By tinusicket | January 22, 2013 - 9:54 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Scherpe Blik

Heb er even op gegoogled, woorden met kaas. Dat blijken er nog best een hoop te zijn:

http://collecties.meermanno.nl/handschriften/wordindex_K

Maar wat schetst mijn verbazing: ‘tenenkaas’ staat er helemaal niet tussen. De Edammer trouwens ook niet.

By karelriemelneel | January 19, 2013 - 6:01 pm - Posted in Contaminaties, Duimzuigerij, Nederlands, Verbaal Genot

Bestaat uit: “Je slaat de spijker op z’n kop” & “De vinger op de zere plek leggen”

Uitgesproken door: Vincent

Datum: vrijdag 30 november 2012

By Olga Sloot-Koers | January 15, 2013 - 1:52 am - Posted in Alweerwolven, De Verkwistende Vensterbank, Duimzuigerij, Nederlands

image by PeterKdeW, edited by Gsorsnoi

Het zware noodweer in het zuiden van Gohes City heeft zaterdag aan een 23-jarige vrouw het leven gekost. Verschillende mensen raakten gewond. Dat meldde het lokale persbureau De Handknip. De vrouw kwam in haar woning om het leven toen een flinke palet papier door haar dak viel. In deze tijden van economische malaise regent het wel vaker gepeperde rekeningen in het zuidelijke deel van de metropool. Inwoners van de achterstandswijken kunnen doorgaans de vaste lasten niet meer betalen en komen soms letterlijk om in de schulden. Een automobiliste raakte zelfs zwaargewond toen ze op een snelweg bij Sloopstad met haar auto in de slip raakte toen ze wilde uitwijken voor een vrachtwagen met broodmagere spaarvarkens. Het zicht werd hierbij belemmerd door een stortregen aan aanmaningen. Ze raakte drie bomen, sloeg vervolgens over de kop en kwam zo ongelukkig en bloederig bekneld dat ze diep in het rood eindigde. De vrouw was waarschijnlijk op de vlucht geslagen voor een ongeduldige deurwaarder en reed daardoor te hard.

In Geldop zorgde een dijkbreuk ervoor dat veertien huishoudens werden overspoeld en verdronken in hun schulden. De schuldeisers die nog op hun betalingen zaten te wachten hadden het nakijken. Eveneens pleegde de Belastingdienst een aanslag op een gezin die door omstandigheden huisvesting bij familie had gezocht. Een dikke nota trof hen als de bliksem en liet ook de overige inwoners niet gespaard.

Drie miljoen mensen in het oosten van Gohes City zitten zonder gas en stroom en leven van de voedselbanken of houden hun hand op. In een meerdere steden, is door het zware financiële weer, de noodtoestand uitgeroepen.

By karelriemelneel | January 13, 2013 - 1:33 am - Posted in Nederlands, Vacaturepagina: De Assistent Kanarievouwer

Onze opdrachtgever is op zoek naar een:
Ladder-naar-de-maan verkeersleider

Bedrijfsnaam:
Le Petit Prince

Locatie/Standplaats:
Ergens tussen hemel en aarde

Salaris:
ZB 276,-

Functieomschrijving:

Ben jij dat zweverige typetje dat liever met z’n hoofd in de wolken loopt dan met z’n poten in het klei? Iemand die hemelse sferen prefereert boven ‘down to earth’? Dan kun je nu tegen je huidige werkgever zeggen: “loop naar de maan!”
Nu de Melkweg is vrijgemaakt om liefhebbers per raket het universum in te schieten door particuliere organisaties of iedere megalomaan, durft Le Petit Prince het aan om zonder pardon ladders te sturen naar de hemel of naar de maan. Spaceshuttles van NASA zij nu echt passé. Trapsgewijs klimt iedere sportieveling nu sport voor sport met het grootste gemak de ruimte in om een bezoekje te brengen aan de enige bijplaneet van onze aarde. Of het nou gaat per bok- of brandweerladder, tussen twee stijlen gaat spoedig heel wat verkeer middels de benenwagen op en neer, naar boven en naar benee.

Om alles goed in het gareel te houden is Le Petit Prince daarom op zoek naar een verkeersleider voor deze ladder naar de maan. Bij ieder kwartier, wassend of ongewassen, deel jij, voorzien van een stuk kaas en een sikkel, de lakens uit. Eenieder die de maan een bezoek wil brengen beoordeel jij op goed of slecht gedrag en wijst hen op de stoplichten bij trede numero vijftienduizendachthonderdnegenenzestig. Rood betekent stoppen, oranje is even wachten en bij groen mag de forens door naar boven. Ze kunnen tegen de maan blaffen wat ze willen, jij dient ze als functionaris op hun plaats te wijzen. Als de maan vol is, schijnt ze overal. Zo luidt althans het spreekwoord. Op kruispunten zie je erop toe dat men netjes voorrang geeft aan rechts en laat je tijdens volle maan altijd even een ster vallen.

Functie-eisen:
Onze opdrachtgever zoekt het volgende in de kandidaat:

Is beslist een hoogwerker
Laat zich niet uit het veld slaan (of van de ladder)
Reikt naar de maan
Heeft ervaring in naar de maan lopen
Bij jou komt de maan al door de wolken
Is niet op z’n achterhoofd, maar wel van de trap gevallen
Heeft wel eens een trap onder z’n kont gehad
Is door de ladder gebuild
Gaat met ladders uit
En is nooit ladder(s)zat

Dienstverband:
Tot de eerstvolgende blauwe maan.

Solliciteren:
Interesse in deze functie? Reageer direct en stuur je motivatie inclusief CV naar werving@wsnoi.com of kijk op onze website: http://wsnoi.com/tn/

Wat is mijn Zbersibarnensalaris in euro’s?
ZB 276,- was op peildatum 1 mei 2012 E 3.281,69
(koers 11,89)

By Querido Noeyer | January 10, 2013 - 6:00 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Web´s Best, WSNOI

image by Tingin, edited by Gsorsnoi

Waarom de Quiz van de Maand?

Wat een aantal geleden begon als een paar simpele online opgestelde quizzen die naar vrienden en familie werden gestuurd, is inmiddels uitgebouwd tot een volwaardige quizsite met vele interessante mogelijkheden. De Quiz van de Maand is onlangs haar betastatus ontgroeid en staat op WSNOI op jou te wachten om gespeeld te worden.

De Quiz van de Maand is een gratis, online quizgemeenschap vol humor dat uit vele verschillende spelopties bestaat. Zo kun je…

  • Quiz van de Maand – de maandelijkse quiz spelen (beschikbaar tussen de 1e en 25e van iedere maand).
  • Vrij spelen – quizzen vrij spelen.
  • Race tegen de klok – een quiz in een zo kort mogelijke tijd proberen op te lossen.
  • Competitie – speel in competitief verband tegen andere gebruikers op WSNOI of nodig familie en vrienden uit om quizzen tegen te spelen.

