Het was onontkoombaar, zoveel zekerheid had ik; de dag dat ik het tijdelijke voor het eeuwige zou verruilen was in aantocht. De dood loerde en ik was er zeker van dat het zich sneller zou aandienen dan wanneer ik haar niet had ontmoet. Immers, eenieder die dit manuscript eerder in handen kreeg leed aan jeuk en korsten op de handen, ging automutileren en kon erop rekenen op enige dag zelf door het noodlot getroffen te worden. Het overkwam mevrouw Sjöberg en het overkwam al haar voorgangers. Deze jeuk kreeg ik ook, al leek het zich bij mij in mindere maten te manifesteren. Ik heb mij lang afgevraagd waarom. In plaats van de intensievere variant van deze huidaandoening werd ik overspoeld door een geweldige behoefte om te gaan schrijven en werd ik ’s nachts geplaagd door vreselijke nachtmerries. Belevenissen en wezens die ik daarin ontmoette gaan mijn verstand nog altijd ver te boven. Vele creaturen stonden qua verschijning wel erg ver weg van de humanoïde definities zoals wij daarmee vertrouwd zijn. Aan hen was weinig wat men tot de anatomie van de mens kan herleiden. Ik durf mij, in al mijn nietigheid in dit alles, niet in te denken hoe afschuwelijk mijn nachten zouden zijn geweest wanneer niet de ‘grijzen’ maar juist zij zich aan mij hadden opgedrongen. De kans is groot dat ik dan tijdens mijn dromen het leven al zou hebben verloren. Geen mens is tegen zulke monstrueuze voorkomen en begrippen opgewassen. Wel, hoe onwaarschijnlijk ook, mijn sterven had achteraf de mensheid zoals we die kennen, alleen maar goed gedaan. Tegelijk had dat ook te makkelijk geweest en hadden ze vast een ander slachtoffer gevonden. Mijn taak werd kennelijk te belangrijk geacht, voor de grote opzet dat vanuit deze kosmische atmosferen werd gesmeed, voor zover wij mensen dat met ons voorstellingsvermogen überhaupt al kunnen overzien. Alles had beter geweest indien mij de kans werd geboden mijzelf van het leven te beroven, zodat ik mij hier niet mee hoefde in te laten. Maar juist dát werd mij op alle mogelijke manieren belet, waardoor ik er ten lange leste aan toe gaf een instrument van dit monsterlijke meesterplan te worden. Hoe intens berouwvol ik er ook over ben en deze foltering zelfs mijn ergste vijand niet had willen aandoen, ik had simpelweg geen andere keuze.
Later ontmoette ik tijdens mijn nachtelijk dwalen de ‘grijzen’, waar ik zo menigmaal door werd onderzocht en door aan experimenten ben onderworpen (weet ik nu!). Zij kwamen verreweg in mijn dromen het meeste voor (en doen dat nu nog steeds). En in tegenstelling tot de eerdere gedrochten, hadden zij juist erg herkenbare lichamelijke kenmerken. Om iets preciezer te zijn: bij deze grijzen kon je tenminste spreken van een ‘lichaam’. Bij hen waren de karakteristieken waaraan we ons eigen ras zo duidelijk kunnen onderscheiden, betrekkelijk eenvoudig terug te vinden. Zo gemakkelijk zelfs dat ik bij mijn eerste ontmoeting welhaast meende met een misvormd kind van doen te hebben. Uiteraard wist ik dat het een nachtmerrie betrof, maar het menselijk voorstellingsvermogen is toch voortdurend bezig om ook abstractere beelden te refereren aan iets vertrouwds. Ik zeg ‘kind’, omdat deze grijzen kleiner zijn dan normale mensen, zo’n 1 meter 20 tot 1 meter 40 groot. Vanwege de afwijkingen die ik bij deze wezens observeerde, kon ik destijds dan ook de neiging niet onderdrukken het idee te hebben te dromen over kleine mensen die het slachtoffer waren geworden van een kernramp. Enorm grote ogen in een absurd omvangrijke schedel, geplaatst op een veel te klein lichaam.
Langzaam maar zeker begon ik wel te wennen aan hun verschijning. De morbide dromen die ik had werden almaar levendiger totdat ik op den duur merkte dat ze lucide werden, hetgeen wil zeggen dat ik controle zou moeten hebben over wat ik droom en daar eigen beslissingen in kan maken. Dat laatste was vooral schijn. Ja, de belevingen werden steeds echter, maar hoe meer ik de geprojecteerde beelden wist te relativeren en buiten mijn slaap nog als herinnering wist vast te houden, hoe meer ik de grip verloor op wat ik op de avonturen kon inbrengen. Het kwam er kort gezegd op neer dat ik mijn vrije wil verloor en ontvoerd en onderzocht werd.
