image by torture-city, edited by Gsorsnoi

 “Vanuit studio 69 is dit de 2487e aflevering van Die ene vraag. Eén iemand uit ons publiek neemt het op tegen duizend streng geselecteerde kandidaten. Van nautisch kapitein tot luchtfotopiraat en van zeppelin ontwerper tot stofbrillen reparateur, wie heeft de meeste kennis in huis en beschikt over stalen zenuwen? Allemaal strijden ze om die ene felbegeerde plek in Die ene vraag. Vanavond spelen we weer een finaleronde waarbij onze kandidaat van deze maand in de honderd laatste vragen terecht is gekomen. Bob de Winter speelde vorige week alweer 162 kandidaten weg zodat er nu in totaal 995 lege stoelen op tribune zijn ontstaan. Speelt hij die laatste vijf ook weg? Want u weet het, één fout antwoord is al fataal. Het is alles of niets in Die ene vraag. Dit is Nationale WSNOI Loterij’s Die ene vraag, hier is uw gastvrouw Vicky Rhaagbaack!”

Er klinkt een oorverdovend handgeklap uit de applausmachine wanneer achter in de studio twee grote decorwanden voor elkaar langs schuiven. De artistieke deuren, die bezet zijn met meer dan vijfhonderd raderen van uiteenlopende grootte, verdwijnen links en rechts in de sleuven van twee enorme bogen die in de vorm van een halve maan het leeuwendeel van het podium omarmen. Gehuld in een flinke maar zichzelf snel oplossende wolk van stoom komt de altijd zeer modieuze presentatrice tevoorschijn. Vandaag is ze gekleed in een wijde witte Victoriaanse rok met daarbovenop een zwart korset jasje. De jas valt op door een brede serie van riemen op beide mouwen en versiersels van knopen die her en der op de stof te zien zijn. Onder het jasje draagt ze een gekruld koperbruin met rood gouverneurs shirt en op het hoofd een eenvoudige vilten hoed. Onder begeleiding van twee felle spotlights die haar volgen, loopt ze naar voren en begroet de kijkers thuis en het publiek in de zaal.
“Een hele goede avond, het is de laatste zondag van de maand, dus het is weer de hoogste tijd voor de finale van Die ene vraag.”
Dit is het moment dat de openingstune de laatste noten bereikt, de organist deze met een spetterende finale beëindigt en laat uitdoven.

In Nederlands langstlopende televisiespel komt er steeds één speler in de stoel op het podium en krijgt een categorie voorgeschoteld. Na het verschijnen van de naam van de categorie mag hij of zij kiezen voor een makkelijke of moeilijke vraag. Bij iedere vraag staan drie antwoorden, waarvan er altijd slechts ééntje goed is. Terwijl de speler in de stoel zich voorbereidt op het juiste en beslissende antwoord moeten de duizend tegenspelers ook hun antwoord intoetsen. Wie het fout heeft, valt direct af en wordt in een arena tussen het publiek en het podium in een kuil geworpen waar het monster Dishmeier ongeduldig op zijn volgende maal ligt te wachten. Dishmeier is één van de duizend jongeren van Shub-Niggurath, een duistere godin die deel uitmaakt van de Grote Ouden uit vervlogen tijden. Het is die offerande aan dit monster dat van de spelshow een kijkcijferkanon heeft gemaakt en tegelijkertijd een luguber en omstreden karakter heeft toebedeeld. Zij die aan de gang naar deze voortijdige dood ontsnappen worden pas bekend gemaakt zodra de speler in de stoel zijn eigen antwoord heeft gegeven en daarvan duidelijkheid krijgt of dat antwoord goed is. Dit gaat net zolang door tot er van de kandidaten in de zaal minder dan honderd overblijven. Is dat het geval en heeft de speler in de stoel voortdurend goede antwoorden gegeven dan is hij van een finaleplaats verzekerd. Het finalespel wordt eens per maand gespeeld en op de laatste zondag van de maand uitgezonden. Die aflevering gaat alleen door indien een speler zich zolang staande heeft kunnen houden.

