By karelriemelneel | January 15, 2011 - 7:15 am - Posted in Contaminaties, Nederlands, Verbaal Genot

Bestaat uit: “Iemand de das omdoen” & “Iemand de nek omdraaien”

Uitgesproken door: Reuze Navelpad

Datum: vrijdag 19 maart 2010

By rinaoddel | January 13, 2011 - 1:44 pm - Posted in Nederlands, Rara Rina, Rijmende kunsten

Water dringt niet tot mij door, al doop je me onder in een zwembad.
Toch, als ik veel beweeg, zou ik willen dat ik een handdoek had.

Ik verkleur als je mij slaat en gloei rood op als ik je haat.
Mijn materie is erg complex, maar wel soepel en lekker flex.

Wat ben ik?

By karelriemelneel | December 23, 2010 - 6:48 am - Posted in Contaminaties, Nederlands, Verbaal Genot

Bestaat uit: “Wat klinkt beter?” & “Wat ligt lekkerder in het gehoor”

Uitgesproken door: Gsorsnoi

Datum: vrijdag 10 december 2010

image by Steam SWP, edited by Gsorsnoi

Tang had de mede-uitvinder van de Trap Tuk Tuk geweest en zou samen met buurtgenoot Miu San een ware revolutie hebben ontketent in het grimmige zesde H-district. De onzichtbare ‘muur’ had verder doorbroken kunnen worden door dit nieuwe vervoermiddel dat de gebruikers ervan in staat zou stellen van de ene rand van de met verf gemarkeerde wijk naar de andere te kunnen reizen. Een nieuwe Tuk Tuk met de kleur van de aangrenzende wijk en een letter van het district moest de verbinding gaan vormen tussen de ene onbekende plaats met de andere. De Trap Tuk Tuk moest het uiterlijk gaan hebben van een normale op stoom aangedreven Tuk Tuk, maar zou zich onderscheiden door de wielconstructie die het in staat stelde om moeiteloos de trappen op en neer te rijden waar Gohes City’s China Town er een paar honderd duizend van telde. Drie wielen die onderling waren verbonden met rupsbanden zaten aan weerzijden van de cabine waar de passagiers in werden vervoerd. Onder het stuur van de chauffeurszit was een indrukwekkende veerconstructie gemonteerd die de ergste klappen moest opvangen van het bandloze voorwiel. Terwijl de achterkant van het voertuig iets weg had van een ingewikkeld opgebouwde fluitketel was de gelijkenis van de voorzijde van het apparaat er duidelijk één met een Harley Davidson-motor.

De jonge Tang Lee Swan zou zichzelf op zeventienjarige leeftijd verbranden aan de ketel van één van deze apparaten om nog geen maand later te bezwijken aan de infectie die hij door zijn verwondingen had opgelopen. Zijn buurtgenoot Miu San was op dat moment al niet meer in beeld daar hij ondanks deze vervoersrevolutie alsnog zou verdwalen in een paar wijken verderop. Toch mocht hij zich gezegend voelen dat hij zijn sterfbed vond op de naar deze omstandigheden uitzonderlijk hoge leeftijd van 37. In de binnenhavens van Matsue Hakui stierf hij eveneens aan een infectie.

Dze op zichzelf al grauwe werkelijkheid was echter gereserveerd voor een dimensie uit een parallel universum waarin de navelpadden van Graaf Schaurig geen deel uit maakten. Miu San had de ingenieuze denkwijze namelijk nodig gehad van Tang om de rupsbanden zo te kunnen ontwikkelen dat zij geschikt waren om de hinderlijke trappen te bestijgen en af te dalen. Zonder Tang Lee Swan kwam er geen Trap Tuk Tuk.

