image by hdwallsize.com, edited by Gsorsnoi

Met zijn wang half tegen de stugge splinters van het bordkarton zoog Retroman voorzichtig een teug lucht naar binnen. Deze was vermengd met de geur van zijn eigen bloed en iets scherps en indringends wat hij niet meteen thuis kon brengen. Het maakte hem acuut onpasselijk en gaf hem het gevoel dat iemand hem met zijn hoofd in het blok van een schandpaal had vastgezet, recht boven een open beerput. Ondanks de penetrante zure lucht kwam hij langzaam weer iets tot leven. Tegen de tijd dat Retroman zijn gedachten weer wat op orde kon brengen was de ergste beneveling alweer grotendeels opgetrokken. Hij begon iets scherper te zien nu de waas langzaam uit zijn blikveld verdween, maar voelde een zwelling rond zijn rechteroog gloeien en kreeg het idee dat de huid daar was geschaafd en vol zat met splinters. Bij elke moeizame ademtocht leek het alsof er de angels van een stel wespen boven zijn oog waren achtergebleven en welke zucht na zucht dieper in zijn huid werden gedreven. Om hem heen stonden bedden in een setting van bijpassend slaapkamermeubilair: een boxspring met een vulling van Zweedse ganzenveder, een zweefdeurkast in de kleur noten en een bijpassend nachtkastje. Met alle liefde nam hij plaats op het aanlokkelijke bed dat hij voor zich zag staan, maar hij was nu eenmaal met zijn kop door de achterwand van een andere kledingkast gegaan en zat muurvast.
Hij herinnerde zich niet dat en hoe hij hier terecht was gekomen. Hij had een zwart gat van een uur of twee.
“Gaat het een beetje?” De lange man die in de zwarte mantel was gehuld wierp hem een snelle blik toe en richtte zijn aandacht toen weer op de roltrappen van het warenhuis Het Mierennest. De akelige overheersende geur leek bij hem vandaan te komen. Uiterst behoedzaam tastte de man, die het uiterlijk had van de Dood in hoogst eigen persoon, de afdeling af, in afwachting van een inval van een tiental of wellicht zelfs een honderdtal navelpadden. Retroman zou wensen dat hij kon zeggen dat het wel in orde kwam, maar hij voelde zich eerder alsof Magere Hein zijn taak volbracht had en hem hier nu de instructie zou geven hoe hij lijdzaam de traptreden naar de hel moest afdalen.
Het vergde hem zijn opperste concentratie om de man met de zeis te kunnen volgen die voor hem stond en blijkbaar al eerder tegen hem had gesproken, maar waar hij niets van had meegekregen.
“Ik verwacht dat ze hier zo wel zullen zijn,” sprak hij.
En dat was wat door zijn hoofd echode toen het bloed eruit wegtrok en hij weer even bijna wegzakte – dat ze hier zo wel zullen zijn.
Languit gelegen, met zijn ogen half dicht, zich verzettend tegen het opnieuw verliezen van zijn bewustzijn, turend naar de afgrijselijke lange darm die hij voor zich had staan, zich over hem heen boog en zijn armen onder hem schoof om hem los te wrikken en te wurmen uit zijn hachelijke positie. Een verstikkende onneembare walm omringende hem en deed hem haast de dievenmoord stikken. Dat ze zo hier wel zullen zijn. Het klonk akelig, maar met in deze weerloze toestand te worden overgeleverd aan een onpasselijk makende odeur als deze, was ieder ander naargeestig vooruitzicht een hemelse. Omdat hij geen andere keus had dan zich over te geven aan de genade van dit stinkdier, inhaleerde hij in volstrekte weerwil zijn onuitsprekelijk walgelijke geur die een mengeling was van tien maanden niet hebben gedoucht, in kleding opgehoopte darmgassen, iets wat vaag wat weg had van de schimmelkaas onder de schimmelkazen en een warme klamme bittere lucht van overmatig zweten. De kleffe damp wervelde langs zijn gelaat en ontnam hem zowat zijn laatste adem. Met alles wat hij zich dacht te hebben kunnen voorstellen van hoe de hel eruit moest hebben gezien of hoe het ruiken zou, was dit nog altijd duizendmaal erger. Retroman was ditmaal beslist bezig te sterven. Daar was hij immers van overtuigd. Dus dìt was hoe de hel rook, duidelijk de stank van dood en verderf, overspel en bedrog, angst en oneindig lijden. Het hellevuur kome.
En toch was het ook een geur die hij al eens eerder had geroken, een bekende stank die hij ze zich vaag herinnerde uit een verleden die minder ver achter hem lag dan hij zich aanvankelijk voor hield. Op een vreemde manier rook deze man, die met zijn zeis zo zijn levensdraad kon doorsnijden, wel erg vertrouwd. Dat ze hier zo wel zullen zijn, had de man in het zwart gezegd. Alsof Magere Hein, die hard toe was aan een cursus okselfris, helemaal niet was gekomen om hem te escorteren naar het hiernamaals, de hel of de hemel. En dat hij zijn zeis eigenlijk wel thuis aan de kapstok had kunnen laten. Hoe hij het had uitgesproken, dat ze hier zo wel zullen zijn, had haast geklonken alsof hij er zelf ontzag voor had.
De stinkende lucht was nog niet verdwenen toen Retroman, na diep te zijn ingeslapen, later weer wakker werd. Hij had een droge mond en de wespenangels waren nog steeds bezig de huid rond zijn wenkbrauw te penetreren. Hij ging langzaam rechtop zitten. Een pijnscheut dwong hem zijn ogen nog even te sluiten. Hij drukte zich met zijn voeten af tegen het bed, duwde zich op en zocht steun tegen het achterschot van het bed waar hij klaarblijkelijk op terecht was gekomen. Hij ademde heel voorzichtig in en uit en probeerde zich wankel overeind te houden. In zijn kop was een duivels wezen bezig onder het grootst mogelijk geweld uit te breken. Althans zo voelde het. Een aliën had een stel eieren in zijn schedel geplant welke nu op het punt stonden elk moment open te barsten. Alles om hem heen draaide en wiegde heen en weer, alsof hij plat op het dek van een driemaster lag dat deinde op de hoge golven. De misselijkheid die eerder bezit van hem had genomen had zijn lichaam nog niet verlaten. Zeeziekte, op een bed dat niet eens een waterbed was. Toch kon hij zich nu iets vrijer bewegen en had Retroman het gevoel dat er iemand was die zich over zijn conditie ontfermde. Kennelijk had de man met de zwarte mantel het beste met hem voor en had hij hem uit het schot van de kledingkast bevrijd, al voelde zijn nek nog niet echt aan alsof hij daar werkelijk uit los was gekomen. Nog half verdoofd probeerde hij zich daarom iets te verschuiven op het bed, om zo ook uit te proberen waar zijn lijf nu toe in staat was, maar zijn lichaam voelde als lood en alles ging erg moeizaam. De pijnlijke landing die hij had beleefd na de bizarre vlucht door de lucht had van hem nou niet bepaald een beter man gemaakt. Pijn was de overheersende sensatie, verdoofd zijn de ander. Sommige delen van zijn lichaam kon hij nog niet bewegen. In zijn ooghoek zag hij iemand staan. Het moest de man met de zeis zijn geweest. Die stond ergens naast het bed. Alleen omdat zijn hoofd nog bezig was van de doedelzak weer een normale logische wereld te maken, kon hij de positie van de persoon naast hem niet precies vaststellen. Het ene moment stond de man recht naast hem en het moment erna leek hij zich juist aan het bedeinde te bevinden. En dat terwijl hij ervan overtuigd was dat Magere Hein zich niet had verplaatst. Retroman besloot om er niet te lang bij stil te willen blijven staan. Hij snapte het alleen niet. Wat bewoog deze weinig modieuze afgezant van de Dood om Retroman hier uit het schavot te bevrijden en om hem naar de boxspring te dragen waar uit kon rusten? Was het niet juist zijn taak om zijn leven op te eisen en hem te begeleiden naar een oord van kwelling of hemelse rust? Lijden deed Retroman natuurlijk wel al, maar hij had niet de indruk dat Magere Hein zich erg aan het haasten was om hem van dit aardrijk weg te voeren. Dat ze hier zo wel zullen zijn. Ja, wie dan? En waarom stonk deze man zo verschrikkelijk? Was dit soms de geur van de onderwereld? Eau d’enfer?
Verdwaasd keek de verloren ninja naar opzij. Hij wilde toch wel eens zien of hij kon ontdekken of zijn chauffeur ook een gezicht zou hebben onder dat donkere kleed. Of zou zijn hoofd alleen maar een donker gat zijn? Een schaduw waar de pruttelende bron van die weerzinwekkende stank in verstopt was? Een minuut verstreek die in werkelijkheid slechts vijftien seconden bleek te zijn. Vaag leek het erop dat Magere Hein in die tussentijd tegen hem was begonnen te spreken. Of misschien was hij daar zelfs al een hele tijd mee bezig en had Retroman dat eerder niet door gehad. Het was echt moeilijk te zien of hij dat echt deed; spreken. Niet alleen draaide en zweefde het nog in de wereld van Retroman, het gezicht van de man in het zwart viel natuurlijk volledig weg onder de kap die hij over zijn hoofd droeg. Als hij dat al had. Retroman staarde hem daarom een tijdje niet begrijpend aan, totdat het hem echt begon door te dringen dat hij er inderdaad woorden aan hem werden gericht. En juist toen Magere Hein op het punt stond de kap van zijn hoofd te trekken, om de ziel uit Retromans lijf los te zuigen of zich misschien wel te onthullen als niemand minder dan Graaf Schaurig,… zakte Retroman voor de laatste maal weg. Het magere figuur had ondertussen nog wel iets gezegd over nu snel moeten wegwezen, maar Retroman registreerde dat allang niet meer. Blauwe wezens stormden nu in grote getale de beddenafdeling binnen.

