde zijn maatje. Dat is, als we deze dames mochten geloven.

<;WAAROM KONDEN DE VORIGE TWEE GEPLANDE NATUURWERKDAGEN NIET DOORGAAN?>;
Tezelfdertijd in het duinbos had de Akela haar padvinders naar huis gestuurd en was ze door inspecteur Retroman naar hun honk geleid. De basis bestond uit een flinke blokhut dat was opgedeeld in groot aantal verblijven, verdeeld over twee etages met in het midden een aula waar kon worden gegeten of activiteiten plaatsvonden. Aan de voorgevel pronkte een uit hout gesneden plakkaat met de vette letters ‘De Biezenhut’. Met daaronder in het klein de tekst ‘Scouting Admiraal Biezenhutter’. Sabrina Biezenhutter, een vrouw van middelbare leeftijd verklaarde dat deze scouting inmiddels al 70 jaar bestond en terugvoer naar een tijd waarin haar grootvader zelf nog een welp was. Over de jaren heen dat zij zelf in de leiding stond, werd de naam Zavoz voor haar bedacht als leidersnaam van de padvindsters. Bij die leeftijdsgroep was het namelijk gebruikelijk dat de meisjes samen met hun leiding een geheime naam creëerden voor hun hoofd. Veelal waren dit afkortingen die verwezen naar de beschermende rol over het vendel. Zo stond Zavoz voor: Zal Altijd Voor Ons Zorgen. Maar naar mate Sabrina Biezenhutter langer bij de scouting zat, verkoos ze toch echt Akela te worden genoemd, ook al was dat een term die was voorbehouden aan leidsters van Welpen (meisjes in de leeftijdscategorie 8 tot 10 jaar). Nu ze al een behoorlijk aantal jaren meeging voelde ze er meer voor om voor de oudere groepen te staan, zoals de Explorers en Roverscouts.
Gezeten op een soort picknicktafel te midden van de centrale ruimte boog het gesprek langzaam wat meer af richting de zaak rondom Andrea Roerling. Het was alsof de Akela het onderwerp in haar kennismaking met de rechercheur wat van zich probeerde af te houden. Blijkbaar voelde ze wel aankomen dat hij niet met goed nieuws naar hier was gekomen. Midden in dat gesprek stond ze op en liep naar de koelkast.
“Chocomelk?” bood ze Retroman aan en hield het pak omhoog zonder zich naar hem om te draaien.
“Nee bedankt. Geen melkproducten voor mij. Water is goed.”
Ze schonk een glaasje water in, maar keerde niet direct terug aan de tafel. Retroman kon aan haar houding zien dat deze dame het er goed moeilijk mee had nu ze het nieuws over Andrea had vernomen. Er klonk wat gesnik en ophalen van haar neus.
Zodra ze terug was bij haar bezoeker schoof ze anders aan dan ze eerst had gedaan. Het was alsof ze van het ene op het andere moment een oudere vrouw was geworden die slecht ter been was. Tegenover Retroman gezeten zag ze eruit als een hoopje ellende dat elk moment opnieuw in tranen kon uitbarsten. Daarom gooide hij het over een andere boeg en vroeg haar naar de reden waarom de activiteiten voor vandaag al eerder waren afgeblazen.
“Vorige maand konden we geen vervanger voor mij vinden toen ik moest worden opgenomen in het ziekenhuis omdat het scheelde aan mijn blaas. Dat was erg vervelend, zowel voor de padvindsters als voor mij natuurlijk. En twee maanden geleden was er werkelijk een vreselijk noodweer. Het kwam toen met bakken uit de lucht zetten.”
“Wat naar. En wat heeft u toen met de kinderen gedaan?”
“Ik heb een verkleedfeest voor ze georganiseerd. Ziet u wel, hier liggen de kostuums nog.” Ze wees uitdrukkelijk en met grote ogen naar een hoek waar tot anderhalve meter hoogte kleding lag opgestapeld. Retroman nam deze informatie aan als ogenschijnlijk irrelevant, maar daar zouden we later in dit onderzoek heel anders over denken.

{DAKPAN} >;>; ROGER
In de tussentijd brak de zon nog even door op de Drachtsterpromenade en in het onderzoek naar het moordwapen waarmee Roger Roerling eerder die dag moest zijn omgebracht. Zowel America als Abdel stonden buiten op straat en probeerden zich al pratende een voorstelling te maken van de toedracht. Ze tuurden, half tegen het zonlicht in, naar de daken van de rijtjeshuisjes in aanbouw. Op het dak zagen ze hoe daar enkele loopplanken waren bevestigd door middel van een soort steigerconstructie waarmee men gemakkelijk van het ene naar het andere dak kon lopen. Links van de woning waar zij de dakdekker hadden aangetroffen was te zien hoe een oranje bouwzeil half was losgekomen van het dakkapel waar het aan was vastgemaakt. Het had er alle schijn van dat er iemand door naar buiten was geklauterd. Maar voor werk zal het niet geweest zijn, eerder om een vuil klusje op te knappen.
“Last van hoogtevrees?” vroeg Abdel mans aan zijn vrouwelijke collega.
Een bits antwoord met dito oogopslag was de reactie waar hij het mee kon doen:
“Zie eerst maar eens hoe je boven zal komen.”
“Dames eerst,” probeerde hij hoffelijk en grijnsde er vals bij.
De twee rechercheurs betraden de woning naast degene waar zij het onderzoek hadden lopen en klommen er richting het dak. Dat ging eenvoudig daar de voordeuren nog niet waren aangebracht. Aangekomen bij de binnenzijde van het dakkapel, leek het niet zo moeilijk erdoor naar buiten te klimmen. Een steiger stond eronder klaar op de zoldervloer waar beide opklauterden en zo de weg volgden waarlangs de moordenaar zijn slachtoffer had gemaakt. Toen ze eenmaal buiten op een loopplank stonden, gelijk aan het materiaal waar binnen de steiger van was samengesteld, zagen ze onmiddellijk het voorwerp waar ze naar zochten. Links van hen was een stapel met een klein twintigtal dakpannen overgebleven van de werkzaamheden waartoe ze hadden gediend. Het was duidelijk een restant, omdat het dak reeds van alle pannen voorzien bleek te zijn. De twee liepen door over de aangebrachte loopbrug totdat ze naast het vernielde dakkapel uitkwamen. Abdel trok zijn witte plastic handschoenen aan en raapte een dakpan van de steiger.
“Niet zo heel slim om het bewijslast te laten slingeren, vind je niet?”
“Sukkel,” reageerde America daarop. “Kijk daar eens,” en ze wees naar beneden tot waar ze de dakgoot konden zien. Abdel volgde waar ze met haar vinger naar wees en zag hoe een in stukken gebroken dakpan in de afwatering in stukken uiteen was gevallen. Het mocht reeds van een rode kleur zijn voorzien om tussen zijn broertjes en zusjes tussen dit dak te passen, het bloedde nog roder aan de zijde waarmee het in aanraking was gekomen met Rogers kaak.
Van de dakpan in de goot keken ze opzij naar de raamconstructie waarbij Abdel met de dakpan in zijn hand imiteerde hoe hij hem door de binten zou hebben geslagen. Roger moest door de zolder richting het trapgat zijn gedonder alwaar hij een blik verf had omgetrokken en van de treden stuiterde. Hij zal zo hard zijn geslagen en vervolgens zo ongelukkig terecht zijn gekomen dat hij opslag aan zijn verwondingen was overleden. De moordenaar daarop, zal zijn gevlucht. En terug met beide benen op vaste ondergrond meende Abdel nog een souvenir te hebben gevonden dat deze dader moest hebben achtergelaten.
“Hé, wat is dit?” vroeg hij uit verbazing aan America zodra hij iets oppakte vanaf de rand van een struik met rozenbottels. Hij hield [AANWIJZING] een donkergroen hard stuk plastic in zijn hand dat eruit zag als de kap van een soort elektrisch handgereedschap. In het rood stonden er de twee vette letters ‘C’ en ‘H’ opgeschilderd. De rest van het woord moest op andere scherven terug te vinden zijn. America en Abdel hadden feitelijk op dezelfde plaats gestaan als waar ze voorheen naar het dak hadden staan kijken, maar het viel het nu pas op dat ze midden in een veld met nieuwe bewijsmateriaal stonden. Met een scherp oog ontwaarden om hen heen steeds meer nieuwe scherven.
“Bosch?” opperde America.

<;ZATEN GERT JAN EN WENDY MET FINANCIËLE SCHULDEN?>;
Inspecteur Bob de Winter had afscheid genomen van Lotte Pieper en liep vol vragen en nieuwe informatie naar zijn dienstauto. Zijn huisbezoeken zaten er voorlopig op. Het was tijd om zijn collega’s van deze informatie te gaan voorzien. Daarop belde hij mij terwijl hij nog aan de portier van zijn auto hing. Ik kreeg zijn inzichten doorgespeeld, waaronder ook een beschrijving van het huishouden van Wendy en Gert Jan. Duidelijk een stel sloddervossen als je het mij vraagt. De twee bleken ook met financiële schulden te zitten, wat naar alle waarschijnlijkheid te wijten was aan het verkeerd prioriteren van uitgaven. Wel geld hebben voor videogames en feestjes kunnen geven thuis, maar vervolgens maar net de huur kunnen opbrengen. Was het een levensstijl of speelde hier nog andere factoren een rol? Wendy had het uitgelegd als nasleep van de kosten die ze aan de reparaties van hun auto hadden gehad. Dat zou hebben opgeleverd dat andere rekeningen in de verdrukking kwamen waardoor ze nu problemen hadden met de bank. Het verhaal zou ook zomaar eens waar kunnen zijn geweest, maar dit gegeven moest in de gaten gehouden worden.
Na mijn telefoongesprek met Bob werd ik door Agatha Loon op Toom gebeld. Ze was klaar met Gert Jans sectie en was in afwachting van het arriveren van Rogers lijk, al waren we van laatstgenoemde nu wel zeker hoe hij om het leven was gebracht. Maar je wist maar nooit, Agatha’s kundige blik kon zomaar nieuw licht op de zaak werpen. In het geval van Gert Jans stoffelijk overschot wist ze in elk geval te vertellen dat hij twee diepe putten in zijn achterhoofd had met een onderlinge afstand van nog geen centimeter. Het scheen haar aan alsof hij met een hard voorwerp schuin achter op zijn schedel was getroffen. De bloeding moet vervolgens hevig zijn geweest. Het was een plaatje dat paste in het onderzoek waar Lesley onlangs meer in was gevorderd. Met name de gereedschappen achter in de bus waren rijkelijk met bloed besmeurd. Maar er was nog meer: Gert Jan de Vree had [AANWIJZING] schoenmaat 46. Dus hoorde de voetsporen nu aan hem toe of was dit gewoon toeval? De feiten spraken elkaar behoorlijk tegen…

<;WEET BIEZENHUTTER OF ANDREA GOED MET HAAR FAMILIE KON OPSCHIETEN?>;
Terug bij de Scouting Admiraal Biezenhutter zat Retroman nog aan zijn glaasje water. Sabrina Biezenhutter had hij reeds een aantal vragen voorgelegd. Zo was hij te weten gekomen dat Andrea en Liesbeth hier feitelijk [AANWIJZING] al veel vroeger waren gearriveerd dan de activiteiten van deze dag zouden beginnen.
“Blijkbaar hadden de dames elkaar via het telefoonketen ingelicht zodat ze hier tijdig konden zijn. Liesbeth was dan als één van de eerste gebeld, omdat ze vrij bovenaan in het lijstje staat. Andrea was één van de twee meisjes die zij dan op haar beurt moest bellen.”
“Dus hoe laat heeft u de eerste gebeld?”
“Oh, dat zal tussen kwart voor elf en tien over elf zijn geweest. Van Soraya weet ik dat zij vrijdagochtend op dat tijdstip een korte pauze hebben op school. Dus dan maak ik de grootste kans mijn meiden tijdig in te lichten voor plotselinge scoutingactiviteiten.”
“En Soraya…?”
“Is de eerste in de keten en tevens de oudste.”
Retroman probeerde deze gebeurtenissen in zijn hoofd te ordenen en trachtte ze te plaatsen bij de reeks moorden die er vandaag waren gepleegd. Een lijkschouwing op Andrea was nog niet uitgevoerd. Nu America klaar was in de Drachtsterpromenade zou ze wel weer gauw naar de Valckenmolense Dreef en daarmee het duinbos afreizen. Had het één persoon geweest die we verantwoordelijk moesten houden voor al deze slachtoffers, dan kon Andrea nooit de eerste zijn geweest die werd omgebracht, eerder de laatste. En toch kon hij de feiten nog niet helemaal plaatsen, want zelfs al was Andrea als laatste aan de beurt geweest, had dat kind dan al zo vroeg geen les meer gehad vandaag?
“Nu ben ik toch wel nieuwsgierig geworden naar het eigenlijke tijdstip dat u de kinderen hier had verwacht. Dat zal niet om half 12 of 12 uur al zijn geweest of wel?”
“Oh nee,” reageerde Sabrina Biezenhutter dadelijk. “Met de meisjes had ik niet eerder dan half drie afgesproken. Feitelijk zouden we nu dus volop met de natuurwerkdag bezig zijn geweest. U heeft ons hier nog niet zo heel kort geleden opgevangen met dit verschrikkelijke nieuws.”
“Oké, ik snap het,” loog Retroman deels. De verklaring van mevrouw Biezenhutter klonk plausibel, maar kon hij pas echt rijmen als Andrea na het eerste belmoment nog hooguit één lesuur had gehad. Dat was voor latere zorg. Daar konden ze altijd een telefoontje voor naar school plegen. Hij verdreef de vraagstukken die hij daaromtrent in zijn hoofd had en sneed, na een korte stilte in hun gesprek, een heel ander onderwerp aan.
“Weet u of Andrea goed met haar familie kon opschieten?”
De Akela drukte haar onderlip naar boven en schudde langzaam het hoofd, alsof ze nog zoekend was naar een antwoord dat ze toch niet wist. Tenslotte reageerde ze:
“Nee, het spijt me. Daar kan ik u vrees ik niet zo heel veel verder mee helpen. Ik heb haar moeder wel eens kort gesproken aan de telefoon of gezien dat ze haar bracht of ophaalde. Maar dat is onvoldoende geweest om daar voor mij een goede indruk van te krijgen. Zelf liet ze ook niet bijzonder veel informatie over thuis los. Toch, veel andere meisjes zie ik dat ook niet echt doen. Ik vrees dat ik niet de juiste persoon ben om dit aan te vragen.”
Retroman kon niet onderdrukken dat hij zijn schouders iets liet zakken met deze respons. Veel aan dat antwoord had hij niet gehad.

