Lieve lezers,
In de afgelopen periode zijn er relatief wat weinig nieuwe TN-artikelen bij gekomen. Dat komt vooral omdat ik recentelijk van baan ben gewisseld en ik daardoor minder tijd zie om aan mijn grootste hobby toe te komen. Ook speelt het mee dat ik even niet zo eenvoudig over de juiste hardware kan beschikken om te kunnen schrijven, maar dat is een ander verhaal en van tijdelijke aard.
Een andere reden is dat ik weer heb meegedaan aan een nieuwe ronde in de YOUZZLE wedstrijd ‘Nederland schrijft een boek’. Daarin heb ik al eens eerder een ronde gewonnen, wat zoveel betekent dat jouw hoofdstuk dan wordt gekozen om uiteindelijk in boekvorm te worden uitgebracht. Hiertoe heb ik mij zowat in een kamertje moeten opsluiten om mij daar volledig aan te wijden. Komende maandag wordt de beslissing genomen en zullen we weten of mijn inspanningen niet voor niets zijn geweest.
Hierbij mijn versie van hoofdstuk 6 in het verhaal Wisselwereld:
( of klik hier voor de YOUZZLE versie )
Twee nachten geleden was de oude maan opgeslokt door het monster van de nacht en nu behoorde de hemel alleen aan de sterren toe. Myrthe keek toe toen ze in volgorde van hun positie begonnen te verschijnen, met de helderste en krachtigste als eerste van het spektakel. Al snel wemelde de hemelboog van talloze sterren die de Rhône vallei deden baden in een zilverkleurig schijnsel. Myrthe had ze haar hele leven bewonderd. Ze had gedacht dat ze alles wist wat ervan te weten te begrijpen viel, maar nu ontwikkelde ze door middel van haar catsuit een nieuw begrip van de eigenschappen en posities van elke ster in het eeuwige plan van de materie. De verschijning van al deze sterren was iedere keer een wonder geweest.
Parallel aan de Autoroute du Soleil, ten noorden van Lyon en even onder het plaatsje Anse, vond Myrthe een tankstation met een supermarkt. Ze sloeg af van de snelweg en hield er halt om te gaan tanken. In de afgelopen uren had ze op de vreemde verschijning vooruit gereden en was de stad uitgevlucht. Ze wist inmiddels dat ze niet meer achterna werd gezeten. Desondanks was ze op haar hoede voor een volgende aanval. Ze had zich daarom opgehouden ten noorden van de grote stad en bedacht zich of terugrijden naar Lyon nog wel een optie was. Eerst maar tanken. Stotend en pruttelend stierf het geluid van haar motor weg. Het was haar eerste echte stop sinds Lyon en Myrthe wist dat zij niet de enige was die dorst had. Ze wilde hier zo min mogelijk tijd kwijt zijn aan deze broodnodige beslommeringen en besloot dat het afnemen van haar helm een verspilling van energie zou zijn. Een verfrissend drankje kon ook wel even wachten, de winkel tegenover het pompstation was toch nog gesloten. Terwijl zij haar tank volgooide en afrekende met haar vingerchip was de zon aan de lange klim langs de oostelijke Alpenrug begonnen. Die zou over ongeveer een uur boven aan de bergtoppen haar oogverblindend gelaat laten zien waardoor de vallei ondergedompeld zou worden in een aangenaam bad van ochtendlicht. Myrthe zou daar maar kort van kunnen genieten, vanuit het zuiden was een depressie opkomst en de Fransen konden zich eindelijk verheugen op het einde van de hittegolf.
Myrthe miste de wellustige blik van een automobilist die aan haar rechterzijde getankt had en eigenlijk op het punt had moeten staan om weg te rijden. Het was duidelijk dat haar goddelijk voorkomen de man was opgevallen en hij uitgebreid de tijd had genomen Myrthe’s lichaam goed in zich op te nemen. Plotseling verstijfde Myrthe’s hele lichaam van schrik en een golf van kou verspreidde zich door haar aderen. Juist wanneer ze wilde wegrijden schoof de stationwagen van de man voor haar neus en kwam het piepend tot stilstand.