“Retroman! Hé, halve ninja! Man, word eens wakker joh! Toon jezelf een echte vent,” klonk het plotseling vanuit de verte, “Jo hallo?! Slaapkop! Ik heb je dadelijk nodig hier. Of we zullen zo met z’n tweeën te pletter storten!” Een hand die naar achteren was gestoken vanuit de positie waaruit deze was gekomen, schudde aan zijn schouder en gebood hem snel bij de les te zijn. De boodschap had nogal dringend geklonken. Met flinke tegenzin en een gestel dat heel wat te verduren had gekregen, krabbelde Retroman langzaam wat op uit zijn roes, maar dat ging niet geheel van harte. Toen hij abrupt werd overspoeld met het idee dat hij ineens in een achtbaan terecht was gekomen, waarbij hij vanaf het hoogste punt naar beneden sjeesde, was hij met een schok weer bij zijn positieven. Hij merkte ineens hoe geweldige G-krachten een flinke druk op hem uitoefenden en voelde aan zijn maag al dat hij zich ergens voor moest schrap zetten. De overgang van het heerlijke buiten bewuste naar de bitter harde realiteit waarin hij zich nu bevond en op moest anticiperen, zorgde ervoor dat hij ineens al zijn antennes op scherp moest stellen. In een felle schrikreactie klampte hij zich daarom vast aan het eerste object dat hij in zijn nieuwe omgeving vinden kon. In zijn geval waren dit twee stalen frames aan weerszijde van hem. Een shot adrenaline hielp hem in deze overlevingsmodus. Hij kwam erachter dan hij gelukkig veilig zat vastgesnoerd en in een soort bakconstructie op een zitplaats was gezet. Door de snelheid waarmee hij naar beneden zeilde werd hij stevig naar achteren gedrukt. Het was inderdaad net alsof hij was ontwaakt in één van de meest heftige attracties van een of ander pretpark. In het bakje voor hem zat de man met de zwarte mantel. Samen met Magere Hein in een rollercoaster. Joechei! En in een noodvaart stevende ze af op het plein dat hij recht onder zich zag.
“Trappen nu Retroman! Alleen red ik dit niet,” begon die vent voor hem weer.
Volstrekt wezenloos staarde Retroman de persoon aan die nu, zonder kap over zijn hoofd, in het achterom kijken veel beter te herkennen was.
“K-Kornelis?!” bracht Retroman gehaast en blij verrast uit, “Leef jij nog?!”
Hij was nog maar pas bijgekomen en wist nu al niet meer wat hij zag. Hij geloofde zijn ogen niet. En het duurde even voordat het tot hem doordrong dat die stinkende zeisdrager van zojuist niemand minder bleek te zijn dan zijn vriend en collega Kornelis Oflook. Geen wonder dat Het Mierennest had geroken als een helse graftombe.
“Ja, nog wel ja,” reageerde Kornelis indringend en geïrriteerd, “maar als jij niet als de sodemieter op die pedalen gaat zitten trappen dan komt daar spoedig verandering in en verdwijnen we samen naar de onderwereld!”
Meer aansporing had Retroman niet nodig. Het visioen wat Kornelis hiermee onbewust bij hem opriep bezorgde hem zoveel doodsangst dat hij geen moment aarzelde en als een bezetene zijn voeten begon te bewegen welke blijkbaar op een set trappers waren vastgepind. Hij draaide daarmee als een gek een mechaniek rond waarvan hij nog geen idee had wat het precies deed. Maar te oordelen aan de toenemende rotatie van de vliegwielen boven zijn hoofd werd hem wel duidelijk dat wat hij deed in elk geval zin had. Het achterliggende doel had hij nog niet helemaal doorzien, omdat hij zoveel nieuwe indrukken te verwerken had, maar hij was er inmiddels wel achter dat hij met Kornelis Oflook in een helikopterachtig apparaat zat dat zuiver en alleen door spierkracht in de lucht werd gehouden. Zo hard hij kon bleef hij de ketting rondtrappen, die hij in beweging had zien komen toen hij de pedalen beroerde, maar merkte ook hoe weinig invloed dit leek te hebben op de razende snelheid waarmee ze op de straatstenen afraasden. Kornelis, voor hem, was bezig met de sturende bediening van dit vliegmobiel dat met een beetje fantasie nog het meest deed denken aan een sloep met vleugels en propellers op het dak. Hij zorgde er met een tweetal hendels voor dat de vleugels in op en neer gaande beweging werden gebracht. Het ding waar ze in zaten herkende hij als de dubieuze creatie van Theo Nologie en Tinus Icket. Het zwart gespoten frame met hier en daar enkele rode accenten leek veel op een helikopter. In feite was het broertje daarvan; de gyrocopter, waarbij de rotor – in tegenstelling tot de helikopter – uitsluitend in beweging wordt gebracht met langsstromende lucht. De voortstuwende beweging komt uiteraard wel mechanisch tot stand. De vliegmobielen maakten deel uit van de Postduiven, een esquadrille van gyrocopters die door Tinus Icket werden ingezet om de krant rond te brengen voor de Tycoon Newspaper. Alleen kon hij niet herinneren dat er ook zwarte exemplaren tussen zaten. Tinus Icket zal ongetwijfeld wel wat verbeteringen aan hebben willen brengen aan de bestaande modellen, zodat hij met deze zwarte duif op de proppen kwam, overtuigde Retroman zichzelf. Ter bevordering van het klimmend vermogen en om ook steile duikvluchten mogelijk te maken, waardoor het dagblad eenvoudiger konden worden bezorgd, waren deze gyrocopters niet voorzien van één, maar van twee vliegwielen. De gehele constructie kon alleen in de lucht worden gehouden als je maar hard genoeg op de fietspedalen trapte. Iets wat Retroman in dit geval dus vol overgave deed, want het laatste wat hij wilde, was hier neer te storten.
De vooruitzichten waren alles behalve gezond; voor hen op de grond wemelde het werkelijk van de navelpadden. Het hele plein voor het Mierennest was ermee vergeven. Het was hem daarom ook volstrekt onduidelijk waarom Kornelis een daling had ingezet met de gyrocopter met het vooruitzicht dat ze daarmee alweer tussen de padden terecht zouden komen. Of kwam dit doordat hij Retroman niet eerder wakker had gekregen en Kornelis de bak zonder hem niet in de lucht kon houden? Het antwoord op in elk geval één van deze vragen werd hem al snel duidelijk. Beneden op het plein, tussen alle smoezelige marktkramen en een leger aan navelpadden, kon hij één individu onderscheiden die er anders uitzag dan de rest: de Reuze Navelpad. Alhoewel, zo reuze was hij nu niet meer. Want waar zijn amfibische vriendje eerder nog een respectabele lengte had van een volgroeide sequoia woudreus, was de hiervoor zo gigantische pad nu gekrompen tot zijn originele en bescheiden omvang en daarmee weer beduidend kleiner dan zijn soortgenoten. De Reuze Navelpad zag er nu ook niet bepaald meer uit alsof hij inmiddels klaargestoomd was voor een groot ‘martial arts tournament’. Zo slap als een vaatdoek strompelde hij tussen de kraampjes door en had gelukkig de mazzel dat geen van de navelpadden echt in hem waren geïnteresseerd. Anders hadden ze beslist paddengehakt van hem gemaakt. In plaats daarvan hadden de navelpadden meer oog voor de maaltijd die, op dit moment, letterlijk uit lucht zou komen vallen: Kornelis en Retroman.
“We pikken die vriend van jou op en dan maken we dat we hier zo snel mogelijk wegkomen,” informeerde Kornelis zijn co-piloot. Retroman snapte nu eindelijk wat Kornelis al die tijd van plan was. Ze zouden de Reuze Navelpad tussen de kraampjes vandaan plukken om vervolgens als een speer weer op te trekken en zodoende aan dit geplande vreetfestijn te ontsnappen. Het was een nobele actie, van Kornelis richting de pad, maar wel een bijzonder riskante.

De Reuze Navelpad keek nog wat stoned uit zijn ogen toen hij de wilde belevingen om zich heen probeerde in zich op te nemen. Hij was nog maar pas opgekrabbeld en had enige tijd languit roerloos op de straatstenen gelegen. Na volledig buiten westen te zijn geweest, had hij zich half kreupel aan één van de stellingen van de kraampjes opgetrokken, zich er nog niet eens over verbazend waarom de kraampjes er nou eigenlijk zo ingedeukt bij stonden. Hij had er dus geen benul van dat hij daar zelf verantwoordelijk voor was geweest, toen hij er pontificaal met zijn logge lijf – dat hij kort hiervoor nog had gehad – overheen had gelegen, voordat het hem allemaal te veel werd en hij langzaam begon te krimpen. Nu was hij weer het scharminkel dat hij altijd al was geweest, een schriel kuiken dat door het grotere pluimvee onder de voet gelopen zou worden, niet langer de uit de kluiten gewassen versie die als een Godzilla een complete stad met de grond gelijk kon maken. Zijn gemene blauwe broers, die nu weer aanmerkelijk groter waren dan hem, had hij inmiddels alweer in de smiezen. Al even wezenloos als de zombies die zij zo eenvoudig voortbrachten liepen ze hier krakelend en hongerig tussen de kraampjes langs hem heen. Contact kreeg hij niet met ze. Naar hem omkijken deden ze ook niet. Hun interesse lag heel ergens anders. Gezamenlijk hadden zij hun aandacht op iets gericht. Wat wist hij alleen nog niet. Kort aanschouwde de pad de ravage die de navelpadden hier al veel eerder teweeg hadden gebracht. In al hun eerste gulzigheid hadden zij hier hun eerste slachtoffers te maken. Van de marktkooplui en de bezoekers aan de markt waren enkel de kaalgevreten skeletten overgebleven doordat er slechte slurpingen plaats hadden gevonden of omdat de eerste zombies die waren ontstaan zich aan hen tegoed hadden gedaan.
Plotseling zag ook hij het zwarte gevaarte uit de hemel naar beneden storten. Verschrikt, omdat hij geen idee van had dat het een toestel betrof dat was bemand met Retroman en Kornelis, dacht hij aanvankelijk dat het een meteoriet of een ander brok puin was dat bezig was met grof geweld op de aarde neer te smakken. Hij rende daarom in tegengestelde richting weg uit de stroom navelpadden en vond daarin in het voorbijgaan het zakhorloge en het samuraizwaard. Alhoewel hij erg zwak was kon het toch van pas komen, dus raapte hij het maar snel van de vloer. Vervolgens had hij de bedoeling om onder de planken van een ingezakte kraam weg te duiken, maar hij was simpelweg te ver afgetakeld en bewoog daarom te sloom in die richting. Voordat hij die kans kreeg werd hij al door iets van de grond gepakt en in de lucht getild.