Het grote maandelijkse spel

Eens per maand verschijnt er een nieuwe quiz waartoe iedere gebruiker wordt uitgedaagd die een account heeft op WSNOI. Op de 1e dag van die maand wordt geheel geautomatiseerd en willekeurig een quizcategorie bepaald. Dit is altijd een thema dat nog niet eerder is aangeboden in de speloptie ‘Quiz van de Maand’, maar het kan er wel één zijn dat je eerder in de andere spelvarianten hebt kunnen oefenen. Geadviseerd wordt om ook eerst de quiz nog even te oefenen voordat je besluit aan de grote wedstrijd mee te doen. De Quiz van de Maand kan namelijk maar één keer gespeeld worden, om zo iedereen gelijke kansen te geven.

Onder de Quiz van de Maand staat een pot vermeld. Deze start iedere maand met 100 sterren en met een bedrag van 500 zbersibarnen (de munteenheid van de site). Het aantal sterren loopt op met het aantal goede antwoorden dat iedere speler tijdens de Quiz van de Maand geeft. De fouten antwoorden worden bestraft met een aantal zbersibarnen, afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van de vraag. Feitelijk is dit niet anders dan wanneer je één van de andere spelopties speelt, maar met dit verschil dat de verrekening van deze punten niet meteen aan het einde van de gespeelde quiz plaatsvindt, maar op de 26e van de maand. Want die datum is de dag waarop de winnaar wordt bepaald.

Totstandkoming

De Quiz van de Maand is een spelprincipe dat in 2003 is bedacht tijdens de eerste versie van WSNOI. Iedere maand werd er een quiz gepubliceerd met steeds een nieuw thema. Bezoekers van deze site konden meedoen aan de maandelijkse quiz door de quizvragen te beantwoorden in een webformulier en stuurden dat op wanneer men meende alle vragen zo correct mogelijk te hebben beantwoord. Tenslotte werd er een scorelijst bijgehouden waarbij hij of zij die als eerste de meeste punten had ingezonden, de winnaar was.

Dit spel blonk uit in z’n eenvoud en was goed voor het leeuwendeel van het aantal bezoekers dat speciaal hiervoor naar WSNOI kwam. Het werd dus hoog tijd dat de Quiz van de Maand weer terugkwam. En nu is het dan eindelijk zover!

Moeilijkheidsgraden door ‘zelflerende quizzen’

De Quiz van de Maand is een zelflerend systeem. Bij iedere keer dat een vraag goed of fout wordt beantwoord, worden deze resultaten opgeslagen in onze database. Zo wordt er gekeken naar het aantal keer dat de vraag goed of fout doorkwam. Na ieder spel wordt het percentage dat de vraag onjuist is beantwoord verdeeld over een schaal van tien sterren. Indien de vraag 20% van het aantal keren dat deze is gespeeld fout was beantwoord, dan wordt het aantal sterren bij deze vraag opgehoogd tot 2.

Talloze categorieën

Speel honderden gratis online quizzen over Film en televisie, Nutteloze feiten, Michael Jackson, Visserslatijn, Dierengeluiden, Retro computerspelen en veel, veel meer! Deze quizsite is geschikt voor jong en oud en perfect voor mensen die veel weten van een specifiek onderweg of juist veel weten of willen weten van van alles en nog wat. Surf dus nu naar WSNOI: http://www.wsnoi.com en schrijf je in!

De Quiz van de Maand vind je op de site onder het gelijknamige menu-item.

By gsorsnoi | January 8, 2013 - 6:13 am - Posted in Duimzuigerij, Een portet van ..., Nederlands, WSNOI

image by ragere, edited by Gsorsnoi

De Tycoon Newspaper is aan een nieuwe reeks artikelen begonnen: portretten van haar verslaggevers. In deze serie belichten we de achtergronden van de fictieve personages die op WSNOI en vooral de Tycoon Newspaper al meer dan eens van zich hebben laten horen, maar waarvan het wel eens prettig is om er ook een gezicht bij te zien. Daar deze personen natuurlijk niet echt bestaan en dientengevolge er geen beeldmateriaal van hen te schieten valt, is gebruik gemaakt van foto’s van figuren waarop zij gebaseerd zijn (hiernaar refereert ‘modelpersoon’ hieronder). Al deze portretten zijn in feite groeiartikelen, want zodra een personage zich verder ontwikkelt op deze site, is het ook wenselijk dat dit artikel daarop bijgewerkt wordt. Zo is het voor mezelf ook te gebruiken als handvat om niet per ongeluk van het bedoelde personage af te wijken. We leiden deze artikelen even kort in met een beknopte personalia waarna we dieper inzoomen op hun oorsprong en hun betekenis voor WSNOI en de TN.

Personalia: Olga Sloot-Koers.

Functie: Verslaggeefster van economische perikelen/ economisch verslaggeefster.
Andere namen: Ollie.
Oorsprong naam: Haar voornaam is dezelfde als die van een ex-studiegenote van mij en heb die naam altijd bijzonder gevonden. Haar achternaam is een verbastering van het woord ‘slotkoers’.
Modelpersoon: Sabine Koning.
Eerste oer-artikel: Geen. Olga bestond pas sinds WSNOI een flinke metamorfose heeft ondergaan en zij later als nieuwe reporter aan de ‘verzameling stemmetjes’ werd toegevoegd.
Eerste online-artikel: Spelregels ‘De consistente cijfercode’.
Uitspraken: “Ik heb mij laten vertellen dat jullie belachelijk goeie patat verkopen.”

Wil de echte Olga opstaan?