“Wat heeft dit nou weer te betekenen?” hoorde Myrthe zichzelf onder haar helm zeggen en liet haar mond van frustratie en verbazing open hangen. Hoewel ze uitgeput was door haar lange nachtwake stonden haar zintuigen nog volledig op scherp. Het beeld van de dwaze weggebruiker voor haar vulde haar lijf met woede en ze werd gekweld door een vaag en duister voorgevoel. Myrthe was hier alleen met hem en alles wees erop dat de man achter het stuur haar zou beletten weg te rijden. Haar strakke pakje had de ongewenste gast aangetrokken en moest hem hebben opgehitst. Deze mafkees zag zijn kans schoon en wilde het graag riskeren om haar te intimideren. Een Zuid-Europese man van achter in de veertig stapte uit en liep op haar af. Hij had een ruig postuur, was ongeschoren en droeg behalve een driekwarts broek met legerpatroon enkel een bezwete singlet. Een kwaadaardige kracht maakte zich van Myrthe meester en leek haar bloed te doen koken. Voor deze nonsens had ze nu echt geen tijd.
“Rot op, idioot!” schreeuwde ze nadat ze met één hand het vizier van haar helm omhoog had getild. Patserig en flink stapte hij gewoon door en had haar al bijna in zijn handbereik. Arrogant wierp hij nog even en blik over zijn schouder om te zien of hij zijn wagen blokkerend genoeg had opgesteld en verheugde zich op het vrouwelijke gezelschap.
“Je stelt me teleur,” reageerde de man quasi onschuldig in een Afrikaans-Frans accent “…je hebt me niet eens de kans gegeven mij netjes aan je voor te stellen.”
“Ik weet waar jij op uit bent,” berispte ze hem en klapte haar vizier weer naar beneden. Ze startte haar motor ten teken dat ze hem geen ruimte bood voor verdere communicatie. Begerig bleef hij naast haar staan en liet zijn blik langs haar rondingen glijden. Myrthe bleef door de helm strak voor zich uitkijken en negeerde hem opzettelijk, hopende dat deze smerige vlerk zou afdruipen. Maar dat deed hij natuurlijk niet. Op het moment dat de man zijn hand naar haar wilde uitsteken om tot de ongewenste betastingen te komen knapte er iets in Myrthe. Ze beet met haar voortanden op elkaar van venijn en kreeg witte knokkels van de kracht die haar vuisten maakten op het stuur van haar motor. In de halve seconde die zijn hand de kans werd gegund om zich in de buurt van haar lichaam te wagen strekte Myrthe het hare uit en gaf de man een stoot voor zijn gezicht van jewelste. Een hoop gekraak volgde. Ze had niet op of om hoeven kijken waar zijn hand zich bevond. De geïntensiveerde macht die het catsuit aan haar zintuigen gaf had haar gewaarschuwd voor zijn ongepaste handeling. Ook haar eigen menselijk vermogen om bewegingen vanuit haar ooghoeken te kunnen registeren had haar hiervoor gealarmeerd. Myrthe keek zelf pas naar hem op toen de klap al was uitgedeeld. Ze was zo pissig geweest dat ze naar de man had uitgehaald en eigenlijk direct achteruit had willen wegrijden. Toen ze toch even opzij keek naar het resultaat van haar woede-uitbarsting werd ze acuut bevangen door een gevoel van ontzetting. De man stond er nog, maar hoe ze hem had toegetakeld was verschrikkelijk. Roerloos stond hij naast haar. Veel bewegen kon hij toch niet meer. Myrthe had namelijk het hoofd compleet van zijn romp geslagen … maar dan letterlijk. De plaats waar eerder zijn arrogante voorkomen had gezeten, werd nu ingenomen door een fontein van bloed dat tussen zijn schouders vandaan omhoog spoot. Pas ergens verderop en even voorbij de rij pompen wist ze zijn hoofd te ontwaren. Die was door haar slag van zijn romp gerukt en over deze plaats gezeild. Dezelfde geile blik was op zijn gezicht bevroren gebleven en keek haar nu vanuit de verte aan. Wat ze onder normale omstandigheden voor onmogelijk had gehouden, was nu gebeurd. Blijkbaar was het versterken van haar vermogen om materie te doorzien niet het enige wat het catsuit haar tot een superfiguur maakte; nu was ze er op deze naargeestige manier achtergekomen dat het ook haar fysieke krachten had doen toenemen. Het pak had van haar een moordenaar gemaakt.