Met een razende snelheid schoot de gyrocopter ineens tussen de kraampjes, geraamtes en padden door. Het zwarte gevaarte flitste in een ruk aan de hongerige navelpadden voorbij. Kornelis kon ternauwernood de neus van het ding optrekken om er niet mee als een brok puin tussen de andere troep te eindigen. Hij zorgde er zodoende voor dat ze in een horizontale vlucht langs de grond scheerden maar wist hem nog niet op een veilige hoogte te krijgen. Met een afstand van nog geen 20 centimeter wist hij de bak erboven te houden.
“We hebben hem!” schreeuwde Retroman naar hem, die de Reuze Navelpad aan zijn nekvel had beetgegrepen, “Nu optrekken!”
“I-ik d-doe w-wat ik kan…” murmelde Kornelis. Zijn woorden vervlogen haast onhoorbaar in de wind. Hij trok met al de kracht die hij in zich had aan de stuurkolom om het apparaat weer naar boven te laten wijzen. Maar voorlopig slaagde hij er enkel in om de gyrocopter nipt boven de straatstenen te houden. De opwaartse kracht was simpelweg nog niet toereikend.
“Harder trappen Retroman! Harder trappen!”
Links en rechts naast hen zagen ze hoe de navelpadden in zo’n snelheid aan hun voorbij trokken dat ze wazige blauwe strepen naast het toestel vormden. Gelukkig was de weg voor de gyrocopter grotendeels vrij en vormde de ruimte tussen de twee rijen met vervallen kraampjes een soort geïmproviseerde start- en landingsbaan. Alleen, zoals dat gaat bij elke start- en landingsbaan, was ook deze strip niet oneindig. Aan het einde van de marktstraat prijkte het torenhoge Beursgebouw, met rechts daarvan het Madame Tussauds.
De Reuze Navelpad bungelde nog wat naast de gyrocopter, omdat Retroman hem nog niet volledig binnen had kunnen hijsen. Die was met twee dingen tegelijk bezig. Zijn gemangelde lijf moest namelijk ook de ketting nog blijven rondtrappen. Hij had daarom geen idee wat hem overkwam, behalve dat hij door iets werd meegesleurd en zag hoe hij onder hoge snelheid rakelings over de ondergrond vloog. Verder zag hij hoe de grijpgrage klauwen van de navelpadden naar hem uithaalden, maar hem stuk voor stuk misten. Deze bizarre ervaring duurde gelukkig niet zo lang. Uiteindelijk zag Retroman kans hem echt naar binnen te tillen, al ging dat wel in een ruwe beweging daar hij al zijn concentratie op het blijven fietsen nodig had. De Reuze Navelpad kwam ergens naast hem bij zijn rechterarm terecht. Blij verbaasd en niet helemaal compleet verrast, realiseerde de Reuze Navelpad dat hij Retroman weer terugzag, al zat hij natuurlijk wel met een boel vragen in zijn hoofd hoe hij dit avontuur nou weer heeft kunnen overleven en wat dit ding was waar hij het blijkbaar druk mee had. Daar was echter nu geen tijd voor, om zich daar over te buigen. Aan de andere zijde als waar hij de razende gyrocopter was binnengesleept had een navelpad de mogelijkheid gezien om aan boord te klauteren. De Reuze Navelpad had hem direct door en haalde met duidelijk verzwakt maar nog even doeltreffend naar hem uit met het samuraizwaard, de eerste keer dat hij het zwaard zelf hanteerde.
“Goed werk, Pad!” complimenteerde Retroman hem, “daar bij Kornelis komt er nog één binnen! Snel!”
De Reuze Navelpad stelde geen vragen, draaide zich om en hakte in één beweging de blauwe kop van diens romp. Ondertussen bleven Retroman en Kornelis de vliegmachine bedienen en maakten zich inmiddels grote zorgen of ze nog wel tijdig genoeg voldoende hefkracht konden krijgen. Ondertussen kwam het Beursgebouw in de verte vervaarlijk dicht op hen af. Toen schokte de gyrocopter even en veerde de Reuze Navelpad plotseling een stuk omhoog. Retroman en Kornelis zaten veilig vastgegespt. Ze waren te laag geweest, waardoor de bodemplaat tegen de grond had getikt. De vonken schoten langs de gyrocopter omhoog. Op het nippertje had de pad zich aan een stang weten vast te grijpen die verantwoordelijk was voor de ophanging van de vliegwielen, anders had hij beslist overboord gevlogen. Dit geintje moesten ze alleen niet vaker gaan krijgen of er kwam een moment dat zo serieus contact zouden maken dat het toestel over de kop kon slaan, en dan waren ze echt verder van huis. De dreiging hield daar echter nog niet mee op. Kornelis zag gebeuren waar hij eerder al bang voor was: de baan tussen de kraampjes was te kort. De Reuze Navelpad kon navelpadden omver maaien zolang zijn krachten dit toelieten, als ze deze bak niet meer in de lucht konden krijgen, dan hield het avontuur hier toch echt op. Nog een paar tientallen meters en dan zouden ze tussen de restanten van een verlaten notenkraam hun ongelukzalige dood vinden. Het Beursgebouw was werkelijk te hoog om hier nu nog een steile klim tegen te kunnen maken. Alleen een wonder kon hen nu nog redden, was Kornelis’ overtuiging. Retroman en de Reuze Navelpad zagen het probleem ook aankomen en konden niets anders doen dan lijdzaam toezien hoe ze tussen de cashewnoten en amandelen als gekraakte walnoten zouden eindigen.
“Eureka!” riep Kornelis toen ineens enthousiast uit en had blijkbaar een uitweg gezien uit deze goot van verderf. Aan het einde van de stellingen had hij een breed pad naar rechts ontdekt. En daarin zag hij de kans om de gyrocopter langs de kraampjes omhoog te leiden doordat er net voldoende ruimte tussen zat opdat ze er naar opzij konden afbuigen. Zolang hij het vliegmobiel daarna maar in de lucht kon krijgen, dan was er nog hoop. In de bocht die ze hiervoor moest nemen stond er links van hun nog wel een vuurpad opgesteld die blijkbaar had besloten zijn opgekropte roem over het vluchtende drietal uit te braken. Kornelis kreeg ondertussen nog juist de overblijfselen van een half skelet tegen zich aan doordat de neus van het apparaat dit van de vloer schepte en vooral Retroman en de Reuze Navelpad moesten wegduiken voor de op hen gerichte vlam van de vuurpad. Als een wesp door een sleutelgat manoeuvreerde Kornelis de gyrocopter op het laatste moment tussen alle opstellingen door en kregen ze net op tijd voldoende lift om na het schampen van het weinig onderscheidende naambord “de Kaashoek” van de naast de notenkraam gelegen stelling, veilig een doorgang te kunnen vinden naar hoger terrein. De kaas- en notenkraampjes gingen zelf in vlammen op, nadat deze gebukt gingen onder het vuur waar de vuurpad voor verantwoordelijk was, maar de drie figuren in het ranke vliegtoestel ontsprongen deze dans. Gretig reikten de hoogste vlammen nog naar de gyrocopter. Deze beroerden de uiterste achterzijde van de staartvleugel, maar konden er onvoldoende vat op krijgen om het ding in de fik te zetten. Gespannen doch vol adrenaline stegen Retroman, Kornelis en de pad er ongeschonden boven uit en rezen op langs de flank van het Beursgebouw. Ze scheerden hier zo rakelings aan voorbij dat Retroman bijna één van de figuren uit de beeldenrij kon aanraken waarmee de gevel was versierd indien hij zijn hand er naar had uitgestoken. Eindelijk waren ze aan de padden ontsnapt. Dat wil zeggen, de navelpadden op het marktplein hier in het centrum. De vraag was alleen waarom er ineens zo’n grote concentratie padden in deze straten aanwezig was, terwijl er behalve Kornelis en Retroman hier toch duidelijk geen mensen meer aanwezig waren die nog tot zombies waren omgevormd. Hoe dat precies zat zou dit drietal spoedig wel achter komen. Voorlopig waren ze allang blij dat ze zich hadden verplaatst naar een terrein waar zowel de zombies als de navelpadden hun niet volgen konden. Padden mogen dan amfibieën zijn, vliegen kunnen ze gelukkig niet.
“Poe hé! Zijn we daar even mooi aan ontsnapt,” sprak Retroman uiteindelijk als eerste, na een zucht van verlichting, toen ze de gyrocopter eenmaal op een vaste vlieghoogte hadden, “Het is in Gohes City al enige tijd de dood of de gladiolen, maar dit scheelde echt niks!”
Het duurde even voordat Kornelis daarop antwoordde. Trots op de actie van daarnet doch afgemat staarde hij een ogenblik voor zich uit. De Reuze Navelpad gaf helemaal geen kik. Die lag voor compleet voor pampus, zijn lijfje over de romp van het vliegende apparaat gedrapeerd.
“Wat je zegt, Retroman. Werden we toch mooi bijna als kaasfondue aan die gedrochten gevoerd. Het was nog maar een geluk trouwens dat ik je wakker kreeg, want zoals ik je in het Mierennest aantrof had ik even het idee dat ik je al ter aarde kon bestellen.”
“Ja, hoe zat dat eigenlijk,” reageerde Retroman daarop, nog aldoor peddelend op de trappers, “de man die ik voor Magere Hein aan zag, dat was jij hè? Hoe heb je ons eigenlijk gevonden?”
“Ik heb geen idee waarom je mij voor die dooie aanzag. Ik ben nog springlevend hoor. Maar je zal je wel wat gekke dingen hebben ingebeeld, want je zag er nou niet echt best uit toen je nog met je kop door dat bordkarton stak. Je zal vast hebben geijld. Herinner je je daar trouwens nog iets van?”
“Wel ja, dat zeg ik. Mijn hele wereld draaide om me heen. En toen ik jou daar zo voor me zag staan met die kap over je hoofd en een zeis in je handen, was ik echt overtuigd dat je was gekomen om mij naar het dodenrijk te escorteren.”
Kornelis bulderde het terstond uit van het lachen. Zijn buik schudde ervan en de beweging waar het mee gepaard ging deed de gyrocopter schokken. De Reuze Navelpad werd er zelfs even wakker van.
“Oh dank je wel, Retroman,” sprak Kornelis na enige tijd toen hij weer wat op adem begon te komen, “het is lang geleden dat ik zo heb moeten lachen. Ik, Magere Hein? Hahaha! Ik weet best van mezelf dat ik niet de meest ooglijke verschijning ben, maar om me nou te gaan vergelijken met de personificatie van de dood, dat gaat misschien toch wel een beetje ver hoor! Godsamme.”
Hij lachte nog wat na en Retroman lachte ietwat zuur met hem mee. Als Kornelis naar hem had omgekeken had hij het schaamrood op zijn kaken zien staan. Vervolgens reikte hij naast zich, terwijl hij het toestel soepeltjes met één hand bestuurde, en greep iets van de bodem van de kist. Retroman had, omdat hij zich wat geneerde, zijn blik onderwijl op het voorbijtrekkende landschap verplaatst. De Reuze Navelpad, daarvoor in de plaats, keek nog wat versuft voor zich uit, geheel toevallig in de richting van de weinig welriekende man die juist iets in hand had genomen.
“Bedoel je dit soms?!” vroeg Kornelis daarop en liet demonstratief aan zijn co-piloot en passagier een flink landbouwwerktuig zien. Het was inderdaad een zeis. Retroman herkende het, maar bleef nu hij wist wie het hanteerde, er ditmaal rustig bij. De Reuze Navelpad daarentegen zag, bij de aanblik van Kornelis en de zeis, zijn geest al dwalen. Hij werd licht in zijn hoofd en kreeg opnieuw een flauwte. Retroman glimlachte toen hij naar opzij keek en de Reuze Navelpad weer zag wegzakken. Die heeft z’n portie voorlopig wel gehad, dacht hij.
“Toen we beide ons eigen weg gingen kwam ik langs een museum waar ik dit geval uit een vitrine stal. Het leek mij wel een geschikt werktuig om die padden en zombies mee om te leggen. Vreemd genoeg heb ik het niet heel veel hoeven in te zetten. Om één of andere reden bleven die gedrochten uit zichzelf bij mij uit de buurt.”
Retroman kon zich levendig indenken wat daartoe de reden moest zijn geweest. Hij keek nog eens naar de Reuze Navelpad en streek broederlijk met een hand over zijn kop. Hij dacht aan al de avonturen die zij ondertussen met elkaar hadden beleefd. Een merkwaardig duo waren ze. Maar niet lang meer. Kornelis bleek nog in leven en dat bracht Retroman hernieuwde motivatie om door te blijven strijden. Mogelijk waren er toch meer mensen die de verschrikkingen van Graaf Schaurig hadden overleefd. Al kon hij zich inderdaad ook zomaar indenken dat de navelpadden er weinig voor hadden gevoeld om in zo’n stinkende van navelpluizen vergeven navel te kruipen. Met zo’n odeur was het geen wonder dat je een apocalypse als deze kon overleven.
“Ik ben blij je weer te zien, Retroman,” sprak de Kornelis toen.
Gemeender dan hij dat normaal zou zijn antwoordde Retroman daarop:
“Ik jou ook, Kornelis.”
Vol zorgen over de toekomst liet Retroman toen zijn blik nog eens over de ruïne glijden dat er van Gohes City was overgebleven en probeerde zich in te denken of het ooit nog iets zou worden met deze toch al zo dystopische stad. Het vergezicht dat hij op deze hoogte had verkregen van de metropool die normaal al werd gedomineerd door onderdrukking, criminaliteit en verval was nog troostelozer dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Een paar weken hiervoor had hij nog vrolijk achter zijn pc zitten sleutelen aan een retrospelletje waarin de monsters toevallig ook door padden werden voorgesteld. En alhoewel hij bevond dat zijn huidige dagelijkse bezigheden heldhaftiger waren dan stomweg iedere dag te zitten verstoffen achter zijn computer, kon hij moeilijk concluderen dat wat hij vandaag de dag deed tot enige constructiviteit leidde. De fundamenten van zijn woonplaats werden onder zijn voeten weggeslagen en zombies en navelpadden waren zijn nieuwe buren geworden. Zou het ooit nog wat worden met deze verdorven stad, vroeg hij zich af.
“Wat wil die Graaf Schaurig toch van ons, Kornelis? Wat hebben wij hem misdaan waardoor hij zo vol gramschap zit?”
Dat was een vraag waar Kornelis maar al te goed het antwoord op wist:
“Het gaat niet om ons, Retroman. Het gaat om mij. De geschiedenis tussen Ignatz en mij voert ver terug.”
“Ignatz? Is dat werkelijk hoe hij heet?”
“Jazeker,” en zijn stem klonk nu heel wat droeviger, “ik zal je zometeen vertellen hoe dat zit zodra we bij mijn schuilplaats zijn, het laboratorium waar al deze ellende is begonnen…”

By karelriemelneel | May 28, 2013 - 6:52 pm - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Vacaturepagina: De Assistent Kanarievouwer

Soms hoef je als redactielid nauwelijks in de pen te klimmen om een amusant artikeltje op papier te kunnen zetten. Mensen om je heen of andere bronnen dragen in voorkomende gevallen zelf al voldoende inspiratie of leesvoer aan, dat enkel nog een beetje geredigeerd moet worden om een leesbaar geheel te vormen. Uiteraard bezondig ik mij niet te snel aan het klakkeloos ‘overnemen’ van deze informatie, met de kans dat het dan als plagiaat wordt opgevat, maar een spam-berichtje dat ik maandag(!) in mijn mailbox ontving was wel zo wonderlijk, dat ik het niet kon laten.

Over onbestaande beroepen gesproken:

Goedemiddag!

Een snelgroeiende internationale onderneming die over de hele globaal werkt is op zoek naar serieuze medewerkers, dus jou, met perfecte communicatieve vaardigheden, bekwame teamspellers, en met de competenties van een schrijvend leider.
Wij bieden u een baan aan om vanuit het uw huis met een onvolledige werkweek in de richting van een functie als een Allround Assistent Manager. Deze positie kan op het gehele territorium van Nederland worden verricht.

Onze voordelen:

  • maandelijks salaris
  • uitbetaalde bonussen
  • een werkrooster dat u aan past
  • gratis scholing
  • werkervaring is niet vereist, wel pré!
  • er zijn geen verborgen betalingen of investeringen
  • 9 tot 5 geen mentaliteit

Als u belangstelling heeft voor onze aanbieding en u wens nadere informatie over ons en over het aangeboden werk te ontvangen, verzoek ik u net een antwoord te schrijven op deze brief.

Dan ontvangt u het antwoord met 2 werkdagen.
Dank u.
Een hele fijn weekend toegewenst!

Met vriendelijke groet,

Gsorsnoi
Eerste personeelsmanager en directieleider

By kornelisoflook | May 14, 2013 - 6:04 am - Posted in Eindelijk uitgeworteld, Galbakkerij, Nederlands, Redigeren en DT-filteren

Als couveusekindje ga ik door het leven als een persoon met heel wat afwijkingen. Alhoewel ik eigenlijk geen idee heb of die twee echt in verband met elkaar zouden kunnen staan, leg ik het altijd maar zo uit aan de mensen om mij heen, wanneer één van mijn afwijkingen weer eens ter sprake komt. Ik voer dan gemakkelijk mijn ‘slechte start’ op als oorzaak van zaken die bij mij net even anders zijn. Soms doe ik dat omdat het mij goed uitkomt, maar merendeels omdat het gewoon zo is of omdat ik – behoudens enkele overerfelijke bijzonderheden – geen andere verklaring vinden kan. Gemiddeld gezien mankeert mij dus meer dan menig ander. Het begint met de algemene ‘defecten’ waar iedereen wel last van zou kunnen hebben, zoals nachtblindheid, chronische verkoudheid, verminderd gehoor aan mijn rechterzijde, heftige allergie voor het vlees van olijven (godzijdank niet voor de olie), 6-teens voeten en één neusholte hebben waarvan het bot op de schedel nagenoeg dichtgegroeid is. Op een enkeling na zullen er velen met mij zijn die nu zullen roepen, ah, herkenbaar, dat heb ik inderdaad ook. Toch is er één afwijking die specifiek mij kenmerkt en waarvan ik in mij gehele iets meer dan dertig jaar nog niet één lotgenoot ben tegengekomen: ik kan helemaal geen zuur proeven.