De aan slakkenslijm gelijkende substantie droop van de diepbruin gepleisterde wand daar waar vier handen zich om beurten in het bevende vlees groeven. De weerstand die werd opgebouwd door de reflex in een elleboog bracht een spasme teweeg waardoor een vaalblauwe hand naast de arm greep. Een andere al even lelijk blauwe hand greep daarom de verminkte arm beet die het slachtoffer van het bed had laten vallen door de schokkerige beweging die het maakte. Kraakbeen brak tussen de vingerkootjes vandaan onder een akelig geluid toen de drie middelste vingers van de hand werden gerukt. Het wit van de knokkels werd daardoor even zichtbaar in de oorspronkelijke vorm dat zich normaal alleen als een gelige afdruk liet zien onder de huid wanneer de vingers bogen. Het rode vloeistof wat uit de aderen vrij kwam maskeerden de bloot gelegde botjes echter al rap en besmeurde het bed met vlekken en spatten.

Over gescheurde lippen werd het verse vlees naar een tong geleid die al even geen smaak meer konden waarnemen. Smakken was een onvermijdelijk gevolg geworden bij het naar binnen werken van het rauwe voedsel door de in verval geraakte kaken. De ontbinding had ook de slokdarm aangetast zodat een luid gegorgel hoorbaar was. Brokken in het bloed sijpelden over de kin welke eens met een stoppelbaardje gesierd werd. Gulzig greep de zombie opnieuw naar de onderarm waar hij eerder al een paar lappen vlees uit had gebeten.

De vrouw op het bed dat ten prooi was gevallen aan twee zombies voelde de levenskracht nu wel heel vlug wegtrekken uit haar eens zo mooie lijf. Indrukken van het binnenste van een amfibie trokken nog op het netvlies aan haar voorbij. Even hiervoor had zij een bizar avontuur beleeft waarbij zij door een padachtig wezen binnenste buiten werd gekeerd en door het bruine dier werd opgeslurpt. Ze was hierdoor in de veronderstelling geraakt dat ze door die actie allang dood had moeten zijn, maar het besef dat zij later weer door de pad naar buiten werd gebraakt maakte dat ze wilde geloven dat ze in een één of andere hel was beland.

Naakt en slijmerig was nu haar lijf zoals ze had verwacht bij het betreden van de onderwereld. Haar kleren moest ze op de Aarde achter hebben gelaten. Dus waar was nu het vagevuur waarin zij voor eeuwig zou moeten branden? Waarom was zij teruggekeerd naar het bed waarin zij stierf? Wat Pui-Yuk echter nooit zou kunnen bevroeden, is dat zij zojuist het resultaat was geworden van een slechte slurping van een navelpad en dat haar lijdend sterven nog in volle gang was. Eén van de padden had bij haar zoveel roem willen wegslurpen dat het beest de vrouw binnenste buiten had gekeerd en in zijn lijf had opgeslokt. Even later spuwde hij haar weer, gehuld in het slijm uit zijn ingewanden, naar buiten. Haar levenskansen bij het ontsnappen uit zo’n slechte slurping was met de helft afgenomen door haar vitale functies die hiervan te verduren kregen, maar dat was niet de uiteindelijke reden waarom ze stierf.

Eén van de twee zombies die daar de oorzaak van waren, keek plotseling op vanaf zijn maaltijd. De ander bleef geconcentreerd en zette zijn halve gebit in Pui-Yuk’s heup. Akio Arata was even afgeleid geraakt door de beweging van enkele zombies die zich buiten op de daken boven een steeg ophielden en gefixeerd waren op twee ongelukkige bezoekers. Akio was erin geslaagd om zijn levenlang bij zijn zus in de buurt te blijven en hadden samen gezworen elkaar nooit uit het oog te verliezen. Nimmer zou hij weten dat Tang Lee Swan, die nog voor het doorlopen van de embryonale stadium stierf in de buik van Pui-Yuk, zijn bloedeigen zoon was.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De Chinese doolhof
Volgend hoofdstuk: Gezichtsbedrog

By rinaoddel | December 16, 2010 - 1:02 pm - Posted in Nederlands, Rara Rina, Rijmende kunsten

Een man viel overboord en nam een lang nat bad.
Zwemmen kon hij niet, maar belandde wonder boven wonder heelhuids op een strand.
Een onbewoond eiland, dat niet eens een palmboom had.
Hoe ver hij ook kijkt, aan de horizon geen land.