De angst sloeg om haar hart. Een gevoel van walging maakte zich van haar meester en ze trok haar vizier weer omhoog om te voorkomen dat ze tijdens het kokhalzen niet in haar helm zou braken. Myrthe raakte volledig in paniek. Het zweet parelde door haar pak. Ze had iemand gedood! Waarom en waar was dit voor nodig? Deze man mocht dan een opdringerige smeerlap zijn geweest, hij verdiende het niet om gedood te worden. Dus wat voor monster was ze nu geworden? Haar pupillen schoten een paar keer heen en weer en keken vol verbijstering naar haar handen. Ze had er bloed aan. Wat ze zojuist gedaan had was afgrijselijk en kon ze maar moeilijk bevatten.
Ze besloot dat er langer bij stil staan nu geen nut had. De motor ging in zijn achteruit, hier moest ze weg. Waarom wist ze niet, maar iets in Myrthe vertelde haar dat hier blijven niet tot een gezondere situatie zou leiden. Omslachtig reed ze bij de pomp vandaan en zag nog precies hoe de man neerviel voor ze een bocht wilde maken om tussen twee andere pompen rechtuit weg te kunnen scheuren. Veel langer had zij zich ook niet bij het tankstation moeten ophouden. Enige minuten later werd de schedel die eerder was losgemaakt van zijn eigenaar opgepakt door een duister figuur, een persoon in het zwart die zelf al evenmin een aangezicht had.
Marla streek gapend door haar weelderige bos krullen toen Dytre onaangekondigd binnen kwam. Ze slikte haar gaap weg en keek verwilderd langs Evan naar de opensmeten deur van de speciaal voor hun ingerichte slaapzaal.
“In de veren Evan, er is werk voor jou aan de winkel!”
Evan, die leunende op zijn schouder vanaf het matras voor zich uit had zitten staren, verrekte zowat zijn nek toen hij eveneens verschrikt opzij keek. In de jarenlange samenwerking met zijn leidinggevende had hij Dytre al eens meer op deze bruuske bevliegingen betrapt. En eraan wennen had hij nooit gekund. Maar ditmaal werd er anders gecommandeerd. Dytre’s intonatie ademde veel meer dwang en ernst uit dan hij eerder had gebruikt. Volgzaam, maar onder zichtbaar protest, stond Evan op. Hij knikte kort naar het aangename gezelschap dat hij de nacht bij zich had gehad en verliet met Dytre de slaapzaal.
Even later was Evan opnieuw door de bestanden aan het struinen. In zijn typische gekromde houding boog hij zijn hoofd zowat in de monitor die voor hem op een bureautje stond en hield zijn handen als paardenkleppen over zijn wenkbrauwen gevouwen. Voor de motivatie had Dytre voor een setje pillen en een bak koffie verzorgd en hem onzacht duidelijk gemaakt dat hij nu snel resultaat wilde zien.
“Dexter, laat jouw mannen de wacht bij hem houden. Ik heb mijn handen momenteel even vol aan een ongehoorzame Procyon.”
Beide heren stonden in de gang naast de ruimte waarin Evan aan het werk was gezet. Dexter hield met één hand de deur open terwijl hij de orders in ontvangst nam.
“Zeker meneer,” werd er direct instemmend gereageerd. Evan keek niet op of om zodat het hem ontging hoe Dytre deels met de informatie op diens horloge bezig was en tegelijkertijd een gesprek voerde met zijn mannen. Deze liet Dexter een bericht zien dat hij kort daarvoor had ontvangen en woordloos maakte hij hem met gebaren duidelijk wat er met Procyon loos was.
“Oh en Dexter,” zei hij toen hij al aan het weglopen was en hem nog iets te binnen schoot.
“Ja?”
“Voel je vrij om het ‘poppetje’ te gebruiken mocht je vinden dat Evan extra aanmoediging nodig heeft.”
“Zonder twijfel,” reageerde Dexter en hij grijnsde erbij alsof hij zich daarop verheugde. Een koude rilling ging er door Evan heen toen hij over het ‘poppetje’ hoorde praten. Hij wist meteen dat daar Marla mee werd bedoeld. Onwillekeurig schoten hem beelden te binnen van scènes uit films over afpersing in de Italiaanse maffia en kon het niet helpen dat hij dit op Marla geprojecteerd zag worden. Hij draaide zich om en beet al wie het kon horen toe:
“Als je ook maar één vinger naar haar uitsteekt!”