Hè, hoe kun je nou geen zuur kunnen proeven? zul je nu misschien wel denken. Bestaat zoiets wel? Welnu, dat is precies het vraagstuk wat mij inmiddels al enige tijd bezig houdt en waar ik maar geen goed antwoord op vinden kan. Te meer, omdat ik dus nergens tegenkom dat er ook andere mensen hier last van zouden hebben. En dat terwijl dit voor mij toch echt een voldongen feit is. Zo rond googlend op het internet in mijn queeste hiervoor een verklaring of lotgenoten te vinden kom ik wel degelijk diverse hits tegen, maar geen daarvan lijkt ‘aangeboren’ als reden op te voeren voor het missen van deze smaaksensatie. Het lijkt er dus aardig op dat ik enig ben in mijn soort. Is geen zuur kunnen proeven dan echt zó zeldzaam dat die paar mensen – verondersteld dat er tenminste toch een paar net zoals ik rondlopen op deze aardkloot – nog niet eens de moeite hebben genomen op één van die honderdduizenden forums hun verhaal te doen? Hebben ze geen internet of interesseert het ze gewoon geen bal? Niet dat ikzelf toch noch toe, zo ver ben gegaan om mijn zegje daar te doen, maar ik post nu althans dit artikel. Ik krijg welhaast het gevoel dat mijn afwijking gewoon helemaal niet bestaat en dat ik het mij allemaal maar inbeeld.
“Hallo wereld?! Ben ik alleen?!”

Smaakdoofheid

Na een net iets grondigere zoektocht, kom ik dan uiteindelijk toch tot enkele resultaten die mijn remi-gevoel iets doen afnemen. Het is vooral het trefwoord ‘smaakdoofheid’ waar ik succes mee boek. Ik vond dat woord al een redelijk originele vinding van me, maar in dit geval waren er gelukkig ook al andere mensen op die creatieve samenstelling gekomen. Het leidt mij naar pagina’s waar mensen steun bij elkaar zoeken, omdat ze hun smaak kwijt zijn. Aha, denk ik dan. Ik heb ze gevonden. Maar na die posts wat beter te hebben gelezen blijkt ook hier weer dat het geen zuur kunnen proeven niet geheel het gespreksonderwerp is. Het gaat hier wel degelijk om smaakdove mensen, alleen is bij hun veelal het laten trekken van verstandskiezen of heftig roken de reden waarom ze nu geen smaak kunnen ervaren. Niet alleen zuur, maar ook de herkenning van zout, zoet en bitter blijken ze tijdelijk of in het geheel niet meer te kunnen. Uiteraard is dit heel vervelend voor hen, maar in het gros van deze gevallen keert bij hun de smaak gewoon vanzelf weer terug. Zij hebben tenminste nog kennis kunnen maken met deze smaak. Ik, in mijn geval, heb vanaf mijn geboorte nog nooit enig benul gehad wat zuur nou eigenlijk is. En alhoewel meningen hier nogal verdeeld over blijken te zijn, voor mij is dit een groot gemis. Er wordt wel eens gezegd dat zuur niet de aller fijnste smaaksensatie is, maar mag ik dat graag zelf even bepalen? Natuurlijk is iets missen dat je nooit hebt gekend een nogal zonderlinge deprivatie. Vergelijk het maar met aangeboren doofheid in tegenstelling tot gehoorverlies op latere leeftijd. Ondanks dat ik hier gelukkig (nog) niet over kan meespreken, kan ik mij levendig voorstellen dat de groep die pas later doof raken op z’n minst nu wel weten wat ze kwijt zijn. Iets wat je nooit hebt gekend, zou je ook niet kunnen missen, zeggen ze wel eens. Wel, dat mag dan misschien wel zo zijn, en ik mag beslist afkloppen dat het hier om mijn smaak gaat en niet één van mijn andere zintuigen, toch heb je het gevoel dat je met een leegte te maken hebt. Zouden mensen die vanaf hun geboorte kleurenblind zijn ook het verlangen hebben de leemte te willen opvullen?

Wat is smaak nou eigenlijk?

Smaak. Het is toch alles bij elkaar wel iets heel raars. Op je tong krioelt het werkelijk van de smaakpapillen. Het zijn zenuwuiteinden die stoffen kunnen opvangen die in ons voedsel zitten. Worden ze geprikkeld dan sturen ze signalen naar onze hersenen waar het vertaald wordt tot één van de smaken zoet, zout, bitter en als het goed is dus ook zuur. Umami hoort daar ook bij. Het is een wat minder bekende smaakwaarneming die in het begin van twintigste eeuw werd ontdekt en de ‘volheid’ of ‘hartigheid’ bepaalt.
Door het onderzoek naar mijn mankement ben ik er nu ook achter dat er collectief een foute opvatting is gaan ontstaan over hoe men denkt dat de smaak over je tong zou zijn verdeeld. Menigeen zal vol overtuiging zeggen dat je zoet proeft met het puntje van je tong, zout en zuur aan de zijkanten ervan kan worden ervaren en bitter achter op je tong ligt. Eens? Wel, dan is dat misschien wel het meest succesvolle broodje aap tot noch toe, want er klopt geen bal van en volgens mij stinken hele volksstammen daar in. Mezelf incluis. Het is een beeld wat we moeilijk kunnen loslaten en is ontstaan door een artikel dat in 1901 werd geschreven door Edwin G. Boring. Elk gebied van de tong zou gevoelig zijn voor een bepaalde primaire smaak. Een populaire gedachte, zo blijkt. Alleen heeft nader onderzoek inmiddels al enkele keren uitgewezen dat hier in het geheel geen sprake van is. De studie die Virginia Collings hier in 1974 naar heeft gedaan, is wellicht de bekendste tegenhanger van deze theorie. Zij stelt dat alle receptoren op de tong in staat zijn om alle smaken te herkennen en dat dus niet over verschillende gebiedjes is verdeeld.
Dit inzicht heeft ook mijn beeld over die zure afwijking van mij op z’n kop gezet. Het gaat er dus niet om dat ik smaakpapillen achter aan de zijkanten van mijn tong mis, nee, al mijn smaakpapillen tezamen doen het dus blijkbaar minder goed. Althans, als ik er vanuit mag gaan dat de wetenschap het nu wel bij het rechte eind heeft.

Het experiment

Evenals met kleurenblindheid kun je niet aan kinderen al in de wieg afmeten dat ze een klein gebrek hebben. Daar kom je vanzelf in de loop van je jeugd een keer achter. Alhoewel ik daar natuurlijk wel bij moet opmerken dat ze er op het consultatiebureau tegenwoordig ook erg alert op zijn. Toch hebben die artsen en verpleegkundigen, die daar werkzaam zijn, mij nooit een zuurtje in mijn mond gestoken en mij vervolgens gevraagd: “Proef je dit eigenlijk wel?”(Hier is mijn aanname dat zuurtjes ook echt zuur proeven!)
Pas in mijn puberteit, in het eerste brugjaar op de middelbare school, kwam ik erachter dat er iets bij mij afwijkend aan de hand was. Dit besef drong tot mij door tijdens een scheikunde-experiment. Klassieker had het haast niet gekund! En nee, ik ben niet in een vat vol gif gevallen waardoor mijn zintuigen zijn aangetast.
Doordat ik meningen om mij heen hoorde over hoe de smaak van voedsel werd geïnterpreteerd en geclassificeerd, had ik al lang door dat er iets niet in de haak was. Maar toen onze scheikundeleraar op die ene dag met dat proefje kwam aanzetten, was ik wel overtuigd. Het is haast jammer dat ik de naam van die knakker niet meer weet. Hij had een korte Duitse achternaam, dat herinner ik me nog wel (iets van Bohr staat mij bij). Enfin, hoe de man ook heette, hij was tijdens het begin van één van de lesuren op het idee gekomen om een kort experiment met ons te delen nog voordat hij proefwerkblaadjes bij ons kwam uitdelen. Op zijn bureau had hij een pot naast zich staan die zó groot was dat hij er met gemak een hoofd van één van zijn leerlingen op sterk water in had kunnen zetten. Het betrof een diepdonkerbruine glazen fles die bijna twee keer hoger dan breed was. Om één of andere reden heb ik het uiterlijk van die pot nooit kunnen vergeten. Het bruine glas waaruit het was geblazen was zo donkerbruin dat het haast tegen het zwarte aan zat. Achteraf vond ik de kleur wel goed gekozen, zeker gezien de inhoud. Onze scheikundeleraar had een typische manier van doen. Het was verder een aardige vent, lang, mager en sullig, maar doordat hij mij nogal emotieloos op mij overkwam liet hij in zijn aanzet naar het experiment al het theatrale achterwege en kondigde als een soort Lurch uit The Addams Family aan dat hij ons eens iets zou laten ruiken(!) Spannend! Ik mocht dan helemaal in de hoek achter in de klas hebben gezeten, toen Bohr de glazen dop losschroefde merkte ik direct aan de klasgenoten om mij heen dat er raars iets gaande was. Iedereen liet z’n pen vallen of draaide het bovenlijf haast kokhalzend achterom – oké, dat is misschien wat overdreven – en greep dadelijk naar hun neus. Het maakte reacties los zo van: “Gatver! Wàt is dàt?”
Vol verbazing, maar verder geheel nuchter keek ik om mij heen. Wat er ook was veranderd in de setting van dit lesuur, het viel mij direct op dat iedereen er last van had of door werd getroffen behalve ikzelf. Voor een moment dacht ik nog even of het er iets mee te maken kon hebben dat ik achter in de klas zat en daarom geen hinder ondervond van wat-het-ook-moge-weze dat mijn klasgenoten naar de neus liet grijpen. Echter, toen ik de klasgenoot naast mij aankeek, zag ik dat hij er ook last van had. Dus de locatie in het klaslokaal kon er niets mee te maken hebben. Het verlossende woord bereikte mij uiteindelijk toen Bohr statisch doch frivool verklaarde:
“Dit is nou mierenzuur.”
Verder beoogde hij er niets anders mee te bereiken dan ons alert aan het proefwerk te laten beginnen, dunkt mij. Maar vanaf dat moment ging er bij mij langzaam een belletje rinkelen. Op mij had dit experiment geen effect gehad. Weh?

Citroenen zijn zoet

Eenmaal overtuigd van mijn onvermogen om zuur te kunnen ruiken en dus proeven (die twee staan nou eenmaal in verband met elkaar) vielen er bij mij meerdere zaken op z’n plaats. Ineens snapte ik waarom iedereen om mij heen anders op voedsel en geuren reageerde dan ikzelf gewend was om te ervaren, alsof ik wereldvreemd was in de dagelijkse orgie van consumptie en immuun voor zure scheten. Nu begreep ik dat volkomen!
Dat was voor mij dan ook meteen een verklaring waarom ik het idee had voor gek te worden verklaard wanneer ik weer eens argeloos een citroen naar binnen werkte. Hoezo zuur, dacht ik dan, ben je niet goed geworden? Die dingen zijn hartstikke zoet joh! En mij maar aan blijven staren alsof ik een kneus was die op aandacht uit was. Eh, het spijt me zeer, maar het is toch echt zoet wat ik proef wanneer ik in zo’n geel geval bijt. Het is echt niet dat ik probeer een kunstenaar te zijn in mijn gezichtsplooien in bedwang te houden, ik proef die zure smaak gewoon niet. Toch denk ik dat ik wel weet waarom ik het als zoet ervaar en anderen bij die bewering denken dat ik een gaatje in mij kop heb; de smaak àchter het zuur is zoet. Het is hetzelfde als wanneer je de kleur geel (lees: zuur) uit de mengkleur oranje haalt. Wat je over houdt is rood (lees: zoet). Zo maak ik het dus wel vaker mee dat voor mij een geheel andere smaak de boventoon heeft in iets dat ik eet of drink dan jij dat zou proeven. Proefje doen?

Zuur pruimt

Ik kan mij werkelijk geen voorstelling maken van hoe het zou moeten zijn om zuur te kunnen proeven. Noem me maar een citroenvreter, ik vind zuur wel te pruimen. Soms hoor ik wel eens zeggen dat dit ‘gedrag’ van mij verwantschap heeft met Oost-Indisch doof zijn. Ik verklaar het als een minder bekende variant op volledige kleurenblindheid. Inmiddels ken ik een aantal mensen die daarmee geboren zijn en als je hen vraagt wat voor hun rood, groen of iedere andere gemiste kleur is, dan kunnen ze je dat niet uitleggen. Ze wijzen je kleuren aan met een omschrijving erbij waarbij je gaat denken, neem je me nou in de zeik? Zo moet je mijn afwijking ook eigenlijk zien. Alleen heb ik dat dan met de smaak zuur.

(De oorspronkelijke titel die ik overigens had bedacht voor dit artikel was ‘Zuur pruimt’)

By gsorsnoi | May 4, 2013 - 5:01 am - Posted in Algemeen, Duimzuigerij, Nederlands, WSNOI

image by Kiml, edited by Gsorsnoi

Dat wil zeggen dat de digitale versie van de dynamische krant – die al jaren het onzinnige zinnig weet te maken, inmiddels vijf jaar in z’n online variant op het web te bewonderen valt. En daar zijn we maar wat trots op! Een heuse mijlpaal.

