“Goedemorgen, Tinus,” groette ik mijn collega op een maandagmorgen toen ik hem bij het koffieapparaat in het redactiegebouw tegenkwam.
“Goedemorgen, Achmed.”
“Zo, jij klinkt vrolijk,” merkte ik op zodra mij de opgewektheid in zijn stem opviel. “Heb je dit weekend weer een mooi reisverslag op papier gezet?”
“Nee, dat niet,” antwoordde hij met een strakke glimlach op zijn gezicht en een twinkeling in zijn ogen die wat fraais aankondigde. “Mijn weekend was ditmaal een heus droomavontuur.”
“Nou, dat klinkt beter dan de nachtmerries die ik doorgaans beleef,” reageerde ik op zijn veelbelovende verklaring.
“Ik zou inderdaad niet graag met je willen ruilen,” sprak hij beslist.
“Wel, vertel eens,” moedigde ik hem al aan, waarna ik de eerste voorzichtige slok van m’n hete koffie nam. “Jou kennende zal je weer weinig aan het toeval hebben overgelaten.”
Tinus schikte trots zijn stropdas en liep al pratende met mij op naar de redactievloer.
“Achmed, je zult het niet geloven, maar dit weekend ben ik in het gezelschap geweest van aangenaam vrouwelijk schoon en samen zijn we de jungle van de Inca’s ingetrokken.”
“Wacht even,” onderbrak ik Tinus, al even verbaasd over de introductie van zijn metgezel als van de opmerkelijk setting die hij schetste. “Ik dacht dat je net zei dat dit geen reisverslag zou worden?”
“Ik ben ook niet in het buitenland geweest,” verzekerde Tinus mij. “Maar luister geduldig naar wat ik je te vertellen heb en laat je verbazen.”
“Al goed,” sprak en glimlachte ik verwachtingsvol. “Je hebt me nieuwsgierig gemaakt, dus ik ben ik één en al oor.”
“Goed zo,” lachte hij opnieuw. “Ik zal je niet teleurstellen.”
Zo liepen we tezamen de redactievloer op en knikten we een ‘goedemorgen’ naar de aanwezige collega’s terwijl hij begon te vertellen.
“De belevenis van dit weekend was als een zoete droom, waarin we ons in lang vervlogen tijden waanden en we samen door een dichte jungle van Zuid-Amerika trokken. Ergens diep in het oerwoud troffen we tussen het groen de buitenmuren aan van wat ons aan een oude tempel deed denken. Het bleek om de tempel van Noo’zaca te gaan, van de kwade god van de voorvaderen van de Inca’s. In de directe omgeving ervan op de grond stuitte we al meteen op enkele gescherfde tegels die denkelijk tot deze tempel behoorden, maar waarvan het was niet direct duidelijk was tot welk deel van de tempel het precies behoorde, als het daar al van afkomstig was. De vrouw met wie ik mij over deze puzzel boog was een intelligent iemand die, net als het avontuur dat voor ons lag, op het eerste oog een eenvoudig te lezen boek leek, maar vol zat met verrassende ontdekkingen en tot het laatste moment vol bleef van mysteries. Ze kwam goedlachs op me over en deelde eenzelfde enthousiasme met mij te willen weten wat er zich achter deze muren bevond. Van meet af aan waren we op elkaar ingespeeld en kwamen we zodoende al gauw tot de ontdekking dat we ons door wat puzzelwerk toegang tot een achterliggende ruimte van de tempelwand konden verschaffen. Tussen de gewassen buiten vond ik een notitieboekje dat half was vergaan, maar waaruit een losse pagina stak met een cruciale aanwijzing. Hiermee ontdekten mijn metgezel en ik hoe we een deel van de muur als draaideur in beweging konden krijgen, waarna het avontuur pas echt begon. Vol verwondering namen wij het interieur van de achtergelegen ruimte op en lieten we nieuwsgierig doch omzichtig onze handen langs enkele objecten en met versieringen voorziene oneffenheden glijden die ons bijzonder leken. De ruimte was niet veel groter dan een bescheiden slaapkamertje waar net een eenpersoonsbed, een bureautje en een kledingkast in paste en de illusie wekte dat het diverse geheimen herbergde.