“Ja en dan wat?” Het was Dexter die zijn protest incasseerde. Dytre was reeds verder de gang doorgelopen en buiten gehoorsafstand nu de deur was dichtgevallen. Dexter werd geflankeerd door vier gewapende heren. Allen droegen zij de nano-uniformen met de letters TECHLAB SECURITY, evenals hun aanvoerder. Hij trok een stoeltje bij en ging er achterstevoren op zitten, Evan recht aankijkend terwijl hij dat deed. Met een opgeheven hoofd was hij fier naast hem gaan zitten en streek met zijn tong over zijn boventanden. Hij had zo kunnen doorgaan voor een opperbevelhebber van een strafkamp.
“Breng mij het ‘poppetje’!”
Angstig voor wat er met Marla zou gebeuren had Evan zijn werk hervat. Ergens vervloekte hij zijn wijle vriend en collega Luis dat deze niet duidelijker was geweest met zijn aantekeningen. Maar dat was precies hoe hij in elkaar stak. Luis was altijd het type geweest dat iedere gelegenheid aangreep om van zijn werk een spelletje te maken. Wachtwoorden stonden in anagrammen of andere coderingen en iedere notitie bevatte wel een verwijzing naar een nerdig feit of weetje. Hij was er ook het figuur naar waarbij je doorgaans op je hoede moest zijn met wat je zei. Ieder woord moest je zorgvuldig kiezen of je zou riskeren dat Luis je op één van zijn scherpe opmerkingen zou trakteren. Daarmee was hij een bijzonder kleurrijke vriend en collega geweest, maar het maakte ook dat de omgang met hem redelijk vermoeiend kon zijn. Alles wat je zei werd door hem afgewogen terwijl hij naar je luisterde en zo zocht hij continu naar een mogelijkheid om een flauwe opmerking te maken. Nu Evan zijn goede vriend kwijt was voelde hij hoe hartverscheurend het was om zijn werk af te maken.
“Eens zien,” sprak hij verbitterd tegen zichzelf terwijl hij onwillig de verkenner van de pc er opnieuw bij pakte. Hij bladerde door de mappen terug naar de locatie waar hij de aantekening met de link had gevonden. Die link verwees naar de map met de naam ‘Wisselwereld’, maar omdat de map op de genoemde locatie in z’n geheel ontbrak, kon Evan er niet bij. Wat hij merkwaardig had gevonden, maar zonder twijfel een hint van Luis moest zijn geweest, was dat de folder waar hij die notitie vond eveneens een uitvoerbaar programma bevatte. Het openen ervan riep een scherm in beeld dat om een wachtwoord vroeg. Een wachtwoordraadsel, zoiets kon je eigenlijk wel van Luis verwachten. Wat dit echter bijzonder maakte, was dat Luis een dergelijke beveiliging alleen op bestanden zou toepassen indien hij er zeker van wilde zijn dat alleen Evan en hij erbij konden. Luis vertrouwde hem de bestanden wel toe, maar je moest als Luis kunnen denken om er toegang toe te krijgen. Zo kon hij verhinderen dat anderen, zoals bijvoorbeeld Dytre, geen weet zou hebben van verborgen informatie. Evan verwonderde zich er allang niet meer over dat de bestanden waar hij toegang toe probeerde te krijgen versleuteld waren. Met een project als Procyon keek hij nergens meer van op.
Toen schoot Evan ineens iets te binnen. En zijn ingeving kwam zo abrupt dat hij zijn enthousiasme maar moeilijk verborgen kon houden. Zijn reactie was alsof de leerkracht van de klas hem geboden had om bij de les te blijven zodat hij vanuit zijn bevroren houding wakker werd geschud. Het was ook Dexter niet ontgaan dat Evan iets gevonden had.
“Wat is het? Kunnen we nu eindelijk iets van je verwachten?” klonk het nors achter hem. De gijzelnemer had zijn vinger uit zijn neus gehaald die hij er onbehouwen in had gestoken. Het was een aangezicht dat Marla, die inmiddels was binnengebracht, de kriebels had bezorgd.