Op een zekere avond waarop ik de slaap niet kon vatten, lag ik weer eens te fantaseren over hoe ik de Tycoon Newspaper verder kon verrijken met verse content. Een krant kan altijd beter. Want de lezer moet altijd het gevoel hebben iets nieuws te kunnen lezen en daar moet je soms drastisch het roer voor durven omgooien. Vernieuwende elementen worden toegevoegd, oude eruit en je hebt weer iets fris om naar te kijken. Zo bedacht ik mij, al starende naar het plafond, twee dingen 1) de Tycoon Newspaper had nog geen economische bijlage en 2) het aantal vrouwelijke reporters die ze telde was mijns inziens te weinig. Niet dat Rina Oddel haar mannetje niet zou staan tegenover de rest, het werd gewoon hoog tijd dat een dame het gezelschap zou verrijken. Nu word ik er vaker van beticht zo mijn vrouwelijke kanten te hebben, nou dan moest dat maar een keer een ‘stemmetje’ gaan opleveren van het andere geslacht.
Maar goed dan moesten we natuurlijk wel een naam voor haar hebben. Daar was ik snel uit. Olga zou het worden, vernoemd naar een ex-studiegenote aan de pedagogisch academie voor basisonderwijs (Pabo). Ik heb het altijd een mooie naam gevonden. De draagster ervan trouwens ook, zo iemand die je later nog eens terug zou kunnen zien in de televisieserie ‘Het mooiste meisje van de klas’. Dat wil zeggen, als ze met haar carrière iets uitzonderlijks zou bereiken waardoor de programmamaker er brood in zou zien. Niet dat ze op de PABO veel klasgenoten had om de harten sneller van te laten kloppen – het aantal jongemannen was destijds namelijk al erg dun bezaaid – duidelijk was wel dat ze dat effect op het andere geslacht had gehad in het voortgezet onderwijs. Zo bleek wel uit de verhalen. Ook mij was deze schone verschijning dus niet ontgaan. Een prachtige brunette met een volle glanzende bos haar die ze meestal tot net over haar ruime schouders droeg. Ze was iets voller in al haar vormen dan de meeste slanke dames, maar alles behalve dik. Het zal wel komen doordat haar armen de indruk gaven alsof ze er in de sportschool net genoeg aan had gedaan om krachtiger over te komen, zonder daarmee ook maar iets bij in te hoeven leveren van haar magnifieke figuur. De lijn om haar slanke taille destijds was zinnenprikkelend. Zo ook haar goedgevormde bilpartij die ze vaak in een lichtblauwe spijkerbroek had gestoken. Maar het meest betoverend aan haar heb ik altijd die donkere bruine ogen gevonden die je constant de indruk gaven dat ze lachte. Ze pasten perfect bij deze opgewekte jonge vrouw. Ik heb ‘Ollie’ dan ook gekend als een heerlijke spring-in-‘t-veld. Zo iemand waar je zelf in de omgang spontaan vrolijk van wordt, iemand die de mensen om haar heen met een natuurlijk enthousiasme aanspreekt van een dartel kind dat het bijna uitroept van blijdschap wanneer ze haar vader weer uit het werk ziet verschijnen.
Dus tja, ik had zo verliefd op haar kunnen worden. Maar dat gebeurde niet, simpelweg omdat ik mijn hart inmiddels al had weggegeven aan de vrouw van m’n leven: Jenny. Olga stapte wat dat betreft net te laat mijn leven binnen. Al moet ik hier eerlijk zijn en bekennen dat ik denk dat het nooit iets tussen ons zou zijn geworden, maar dat terzijde. Duidelijk moge zijn dat deze prachtige dame niet alleen met haar naam model heeft gestaan voor Olga Sloot-Koers. Ze heeft in mijn hoofd ook fysiek gestalte gegeven aan Tycoon Newspapers verslaggeefster van economische perikelen. En net dat leverde op dat ik het mezelf bijzonder moeilijk had gemaakt om hier boven dit artikel een plaatje te kunnen plakken van een persoon die iedereen, bij het openslaan van de Tycoon Newspaper, zou herkennen. Want Olga vragen (gesteld dat ik nog contact met haar zou kunnen krijgen) of ik even een pasfotootje van haar zou mogen gebruiken voor het model staan voor mijn hersenspinsel… dat leek me niet helemaal een gepaste zaak. Het mag dus ook een wonder heten dat ik toch uiteindelijk nog iemand heb kunnen bedenken waarvan gesteld mag worden dat ze uiterlijk ook maar iets in de buurt komt bij de Olga die heb gekend, zij het dat die dame wel ietsjes ouder is dan mijn ex-studiegenote: Sabine Koning. Heel erg is dat niet, de GTST-actrice voldoet eigenlijk zowel in leeftijd als uiterlijk prima aan het personage ‘Olga’ dat ik voor ogen had. Zij mag dan wel iets molliger zijn dan de Olga van de Pabo en een wat exotischere uitstraling hebben door haar etnische afkomst, zij is wel de natuurlijke schone die ik graag als modelpersoon zag voor onze nieuwe redactieaanwinst.

De consistente cijfercode

Spijtig is dan eigenlijk wel dat haar eerste artikelreeks niet helemaal lekker van de grond is gekomen. Ik zag het aanvankelijk nog helemaal niet zitten om met haar aan de artikelen te beginnen die van dat ‘economische’ tintje zouden worden voorzien. Daar had ik eenvoudigweg nog niet meteen een goed concept voor. Het verzinnen van iets waar een ander nog nooit op is gekomen heb ik altijd als hoofddoel van zowel WSNOI als de Tycoon Newspaper gezien. Dus als ik haar financiële verhaaltjes zou laten schrijven, dan moest dat wel iets afwijkends of absurd hebben. Wil ik weten hoe de markt erbij ligt of hoe de huidige koers zich verhoudt, dan koop ik wel één of ander handelsblad. Maar ik kwam er niet uit hoe ik, wat zij zou schrijven, in dat typische ‘tycoon’-stijltje kon onderdompelen. En toch moest het, want hoe kun je nu een webkrant voortbrengen dat is voortgekomen uit het gedachtegoed van magnaten zonder er een katern in op te nemen dat ‘tycoon’ uitstraalt?
Ten langen leste besloot ik dat ik het beoogde doel even liet rusten en voor Olga voorlopig maar even iets anders moest verzinnen. Ze verdween daarop van de ontwerptafel en ik sloot haar op in één van de kamertjes in die grijze massa van mij. Daar speelde ze enkele maanden voor Doornroosje, totdat ik tijdens opnieuw een slapeloze nacht ineens lag te mijmeren over een geheel ander TN-dilemma: het nieuw maandelijkse spel. Uniek aan de Tycoon Newspaper is dat er naast buitengewone verhalen, spetterende artikelen en een indrukwekkend arsenaal aan gevleugelde uitspraken ook ruimte werd gemaakt voor schrijfsels met een actief spelelement. De twee bekendste daarvan zijn de anagrammen, waarbij BoB de Winter steevast de ‘navels klopte’ en de geroemde Vuurspugende zonsverduistering detective, liefkozend ook wel de ‘VZD’ genoemd. Hoe boeiend die twee ook zijn en waren, er moest iets nieuws komen. De VZD gold als een ABR op de anagrammen – de term die BoB en ik inmiddels hanteren voor alle pogingen die ik onderneem om hem niet bij alle spellen bovenaan de ranglijsten te krijgen – maar ik hield het tijdtechnisch niet vol om de detective levend te houden. Zo kwam ik op een goed moment een keer op het idee om de lezers zelf te vragen wat zij een goed spel zouden vinden om mee door te gaan, wat resulteerde in De consistente cijfercode. Op het idee gebracht door TN-fan Sandra kristalliseerde er zich een spel in mijn hoofd waarvan ik meende dat het zich in ingenieuze zin kon meten aan de VZD en lezers zou moeten interesseren om zelf ook aan de Tycoon Newspaper te kunnen meeschrijven.
Extra jammer was het dus toen bleek dat dit spel, bestaande uit een kettingverhaal in Steampunk-stijl, gigantisch flopte. Of het nou kwam omdat het te veel tijd vroeg van de TN-lezers zelf of omdat de stijl van het verhaal niet aansloeg, dat het spelidee te ambitieus bleek was in elk geval wel duidelijk. Al met al kwam het er zelfs op uit dat ik haast meer tijd kwijt was aan het ‘coderen’ van de CC dan ik normaal kwijt was aan de VZD, zodat ik het zelf ook wel fijn vond dat het ophield.
Zuur was dat natuurlijk wel. Want met de komst van een nieuw verhaal, dat voor een groot deel door de lezers zelf geschreven moest worden, zag ik meteen kans om een aantal extra personages aan de Tycoon Newspaper toe te voegen. Zo was er het Hoofd van de Mysteriewetenschappen (Zydrych Zonderland), de Advocaat voor de Wetten van de Natuurkunde (Maxwell Blaylock) en Phineke de Zeppelinpilote. Stuk voor stuk figuren die in het Rijk van WSNOI zijn ingebracht om het steampunk gehalte van deze fantasiewereld nog beter uit de verf te laten komen. Vooralsnog zullen we het even zonder ze moeten stellen; ik heb ze in de verhaallijnen die nu in mijn hoofd zitten om in de komende tijd uitgewerkt te worden nog even niet opgenomen. Dat komt vast nog wel een keer.