Tussen de nachtmerries door werd ik vaak wakker, op de meeste bizarre tijdstippen. Het was niet doordat ik toiletbehoefte had dat ik meteen naar het kleinste kamertje in huis moest, nee, ik moest schrijven. Ik móest schrijven! Het was haast alsof mij geen andere keuze geboden werd en ik als voorgeprogrammeerde robot verhalen diende op te pennen, verhalen waar ik van kop tot staart en zelfs het middenstuk geen flauw benul had waar deze informatie vandaan kwam. Wel, dat is niet helemaal waar; het vermoeden ging bij mij langzaam rijzen dat het de Grijzen waren die mij tijdens mijn slaap, en dus tijdens hun experimenten, van deze beschrijvingen voorzagen. Nu vond ik dat al bizar. Wat zo mogelijk nog wonderlijker was, is dat ik de taal waarin ik deze teksten optekende helemaal niet beheerste. Beheerste, zeg ik nadrukkelijk. Want op den duur begon ik in de voor mij eerder nog betekenisloze woorden langzaam een structuur te ontdekken. Los begreep ik van de afzonderlijke woorden nog altijd niets, maar in samengesteld verband zag het er naar uit dat ik blauwdrukken aan het definiëren was, blauwdrukken van – zo noem ik het zelf – gekalibreerde gedrochten. Ik kreeg er oog voor.
Na verloop van tijd ontmoette ik op enig moment nog een geheel nieuw wezen. Het was er één die in de verste verte niet in de buurt kwam van de vormlozen en de Grijzen die ik eerder geregeld tegenkwam en waarvan de laatste mij aldoor gebroederlijk benaderden. De ontzagwekkende entiteit – ik zou niet weten hoe ik hem of het anders zou moeten noemen – verscheen ineens als een abstract gevoel dat alles in mijn nachtmerriewereld leek aan te sturen. In het begin vormde het nog enkel waas op mijn lens, alsof er een vuiltje in de hoek van je oog zat, maar daar is meteen ook alle vergelijking met zoiets futiels mee beschreven. Deze waas was namelijk een leunende, ik zou haast willen zeggen ’steunende’ factor die steeds prominenter in mijn dromen optrad. De buitenaardse gedrochten, zoals met name de Grijzen, waren onverminderd met mij aan het knoeien en stopten mij vol met onbegrijpelijke relazen die ik vervolgens weer in de realiteit dwangmatig moest uitwerken. De waas werd groter en, vreemd genoeg, op enig moment ook steeds vertrouwder. Ik ben niet zeker hoe ik het met de instrumenten die ons mensen is gegeven aan een ander zou moeten uitleggen, maar ik weet wel dat ik zonder dit alomvattende element in mijn nachtmerries, de nachtmerries niet zou hebben kunnen overleven.
Toch was er op één nacht ineens een erg angstwekkende nachtmerrie. Ik weet nog goed hoe verbitterd en ellendig ik mij toen voelde, maar ook hoe zwak mijn gestel toen was (mijn nachtelijke uitstapjes trokken een erg zware wissel op mijn gezondheid). Die nacht waren er in het geheel geen grijzen te bespeuren, die mij normaal op hun levenloze wereld als speelpop gebruikten. Daarvoor in de plaats waren er wel sliertvormige organismen, erg vriendelijk van aura, die mij meevoerden naar een soort enorme duistere grot. Eigenlijk kon je niet echt van een grot spreken, maar dat is de beste referentie die ik er zelf bij kan plaatsen. De ruimte waarin ik terechtkwam was veel grotesker, meer te vergelijken met een soort conische leegte van superkrater formaat, afgesloten en weggeborgen in een ondergrondse wereld. Ik werd er naar een rand, toelopend naar een afgrond toe geleid en had er de indruk dat ik mij erg dicht bij deze eerder genoemde ‘waas’ bevond. Wel, dat kwam wel uit. Maar omdat de ruimte waar ik mij bevond zo gigantisch was, kon ik onmogelijk overzien waar deze onderaardse uitgestrektheid begon of eindigde. Wat bleek was dat ik aldoor vlak bij het midden van een immens groot wezen stond. De omvang ervan ging alle voorstellingen te buiten. In vergelijking met het menselijk lichaam had ik zomaar een porie kunnen wezen tegenover een onwaarschijnlijke reus van een gedrocht. Want, een gedrocht was het. En deze afgrijselijk grote entiteit, die mij kennelijk hiervoor steeds vertrouwd had geleken, liet toen zijn ware kleuren zien en sprak mij op telepathische wijze demonisch toe.
Kort daarna ontwaakte ik uit deze monsternachtmerrie. Badend in het zweet golfde ik zowat over mijn bed en donderde er uiteindelijk uit. Ik gaf in stoten slijm en bloed op en voelde mij zo ellendig dat ik serieus hoopte erin te zullen stikken om nooit meer op te staan.
Ik kreeg een opdracht mee. Of liever gezegd: ik wist nu met welke opdracht ik door de Grijzen inmiddels aan het werk gesteld was en wat daar het kortetermijndoel van was. En echt, ik zwoer het op hetgeen mij het meeste dierbaar is (wat heeft opgeleverd dat ik er mijn gezin aan ten onder heb zien gaan), ik had nog liever pijnlijk willen rotten in de hel dan onze wereld mee te trekken in deze kosmische horror. Met de moed der wanhoop heb ik, met het dreigement mijn eigen vrouw en kind te moeten begraven, besloten de opdracht toch ten uitvoer te brengen. Bovendien lag er de tegenprestatie eindelijk uit mijn lijden te zullen worden verlost.