“Ja, ja. Rustig maar, ik denk inderdaad dat ik weet hoe ik Luis’ werk kan voltooien. Althans, ik denk dat ik een stap verder kom als ik er tenminste in slaag om bij zijn verborgen bestanden te komen.”
“Goed dan, maar maak er haast mee. Ons poppetje hier zal het alles op prijs stellen als jij maar vorderingen blijft maken.”
Marla, die gebonden op een stoel zat, draaide haar ogen angstig om haar heen om zich ervan te vergewissen dat niet één van Dexter’s mannen al in actie zou komen om haar iets aan te doen. Tot haar grote opluchting bleef het rustig.
“Dus wat is het? Wat heb je gevonden?” begon Dexter weer.
“Laat me nu even denken!” schreeuwde Evan geïrriteerd en draaide zich ruw om zodat hij zijn uitlating extra kracht kon bijzetten. Nu kwam één van de mannen wel in actie en hief zijn machinegeweer op om ermee naar Marla uit te halen. Voor zijn goedkeuring keek hij vluchtig naar Dexter, maar die wees dit af met een kort handgebaar en maande de bewaker om zich rustig te houden. Voor Evan was het echter voldoende duidelijk dat ook hij zich moest bedaren. Hij concentreerde zich weer op zijn gedachten zonder Dexter verder te informeren wat hij had gevonden.
Doordat Luis zoveel van spelletjes en raadsels hield, realiseerde Evan zich ineens hoe hij tot het Wisselwereld-wachtwoord kon komen. Met enkele wiskundige formules en ingewikkelde logaritmen probeerde hij enkele mogelijkheden uit op papier. Het gepuzzel nam alles bij elkaar een kleine twintig minuten in beslag tot hij uiteindelijk tot de juiste som was gekomen. Luis was altijd gek geweest op cijfers. Hij was hierin zo bedreven geweest dat hij alle letters van het alfabet liever in cijfers dan in letters dacht, net zoals ‘a’, ‘b’ en ‘c’ kunnen worden vervangen door ‘1’, ‘2’ en ‘3’. Met ditzelfde principe kon je ook de andere kant op gaan denken door gewoon eens achteraan in het alfabet te beginnen. En zo verving Luis alle letters in het woord ‘Wisselwereld’ met cijfers, beginnende met de letter ‘w’ die dan gelijk stond aan het cijfer ‘4’. De ‘i’ werd dan de achttiende letter en zo ging hij alle letters af totdat hij uiteindelijk de cijferreeks compleet had. Die totale cijferverzameling telde hij dan bij elkaar op wat resulteerde in het cijfer 170. Evan had Luis’ wachtwoordopbouw herinnerd. Dit was niet het eerste door Luis gefabriceerde wachtwoord dat hij zou kraken. ‘Wisselwereld’ plus ‘170’ en een vreemd teken moest het wachtwoord zijn. Het kon niet anders. Met het uitroepteken erbij was het al direct raak: ‘Wisselwereld170!’
“Bingo!”
Even boven de gastronomische hoofdstad van Frankrijk brak spontaan de hel los. De lang verwachte regen- en onweersbuien waren eindelijk aan land gekomen en zorgden voor een schouwspel waarbij je je nietig zou voelen. Myrthe was weer op haar motor geklommen en racete over de Autoroute du Soleil. De vallei waarin zij reed ging gebukt onder een wolkenpartij van een treurig zwart en grijs. Met haar apocalyptisch voorkomen boezemde deze iedere valleibewoner angst en respect in en kondigde aan dat het voorbij was met de pret. De lucht rondom de depressie werd tegen de wijzers van de klok tussen de hellingen naar het zuiden gestuwd. De bergen fungeerde daarbij als een tunnel en persten het geheel samen waardoor het onder een luid kabaal uit elkaar klapte. Deze langdurige regenval was het enige optreden dat deze ochtend op het programma stond; mistrals bleven uit. En de hitte van de voorgaande weken werd genadeloos weggespoeld.