De Tycoon Newspaper zelf bestaat natuurlijk al veel langer. Ik herinner mij nog goed hoe ik er met name bij de Moraelridder thuis reclame voor maakte, wanneer hij ons weer eens op één van zijn verjaardagsfeestjes of andere party’s uitnodigde. Mede door hem en Doubleyou werd ik op ideeën gebracht en met inspiratie gevoed die uiteindelijk de wieg vormden van mijn pseudokarakters Tinus Icket, Rina Oddel, Wilburt Eerman, Kornelis Oflook, Achmed Liën en noem ze allemaal maar op. Hoe ik mij er ooit toe heb bewogen op dit waanzinnige blad leven in te blijven blazen, zal tot het einde der tijden wel een infrastructureel vraagstuk blijven. Feit blijft wel dat het vanuit mijn astronomisch gedachtegoed oogsluitend  uit de pan heeft kunnen escaleren. Het is moeilijk om de oorkomst er precies van in te peilen, maar sedert vier mei negentien-tweeduizendenacht kun je op het internet genieten van anagrammen, rare-Rina-raadsels, onbedoelde meningen,  schreivouten, vuurspuwende zonsverduistering detectives, gevleugelde uitspraken, knappe koppen, anagrammen, contaminaties, verbale orgasmen, rijmende kunsten… (even ademhalen!) … en nog veel meer uit de duim gezogen vertelsels uit mijn diepdenkende brein waarin al mijn stemmetjes iedere dag opnieuw het gevecht weer aan gaan met de meest gruwelijke gekalibreerde gedrochten.

Bliksems, ‘t is wat!

Nou en dan durf ik daar in al mijn onkunde nog wel aan toe te voegen dat we nu niet massaal moeten gaan zitten navelstaren, maar dat het nu langzaam bij beetje wel eens tijd wordt voor een feestje. Jazeker, we zijn pas echt ‘goed busy’ wanneer we de trouwe lezers van de Tycoon Newspaper en alle andere Snooiers eens flink in het zonnetje zetten. En dan heb ik het niet over zonnetjes op wangetjes tekenen, maar door jullie te overladen met sterren en sperziebonen… ahum… zbersibarnen!

  • Iedereen die zich uiterlijk eind mei nieuw op WSNOI aanmeldt gaat een hoger startkapitaal krijgen: ZB 800 ,- + een sterrencheque van 50 sterren.
  • Iedere huidige Snooier heeft op 2 mei een extra verrassingsdoos gekregen (op de site terug te vinden via menu-optie Sterrenstatus)
  • En iedere WSNOI-gebruiker die in de maand mei levelt krijgt voor iedere keer dat hij of zij dat doet 10 gratis loten voor de WSNOI-loterij! (Voor meer informatie over levelen zie eveneens de hierboven genoemde pagina Sterrenstatus)

Daarnaast gaat er vandaag ook een nieuw anagrammenspel van start. Ik had het eerder al even aangekondigd in de nieuwsbrief, maar nu is hij er dan toch. Zullen we BoB de Winter maar alvast tot navelklopper benoemen? Dan kan hij vast juichen…!

Wat ik tot slot nog graag wil vermelden is dat het tegenwoordig op WSNOI ook mogelijk is om mijlpalen die je zelf behaalt vast te leggen in je inbox (bijvoorbeeld door het spelen van het Anagrammenspel zoals hiervoor genoemd). Hoe dat precies werkt kom je snel genoeg achter wanneer je op de site van WSNOI naar je inbox gaat en achter de gelezen en ongelezen berichten kijkt. Daar moet tegenwoordig een ‘ankertje’ verschijnen waarmee je zaken kunt vereeuwigen die voor jou memorabel zijn. Is het je bijvoorbeeld eindelijk gelukt om een andere Snooier in een zekere quizcategorie te verslaan via de uitdagingen, prima, dan kun je deze prestatie vanaf nu voorgoed vastleggen!

We zien je graag terug op de Tycoon Newspaper of WSNOI!

image by Den_Loek, edited by Gsorsnoi

Mooi, is me dat even een tijd geleden?! Wanneer hebben we ons eigenlijk voor het laatst op anagrammen gestort? Dat is toch zeker meer dan een jaar geleden. En wat blijkt, ja hoor, ik heb er de edities even op na geslagen en inderdaad, de laatste keer dat we hebben zitten navelstaren was december 2011. Geheel 2012 is de Reuze Navelpad niet aan het ontanagrammaniseren toegekomen. En ergens kunnen we dat natuurlijk wel verklaren, want tezamen met Retroman heeft hij zijn handen vol aan het verslaan van navelpadden en zombies. Bovendien is hij vooralsnog opgesloten in het toekomstig verleden, zodat hij wel even iets anders aan zijn hoofd heeft dan anagrammen opboeren.

Desondanks storten wij ons toch even op een flinke letterkeer, ofwel: anagrammen. De Reuze Navelpad heeft destijds zoveel anagrammen geproduceerd dat daar nog flink wat van op de plank liggen. Sterker nog: het is me zelfs gelukt om er een geheel thema uit samen te stellen. Dus je weet wat je te doen staat!

Probeer zoveel mogelijk bekende Nederlanders te vinden in de anagrammen uit onderstaande opgave. Tracht er tegelijkertijd ook achter te komen wat het thema is. Volgens de traditie wordt het benoemen van het thema beloond met ZB 100,-. Tip: bedenk eens welke dag het is vandaag!

Voor de overige spelregels verwijs ik je graag naar deze link. Word jij deze keer de nieuwe ‘Navelklopper’? Niet voor je beurt spreken hè?

En succes met ontanagrammaniseren! (het blijft een kutwoord)

  • Granenburg Nor (geraden door Stoomkoker)
  • Borat Batch (geraden door BoB)
  • Compileer Normen (geraden door Stoomkoker)
  • Oh Uw Fietsklem (geraden door Sandra)
  • Retehandig Flox (geraden door Sandra)
  • Hersmaden (geraden door BoB)
  • Curry Mishhal (geraden door BoB)
  • Work Sjalen (geraden door BoB)
  • Elders Je Duel (geraden door Stoomkoker)
  • Purpert Boomslangen (geraden door Stoomkoker)
  • Rem Compacter (geraden door Stoomkoker)
  • Barbi Mekt (geraden door BoB)
  • Quorn Wierf Drilbil (geraden door Sandra)
  • Oceaan Beslist (geraden door Stoomkoker)
  • Uw Juichend Bob (geraden door Stoomkoker)
  • Sakkerde Smid (geraden door Sandra)
  • Rotter Eierdansen (geraden door Sandra)
  • Kerrie Meelallen (geraden door BoB)
  • Rina A Dans Diva (geraden door BoB)
  • Herinner Je Hamams (geraden door Stoomkoker)
  • Nona Sloothaak (geraden door Sandra)
  • Boterham Pul (geraden door Stoomkoker)
  • Isaak Storno (geraden door Stoomkoker)
  • Snerk Rotsjes (geraden door Sandra)
  • Tikte Sindsdien Reet In (nog niet geraden)
  • Sacre Lyre (geraden door BoB)
  • Ardenner Motto (nog niet geraden door Stoomkoker)
  • Brits Mof (geraden door BoB)
  • Dia Rijstpak (geraden door Stoomkoker)
  • Olijke Boeman (geraden door Stoomkoker)
  • Boem Gerst (geraden door BoB)
  • Dahlia Sokjes (geraden door Sandra)
  • Hifi Organen (geraden door BoB)
  • Romeo Stads Bikers (geraden door Stoomkoker)
  • Vrek Deed Hymnen Na (geraden door Sandra)
  • Broekje Overeen (geraden door BoB)
  • Poes Kat Moos (geraden door BoB)
  • Lerares Tochtvrij (geraden door Sandra)
  • Stickie Nut (geraden door Stoomkoker)

Met vriendelijke reuzel,

Namens de Navelpad, Achmed.

PS: De ‘vreemde eend in de bijt’, zoals eerder geïntroduceerd door Retroman, houden we er in. Daarom heb ik ook deze keer een vreemde eend verstopt. Zie of je hem kunt vinden. Benoem hem expliciet als ‘vreemde eend’ en je verdient er ZB 200,- mee. Er zijn ook drie andere anagrammen die om andere redenen bijzonder zijn. Probeer er eens achter te komen waarom en leg ons eens uit waarom jij deze opvallend vindt. Ze zijn ieder ZB 150,- waard.

By tinusicket | May 3, 2013 - 4:13 am - Posted in Astronomisch gedachtegoed, Droomverhalen, Nederlands

Zolang nachtmerries en monsterverhalen bij verzinsels en fictie blijven is er niets aan de hand. Maar zodra je zo ziek bent dat je in je slaap een levendige belevenis doormaakt waarbij je die zaken niet meer van echt weet te onderscheiden, slaat de angst ook mij om het hart. In deze dagen heb ik het weer eens flink te pakken en worden de klachten die ik gewoon ben om te ervaren vergezeld van migraine en een stevige verkoudheid. Daarnaast heb ik (soms zeer heftige) darmkrampen, duizeligheid en overdreven behoefte aan slaap. Inmiddels zijn mijn dag- en nachtritme zo goed als omgedraaid. Normale dagelijkse bezigheden zijn extra inspannend voor me en ik ben ook gauw moe en kribbig. Dat laatste zijn dus de ‘normale symptomen’.
Afgelopen nacht heb ik een intense en bijzonder nare droom gehad. Geëmotioneerd werd ik ervan wakker, omdat het allemaal zo echt en dichtbij was. Ik droomde dat ik in mijn ouderlijk huis was en, zoals dat gaat in dromen waarbij allerlei zaken heel ‘logisch’ door elkaar lopen, was ik in de woonkamer aan het werk. Dat leek allemaal heel goed te gaan en ik vond het ook eigenlijk wel acceptabel dat mijn collega’s er door de woonkamer heen liepen en koffie nuttigden, totdat er ineens een stevige brand uitbrak. Iemand had het lumineuze idee opgevat om een ontelbaar aantal televisieschermen op elkaar aan te sluiten. Zoals je spiegels tot in het oneindige herhaald ziet worden wanneer je er twee tegenover elkaar opstelt, zo zag ik deze opstelling ook ongeveer voor me, maar dan in één richting schuin van mij. De woonkamer was wel iets groter dan ik gewend was, maar verder leek het in proporties gewoon te kloppen. De idioot die het in z’n kop had gehaald om die tv’s allemaal tegelijkertijd aan te zetten, had kortsluiting veroorzaakt. Direct werd er alarm geslagen. Mijn collega’s, deels van mijn vorige werkgever, elektronicazaak Expert, en deels van de iets recentere werkgever, de GGD, zorgde netjes dat de protocollen werden afgewerkt om de mensen veilig naar buiten te brengen, maar ik had zelf al gauw een beetje het idee dat ze mij aan mijn lot overlieten en ik dus voor mezelf moest zorgen. Ik zag nog hoe iemand mij op een paal wees, waar in een kantoorpand meestentijds elektriciteitskabels samenkomen om werkplekken van stroom en netwerk te voorzien. De knop voor de slow-whoop was daar aanwezig. Ik drukte erop en begon zelf ook met ontruimen. Ik griste mijn werk- en privé telefoon bij elkaar en zocht heel even naar mijn portemonnaie, die ik vervolgens maar niet kon vinden. Ik gaf mijn i-Pad een slinger naar een richting waar ik van plan was dadelijk langs weg te vluchten en bedacht mij ineens dat ik veel belangrijkere zaken aan mijn hoofd had: mijn dochter lag boven nog te slapen!
In blinde paniek stormde ik de trap op. Waar dat  normaal gezien misschien een tiental seconden in beslag zou nemen, was ik nu in een oogwenk boven en op haar kamertje. Ze lag vredig in haar wiegje te slapen in een ruimte wat in het echt de slaapkamer van mijn jongere zusje zou moeten zijn. Volstrekt onsamenhangend dus. Ondertussen nam de brand beneden toe en begon de rook zich in het huis te verzamelen. Ik probeerde nog een lichtknopje aan te knippen, om Joaquima zorgvuldiger uit haar bed te kunnen liften, maar een vonk uit het plafond herinnerde mij aan de kortsluiting. In allerijl tilde ik haar uit haar bedje en rende richting het trappengat. Helaas, daar kon ik niet meer langs naar beneden. Ik moest dus een andere vluchtroute gaan zoeken. Maar in plaats van dat de fictie hier nu een beetje mee zat, was de woning waarin ik mij bevond natuurgetrouw aan hoe mijn ouderlijk huis echt in elkaar stak: geheel volgens de constructie van een maisonette flat. Wat zoveel betekent als dat iedere woning uit twee woonlagen bestaat en dan met drie huizen op elkaar. Wij bevonden ons daarom op de vijfde en zesde verdiepingen. Nu kwam mijn volgende angst: tezamen met mijn dochtertje, die ik in haar trappelzak al huilend in mijn armen had, was ik naar de slaapkamer van mijn ouders gegaan. Daar legde ik haar op hun bed omdat ik beide handen nodig had om het kantelraam open te draaien. Ik pakte mijn meisje weer op en tuurde uit het venster naar buiten. Ik schreeuwde enkele hulpkreten, zo hard ik kon:
“Help! Red ons! Brand!”
Goddank waren onze huidige buren – dus niet die er toen naast ons woonden – die me te hulp schoten. Ze reikte al met hun armen naar boven om me te helpen, maar ik wist niet goed hoe ik ons nu in veiligheid kon brengen. De diepte waarin ik beneden op de parkeerplaats de auto’s en inmiddels ook de brandweerwagens zag staan, leek wel op de bodem van een ravijn. Met andere woorden, mijn hoogtevrees speelde op. Als via de special effects uit een slechte film, nam de afstand tussen de parkeerplaats en het venster waar wij ons bevonden toe. Het was net alsof iemand de tijd en ruimte uit elkaar trok zoals je wel ziet wanneer ze in een science-fiction film tot warp-snelheid overgaan. Ik deed het enige wat mij op dat moment het beste leek en dat was mijn dochter naar mijn buren te gooien. Het duizelde me toen ik dat deed, omdat mijn angst voor hoogtes mij het idee gaf dat ze in een spiraalworp naar beneden zeilde, maar gelukkig kwam ze goed terecht. Mijn buren keken nog even naar mij op naar boven en liepen, zonder zich nog verder om mij te bekommeren op de balustrade onder mij vandaan.
Badend in het zweet en met een keel zo droog als de Mahawi Dessert, werd ik naast mijn vrouw in bed wakker. Ik kwam meteen overeind en schoot in zittende positie naar mijn kussen. Uiteraard schrok mijn vrouw hier ook van wakker en streelde mij even half slaperig ter geruststelling. Ze wist dat ik ziek was en zo ook hoe raar ik daar soms nachtelijk op kon reageren. Bovendien was ze wel meer gekke dingen van mij gewend, zodat ze eigenlijk nergens meer van op keek met mij. Verwilderd tuurde ik voor mij uit en deed ik wat ik kon om mezelf weer tot rust te krijgen. Met één hand onder mijn deken vond ik de zachte vacht van één van onze katten die er de gewoonte van maakt om in de holte van mijn knieën te slapen en ik vond daarin wel een stukje rust. Om mezelf toch te kunnen overtuigen dat het alweer iets beter met me moest gaan, tastte ik met mijn geest mijn eigen lichaamsfuncties en mijn conditie af. In tegenstelling tot wat ik hoopte dat ik kon verwachten, was de zeurende pijn onder in mijn heup nog niet verdwenen en ging ook het ademen mij nog slecht af. Ik was suf en beroerd en zelfs een deel hoofdpijn drong zich weer even aan mij op. Verward en vervoerd met een gevoel van ongelukigzaligheid rolde ik mij weer om naar mij zij en probeerde ik in foetushouding de slaap weer te vatten. Alleen lukte mij dat nu natuurlijk niet meer. Bij het sluiten van mijn oogleden zag ik steeds opnieuw hoe ik Joaquima uit handen moest geven en hoe ikzelf omkwam in de brandende maisionette woning. Driftig poogde ik die beelden uit te wissen, maar wat ik ook deed, ik kon mij niet losrukken uit die nare belevenissen van mijn angstdroom. Ik deed daarom het enige wat ik dacht dat mij nu troost kon bieden en dat was door mij naar mijn vrouw om te draaien in de beweging om even naar beneden te kunnen gaan om te controleren hoe het nu eigenlijk wel met onze kleine baby was. Maar om dat te bereiken moest ik over haar heen kruipen om zodoende bij ons op zolder onder de dakkapel uit te komen waarin ik rechtop kon staan. Alleen voor ik die mogelijkheid bereikt had, schrikte ik terug en viel ik achterwaarts op het bed toen ik werd tegengehouden door een reusachtig monster. Terwijl mijn vrouw murmelend reageerde wat ik nou toch weer aan het doen was, moest ik de waanvoorstelling nog overwinnen van een spin van zeker anderhalve meter in doorsnede die tussen mij en het trappengat de weg naar beneden blokkeerde. De laatste keer dat ik er één van die omvang had gezien was toen ik Stephen King’s The Mist had gezien. Nee, ik was beslist nog niet genezen… en wakker? Ik zou het bij God niet weten.