“Welkom Bob,” begint Vicky na enige commerciële introducties en verplichtingen. Kijkers kunnen bellen naar de show om prijzen te winnen en leden van de Nationale WSNOI Loterij werden er nog eens extra op geattendeerd hoe belangrijk hun loten zijn voor de jackpot. Rhaagbaack laat Bob zich even kort opnieuw voorstellen aan de mensen die zijn ontwikkelingen niet hebben gevolgd; hij vertelt nog eens dat hij van spelletjes spelen houdt, woonachtig is in Breindorp en veel leest. In de voorgaande weken is Bob veel in dit programma verschenen. Hij is inmiddels aan zijn 352e vraag toe en heeft door zijn speltechnieken maar liefst ZB 874.000,- in de kluis. Van zijn troefkaarten heeft hij zijn drie uitvluchten en elimineerkaarten verspeeld, maar heeft nog wel zijn verdubbelmaar overgehouden, iets wat de programmamakers steekt. Mocht Bob er namelijk toe komen zijn verdubbelmaar op één van de resterende vragen in te zetten dan betekent dit dat hij zijn geldbedrag tot boven de miljoen kan verdubbelen, een geldsom die in Nederland nog nooit aan een deelnemer in een show is uitgekeerd en menigeen zich afvraagt wat dit voor het voortbestaan van het programma zal betekenen. Of Bob zijn laatste kaart ook echt kan inzetten is niet waarschijnlijk. Het wegspelen van de laatste tegenspelers zal geen eenvoudige opgave zijn daar de vragen alsmaar moeilijker worden. En zelfs al kiest Bob voor een makkelijke vraag dan valt zo’n vraag niet mee in de finale.

Het spel krijgt echter een hele bijzondere wending wanneer hij er toch in slaagt tot de voorlaatste vraag door te breken. Niet dat dit veel kijkers thuis nog verbaast nu zij al zoveel van hem hebben gezien, maar ondanks dat breken de kijkcijfers door tot ongekende hoogte en wacht heel Nederland gespannen af of Bob als eerste de finale weet te winnen. Behalve de laatste heeft hij nu iedere resterende speler op de tribune één voor één kunnen elimineren en ze voor zijn voeten uit elkaar gerukt zien worden door de vele tentakels van Dishmeier, een beeld waaraan hij inmiddels gewend is geraakt en hem nauwelijks nog kan deren. De overblijver trekt steeds witter weg en ziet zijn kansen nog verder verschrompelen om zelf in de stoel op het podium te raken. Bob is gewoon te sterk.