Onder dit indrukwekkende natuurgeweld viel een diepzwarte schaduw als een draak over Myrthe heen. Haar achtervolger was terug en zonder dat Myrthe om hoefde te kijken wist ze dat een kolossaal gemetseld bouwwerk vanuit de lucht onderweg was om op haar hoofd te pletter te storten. De verzameling stenen maakten kort daarvoor nog deel uit van één van de oude godshuizen die langs de bergwanden stond. De kerktoren viel uiteen in haar glorie zo gauw het op het natte wegdek neerstortte en leek Myrthe onder haar massa en gewicht te hebben begraven. Maar zij had deze vernietigingsslag zien aankomen en had middels haar zintuigen een kansberekening uitgevoerd. Nog voordat Procyon met zijn gelaatsloze voorkomen een grimas kon vormen, zag hij haar alweer vanonder het puin vandaan scheuren. Ze had handig gebruik gemaakt van een vervallen raamwerk en was erdoor de toren binnen gesprongen. Via een flitsende manoeuvre had ze haar motor tegen het binnenwerk ervan gekeerd en was er langs de muren naar het dak gereden. Deze scheurde open, zoals haar pak het haar had voorspeld en zo pakte zij haar kans om door de ontstane opening weer aansluiting te vinden op het asfalt. Voor Procyon had het geleken alsof de stenen brokstukken haar geen schade konden toebrengen. Hij hing vol afgrijzen in de lucht boven haar. In zekere zin was dit ook waar; de paar schrammen die zijn actie haar opleverden leken door het catsuit te worden hersteld. Duizenden kleine nanobots die door scherpe delen uit elkaar werden gerukt, bouwden in een razend tempo bruggen naar elkaar alsof het bloedplaatjes waren die een wond heelden. Zo ontfermden zij zich ook over Myrthe’s wonden en maakten daarmee dat ze praktisch onschadelijk werd. Ontmoedigen liet Procyon zich er echter niet door en begon alras nieuw materiaal te verzamelen waarmee hij haar kon bombarderen. Een verse achtervolging volgde waar Jan de Bont afgunstig van zou worden. Myrthe ontweek een neergeworpen autobus en zag hoe deze al stuiterend het overige verkeer tot paniekacties deed overgaan. Twee autobanden en enig vervormd metaal suisden langs haar oren. Even meende ze dat het verstandig zou zijn om haar verdelger op het verkeerde been te zetten. Dit deed ze door over de rechterkant van de rijbaan tussen de trucks door te schieten naar de vluchtstrook. Daar aangekomen trok ze haar stuur naar de andere kant en maakte ze een enkele zigzagbeweging naar opzij naar links. Procyon vloog, zoals verwacht, in dezelfde zijwaartse beweging naar rechts en was haar even kwijt. Deze slimme zet had ertoe geleid dat hij haar tussen het zware verkeer had getracht terug te vinden terwijl zijzelf tussen de meest linkse automobilisten tijdelijk onopgemerkt wist te blijven. Die truc hielp maar even. Al gauw had hij door dat ze niet tussen het vrachtverkeer in het niets opgegaan kon zijn en spotte haar tussen het verkeer op de linkse banen. Met het grootste gemak haalde hij haar bij en had reeds een vrachtwagen met oplegger uit de verkeersstroom gevist om zich voor te bereiden op een nieuwe aanval. Zodra hij praktisch naast haar vloog hield hij halt in de lucht en hief hij deze grootse weggebruiker boven zijn hoofd. De chauffeur keek vol ongeloof en doodsangsten vanuit zijn cabine naar buiten en verloor het bewustzijn zodra hij aanschouwde welke krachten hem van het leven zouden beroven. Tezamen met de lading die bestond uit splinternieuwe elektronische onderdelen voor een farmaciebedrijf zeilde hij richting Myrthe alsof hij zojuist was gekatapulteerd door een middeleeuws wapen. De werpkracht van Procyon bleef niet onopgemerkt maar miste doel; Myrthe had haar remmen tijdig kunnen doseren en gaf het gevaarte de kans om recht voor haar de vangrails te doen openbreken. Springende over het verwrongen metaal en de paar buizen van straatverlichting die als mikadostokjes door de regen kletterden vond zij een mogelijkheid om te gaan spookrijden.
