image by c&w95, edited by Gsorsnoi
“Kijk uit overstekend wild!” galmt het in de wandelgangen tussen de hutten van het cruiseschip. Een klein moedertje van hooguit 1 meter 60 met reebruin haar en dito paardenstaart waarschuwt een medepassagier voor haar energieke kroost dat door de gangen rent. Ze is Europees, maar heeft haar dat zo pluist dat deze eerder neigt naar Afrikaans kroezen. Een keurig geklede inwoner van Newcastle moet zijn buik inhouden en buigt zijn beide armen buiten het bereik van het passerend wild. John lacht de vrouw die hij niet heeft verstaan, maar wel heeft begrepen, vriendelijk toe en beent verder naar de servicebalie op een lager gelegen dek. Na stampij te hebben gemaakt over een verstopt toilet, ontmoet hij een Aziatisch crewlid bij zijn hut nog geen minuut nadat hij daar zelf was teruggekomen. Het uiterst beleefde bemanningslid knikt na een korte toelichting begrijpend en zoekt hulp via een portofoon.
Even later klinkt een luid mompelend Russisch gevloek in dezelfde gang waar twee kinderen eerder werden ontweken. Een niet dikke, maar behoorlijk grof gebouwde klusjesman in een spierwitte overall veracht zijn baan bij het besef dat hij een smerig karwei heeft op te knappen. De afvoer van toiletten uit twee aangrenzende hutten is verstopt. Aan één zijde ligt een decadente Engelse drol te wachten tot de achteloos doorgespoelde Nederlandse tampon aan de andere zijde hem voorrang verleent.
Tien passen verder kan de Rus Mario horen groeien onder een alom bekend geluidseffect na het buitmaken van een paddestoel. Vanuit een leren sofa zijn nog net de handen van een jonge knul zichtbaar die een handzame spelcomputer omklemmen. Zijn haar, nog halfnat van een vluchtige douche, plakt aan zijn voorhoofd boven de gefronste wenkbrauwen die boekdelen spreken over zijn concentratie met betrekking tot zijn spel. Toch raakt de knul voor een ogenblik afgeleid door een passerend vrouwelijk leeftijdsgenootje die samen met een oudere broer maar net een botsing met de klusjesman kan vermijden.
“Big wheels keep on turning… Oh the proud Mary keep on burning,” klinkt er in de rookruimte van de Minicruise. Een jongen van 17 passeert, onderweg naar een vrije zitplek op deze bedrijvige kant va het achtste dek. Hij wordt gevolgd door een nakomertje uit de familie. Lotte(*) probeert driftig de pas van haar broer bij te benen. Bij Bake’n Coffee vinden zij een plaats om te zitten. Terwijl ze gaan zitten trekt Ferry een stapel kaarten uit zijn broekzak en begint ze te schudden. Samen zullen ze een spelletje Uno spelen. Schuin tegenover waar Ferry zit, nemen zeven mensen een afgezonderde verzameling stoelen en tafeltjes in. Drie van de zeven hebben zojuist in de afgelopen vijftien minuten een bescheiden bestelling gedaan bij de norse dame achter de balie. De bemanning van de DFDS Seaways bestaat overwegend uit Filippijnen die met hun schamele loontje zichzelf en hele familie onderhouden in het land van herkomst. Het andere personeel, inclusief kapitein, is Oost Europees. Zo ook de humeurige dame achter de kassa waar onder andere broodjes en koffie worden verkocht.
Voordat het stel aan hun romantische trip naar de Engelse havenplaats was begonnen, behoorden Alexandra en Ruben nog tot het Aardse volk. Het ging echter mis op het moment dat de ambitieuze carrièrestarter de hand van zijn verloofde opzij schoof tijdens de betaling van twee kaas-ui broodjes. Negen zuurverdiende euro’s wisselden van eigenaar waarbij de cassiëre, afkomstig uit Oekraïne, zorgvuldig zorgde dat ze de hand van haar klant een korte aanraking deed ervaren. Op slag werd Ruben één met de Formorianen en ging op weg om de rest van de opvarenden te infecteren. Nadat hij vervolgens de gemanicuurde zachte hand van zijn aanstaande vrouw in de zijne nam, werd ook haar seksuele spanning teniet gedaan. Het plan om de tweede nacht op zee eveneens van vuurwerk te voorzien, maakte plaats voor een hele andere eenwording.
Het britse homopaar naast hen had het idee om hun geadopteerde Nigeriaanse zoontje wat van Europa te laten zien, ook laten varen. Een eerder spel met een kleine Super Mariofan had het monstervirus op de geplaagde kleurling overgebracht.