{HEGGENSCHAAR} >;>; ANDREA
Het vragenvuur waar inspecteur Retroman Sabrina Biezenhutter aan had onderworpen was nog in volle gang toen ik de blokhut binnen kwam stappen. Van het stoffelijk overschot van Andrea had ik nu wel voldoende beeldmateriaal in kaart gebracht en sporen geduid dat ik ook wel even aan een slok chocomel toe was. Bovendien was mijn telefoon bijna leeg door al de updates die mij die middag werden doorgespeeld dat ook die dorst begon te krijgen naar energie. Met een eenvoudig handgebaar vroeg ik Retroman naderbij te komen zodat we buiten gehoorafstand van de Akela enige informatie konden uitwisselen.
“Al enig idee waarmee Andrea kan zijn omgebracht Karel?”
“Niet exact. Daar laat ik America verder naar kijken. Ik heb mij over de sporen en de foto’s ontfermd. Hier,” en ik toonde Retroman een foto dat het beste totaalplaatje van het plaats delict liet zien. Hiermee werd hij in herinnering gebracht hoe we haar lichaam hadden aangetroffen, wat bij hem spontaan een vraag opwekte.
“Zouden ze Andrea’s keel doorsneden hebben met een heggenschaar?” Retroman observeerde het plaatje nog eens aandachtig en kreeg al door dat dat het moordwapen niet zou zijn.
“Oh nee,” reageerde ik. “Zo’n gemotoriseerde bedoel je dan zeker?”
Retroman glimlachte enkel.
“Dan ben ik zeker dat we naar haar hoofd hadden moeten zoeken. Kijk nog eens. Valt je niet op dat er verschillende sneden zijn gemaakt in haar nek? De dader moet een paar keer hebben uitgehaald voordat hij tevreden was met de aangebrachte verwonding om haar vervolgens dood te laten bloeden.”
“Sakkerloot, je hebt gelijk. Maar een samuraizwaard is het ook niet geweest.”
Ik keek mijn collega met een opgetrokken wenkbrauw aan om te zien of er überhaupt iets in die uitspraak was wat serieus bedoeld kon zijn, maar veranderde van onderwerp.
“Afijn, ik ga hier maar eens op zoek naar prik. Mijn telefoon geeft dadelijk de geest, dus ik zal hem even moeten opladen wil ik nog informatie van onze collega’s doorgespeeld kunnen krijgen. Overigens,” voordat ik dat deed trok ik een plastic zakje uit mijn jaszak tevoorschijn en liet het aan Retroman zien. “Dit is wat ik naast haar lichaam vond. Een eerste tastbaar visitekaartje van onze dader.”
Hij pakte het zakje aan en bestudeerde het draadvormige object dat ik erin had gestopt. Het was zo’n zes centimeter lang en bestond uit een teer soort metaal.
“Dat lijkt wel [AANWIJZING] tinsoldeer,” verrast keek Retroman van het zakje naar mij op een glunderde.
“Denk jij wat ik denk?”
“Dat onze delinquent eveneens een dakdekker is?”
Die reactie had ik verwacht, maar ik dacht er het mijne over. Dit zou niet de eerste keer zijn dat we op een dwaalspoor werden gezet.

{KITPISTOOL} >;>; GERT JAN
Al zodra ik de stekker van de oplader in een stopcontact had gestoken, kreeg ik het volgende telefoontje door. Het was Lesley. Hij zat op het Sambeekse Korenveld met inspecteur Kersten. Samen hadden ze de zorg voor de twee laatst gevonden lijken op zich genomen. Ik had hem naar Sjors Kersten gestuurd zodat zijn collega het vele werk aldaar niet in zijn eentje hoefde te doen. De aanleiding van zijn telefoontje ging echter niet over de moeder en het kind, maar over een ander slachtoffer, waar hij onlangs informatie over had doorgekregen van Agatha Loon op Toom.
“Nou Les, verras me eens. Is Gert Jan omgebracht met een kitpistool of was toch een dakrol?”
Een flauw gegrinnik was hoorbaar aan de andere kant van de lijn.
“Haha, nee en dat is ook niet waar ik je voor bel. Het gaat om Roger Roerling.”
“Die moord hebben we nu toch opgelost?”
“Zonder meer. Maar nu zijn lichaam bij Agaat is gearriveerd en zij het aan een nadere schouwing heeft onderworpen, heeft ze een belangrijk detail ontdekt waarvan ik meende dat het je wel zou interesseren.”
“Waarvoor belt ze mij dan niet direct?”
“Ik had haar toch aan de lijn. Ons gesprek ging vooral over Gert Jan.”
“Nou voorruit, wat heb je te melden?”
“Ze heeft een hoop verfresten verwijderd van zijn rechterpols. En wat ze daaronder aantrof was één [AANWIJZING] groot litteken. Het mag een wonder heten dat hij nog normaal zijn werk heeft kunnen uitvoeren.”

{KLAUWHAMER} >;>; GERT JAN
“Dus wat voegt dat toe aan ons onderzoek?” vroeg ik Lesley. “Als het een oud litteken betreft dan zie ik het verband met deze zaak niet zo.”
“Dat was niet precies de indruk die ik van haar kreeg. Zoals ik Agaat beluisterde moest hij de bijbehorende verwonding nog niet zo heel lang geleden hebben opgelopen. Het littekenweefsel is nog betrekkelijk vers, hooguit een jaar of anderhalf oud.”
Vanzelf was ik uiteraard bijzonder content met het fijne gevoel voor details van een aantal mensen in mijn team, maar met dit gegeven kon ik zou gauw de verbanden niet leggen zodat ik het ter kennisgeving aannam.
“Goed, genoteerd. We houden het in gedachten. Is er verder nog iets interessants dat ze over Gert Jan had te melden?”
Van Lesley merkte ik dat hij zich onderbroken voelde in zijn relaas omtrent de pols van Roger. Toch herstelde hij zich en schakelde bij.
“Ja, oh zeker,” en wat volgde was een uiteenzetting van de theorieën die hij had ten aanzien van de onlangs verkregen informatie met betrekking tot Gert Jans hoofdwond. Veel ervan was herhaling van stof dat ik eerder zelf van Agatha doorgebeld had gekregen. Lesley stipte een aantal gereedschappen aan die je in een dakdekkersbus zou verwachten waarmee het slachtoffer op zijn hersenkap kon zijn geslagen, zoals bijvoorbeeld een klauwhamer. Helaas zaten er maar weinig kandidaten tussen die logisch vielen te rijmen met het aangebrachte letsel. De klauwhamer was nog wel de beste optie. Alleen zou de onderlinge afstand van de klauwen van de hamer wel de posities van de putten in de wond verklaren, maar stemde de diepte in zijn hersenpan niet geheel overeen met de geweldige kracht waarmee Gert Jan was toegetakeld. Het werd niet dadelijk als voor onmogelijk gehouden, maar wat een beer van een vent moest hem dan op zijn schedel hebben gemept? Nee, we zochten hier duidelijk naar een instrument met een langere steel. Daarnaast zou het meer voor de hand hebben gelegen om de dakdekker met de hamerkop op het hoofd te tikken. Bovendien was er in de bus geen hamer aangetroffen dat sporen bevatte waarmee het zich als moordwapen liet identificeren. Al was er een gerede kans dat de moordenaar in dezen de betreffende slachtinstrumenten uit de bus had verwijderd.
Lesley’s verslag gaf mij het gevoel dat we bijna het juiste moordwapen te pakken hadden, maar er nog net niet helemaal waren. Er kleefde te veel onwaarschijnlijkheden aan dit handgereedschap dat het ons niet liet overtuigen. Toch paste het tot noch nog het beste in het geschetste profiel. Ik stond juist op het punt het gesprek met hem af te breken toen hij mij gehaast onderbrak. Inspecteur Kersten en Lesley waren op het Sambeekse Korenveld nog iets opgevallen dat vermeldenswaardig bleek.
“Nog heel even over die Roger Karel. Daar moet ik je toch even op de hoogte brengen van een interessant feitje, ook iets dat ik niet kan plaatsen in het lopende onderzoek, maar je weet maar nooit.”
“Oké, zeg het maar. Wat is het?”
“Wel, het lijkt er haast op dat we hier zo waar te maken hebben met een schaakgrootmeester.”
“Hoezo dat dan?”
Dit kon ik natuurlijk niet zien, maar terwijl hij mij in kennis stelde, stond de bloedspatanalist verwonderd te kijken naar een serie bokalen die hij bij deze mensen op de schouw zag staan. De één nog fraaier vorm gegeven dan de ander. Zo noemde hij de gelegenheden op waarbij Roger klaarblijkelijk zijn medebordspelers keer op keer te slim af was geweest. Tweede prijzen stonden er niet tussen. Op alle bekers pronkte het cijfer ‘1’. Des te opmerkelijker was het daarom dat er één kelk in deze serie ontbrak… [AANWIJZING] de beker van het afgelopen seizoen.

{PIKHOUWEEL} >;>; GERT JAN
Net dat we dachten dat we alle losse eindjes nu wel hadden geïnventariseerd, werd Lesley gebeld door Loek de Graaf. Evenals ikzelf werd ook hij voordurend over de laatste ontwikkelingen ingeseind, zodat hij de losse fragmenten aan elkaar kon knopen door middel van zijn databases. Zo had hij met behulp van Nikita– zijn koosnaampje voor een server die bestond uit één grote databank met verdachten – weten te achterhalen hoe het strafblad van de huidige personen uit dit onderzoek er bij stond. Voordat hij daar echter over begon belandde hij met Lesley in een korte brainstorm die moest leiden tot het achterhalen van het moordwapen waarmee Gert Jan om het leven was gebracht.
“Twee moordwapens zeg je?” vroeg hij Lesley halverwege het gespek te bevestiging.
“Honderd procent. De aard van de verwondingen op Gert Jans torso tegenover het letsel dat aan zijn schedel is ontdekt ligt zo mijlenver uiteen dat we hier beslist met twee moordwapens van doen moeten hebben.”
“Ik snap het. Enne,… een pikhouweel? Hoe past dat in die theorie?”
Lesley speelde in zijn gedachten met deze mogelijkheden, maar vond vooral het tegenovergestelde.
“Onmogelijk. Zelfs al zou een pikhouweel één van de moordwapens moeten invullen, dan nog kan ik ze bij beide niet plaatsen. De kwetsuren op zijn romp passen qua diepte prima bij het klieven van een pikhouweel, maar het kartelige aan de wondranden impliceert dat we iets zoeken dat de wond bij het uitnemen van het voorwerp kapot moet hebben getrokken. Ook wat het hoofdletsel betreft valt de eer niet ten beurt aan dat hakwerktuig. Een klauwhamer was beslist de beste kanshebber, ware het niet dat de impact niet overeenstemt en het niet logisch wordt geacht dat je iemand met de klauw van de hamer een tik zou geven. Wil je iemand moedwillig veel schade aandoen en zeker zijn dat je prooi blijft liggen, dan kies je voor de hamerkop lijkt mij. Wat mij echter daaraan dwars zit is dat het profiel dat het moordwapen in die wond heeft achtergelaten welhaast een blauwdruk vormt van een hamerklauw: twee korte platte afdrukken staan er met een onderlinge afstand van nog geen centimeter in de scherven van zijn schedel gegraveerd. Een pikhouweel zou hooguit één pit achterlaten. De breuklijnen die het moordvoorwerp ten gevolg heeft gehad op de hersenpan passen voor mij ook niet in het profiel van een pikhouweel.”
“Juist ja,” was het enige dat Loek de Graaf daar voorlopig als reactie op had en bracht de woorden binnen zijn eigen denkbeelden in overweging. Daar hij niets wist tegen te werpen of in te brengen staakte hij die geestelijke arbeid en kwam hij tot zijn reden waarom hij Lesley had gecontacteerd. “Luister Lesley. Ik weet niet of je er veel aan zal hebben, maar wat ik je nu doorgeef heeft betrekking op één van de jongste slachtoffers in dit onderzoek.”
“Je doelt op die jongeman die ik hier naast mij heb liggen?”
“Zeker. Ik heb de achtergronden van al onze slachtoffers en potentiële verdachten in dit onderzoek even nagetrokken met behulp van Nikita en ben tot de conclusie gekomen dat alleen Jericho een bekende is bij de politie.”
Onmiddellijk begon het als een razende te ratelen in het brein van Lesley Spandabato. Zo ver als zijn bevattingsvermogen het toeliet trok hij alle segmenten uit dit onderzoek bij elkaar alsof hijzelf voor Nikita speelde. De ogen in zijn oogkassen schoten een tiental keren heen en weer, indachtig zoekend naar verbanden, nog voordat Loek uitgepraat was en hem had verklaard welke informatie er achter deze jongen stak. Jericho was het laatste slachtoffer geweest dat stierf. Koen had hem in deze woning aangetroffen met een zwakke pols. Zou hij daarom de dader kunnen zijn die de dood van zijn familie op zijn geweten had en vervolgens verzwakt door zijn verwondingen zelf het leven liet? Maar Andrea dan? En de rit met de dakdekkersbus? Was hij dat ook? Loek had wellicht geen antwoord op die specifieke vragen, maar lichtte de reden waarom zij Jericho eerder ook al in beeld hadden nader toe.
“Jericho blijkt [AANWIJZING] een veelpleger van frotteurisme.”

<;WAAROM HEEFT ROGER GEEN BEKER VAN HET LAATSTE SCHAAKTOERNOOI?>;