Deze wending in de achtervolging zorgde voor een nieuwe ongewoon sensationele scène op de rijbaan. Deels verblind door de regen die als een scherm over het wegdek viel, werd een groep Hells Angels plotseling verrast door de gewelddadige onderbreking van de vrachtwagen. Deze brak door het baken tussen de rijbanen en maakte dat twee van hen nog maar net hun evenwicht behielden. Myrthe scheurde er tussen door en verscheen als vanuit het niets tussen de groep motorrijders. De mannen hadden graag gewenst dat ze iets meer tijd werd gegund om naar de voorbijrazende en bijna buitenaardse schone motorchick te kunnen kijken, maar in minder dan een oogwenk passeerde zij hen en verdween tussen de andere weggebruikers naar achteren en uit het zicht. De normaal zo koelbloedige mannen in het leer kregen vervolgens de schrik van hun leven; zij waren het gat nog niet gepasseerd of Procyon volgde en kegelden de heren in het voorbij vliegen uit de zadels. Een chaos ontstond nu ook aan deze kant van de snelweg nu de tweewielige voertuigen over het wegdek schraapten en er meerdere automobilisten mee hinderden. Diverse vrachtwagens schaarden en auto’s botsten fel op elkander.
“Merde. Le péage!” vloekte Myrthe ineens tegen de binnenkant van haar helm. Ze verwees hiermee naar Peage de Villefranche Limas, één van de tolposten nabij het plaatsje Anse. In Frankrijk kent men de tolpoorten beter als ‘le péage’. Om de zoveel kilometer kom je ze tegen: tolpoorten die de grenzen vormen van het betaalde wegennet. In plaats van wegenbelasting te betalen heffen de Fransen een kilometerprijs die op verschillende locaties in het land op tolwegen geïnd wordt. Uitgerekend nu in deze verhitte race om Procyon voor te blijven stevende Myrthe er op eentje af. Langzaam verbreedde de concentratie auto’s vanuit het tegemoet komende verkeer zich en zag ze hoe ze als rat in een val terecht zou komen. Als in een omgekeerde trechter zou ze in het breedste stuk vast komen te zitten. De bijkomende moeilijkheid was dat ze in de tegengestelde richting op de slagbomen afreed. Hierbij werd de doorgang geblokkeerd door de wachtende automobilisten die aan de andere kant stonden. Maar zelfs al had er ook maar één poortje geen wachtrij voor de slagboom gehad, dan nog was het maar de vraag hoe ze er door heen zou breken. En de berekeningen van het zintuiglijk vermogen van haar catsuit … lieten haar dit keer in de steek. Waarschijnlijk was er gewoon geen mogelijkheid om uit deze benarde positie te ontvluchten.
De dreiging van Procyon hijgde haar in haar nek. Auto’s, motoren en vrachtwagens flitsten claxonerend om haar heen. Natte elementen dansten op haar lijf en deden een verwoedde maar vergeefse poging het af te koelen. Het catsuit bood genoeg bescherming tegen de stromende koude regen, maar op het vraagstuk hoe ze heelhuids aan haar belager moest ontsnappen had het geen antwoord. Myrthe zou zich te pletter moeten rijden tegen de barricaderende péage of moeten accepteren dat Procyon haar met de grond gelijk zou maken. In beide gevallen lag de dood in het vooruitzicht.
Toch was er licht aan het einde van de spreekwoordelijke tunnel. Haar zicht begon te vervagen en ze zag in de laatste slinkende honderd meter ineens hoe de tolpoorten zich begonnen te vermeerderen; alsof ze dubbel zag. De wereld leek zich in twee opties op te splitsen en het catsuit herzag onmiddellijk de keuzes die het gesteld werd. Myrthe reed in één van die verdubbelingen en daarmee een andere dimensie binnen … een wereld die middels een wissel op de onze stond.