“Kun jij mij helpen? Ik kom niet verder,” bleek een uitstekende smoes. De DS werd doorgegeven en Terence, die daarvoor maar heel even uit de leren stoel opstond, had zijn slachtoffer gevonden. Als vanzelf had hij de praktisch zwarte vingers van Amechi kort beroerd. De naam van de jongeman uit Afrika betekent heel toepasselijk ‘Alleen God kent de dag van morgen’.
Het resterende en al even besmette bejaarde stel aan de andere kant moest het eerder die dag hebben van de warme hand van de Filippijn met de portofoon die later ook de hulp inriep voor de hutten met de verstopte toiletten. Hij was het die de dame van het stel in evenwicht hield door zijn hand op haar blote schouder te laten rusten. De deining van het schip had op de loer gelegen toen zij met haar man een akelige trap hadden getrotseerd om hun hut te bereiken. Een nare golf was genoeg aanleiding om de Filippijn een excuus te geven de vrouw aan te raken. Haar man, mijnheer Oosterbaan, dorst niet met de lift en alleen gaan deed ze niet.
Voor de kaartende broer en zus mocht het lijken alsof de zeven gasten aan de andere kant van de lounge onschuldige onderonsjes deelden. In werkelijkheid waren zij tot één Formorianen-eenheid versmolten en konden ze elkaars gedachten lezen over het plan dat heel lang geleden voor hun gesmeed werd. In de Ierse oudheid om precies te zijn, regeerden deze wezens over het eiland Inishmurray waar ook Partholons en Nemeds hun zinnen op hadden gezet. De Formorianen waren vervloekt en hadden daarom vanaf hun geboorte allerlei misvormingen in hun uiterlijk en misten ledematen of hadden ze juist dubbel. Hun lichamen waren nooit volledig menselijk en werd veelal ontsierd door dierlijke lichaamsdelen of soms zelfs hele monsters die uit hun lijven groeiden.
Deze slechtgehumeurde reuzen zouden volgens de Ierse overlevering tijdens een grote overstroming uit de Atlantische Oceaan zijn aangespoeld en werden kort na hun bezetting van het land geleid door Balor. Van al deze zeeduivels, die allen konden toveren, was hij de ergste. Als kind, toen de reuzen zich reeds lang op het schiereiland gevestigd hadden, was hij eens nieuwsgierig toen hij zijn vader bespiedde bij het brouwen van een toverdrank. Ongeveer gelijk aan het verhaal van de Gallische Obelix die in de ketel viel, kreeg ook Balor met een toverdrank te maken. Bij het mengen van de drank kreeg hij spetters in zijn gezicht en was vanaf dat ogenblik vervloekt. Zijn oog zwol op tot enorme proporties en had de krachten gekregen om mee te toveren en vijanden te doden. Op zijn kop werd hij bijgestaan door een soort kakkerlak, een meerogige rat, een gesnaveld wormwezen en een gekko met scherpe tanden die er allen toe dienden zijn vervaarlijke oog te openen en te sluiten. Ook zij waren Formorianen en behoorden tot zijn leger. Het oog moest steeds opnieuw gedicht worden, omdat zijn vermogen om in leven te blijven ook afhing van het gesloten houden ervan.
Echter, in de veldslag bij Moytura, waarbij de Formorianen het gebied van de Tuatha Dé Danann wilde inpikken, ging het Balor slecht af. Hij had zijn zinnen gezet op het veroveren van Ierse grondgebieden om zo langzaam maar zeker over heel Groot-Brittannië te kunnen heersen. Met als hoger doel: heerschappij over Europa en wie weet de hele wereld. De Tuahtha Dé Danann leken de strijd aanvankelijk te gaan verliezen, maar dat was tot Balor in conflict kwam met zijn kleinzoon Lugh. Deze jonge krijger was samen met twee andere broers voortgekomen uit de schoot van Balor’s dochter Ethlinn. De laatste was tevens de godin van de Noordelijke ster. De profeten hadden voorspeld dat één van haar zoons Balor zou komen verslaan, zodat Balor haar liet opsluiten in een kristallen toren op het eiland Tory om te voorkomen dat er überhaupt een zoon geboren zou worden. Die maatregel alleen bleek niet genoeg. Onderwijl was hij te weten gekomen dat zij in haar gevangenschap bezoek had gekregen van de Tuatha-krijger Cian die met haar vree. Toen Balor dit te weten was gekomen had hij één van zijn dienaren opdracht gegeven om de kinderen te vermoorden. De dienaar wikkelde de jongens in een doek en wierp ze in de draaikolk naast de toren waar ze zouden verdrinken.