Zonder enige hulp van materialen, mensen, dieren of machines wist hij aan de andere kant van het 100 meter diepe water te geraken.
Hoe deed hij het?

(Zijn naam was geen Jezus!)

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

“Nee, nee, nee, nee, nee …” De ninja had gemakkelijk nog wel vijfhonderd keer ‘nee’ kunnen zeggen.  Het tweetal was uit de rioolput gestapt en aanschouwde de schemerige straten van een niet geheel onbekende wijk, voor de ninja althans. Hij had namelijk direct door waar ze boven waren gekomen en zag hier zijn ergste nachtmerrie bewaarheid worden. Met de grootste moeite trachtte hij niet door zijn knieën op de straat te zakken om in wanhoop zichzelf aan de wereld over te geven. Zijn woede kneep hij weg in zijn vuisten en sprak kwaad tegen niemand in het bijzonder:
“Van alle plekken in Gohes City … waarom hier? Waarom uitgerekend hier?” Inwendig stak er bij hem een storm van vloeken op.

De pad liet zijn onderkaak zakken en keek vanuit zijn nietige positie naar hem op. Hij had zich zojuist los gemaakt uit de put en de bijbehorende deksel over het gat geplaatst. Vanuit de steeg waarin zij waren boven gekomen zag de ninja direct dat ze het in hun lot niet slechter hadden kunnen treffen. Ze waren van de ene hel in de andere opklommen. Van het masker van zijn nieuwe vriend keek de pad voor zich uit en begreep eigenlijk helemaal niet zo waarom deze duistere plek zo kwaad kon zijn. Wat de pad niet kon weten was dat Gohes City een gruwelijk eigen China Town kent. Een oord waar je onder normale omstandigheden al niet dood gevonden wilde worden. Deze stad binnen de grote metropool was namelijk niet zomaar een wijk in een stad waarin toevallig een hoop Aziaten gevonden konden worden. Deze wijk kon je binnenkomen, maar de kans dat je er ooit weer uit zou geraken was praktisch nihil.

‘De Chinese doolhof’, zoals de berucht wijk in de volksmond is gaan heten, is het grootste labyrint met inwoners op aarde. Even buiten het centrum gelegen strekt deze plek zich uit tot de op één na buitenste laag van de stad en maakt er gemakkelijk bijna een kwart van uit. Het is een compacte substad waarin half China lijkt te wonen. Precies die eigenschap dat alles zo op één gebouw is, maakt dat de stad een verschrikking is om in te wonen. Alle straten lijken op elkaar en de infrastructuur is beroerd. Voedselvoorzieningen reiken amper tot alle locaties, zodat er veel honger en armoede is ontstaan. Vanaf een plein bekeken zie je de huizen op elkaar gestapeld gebouwd staan zonder dat je kunt spreken van flats. Kijk je om je heen door de straten dan bestaat het gros van de uitwegen uit onpraktische trapconstructies die weinig mobiliteit biedt aan de mensen die zo ongelukkig waren hier te zijn geboren. De meeste mensen die hier zijn geboren weten niet eens van het bestaan van de wereld die zich buiten de ‘muren’ afspeelt. De ‘muur’ is hier de abstracte benaming die is gegeven aan de horizon van het bekende. Alle straten die je niet kent bevinden zich buiten deze onzichtbare muur. Niet voor niets wordt de wijk aangeduid als een gigantisch complex doolhof.

