image by rianne_denise, edited by Gsorsnoi
Haarlem zuchtte en baadde in de royale ochtendzon. Het tempo van de voetgangers op het stationsplein was anders dan op een normale werkdag. Minder gehaast. Alsof het een zeer ontspannen vrijdag betrof terwijl het technisch gezien toch echt nog donderdag was. Een doordeweekse dag waarop een beetje sociale werkgever het je direct zou vergeven wanneer je de pantalon voor een driekwarts broek had verruild en jou bij binnenkomst goedgemutst en ruimhartig een goedemorgen wenste terwijl je de zonnebril nog niet had afgedaan. Nou de mijne niet hoor, maar ermee zitten ging ik niet. Ik genoot geen minuut minder van deze prachtige dag.
De atmosfeer was zelfs op dit ochtenduur al verzengend heet en de gemiddelde voorbijganger, met enig gezonde interesse in het andere (of hetzelfde) geslacht, koortsachtig geil. Met de oplopende temperatuur nam ook iedere waarschijnlijkheid toe dat er uiteenlopende avontuurtjes werden beleefd en de dag lepeltje-lepeltje werd afgesloten. Bronstige hengsten staarden naar elke wiegende derrière waar ook maar een beetje vorm in zat en de dames, jong en oud, schroomde niet voor het blootgeven van delen van hun lijf waar eerder alleen maar over kon worden gefantaseerd. De jacht was geopend. En er was niemand die zich ervoor schaamde. Openlijk werd de trouw verbroken en zag je de één naar de ander fluiten of lonken waar hier eerder nog toe zou worden geaarzeld.
Deze flirterige sfeer droeg zeker bij aan het contact dat ik met een lieftallige vreemdeling zou krijgen, maar voor een echtscheiding met mijn wederhelft was toch echt heel veel meer nodig. Ja, een kort rokje droeg ze en was beslist gezegend met een prima figuur. Maar nee, het was niet één van die de perfecte vrouwelijke tegenspelers waarmee Clive Cussler zijn hoofdrolspeler steevast in bed liet eindigen. Ik had dus wel wat aangenaams om naar te kijken, maar in andere gegeven omstandigheden misschien niet eens mijn voor zou hebben omgedraaid.
Er was een gerede kans dat we zojuist uit dezelfde trein waren gestapt of mogelijk zelfs in dezelfde coupé hadden gezeten. Voordat ik haar in het vizier kreeg was ik nog bezig met het bestuderen van de zandkorrels die over het pas gerenoveerde plein waren gestrooid. Ze dienden voor het opvullen van de naden die er onvermijdelijk tussen de straatstenen waren ontstaan en werden er automatisch in gelopen. Het stationsplein van Haarlem onderging een flinke metamorfose welke al was aangevangen ruim voordat ik bij deze baas op de loonlijst werd gezet, nu bijna een jaar geleden. Ook ik slofte er ditmaal overheen en had mij voorgenomen geen moment te vroeg op de zaak te willen arriveren. En al mocht het dan precies het weer zijn geweest om liever in je blote barst in een sloep in de gracht te liggen, toch had ik een colbertje bij me, omdat het tijdens een eerder afgelegde fietstocht toch net te fris bleek. Om het mezelf makkelijk te maken, had ik deze nu dan maar over mijn schoudertas gevouwen. Zo had ik mijn handen weer vrij en bungelde het overbodig geworden kledingstuk veilig aan mijn zijde. De griet die zo’n vijftien meter voor mij liep dacht daar net zo over en had hetzelfde met haar gehaakte bloesje gedaan. Een wit hoopje stof hing er daarom over haar babyblauwe schoudertasje en zo had ook zij de beweeglijkheid en niet de hinder van ‘een laagje te warm’.
Haar aanwezigheid begon mij uiteindelijk pas echt op te vallen toen ik een straatje dat voor het busverkeer was ingericht schuinlings moest oversteken en, aangekomen aan de overzijde, een stap opzij moest doen om niet over datzelfde witte bloesje te struikelen. Ai, ze had het blijkbaar verloren! Onbewust had ik toch al ergens geregistreerd dat het aan haar toebehoorde en keek er verbaasd bij op. Prompt hield ik halt en stond ik voor de beslissing of ik mij van mijn sociale kant zou laten zien. Aldus en haast instinctief, twijfelde ik geen moment en raapte ik het van de grond, kort daarop gevolgd door een uitroep dat slecht twee letters inneemt in een Zweedse puzzel:
Geen reactie.