Wally Sloot, Copper en Joost Stunner

Van drie andere karakters zal er waarschijnlijk al eerder iets op papier verschijnen: Wally Sloot, Copper en Joost Stunner. Laatstgenoemde kennen we al een tijdje, al is het een personage die op de TN wat onder het stof is komen te liggen. Eigenlijk kennen we deze diefachtige persoon dan ook niet van de Tycoon Newspaper, maar van de eerste versie van WSNOI. Daar huisde hij reeds rond als één van mijn alterego’s, zodat ik zelf middels deze schuilnaam ook kon deelnemen aan de door mij zelfbedachte spelelementen.
Met Olga zag ik een uitgelezen kans om Joost terug in de schijnwerpers te krijgen. Zo verzon ik dat Olga en hij een relatie zouden hebben gehad (goh, hoe zou ik toch op dat idee zijn gekomen?), eentje die niet lang stand had gehouden. Olga zei daar zelf in de spelregels van De consistente cijfercode het volgende over: “Joost Stunner – Is mijn ex-man. Hij is niet de vader van mijn zoon Wally Sloot en heeft ook nooit voor de Tycoon Newspaper geschreven.”
Over de biologische vader van Wally is niets bekend, wel dat hij een mechanische spin heeft als huisdier die hij Copper noemt. Hier stopt ook ieder stukje achtergrond dat ik op dit moment over deze familie vertellen kan, puur omdat ik de achtergronden en onderlinge relaties nog niet verder heb uitgewerkt. Over Joost Stunner kan ik nog wel verklappen dat hij een klungelige dief is die blunder na blunder begaat. Waarschijnlijk is Olga om die reden ook bij hem vandaan. Meer wil ik echter over hem nog niet loslaten, omdat er ter zijner tijd nog een apart portret voor hem wordt opgemaakt en mijn verwachting is, dat wanneer dat zover is, er ook meer over hem te vertellen valt.

Verkwistende vensterbanken.

Na even een tijd van de voorpagina te zijn verdwenen, dook Olga toch weer op. En nee, het was niet prins Joost Stunner die met gevaar voor eigen leven de krochten mijner hersenbrij heeft moeten afspeuren naar dat ene kamertje waar we ook het spinnenwiel aantreffen dat mijn hersenspinsels voortbrengt. Ik heb haar zelf een zoen gegeven en ingefluisterd: “Wakker worden lieve Olga, ik heb een artikelreeks voor je bedacht. Er is werk aan de winkel.”
Het slaap nog uit haar ogen wrijvend klom Olga dadelijk in de pen en beet zich vast in de eerste Verkwistende Vensterbanken. De algehele economische malaise waar Europa op dat moment onder gebukt ging, inspireerde mij om haar artikelen te laten schrijven die zogenaamd een verklaring moesten geven, waarom we het allemaal op het moment financieel zo slecht hebben. Geld wordt rijkelijk verkwist aan van alles en nog wat. Vandaar dat ik Olga op de uitkijk heb gezet. Met haar poezelige derrière zit nu iedere maand in haar vensterbank terwijl ze met een pen en bloknoot op schoot naar buiten tuurt en beschrijft hoe geld ongegeneerd over de balk wordt gesmeten.

Bekende werken van Olga Sloot-Koers:

Portret van de volgende maand: Bart Zweets

Verstuurd vanaf mijn i-Navelpad

image by Gaman, edited by Gsorsnoi

HENDERSON, LAS VEGAS – In de nacht van zaterdag 5 op zondag 6 januari 2013 is een man uit de gemeenschap Henderson, dat onderdeel uitmaakt van de wereldberoemde gokstad Las Vegas, volledig door het lint gegaan na het urenlang spelen van een retrospel aan een arcadekast. De 27-jarige spelverslaafde zou de inboedel van een café aan de Greenway Road aan puin hebben geslagen en vervolgens drie mensen dodelijk hebben verwond. Van de gevaarlijke bezoeker aan het spelcafé is onlangs zijn stoffelijk overschot aangetroffen in het O’Callaghan Park. Opmerkelijk was dat er allemaal zwarte veegvormige plekken op zijn huid aanwezig waren. Zijn huid was tevens op meerdere plaatsen gescheurd en zat vol open wonden, zodat het leek alsof deze al enkele dagen door wild was aangevreten. Zijn slachtoffers zou hij tot bloedens aan toe hebben gebeten en geslagen met een versplinterde stoelpoot, zodat er in de gemeenschap al wordt gesproken van de ‘arcadezombie’.

Geruchten gaan dat de man geobsedeerd was geraakt door het spel Black Marker, dat extreem verslavende elementen zou bevatten. Het arcadespel werd eind vorig jaar op de markt gebracht door Rosy Pistole Burbidge. De gameplay is gelijkaardig aan Ghosts ‘n’ Goblins, een platformspel met zombies, ogers en demonen.
By Stamhoofd Pauklos | January 4, 2013 - 7:06 am - Posted in Duimzuigerij, Eindelijk uitgeworteld, Nederlands, Scherpe Blik