Onfortuinlijke inwoners van Gohes City die in de Chinese doolhof zijn geboren groeien er op, leven nauwelijks langer dan een jaar op één plek een sterven een vroege dood op een compleet andere plaats in dit stratengedrocht. Nergens op onze planeet kent een stad zoveel gevallen van incest en vermengingen binnen een gemeenschap. Kinderen die hun ouders nog kennen na hun eerste levensjaren mag een unicum heten, want zodra een mens hier kan lopen hoef je de straat maar uit te lopen en je bent verdwaald. Niemand zal er verbaasd over zijn dat de gemiddelde levensverwachting van dit deel van de stad onder de 35 jaar ligt. Komen kinderen in een andere straten terecht dan worden ze tot slaaf gemaakt en komen veelal in bendes terecht.

De enige constante factor in deze stad is de kans op het verdwalen welke duidelijk op honderd procent is gesteld. Om zichzelf daarom te kunnen beschermen tegen een al te grote verspreiding van de families is men sinds de jaren tachtig begonnen om de straten te gaan markeren. Chinezen zijn door de straten getrokken met potten met verf om eigen gebieden te kunnen afbakenen. Wanneer men dit niet zou doen dan blijft de genenpoel zich oneindig mengen totdat ziektes de rest van Gohes City zouden infecteren. Niet dat die dreiging ook maar enige waarde heeft voor de mensen uit deze substad: er is toch niemand die de rest van Gohes City kent. Deze begrenzingen is men vooral gaan instellen zodat de families nog enigszins een kans houden om gezinnen bij elkaar te houden. Sindsdien kennen kinderen hun ouders iets langer, maar met een gemiddelde van de eerste vijf levensjaren is dat nog altijd eng laag te noemen. 

De ninja was in zijn jeugd gewaarschuwd nooit naar China Town te reizen. Het zou in alle gevallen een enkele reis zijn geweest. De verhalen kende hij natuurlijk wel, maar recent waren ze nooit. Er was namelijk bijna nooit iemand die het betreden van deze stad heeft kunnen doorvertellen. Te meer vreesde hij voor zijn eigen voortbestaan. Hij zou dagen kunnen dolen door de straten en terug uitkomen in een straat die hij al eens had gepasseerd zonder dit te realiseren. Maar de weg terug door het riool was al even rooskleurig. Waar in dit doolhof bevond hij zich eigenlijk? Was hij halverwege de stad op weg naar de zevende en buitenste ring of had hij zich nog maar net uit het centrum verwijderd? Hij vreesde voor het ergste.

Toch was er een andere vraag die hem op dat ogenblik nog het meeste bezig hield: waarom was er op de straat geen levende ziel te bekennen?

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: De overbrugging
Volgend hoofdstuk: De Trap Tuk Tuk

By karelriemelneel | December 8, 2010 - 1:17 pm - Posted in Contaminaties, Nederlands, Verbaal Genot

In het artikel Vuurspugende zonsverduistering detective (4): Triest bericht werd onze rechercheur betrapt op een contaminatie:

“Jaap was de vorige tuinman en liep hier vroeger ook de post rond.”  

Bestaat uit: “De post lopen” & “De post rondbrengen”

Uitgesproken door: Rechercheur K.(lungel) Riemelneel

Gevonden door: BoB de Winter

Datum:

image by Gsorsnoi, edited with Daz3d and Photoshop

“Verzin iets terwijl ik ze bezig houd!” de Navelpad begreep dat het erop of eronder was. Hoe klein hij er ook uit mocht zien, in deze pad ging een moedig persoontje schuil dat graag zijn beste beentje voor wilde zetten als er zaken op het spel stonden. In hun geval ging het om levens. De ninja was misschien wel de enige overgeblevene in zijn soort. En als er al een kans was dat er andere mensen waren die de grote slurping hadden overleefd, dan moesten ze zorgen dat ze die persoon of personen vonden. Zelfs al moesten ze daarvoor naar de rand van deze enorme stad reizen.
“Eh … juist.” De ninja vergat de eerdere discussie compleet en keek in de controlepost om zich heen naar een oplossing. Hij moest in allerijl een stevig verdedigingsmechanisme of een uitvlucht zien te vinden. Zijn zintuigen stonden daarbij scherp om een eventuele confrontatie van achter direct te kunnen afweren waar de pad het gevecht was aangegaan met de grote stroom padden.
“Zou ik misschien …?” Hij wierp nog eens een blik op de vluchtwegen.
“Schiet op! Dit houd ik geen vijf minuten vol!”