“Goed mensen, wat hebben we?” vroeg ik mijn team toen we ’s avonds op het GCFI aan de kipnuggets zaten. Het was vandaag voor het eerst dat we America Calista op iets anders zagen kauwen dan op kauwgum. De meeste van mijn mensen zagen er ietwat vermoeid uit en een paar hingen er over de stoelen alsof ze zichzelf thuis op de bank hadden geploft. Een enkeling was voor een iets andere bestelling gegaan en had gekozen voor hot wings of de minder pittige variant. Bob en Loek hadden zich er reeds gulzig op gestort. Ik had de vergaderzaal Sierra Madre gereserveerd, omdat het fraai was ingericht met de planten uit de jungle in Zuid Amerika waar het naar was vernoemd. Niet dat het er uitzag als een warboel van gewassen uit de tropische streken, met een vijftal grote planten die het hier ook prima als kamerplant doen, kreeg je toch dat junglesfeertje. De wanden waren uitgevoerd in siennabruin en de amberkleurige zetels rond de grote tafel in het midden deden meer aan als comfortabele sofa’s. Het was niet verwonderlijk dat je daar graag op je gemak in onderruit ging zitten.
“Lesley, ik wil even bij jou beginnen. Alle lichamen zijn onlangs naar hier overbracht tezamen met onder andere het dakdekkersbusje van Gert Jan. Wat weet jij ons inmiddels over hem te vertellen?”
De bloedspatanalist was niet verbaasd dat hij als eerste het woord kreeg. Samen met America waren zij het langst bij dit onderzoek betrokken. Hij stak dadelijk van wal.
“Welnu, wat we allemaal wel kunnen aanvoelen is dat je moeilijk een bestelbusje kunt besturen als je al meer dan twee uur daarvoor bent overleden. De eerste autopsie wees dadelijk uit dat Gert Jan niet de bestuurder van het busje kon zijn geweest. Toch zijn er in zijn schoenmaat voetsporen gevonden op verschillende locaties bij de PD’s. America vond de eerste bij de uitgang van het duinbos.
Verderop dat pad nabij de scouting en het lichaam van Andrea werden eveneens diezelfde afdrukken gevonden. Ook op de Drachtsterpromenade troffen we ze aan. Maar weer niet bij de keet en dat vind ik vreemd.”
“Niet als onze delinquent geen dakdekker was,” merkte inspecteur Kersten op. “Dan had hij bij de keet waarschijnlijk ook niet zoveel te zoeken.”
“Correct,” beaamde Lesley. “Daarbij gaat het hier niet om een grof profiel van bouwvakkerschoenen, maar hebben we te maken met keurige Van Bommels, waarvan ik je kan vertellen: dat zijn niet de goedkoopste. ‘Zeeman’ stralen ze in elk geval niet uit. Als je het mij vraagt moet onze verdachte een kantoorklerk zijn die om één of andere redenen bij deze familie iets had af te rekenen.”
“Even vanaf het begin Lesley,” viel ik hem in de reden. Ik wilde structuur in de analyse en het zou ons allen helpen als we het pad konden volgen dat deze moordenaar moest hebben afgelegd voordat hij Gert Jan in het busje achterliet.
“Juist ja,” hij schraapte zijn keel en vervolgde zijn betoog: “Dakdekker Roger was als eerste aan de beurt. Hij kreeg bezoek van zijn ongenode gast toen hij zelf op het dak aan de Drachtsterpromenade schroeven stond in te draaien aan het dakkapel. America en Abdel vonden zijn handboormachine in stukken naast de keet. Wat het vermoeden doet rijzen dat er een gevecht tussen die twee was ontstaan.”
“Wij kunnen het anders prima met elkaar vinden hoor!” merkte Abdel droogjes op en sloeg een arm om America die naast hem zat. De Trinidadiaanse arts was alleen niet van de knuffel gediend en duwde Abdel onzacht van haar af. Nadat ik hem daarop trakteerde met een afkeurende blik haakte Lesley op zijn opmerking aan en zei:
“In het geval van Roger en zijn moordenaar ging het er iets minder gezellig aan toe. Roger werd mogelijk verrast met de komst van een vreemd figuur op het dak en had vermoedelijk nog een woordenwisseling. Mijn idee is dat hij zichzelf heeft geprobeerd te verdedigen met de handboormachine, omdat deze anders in de dakgoot had gelegen als hij hem uit zijn handen had laten glippen. Het feit dat het apparaat drie meter uit de gevel op straat terecht is gekomen maakt het aannemelijk dat het uit zijn handen is geslingerd terwijl hij zijn belager probeerde af te weren. Hoe het ook zij, Roger moest duidelijk uit de weg worden geruimd. En wat mij daar een beetje aan stoort is dat geen enkele bouwvakker of omwonende dat blijkbaar heeft opgemerkt. Die twee stonden nota bene op het dak! Als er al een woordenwisseling aan de slag met de dakpan vooraf is gegaan, dan zou er toch minstens iemand moeten zijn geweest die dat heeft opgemerkt?”
“Gert Jan waarschijnlijk?” opperde Agatha.
“Exact. Wat mij er op brengt dat de moord op Gert Jan zowel in het nieuwbouwhuis als bij de dakdekkersbus plaats kan hebben gevonden. Hij was waarschijnlijk net teruggekeerd van een boodschap – wat trouwens ook de spullen in de gang verklaart – en werd uit de weg geruimd door onze verdachte.”
“Gert Jan stond hem enkel in de weg,” vulde Bob hem aan. “Hij moest van zijn getuige af. Was zijn maatje tien minuten later in de Drachtsterpromenade teruggekeerd dan hadden wij hier onze hoofden niet over een spookbestuurder hoeven breken.”
“Klopt,” ging Lesley verder met zijn betoog. “Maar ik vermoed dat Gert Jan toch niet direct door had wat er zich op het dak had afgespeeld. Het lawaai dat werd geproduceerd door andere bouwactiviteiten in die buurt verstomde de geluiden in hun geschil.”
“Of Gert Jan kwam net aanrijden?” probeerde America.
“Ook dàt zou nog kunnen.”
“Maar dan zou hem toch minstens moeten zijn opgevallen dat er twee mannen op het dak stonden,” bracht Retroman naar voren.
“En dat is waarom ik een sterk vermoeden heb dat Gert Jan onze verdachte eerst hooguit als vreemdeling heeft aangezien op de bouwplaats, maar pas in latere instantie doorkreeg dat er iets niet in de haak was.”
“Dat zal dan zijn gebeurd toen hij de scherven opraapte van de handboormachine.”
“Want?” vroeg Lesley aan Agatha die met deze theorie kwam.
“Zijn vingerafdrukken zijn erop aangetroffen.”
Maar Lesley ging niet direct mee in deze stelling. Hij propte een kipnugget achter zijn kiezen en was van mening dat hij die ook eerder kon hebben achtergelaten in het gebruik op het dak. Roger hoefde niet de enige te zijn die de boormachine hanteerde. Het leek hem juist aannemelijk dan als je met z’n tweeën een hele straat moest voorzien van dakkapellen dat Gert Jan het handgereedschap ook gebruikte. Toch won Agatha het met haar standpunt toen ze daar aan toevoegde:
“Hoe verklaar je dan de vingerafdrukken aan de binnenzijde van de kunststof scherven?”
Lesley gaf geen verbaal antwoord op die aanvulling. Door een volle mond met kipnuggets liet hij met zijn lichaamstaal blijken dat hij het enkel met Agatha eens kon zijn. Sjors maakte gebruik van de rust die daardoor in de conversatie viel en wierp een vraag naar voren:
“Hebben we eigenlijk al enig idee waar die ruzie over ging? Waarom moest Roger eigenlijk dood?”
“Misschien had Roger een belangrijke pion gepakt…” Opnieuw was het stil aan tafel. Alleen een gesmak was duidelijk hoorbaar. De opmerking kwam van de overzijde van de tafel waar inspecteur Bob de Winter op zijn kippenvleugeltjes zat te kauwen. Hij werd door zijn collega’s bevreemd aangekeken tot hij uitgekauwd was en met een toelichting kwam: “Hij was immers een meester-schaker. Als hij aan het laatste toernooi niet deel heeft kunnen nemen omdat hij ‘onthand’ was door de verwonding aan zijn pols, dan had hij wellicht een argument om zijn tegenstander in een moeilijke positie te spelen. En misschien had die persoon er wel voor gezorgd dat Roger voor het schaaktoernooi werd uitgeschakeld.”
“Onmogelijk,” bracht Loek naar voren, zonder de rest van de groep een kans te gunnen te reageren. Bob keek verbaasd op naar de collega naast hem, maar bracht alweer het volgende stuk kip naar binnen. Alle andere collega’s keerde hun blikveld naar de IT-er en lieten zich verbazen met wat komen ging. “Roger werd [AANWIJZING] op het strand gebeten door een hond.”
“En hoe weet jij dat?” vroeg Bob daarop met een volle mond?
“De Tycoon Newspaper. Ik heb zo mijn bronnen,” reageerde Loek met een knipoog naar de groep.

<;HEEFT JERICHO FROTTEURISME BEDREVEN MET EEN OF MEER VAN DE BETROKKENEN?>;
“En dan stond Jericho zeker op de voorpagina met een foto waarin hij op heterdaad op zijn billen geknijp werd betrapt?” Bob had zijn mond leeggegeten en hoopte haast op een positieve reactie van Loek. Maar hij moest met minder genoegen nemen.
“Niet helemaal. Al moet ik zeggen dat ik een pagina 3-artikel ook erg netjes vind, zij het zonder foto. Dat is dan wel weer een beetje jammer.”
“Dat ligt er geheel aan wiens billen dat zijn!” kreeg hij terug van Bob die ervan moest proesten. Enkele collega’s lachten. Behalve Retroman. Hij keek de groep bevreemd aan en informeerde naar de clou.
“Euh… kan iemand mij even inlichten? Wat is frotteurisme ook alweer?”
De vrolijkheid sloeg dood als een biertje en Retroman werd door enkelen indringend aangekeken. Met mijn zware stem bulderde ik haast om het schuim weer een beetje op te schudden en legde aan het uit wat het was.
“Frotteurisme komt van het Franse frotter, wat wrijven betekent. Het is een vorm van parafilie waarbij degene die zich eraan bezondigd seksueel opgewonden raakt door lichamelijk contact met onbekenden. Je komt dit type aanranding – want dat is het feitelijk – voornamelijk tegen in het openbaar vervoer en op grote evenementen. De overtreder ziet zijn kans schoon in een grote mensenmassa dat te doen wat hij in het openbaar niet durft te doen bij individuen die vrij van een groep rondlopen.”
Met die toelichting was Retroman weer wat wijzer geworden en blij nu ook te weten waarom de anderen er zo om moesten lachen. Toch glimlachte hij slechts geforceerd in één mondhoek omdat deze verklaring hem tot een volgende vraag bracht.
“Potverdikkie zeg, dus weten we ook of Jericho zijn frotteurisme bedreven kan hebben met één van de betrokkenen in ons onderzoek?”
Nu wilde ik Retroman al tegenspreken, omdat ik meende iets absurds in die veronderstelling te bespeuren, maar het was inspecteur Kersten die mij de tong afbeet en een paar nieuwe feiten op tafel wierp.
“Wat we in elk geval zeker weten is dat we in zijn slaapkamer een verzameling centerfolds hebben aangetroffen waar je een schijthuis mee kunt dekken.”
Lesley viel Sjors bij in dezen.
“Een dakkapel lijkt me aannemelijker. In hun schijthuis kan ik mijn kikkerbillen niet keren hoor.”
“Nou bij wijzen van spreken dan. Die jongen had hoe dan ook al behoorlijk wat porno verzameld.”
“Even terug naar de feiten heren,” verzocht ik de mannen. “Sjors, verklaar je nader. Jericho was een knul van zeventien. Wat is er zo opvallend aan de seksuele interesse bij een knul op zijn leeftijd?”
“Niets bijzonders. Maar ik wil maar opmerken dat Jericho geen lelijke jonge was en de meiden op zijn school waarschijnlijk voor het uitkiezen had. Is het jou niet opgevallen dat we op zijn kamer geen aanwijzingen hebben gevonden van vrouwelijk bezoek?”
“Nu je het zegt…”
“Dus [AANWIJZING] wat weerhield hem ervan om een meisje mee naar huis te nemen?”
“Hoe zou jij erover denken als de vriend van je dochter dat deed?” kwam Agatha tussen beiden.
“Het klinkt misschien cliché, maar als ze hèt willen doen doen ze het toch wel,” Sjors liet het niet na één van de lidwoorden te benadrukken. “Maar je hebt gelijk. Hij had het net zo goed buiten de deur of bij zijn vriendinnetje thuis kunnen doen. En toch blijf ik er bij: je zou dan minimaal een pasfoto van zo’n meisje in zijn slaapkamer verwachten.”
“Foto’s had hij toch juist genoeg?” probeerde Bob ertussen te werpen en iedereen moest erom lachen. Ook Sjors zag er de lol wel van in, maar bleef bij zijn standpunt. Waarop Bob terugkwam op de vraag van Retroman. “Dus is ons bekend of Jericho frotteurisme met de betrokkenen in het onderzoek heeft bedreven?”
“Nope,” was het antwoord van Loek die middels de opgedoken aanklachten hier opheldering in wist te geven.

{KOEVOET}
Het was mij opgevallen dat Loek voor een tweede maal op een rij ons vlot van belanghebbende informatie omtrent dit onderzoek wist te verschaffen. Naast hem zat ik niet, zodat ik het schouderklopje verbaal moest uitdelen.
“Fijn dat je de feiten zo paraat hebt Loek. Daar steunt ons enorm. Wellicht dat je ons ook bij kunt schijnen voor wat betreft de moordwapens waarmee Gert Jan om het leven is gebracht? We zijn nu al zo’n tijd over zijn verwondingen aan het speculeren dat een oplossing toch binnen handbereik moet komen te liggen?”
Loek voelde de druk op zijn schouders toenemen en weifelde met een reactie, simpelweg omdat hij ditmaal zijn antwoord niet paraat had, terwijl hij moest bekennen dat hij verschillende theorieën had getoetst. Verzuchtend haalde hij zijn schouders op en schudde langzaam van nee. Hij wist het niet. Ook voor hem was de klauwhamer werkelijk de beste kandidaat. Plotseling ontstond er geroezemoes aan tafel waarbij de verschillende collega’s met elkaar in discussie gingen en theorieën met elkaar uitdeelden. Deze vraag had blijkbaar wat losgemaakt in mijn team waarop ik merkte hoe zeer dit vraagstuk ons allen bezighield. Maar aan wat wild gekakel had ik natuurlijk helemaal geen bal, zodat ik de groep moest manen niet door elkaar te praten.
“Hé, hé, hé, ik wil het even centraal houden allemaal! Graag de focus erbij. Jullie gekwebbel klinkt als onrustige stemmetjes in mijn hoofd.”
En zodra ik dat had uitgesproken, doofde abrupt het gonzende gesprek. Retroman was iets trager met reageren, maar maakte zichzelf onsterfelijk briljant met de timing van zijn op de eerste gehoor onbenullige vraag richting Sjors Kersten:
“…Dus jij hebt Koen Voet niet meer gezien voordat jij het Sambeekse Korenveld van hem overnam?…” Bedremmeld keek hij naar mijn strenge blik op welke geleidelijk overging in naar een zachtere gezichtsuitdrukking waarin ik in gedachten verzonken was. Iedereen had zijn of haar blik op Retroman of mij gericht en kreeg door dat er iets bizars aan tafel was gebeurd. Enkelen die het ook door hadden, proefden op hetzelfde moment met mij dat ene woord dat zich langzaam begon te manifesteren.
“…Koe-voet… Koevoet! Mannen dat is het!” riep ik verheugd. “Dat is de grote broer van de klauwhamer. Het profiel, de langere steel, het klopt allemaal. Gert Jan is vermoord met een koevoet. Haha!” Verrukt ontmoette mijn bruine kijkers één voor één eenieder die aan tafel zat. De meesten waren even blij verrast als ik. Ik stond op en liep die twee passen verder langs de tafel om Retroman hartelijk in zijn schouders te knijpen. Wat was ik blij. Retroman op zijn beurt keek nog altijd wat beduusd om zich heen alsof hij had opgetreden als de onbedoelde superheld in een strip. Duidelijk was dat iedereen de vreugde deelde. Alleen Agatha zat er nog wat bedenkelijk bij. Met haar vuist voor haar lippen gebald zat ze achteruit in haar sofa. De andere hand had ze om een elleboog gevouwen.
“Wat is het Agaat, ben jij niet blij dat we nu eindelijk weten hoe Gert Jan op de kop is getikt?”
“Oh jawel, dat ben ik zeker,” en ter bevestiging trakteerde ze ons op een gedoceerde glimlach. “Maar ik weet ook dat we met een koevoet nog altijd niet kunnen verklaren hoe Gert Jan aan de steken op zijn torso is gekomen. Zo’n handspaak is niet van [AANWIJZING] zaagtanden voorzien, wat zou kunnen verklaren dat de wonden op de voorkant van zijn lijf gekarteld zijn.”
En zo liet Gert Jan ons opnieuw met een raadsel achter.

<;ZIJN ER ANDERE SCHAKERS VAN BETEKENIS ONDER DE BETROKKENEN IN DIT ONDERZOEK?>;