De puzzelstukken die we buiten in de jungle vonden bleken tot het blad van een tafel centraal in het midden te behoren. We legden ze dadelijk op de uitsparingen om er een geheel van te maken, maar het was eigenlijk al gauw duidelijk dat we een aantal stukken te kort kwamen. Toen we dat maar even hebben gelaten voor wat het was, merkten wij op dat er elders in de ruimte voorwerpen aanwezig waren die wij eveneens in uitsparingen konden plaatsen, op de schoot van een groot beeld dat een prominente plek in dit vertrek innam. Het bleek een groot Inca figuur dat in meditatiezit op een verhoging zat. In zijn open mond scheen onheilspellend rood licht. Links en rechts ervan stonden de voorwerpen, voorgesteld door allerlei zaken zoals schalen en beeldjes, uit lang vervlogen tijden, uitgestald op ‘kookhoogte’. We aarzelden geen moment en probeerden wat combinaties uit door de voorwerpen in voorgedrukte vormen in zijn schoot te plaatsen. Toen bleek dat we ook met de figuren te kort kwamen, gingen we verder op verkenning door de ruimte en belandden we van de ene hersenkraker in de ander. Het vertrek was één levensgroot spel waarbij bewegende objecten, verborgen wandpanelen, inca symbolen, open klappende luiken en vreemde geluiden steeds opnieuw voor verrassende wendingen zorgden. Waar het op intelligentie aan kwam deden mijn vrouwelijk metgezel en ik niet voor elkaar onder en ging het denkwerk en oplossend vermogen hand in hand in het steeds weer ontdekken van een volgende vinding.
Achter een verschuifbare wand was er zelfs een plek waar tandwielen moesten worden bevestigd welke met een hefboom in beweging moesten worden gebracht om opnieuw een opgave te onthullen. Maar wanneer je eenmaal samen zo opgaat in je eigen denken en gefixeerd blijft op het zoekplaatje recht voor je, dan kun je soms de meest opvallende objecten over het hoofd zien. Koddig was daarom het moment dat we terug om de tafel liepen en we ongeveer tegelijk onszelf voor onze kop konden slaan dat we het grootste tandwiel nog ergens op de grond hadden laten slingeren. Je kon het dan ook gemakkelijk over het hoofd zien; dat ding had een doorsnede van meer dan een halve meter. Het was duidelijk aan ons af te zien dat we beide genoten van zulke momenten als dit en het ontraadselen van dit mysterie. We leken er daarom ook geen haast mee te hebben om de weg naar buiten weer te willen vinden.”
“Het klinkt alsof je je opperbest hebt vermaakt, Tinus,” onderbrak ik hem, “maar wat was nu precies het doel dat je met deze dame in die die tempel had? Je stelt mij ook nog steeds voor raadsels. Je bent niet in het buitenland geweest, maar toch was je in een tropische woud in het domein van de Inca’s?”
De vertelling was prettig en goed te volgen, maar verder begreep ik weinig van Tinus’ vreemde relaas. Maar hem als collega en vriend kennende wist ik dat het op enig punt toch een logisch samenhangende geheel zou worden. Geamuseerd trok hij in reactie op mijn raadselachtige gezichtsuitdrukking zijn onderlip op een glunderde.
“Ik kan je in elk geval alvast verklappen dat het ons doel was om een groot kristallen voorwerp in deze ruimte te vinden en daarmee binnen een gezette tijd weer buiten te geraken.”
“Ah oké… dat klinkt bijna als een Indiana Jones avontuur. Dus slaagden jullie daarin?”
“Wel,” lachte hij ditmaal wat ongemakkelijk en verklaarde met een kleur op zijn wangen: “het lukte ons in elk geval om aan vrijwel iedere uitdaging in het vertrek toe te komen en deze stuk voor stuk uit te vogelen. En van al deze puzzels zijn we wellicht nog het langst bezig geweest met het vrijspelen van twee extra ballen bovenop een eerste bal die we tijdens het betreden van deze tempel al meteen vonden. De ballen moesten namelijk handmatig door een pijpenstelsel achter de wanden van de muren gejaagd worden om ook twee andere ballen te kunnen bemachtigen. Maar hoe simpel dat ook leek, dat onderdeel heeft ons wellicht toch de meeste tijd gekost. Maar het is zo leuk om daar dan samen je hoofd over te breken en er de grootste lol met elkaar mee te hebben.”