image by psycho-Pat, edited by Gsorsnoi

Zo moet het er vanaf de oertijd al aan toe zijn gegaan bij iedere door mens gedane uitvinding: “Eureka! Ik heb het!” Alhoewel de holbewoners bij hun ontdekking van het vuur vast een oekaboeka-variant op de uitspraak van Archimedes zullen hebben gehad. Ik maakte mij echter geen illusies destijds toen ik een interessante vinding deed die mij het leven zou veraangenamen; dit hebben vast hele volksstammen voor mij ook al bedacht. Toch was ik trots op mezelf. Het moet ergens rond mijn eerste jaren van mijn puberende puistenperiode zijn geweest dat ik mijn hand eens aan palmzijde bekeek en vond dat dat vijfvingerige geval toch eigenlijk wel een erg handig ding is. Niet alleen kun je er huizen mee bouwen en potten pindakaas mee opendraaien, je kan het ook als agenda gebruiken. Reuze handig, als je de papieren of elektronische versie even niet bij je hebt. Dus schuif die stenen schijf van een nieuw aangeschafte Maya-kalender maar opzij, voor de komende decennia heb je alleen nog maar je handen nodig. Eentje volstaat zelfs voor wat ik heb bedacht. Wacht alleen nog even voordat je besluit om die andere dan maar resoluut af te gaan zitten hakken, want die kun je voor het bepalen van de maanden nog nodig gaan hebben. Je knokkels en de ruimtes ertussen stellen namelijk het aantal dagen in een maand voor. 31 voor de knokkels en 30 voor de kuiltjes. Die wijsheid had ik eens van mij moeder en heb er ook vele andere mensen over gehoord dat ze dit toepasten. Dus heel nieuw zal die kennis niet zijn.
Nu wil het geval dat ik er iets bij heb bedacht waardoor je ook nooit meer kunt vergeten op welke weekdag een bepaalde datum valt. Stel je bijvoorbeeld voor dat het vandaag de 4e van de maand is en deze dag op een vrijdag valt, dan kun je best wel eens de behoefte hebben te willen weten of de 4e in de volgende maand ook op een vrijdag valt of misschien op een andere dag. En dat is waarvoor we de palmzijde van onze hand gaan bekijken. Nee, we gaan niet handlezen… of alhoewel, misschien toch wel. Vandaag is het dus vrijdag, op je rechterhand voorgesteld door je duim. Voor het gemak ga ik even van de rechterhand uit, omdat de meeste mensen rechts zijn. Ben je links? Dan wordt de vrijdag door de linkerpink voorgesteld. Tel nu vanaf het getal ‘4’ door naar rechts (ook voor linkshandigen). De muis van je duim is zaterdag de 5e, het kussentje van je hand is zondag de 6e, je rechterpink (of linkerduim) is maandag de 7e, enzovoorts…
Blijf op je hand op vingers en handkussens zo doortellen totdat je op de 4e van de volgende maand uitkomt. Je moet dus wel weten dat de maand januari uit 31 dagen bestaat! Al met al moet dit er dan in resulteren dat de 4e van de volgende maand op een maandag valt. Geloof je me niet? Dan sla je er toch een agenda op na?! Mijn agenda is toch handiger.

Het berekenen van de dag van de week waarop de volgende keer de wereld zal vergaan, 26 maart 2407, is nu wel helemaal een eitje geworden!

By wilburteerman | January 2, 2013 - 10:23 am - Posted in Alweerwolven, Astronomisch gedachtegoed, Duimzuigerij, Nederlands

image by gionieu, edited by Gsorsnoi

Ons rekenkundig genie BoB de Winter heeft zojuist – na de mislukte pogingen van enkele andere Tycoon Newspaper-prominenten – de datum kunnen vaststellen waarop de wereld het eerstvolgende keer zal vergaan. Het ‘Einde der tijden’ is over 143.987 dagen en valt op een maandag. Je kunt dus al 13 chocolaatjes uit je Maya-advent-kalender oppeuzelen…!

Datumberekening:
De Mayakalender gaat uit van een cyclus van 144.000 dagen, wat ook wel een ‘baktun’ wordt genoemd.
144.000 / 365 dagen = 394 rest 190. Van deze 394 jaartallen zijn er 98 deelbaar door 4 (schrikkeljaar), waarvan 4 deelbaar door 100 (geen schrikkeljaar), waarvan 1 deelbaar door 400 (wel schrikkeljaar). De volgende datum is dus 190 – 98 + 4 – 1 = 95 dagen na 21 december 2406. Wat neerkomt op 26 maart 2407.

Via een ‘handige agenda’, waar eerdaags een apart artikel over zal verschijnen op de Tycoon Newspaper, kan worden berekend op welke dag van de week deze datum valt. Voor wie daar niet op wil wachten, BoB de Winter heeft ook hier een berekening op los gelaten.
Dag-van-de-week-berekening:
144.000/7 = 20571 rest 3. 21/12/2012 was op een vrijdag, drie dagen na vrijdag is maandag.

Kortom: op maandag 26 maart 2407 vergaat de wereld dan toch.

Eén troost voor dit jaar: mocht jij, ondanks de economische crisis toch kunnen rekenen op een dertiende maand, dan valt de 13e van die maand niet op een vrijdag! Reken maar na.

By Zombie | January 1, 2013 - 12:05 am - Posted in Duimzuigerij, Eindelijk uitgeworteld, Gekalibreerde Gedrochten, Nederlands

image by Mionshy, edited by Gsorsnoi

Het was een mooie, zonnige zomerdag in het kleine stadje. Het was nog vroeg, maar toch al erg aangenaam buiten. De werkdag was net begonnen. Kantoorklerken staarden naar hun computers, met dampende koffie in een plastic bekertje naast hun toetsenbord en winkeliers openden hun deuren voor de eerste klanten van die dag. Huismoeders smeerden – meeneuriënd met dat vrolijke liedje op de radio – boterhammen, terwijl de kinderen in de achtertuinen speelden of nog heerlijk in bed lagen, genietend van hun lange zomervakantie. De leventjes van de inwoners van het stadje sukkelden rustig voort en niemand wist hoe breekbaar die sleur was. Hoe vergankelijk dat geluk was.

De wolken pakten zich samen en verdreven langzaam al het zonlicht. De zomergele straten zagen nu herfstgrijs. “Dat had de weerman gisteravond niet voorspeld,” hoorde de kapper het oude dametje – met de roze krulspelden in haar witgrijze haar – nog zeggen. Daarna begon het te regenen. Eerst klonk er een harde doffe klap op het dak en al snel lag het eerste lichaam op straat. Daarna twee, vier, tien, tot de hele straat bezaaid was. Recht uit de hemel kwamen ze; niet sierlijk als engelen, maar ongenuanceerd, als een stel zandzakken. Levenloos, maar niet bewegingloos, lagen ze met hun gezicht op het asfalt. Langzaam, moeizaam kwamen ze overeind. Hier en daar klonk een kreun, terwijl ze wezenloos naar de mensen achter de etalageruiten keken. Zoals altijd na een regenbui in de zomer, steeg er een geur op van de straten waar iedereen even stil bij leek te staan. Vandaag was dat niet anders, maar de geur des te meer. Geen stoeptegels-na-zomerregen-geur, nee, de geur van ontbinding. De geur van dood, van wat na leven komt. Verrotting.