Op deze mistige winteravond zat de één meter zevenentachtig lange, door de zonnebank diepgebruinde man achterover in één van de verhoorkamers op een stoeltje. Zijn behaarde onderarmen, die voor een deel zichtbaar waren doordat hij zijn mouwen had opgestroopt, waren taai van structuur en hadden aan elke bouwvakker kunnen toebehoren. De torso die het blauwwitte overhemd met bloemetjesmotief strak trok, mocht gespierd worden genoemd. En de stierennek die rotsvast tussen zijn brede schouders stond als een Korinthische zuil, had menig bodybuilder afgunstig gekregen. Het haar was zwart, dik en krullig, en viel half over een voorhoofd dat overging in een scherp voorkomen.
Lesley Spandabato kon nauwelijks voorstellen dat hij hier te maken had met een op het eerste oog zachtaardig overkomende Aardrijkskundeleraar. Zijn verdachte, Humfried Roerling, zal in elk geval hebben geweten dat supervulkaan Campi Flegrei staat voor ‘Brandende velden’ en aan de westelijke rand van de Campanisch laagvlakte met name het plaatsje Puzzuoli nachtmerries bezorgt. Dat is, als je mag afgaan op zijn Italiaanse gelaatstrekken die je moeilijk kunnen ontgaan. Toch bleek, uit het huiswerk dat Lesley had gedaan omtrent Humfrieds afkomst, dat hij in zijn stamboom tot zijn grootouders moest klimmen om die Italiaanse roots te kunnen terugvinden.
“Schaken en mineralogie,” de bloedspatanalist sprak elke lettergreep uit alsof hij een dictee gaf. “Dat zijn nou niet echt de hobbies die ik direct bij een koelbloedige moordenaar zou plaatsen.” Sprak hij op dezelfde flegmatische toon. Hij bladerde wat gespeeld studerend door de paar velletjes papier die op de tafel voor hem lagen en liet het niet na om even naar zijn verdachte op te kijken. Dat deed hij zonder daar zijn hoofd bij te bewegen. Zo leek het alsof hij in de rol van een strenge leerkracht was gestapt die een ingevuld proefwerk bestudeerde terwijl de leerling die het gemaakt had er angstig doch verwachtingsvol bij stond te wachten. Humfried vertrok geen spier, maar had eerder met de rug van zijn hand een biggelende traan van zijn jukbeen geveegd in de hoop dat het Lesley niet was opgevallen. “In het profiel van een meedogenloze psychopaat echter, zou dit beeld je passen als een ouwe jas…”
“Maar ik heb Roger niet vermoord,” protesteerde Humfried meteen. “Ik zweer het, ik zou mijn broertje nooit zo iets aandoen!” Roger was de jongste uit een gezin van vier. Met drie broers boven hem ontbrak de grote zus die hun moeder met een miskraam had verloren. Met merendeels mannen in een huishouden, behoudens moeder de vrouw, moesten er in dit gezin voortdurend spanningen zijn geweest of concurreerden de jongens onder elkaar om de meeste aandacht, spullen of het pronken met een leuke meid. Roger en Humfried zullen daarin geen uitzonderingen in zijn geweest.
“Waarom moest je zijn gezin hierin meenemen, Humfried?” vroeg Lesley kalm maar indringend. “Was de wraak op Roger niet voldoende?”
Maar Humfried ontkende in alle kleuren en hield vol niets met de moorden te maken te hebben.
“Wraak? Hoezo wraak? Ik was vanmorgen thuis, klusjes aan het opknappen in de keuken.”
“Kom op Humfried, jarenlang heeft die laatste après-ski nacht voor jouw huwelijk met Miranda je dwars gezeten. Je zegt Roger te hebben vergeven voor het slippertje dat hij met haar heeft gehad, maar in feiten heb je altijd gezind op vergelding.” Lesley deed hier een gok. Dankzij Bobs gesprek eerder die dag met Lotte Pieper was hij te weten gekomen dat Roger met Humfrieds vriendin van bil was gegaan voordat zij het huwelijksbootje instapten. Hij had alleen geen idee of Humfried hier wel van op de hoogte was geweest of dat Roger dit geheim had weten te houden. Lotte wist het, zodat de kans dat Humfried dit ook wist erg aannemelijk was. De verdachte in kwestie vertrok geen spier, al keek hij nu wel grimmiger uit zijn ogen.
“Schoenmaat 46, de enige andere schaakmeester onder de betrokkenen, een belabberd alibi en een motief waar de honden geen brood van lusten. Je bent erbij Humfried! Ontken maar niet, jij hebt de Roerlings vermoord.”
Lesley klonk behoorlijk stellig met die beschuldiging, maar toch was hij iets te weten gekomen wat hij niet kon rijmen. Ja, hij kon Roger en zijn maatje hebben vermoord en ook de slachting op het Sambeekse Korenveld paste in het patroon. Maar de verkrachting van Andrea Roerling klopte gewoon niet; Humfried mocht getrouwd zijn met Miranda, Lesley Spandabato had te lang met homofiele gedetineerden gewerkt om te weten dat Humfried nog niet [AANWIJZING] uit de kast was gekomen…

<;WAT VOOR BAND HAD HET GEZIN VAN ROGER MET DE REST VAN DE GEBR. ROERLING?>;
Het liep reeds tegen zevenen toen Lesley de verhoorkamer verliet en daarbij Humfried Roerling door twee man liet afvoeren. Hij werd in voorlopige hechtenis genomen omdat er zoveel was dat zijn onschuld tegensprak. Sprake van protest was er niet meer, al twijfelde onze hoofdverdachte niet aan zijn reinheid. Gelaten liet hij zich door de gangetjes begeleiden tot hij onderweg zag dat Bob de Winter en Abdel Dezertecon Kretonshos ook Lotte Pieper hadden opgeroepen om het achterste van haar tong te laten zien. Dat besef stemde Humfried hoopvol en glimlachte slechts naar haar terwijl hij in een roes verzonk waarin al het werkelijke plaats maakte voor een dromerige toestand. Daardoor kreeg hij niet mee wat Lotte zei toen ze met de heren aan de receptie stond. Toch waren de woorden aan hem gericht en moeten zoiets betekent hebben als rustig maar, het wel goed.
Niet veel later zat de moeder van vier kinderen tegenover de twee mannen die beide even op hun horloge keken om te zien hoe ver het weekend nog was. Bob zat in gedachten al bij zijn gezin, terwijl Abdel ernaar hunkerde dadelijk met Karel nog een pilsje te kunnen pakken in de bedrijfskantine. De opmerking “Zie je zo,” van Lesley maakte Abdel duidelijk dat er ook nog wel een potje biljart in zou zitten, waarvoor ze eveneens in de kantine terecht konden.
Met de ondervraging van Lotte Pieper als laatste item op de agenda van deze week hoopten ze beiden stiekem dat de te verkrijgen inzichten de vooruitzichten op het weekend niet zouden verpesten. Veel vrees hoefden ze daar niet voor te hebben. Het duurde even voordat Lotte Pieper uit haar schulp kroop, maar kwam vervolgens met een spraakwaterval dat een antwoord moest geven op de vraag wat voor band het gezin van Roger met de rest van de gebroeders Roerling moest hebben. Zij was, onder de betrokkenen die in beeld waren, de enige en beste kandidaat aan wie dit nu nog gevraagd kon worden. Voor het gemak van spreken refereerde ze naar Rogers laatste verjaardag waarop hij 46 was geworden. Het stelde haar in staat zich beter te verplaatsen in het huishouding van de man in kwestie. Opnieuw omschreef ze hem als een typische eigenheimer, een robuuste man met een scherp karakter. Het was een vader die niet zozeer door de kinderen werd gevreesd, maar waar wel tegenop werd gekeken en duidelijk met de scepter zwaaide. Ongehoorzaamheid werd niet geduld en door zijn kroost veel bezigde sarcastische sneren werden resoluut door hem in de kiem gesmoord. Een vergelijkbare relatie leken de kinderen met hun oom Taco te hebben, die in zijn vinnigheid zo mogelijk nog wel met een pepertje extra was gekruid. Niet dat hij Andrea en Jericho persoonlijk de tong afbeet, maar het was zonneklaar dat de spanning steeg wanneer het gezin bezoek kreeg van oom Taco. Humfried was wat dat betreft een vreemde eend in de bijt. De jongste telg onder de vier gebroeders bleek wat meer het zorgenkindje en hield zich vaak afzijdig van de gevoerde discussies tijdens de verjaardagen en andere ontmoetingen. Gordon werd in dat rijtje amper besproken; die had carrière gemaakt in Nieuw Zeeland en leek er een zorgeloos bestaan te lijden met zijn vrouw en dochter. Contact met hem was er amper. Hooguit eens in de vijf jaar kreeg hij bezoek van één van zijn broers of kwamen zij naar Nederland.
Net dat Bob en Abdel wilden afronden en meenden voorlopig voldoende te zijn bijgepraat door dit spraakgrage karakter, bracht Lotte nog met iets naar voren dat korte metten leek te willen maken met het zorgeloze weekendperspectief. Taco en Roger, de twee oudste van het kwartet, hadden op Rogers laatste verjaardag een oude [AANWIJZING] wond open gereten, aangaande hun gezamenlijke jeugdliefde Desire Eersteling.

<;WAT IS HET BEROEP VAN TACO EN GORDON?>;
Het viel mee, Bob en Abdel konden tijdig afsluiten en genieten van hun welverdiende weekend. Het zag er niet naar uit dat er nu iets was dat dat in de war ging schoppen.
Lesley en Abdel hadden er juist een twee potjes biljart opzitten zodat ze er wel weer even genoeg van hadden en schoven aan bij Karel die inmiddels gezelschap had gekregen van Loek. De zaak Roerling was onderwerp van gesprek en hield de vier nog even bezig. Wat dat betreft werd er dus nog overgewerkt. Maar anders dan Agatha, die dat vlak voor het weekend standaard leek te doen, hadden zij een goud gele rakker om ‘het werk’ te veraangenamen.
“Dus we hebben vier broers waarvan één een dooie dakdekker is,” begon Loek die zijn gedachten probeerde te ordenen. “Taco is een IT-specialist bij een energiebedrijf en Humfried een Aardrijkskundeleraar. En Gordon? Is dat nog relevant?”
“Offshore civiel ingenieur,” vulde Lesley hem aan.
“Oké, dus dat voegt allemaal ook niet zoveel toe.”
“Is dat niet raar?” vroeg ik mijn jongens. “Is het niet meestal de oudste tussen de kinderen die traditioneel het hoogste beroep heeft?”
“Ja dat klopt dan toch?” meende Loek die refereerde naar Rogers job als dakdekker. “Alleen is hij aan het einde van zijn carrière een paar treden naar beneden gedonderd.”
“Tja, dat is zo,” grinnikte ik. “Nee, wat ik bedoelde is dat het succes in de kans op een goede baan binnen de kinderen meestal een geijkt patroon volgt. Het oudste kind krijgt doorgaans de volle aandacht van zijn ouders, simpelweg omdat het de eerstgeborene is en dus op dat moment enig kind. Hij is het centrum van aandacht voor zolang als dat er nog geen keuze wordt gemaakt er een tweede kindje bij te nemen. Als dan eenmaal het tweede kind op komst is, zal het oudste kind zijn plek en aandacht moeten gaan delen. Dat is een proces dat al begint tijdens de zwangerschap. Om dan toch die aandacht terug te verdienen zul je zien dat het eerste kind er alles aan zal doen weer de belangrijkste in het gezin te worden, vaak met succes. Al is dat een ontwikkeling waar vaak een paar jaar overheen gaat. De oudste krijgt in zulk klimaat alle kans ambitieus te worden, wat je dan ook vaak terugziet in hun leerprestaties op de middelbare school en eventuele verdere studies. Het tweede of middelste kind trekt dan toch vaak aan het kortste eind, met name als er na hem nog jongere broertjes of zusjes volgen. Gordon was de derde jongen in dit gezin en had toen tijdelijk de rol van Benjamin. Taco, die hier de verliezer is wat aandacht betreft, heeft het zwaar te stellen gehad met zijn ambitieuze grotere broer en de volle aandacht die er nu voor de Benjamin is. Toen Humfried vervolgens die Benjamin-rol overnam waren helemaal de rapen gaar. Gordon kreeg nauwelijks iets mee van het probleem. Roger was immers zoveel ouder dat hij ook zelfstandiger begon te worden en die hang naar aandacht veel minder begon te voelen. Het gewicht lag dus nu vooral bij de jongste kinderen. Feitelijk zou je kunnen stellen dat Taco nu de kans moest hebben gekregen ambitieuzer te worden. Maar afhankelijk van het aantal jaren dat er tussen de oudere en jongere broertjes zit, gaat hij daar beter of slechter mee om. In het geval van Taco zou ik dus verwachten dat hij de dakdekker moest zijn geworden. En niet Roger.”
Geduldig luisterende naar mijn betoog was het uiteindelijk toch opnieuw Loek die hier de wijsneus moest uithangen.
“Ik begrijp wat je zegt Karel. In mijn familie moet dat ook zo ongeveer zijn gegaan. Niet voor niets is mijn broertje daarom waarschijnlijk automonteur geworden. En toch denk ik dat Rogers beroepkeuze wellicht door andere factoren werd beïnvloed. Taco was wel degelijk een sandwichkind.”
“Sorry, een wat?” het was Abdel die zich nog niet in dit onderwerp had gemengd.
“Een sandwichkind, dat is de benaming voor Taco’s verliezersrol waar Karel het net over had. Heb je dat er niet uit kunnen opmaken?” Loeks reactie klonk als een sneer, maar zo was het niet bedoeld.
“Hoezo was hij toch de verliezer dan?” probeerde Lesley.
“Ik heb man z’n cv er eens bij gepakt. Nou jongens! Ik geloof dat Donald Duck nog minder vaak van [AANWIJZING] beroep is geswitcht.”

<;WIE WON HET LAATSTE SCHAAKTOERNOOI?>;
Het was zaterdagochtend en daarmee waren de weekenddiensten aangebroken. Een aantal mensen waren de klos, waaronder een paar die zichzelf standaard hadden laten inroosteren omdat ze bijvoorbeeld maandag of woensdag vrij wilden zijn i.p.v. deze weekenddag. Zij die vrij waren konden eventueel toch opgeroepen worden, mocht daar aanleiding toe zijn. Een zaak als deze leende zich daar uitstekend voor. Vooralsnog was het rustig op kantoor, zoals dat past in het beeld dat we van het GCFI hebben op zaterdag. Agatha en Loek leken onverstoorbaar verdiept in respectievelijk de karkassen en de databanken en Retroman en America kon ik door de glazen scheidingswanden op hun kantoortjes links van mij zien, bezig met hun eigen administratie en onderzoek. Ik had in het bijzonder respect voor America, gezien haar inzet en onverstoorbaarheid op haar eerste werkdag die aan deze was vooraf gegaan. Zelf beschouwde ze het als de normaalste zaak van de wereld daar ze in haar vorige job niet anders gewend was. Het enige verschil maakte de omgeving en de nieuwe collega’s.
Het liep zo tegen tienen toen Retroman plotsklaps mijn gedachten verstoorde. In mijn hand hield ik ons familieportret vast waar niet alleen Maria maar ook Isabel nog op stond. Een mengeling van gelukzalige en pijnlijke herinneringen doofde uit toen hij op de deur klopte. Ik plaatste het portret terug aan de rechterzijde van mijn bureau en gebood hem binnen te komen.
“Karel, ik heb zojuist een telefoontje gekregen van de scouting. Er zijn nog wat zaken die Sabrina Biezenhutter met ons zou willen bespreken. Wil je meegaan?” Retroman was mijn kamer niet binnengestapt, maar hield met één hand de klink vast en was al bepakt met zijn uitrusting om te vertrekken. Zonder veel woorden maakte hij daarmee duidelijk dat hij vlot wilde vertrekken en blijkbaar al blij was dat hij uit zijn administratie vandaan werd getrokken.
“Neem America maar mee,” was zonder aarzelen mijn antwoord. “Dat vind ze vast niet erg. Bovendien is zij ook wel bekend met dat PD. Of is het bij mevrouw Biezenhutter zelf thuis?”
“Nee, op de scouting en het klonk nogal dringend.”
Synchroon met het woord ‘dringend’ begon mijn vaste telefoon te rinkelen. Aan het nummer zag ik dat het Loek was.
“Goed, mijn zege heb je,” sprak ik tegen Retroman en stak mijn hand reeds uit om het lijntje aan te nemen. De inspecteur knikte en sloot de deur.
“Ha Loek, wat is er?”
De ijverige knul had weer zitten spitten in allerhande bronnen om maar zoveel mogelijk achtergronden rondom de lopende zaak naar voren te krijgen. En opnieuw had hij informatie weten te verzamelen dat het onderzoek van een nieuwe perspectief zou voorzien.
“Het gaat weer over die dakdekker.”
“Die op het dak werd geschaakt?”
“Ja, precies hij. De man die op het laatste schaaktoernooi een trofee aan zijn neus voorbij zag gaan.”
“En jij gaat me nu zeker vertellen wie die beker won, nietwaar?”
“Nou, dat was niet precies waar ik voor belde. Maar als je het wil weten, de man die er met de prijs vandoor ging heette Nicolaas Bildstar. Wat ik zojuist heb ontdekt zal je echter vele malen interessanter vinden.”
“Barst los zou ik zeggen.”
“De hond waar Roger op het strand door werd gebeten was een Mechelse herder.”
Het kwartje viel bij mij niet dadelijk, zodat ik even stil viel. Loek kon het vraagteken op mijn gezicht haast zien, al zat hij verderop in het gebouw.
“[AANWIJZING]Wendy Wiewel en Gert Jan de Vree hadden een Mechelse herder…”