Verstuurd vanaf mijn i-Navelpad

By rinaoddel | April 25, 2013 - 10:25 pm - Posted in Duimzuigerij, Gevleugelde Uitspraken, Nederlands, Verbaal Genot

… en dat werkt in de ICT!

Uitgesproken door: Vincent

Datum: woensdag 17 april 2013

By gsorsnoi | April 24, 2013 - 8:37 am - Posted in Duimzuigerij, Gevleugelde Uitspraken, Nederlands, Verbaal Genot

Dat die Ewbank de ballen verstand heeft van hoe hij een songtekst moet schrijven, dat wist heel Nederland allang. In het Koningshuis hebben ze ze ook niet allemaal op een rijtje (ook niets nieuws). Afgelopen maandag ben ik maar weer eens naar mijn tandarts geweest voor een periodieke controle en om hem om raad te vragen. Als iemand er voor kroningen gestudeerd heeft, is hij het wel! Niet onverstandig, zo blijkt nu. Want dankzij hem weet ik thans dat het niet echt heel wijs is om in de vierde maand van het jaar al aan een kroning te willen beginnen. Vorig jaar had hij mij een begroting gestuurd, zodat ik een beetje een idee heb bij de kosten die er bij zo’n operatie komen kijken. En zijn redenering is dat als ik mij nu in deze maand nog laat kronen, we al volledig door het budget heen zijn, terwijl we daarna nog acht maanden overhouden waarvan we dan nog maar moeten zien hoe we die gaan overbruggen. Bij onverwachte uitgaven – en die zijn er toch altijd – moet je maar zien hoe je het gat dan opvult. Waarom ze er dus voor gekozen hebben om de kroningsdag op 30 april te laten plaatsvinden, daar kan ik met mijn verstand niet bij. Dan kies ik er liever nog even voor om tot het einde van het jaar te wachten.Trekken we daar gelijk een mooie dag voor uit. In oktober ben ik jarig, dus dat lijkt mij qua datum veel geschikter. Zo hebben we ook gelijk meer overdenkingstijd om dat kroningslied aan de kaak te stellen. Mijn collega Vincent, sowieso een veel capabelere singer-songwriter dan die Ewbank, heeft hier vast een aanzetje voor gemaakt:

(ik wil niet stoken, maar dit is toch duidelijk een betere compositie?)

Daar sta je dan
Je zag dit moment al zo vaak in je dromen
En daar is ‘t dan
De dag die je wist dat zou komen is eindelijk hier
Ben je er klaar voor?
Kun je dat ooit echt zijn?

Daar sta je dan
Iedere tand heeft een taak in dit leven
Alles gedaan om je voor te bereiden
Daar is het dan
Je belooft dat je alles hebt gegeven
je hele vorming die leidde naar hier
En kijk om je heen
wij lopen met je mee

Door de koffie en de saté
Zullen we naast je blijven staan
we beschermen je tegen alles wat komt
we zullen waken als jij slaapt
we behoeden je voor het knagen
Hou je veilig zo lang als we leven

Een strijd, twee en dertig levens
We staan voor elkaar, niet te breken
Een gebit, twee kaken
Met elkaar gepoetst en ongepoetst
Zij aan zij, wangen gevuld
Trots als een pauw, dit is onze adem
En hoe klein we ook zijn
Onze daden zijn groot
Gaan niet onderuit
Voor jou, mijn kroontje
Voor m’n snijtand, voor m’n kies
Loop voor jou door de lucht van haring en uien
En zal achter je blijven staan
Ik draag een protese met jouw naam
Geloof in jou zolang we bestaan
gebouwd in een dijk met lange wortel
En hou de zenuw bij jou vandaan

Laat me weten of je droomt
Waar je kaakvlak zo naar verlangt
Ik zal niet rusten tot het waar geworden is
En als je ooit je kauwvermogen verliest
Pik ik je restanten in
Ik wijs je je haven in de duisternis

Ik zal bijten als een leeuw
Tot het jou aan alles ontbreekt
Hou je veilig zo lang als ik leef

De E van E321
Drie vingers in de lucht, kom op, kom op
De E is de E van erbovenop
Heel de bovenkaak staat zij aan zij
De E van een extractie waar we niet voor wijken
We leggen het droog en we bouwen dijken
De E van welkom in ons midden
Tot welke God je ook moge bidden
De E van kies
De E van knarsen, stamppot eten
36 coaches die beter weten
De E van altijd willen kauwen
Wat het ook is waar wij aan beginnen
De E van wij zijn een met elkaar
Met de schouders naast elkaar
En dus roepen we vandaag van

Door de lucht van haringen en uien
Zal ik naast je blijven staan
Ik bescherm je tegen alles wat komt
Ik zal waken als jij slaapt
Ik behoed je voor de slechte adem
Hou je veilig zo lang als ik leef
Laat me weten wat je droomt
Waar je als tand zo naar verlangt
Ik zal niet rusten tot het waar geworden is
En als je ooit je weg verliest
Ben ik je baken in de nacht
Wijs je je haven in de duisternis

Ik zal bijten als een leeuw
Tot het jou aan niets ontbreekt
Hou je veilig zo lang als ik leef

By karelriemelneel | March 13, 2013 - 10:07 am - Posted in Duimzuigerij, Gevleugelde Uitspraken, Nederlands, Verbaal Genot

Bestaat uit: “Ik baal als een stekker” & “Afgaan als een gieter”

Uitgesproken door Femke Halsema (doorgekregen via Alicia Kok)

Datum: een tijdje geleden.

(Let op: dit is geen officiële contaminatie, omdat de twee uitdrukkingen geen betekenisverwanten van elkaar zijn)