Maar één van de jongens viel ongemerkt uit het doek. Lugh, die daardoor ontsnapte aan een vroege dood, bleek de door Balor gevreesde zoon die hem moest komen verslaan. Lugh stond ook wel bekend als ‘de lichtende’ of ‘de schitterende’. Hij versloeg zijn grootvader uiteindelijk door een steen naar zijn woeste oog te smijten. Deze duwde de oogbal uit de kas zodat hij naar achter vloog en Balor’s vernietigende blik over zijn metgezellen liet glijden. Zij die daardoor werden getroffen stierven hierop onmiddellijk. De overlevenden dropen af en kropen terug in de zee waar zij zich honderden jaren stil hielden.
Vele jaren later keerde één van hen terug. Het was Kal’i, de boosaardige kleinzoon die de worp in de draaikolk overleefde door zich in een aal te veranderen. Kal’i, die toen al een machtige jonge baby was, groeide in de oceaan op tot de nieuwe leider van de overgebleven Formorianen. Vele Formorianen van toen zijn allang niet meer in leven, maar Kal’i had voor zijn nageslacht gezorgd en deze voorzien van een betovering waar hij zijn nazaten mee vervloekte op de dag dat hij stierf; eenieder die voortaan door een Formoriaan zou worden aangeraakt, zou erdoor begiftigd raken. Alle Formorianen bezaten immers een giftig zweet dat Kal’i eenvoudig kon betoveren en de bloedlijn van deze gevreesde monsters kon doen voortzetten. Ieder huidcontact zou het virus overbrengen en de transformatie op gang brengen. Binnen een week zouden de geïnfecteerde afwijkingen in de vorm van mutaties gaan vertonen. Ze zouden niet langer onopgemerkt blijven en de mens zou weten dat er iets loos was. Voor de mensheid zou het dan al te laat zijn.
Voorbij de douane terug in Nederland begint Tinus ineens te lachen. Hij is zojuist met zijn vrouw en dochter van de boot afgestapt. Zij hebben er een prachtige minivakantie in New Castle op zitten. Met enkele lichte tassen om de schouders stappen zij de hal van DFDS Seaways uit en snuiven de met zout vermengde lucht van de Hoogovens van IJmuiden op.
“Wat is er schat?” wil zijn vrouw weten.
Tinus probeert zijn gelach wat te verbergen, omdat er toch eigenlijk niemand in de humor zou kunnen delen.
“Oh nee niets,” glundert hij en zijn vrouw weet genoeg. Ze was allang opgehouden door te vragen over de binnenpretjes van haar man. Het zou vast een flauwe grap zijn geweest of een hersenkronkel die hij voor zijn werk kan gebruiken. De man zat soms zo vol inspiraties dat hij gesprekken met zichzelf leek te houden. Ze vergeet de pret die haar man heeft en snijdt een ander onderwerp aan: de verdere vulling van hun dag. Tinus is echter nog in gedachten bij de reden waarom hij moest lachen. Het gaat zomaar eens niet over een geval van inspiratie. Hij denkt terug aan deze ochtend op de boot waar hij even een boek was gaan lezen tot de boot zou afmeren in de haven van IJmuiden. Op zijn weg terug naar de hut werd hij overdonderd door een stel spelende kinderen. Het was hetzelfde ‘overstekende wild’ zoals de Britse passagier ze de avond ervoor tegen het lijf was gelopen. Uitwijken had geen zin gehad. Hij kon alleen uit reflex zijn beide armen in de lucht steken waardoor hij zijn hemd uit zijn broek trok en zijn middel ontblootte. In één van zijn handen hield hij zijn boek vast. Een meisje met vlechtjes in het haar had zich in de gauwigheid achter hem verstopt. Ongetwijfeld in een poging om niet gepakt te worden in een spel dat op tikkertje leek. Guitig lachte zij naar haar speelgenoot. Tinus realiseert zich dat zijn ‘zwembandjes’ die het meisje zogenaamd uit bescherming beet pakte niet voor haar de redding in het spel was geweest. Ook voor hem was dit het begin van een nieuwe missie.
“Eerst de spullen thuisbrengen?” vraagt zijn vrouw.
“Goed plan schat,” antwoordt hij afwezig op dit voorstel.
“…en dan kunnen we daarna naar Haarlem gaan om te eten.”
Er wordt geglimlacht en met een hand op haar wang kust Tinus zijn vrouw.
( * = Lot is ook een oorlogsgodin die de Formorianen aanvoerde. Zij had lippen op haar borsten en vier ogen op haar rug )