In een vluchtige blik naar rechts zag hij hoe de Reuze Navelpad de brug op was gerend met de stok in zijn handen en de aanvallen van de padden probeerde af te slaan. De pad was hierbij op de railing geklommen die het brugpad aan beide zijden afbakende. Hij straalde angst en vastberadenheid uit. Vastberaden dit gevecht te willen winnen. Hoe onmogelijk dat ook leek. De lange stok had hij met beide handen stevig vast voor zijn lichaam en keek venijnig in de richting van de toestromende blauwe padden. Honderden padden stroomde op hem toe en klauwden al met hun gespierde blauwe armen door de lucht. Dit was onbegonnen werk.

Ze hadden zo’n enorme honger dat je zou kunnen zweren dat het geknor in de buiken boven het gekwaak hoorbaar was. De honger had zich gemanifesteerd in een geweldige razernij. En reken maar dat ze het mensenvlees konden ruiken. De kleine pad was bij voorbaat kansloos in een gevecht tussen zijn nietige persoontje en het grote aantal reuzen wat op hem af stormden. Ze zouden hem zo van zijn plek vegen, over hem heen walsen en zich op de arme ninja storten. Een lange pijnlijke dood was in aantocht. Het evengoed geringe aantal padden dat de kans zou krijgen om zijn navel te bereiken zou deze openscheuren door het gedrang erin te geraken. Ze pasten er moeilijk allemaal in. Met een helse pijn in zijn bloed gutsende buik zouden de padden in hun zoektocht naar roem zijn ingewanden doen omkeren en in hun eigen buiken opslurpen. De ninja zou binnenste buiten worden gekeerd en zou resulteren tot een slechte slurping zoals de Reuze Navelpad eerder had laten gebeuren in het roemslurpen bij Alexander Pechtold. Bij mensen kan schrokken leiden tot braken. In het geval van de reuze navelpadden keren zij hun prooi binnenste buiten. Onze goede Reuze Navelpad heeft zijn slachtoffers deze ellende zo veel mogelijk willen besparen. Van de blauwe padden hoeven we deze genade niet te verwachten.

Juist wanneer de ninja de padden ook in beeld kreeg greep hij een cola blikje van het controlepaneel en wierp het richting één van de twee besturingssystemen dat naast de brug aan weerzijden stonden opgesteld. De systemen dienden tot het kunnen laten draaien van de brug. Dit was een extra kans voor de pad. Het blikje landde op de knop die de brugdelen moest activeren waardoor deze begonnen te draaien op hun as. De pad maakte dankbaar gebruik van deze actie en duwde met zijn rechterhand het rechtereinde van de lange stok omhoog om deze een zwiep te geven. Zijn  linkerhand pakte de stok rechts over terwijl hij zijn rechterhand naar links had verplaatst. De stok begon te tollen om zijn as. Hiermee vormde de stok een schild waarmee hij voor zich de padden van zich af kon houden. En kon ermee om zijn lichaam draaien om wat rake klappen mee uit te delen.

Links en rechts probeerden de padden bij hem te komen en werden daarbij gehinderd door de roterende brugdelen. Een verdediging die slechts tijdelijk van aard was. De stok knalde een aantal keer hard in de gezichten van de grote padden, maar werden uiteindelijk toch onvoldoende van hun stuk gebracht om uit het gevecht te stappen.
“Vertrouw me en spring hierheen!” was de raad die plots uit de controlepost werd geschreeuwd. De ninja had een mechanisme in werking gezet die iets dieper in de rioolgang haar uitwerking kreeg. Daar waar de rioolgang dood leek te lopen tegen twee grote gaten die waren afgeschermd met tralie klonk een zwaar aanzwellend gebulder. Boven in een stortkoker had een sluisdeur zich maximaal verbreed. Grote hoeveelheden met slik en afval bevuild water werd een nieuwe ruimte geboden om zich door te verplaatsen. Waar eerder een rustig stroompje door de kier van de sluisdeur aan een val naar beneden begon, stortte nu een grote hoeveelheid smerig water door de stortkoker naar de rioolgang.