image by T4W0ut, edited by Gsorsnoi

“Dus schat,” sprak ze ineens hees. “Wat vond je van mijn Filippijnse spookverhaaltje?”
Thomas was even verbaasd dat ze nu nog met die vraag kwam. Kon zij zich nu niet even op het voorspel en de daad concentreren? Het werd net zo leuk. Esmeralda had haar handen nog kruislings over haar buik en had bij haar heupen de onderzijde van haar kleding vast. Maar ze had gepauzeerd om antwoord te krijgen op haar vraag.
“Je bent echt een hele goede verteller van smerige horrorverhalen, schat. Alleen weet je toch dat je een nuchtere Hollander als ik niets wijs kunt maken? Ik geloof niet in dit soort dingen. Dat zit gewoon niet in mij.”
“Ik had ook niet verwacht dat je me zou geloven Thomas,” Esmeralda grijnsde zonder dat Thomas dat zag omdat ze haar blik naar voren had gericht en ging verder met haar striptease. “Stiekem hoopte ik er zelfs op.”
Hij begreep dit niet.
“Hoezo, wat bedoel je?”
En toen, zodra Esmeralda haar roze bandeau tot onder haar borsten had opgetrokken, ontwaarde hij iets vreemds rondom haar middel. Eerst kon hij het niet goed zien, omdat ze precies tegen de enige lichtbron stond die deze grot kende, maar even later drong het met een schok tot hem door waar deze lijn uit bestond. Het was nu precies twaalf uur. Esmeralda werd achttien. Het begon als een soort striem, alsof er kleding rond had gezeten die veel te strak was aangetrokken, maar ging al snel over in scheurende huid. Hoger op haar rug ontdekte hij nog iets anders dat er niet thuishoorde. Esmeralda had nu haar ellebogen boven haar hoofd gebracht om de bandeau helemaal te kunnen uittrekken, wat ervoor zorgde dat het bovenste deel van haar rug werd ontbloot. Eerder was hij vooral geïnteresseerd geweest in haar boezem die daarmee zichtbaar zou worden, maar nu waren het vooral de twee donkere bobbels tussen haar schouderbladen die zijn aandacht trokken. Het was net alsof er twee dieren, ieder ter grootte van een gemiddelde rat, onderhuids bezig waren om een weg naar buiten te vinden. De aanblik was afschrikwekkend.
“Jezus Christus!” sprak de geboren atheïst.
“En dat uit jouw mond?” reageerde ze. Versteld keek hij naar haar op. Haar stem was ineens anders.
Bloed sijpelde ondertussen uit de lijn die om haar middel was ontstaan en Thomas aanschouwde vol ontzetting hoe Esmeralda’s bovenlichaam langzaam van de onderkant loskwam. De bobbels tussen haar schouderbladen braken open en wat eruit tevoorschijn kwam waren twee enorme gitzwarte vleugels die krachtig naar beide zijden openklapten.
“Jij bent een Manananggal!” Thomas schreeuwde het uit en deinsde verschrikt naar achteren.
“Manananggal, Aswang of Tik-tik. Het is mij om het even. María luister ik tegenwoordig ook naar…”
“Nee!” Dat besef sloeg bij Thomas in als een bom. Hij leek het haast niet meer te kunnen bevatten. Ondanks dat hij het niet koud had begon de kloeke Groninger te rillen en nam zijn hartslag toe. Dit kon niet echt wezen. En toch was hij getuige van de bizarre transformatie van zijn vriendin die omgetoverd werd van de aantrekkelijke Esmeralda Garcia naar een wanstaltige Manananggal. Langzaam werd ze uit elkaar getrokken door krachten die hij niet kon bevatten. Haar onderrug begon naargeestig te kraken. Nu zag hij hoe haar ruggenwervels onder een ijzingwekkend kabaal van elkaar scheurden en de botten bloot kwamen te liggen. Bloed stroomde er langs de steeds breder wordende ruimte die er tussen haar boven- en onderlijf waren ontstaan alsof je een omgekeerde emmer met vloeistof van een oppervlak tilde. Haar eigenzinnige meisjesonderbroek veranderde in no-time van babyblauw naar dieprood. Thomas dook weg en braakte het uit van weerzin. Dit was meer dan waar zijn maag tegen bestand was. Het bovenste deel van Esmeralda’s lijf kwam plots in het luchtledige te hangen. Met haar vleugels zorgde ze ervoor dat ze los boven haar onderlijf kon vliegen. Thomas was zo bevreesd. Hij wist dat hij moest wegvluchten en wilde dat ook, maar er was iets dat hem nog tegenhield, waarschijnlijk vooral het overheersende gevoel dit niet te willen geloven. Zijn hersens gingen als een razende tekeer. Esmeralda had dit alles zorgvuldig van te voren uitgedacht. Wat ze had doen voorkomen als een seksuele escapade bleek een vooropgezet plan. De afgelegen grot was een perfecte schuilplaats om ongestoord een jonge man in te kunnen ombrengen. Ze had hem er naartoe geleid om hem als zwarte weduwe in haar web te lokken. Vervolgens had zij hem aan de praat gehouden met haar zieke horrorverhaal om de tijd door te komen. Hadden ze eerder besloten tot de daad over te gaan dan had ze daarna namelijk geen argument meer gehad om Thomas langer in de grot vast te houden. En ze moest op die twaalf uur uitkomen, want dan had ze blijkbaar de geschikte leeftijd bereikt om tot haar transformatie over te gaan. Of was ze daarvoor ook al eens een Manananggal geweest? Iemand moest Pedro hebben omgebracht en Raquel haar kind hebben ontnomen. Maar als zij María was, dan kon ze dat nooit zelf zijn geweest.
“Verrast het je?!” vroeg ze ineens.
Thomas schrok zich kapot. Esmeralda – of wat daar van over was – had zich met een ruk naar hem omgedraaid. Daarbij bleven haar heup en benen als bevroren op z’n plek staan. Een sliert van haar organen plakte nog aan de onderkant en krulde zich om een denkbeeldige as. Ronduit afzichtelijk was ze. En toch nog altijd duivels verleidelijk. Haar rondingen waren hetzelfde gebleven. Slank rond haar buik en vol bij haar meisjesachtige doch volle borsten. Ook haar iets bredere schouders en perfecte hals waren nog even sensueel. Thomas had haar al vaker naakt gezien, dus herkende hij haar kenmerkende contouren meteen. Maar blauwe aderen waren nu zichtbaar geworden door de huid rond en op haar borsten en bij haar schouders leek het wel alsof ze er ieder moment doorheen konden breken. Verder zou hij hebben gezworen dat ze bloed transpireerde. Bij haar oksels en op de aureolen rond haar tepels was dit het beste te zien. Ze hing net schuin genoeg voor de lichtbron om het in beeld te krijgen. Haar nagels waren lang en puntig, precies zoals ze de andere Manananggal had beschreven en haar gestylde haren stonden ietwat overeind, net alsof ze onder invloed waren van statische elektriciteit. Maar wat het geheel toch wel compleet afstotelijk maakte waren haar vuurrode ogen en haar mond waar zwarte smurrie uit sijpelde.
“Nee Esmé, dit kan jij niet zijn. Wat is er met je gebeurd?”
Zijn Manananggal geworden vriendin glimlachte zo vuil ze kon.
“Ik ben achttien schat. Mijn lichaam is nu rijp. Rijp voor de nachtelijke transformaties.” Haar stem klonk zo…anders. Donkerder. Haast demonisch. Het was alsof er twee talen waren vermengd in de manier waarop ze sprak. Alsof de duivel zelf bezit van haar had genomen en zij namens hem aan het spreken was. De volgende woorden waren echter in een taal die hij niet verstond, Tagalog, Esmeralda’s moedertaal: “Kailangan ko ng alay!”
En nu heb ik een offer nodig!
Voor Thomas behoefde dit geen uitleg. Hij wist wat ze ging doen, griste in paniek naar zijn broek en overhemd en stond op om te vluchten. Esmeralda bracht een krachtige diabolische kreet uit, sloeg een paar keer op gedempte toon met haar vleugels en wachtte zelfgenoegzaam op haar beurt. Het licht ging uit. Zomaar, zonder duidelijke aanleiding. Al viel het wel op dat het kort gebeurde na Esmeralda’s oerkreet. Thomas’ vlucht naar buiten werd door de duisternis bemoeilijkt. Hij zag geen hand voor ogen. Achter hem hoorde hij het zwakke geklapwiek van de Manananggal.
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Zonder te beseffen hoe stom het was om dit te doen keek hij achterom. Alles was stikdonker, maar Esmeralda’s gezicht kon hij gemakkelijk onderscheiden; haar ‘vlammende’ ogen vlamden niet echt zoals vuur dat deed, maar straalden een helrood licht uit waardoor ze tot haar buste zichtbaar bleef. Dat wil zeggen, als ze haar ogen maar opengesperd hield. Toen botste Thomas onzacht tegen een rotswand, welke hij ook niet zou hebben gezien als hij voor zich was blijven kijken. Maar omdat hij na de knal tegen zijn schouder uit evenwicht werd gebracht en daardoor na zijn val over een schuin deel van de vloer rolde, raakte hij zijn oriëntatie volstrekt kwijt. Bijna drie meter verder bleef hij stil liggen. Hij was nog steeds naakt en dat zou hij waarschijnlijk ook wel blijven nu hij zijn kleren had verloren. De uitgang van de grot vinden zou nu een grote opgave worden. Links of rechts, voor of achter, het had geen betekenis meer voor hem. Maar als hij er tenminste weer achter zou kunnen komen waar Esmeralda uithing, dan kon hij zich wellicht toch nog herstellen. Dan kon hij haar gebruiken als laatste oriëntatiepunt. Hij verbeet de pijn die door de klap in zijn arm was ontstaan, richtte zich op, keek om zich heen en speurde de duisternis af om haar te vinden. Esmeralda echter, had van dit moment geprofiteerd om hem in ultieme verwarring te brengen door naar een ander hoek in de grot te vliegen. Dat ze Thomas hierdoor compleet desoriënteerde realiseerde ze zich niet bewust, maar het kwam haar wel voordelig uit. Op een verkeerd been gezet probeerde hij wanhopig een uitgang te vinden, maar steeds trof hij een solide wand aan. Zonder dat hij het in de gaten had, bewoog hij zich zelfs steeds verder van de enige vluchtweg vandaan die deze grot bezat. Esmeralda hield hem meesmuilend in het oog. Daarna sloot ze haar ogen en vloog ze dichter naar hem toe. Anders dan Thomas, kon zij namelijk wel contouren onderscheiden, zodat ze enig benul had waar hij was en hoe zij zichzelf door de grot kon bewegen.
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Het geluid dat haar vleugels maakten werd zachter. Thomas sloeg er geen acht op. Nog niet tenminste. Hij was vooral bezig met het vinden van een uitweg. Bijna jankend en in blinde paniek tastte hij naarstig met schokkende handen langs de rotswanden. Handen zochten, maar vonden niets dan steen. Esmeralda krijste en vloog op hem toe. Hij draaide zich om en tuurde in de duisternis naar de plek waar hij dacht haar gehoord te hebben. Alleen had de Manananggal precies op tijd haar ogen gesloten.
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Hij werd gek van het gefladder. Waar was ze nu? Haar kreet had zo dichtbij geklonken dat hij zou zweren dat ze zowat recht achter hem vloog. Dit klopte alleen niet met het geluid dat haar vleugels voortbrachten. Dat was juist ver weg. Uiterst geconcentreerd luisterde hij goed of hij in deze holle ruimte kon horen waar ze was. En toen herinnerde hij het zich weer.
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Manananggals zette hun slachtoffers op het verkeerde been met het geklapwiek van hun vleugels. Ze was ver weg. Oh nee, ze was juist dichtbij! Hij werd er krankzinnig van. De paniek sloeg toe. Hij draaide om zijn as en spande zich optimaal in om ook maar enig detail in deze godvergeten zwarte plek te ontdekken.
“Lalamunin kita! Ikaw ang magpapawi ng aking gutom!”
Ik vreet je op! Jij zal mijn eerste honger stillen!
Vanuit het niets was ze recht voor Thomas’ neus verschenen. Op een afstand van nog geen veertig centimeter had hij onverwachts oog in oog met haar gestaan. Van schrik deinsde hij naar achter en verzwikte daarbij zowat zijn enkel. Balans houden deed hij in elk geval niet en hij viel opnieuw op de harde ondergrond. Zijn lijf begon al snel een verzamelplaats voor blauwe plekken te worden. Daar zou het alleen niet bij blijven.
“Zout schat! Pak het zout!” sprak zo ineens een vertrouwde stem. “Het zit in mijn tas.”
“Esmé?” Thomas snapte het niet. Waar kwam dat nou zomaar vandaan? Zijn ogen rolden in zijn kassen, op zoek naar of hij Esmeralda ergens kon zien. Zijn Esmeralda. Niet de gedrochtelijke vorm die het monster had dat hier rondvloog. “Help me Esmé! Wat bedoel je? Waar vind ik dat zout?”
“Mijn tas,” klonk het weer uit het donker. De rode ogen zag hij nergens.
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
“Wag kang magkakamali, gago…”
Waag het niet! Jij stinkend onderkruipsel…
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Harder ditmaal.
Thomas veranderde van tactiek en verplaatste zich in half kruipende beweging over het ondergrondse terrein. De Manananggal was terug naar de waterval gevlogen, waar nu geen licht meer uit scheen. Ze opende haar ogen en hield haar prooi goed in de gaten. Ze speelde overduidelijk een spelletje met hem. Zelf moest ze ook zoeken waar ze haar schoudertas had achtergelaten. Nu ze wist dat er zout in deze ruimte was, liep haar voortbestaan in gevaar. Thomas was er dichtbij, al had hij daar geen benul van. De tas, waar Esmeralda eerder die dag uit voorzorg een zakje zout in had verstopt, was in Thomas’ vluchtpoging achter een rotsformatie in een ondiepe kuil gevallen en lag zodoende uit het zicht.
“Esmeralda. Ik weet dat jij daar bent. Wat wil je van me? Waarom heb je mij hierheen gelokt? Wat heb ik jou misdaan?” Thomas keek recht naar de Manananggal die zichtbaar was als een buste in het rode schijnsel. “Waarom ik, schat?” De buste antwoordde niet. Althans, niet direct. Met een fronsende blik hield ze hem even in het oog en likte met haar tong langs haar lippen. Het was een tong die wel 4,5 meter lang kon worden. Slurpend likte ze aan het zwarte speeksel rond haar mond.
“Ikaw ang pinakahihintay ko – ideyal na biktima, Thomas. Bata, makatas, matipuno, umaalipusok ang damdamin na ako’y makasiping. Isa kang inutil na lubusang nagtiwala sa akin. At ngayon, isang ignorante sa aming mitolohiya’t paniniwala, isang Tao na hinde madaling maniwala sa mga sabi sabi! Kahit na ang katotohanan ay na sa harapan mo na, ikaw ay nagaalinlangan pa rin. Hinde pa ba husto ang katotohanang iyong nasaksaksihan?”
“Omdat jij het ideale slachtoffer bent, Thomas. Jong, sappig, goed gebouwd, smachtend naar seks met mij. Stom genoeg om blind op mij te vertrouwen, tot voor kort onwetend over onze mythologieën en bovendien iemand die niet zo gauw iets van een ander aanneemt. Al liggen de bewijzen recht voor je neus, dan nog aarzel je om erin te geloven. Moet je nog meer weten?”
Thomas had zonder er ook maar een woord van te begrijpen naar haar demonische rede geluisterd en tastte driftig de verduisterde omgeving af naar een tas of een uitgang. Er klopte hier overduidelijk iets niet. Als Esmeralda zojuist had gesproken en hem op het zout had gewezen waarmee hij een poging kon doen het onderlijf van de Manananggal te bestrooien, hoe kon het dan dat hij haar in de Manananggal had zien veranderen? Wanneer hij de Manananggal zou uitschakelen door het zout op haar wond te strooien, zou hij dan ook zijn Esmeralda terugkrijgen?
Tik, tik…
Tik, tik, tik.
Zij verplaatste zich weer. Het geluid werd zacht, dus ze kwam in zijn richting begreep hij nu.
Hebbes! Met meer geluk dan wijsheid vond hij in elk geval het kleedje waar ze eerder op hadden gezeten. De tas kon nu niet ver meer zijn. De Manananggal had zijn vondst ook door en wachtte niet langer af. Het dollen had nu lang genoeg geduurd. Haar tong, zo log als een meertouw maar zo slank als een tuinslang, schoot door de lucht met een snelheid die zelfs de krachtigste torpedo niet kon bereiken. Met een oogverblindende kracht wikkelde het lange ding zich doelmatig om de enkel van de naakte jongeman en trok hem van zijn plaats. Hij voelde een felle pijn alsof hij werd geraakt door een zweep en merkte hoe hij loskwam van de grond. Zes meter verder sloeg Thomas ongenadig hard tegen een muur van steen. Zijn botten kraakten aan alle kanten. Steen kwam los uit een wand en stortte samen met Thomas neer op de harde vloer. Op een paar passen verwijderd van het ruisende watervalletje en links achter de Manananggal lag hij te kermen. Tegelijkertijd zocht zij in wilde razernij naar haar tas en het zakje met zout. En ook zij had moeite, zonder de juiste verlichting, de tas te vinden. Nog duizelig en verdoofd van de pijn krabbelde Thomas op van de vloer en zag door het rode waas, dat een paar meter voor hem van links naar rechts bewoog, dat de Manananggal naar het zout aan het zoeken was. Haar ogen zag hij niet, maar uit de gloed kon hij genoeg opmaken. Daarom bedacht hij zich geen moment, raapte een flink losgeraakt stuk steen op en rende op haar toe. Daarbij moest hij op het laatst een beetje gissen waar zij precies was, omdat haar bovenlijf, naarmate hij dichterbij kwam, tussen hemzelf en de plek die haar ogen verlichtten een zwart vlek vormde. De ferme slag waarmee hij haar met de steen raakte was daarom niet zo precies gericht als hij onder betere omstandigheden had bedoeld, maar hard genoeg om haar even van haar plan af te brengen. De steen kwam midden op haar linkerschouderblad neer en werd zelfs wat afgeremd door de rand van de vleugel die hij schampte. De Manananggal schoot naar voren en stootte op haar beurt haar hoofd tegen de rotsen. Ze slaakte een kreet van pijn, maar herstelde zich zo snel dat Thomas nauwelijks de kans kreeg om zelf zijn evenwicht te hervinden. Dit was te wijten aan het feit dat Manananggals zich, evenals andere vampiersoorten, razendsnel kunnen verplaatsen, op een manier die voor normale mensen niet te bevatten valt. Nog geen tien centimeter, dat moest ongeveer de afstand zijn geweest waarin het vlammend lijkende gezicht voor Thomas opdook. Direct haalde ze met een geweldige kracht naar hem uit. Thomas werd gekatapulteerd en schoot opnieuw van de ene naar de andere kant van de grot. Hij was nog amper tegen een muur geslagen of hij had de Manananggal al weer boven zich hangen die hem de volgende stoot verkocht. Met een vlakke zucht plofte hij op zijn rug op de vloer neer. Zijn lijf werd gemangeld en gemarteld. Met het grootste gemak raapte zij hem bij knie en oksel op en smeet ze hem opnieuw door de ruimte. Thomas had geen idee welke delen van de grot hij wel of niet al had bezocht, maar kreeg inmiddels het gevoel dat ze de hele ruimte nu wel zo’n beetje met hem had aangeveegd. Uiteindelijk bleef hij ergens liggen en bleef het voor langere tijd donker. Dit kwam echter doordat hij zo door haar was toegetakeld dat hij even buiten bewustzijn was geweest. Het moment dat hij zijn ogen weer opende lag hij kreupel geslagen in een moeilijke houding op een plateau. Slechts enkele seconden verstreken of daar was ze weer. Esmeralda, in haar monsterlijke gedaante, zweefde opnieuw boven hem en had haar ogen weer geopend.
“Pahihirapan kita ng husto. Ikaw! Ikaw na hinde naniniwala sa kahit kanino.”
Judassen zal ik je, ongelovige hond die je er bent!
Ze greep één van zijn armen onzacht beet en hield hem tegen de grond gedrukt. De demonische woorden hadden geen betekenis voor hem. Hij verstond ze toch niet. En al had hij het kunnen verstaan, dan nog was hij nu te zwak geweest om nog een woord te kunnen uitbrengen. Thomas’ botten waren ondertussen op meerdere plekken meervoudig gebroken, hij zat onder de blauwe plekken en uit zijn mond stroomde een straaltje bloed. Verdoofd van de pijn kreunde hij maar wat en onderging een geweldige hoofdpijn. Toen ineens bemerkte hij iets vreemds bij zijn hand. Het leek wel plastic. Hij betaste hetgeen hij voelde nog eens en besefte dat het inderdaad plastic was. Dit kon het wel eens wezen, dacht hij. Hij kneep in wat een zakje bleek te zijn, bracht het naar zijn mond en beet er net genoeg in totdat het openscheurde en hij kon proeven wat erin zat. Bingo! Dit was zout. Het zout waar Esmeralda hem over had geïnformeerd. Hij treuzelde geen moment en smeet het zakje met inhoud in het enige wat hij hier kon zien: het gezicht van de Manananggal. Wetende wat voor opgave en eigenlijk toeval het was geweest dat hij het zout überhaupt kon vinden in het donker, moest het opsporen van het achtergelaten onderlichaam welhaast net zo’n onmogelijke opgave zijn. Een geschreeuw volgde waar Thomas zowat doof van werd. Zout brandde in op de huid van de eens zo mooie Esmeralda. Het deed hem pijn dat hij haar zo moest verminken, maar het was dat of zelf opgevreten worden. Met de grootste moeite probeerde Thomas Martens op zijn benen te komen. Hij wist dat dit zijn enige kans was. Het zilte mineraal werkte vooral in op Esmeralda wangen, kin en hals. Zijn actie had effect gehad. Nog liever zou hij hebben gezien dat hij het over het achtergebleven deel van haar lichaam kon gooien, maar hij was met het succes van deze actie ook buitengewoon tevreden. Als een speenvarken tierde ze de hele tent bij elkaar en hield haar handen uit reflex voortdurend langs haar gezicht. Thomas sjokte bij haar vandaan. Maar hij had zoveel pijn dat hij slechts gestaag vorderde. Esmeralda bleef maar gillen terwijl hij maar weer eens een poging deed om de grot uit te komen. Hij beredeneerde ditmaal dat het zout lag tussen het kleedje en de uitgang: als hij onderweg geen kleedje tegenkwam, bewoog hij zich dus in de juiste richting. Dat bleek een slim idee, want bij een tocht die de uiterste inspanning van hem vergde kwam hij een hele tijd geen rotswand tegen. Blijkbaar was dit dus inderdaad de weg naar buiten. Achter hem bleef het gegil maar doorgaan, zodat hij steeds meer en meer overtuigd raakte dat hij een mogelijkheid had om te ontsnappen. Hij kwam zelfs zo ver dat hij even meende de warme buitenlucht langs zijn huid te voelen stromen. Totdat het in grot stil viel en hij de tong weer als een zweep om zijn enkel voelde draaien. Met een ruk verdween hij weer uit de grotopening en werd naar binnen gesleurd. Subiet verloor hij het bewustzijn toen hij in die beweging tegen de zijwand knalde. Als een stuiterbal kaatste hij door de gang het hol weer in en viel ten prooi aan de Manananggal.