Het spijt mij zo Achmed, dat ik deze onbeschrijfelijke last nu aan jou moet overdragen…

This entry was posted on Thursday, June 18th, 2015 at 23:04 and is filed under Aanstormende publicaties, BOEK: 'Gekalibreerde gedrochten', Duimzuigerij, Eindelijk uitgeworteld, Gekalibreerde Gedrochten, Nederlands, Publicatie-klaar. You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

10 Comments

  1. June 19, 2015 @ 06:33


    Meer nog dan aan HPL deed dit stukje me aan Guy de Maupassant denken. Dezelfde koortsachtige paranoïde atmosfeer.

    Posted by BoB de Winter
  2. June 19, 2015 @ 09:00


    Dit is echt een verhaal om rond middernacht tijdens een onweersbui te lezen, en dan het liefst bij kaarslicht (alhoewel, een kaars voor je beeldscherm houden heeft weinig zin). Erg sfeervol, daar hou ik wel van.

    De hoofdpersoon van het verhaal lijkt gevangen te zitten in een wereld tussen leven en dood. Gezien het feit dat het scheermes van Damocles immer boven mij hangt, kan ik mij daar maar al te goed mee identificeren…

    Posted by Retroman
  3. June 19, 2015 @ 10:54


    @BoB: Ja, daar zie ik wel enkele overeenkomsten. Ik heb namelijk ook zo’n snor!

    @Retroman: Dat kan ik mij inmiddels goed indenken! Overigens, op het einde van boek 1 komt er nog een (nieuw monsterverhaal) aan over ‘het monster onder je bed’ waarbij ik zal proberen het zó eng te schrijven dat ik er zelfs een nuchtere volwassen vent mee onder z’n dekens laat kruipen van angst. Weet niet of me dat zal lukken, maar kan het allicht proberen. Misschien beter om dat verhaal dan maar wel overdag te lezen? 😆

    Posted by Gsorsnoi
  4. June 19, 2015 @ 11:58


    Wat een plezante en griezelige introductie voor je boek is dit! Je bent lekker in je element. Ik voel me echt meegezogen in de griezelige sfeer die BoB eerder al als paranoïde omschreef. De eerste zinnen vond ik wel wat stroef lopen, maar na ongeveer 1/3 van deze tekst is het erg vlot lezen. Heel prettig. Succes met GG! 😉

    Posted by Stoomkoker
  5. June 19, 2015 @ 18:46


    Maar Achmed heeft toch geen snor?

    Posted by BoB de Winter
  6. June 23, 2015 @ 18:23


    @BoB: Inderdaad. Volgens mij is hier iets vreemds aan de hand! Of beter gezegd: hier zit iets niet helemaal snor!