Geschokt, verbaasd en verbijsterd keken de inwoners van achter de etalageruiten – van de winkels waar ze naar binnen waren gevlucht – naar het tafereel op straat. Ze konden met geen mogelijkheid bevatten wat er gebeurde. De mensen op straat – of waren het geen mensen? – waren hevig gehavend door hun val, maar lieten in niets merken dat ze pijn hadden of hulp konden gebruiken. De ongewone stilte die in het stadje hing, werd ruw verstoord door één van de gevallenen die door een gebroken autoruit lag. Met zijn hand op de claxon probeerde hij zich af te zetten op het stuur om zich los te maken van het glas waar zijn middel op was gespietst. Zijn bevrijdingspoging vulde de straten met een storende, klagende reeks claxontonen.

Daarna ging alles heel snel. De inwoners van het stadje waren nog niet van de schrik bekomen, toen zij die uit de hemel vielen als een stel wilden op hen af kwam rennen. Hun gezichten waren vertrokken in een afschuwelijke razernij, maar hun ogen weerspiegelden enkel leegte. Ze renden door etalageruimten en beukten op deuren tot die meegaven, om vervolgens de mensen – die inmiddels doodsangsten uitstonden – te verscheuren, aan flarden te klauwen en uit elkaar te trekken. Een kannibalistische woede zoals zelfs niemand ooit in een hun ergste nachtmerrie had ervaren, raasde door het stadje. De rust werd gruwelijk verbroken met angstkreten van moeders, gehuil van kinderen en geweerschoten van een paar wijkagenten die in paniek het politiebureau en iedereen die er naartoe was gevlucht, probeerden te verdedigen.

De gevallenen – veel van hen nu al met bebloede gezichten en handen – renden bezeten over de straten achter hun slachtoffers aan en tussen al dat geweld stond ik. Roerloos stond ik midden op straat en zag alles om mij heen gebeuren, zonder vrijwillig of gedwongen deel te nemen. De mensen gunden mij slechts angstige blikken en de rest – mijn soortgenoten, mijn broeders en zusters? – toonde mij geen blik waardig. Ik kan mij niet herinneren dat ik uit de lucht ben komen vallen, maar ik lag net als de anderen op straat en zag enkelen met harde klappen op daken, auto’s en het asfalt terecht komen. Zelfs op iemand die net niet op tijd zijn toevlucht wist te vinden in een kruidenierswinkel. Het leek me dus zeer aannemelijk dat ik op dezelfde manier in het stadje terecht was gekomen. Ik krabbelde langzaam overeind en voelde dat mijn spieren en gewrichten erg stijf waren. Met mijn verbazingwekkend grijze handen wreef ik over mijn pijnlijk bovenbenen, maar het mocht niet baten.

Op dat moment besloot de rest om de inwoners van het stadje aan te vallen. Ik dook geschrokken achter een auto weg en zag hoe zich een slachting voltrok. Toen ik merkte dat de woede niet tegen mij was gericht, kwam ik verbijsterd weer overeind. Een vrouw op naaldhakken struikelde en verstuikte haar enkel tijdens haar val op het trottoir. Teneinde haar te behoeden van een gruwelijke dood wilde ik haar overeind helpen, maar ze probeerde me krijsend van zich af te weren en voor ik het wist kreeg ik een klap in mijn nek. Het deed me verbazingwekkend weinig pijn, maar ik ging desalniettemin tegen de vlakte. Mijn aanvaller – een politieagent met een wapenstok – wilde opnieuw naar me uithalen, maar nog voor ik mijn armen voor mijn gezicht kon houden, werd hij door één van mijn soortgenoten aangevlogen. Al snel volgde een tweede en een derde en ook de vrouw werd bedolven om levend te worden verslonden. Hun geschreeuw en gekrijs gingen werkelijk door merg en been. Mij lieten ze links liggen. Op dat moment werd het mij duidelijk dat ik anders was dan de rest, de rest waar ik mijzelf toe rekende en de rest waar ik de mensen toe rekende.

De mensen hadden al snel een naam voor ons, maar die stond mij niet aan; zombies. Het zal wel komen door de films die ze keken of de computerspelletjes die ze speelden, maar ik wist wel beter. Ik was dood, noch ondood. Ik leefde! Hoewel, ik voelde mijn hart niet kloppen, dus technisch gezien was ik misschien toch dood. Dat verwarde mij enorm. Ik zag eruit als – oké, voorlopig zal ik het maar overnemen – een zombie en erger; ik had dezelfde honger als een zombie, maar ik dacht als een mens. Terwijl een relatieve rust terugkeerde in de straten en de zombies zich verzamelden bij gebouwen waar mensen zich verscholen, slenterde ik door de straten.

Een voor mijn gevoel ondefinieerbare tijd later sjokte ik door een rustig afgelegen straatje, een aantal huizenblokken van het centrum verwijderd. Onderweg zag ik niets nieuws, het werd alleen steeds rustiger. Minder angstkreten, minder vuur, minder zombies, alleen meer rust. Besluiteloos – als ik al ergens een besluit over moest nemen – liet ik me op een stoeprand zakken. De wolken waren inmiddels verdwenen en de zon scheen fel, maar ik kon de warmte amper op mijn verweerde huid voelen. Terwijl ik gewend raakte aan de rust, werd ik mij gewaar van een zacht, hoog schortend geluid. Het kwam van dichtbij, maar het duurde even voor ik door had dat het uit de auto kwam die naast mij stond. De beide portieren aan de voorkant stonden open en er zaten grote barsten in de voorruit. De bijrijderstoel en het aangrenzende portier kleurden bloedrood en de stank van de dood rees op uit de auto. Het geluid dat ik eerder hoorde klonk nu luider en deed me denken aan een klein dier. Wat ik vond was ook een klein dier, een klein mensendiertje. Een klein meisje dat zich had verscholen onder een grote jas op de achterbank. Ik wilde haar helpen, maar ze was bang, zo vreselijk bang. Bang voor mij. Ik haalde haar uit de auto en hield haar stevig vast, zodat ik haar ondanks haar gespartel niet zou laten vallen. Haar gehuil was hart- en trommelvlies verscheurend. Dit wezentje wat ik probeerde te beschermen, zag geen verschil tussen mij en mijn soortgenoten. Bang dat mijn woeste broeders en zusters op haar gehuil af zouden komen, vluchtte ik een willekeurig huis in en kroop met haar in een donkere voorraadkast.

Het moet uren hebben geduurd voor ze stopte met huilen. Mijn armen waren lam van het wiegen van het meisje en het strelen van haar lange donkere haar. Uit mijn mond kwamen sussende woorden die hun betekenis leken te hebben verloren na de honderdste maal dat ik ze uitsprak. “Stil maar kindje. Ik zal je niets doen. Hier ben je veilig. Stil maar kindje.” Het tegenstribbelen was al veel eerder gestopt, maar met het staken van haar gehuil, bewoog nu alleen haar borst zich nog op en neer. Ze sliep, eindelijk. Het voelde – voor zo ver ik überhaupt voelde – als een opluchting dat er ten minste één mens was dat niet meer voor mij probeerde te vluchten.

