“Bedankt oude vriend.”
De koptelefoon koppelde ik los van de door leeftijd teer geworden eik en borg de afluisterapparatuur op in het platte voorwerp. Nu de eik mij verteld had dat de Gemaskerde Brigade op weg was naar een herberg hier in de buurt wist ik genoeg. Het viertal dat ik zocht moest zich daar ophouden om de buiken te vullen. Niet ver van waar de snoodaards de wijze boom hadden gepasseerd trof ik inderdaad de brigade aan. Opgelucht was ik om te zien dat ik precies de passende kleding had gevonden om niet op te vallen tussen de andere mannen. Vanachter een struikje sloop ik naderbij en voegde mij ongezien doch enigszins nerveus achteraan in de groep. Alhoewel ik wist dat ik zelf ook een pak rammel zou kunnen krijgen, smulde ik al van de gedachte dat ik ook voor een slechterik zou kunnen spelen.
Precies volgens het script zagen wij de vrouw van de herbergier de emmer water in de dakgoot ledigen zodat het voor de bezoekers in de herberg zou lijken alsof het regende. Hierdoor zouden de bezoekers besluiten voor de nacht te blijven. Even later had de sikkelvormige maan haar plaats al gevonden aan het paarsblauwe kleed boven ons. Nu konden wij als sombere gestalten met getrokken degens door de duisternis naar de herberg sluipen.
“Oei …”daar besefte ik mij dat ik het mijne nog niet had geactiveerd. Alle mannen hadden de degens reeds in hun handen. Dus als ik mee wilde spelen aan dit spelletje zou ik het mijne ook zeker in mijn hand moeten nemen. In de hoop dat niemand het door had, sleepte ik over het gladde oppervlak om het juiste wapen tevoorschijn te toveren.
“Ik geloof dat ze met z’n drieën zijn…” spreekt de eigenaar van het onderkomen ons zachtjes toe nadat hij ons binnenliet.
“Een grote dikke, een lange dunne, en een klein brutaal meisje.”
We worden plotseling onderbroken door een braaf mannetje in een pyjama die het allemaal wel beter schijnt te weten en informeert ons dat er ook nog zo’n klein baasje met zwart haar bij zit. Alsof dit al te niet direct opvalt draait de eigenaar van de tent zich weer naar ons en concludeert inderdaad dat ze hier dus met z’n vieren overnachten. Kort daarop schreeuwt het manneke om hulp en kondigt de actie aan met:
“Eén voor allen! Allen voor één!”
Ik bleef braaf in mijn rol en wachtte af hoe zijn drie vrienden gekleed en al over de traptreden naar beneden kwamen zeilen waarop de laatste het meest weg had van een lange dunne man die deed of hij een jonge tante moest voorstellen. Zij was het die het brave knulletje dat om hulp riep vanaf de trap wat kleren toewierp. Nu heb ik veel theatervoorstellingen gezien en heb mij er daarbij altijd over verbaasd hoe snel de acteurs van kostuum konden wisselen, maar sinds ik zag hoe snel deze jongeman vanuit zijn pyjama in zijn toegesmeten kledij schoot, meen ik dat ik er eindelijk achter ben hoe ze dat flikken!
In dienst van de Hertog stelde ik mij naast negentien andere heren op en strekte mijn steekwapen voor mij uit. Hij die voornemens was de slimste te zijn van de vier vrienden tegenover ons en vastbesloten was dat te blijven uitdragen, strekte ook het zijne en kondigde aan het gevecht te laten beginnen. Even tellen, ja het zijn er precies zes. Drie links en ook drie rechts. Voor mij was deze man allang niet meer die onbekende vreemdeling die ik niet ken.
Tegen het einde van een heftig en verbazingwekkend eenzijdige vechtpartij druk ik mezelf het handzame toestel onder mijn oksel. Een slanke kling was voor de aanvang van de vechtpartij al uit de uitrusting geschoven, maar kon nu ingetrokken blijven. Het had zichzelf onherkenbaar gemaakt door de kom die zich erover had gebogen en onderdeel uitmaakte van het duelwapen. Zo deed ik net alsof door één van de helden was doorzeefd. Gelukkig voor de lezertjes thuis is mijn gespeelde dood niet te opzichtig in beeld gebracht daar dit de tere zieltjes op de gedachte zou kunnen brengen dat er bloed werd vergoten.
Na de confrontatie verlieten de vier merkwaardige individuen hun slaapplaats te paard en vertrokken naar de toren van Nestelle de Jujuppe. Daar wachtte hun een ontmoeting met het geheime wapen van de Hertog wat later hun gespierde vriend zou blijken te worden.
“Jij hebt je werk gedaan,” fluisterde ik tegen het slagwapen dat zijn dienst erop had zitten “nu mag je terug in je huls.”
Onder de druk van mijn vinger op het gladde oppervlak liet de degen zich weer inklappen en schoot terug in de houder. Om nu niet te plotseling uit beeld te verdwijnen keek ik omzichtig om me heen om me ervan te vergewissen dat de zogenaamd zo vreselijk gewonde volgers van de Hertog mij niet in de smiezen zouden krijgen. Toen ik mij daarvan had overtuigd rolde ik mij door een open deur in een leeg vertrek naast de ontvangstruimte. Ik pakte opnieuw het magische voorwerp en stelde ditmaal de coördinaten en de datum van mijn vertreklocatie en –tijd in. Hierbij werd ik geholpen door een roterende bol die de Aarde moest voorstellen en waarop ik kon inzoomen. Twee rode pijlen verschenen op een kaart en toonde mijn opgegeven keuze. Deze bevestigde ik met een beslissende druk op het scherm en flitste daarop terug door het vacuüm van ruimte en tijd naar de plek van waar ik was vertrokken.
Als een kind zo blij loop ik met het digitale zakmes naar de toonbank van de elektronicazaak en roep verheugd:
“Die wil ik!”
Gekleed in een witte stoffen jas staat daar een kalende bebaarde man achter op wie de tijd geen grip lijkt te hebben. En onderwijl hij bezig is de nieuwste smartphone voor mij in te pakken, werpt hij mij een blik toe van een dolgelukkig 65-plusser die aan een riant pensioen kan beginnen. Het is bijna alsof hij wil zeggen:
“Dit had ik veel eerder moeten doen.”
Naast mij verschijnt een al even tijdloos figuurtje met in één hand een eenvoudige lappen pop en een rood strikje in haar eigen opgestoken haar. Tenslotte is zij het die ons trakteert op een wel hele vette knipoog.