“Nou, het klinkt in elk geval best gezellig. En dat in zo’n griezelige setting.”
“De adrenaline steeg alleen maar meer naar mate we dichter bij ons doel kwamen en we zowel met als zonder aanwijzingen het grotere geheel begonnen te doorzien. We drukten op wat knoppen en schoven her en der met wat tegels op en naast de tafel totdat we met de puzzel die daar bovenop lag ook de op een na laatste opdracht succesvol hadden volbracht en het blad van de tafel los konden.”
Tinus pauzeerde zijn verhaal nu even terwijl we beide met een half genuttigde kop koffie aan het venster van de redactievloer stonden met uitzicht op de skyline van Gohes City.
“Begin je inmiddels al te vermoeden waar we dit weekend hebben uitgehangen?”
“Wel, nog niet echt. Het beste wat ik hiervan kan maken is dat je bent wezen schat zoeken met een aantrekkelijke vrouw in een oord waarvan ik alleen maar kan vermoeden dat je dit in dromenland vindt. Ik dacht dat ik er last van had, maar jouw fantasie is ditmaal ook op hol geslagen.”
Tinus keek me aan en trok een wenkbrauw op.
“Wanneer heb ik jou gezegd dat dit een droom was?”
Toen was het even stil. Met een vragende blik zocht ik in zijn ogen of hij wel serieus was. Maar zijn staalblauwe ogen stonden strak en mysterieus, zijn perfecte glimlach zoals uit tandpastareclames reikte van oor tot oor.
“Nou, vooruit met die geit, Tinus. Waar heb je uitgehangen? Een nachtmerrie was dit in elk geval zeker niet.”
“Nee,” concludeerde Tinus, terwijl hij al mijmerend zijn blik naar buiten over de metropool liet glijden. “Dat was het zeker niet. Dit was een aangename beleving die ik zo nog eens zou willen beleven. Ik zal het je vertellen. Afgelopen weekend heb ik mij vrijwillig met iemand laten opsluiten in een ruimte die ingericht was alsòf je op expeditie in de jungle van Zuid-Amerika in een Inca tempel terecht bent gekomen. Zodra we het tafelblad van deze laatste puzzel eenmaal hadden losgewrikt, vonden we de kristallen schedel. Maar die liet zich alleen door ons meenemen indien we de wand die ons toegang had geboden tot deze tempel weer zouden sluiten. En toen we dat eenmaal deden, kwamen we uiteindelijk toch tijd te kort en zaten we hier voor eeuwig vast met de schat in onze handen…”
Nu was het mijn beurt om te glunderen.
“Ik wist het! Tinus, jij mysterieuze fantast die je er bent. Je hebt me gewoon heel sneaky een complete samenvatting gegeven van een avontuur dat je met iemand in een Escape Room hebt beleefd!”
En al wat Tinus deed was mij een knipoog te geven en met een duim- en wijsvingergebaar te bevestigen dat ik het bij het rechte eind had. Alles wat hij mij zojuist vertelde had mij een kort relaas uit een romantische avonturenfilm geleken. En uiteindelijk bleek dat nog aardig gelukt ook.
“Maar wacht eens even Tinus,” sprak ik zodra ik probeerde te bevatten hoe alles nu in elkaar stak. “Begrijp ik nu goed, dat jullie het toch niet met de schedel naar buiten hebben gered? Wat hadden jullie dan nog moeten doen om die gesloten wand weer te heropenen.”
Tinus trok één mondhoek op in een veelbetekenende grimas en besloot:
“Dat is iets, Achmed, waar je zelf bij een Escape Room achter moet zien te komen…”
This entry was posted on Thursday, January 26th, 2017 at 14:23 and is filed under Duimzuigerij, Nederlands. You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.
Achmed, wees maar blij dat de lotgevallen van Kornelis in de darkroom je bespaard zijn gebleven!