{ZINKZETTANG}
De verbazing in mijn stem kon haast door Agatha worden gehoord, die verderop in dezelfde vleugel als Loek met haar lijkschouwingen bezig was. Voor haar op een operatietafel lag het lichaam van Olivia Roerling. Een nadere obductie op de moeder uit het gezin Roerling was nog niet uitgevoerd. In een V-vorm had zij haar borstkas geopend zodat er twee huidflappen naar de oksels lagen opengevouwen. Het maakte onderdeel uit van haar standaard procedure om naast de zichtbare verwondingen aan de buitenzijde van haar object ook een beeld te kunnen vormen van eventueel intern letsel. Bij Olivia was daarvan geen sprake. De aangebrachte hoofdwond was deze vrouw al fataal geworden. Over haar levenloze gelaat hingen eveneens stukken omgeslagen vel. Eronder vandaan krulden enkele lokken donkerbruin haar die tegen haar wangen werden gedrukt. Agatha had achter op het hoofd een insnede gemaakt van zo’n 22 centimeter, van oor tot oor en liep langs de onderzijde van haar schedel, net boven haar nek. Het stuk huid dat daarmee was losgekomen had ze niet over het hoofd kunnen trekken zonder niet eerst ook langs de lengte een inkeping te maken van eenzelfde grootte. De huidlagen had ze daarop over Olivia’s gezicht gestroopt tot het er als twee macabere bloembladen rondom de neus lag. Het algehele bloedverlies uit de hoofdwond waar ze nu op een laag dieper kijk op kreeg tezamen met de hersenbloeding die het tot gevolg had gehad, hadden haar lot onomkeerbaar gemaakt. Zelfs al had ze binnen vijf minuten op de intensive care binnen gereden geweest, dan nog hadden de artsen niets voor haar kunnen uitrichten om haar uit de klauwen van Magere Hein te houden. Wat de klap op haar hoofd ook had veroorzaakt, het moest een zwaar voorwerp zijn geweest of in ieder geval kneiterhard en voorzien van een handvat. Een zinkzettang had daartoe een prima instrument geweest. Dat gereedschap was flink looiig en uitgerust met een snavelvormige bek dat haaks stond op de hefbomen. Het diende ertoe om zinken delen eenvoudiger met de hand te kunnen ombuigen om daarmee bijvoorbeeld dakranden fraai te kunnen afwerken. Het werd ook wel toegepast in dakgoten en afwerkingen rondom schoorstenen en dakkapellen. Maar een zinkzettang was eenvoudigweg te licht voor dit type verwonding. De twee centimeter diepe put die er in haar hersenpan was geslagen moest er zijn aangebracht door een veel zwaarder voorwerp. Een dakrol daarbij had weer overdreven geweest, bovendien had dit resten van bitumen in haar haar achter moeten laten. Duidelijk was, dat we iets zochten dat aannemelijk lichter was dan een dakrol, maar volumineuzer dan een zware tang. Te oordelen aan de compositie van schedelscherven moest het gaan om iets dat was voorzien van [AANWIJZING] ronde vormen.

{HAMER} >;>; OLIVIA
Een gereedschap zoals een hamer of iets van dat gewicht en omvang was daarmee trouwens ook uitgesloten. Daarvoor was het oppervlak van het letsel simpelweg te groot. Agatha had reeds zien aankomen dat ze hier wel eens in zou kunnen vastlopen. Maar ze had nog een theorie dat ze graag had willen toetsen aan de hand van een proef. Daarom had ze de dag ervoor reeds voorbereiding getroffen om vandaag met een zinnige reconstructie te komen.
“Welcome in the House of Wax!” bracht Loek vrolijk uit toen hij langskwam om Agatha iets aan te bieden van bij koffieapparaat. Hij had haar binnen zien komen met één van haar fameuze creaties. De patholoog anatoom boog naast een onderzoekstafel door haar knieën om een zware bol van een kar te tillen.
“Laat mij maar,” opperde Loek en zette het dienblad dat hij had meegebracht even terzijde. Hij hees de bol, die bestond uit gewapend alginaat behendig op de tafel en keerde deze in de gewenste positie. Agatha bedankte hem voor het zware werk en nam het weer over. Zorgvuldig bewerkte ze het buitenste deel van het ronde kunstwerk dat een afgietsel vormde van een menselijk hoofd. Toen ze daarmee klaar was aanschouwde ze haar werk dat een voorbereiding was geweest op wat ze dadelijk zou ondernemen.
Gisterenavond had ze het alginaat, dat er in onbewerkte vorm uitzag als een vezelvormig poeder, met één deel water vermengd om het vervolgens uit te smeren over de schedel van Olivia. Alvorens ze dat deed, had ze een kleiachtige substantie in de hoofdwond gesmeerd, zodat het afgietsel dat ze uiteindelijk van haar hoofd zou maken er één was zonder het hoofdletsel. Nadat dit na een minuut of acht was uitgehard zou ze daar gewoonlijk de twee delen van het modelleervloeistof in moeten gieten zoals dit op de instructie van het pakket stond te lezen dat al deze materialen bevatte, maar ze koos bewust voor een andere aanpak. De vloeistof was in vaste vorm een te broze materie om daar dadelijk haar beoogd experiment mee te kunnen uitvoeren. Ze bestreek daarom de binnenzijde van de gecreëerde mal met een roodkleurig vet en liet deze voor vijf minuten drogen, om het bolvormige object ten slotte opnieuw te vullen met alginaat. Een tweede mengsel daarvan had ze reeds eerder die avond klaar gezet. Alginaat is een hydrofiel polymeer dat voornamelijk bestaat uit alginezuur. Het is verkrijgbaar in poedervorm en verhardt na mengen met de juiste hoeveelheid water in een rubberachtige consitentie. Het wordt veel toegepast in lifecasting. Dat is een giettechniek waarbij een driedimensionaal kopie wordt gemaakt van een menselijk lichaam. De meest voorkomende lifecasts zijn torso’s , alhoewel het ook niet ongewoon is slechts een deel van het lichaam te kopiëren of enkel het hoofd. Lifecasts kunnen details repliceren zo klein als vingerafdrukken of poriën. Het grote verschil dat Agatha’s kunstige arbeid maakte met deze techniek, is dat haar ‘originelen’ niet langer in leven zijn. In haar geval spreken we over ‘deathcasting’.
Toen Agatha de buitenste laag had afgebikt tot op de rode vetlaag, vroeg ze Loek opnieuw om assistentie om het gekopieerde hoofd op een metalen pen te bevestigen. De pen stond in het midden van een onderzoeksruimte opgesteld waar een scheidingswand in was aangebracht dat was voorzien van gewapend glas. Agatha en Loek namen achter deze glazen wand plaats waarop de patholoog anatoom de daar aanwezige aparatuur bediende. Deze harde noot kon alleen worden gekraakt met behulp van hun volgende helpende hand. Dit was geen collega van vlees en bloed.
“Daar ga je Optimus,” sprak Agatha opgewonden toen ze een enorme robotische arm in gereedheid bracht. Naast het hoofd dat op de 1.50 meter lange pen bevestigd zat, keken ze naar een groot mechaniek dat op het punt stond in beweging te komen. Het had de vorm van een arm en had een soort soeppan op het uiteinde gemonteerd zitten waar je normaal een hand zou verwachten. Het bleek ook inderdaad om een soeppan te gaan. Agatha had het oude kookgerei over de ‘hand’ geschoven dat normaal de vorm van een grijper had, maar voor de gelegenheid was omkleed met een bokshandschoen. De pan was eroverheen geschoven en inmiddels onderweg een ongenadige klap te gaan maken op de uit alginaat gefabriceerde schedel.
Met een luide holle knal raakte de pan precies die plek op het hoofd waarvan Agatha Loek had laten berekenen dat het de schedel moest treffen. De twee onderzoekers wierpen snel een blik op de data die binnen een fractie van een seconden op de monitor voor hen verscheen.
“Bingo!” riep Loek, na de slagkracht op het scherm te hebben afgelezen en liep daarop ongeduldig naar de schedel in opstelling. In zijn kielzog werd hij gevolgd door de patholoog anatoom.
“Ik wist het,” concludeerde zij vervolgens toen ze daar aankwam en met haar hand over de geïmiteerde hoofdwond streek. Het had nagenoeg dezelfde wonddiepte. En ook in deze wond bevond zich de zilverkleurige afzetting die ze eerder bij haar slachtoffer had aangetroffen. Een stalen honkbalknuppel zal het niet zijn geweest gezien de vorm van de wond, maar duidelijk was wel dat Olivia met staal voorwerp knoerthard op het hoofd was geslagen. Agatha besloot met de woorden:
“Geen wonder dat ze de geest gaf. Deze vrouw heeft een knal gekregen [AANWIJZING] alsof ze een baseball was waarmee een homerun werd geslagen.”

Wordt vervolgd…

(* = Gohes City’s Forensisch Instituut )

By Zombie | January 2, 2012 - 7:40 am - Posted in Duimzuigerij, Galbakkerij, Gekalibreerde Gedrochten, Nederlands

image by A.Wang, edited by Gsorsnoi

In tegenstelling tot de meeste avonden, rende Sophie enthousiast van de badkamer naar haar slaapkamer om te gaan slapen. Ze had vluchtig haar tanden gepoetst en sprong op bed. Nu wachtte ze op haar moeder, terwijl ze met haar tong over het gat tussen haar voor- en hoektand gleed. Het gaf een gek gevoel, maar deed gelukkig geen pijn. In haar hand lag de snijtand die tijdens de middagpauze op school was losgeraakt toen ze haar boterhammen at.
“Ligt je tand al onder je kussen?” vroeg Sophies moeder toen ze de slaapkamer binnen kwam lopen.
Het meisje haalde haar hoofdkussen van zijn plek en legde de tand op de matrasovertrek. “Zo?”
“Ja, en nu moet je het kussen erop leggen.”
Sophie deed wat haar moeder zei en ging liggen. “Hoeveel geld denk je dat ik krijg?”
Haar moeder lachte. “Dat weet ik niet. We zullen het morgen zien.”
“Dan ga ik meteen slapen.” Sophie sloot haar ogen en voelde hoe ze werd ingestopt.
“Geen verhaaltje?” vroeg haar moeder.
“Nee, dat hoeft vanavond niet.”
“Goed dan, maar ik wil wel een kus.”
Sophie opende haar ogen, gaf haar moeder een nachtkus en krulde zich toen op.
“Slaap lekker, lieverd.”
“Slaap lekker, mama.”
Sophie zag door haar oogleden dat het licht doofde en hoorde haar moeder van de kamer vertrekken. Ze kneep haar ogen stijf dicht en probeerde vlug in slaap te raken, zodat het sneller morgen zou zijn, maar ze merkte dat het niet lukte en woelde ongedurig onder het dekbed.
Uiteindelijk opende ze haar ogen weer. Door de spanning over wat ze de volgende ochtend zou vinden, was ze nog klaarwakker. De deur van haar slaapkamer stond op een kiertje, waardoor er een strook licht de kamer binnenviel en schuin over haar bed scheen. Sophies hand gleed onder haar kussen en ze controleerde of de tand nog op zijn plaats lag. Ze was vreselijk benieuwd hoeveel geld ze zou krijgen van de tandenfee.

Opeens hoorde Sophie een krakend geluid en opende haar ogen. Ze wist niet of ze al had geslapen of niet, maar ze voelde zich wel erg duf. Terwijl ze met haar ogen knipperde keek ze haar kamer rond, om te zien wat het geluid veroorzaakte. In het kleine beetje licht dat in de kamer scheen, zag ze opeens dat het gordijn een stukje open was geschoven en dat haar raam openstond. Ze kon zich niet herinneren of het raam wel of niet open had gestaan toen ze was gaan slapen.
Haar gedachten verstomden toen ze voelde hoe het dekbed om haar benen strak werd getrokken, alsof er iets op haar bed was gevallen. Geschrokken keek ze in het donker en zag iets glinsteren. Langzaam kwam het dichterbij en net voor het zich in het licht zou bevinden, zag Sophie twee kleine gele ogen en een mond vol kleine scherpe tandjes, die glommen door het speeksel dat eraan kleefde. Het volgende moment gaf het wezen zich bloot door in de strook licht te stappen. Het was een klein, kaal mannetje – niet veel groter dan Sophie zelf – met een oude, rimpelige huid. Hij had een kleine, stompe neus en puntige oren. Zijn dunne armen en benen waren lang en eindigden in slanke handen en voeten, met scherpe nagels. Op zijn heup lagen twee buideltjes, die aan het koord rond zijn middel hingen. Hoewel het wezentje niet erg groot was, zag het er raar en eng uit. Angstig trok Sophie haar benen op, klaar om uit bed te vluchten.
“Wees niet bang, kleintje.”
Sophie schrok van het krakerige, maar vriendelijke stemmetje. Ze wist zeker dat ze de taal niet verstond, maar toch leek ze te begrijpen wat er tegen haar gezegd werd.
“Alle kinderen kunnen mij verstaan,” fluisterde het mannetje, alsof hij haar gedachten had gelezen.
Bedenkelijk keek Sophie hem aan en het liefste wilde ze heel hard gillen, maar haar adem stokte in haar keel.
“Ik ben de tandenfee. Heb jij een melktand voor mij?” Het wezen glimlachte.
Sophie bleef stil en haalde zo zachtjes adem dat het niet meer te horen was.
“Ik heb iets voor jou, in ruil voor de tand.” De tandenfee stak zijn hand in één van de buideltjes en haalde er vervolgens een grote gouden munt uit.
De ogen van Sophie werden groter. De munt zag er niet uit als het geld dat ze normaal kreeg; het was veel groter en glinsterde zo fel dat het leek alsof het licht gaf. Terwijl Sophie als betoverd naar de munt staarde, kroop het mannetje dichterbij, tot zijn gezicht vlak bij dat van het meisje was.
“Ik heb een voorstel,” fluisterde het wezentje op een zangerige toon. “Ik geef jou voor elke tand een gouden munt.”
Sophie vond het lastig om helder te denken. Ze was moe en de grote gouden munt trok al haar aandacht. Maar wat had de tandenfee gezegd? Een gouden munt voor elke tand? Ze had er toch maar één voor hem?
“Nee hoor,” onderbrak de tandenfee haar gedachten. “Je hebt een hele mond vol.”
Sophie keek hem verward aan en zag dat het wezen met zijn vrije hand iets uit zijn andere buideltje haalde. De tandenfee kon zijn gemene grijns niet onderdrukken en het meisje herkende het instrument in zijn hand: een roestige nijptang!
Sophie voelde dat het mis was en wilde gillen, maar de tandenfee drukte zijn hand op haar mond en blies zijn adem uit in haar neus. Het rook vreemd; zoet en weeïg. De gedempte gil van het meisje stierf weg en ze staakte haar poging om zich onder de tandenfee uit te wurmen. Haar oogleden werden zwaar en langzaam raakte Sophie buiten bewustzijn. Het laatste wat ze hoorde was het gegniffel van de tandenfee.

Enkele uren later klonk er een afschuwelijke schreeuw in het huis van Sophie. Haar moeder – die de melktand voor wat muntgeld wilde verruilen – vond het bleke lijkje van haar dochter. Het raam stond open en uit de bloederige, tandenloze mond van Sophie stak een buideltje met gouden munten.

By tinusicket | December 20, 2011 - 5:00 am - Posted in Eindelijk uitgeworteld, Nederlands, Retourtje naar hier en terug

RONDE 4: 1e aanwijzing.

Het eerste deel van deze serie waarin Rina Oddel jullie net zolang liet raden tot duidelijk werd dat we Devil’s Tower zochten, is ons eigenlijk wel goed bevallen. Daarom trachten we in deze ronde opnieuw een rotsvaste locatie te vinden. Of hij moeilijker is dan de voorgaande rondes? Daar durf ik eerlijk gezegd mijn geld niet meer om te verwedden. Helder is wel dat jullie niet om geld zullen spelen, maar om sterren! Check even de spelregels zodat je weet hoe je mee kunt doen en verras ons eens met de exotische locaties die er in je op komen…

Succes!

1e aanwijzing: Deze rotsformatie aan het strand vind je links onder de bron van de Nijl.