“Het spijt me zo schat,” klonk Esmeralda’s wenende stem. “Ik heb je dit nooit willen aandoen.” De paar woorden gingen over in gesnik en daarna in gulzig geschrans. Het rode licht kwam terug. Twee zogezegd vlammende ogen keken op haar maaltijd neer en stonden krankzinnig in diens holle en door zout aangevreten kassen. Thomas kreeg vaag door hoe twee oude-wijven-handen een slijmerige slang van vlees vasthielden en op uitzinnige wijze naar binnen werkten. Het waren zijn eigen darmen. De Manananggal schrokte gulzig. Bloed vloeide rijkelijk langs haar hals en tussen haar borsten. Het licht ging weer uit.
“Ik hield van je, echt waar!”
“Puta!”
Bitch!
Het rode schijnsels flitste weer aan en direct weer uit.
“Het is dit lichaam waarin ik geboren ben, dat mij aanzet om dingen te doen die ik helemaal niet wil.”
“Huwag kang makinig sa kanya. Ay! Makikita mo sa sarili mo! Wala kang kawala – patay ka na!”
Luister niet naar haar! Of doe ook lekker wat je zelf wilt. Je bent toch al dood.
Weer dat licht. Thomas hing nog ergens tussen de twee werelden van wel en niet bewustzijn en kreeg soms maar de helft mee van wat er recht voor zijn neus gebeurde. Zwakjes ontwaakte hij uit zijn afwezige staat. Met moeite trachtte hij te herinneren wat er zojuist in het afgelopen half uur moest zijn gebeurd, al leek het voor hem al veel langer geleden. Hij zag hoe de Manananggal zaken uit de plaats waar zijn buik zou moeten zitten naar haar mond bracht en deze luidruchtig aan het verslinden was. Dat leek hem eigenlijk wel normaal. Hij zakte weg en voelde hoe fijn die rust even was. Toen kwam hij weer bij en keek eens om zich heen. Niets. Er was niets te zien. Alleen dat naakte wezen met het verminkte gezicht dat boven hem hing en met een stuk van zijn ingewanden langs haar tepels wreef. Brokjes van het één of ander bleven op haar huid plakken. Zijn fles wijn, die was hij vergeten. De jonge vrouw waarvoor hij naar de Filippijnen kwam was dol op rode wijn. Hij baalde dat hij die in het vliegtuig had achtergelaten. Shit, hoe heette ze ook alweer? Hij discussieerde met de stewardess in de slurf. Of hij nog terug mocht om zijn fles te pakken. Maar dat weigerde ze. De vrouw greep hem bij zijn arm en nam nog een hap uit zijn buik. Het beeld van de aankomst op NAIA Airport vervaagde. Vingers werden afgelikt. Zo erotisch als het maar kon. De tong was alleen niet normaal. Het was er niet een die hij gewend was te zien. Thomas zakte weer weg. Eenmaal weer terug in de grot zag hij hoe bloedspetters het haar van zijn vriendin besmeurden. Hij had vol afschuw maar ook respect staan toekijken hoe zij en haar vader een jong varken slachtten op de achterplaats. Het was het hoofdmenu dat de volgende dag op haar verjaardag zou worden opgediend. Lechon noemden ze dat hier. Plots voelde hij dat er iets naast hem lag. De beelden die zich met de werkelijkheid hadden vermengd bleven even weg. Hij kon zich even focussen op het hier en nu. Met een schok kwam Thomas tot het besef dat hij werd opgevreten. Hij sperde zijn ogen wijd open. Dit was helemaal niet normaal. Angstig keek hij naar het door zout aangevreten gezicht van de Manananggal. Maar hij had nog meer vrees voor wat ze met zijn ingewanden uitvrat. Hij wist nog steeds niet wat er naast hem lag, maar kon zich er niet op concentreren. De paniek sloeg weer toe en zorgde ervoor dat Thomas onregelmatiger ging ademen. Hij huiverde, had het koud en bibberde als een malloot.
“Had je me maar kunnen doden lieverd,” begon Esmeralda weer. Het licht doofde weer. “Ik had zo gehoopt dat je daarin zou slagen. De achtergronden van de Manananggal heb ik je verteld, alleen maar omdat ik wilde dat je een kans had. Een kans om háár te verslaan. Zodat je voorbereid zou zijn als ze toe zou slaan.”
“W-wat ligt er naast mij Esmé?” het was voor het eerst dat hij zelf weer iets probeerde uit te brengen. Esmeralda antwoordde niet. Evenmin keerde ze terug naar haar monsterlijke vorm. Blijkbaar was er een tweestrijd gaande tussen de goede Esmeralda en de monsterlijke Manananggal. Feitelijk wist ze ook niet wat er naast hem lag, simpelweg omdat ze het niet kon zien. Omdat zij niet reageerde probeerde Thomas er zelf achter te komen. Hij tastte naar het ding naast hem lag en trok na even te voelen zijn hand er gauw weer bij vandaan. Hij begon te janken en raakte overstuur.
“Oh, gatver! Het zijn mijn tenen. Mijn voet ligt naast me.” En omdat hij wist dat dit anatomisch onmogelijk was maakte een misselijk gevoel zich van hem meester. Hij kokhalsde en bracht vervolgens een stroom kots naar buiten.
“Hoy! Kumakain Ako!”
Hé, ik zit hier te eten hoor!
En het werd weer donker.
Thomas kwam plotseling tot het besef dat hij met zijn hand wel zijn voet had kunnen voelen, maar dit andersom niet het geval was. Sterker nog, tot halverwege zijn borst voelde hij al niets meer. Rechts had hij nog wel gevoel in zijn hand en arm, daar gaapte zelfs een grote open wond ter hoogte van zijn pols. Misschien had ze daar wel een hap uit genomen of had hij deze gewoon lelijk beschadigd.
“Het was mijn moeder,” sprak Esmeralda, wiens geest in het lichaam vast zat van het monster.
“W-wat schat?”
“Pedro en Raquel. Herinner je hun nog? Zij zaten in het spookverhaal dat ik je kort geleden vertelde. Het is allemaal echt gebeurd. Ik was er bij. María noemden we mij, ik had het bed strak getrokken voordat ik het huis verliet. Zo was het met mijn moeder afgesproken. Ze leerde mij de kneepjes van het vak. Terwijl zij bezig was Raquels baby op te eisen, sloop ik weg. En de kluizenaar is mijn vader. Er is dus eigenlijk geen kluizenaar. Hij kwam alleen het licht uit doen toen mijn transformatie begon.”
“Hoe? W-wat?”
“Laat maar schat. Ik hou van je.”
“I-ik ook van jou,” antwoordde Thomas en even later, vlak voordat hij stierf: “…geloof ik.”