Op hetzelfde moment, enkele kilometers zuidelijker, glom er iets in Evans ogen toen hij zag hoe er een bestand zich begon uit te pakken op de monitor voor hem. Luis’ beveiligingsmechanisme was gekraakt. De ontbrekende map ‘Wisselwereld’, waar Evan gretig naar had gezocht, begon zich voor hem te manifesteren. Na een aantal seconden flitste de voortgangsbalk uit beeld toen deze de 100% had bereikt. Naast de nieuwe map was er ook een nieuwe notitie verschenen. Ter controle klikte Evan die nog even open. Daarin liet zich opnieuw een link lezen die ongetwijfeld weer naar een ontbrekende map zou wijzen. En ja hoor, hij navigeerde naar de genoemde locatie en bleef inderdaad steken omdat de map daar nog niet bestond. Al goed, bedacht hij zich, dat was voor latere zorg. Nu eerst maar eens bekijken wat er in ‘Wisselwereld’ zat. Die bleek, zo ontdekte hij, gevuld te zijn met een klein tiental bestanden. De eerste ervan trok in het bijzonder zijn aandacht. Het was getiteld ‘EVAN EERST DIT LEZEN’. Zo gezegd zo gedaan en zo las hij:
“Jo Concyon!” Luis had allang door dat Evan niet zo’n voorstander van het Procyon-project was. “Voor zover ik weet is dit nu het eerste moment in onze samenwerking dat ik zelfs in het diepste geheim moet werken en ook jij niet weet waar ik ben of ik mee aan de slag ben gegaan. De laatste info die jij zal hebben gekregen is dat ik naar China ben afgereisd. Wel, afgezien van de Oosterse bedstee die ze hier voor me hebben ingericht – ja meer dan een slaapmatje kun je het niet noemen – is Mao Zedong in de persoon van Dytre hier de enige die me aan het Hemelse rijk doet herinneren. Ook rijst hebben ze mij hier nog niet geserveerd. Maar om even terug te komen op ons project…” Luis doelde indirect op Procyon “…die zogenaamde galactische invloed – is de enige reden waarom ze me van China hebben afgehouden. Vond jij het al niet raar hoe duister die Dytre laatst deed over dat G127 serum? Nou, dat is precies waar Techlab één dag vóór mijn vertrek zo nodig een doorbraak in moesten vinden. En hup, zo kon ik mijn ingepakte koffers – twee bermuda’s, wat massage olie en een tandenborstel – aan onze slavendrijver overhandigen…” Dytre “…en mocht ik hier weer met mijn snufferd achter die lichtgevende postzegels kruipen. Afijn, om een lang verhaal kort te maken…” dat deed hij nooit, dit was gewoon een vaste uitspraak in elk van Luis’ betogen “…dat G127 serum is onlangs doorontwikkeld tot een één of ander celcreërend goedje. Je snapt het wel, een soort heilige graal in de microbiologische wetenschap!”
Die zin moest Evan misschien wel drie keer opnieuw lezen voordat het tot hem door wilde dringen. Hij las wel wat er stond, maar wat er stond was zo onwaarschijnlijk dat hij het moeilijk kon accepteren. “Ik vertel het je nu alsof ze een bosje Einsteins van een boom hebben geplukt, die een paar weken net zoals ikzelf hebben opgesloten in een hok met pc’s en andere apparatuur en voilá je hebt God zelf geschapen. Ik kan je natuurlijk verzekeren dat het allemaal niet zo eenvoudig ging. Ook Techlab heeft hier vele tientallen jaren onderzoek naar moeten doen. Oh jongen, als dit ooit uitkomt!” Luis kennende had hij eerder grote vrees dan groot ontzag bij zulke radicale uitkomsten. “Maar goed, dit is waar ik in het verhaal kom. Weet je nog dat jij en ik die nanocomponenten voor dat project met de naam ‘Procyon’ moesten fabriceren, die opdracht waar jij zo je bedenkingen over had? …Dit geloof je echt nooit… Ze hebben mij de onwaarschijnlijke taak gegeven om een exo-skeletje te creëren rondom een soort embryonaal wezentje. Inderdaad: met behulp van de technieken die we voor de catsuits nodig hadden om die herstellende functie aan de praat te krijgen. Snap je nu waarom Dytre daar zo krampachtig over deed? Dat wezentje was binnen vierentwintig uur uitgegroeid tot een volgroeid individu, een persoon dat de codenaam van het project draagt; ‘Procyon’. Waarom jij dit nou niet mocht weten, snap ik werkelijk niets van. Hier hebben wij toch zeker samen aan gewerkt? Mijn vermoeden rijst echter dat het komt doordat ik per toeval heb ontdekt wie de ei- en zaadleveranciers zijn van dit met G127 bespoten gedrocht (en dat dit zou uitkomen als jij het via mij ook zou komen te weten): ene Deirdre de la Paz – geen idee wie deze dame is – en niemand minder dan … onze eigen Dytre.”