Ze moet uitgeput zijn geweest, want ze sliep een etmaal aan één stuk door. Ik zat ongemakkelijk in de kast, maar ik durfde niet te bewegen, omdat ik haar de rust die ze had gevonden niet af wilde nemen. Ik probeerde na te denken over belangrijke vragen, maar door de zachte ademhaling van het meisje kwam ik tot rust. Ik dacht helemaal niets meer. Mijn gedachten waren verdwenen, tot ik plots een steek in mijn maag voelde. Het was alsof iemand anders de touwtjes in handen nam. De honger, die al een tijd weg was geweest, kwam terug. De geur van het meisje deed me watertanden en van het ene op het andere moment was ik verwikkeld in een strijd om het mensje dat op mijn schoot lag. Het was alsof mijn lichaam niet meer luisterde. Ik wilde haar beetpakken, haar verslinden. Haar hart uit haar lichaam trekken en haar malse vlees naar binnen schrokken. Ik wilde haar opeten! Ik drukte uit alle macht mijn achterhoofd en armen tegen de wanden van de voorraadkast, in de hoop mijn instinctieve vraatzucht te bedwingen. Maar de honger was zo sterk, zo vreselijk sterk. Alles deed pijn en mijn lichaam wilde maar één ding. Oh, de honger! De honger!

Ik weet niet hoe ik het volhield, maar uiteindelijk – na wat uren leek – had ik mijzelf weer in de hand. Eindelijk kon ik het kind dat tegen mij aanlag weer als een mens zien en niet als slechts een zak vlees en botten. Ik wreef het speeksel van mijn kin en liet mijn armen voorzichtig langs het meisje zakken. Voor een moment bang dat ik haar alsnog zou beetpakken, maar ik wist me te ontspannen en bedankte niemand in het bijzonder voor de kracht waarmee ik tegen mijn honger kon vechten. “Bent u daar nog?” Het kwam zo onverwachts dat ik verstijfde, nog verder dan dat mijn lichaam al verstijfd was. Het was het meisje. Ze praatte tegen me. Ze praatte tegen me! Ik gaf antwoord op haar vraag en alle andere vragen die volgden. “Gaat u me nu opeten?” vroeg ze ten slotte. “Nee, meisje, je moet leren verder te kijken dan het uiterlijk. Ik ga je niet opeten. Ik heb honger, maar ik ga je niet opeten. Ik zal je naar de andere mensen brengen.” Ik opende de deur van de voorraadkast en samen – hand in hand – gingen we op weg.

Het was een gevaarlijke tocht, maar ik was blij dat ik iemand had om te beschermen. We verscholen ons achter auto’s, struiken en containers, tot we bij een supermarkt kwamen. Ik hees het meisje in een winkelkarretje en legde er een groot hoeslaken – dat we aan de waslijn in een verlaten achtertuin vonden – overheen. Nu het meisje verborgen was, was ik weer even oninteressant voor mijn soortgenoten als de dag ervoor. Af en toe keek een zombie om bij het horen van het winkelkarretje, maar hun aandacht kon het – gelukkig – niet lang vasthouden. Met een omweg kwamen we eindelijk in de buurt van de plek waarvan ik verwachtte dat er nog mensen zouden zijn; het gebarricadeerde politiebureau. Terwijl ik het karretje rustig voortduwde, zag ik dat de ondode creaturen in de straten steeds meer aandacht voor mij en mijn winkelkarretje kregen. Ik versnelde mijn pas twee, drie keer, tot ik bijna rende. Het was alsof de stoet volgelingen lange tijd niet dichterbij durfde te komen, maar opeens, zonder waarschuwing, renden ze achter mij aan. Ik vluchtte – met het winkelkarretje – een openstaande werkplaats in. De zware deur sloot net op tijd. In paniek trok ik het hoeslaken weg en zag het meisje ineengedoken, met dichtgeknepen ogen, in het karretje liggen. Ze gaf geen kik, ze was zo moedig. Samen renden we over de trappen van het huis boven de werkplaats, tot we de kleine zolder bereikten.

Het meisje kroop tegen mij aan. “Ik heb honger,” zuchtte ze, maar zei verder niets. “Ik ook,” zuchtte ik op mijn beurt en wachtte geduldig tot ze in slaap viel. Vechtend tegen de honger besloot ik dat het beter was om haar alleen op de zolder te laten slapen. Ik legde haar op een paar muffe dekens en daalde af naar de tweede verdieping, waar ik in het raamkozijn plaats nam en naar mijn broeders en zusters keek. Ongeveer twintig van mijn soortgenoten stonden voor de grote deur van de werkplaats. Ze sloegen met vlakke handen op het dikke hout en kreunden vol ongenoegen. Het werd langzaam donker en later werd het weer licht, en het enige wat de zombies hadden gedaan was hetzelfde als wat ze deden sinds ik ons in het huis had opgesloten. Op een rare manier kreeg ik medelijden met ze. Ik wist dat ze het meisje met huid en haar zouden opvreten als ik ze daar de kans toe gaf, maar hun bestaan leek zo doelloos en leeg, zo zielig. Zouden ze voor altijd voor de deur blijven staan, als ze dachten dat er een levend mens in het huis was?

“Meneer? Meneer!” klonk het niet veel later van de zolder. “Ik ben hier kleine meid, maar we moeten vertrekken.” Ik had vanuit het raam aan de achterkant van het huis gezien dat mijn intelligentieloze soortgenoten slechts via één weg het huis probeerden binnen te komen. We ontsnapten via de achterdeur en bereikten via een hoop klim- en kruipwerk door een reeks van achtertuinen de parkeerplaats achter het politiebureau. Het was een grote parkeerplaats met weinig auto’s. Er waren geen zombies te zien, maar het gebouw waar ik het meisje naartoe wilde brengen lag honderden meters van ons vandaan. Ik was misschien niet dezelfde jager als mijn soortgenoten, maar ik wist dat ik meer beschutting nodig had op deze open vlakte dan de paar auto’s die er stonden. Veel meer beschutting. Terwijl het meisje stilletjes achter mij stond, rende ik in gedachten naar de gebarricadeerde achterdeur. Ik probeerde in te schatten hoeveel tijd het ons zou kosten, hoe groot de kans was dat ik de kleine meid in veiligheid kon brengen. Toen ik mezelf in gedachten voor de deur zag staan realiseerde ik me plotseling dat ik tot dan toen alleen aan het meisje had gedacht. Wat zou ik doen als ik daar stond? Wat zouden de mensen doen? Zouden ze me wel binnen laten als ze zagen dat ik het meisje had gered?