Niet van haar tenminste. Enkele andere mensen keken wel op naar deze gentlemen in wording en bleken zowaar ietwat geamuseerd met het luttele tafereel. Zijzelf had haar oren voorzien van twee muzikale oorbellen en had nog geen moment in de gaten gehad dat ze haar nieuwe aankoop was verloren. Niet dat het prijskaartje er nog aan hing, maar de stof voelde nog zo nieuw en fris dat ik haast niet kon geloven dat ze het überhaupt had gedragen. Ik holde naar haar toe en raakte overtuigd van het tegendeel toen ik naast de spaghettibandjes van haar shirtje zag hoe het bloesje een patroontje in haar gebruinde schouders had gedrukt. Nu had ik natuurlijk van alles tegen haar kunnen zeggen, flink misbruik kunnen maken van deze situatie en deze bevallige verschijning compleet het hof kunnen maken. Maar in plaats van een dijk van een openingszin, rolde er eerder een ietwat clowneske vraag over mijn tong waarvan ik mij achteraf nog afvraag hoe ik dáár nou weer bij kwam:
“Let u bij het verlaten van het toestel op uw eigendommen?”
Zonder ze echt te hebben gelezen kan ik je verzekeren dat er geen boek zal bestaan waarin een dergelijke zin zal zijn opgenomen om echt een vrouw mee te kunnen versieren. Maar in zijn eigen absurditeit zorgde precies die uitspraak er bij mij wel voor dat deze griet spontaan voor mijn ogen smolt. Shit, dat heb ik weer. Onbedoeld toch een flirt uitgedeeld. En dat terwijl ik toch echt geen bijbedoelingen heb gehad met even een gevallen kledingstuk van straat te rapen en terug te bezorgen aan de rechtmatige eigenaar. Desondanks toverde die maffe uitspraak van mij bij haar een dergelijke guitige glimlach op haar gezicht dat ik hier onder andere omstandigheden toch echt zou hebben toegehapt. Na een woordje van dank en nog maar eens een knipoogje erbij wuifde ze mij gedag en liep ik in een iets versnelde wandelpas bij haar weg. Wauw, de dag was net begonnen en ik had er alweer een goede daad opzitten.
Vervuld van positieve energie en trots liep ik door naar mijn werk. Ik maakte direct de afspraak met mezelf dat ik niet meer naar haar om zou kijken. Een belofte die ik terstond verbrak. Meisjesachtig werd mijn blik beantwoord met twee donkerbruine kijkers waar ik zelf op dat moment week van werd. Dat was dus precies waarom ik niet meer achterom moest kijken. Zet er een punt achter en loop door, zei ik nog tegen mezelf. Met moeite wist ik mij van haar magnetisme los te weken, zodat ik uiteindelijk toch nog koers hield en op het rechte pad bleef. Anders had ik thuis toch zeker weer iets om uit te leggen. Gelukkig slaagde ik er tot en met de eerstvolgende voetgangersoversteekplaats in om voor me uit te blijven kijken, terwijl het meisje met het witte bloesje mij in mijn kielzog bleef volgen.
Aangekomen bij de stoplichten durfde ik haast niet meer om mij heen te kijken om mij ervan te vergewissen of ze nog ergens naast of achter mij liep. Mijn lichaamstemperatuur liep zodoende nog verder op en voelde mij welhaast bevrijd toen het ‘groene mannetje’ mij eindelijk permissie gaf om over te steken.
Plok! En daar ging mijn jasje. Alsof het zo heeft moeten zijn, was het ditmaal mijn paarsige colbertje dat op de grond viel. Ook in dit geval was het de zwaartekracht (of een andere kracht?) die mijn jasje tussen de hengsels van mijn tas vandaan trok. Het meisje was daar hoedanook beslist niet schuldig aan, want die was – zo bleek nu – voor de stoplichten links afgeslagen. Toch had zij één oerkracht onzichtbaar en actief gehouden; bij het oprapen van mijn jasje werden mijn ogen naar die van haar getrokken en deelden we een duivelse glimlach die ons bijna in de zeven hemel deed belanden…
Verstuurd vanaf mijn I-Navelpad