    Ik vermoed dat Achmed gebruik maakt van een ghostwriter (zou wel zo toepasselijk zijn). Wellicht heeft ie z’n neefje Ali N. met deze zogenaamde ‘onbeschrijfelijke last’ opgezadeld…

    Verzonden vanuit het iPurgatorium

    Posted by Retroman
  7. July 1, 2015 @ 22:25


    Gave proloog! Een vet begin voor je bundel, die me zeker nieuwsgierig maakt naar hoe alle losse verhalen op zekere wijze zijn verbonden. Recentelijk heb ik een eerste H.P. Lovecraft verhaaltje gelezen en daar doet het me wat aan denken, op een positieve manier.

    Twee opmerkingen:
    – Je schrijft ergens “masterplan”, maar waarom maak je er niet “meesterplan” van? Bij masterplan doet het meteen aan alsof het door managers van een bedrijf is opgesteld of zo.
    – Ik zou ipv “de ‘grijzen'” kiezen om ze “de Grijzen” te noemen. Het is een soort (bij)naam.

    Verder denk ik dat er nog wel wat bijschaafwerk nodig is en daar help ik je van harte mee als ik het een keer op papier mag lezen en er dingen bij mag kladderen. Hier op de TN werkt dat niet zo handig.

    Posted by Sjors
  8. July 2, 2015 @ 23:25


    @Stoomkoker & Retroman: die grote Snorzooi moet zich natuurlijk weer met alles bemoeien. Hoewel ik Retroman met het ghostwriter idee moet teleurstellen, snort er inderdaad iets aan de logica in deze comments. Het valt soms echt niet mee om een ‘stemmetje’ te zijn. *zucht*

    @Sjors: ik ben er ook erg content over. Hoewel ik het zelf niet geschreven heb (zie mijn reactie aan S&R)… denk ik… Ben ik er ook erg content over. Heb zelf inmiddels ook enkele schreivoutjes ontdekt. Dus ik zal eerst de suggesties die ik van Retroman via de mail ontving nog verwerken en dan stuur ik beslist een kopij aan geïnteresseerde testlezers op 😉 Jouw twee opmerkingen neem ik natuurlijk vast mee.
    M.b.t. de verwevenheid tussen alle losse verhalen hoop ik dar ik jullie niet zal teleurstellen. Ik ben namelijk al erg ver in het uitdenken van het plot en de onderlinge verwikkelingen!

    Posted by Achmed Liën
  9. August 11, 2015 @ 09:16


    @Sjors & Retroman: jullie opmerkingen heb ik inmiddels verwerkt. De proloog hierboven is daarmee aangepast. Ik stel voor om een proefleesexemplaar in Word pas naar de geïnteresseerden op te sturen wanneer de proloog en hoofdstukken 1 en 2 helemaal rond zijn.

    “hoofdstukken 1 en 2?” is wellicht de vraag…

    Ja, ik heb besloten om hoofdstuk 1, dat kort tevoren nog onder werktitel ‘Aliëns: lang voordat ik grijs werd’ te boek ging, op te delen in twee hoofdstukken. Hoofdstuk 1 zal daardoor waarschijnlijk kortweg ‘Lang voordat ik grijs werd’ gaan heten en hoofdstuk 2 wordt een aan aliëns gewijd hoofdstuk. In zekere zin doet hoofdstuk 1 dat ook, want hoofdstuk 1 wordt de beschrijving van mijn eerste werkdag op de Tycoon Newspaper. Een korte beschrijving van het redactiegebouw komt hiermee aan de orde en een introductie van een paar eerste TN-karakters. Een aantal ervan kennen jullie al. Eén ander is voor iedereen een nog onbekende, maar vormt oh zo’n belangrijke functie in GG, in de letterlijke als figuurlijke zin van het woord.
    Hoofdstuk 1 verschijnt ‘eerdaags’, hoofdstuk 2 na het aflopen van de TN-cyclus. De TN-cyclus komt daarna tot een voorlopig einde, omdat ik mij dan enkel nog op de voltooiing van GG zal storten.

    Posted by Achmed Liën
  10. August 12, 2015 @ 14:08


    Ik ben benieuwd! Een kijkje bij de TN lijkt me leuk. Afhankelijk van de lengte (en in jouw geval gok ik dat de hoofdstukken vrij lang zullen zijn :P) corrigeer ik overigens liever op papier dan digitaal.

    Posted by Zombie

Leave a Comment

Please note: Comment moderation is enabled and may delay your comment. There is no need to resubmit your comment.