Pot voor deze foto: 105 sterren, toegekend aan BoB

By theonologie | December 13, 2011 - 7:32 pm - Posted in Duimzuigerij, Eindelijk uitgeworteld, Nederlands, Scherpe Blik

image by Gsorsnoi

Er komt een tijd dat we alles hebben uitgevonden, zou je soms denken. Dan zijn Mars en enkele manen in ons zonnestelsel allang en volledig door de mens gekoloniseerd. Dromen over de mogelijkheid in één mensenleven een reis te kunnen maken naar afgelegen locaties in ons universum is dan niet langer een fantasie; we stappen simpelweg in een ruimtevaartuig, creëren een wormgat en warpen onszelf naar iedere denkbare locatie in het heelal.

Uiteindelijk raken we verveeld van de zichzelf steeds sneller opvolgende uitvindingen en technieken, dat we steeds vaker terug grijpen op ‘die goede oude tijd’. Vandaag deed ik alvast een voorzetje. Ik had mij op mijn werkplek geïnstalleerd, mijn jas opgehangen en mijn krantje en thermoskan wat achteloos een plek op mijn bureau gegeven. Ik startte mijn pc en begon de dag zoals normaal. Ongeveer een halve dag ging er aan voorbij toen mijn blik ineens werd gevangen door het tafereel dat ik in mijn onbewuste handelingen had gecreëerd.

De rest van de dag… kon ik mijn ogen niet meer van haar afhouden.

‘Spitsvondig’ noemde iemand het aan wie ik de foto had laten zien. Nou, gevonden in de SPITS had ik de dame zeker, maar niet zonder de hulp van wat héél ouderwets ge-paintshop. Er is geen computer aan te pas gekomen, toch wist ik de buste van een schaars geklede dame op de voorpagina van dit gratis dagbad te vergroten tot proporties waar menig man wild van zou worden! Zo zie je maar dat je al foto’s kunt bewerken met hele eenvoudige hulpmiddelen. Een ouderwetse papieren krantje en een thermoskan bleek voldoende.

Ooit zullen we ons niet langer met nieuwe innovaties bezighouden. Waar is die tijd van pixel voor pixel animaties maken met het retro-programma’s zoals Deluxe Paint op een Amiga? Of waarom vinden we niet gewoon een moderne beitel uit? Dan kunnen we daar onze foto’s mee bewerken op Apple Clay Tablet.

By tinusicket | December 6, 2011 - 12:21 pm - Posted in Eindelijk uitgeworteld, Nederlands, Retourtje naar hier en terug

RONDE 2: 1x uitgezoomd.

Deel 2 sneuvelde zo snel dat dit een duidelijk signaal voor me was om moeilijkere locaties uit te zoeken. Ik heb direct het vliegtuig gepakt en ben naar de andere kant van de wereld gereisd om een nieuw kiekje te schieten (lees: ik lepel ze gewoon op uit mijn fotoalbum). Opnieuw maar weer de vraag: waar ben ik? Voor de spelregels verwijs ik weer even naar het eerste deel van deze artikelenreeks.

Succes!

Pot voor deze foto:
225 sterren. Geraden door Zombie.

RONDE 1: Niet uitgezoomd.

Na het succes van de eerste ‘Waar ben ik?’ die jullie is aangeboden door mijn collega Rina Oddel, neem ik het stokje met alle liefde over en stel jullie voor het volgende raadsel: waar is bovenstaande foto genomen? M.a.w.: waar ben ik?

Voor de spelregels verwijs ik zolang nog even naar het eerste deel van deze artikelenreeks, maar bereid je er vast op voor dat we de spelregels vanaf de volgende rondes nog wat knapper zullen inkleden.

Succes!

Pot voor deze foto: 200 sterren. Geraden door Blackhearted Goddess.

By rinaoddel | November 22, 2011 - 6:00 am - Posted in Eindelijk uitgeworteld, Nederlands, Rara Rina

RONDE 3: 2x uitgezoomd

Deze maand beginnen we ook in de raadsels een nieuwe serie. Dit keer gaat het er niet om ‘wat ik ben’ of ‘wie ik ben’, maar ‘waar ik ben’!

Het spel is heel simpel: je krijgt iedere maand een fragment van een uitvergrote foto te zien van een plek ergens op de wereld. Dat kan dus werkelijk overal en nergens zijn. Natuurlijk krijg je niet zomaar een suf plaatje te zien van een zandweggetje ergens in een desolaat gebied in Afrika, maar een serieuze landmark die iemand die enigszins voor zou moeten komen en op zichzelf al een flinke bekendheid moet genieten. De eerste foto die je krijgt te zien is 200 sterren waard. Wordt die foto een week lang niet geraden, dan zal het plaatje worden vervangen door eentje die iets meer is uitgezoomd. Het aantal sterren dat je kunt verdienen zal dan wel iedere week met 50 worden verlaagd. Er zijn drie ‘fotorondes’ met daarna nog twee ‘aanwijzingenrondes’. De aanwijzingen zorgen ieder voor 25 sterren aftrek.
Je kunt het aantal sterren zelf ook verhogen, maar de manier waarop zal je wellicht wat minder aanspreken: als jij een foute gok doet, worden er 5 sterren aan de pot toegevoegd.

Oh, voordat ik het vergeet: de ‘niet voor je beurt spreken’-regel gaat hier dubbel op. Dus 1x fout gokken = 2x even wachten tot een ander ook de kans heeft gehad een gokje te doen.

Pot voor deze foto: 170 sterren. Geraden door BoB

By rinaoddel | October 23, 2011 - 10:13 pm - Posted in Nederlands, Rara Rina

Als ik gevuld ben, wijs ik de weg.
Als ik leeg ben, wordt ik door niets bewogen.
Ik heb twee huiden. Eén van buiten en één van binnen.
Wat ben ik?

image by Darn_Mesh, edited by Gsorsnoi

STYMFALIA – KORINTHE:  Het bergachtige gebied met veel ravijnen, ruige rotsen, vruchtbare vlakten, groene rivierdalen en prachtige bossen strekt zich uit over Korinthe, één van de Griekse departementen van de regio Peloponnesos. Hoog boven deze ongerepte natuur en eeuwenoude dorpjes met haar archeologisch bijzondere vondsten zette Dus Brenner zijn landing in. Met zijn kaken opeengeklemd staarde hij verwachtingsvol voor zich uit en hield zijn blik gefocust op zijn doel. Hij wreef de condens van zijn bril en luisterde naar de prachtige schone klank van de 75 kilowatt Gnome Monosoupape rotatiemotor waarop zijn Sopwith Camel voortjakkerde. Een constante wind dreef haast door zijn vliegeniersvest en masseerde zijn armen die hij voor zich uit gestrekt had om het vliegtuigje te kunnen bedienen. Zijn zicht werd deels geblokkeerd door de 7.7 mm mitrailleurs die onder de kap vóór de cockpit waren gemonteerd en zo een bult vormden waaraan de Camel haar naam ontleende. Het vergde talent om een Sopwith van dit type in de lucht te kunnen houden. Veel van deze Camels, waar er naar schatting ongeveer 5500 van zijn gemaakt, crashten al meteen bij het opstijgen. Dit viel te wijten aan het verschoven zwaartepunt in geval van volle brandstoftanks, waar menig piloot niet mee om wist te gaan. Alleen in handen van behendige piloten kon een vliegtuig als dit tijdens de Eerste Wereldoorlog effectief worden ingezet om het op te nemen tegen de Duitse Albatros scouts. 1294 vijandelijke toestellen werden ermee neergehaald. En dat is meer dan alle andere geallieerde jagers voor elkaar kregen. Brenner mocht dan wel niet zo succesvol zijn geweest als Majoor William Barker – recordhouder met het neerhalen van 46 vliegtuigen en zeppelins – hij wist de bak minstens zo soepel te manoeuvreren als de Canadese jachtvlieger.
Brenners greep op de stuurknuppel werd geleidelijk iets intenser toen hij weerstand moest bieden aan een stukje turbulentie waarmee hij even te maken kreeg. Zaag-getande bergen marcheerden vanaf de horizon langs hem voorbij. Miniatuurdorpjes klampten zich als decoraties uit een Märklin landschap vast aan de paarsgroene glooiingen in de valleien onder hem. Het enige wat er aan ontbrak was dat Korinthe lang niet zo rijk bezaaid was met spoorrails zoals het geval in de Alpenlanden. Grove gaten in het pluizige wolkendek legden vlakten bloot die met groene dennenbossen en moeraslanden waren afgezet. Een nat voorjaar was juist ten einde, wat maakte dat de landerijen er niet zo kurkdroog bijlagen als in andere jaren. Welig tierden de klaprozen in de graslanden als ware het penseelstreken die er door een impressionistische schilder op waren aangebracht. Voor Brenner leken ze echter een bloederige markering te zijn voor wat komen ging.

Nog iets minder dan een uur en Brenners laatste missie zou erop zitten. Voldaan rechtte hij zijn stijf geworden schouders en bedacht wat hij zou gaan zeggen tegen de kardinaal. Nabij Akrata, ergens voorbij de bergruggen, lag de geïmproviseerde luchthaven waar hij zijn beloning tegemoet kon zien voor het afleveren van een uiterst geheime lading. In ruil voor het tot een goed einde brengen van deze bijzondere taak zou hij worden ontslagen van verdere militaire verplichtingen en kon hij genieten van zijn vervroegd pensioen. Allereerst wenste hij een uitgebreid bad te kunnen nemen. De open kuip waarin hij zat bood hem weinig bewegingsruimte. Zijn lichaam was ingepakt in een met bont gevoerde leren jas om weerstand te kunnen bieden tegen de koudere luchtlagen in de atmosfeer. Handschoenen en een wollen sjaal gaven hem nog wat extra warmte. Ironisch genoeg zweette hij hierdoor wel als een otter, zodat zijn lichaam in temperatuur kon compenseren wanneer dat nodig was.

De lagere pieken vooruit gaven aan dat het einde van zijn lange reis naderde. Brenner liet zijn tweedekker langzaam door het wolkendek glijden. Hij dwong zijn verdoofde gelaat om in beweging te komen en nam een slok uit zijn flacon. Als warme gesmolten chocola gulpte de jenever zijn mond in. Maar halverwege de tweede teug liet hij de slanke zilverkleurige fles ineens uit zijn handen klappen. Over de fles zelf hoefde hij zich geen zorgen te maken, die was in de kuip beland. De inhoud, daar viel nog veel over te zeggen. Onderweg in de daling door de wolkenpluim had iets de stuurboordvleugel van zijn vliegtuig geraakt. Stof was losgekomen en weggerukt. Flarden van het weefsel waren afgepeld en wapperden in de luchtstroom. Dit was een gevaarlijke ontwikkeling. Het rafelige gat van enkele centimeters kwam de aërodynamica van zijn toestel niet ten goede, wist Brenner. Hij boog zich even over de multiplex panelen rondom de cockpit, niet alleen om de schade te kunnen opnemen, maar ook om langs de watergekoelde Vicker mitrailleurs te kijken naar waar het onbekende object vandaan moest zijn gekomen. Omzichtig liet hij het toestel naar rechts hellen om meer van de horizon te kunnen zien en speurde het af op de aanwezigheid van eventuele belagers. Hier kon maar één verklaring voor zijn: zijn vleugel was geraakt door geweervuur.
Uit respect voor het knap geloste schot op een door de wolken vrijwel onzichtbaar gemaakt object, bleef hij dicht in de buurt van de witte pluimen. Het zou hem nog van pas kunnen komen erbij in de buurt te blijven als vijandig vuur inderdaad op de loer lag. Op deze hoogte was het in horizontale vlucht nog mogelijk om in “hands off”-modus te vliegen, dit in tegenstelling tot lagere hoogtes waarbij het noodzakelijk was een constante voorwaartse druk op de stuurknuppel uit te oefenen om te verhinderen dat het staartvlak een eigen koers zou kiezen. Desondanks koos hij ervoor om zijn handen om het richtingsroer geklemd te houden, om te kunnen anticiperen op het onbekende. En dat was maar goed ook. Kort daarop was het raak. In plaats van beschutting te zoeken voor de Duitse gevechtsvliegtuigen, waarop hij zich had voorbereid, dook er een omvangrijke zwerm vogels voor hem op. Honderden kleine zwarte vlekken blokkeerden van het één op het andere moment compleet het zicht. Brenner had geen idee waar ze zo plotseling vandaan kwamen. Nog maar net wist hij ervoor uit te wijken, maar dit leverde wel op dat hij zich in een schroefdraai om de groep vogels heen moest buigen om het er levend vanaf te brengen. Het gevreesde gyroscopische effect door de rotatiemotor lag in het vooruitzicht toen hij zich in deze halsbrekende toer stortte. Als een punt die zich over de lijn van een touw beweegt, waarmee wordt touwtje gesprongen, boog Brenner de Sopwith onder de kolossale groep vogels door. Terwijl hij dat deed zeilde er een regen van vogelpoep uit de lucht, waar zijn vliegtuig her en der mee werd besmeurd.  Perplex van het volume en de onwaarschijnlijk hoogte waarop deze zwerm zich ophield, wist hij het toestel in bedwang te houden. Ondersteboven hangende om zich vanuit de tweede schroefbeweging te kunnen herstellen in een normale vlucht dook hij noodgedwongen naar rechts tussen twee bergen een vallei in. Eenmaal terug in een gezonde vliegorde waarbij de hemel weer boven en de grond weer beneden hem was, trachtte hij te bevatten wat hem zojuist was overkomen. Met open mond nam hij de conditie van de dubbele rij vleugels op. Zijn blik bleef daarbij rusten op de kleine putjes die hij ontdekte in de stoffen bespanning. Kleine beschadigingen die aan de randen waren afgezet door een soort oxidatie gaven hem de indruk dat hij door een bijtende regen was gevlogen. Dezelfde putjes hadden de wind vrij spel gegeven en meer stof losgetrokken. Er was zoveel bekleding losgescheurd dat de houten ribben van de vleugel werden blootgesteld. De romp was er al even slecht aan toe. Brenner vloekte vanonder zijn sjaal. Hij had gehoopt dat hij bij het achter zich laten van de vogels, dit  superieure vliegtuig nu eindelijk aan de grond kon zetten. Dus Brenner was een nauwgezet man. Achter raken op schema kwam onder normale omstandigheden niet in zijn vocabulaire voor. Zijn zakhorloge waarschuwde hem echter, dat als hij een man wilde blijven van zijn woord, hij nu direct zijn koers moest bijstellen. Maar toen hij opkeek van zijn kompas ontdekte hij een nieuwe formatie vogels die uit een mist te voorschijn kwam die tussen de bergen hing. Het waren er minstens zoveel als daarnet, zo niet meer. Nu hij er schuin boven hing, kon hij zich er een betere voorstelling van maken. En al gauw zag hij dat het niet bij dit aantal bleef. Nadere beschouwing maakte duidelijk dat wat hij eerder had aangezien voor donkere accenten aan de berghellingen, eveneens groepen vogels waren. De donkere vlekken werden zwarter naarmate zij compacter waren. Vielen ze uiteen dan verwaterde dat en werden de vogels slechter zichtbaar. De situatie voor Brenner zag er nu bijzonder akelig uit, want hij ontdekte door het effect van deze superorganismen nu ook meer vogels boven hem. Had hij nu nog maar hoger gevlogen, dan had hij er uit kunnen opstijgen en eraan kunnen ontsnappen. De enige uitweg die hem op dit ogenblik werd geboden was omdraaien en via dezelfde weg terug tussen de bergen door. Onvermijdelijk was daarbij wel, dat hij in een deel van zijn te nemen bocht een route moest kiezen tussen de vogels door of doorvliegen in de hoop op betere omstandigheden. Het perspectief te laat op zijn afspraak te arriveren scheen hem ineens veel behaaglijker, helemaal toen hij besloot voor het laatste te kiezen en door de muur van mist af te zakken om een beter totaalbeeld te krijgen van de vallei; in het dal van Stymfalia werd Brenner verwelkomd door een massa vogels van apocalyptische omvang.  Je kon met geen mogelijkheid bevatten om hoeveel vogels het hier ging.