De Reuze Navelpad wist ternauwernood van de brugdelen naar de smalle kade voor de controlepost te springen toen de grote watermassa over de brug raasde en de blauwe padden in haar geweld meesleurde. Hij kreeg een hand gereikt door de ninja en werd verder de controlepost in getrokken om niet alsnog weggespoeld te worden.
“Dank je.” Bracht de pad uit en stond met zijn handen op zijn knieën te hijgen. Hij was zichtbaar moe. De stok had hij op de vloer van de controlepost laten stuiteren, maar moest hij in de gaten houden of het water kon het nog meenemen. De controlepost werd niet overspoeld, maar droog bleef ze ook niet.
“Nee, jij bedankt. Ik denk dat we elkaar nog wel even nodig zullen hebben.” Kreeg hij van de man in het zwart als antwoord.
“Je ziet er slecht uit trouwens.”
De pad ademde zwaar toen hij net genoeg naar boven keek om het gezicht van de ninja te zien en bracht met veel moeite uit:
“Klopt. Ik heb lang niet gegeten.” De ninja knikte slechts.
“Kom. We moeten naar de oppervlakte. Ik heb die deur al gecontroleerd. De gang erachter is ingestort.” De stok werd van de grond geraapt waarop het merkwaardige duo langs de trap naar boven verdween.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: TMNT
Volgend hoofdstuk: De Chinese Doolhof

By tinusicket | November 16, 2010 - 7:11 am - Posted in Gevleugelde Uitspraken, Nederlands, Verbaal Genot

Mensen  horen in teksten die de hersenen niet goed tot een begrijpbaal geheel kunnen brengen soms de meest rare woorden of zinnen. Dit verschijnsel wordt ‘mondegreen’ of ‘mama appelsap’ genoemd. Welke naam eraan wordt gegeven is afhankelijk van het onderscheid of de gevonden tekst en de oorspronkelijke tekst uit dezelfde taal komen of niet.

Mama appelsap.

“Kun je dat plaatje draaien van ‘Mama appelsap’?” zou een luisteraar van een bekend radioprogramma eens hebben gevraagd. Gescratcht geluid maakt plaats voor de eventuele stilte tussen de vraag en het antwoord waarop de dj verbaasd reageert:
“W-wat?”
De korte stilte komt alsnog en de dj moet zichzelf even herpakken om de link te kunnen leggen tussen het nummer dat deze luisteraar zegt te willen aanvragen en het nummer dat hij of zij er werkelijk mee had bedoeld. Inmiddels weten we dat ‘mama appelsap’ een tekstfragment is dat diegene die het nummer had aangevraagd had herkent in de lyrics: ‘Mama-se mama-sa ma-ma-coo-sa’ uit Wanna Be Startin’ Somethin’ van Michael Jackson. De dj deed er zijn voordeel mee en inmiddels is ‘mama appelsap’ een bekend programma onderdeel geworden van de show. Luisteraars kunnen naar de studio bellen en een poging doen ons ervan te overtuigen dat zij een Nederlandse tekst hebben gevonden in een anderstalige song.

Mondegreen.