Ik besloot het erop te wagen. Met het meisje in mijn armen rende ik over de parkeerplaats, van auto naar auto. Het eerste stuk ging goed en ik werd steeds optimistischer over onze kansen. De last op mijn schouders leek steeds lichter te worden. We zouden het politiebureau bereiken en het meisje zou veilig zijn. En ik, ik zou hen uitleggen dat ik anders was dan de zombies. En de mensen zouden me binnen laten, omdat ze net als ik intelligente wezens waren. Mijn gedachten werden echter bruut verstoord door het misselijkmakende gorgelen van één van mijn broeders, die in blinde razernij op ons af kwam rennen. Al snel waren het er meer, tien, twintig. Hun bebloede lichamen hevig toegetakeld in de chaos van de afgelopen dagen en hun ogen slechts op één ding gericht; het bange mensje in mijn armen. Met dezelfde wanhopige gedrevenheid als mijn achtervolgers rende ik op het gebouw af, waar ze ons aan zagen komen en de deur openden. Het duurde niet lang voor ze zagen wat ik was. De lopen van de pistolen en geweren die ze in de aanslag hadden verschoven van mijn soortgenoten naar mij. Ik vertraagde en riep dat ze niets van mij te vrezen hadden, dat ik een klein meisje bij me had. Ik zag de aarzeling en stapte stevig door. Ik durfde niet meer te rennen; bang dat ze zouden schieten. Het gat tussen mij en mijn razende broeders en zusters werd kleiner en kleiner. Een paar meter voor de deur, voor de dreigende wapens, zette ik het meisje op de grond. Ze keek op naar mij en ik probeerde een glimlach te forceren met de stijve spieren in mijn gezicht, terwijl ik haar richting de mannen voor mij duwde. Een vrouw ving haar op, toen ze na een korte aarzeling naar binnen rende. Ik voelde iets – of het leek in ieder geval op een gevoel – van geluk en stapte voorzichtig op de mannen af. “Ga weg! Je komt er niet in, monster!”

Nog één extra stap bewees mijn naïviteit. Ik had te veel vertrouwen in de mensen gehad. Een eerste schot klonk en een kogel boorde zich in mijn maagstreek. Ik hoorde het meisje nog gillen. Dat ze niet mochten schieten, dat ik haar vriend was. Ze luisterden niet. Een tweede kogel, recht in mijn hart. Het was alsof ik met de inslag plotseling herinnerde dat ik vroeger één van hen was. Ik zakte instinctief op de grond en greep naar mijn hart. Het enige wat ik nog kon zien was het einde. De mannen bleven schieten, op mijn broeders en zusters achter mij, maar het bulderen van hun wapens viel weg bij het gehuil van het meisje. Ze huilde om mij.

De instincten van de mens die ik ooit was bleken ongelijk te hebben. Het was niet mijn einde. Ik kwam langzaam overeind en zag de mannen de deuren sluiten en de barricades opwerpen, terwijl een aantal van hen nog op hun vijanden – mijn soortgenoten – schoot. Eén van hen zag mij. Zijn verwondering was groot, omdat ik na mijn val weer overeind kwam, maar zijn vinger kende geen rede. Opnieuw troffen kogels mijn lichaam. Ik schreeuwde nog dat ik hen niets aan zou doen, dat ik al wegging, maar het mocht niet baten. Na een treffer in mijn onderrug, boorde een kogel zich in mijn linker knieschijf. Met een harde klap smakte ik tegen het asfalt. Ik begon mezelf voort te slepen richting de veiligheid van een auto. Ik weet niet hoeveel kogels er nog in mijn lichaam verdwenen, maar ik denk dat de stormloop van de zombies mijn redding was. Gebroken lag ik achter de auto, terwijl mijn broeders en zusters op de gesloten deuren en ramen beukten.

Veel later, misschien wel twee dagen, braken de zombies door de barricades. Eerst aan de voorkant, maar de achterkant volgde snel. Wanhopig geschreeuw en geweerschoten klonken door elkaar, terwijl het politiebureau werd overspoeld met kannibalistische razernij. Niet veel later zwegen de pistolen en geweren en was alleen nog geschreeuw en gehuil te horen. Toen uiteindelijk ook dat vreselijke geluid wegstierf, voelde ik me alsof ik met de mensen was gestorven. Als ik kon huilen, had ik gehuild. Om het meisje dat ik wilde redden, maar dankzij mij alsnog ten prooi was gevallen. En om mezelf, want wat moest ik nu?

Ik heb nog dagen achter die auto gelegen, misschien zelfs weken. Het werd donker en weer licht en weer donker. Mijn honger groeide en mijn wervelende gedachten kon ik geen halt meer toeroepen. Als een wrak kroop ik het politiebureau in en zocht naar een stuk hout dat ik om mijn been kon binden. Terwijl ik de spalk aan mijn verbrijzelde knie bond, schreeuwde ik mijn longen leeg tegen de zombies die om mij heen zwierven. Alsof ze dan wel antwoord zouden geven. Ik twijfelde kort of ik het meisje zou zoeken, maar zelfs mijn lege, doorboorde hart zou het niet kunnen verdragen om haar gebroken en verscheurde lichaam te aanschouwen. Ik strompelde het gebouw uit, de straat uit en uiteindelijk het stadje uit. Net als veel van mijn soortgenoten, maar met andere motieven. Althans, daar was ik toen nog zeker van.

Nu weet ik het niet zo zeker meer. Ik heb veel tijd gehad om na te denken over de mensen. De mensen die ik wilde redden. Ze denken dat ze anders zijn dan wij, meer recht hebben op leven dan wij, maar ik zie het verschil niet echt. Doden om te overleven, daar komt het uiteindelijk altijd op neer en is dus eigenlijk geen enkel levend wezen kwalijk te nemen. De mens echter, dood niet alleen voor eten of om te beschermen, maar ook om macht, haat, jaloezie en al die andere dingen die ik niet meer voel. Zelfs als zij de luxe hebben om niet meer te hoeven doden om te overleven, faalt de mens om met elkaar en alle andere wezens simpelweg te leven. Misschien hebben de mensen het wel verdiend. Misschien is ons doel – dat van de zombies, die eens zelf mens waren – om deze mooie planeet van onze vroegere soortgenoten te verlossen. Ze noemen ons onmenselijk, maar ze durven zichzelf geen spiegel voor te houden.

Nu zit ik hier, op een heuvel net buiten de stad. De vogels – die zich ergens in het bladerdak boven mij hebben verstopt – zingen alsof vandaag een dag als alle anderen is. De meeste brandjes zijn uitgebrand en vanaf hier lijkt het stadje geluidloos te zijn. De mensen sloten mij buiten en mijn soortgenoten begrijpen mij niet. Nog steeds weet ik niet waarom ik hier ben en de honger – oh mijn god, de honger – groeit en groeit. Misschien moet ik maar net doen alsof het ook mij aan enige intelligentie ontbreekt en mijn tanden gewoon eens in zo’n heerlijk sappig nekje zetten. Van een schoolmeisje, of nee, een dikke slagersvrouw. Alstublieft, veroordeelt u mij niet. Ik heb het geprobeerd, maar honger maakt van alle wezens beesten.