De Stymfalische vallei is omringd door de berg Trachi op het zuiden, Pharmakás naar het oosten en torenhoge berg Kyllini op het westelijke deel. Brenner en zijn vogels werden door het massief omringd. Meer naar het noorden was het opener, daar waar een reeks van gecultiveerde velden afbogen en allen naar het rietomringde ondiepe meer leken te wijzen. Culminerende naar het westen, waar we de dorpjes Láfka en Karteri vinden, meet de vallei ongeveer twee bij zes kilometer, met op het andere uiterste de plaats Stymfalia.
Laatstgenoemde was getuige van één van de twaalf werken van Heracles. Stinkende mensetende vogels, zo talrijk dat zij het zicht op de lucht blokkeerden wanneer zij oprezen uit hun moerassige oorsprong, terroriseerden de bewoners ongenadig met hun monsterlijke snavels, klauwen en veren welke uit brons vervaardigd. De één meter hoge vogels hadden de afmeting van een kraanvogel en het uiterlijk van een ibis. Vermoedelijk waren ze afkomstig uit de Arabische woestijnen. Ze vervuilden het land met hun giftige uitwerpselen, verwoestten het gewas en doodden het vee. Alleen Heracles was ze te slim af door met een ratel te schudden die door Hephaestos was gemaakt. Hij schoot ze daarna uit de lucht, totdat de overblijvende vogels op vlucht sloegen en later neerstreken op het eiland Ares in de Zwarte Zee.
Jason en de Argonauten zouden ze later nog zijn tegengekomen toen zij op zoek gingen naar het Gulden Vlies. Zij waren gedwongen om op weg naar Colchis langs het eiland te varen. Door vlug hun helmen op te zetten en luidkeels naar de vogels te schreeuwen, bleven zij beschermd tegen de vallende veren. Hiermee werden ze van het eiland verjaagd en is er sindsdien nooit meer iets van ze vernomen.

Onbekend met deze geschiedenis vloog Dus Brenner dieper de nauwe vallei in. Veel keuze had hij niet. De Stymphalische vogels verplaatsten zich en kozen voor een frontale aanpak. Dit liet hem weinig ruimte over om te manoeuvreren zodat hij de flanken van het dal opzocht. Hiermee zag hij zijn kans schoon en liet de Sopwith Camel dwarshellen om aan een klim rechtsom te beginnen. Zo kon hij de neus in een richting duwen waarin hij meende een doorgang tussen de bergtoppen te vinden. Al snel kwam hij erachter dat hij te hoog had ingezet en moest zijn actie staken. Voor hem hadden de vogels zich alweer verzameld. De afstand tussen het gat in de bergen en zijn vliegmachine was simpelweg te groot. Nog verder naar rechts afbuigen zou er nu toe leiden dat hij te dicht op een majestueuze uitstulping uitkwam en een gerede kans maakte te pletter te slaan. Aan zijn andere zijde was meer bewegingsruimte, maar daar bevonden zich ook de vogels. Zijn munitie hamsterend als een vrek vuurde Brenner met zijn Vickers in korte uitbarstingen. De Sopwith rolde naar links en naar rechts en de Stymphalische vogels gingen aan beide zijden aan hem voorbij. Zijn gedurfde aanval werd beantwoord met een regen van bronzen veren die door de vogels over het toestel werden uitgeworpen. Maar aan de kant van deze mythische monsters vielen ook slachtoffers. Onsterfelijk waren ze niet. Alleen waren zij met zoveel meer. En vlogen zij lager, om te proberen onder het schootsbereik van Brenner te blijven met zijn dodelijke machine geweer, dan liet hij zijn kist weer zakken en maakte hij nieuwe slachtoffers. Wat dat betreft was het vliegen met een Sopwith Camel geen sinecure. Daar de mitrailleurs boven bevestigd zaten, was hij voortdurend in het voordeel wanneer hij als jager onder zijn prooi vloog, maar zodra de kaarten gekeerd werden, had hij niets om zich mee te verdedigen. Dit ging om begrijpelijk redenen overigens ook op voor de vogels, alleen dan contra. Zij hadden de kracht niet om de veren naar boven te smijten, laat staan hun uitwerpselen.

Zo ging het kat en muis spelletje nog even door, totdat Brenner zich noodgedwongen uit deze groep vogels moest losmaken. Nog eenmaal probeerde hij een line-up shot in dezelfde groep, maar aan het hoge schelle gebrul van de motor te horen moest hij zichzelf dwingen tot ander maatregelen. Het lawaai dat uit de aluminium behuizing van zijn rotatiemotor kwam, duidde erop dat hij spoedig zonder brandstof zou raken. Hierdoor moest hij lager afdalen in de vallei om de motor niet te veel te laten slurpen. Daarbij zorgde het vliegen in de eerdere omstandigheden ervoor dat zijn romp en vleugels te veel bloot stonden en daardoor het risico liepen op nog meer schade op te lopen. Vliegen op de maximale snelheid van 115 kilometer per uur, waar de Britse tweedekker op gemaakt was, lag ondertussen ver buiten het bereik wat hij normaal zou kunnen trekken. Nog even en hij dreigde door de geleden schade zelfs onder de overtreksnelheid te raken, waardoor beklimmingen haast niet meer mogelijk werden. Met een snelheid van een magere negentig kilometer per uur scheerde hij amper vijftig meter boven de grond en over de landerijen. Onderweg haalde hij de ene na de andere vogel neer. Hier had hij verwacht vee in doodsangst verspreid te zien uitwaaieren als bladeren de door de lucht werden gegrepen. In plaats daarvan werd hij verrast met het morbide plaatje van tientallen karkassen van dezelfde dieren. In sommige gevallen was er van de koeien en geiten enkel nog een geraamte overgebleven. De vogels hadden ze onder gescheten waardoor ze ziek werden of ze hadden ze direct afgeslacht door ze met hun puntige snavels te doorboren en op te vreten. De Stymphalische vogels hadden de achtervolging op Brenner ingezet en kronkelden als één onheilspellende massa door de lucht. Ook voor hem waren diverse zwermen aanwezig die hij maar al te graag als schietschijven uit elkaar schoot. Het mocht een wonder heten dat Brenner hier überhaupt nog vloog. Enkele bronzen veren hadden reeds gaten geslagen in zijn vleugels en het was overduidelijk dat hij de afgesproken landingsplaats niet meer halen zou. De rollende contouren van de grond die onder hem voorbij raasde bemoeilijkten hem tot het maken van een zuiver schot.
Het landschap was een waas van glooiende weiden die snel overging in het moerasland van het Stymfalische Meer. De boerderijen en hun gronden waren verdwenen en hadden plaatsgemaakt voor het gifgroene water dat rijkelijk met algen was begroeid. Brenner moest zich concentreren op het heelhuids tot een goed einde brengen van deze doodsvlucht. Hij was aan de oversteek van het meer begonnen en zag dat dit het uiterlijk had van een hele dikke erwtensoep. De piloot vloog zo laag dat zijn wielen bijna het water raakten. Voor hem uit, stak een schilderachtige veldstenen ruïne van een brug uit het water alsof het een lang vergaan tijdperk wilde markeren. Het meer besloeg amper een kilometer in lengte, maar voor Brenner leek het alsof iedere druppel waaruit het was samengesteld onder hem voorbij kroop. Hij keek omhoog en zag hoe een dikke geconcentreerde wolk van Stymphalische vogels boven hem vlogen. Op een afstand van minder dan vijftig meter leken ze dadelijk een verenregen op hem te willen loslaten. En zouden ze daarin slagen, dan zou het brons hem niet alleen een kopje kleiner maken, het gewicht van de veren zou hem ook doen zinken. Hij omklemde daarom te trekker van zijn enige geautomatiseerde vuurwapen en bedacht zich hoe hij de vogels in zijn vizier kon krijgen. De verenregen begon reeds. Brenner ontspande daarop de greep op de trekker en veranderde terstond zijn tactiek nadat hij de omgeving goed in zich had opgenomen. Links van hem verscheen de brug en het was duidelijk dat de vogels hem vanuit de rechterzijde er tegenaan wilde laten vliegen. Hij hoefde geen geleerde te zijn om te weten dat hij met zijn spanwijdte van 8,5 meter onmogelijk de doorgang van de oude kleine brug als vluchtweg kon gebruiken. Wel liet hij zich verleiden om die richting uit te vliegen en trok in diezelfde beweging een groot volume van de donkerbronzen vogels mee. Het oude bruggetje had de verbinding met de kade eeuwen geleden verloren, zodat er een uitsparing was ontstaan die Brenner benutte om er zijn vliegtuig tussen de kantelen. De kunstige toeren die hij met zijn tweedekker uithaalde zou nog dikke punten hebben gescoord op een vliegshow. Achter de ruimte die hij tussen de kade en de brug had ontdekt, had hij een leegte in een rij hoge dennenbomen gezien, waar hij zijn geluk maar al te graag op beproefde. Het resulteerde erin dat hij tussen de stammen door kon vliegen met een marge van nog geen tien centimeter aan beide uiteinden van de vleugels. Achter hem stortte een flink groep veren en vogels neer in het water en tegen het stenen bruggetje. Zij konden niet meer tijdig reageren op deze voortreffelijke kunstgreep. Enkele raakten daarbij bedolven onder de stenen die onder deze onnoemelijke kracht werden losgerukt.
Dus Brenner zelf bleef even uit het zicht. Eventuele toeschouwers zouden verbijsterd zijn geweest waarom een crash uitbleef en zouden vol ontzag de vliegende kist hebben staan nastaren met oh’s en ah’s toen deze even later weer relatief ongeschonden tussen de kruinen van de dennen opsteeg. Tevreden gluurde deze over zijn schouder naar achter om zich te overtuigen van het staaltje dat hij had laten zien.

Veel tijd om te kunnen genieten van deze schamele overwinning was er echter niet. Brenner had de noordoostelijke opening in de vallei eindelijk bereikt, maar werd opnieuw door vogels gehinderd. Daarbij, hij was in zijn dijbeen getroffen door een bronzen veer. Zijn broek zag donkerrood van het bloed. En een nog grotere wolk met Stymphalische vogels stond hem inmiddels alweer op te wachten tussen de bergwanden en ontnamen hem de enige mogelijkheid om rechtuit de vallei uit te vliegen. Zijn nederlaag accepterende, deed hij daarom het enige mogelijke wat hij nog kon doen. In plaats van nu opnieuw naar rechts af te buigen om nieuwe confrontaties aan te gaan, zocht hij de hellingen op van de imposante bergketen Kyllini. Hierbij vloog hij recht over het plaatsje Stymfalia heen, waaraan de vogels hun naam hadden te danken. Warm bloed gutste uit zijn bovenbeen en droop over zijn stoel. Ook in zijn mond was een bronzen smaak aanwezig, omdat er bloed in terecht was gekomen. Met een vroege klim trachtte hij zoveel mogelijk terrein te winnen op de berghelling, omdat hij wist dat hij het uiterste van zijn rotatiemotor vroeg. Het was net genoeg om op het steiler wordend stuk boven een dichtbegroeid bos uit te komen. Hier gespte hij zijn veiligheidsgordel los. Daar had hij wat moeite mee door zijn dikke handschoenen. Maar toen dat eenmaal lukte opende hij zijn cabine en trapte er een pakketje uit. Een voorwerp ter grootte van een flink rugzak buitelde naar beneden en kwam in een bos met loofbomen terecht nog voordat de Stymphalische vogels in de buurt waren en het konden onderscheppen. Voor Dus Brenner had het alle belang dat zijn geheime lading niet zouden worden terug gevonden door enig individu die er kwade bedoelingen mee had. Liever nog, hij hoopte dat niemand het Gulden Vlies hier ooit nog terug zou vinden.
Gealarmeerd door de nu bijna lege tank zocht hij driftig naar een geschikte plaats voor een noodlanding, wetende dat dit in een onmogelijke opgaaf zou blijken te zijn. Het voortdurend van hoogte veranderende bergterrein stond geen landing toe dat een normaal mens zou overleven.
Tot grote vreugde echter, vond hij toch een recht stuk terrein waar hij een poging tot landen zou kunnen ondernemen.
Maar op dat moment sloeg het noodlot toe. De zure uitwerpselen hadden zich zo ver door de stof van de vleugels gebeten, dat het gewichtsverschil tussen de vleugels en de rest van het vliegtuig een maximum had bereikt. Hierdoor dreigde de Sopwith Camel scherp naar rechts te draaien en door het sterke gyroscopische effect van de rotatiemotor zou dit onvermijdelijk resulteren in een heftige dodelijke spin. Brenner stond hiermee voor een onmogelijk dilemma: in de ten dode opgeschreven kist blijven zitten of zichzelf overgeven aan de Stymphalische vogels door uit het vliegtuig te springen.

Had hij nou maar in het vliegtuig blijven zitten. Maar zijn woede jegens de vogels was zo ver opgelopen dat hij een even suïcidale keuze maakte door uit de Sopwith te springen. Na even te hebben moeten worstelen met onder en boven trok hij aan een koordje en opende hij zijn parachute. Achter hem klonk een luide explosie ten teken dat zijn trouwe Sopwith Camel in een vuurbal uiteen was gespat. Ook dit was een wanhoopsdaad, want hij wist dat hij nu een vrij hangende schietschijf was geworden. Nog even slaagde Dus Brenner er in om zijn karabijn tevoorschijn te halen en een tiental Stymphalische vogels uit de lucht te knallen, maar nog voordat Brenners lijf met de parachute tussen de bomen haakte, werd het in een tijdsbestek van enkele seconden tot het bot toe afgekloven.

By achmedlien | September 30, 2011 - 7:48 am - Posted in Duimzuigerij, Gekalibreerde Gedrochten, Nederlands

image by The Constortium, edited by Gsorsnoi

NEMEA, TRETUS – GRIEKENLAND – De rasperige tong likte langs de grote wond in de nek van een man. Bloed gutste niet langer uit het gapende gat naar buiten, maar vloeide slechts langs de kartelige randen zodra een flink snuit zich erin begroef. Scherpe nagels kraste door het vlees. Terwijl het monsterachtige dier vrat trok het bloed van zijn slachtoffer door zijn ruige haren en besmeurde zelfs zijn manen.
De leeuw keek op. Hij had de tijd nog niet gehad om aan zijn volgende maaltijd te beginnen of hij rook hoe twee ongelukkige individuen de bergwand van de Tretus beklommen om hun dood tegemoet te lopen.

In deze bergen van de provincie Argolis terroriseerde de Nemeïsche leeuw het oude Griekenland. Zijn domein bestond uit een grot dat zich op de hellingen van de berg Tretus bevond. Zijn hol had twee ingangen. En beide hield hij met Argusogen in de gaten, wachtend op de volgende versnapering waar hij zijn tanden in kon zetten. Er zijn verschillende verhalen rondom het ontstaan van dit huiveringwekkende schepsel. Sommige beweren dat hij werd geboren uit al even monsterachtige ouders, zoals de veelkoppige draak Typhon en de vleesetende slangenvrouw Echidna, of de vuurspugende Chimaera en de tweekoppige hond Orthus. Volgens een ander verhaal schiep Selene de leeuw op bevel van Hera, de oppergodin, waarbij ze zijn harige lichaam uit zeeschuim vormde. Daarna gaf ze hem aan Iris, de godin van de regenboog, die het enorme dier aan haar gordel bevestigde en hem vervolgens naar de aarde bracht. Achtergelaten op de berg Tretus joeg hij op de onderdanen van Selene, als wraak voor het niet brengen van offers.