Deze tweede term is al wat minder bekend door het feit dat de andere Engelse tekst die in een strofe van het Schotse gedicht The Bonny Earl of Murray werd verstaan in Nederland nog niet echt een eigen geaccepteerde term kent. Om het nog wat ingewikkelder te maken was het meisje dat ‘They have slain the Earl of Murray / and the Lady Mondegreen’ verstond in de tekst ‘They have slain the Earl of Murray / and they laid him on the green’ zelf een Amerikaanse. Nu moet ik nog gaan uitkijken dat ik niemand beledig wanneer ik Engels, Schots en Amerikaans aan elkaar gelijk stel, maar je begrijp vast wel wat ik hier bedoel met teksten uit dezelfde taal. Lady Mondegreen is een eigen fictief bestaan gaan leiden en de term ‘mondegreen’ is sinds 1954 een feit.

Het zal je nu wel duidelijk zijn dat ik een keer niet helemaal goed begrepen werd toen ik zei: “Value those things”.

Heb je zelf een paar leuke vermeende ‘mama appelsap’- of ‘mondegreen’-teksten die je met ons wilt delen? Je kunt ze kwijt in de comments!

De ninja had zich van huis uit door pure belangstelling bekwaamd in een eigen stijl van vechtsporten. Een interesse die hem tot op dit moment steeds in staat heeft gesteld te kunnen overleven. De meeste  ‘kennis’ heeft hij daarbij opgedaan door in zijn jeugd een overdaad aan Bruce Lee, Jackie Chan en Van Damme films te kijken en na te apen. Als kind heeft hij ooit naast wat Kung Fu lessen één karateles gevolgd en dacht dat daar meteen allemaal vliegende kicks zouden worden geoefend, maar toen ze vooral rondjes gingen rennen en veel moesten opdrukken vond hij dat toen erg saai en vermoeiend! Vanuit een meer serieuzere aanpak is hij nog iets meer dan een jaar Tae Kwon Do-lessen gaan volgen, maar het toepassen van zijn vechtkunsten vond hij pas echt leuk wanneer ze ‘fake’ werden toegepast om in rare filmpjes te verwerken.

Het waren deze vechtkunsten, enig acrobatiek en een flinke dosis geluk die hem in Gohes City zo lang op de been hebben gehouden. Tezamen met het samuraizwaard dat hij uit een museum had weggegrist in zijn wanhopige poging zich te verdedigen tegen de lawine van padden en zombies had hij zichzelf in no-time uitgerust als de laatste verzetstrijder.

Laten we nu maar hopen dat de enige pad die hij hier had ontmoet – met een kleur die er tenminste uitzag als die van een pad – hem de juiste hulp kwam bieden. Hij zag er niet echt uit als een kwaaie. Het was eerder een kleine slungel uit een cartoon die de grootste portie onhandigheid kreeg toegeschreven en een aandeel had in de leukste grappen.

De ninja lag nonchalant over zijn bed en hield de pad vanuit zijn ooghoek angstvallig in de gaten. Dit bed moet van de bewaker zijn geweest die het zichzelf makkelijk heeft willen maken toen hij hier nog diensten draaide. De ninja had er vier krappe uurtjes op gelegen, maar nauwelijks echt iets geslapen. Dat was niet alleen omdat hij waakzaam wilde blijven op onverwachte navelkruipers. De Reuze Navelpad stond hier wat vechtkunsten uit te proberen wat hem ook uit zijn slaap hield. Onderweg naar hier had hij een grote lange stok gevonden en stond daar hier nu mee te oefenen. De ninja kon het niet helpen daarbij direct aan Donatello te denken. Je kent hem wel: één van die pizzahappende schildpadden uit de tekenfilmserie Teenage Mutant Ninja Turtles. Nou, maak daar nu maar meteen de Teenage Mutant Ninja Toad van!

Driftig stond de kleine Reuze Navelpad op de controlepost met de lange stok om zich heen te zwaaien. Dat deed hij met de passie van een klein kind dat juist van zijn ouders wat kleding en attributen had gekregen van zijn favoriete actiefiguur. Net de ninja toen hij weer een film van Bruce Lee had gekeken. Het was werkelijk heel komisch om naar te kijken.