Er was nog steeds niets te horen. Niet een plotseling zwaar inademen, niet het tikken van de nagels van zijn klauwen over de stenen, noch het ritselen van de donkere kwast aan het einde van zijn staart die over de rotsbodem sleepte.
De regen had de modder van haar lichaam gespoeld zodat Pyralis’ marmeren huid glansde in het zonlicht. Haar lichaam leek uit antraciet gehouwen en haar armen en benen waren bedekt met sterke platte spieren. Haar borsten waren hoog en hard en afgezet met een brede halsketting. De leeuw hoefde alleen maar een blik naar buiten te werpen om te weten dat hij gezelschap had. Het licht zou ervoor zorgen dat ze een duidelijk doelwit waren zodra ze de grot betraden, maar het zou ze ook een kans geven Protos in de duisternis daarbinnen te vinden, dus deed ze geen moeite het licht van haar fakkel te doven.
Leonidas de Bruut, draaide zijn brede lijf om en tuurde omzichtig om de rotswand heen in een poging iets in de duisternis te ontwaren. Hij bleef een lange tijd zo staan, met zijn pezige hoofd scheef, en luisterde daarbij zo aandachtig alsof het geluid door een meters dikke muur moest komen. Hij gebaarde Pyralis dat ze bij hem moest komen. De glooiing van het pad waarop zij stond lag recht tegenover de ingang van de grot. Zij hield daarom haar ogen op de grote opening gericht, terwijl ze over het pad vloog en zich vlak naast hem tegen de rotswand drukte. Het oppervlak waarop zij stonden bood nauwelijks genoeg ruimte voor twee man. Zou de leeuw nu naar buiten komen, dan zaten ze als ratten in de val.
Leonidas boog zich moeizaam naar haar toe en fluisterde wat in haar oor: “Daarbinnen is het zo zwart als de nacht. Ik kan verdomme geen moer zien. Maar ik dacht dat ik iemand hoorde snakken op het moment dat jij naar hier kwam. Dat zou best eens Protos kunnen zijn.”
Pyralis’ hart maakte een sprongetje. Dit kon betekenen dat hij nog steeds leefde. Het gaf beide redders hoop en wat meer moed.
“Heb je iets kunnen zien van de leeuw?”
“Behalve nòg meer zwart en de indringende geur van zijn urine?” vroeg hij terwijl hij zijn neus vol walging optrok.
“Nee, ik heb nog niets van dat beest gezien. Maar ik ben er zeker van dat hij er zit.”
Behalve de geur van zijn ontlasting en pis was de stank afkomstig van bedorven, rottend vlees. Pyralis durfde niet te denken aan wat ze daarbinnen zou vinden. Als Nemea de laatste tijd een paar inwoners had gemist – de herder die was verrast toen hij zijn kudde hoedde, een kind dat te ver van zijn moeder was afgedwaald, een spoorzoeker die nooit terug was gekomen – zouden de overblijfselen waarschijnlijk in deze grot liggen.
Pyralis had de leeuw niet zien weggaan. Toch zouden ze het beslist hebben gehoord als hij nog steeds binnen was. Maar ze wisten ook dat de grot zich strekte tot diep in de bergen en aan de andere zijde mogelijk wel één of meer uitgangen moest hebben. Het kon ook zijn dat de leeuw zich onlangs zo had volgevreten dat hij ergens in de krochten van dit naargeestige hol lag uit te buiken. Het beste wat ze konden hopen was dat de leeuw sliep. In dat geval maakten ze een kans.
Vol angst maar geruisloos glipten ze de grot binnen. De ingang was niet erg breed of hoog – de leeuw zou zich naar binnen moeten persen, wat ook wel bleek uit de dikke plukken zandgeel haar die de bovenkant en de zijkanten bedekten.
De ingang liep over in een wijde grot en strekte zich naar boven en naar weerszijden uit tot een grote ruimte in ruwweg de vorm van een kleine theaterzaal. Achterin was het iets hoger en ontving enig vals licht van een onbekende lichtbron. Links en rechts was het plafond lager en strekten twee gangen zich verder uit naar achteren. Achter het hogere plateau was nog een ondiepe donkerdere geul die het stereotype beeld van de theaterzaal doorbrak. Of ze hadden het achterste decor weggehaald. Het bleek toevallig; zoutoplossingen hadden de gesteentes overal in deze ruimte aangetast zodat de grot in de loop van de afgelopen duizenden jaren haar vorm had gekregen. De kleurveranderingen door afzetting van zouten op het steenoppervlak, zoals het geval is bij witte zoutplekken op een bakstenen muur, verrieden de totstandkoming van de grote uitholling.
Het licht van Pyralis’ fakkel weerkaatste van de vochtige muren en verlichtte de hele spelonk, behalve het verloop van de gangenstelsels aan de zijkanten – die vrijwel volledige in de duisternis verloren gingen – en de geul achter het ‘podium’. Leonidas en Pyralis vestigden hun aandacht op die plek die recht voor hun lag. Het was sinister en tegelijk aanlokkelijk om er op af te stappen om er meer van te zien. Terwijl ze naderbij kwamen meenden ze dat ze lichamen konden zien. Behoedzaam verkleinden ze de afstand met de geul, maar hielden de verduisterde gangenstelsels angstvallig in de gaten. De kans op een hinderlaag was aanzienlijk.

Het draagbare licht bracht de gruwelijke trofeeën van de leeuw in beeld.
Lijken in allerlei staten van ontbinding lagen er slordig opeengestapeld aan de muren. Kloeke en minder heldhaftige mannen, vrouwen en zelfs de allerjongste kinderen – ze waren allen duidelijk vol pijn en kwelling gestorven. Gelaatsuitdrukkingen waren bevroren in de lethargie van de dood. Leonidas de Bruut die met de dood had geleefd in zijn leven als worstelaar werd er misselijk van. Hij sloeg dubbel en braakte. Pyralis volgde zijn voorbeeld en werd door de pure beestachtigheid en de opzettelijke wreedheid verpletterd. De weerzinwekkende aanblik beroofden ze bijna van hun zinnen. Hun ogen vertroebelden en voelden zich licht in hun hoofd.
“Protos!” Leonidas veegde met de rug van zijn hand zijn mond af. Hij wees. Pyralis tuurde in de door de fakkel verlichte duisternis en vond Protos. Ze snelde naar hem toe. Ze richtte haar aandacht op hem. Hoop bande even al het andere uit haar hoofd en deed dat ze zich beter voelde. Haar broertje leefde, hoewel zijn leven aan een zijden draadje hing als ze op zijn uiterlijk af mocht gaan.
Net als talloze andere slachtoffers lag deze Nemeaan er als een verloren vod bij. Op zijn zij lag hij met zijn armen in een poel van bloed. Zijn hoofd was lusteloos naar de vloer gekeerd. Meerdere wonden aan zijn rug en hoofd gaven blijk van zijn penibele toestand. Aan zijn voeten kleefde zoveel gestold bloed dat het Pyralis aanscheen dat haar broertje aan zijn benen naar deze plek was gesleept. Op de reutelende ademhaling na, die Leonidas buiten de grot al had gehoord, leek hij zo goed als dood. Maar hierbinnen klonk het veel luider en beiden hielden zich vast aan de gedachte dat dit nog niet voorbij hoefde te zijn.

Wenende keek Pyralis op van Protos naar Leonidas. Ze kon zien dat die gespannen en alert naar de duisternis van de zijkant van de grot staarde en ze zag dat zijn gezicht verstrakte. Hij draaide zich om, gebaarde en zei woordeloos iets tegen haar. Maar ze hoefde hem niet te horen. Ze verstijfden allebei en realiseerden zich maar al te goed welke zwarte vlek daar door de duisternis sloop.
De leeuw kwam eraan.
“Protos!” smeekte Pyralis wanhopig terwijl ze de polsen van de man stijf beetgreep. Haar tranen prikten zout in de wonden van zijn gezicht.
“Protos, jongen, kom terug bij ons!”
Maar de leeuw die zich al die tijd had verscholen in de schaduwen van zijn hol sloeg deze zogenaamde redders gade en wachtte het juiste moment af voor zijn aanval. Hij had alle tijd gehad om zorgvuldig zijn moment te kiezen, omdat hij uit ervaring wist dat maar weinig Grieken zo’n hopeloze reddingsactie zouden ondernemen. Tot grote vreugde van de leeuw had dit tweetal echter besloten hem te achtervolgen. Het was meer dan waarop de leeuw gehoopt had. Van de man wist hij niet zo goed wat hij er aan had. Hij zat goed in het vlees, maar het stond hem aan dat hij hem niet veel jachtplezier zou bieden. Hij leek meer op een log beest, zoals een flink rund. Hij zou er in elk geval voorlopig niet meer op uit hoeven om zijn maaltje te vergaren. Dat stemde hem tevreden.

De leeuw kwam in beweging. Leonidas bleef pal staan; hij ging ervan uit dat de leeuw zou wachten tot zijn hele lijf, inclusief zijn achterpoten, vrij waren uit het donker voordat hij zou aanvallen. Een groot mes dat hij had meegebracht brandde zowat in zijn Leonidas’ greep. Hij hief het uitdagend op en dwong zichzelf zijn gedachten op zijn belager gevestigd te houden. Dit zou een strijd worden op leven en dood. Leonidas wilde dat hij meer van de Nemeïsche leeuw afwist en probeerde driftig alles te herinneren wat de Grieken hem erover verteld hadden.
De leeuw had honger. Hij likkebaardde en trakteerde hem op een blik die op zichzelf al dodelijk was. Hij was van plan om Leonidas te grijpen en op te eten; daarna zou hij met een lekkere volle maag achter de jonge vrouw aangaan, die hem sappiger leek. Op een haast luie manier haalde hij uit met de klauw van zijn voorpoot met het plan Leonidas klem te zetten en op te eten terwijl het vlees nog warm was.
Leonidas werd met die actie overvallen. Hij dook weg en wierp zich naar achteren. Een enorme klauw schraapte over zijn maagstreek, ging dwars door zijn leren pantser alsof het van zijde was en verscheurde zijn huid en spieren. Geschokt van het gemak waarmee de leeuw schade aan kon richtte, moest hij zichzelf herpakken en werd nerveuzer in zijn handelen. Dit kon wel eens een bijzonder ongelijke strijd gaan worden. Hij reageerde bliksemsnel op de aanval. Hij dook op zijn vijand af voordat de leeuw de tijd had gehad ten volle te beseffen wat er aan de hand was. Hij stak met zijn mes in de kop van de bloeddorstige leeuw en sprong meteen weer van hem weg om een fatale beet te vermijden. De leeuw trok zijn hoofd op zij en schudde de schaamte van zich af dat hij zich een moment had laten verslappen. Maar krijsen van woede of pijn deed hij niet. Sterker nog, er was op zijn kop geen aanwijzing te bespeuren dat Leonidas hem überhaupt had toegestoken. Leonidas was met de stomheid geslagen. Dit beest leek onverwoestbaar! De moorddadige leeuw trok zijn lichaam verder uit de doorgang los en zijn ontzagwekkende voorkomen dreef de aanvaller letterlijk achteruit, in een hoek waar geen ontsnappen meer uit mogelijk was. Maar Leonidas liet zich niet kennen, wierp alle doodsangst van zich af en viel de leeuw op een barbaarse wijze aan. Hij stak hem een paar keer in zijn kop, in zijn schouder en in zijn flank en tekende daarmee zijn doodsvonnis; hij was te dichtbij gekomen. De leeuw zag zijn kans schoon, opende zijn kaken en liet het dichtslaan om de nek van de man die nu een wel erg makkelijke vangst was geworden.
En toen viel alles stil.
Een ogenblik later liet de Nemeïsche leeuw het hoofd direct weer uit zijn bek glijden. Een heftige rode straal steeg op uit de nekslagader van Leonidas die nu bloot was komen te liggen. Onder een ongenadige druk spoot het tegen het plafond van de grot en trok er een lange rode streep gelijk aan de valbeweging die zijn onthoofde romp beschreef naar de harde vloer. Pyralis was perplex van de bovennatuurlijke krachten van dit monster. De krachtige uithalen die Leonidas had verricht met zijn mes op de harde huid van de leeuw had nog geen schrammetje schade aangericht. Zelfs de grote zware stippen op zijn zandkleurige vacht lieten geen tekenen zien dat er ook maar een klein wondje onder de donkere haren verscholen ging. Bevend omklemde Pyralis haar zwaard en was haar zorg om haar broertje compleet vergeten. Zelf overleven had hier alle prioriteit. Hij viel geen tactiek op los te laten. Het was alles of niets.

Ze zette zich schrap voor de aanval die nu komen ging. Oog in oog met de dood staarde ze in de bruine kijkers van haar verdelger die meesmuilend op haar toe stapte. Zij stapte naar rechts toen de leeuw hetzelfde deed waardoor ze tegen de wijzers van de klok in om elkaar heen draaiden en positie kozen. Daarbij moest ze uitwijken voor de verhoging achter in de ruimte of ze moest haar energie verspillen door erop te stappen. Het was een slimme zet van de leeuw, want het leverde hem op dat Pyralis ervoor koos ervan weg te stappen waardoor de afstand tussen jager en prooi kleiner werd. De grootste vrees van Nemea zag zijn kans schoon en sprong op haar toe. Door de kracht waarmee hij vanuit zijn gespierde achterpoten opsprong, schoot hij zo ver door dat hij haast door haar lijf heen drong en sleepte haar hierdoor mee de duisternis is. Alles wat de dappere Pyralis hier nog kon doen voor ze onder zijn zware lijf bedolven ging was haar zwaard op te heffen en het te richten op zijn hart. Veel effect had alleen het niet meer; het bloed dat zich even later vanuit de schaduw bij dat van Leonidas voegde was niet van de leeuw afkomstig. Het langwerpige blad was gezwicht onder de ondoordringbare huid en had het begeven. Het schrokkende geluid, afkomstig uit deze donkere hoek van de grot, was veelzeggend over het lot van Pyralis.

Anders dan dit eenzijdige gevecht van de stoutmoedige strijders van Nemea, ging het Heracles  veel beter af. Maar hij was dan ook de sterkste man die ooit had geleefd. Nadat hij aangespoord door Hera door waanzin werd getroffen en zo zijn eigen kinderen vermoordde, moest hij in dienst treden van de koning om aan de toorn van de wraakgodinnen te ontsnappen. Ingesteld door zijn neef Eurystheus, die de koning was, werden hem twaalf werken opgelegd. Bij de eerste was het meteen raak: hij moest de Nemeïsche leeuw doden.
Op zijn zoektocht naar de leeuw, verzamelde hij wat pijlen om tegen hem te gebruiken, niet wetende dat zijn gouden vacht volkomen ondoordringbaar was. Toen hij op hem schoot met zijn pijl en boog, ontdekte hij de beschermde eigenschappen van de vacht toen de pijl er onmiddellijk vanaf ketste en vluchtte weg om zijn strategie te kunnen herzien. Na enige tijd keerde Heracles terug naar de grot. In de tussentijd was hij te weten gekomen dat de grot twee ingangen had, waarvan Heracles er één blokkeerde, via de andere ging hij naar binnen. In zijn volgende confrontatie met de leeuw sloeg hij hem op zijn kop met een enorme knots. Maar de leeuw schudde slechts zijn kop om het suizen uit zijn oren te verdrijven die de klap had opgeleverd. Heracles begreep dat hij het heel anders moest aanpakken en gooide zijn wapens terzijde. Achter in grot dreef hij hem in een hoek en begon met hem te worstelen. Tijdens het gevecht ontweek hij diens woeste uithalen, maar ook de leeuw kreeg het met Heracles te kwaad, want beide beschikten over bovennatuurlijke krachten. De enige schade die de leeuw Heracles  nog wel kon toebrengen was het afbijten van één van zijn vingers. Kort daarop lukte het Heracles  om zijn armen om de nek van het monster te klemmen en wurgde hem tot de leeuw stierf.
Tot slot velde hij het monsterlijke dier door zijn huid eraf te snijden met de levenloze klauwen. Hij sloeg de huid als een beschermende mantel om zich heen en gebruikte de kop als helm. Sindsdien zien we Heracles vaak afgebeeld met een knots en de pels van de Nemeïsche leeuw.