Voordat de ninja probeerde wat te gaan slapen had hij de pad gevraagd naar zijn achtergrond. Hij was natuurlijk vooral geïnteresseerd in zijn vermogen om te kunnen praten en het feit dat hij hier als enige bruine pad tussen de anderen rondliep. Daarbij was hij nog ogenschijnlijk vriendelijk ook en leek niet geïnteresseerd in een aanval op de mens.
Op die vragen kwam een één of ander vaag antwoord, verpakt in een lang en ongelooflijk verhaal, waarin hij verklaarde een ontsnapte labpad te zijn. Dit verhaal was zo onsamenhangend en vol van rare namen dat hij er werkelijk geen touw aan vast kon knopen. De Reuze Navelpad was blijkbaar niet zo sterk in het overbrengen van gestructureerde toelichtingen en zette de ninja ongewild voor nog meer vraagtekens. Die rare namen kunnen wij inmiddels wel verklaren: dat moesten de anagrammen zijn!

Wat de ninja ook was opgevallen, was hoe gehecht de pad leek te zijn aan het voorwerp dat hij om zijn nek had hangen. Het was het voorwerp dat hij eerder die dag van de rioolvloer had geraapt en hem in zijn handen had gedrukt om zich mee te verdedigen. Dat had hij gedaan door het kettinkje vast te pakken wat eraan bevestigd zat en ermee rond te meppen. Het ging hier natuurlijk om het zakhorloge!

“Wat heb jij eigenlijk met dat ding?” vroeg de ninja en wees met een kort gebaar naar het zakhorloge. Onze eigen Donatello onderbrak zijn moves en keek naar de etmaluur die om zijn nek bungelde.
“Oh dit?” antwoordde hij en pakte het zakhorloge met beide handjes vast. Hij keek er even naar en keek daarna op naar de ninja.
“Nou, dit is het zakhorloge. Het is wat mij hier heeft gebracht.”
Zowel op het gezicht van de ninja als op die van de Navelpad trok een wenkbrauw zich op. De ninja was nieuwsgierig en wilde het verhaal erachter graag weten, maar de Navelpad was er juist verbaasd over dat de ninja hier naar moest vragen!
“Je hebt het me zelf gegeven … je weet wel … toen bij meneer de Graaf.”
Korte stilte.
“Onzin.” En de vraagtekens op het gezicht van de ninja werden groter. Ze leken verontwaardiging uit te willen drukken. “Ik heb je nooit gezien. En dat voorwerp van jou al helemaal niet.” Met dit antwoord ging hij rechtop op het bed zitten. De pad reageerde niet begrijpend:
“Huh? Toch wel. Je bent zelf naar mijn tijd gereisd om mij dit zakhorloge te geven. Je had zelfs datzelfde zwaard bij je toen je …”

Het was dit moment dat de opgang komende discussie abrupt werd afgebroken. Een knorrend gekwaak werd hoorbaar in de rioolgangen. De ninja keek de pad aan met grote ogen van verbazing, maar bovenal realiseerde hij zich hoe nonchalant hij met zijn plan was omgesprongen om de stad uit te vluchten. Dat kon nu namelijk al wel eens te laat zijn!

Ja hoor, daar waren de padden al. Ze waren vast door zijn mensenvlees aangetrokken. De ninja maakte een vluchtige berekening van de beste ontsnappingsmogelijkheden die zij op dit moment hadden. Hij had nog niet de moeite genomen de gang achter de gesloten deur te verkennen. Dus was dat bij voorbaat geen verstandige optie. De padden blokkeerde de rioolgang die ze anders hadden kunnen gebruiken en blokkeerde meteen de optie om over de brug naar de trap aan de overkant te vluchten. Tenzij ze de padden zolang op een afstand konden houden. Met angst in zijn hart moest hij concluderen dat de enige echte weg om uit dit gevaar te vluchten … de trap naar de oppervlakte was.

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Laatste toevluchtsoord
Volgend hoofdstuk: De overbrugging