“Dan volgt nu de voorlaatste vraag Bob en je weet wat dat betekent hè?” vraagt de presentatrice met enig venijn aan hem. Hij knikt en neemt gretig de gelegenheid zijn instemming te verklaren.
“Ja Vicky, hierna komt de open vraag en wordt de inzet automatisch verdubbeld wanneer ik die goed beantwoord, toch?” daarbij gaat hij er al zowat vanuit dat die vraag hem ook echt gesteld zal worden.
“Juist ja,” geeft zij als antwoord, een afkeurende blik niet nalatend. Ze pakt een volgende kaart tevoorschijn en wil deze al op haar strenge toon aan hem gaan voorlezen.
“Mag ik mijn verdubbelmaar nog inzetten?” is Bob haar nog net op tijd voor en herinnert haar hiermee aan de spelregels. Vicky klikt geërgerd met haar speeksel tussen de tanden en stemt toe omdat de regels nou eenmaal zo zijn. Uiteindelijk begint ze hem toch die op één na laatste vraag te stellen, wetende dat het programma daarmee bijna twee miljoen aan Bob schuldig is mocht hij er na het correct beantwoorden van deze vraag toe besluiten de open vraag te laten voor wat die is en met het geldbedrag naar huis te gaan.
“Wat is waar: A, als je koffie 4 dagen laat staan kun je het ondersteboven houden zonder dat het er uit valt, B, de nagel van een middelvinger groeit het snelst, C, ja-schudden gaat makkelijker dan nee-knikken of D, bij rechtshandigen groeit het hoofdhaar naar links?”
De laatste persoon in het publiek krijgt even de kans zijn antwoord in te toetsen. Met een bevende hand en het zweet op zijn rug druk deze op de ‘D’ hopende dat hij het al die tijd net een beetje beter heeft gedaan dan zijn grote rivaal. De man tegenover hem blijft echter heel koel en lijkt nauwelijks tijd nodig te hebben om over de vraag na te denken.
“Ik dacht dat je een moeilijke vraag zou stellen?” vraagt Bob zodra Vicky haar mond opent om iets te gaan zeggen. Een vernietigende blik krijgt hij daarop als antwoord. Over het antwoord op de hem gestelde vraag laat hij weinig twijfel bestaan “…dat antwoord is natuurlijk B,” Vicky kijkt hem direct indringend aan en heeft moeite dit juiste antwoord te accepteren “…de ‘B’ van Bob.”
Vicky smijt ineens woedend haar laatste twee kaarten op de grond. Dit keer had ze toch echt gehoopt dat haar kandidaat het antwoord niet zou weten, maar die allesweter van een Bob bleek ook hier weer van de meest nutteloze feiten op de hoogte te zijn. De show is hiermee bijna letterlijk en figuurlijk ten einde gekomen. De presentatrice zuigt haar longen vol lucht en balt haar vuisten. Ze is verschrikkelijk boos en laat dat blijken ook. Bob kijkt haar nogal verbaasd aan en begrijpt helemaal niets van de reactie van de gastvrouw. Het is toch zeker de bedoeling dat iemand dit spel wint, of niet soms? Het lijkt de enige vraag die er die avond niet beantwoord wordt, want juist nu het tijd zou zijn voor de open vraag gebeurt er iets waar hij zich nooit op voor had kunnen bereiden.
De studio begint plotseling te trillen als de lucht erin zich rond Vicky begint te verzamelen. Een draaikolk van lucht en de rook uit de rookmachines ontstaat. In het midden ervan zwelt de furieuze vrouw op. Haar kleren beginnen te barsten en scheuren kort daarna uit het verband. De laatste man die nog op de tribune aanwezig is en weldra door twee beulen naar de arena in het midden gesleept zou worden, duikt angstig naar achteren en zoekt instinctief naar een mogelijkheid om te ontsnappen. Aangezien zijn folteraars hem zojuist uit zijn boeien hebben bevrijd, zet hij zijn volle gewicht tegen één van deze twee en duwt hem opzij. Ook Bob is zich het apelazarus geschrokken en deinst achteruit. Vicky’s kleren hebben plaatsgemaakt voor een goudbruine vacht op het lijf dat nog wat aangroeit in volume. Bliksemschichten markeren de plaats waar de vrouw lijkt te gaan ontploffen van woede. De vrouwelijke mensvormen verliest ze compleet en transformeert in een paar seconden in een gedaante die het meest weg heeft van een leeuwin. Waar de rook langzaam optrekt schrikt Bob nog even opnieuw zodra een ruw geschubde slang haar kop laat zien. Het is niet Vicky’s nieuwe aangezicht, maar haar staart die een eigen leven heeft gekregen.

De presentatrice heeft een gedaanteverwisseling ondergaan en is veranderd in de Sfinx! Met haar scherpe zwarte klauwen stapt ze dreigend naar voren en slaat met de vleugels die uit haar rug groeiden intimiderend naar Bob uit. Hierop wankelt de spelfanaat naar achteren en verliest zijn evenwicht. Met één arm voor zijn ogen probeert hij zichzelf te beschermen op wat komen gaat.
“Zzzzooo Bob,” spreekt de Sfinx angstaanjagend en ontbloot vier vlijmscherpe tanden die boven de rest uitsteken. Bob spiekt over zijn arm en staart in eerste instantie naar twee enorme harige borsten. De Sfinx was op hem afgestapt en heeft zich over hem heen gebogen. Ontdaan kijkt hij van de borsten naar haar twee groene ogen en kan zich vervolgens niet meer van haar blik losscheuren. Met haar voorkomen is ze afgrijselijk lelijk en een betoverend schoonheid tegelijk. De Sfinx heeft een fijn dun gezichtje met weelderig koperbruin haar dat in krulletjes langs haar wangen valt.
“Ben je nu klaar voor ‘Die ene vraag’?” vraag ze hem geduldig en verleidelijk. Het is de open vraag die de laatste van de finale vormt.
“J-j-ja… d-dat d-denk ik…” stamelt Bob in de rol van Oedipus die volgens de Griekse mythologie met het antwoord op de komende vraag Thebe verloste van de Sfinx. Zou dit allemaal bij de show horen? Bedenkt hij zich ineens en tracht zichzelf gerust te stellen met die gedachten. Uiteindelijk begint ze hem dan toch die vraag te stellen.
“Wat loopt ’s ochtends op vier voeten, ’s middags op twee en ’s avonds op drie, en is zwakker naarmate hij meer voeten heeft?”
Bob likt even over zijn lippen om deze te bevochtigen en wil juist een reactie geven, maar precies wanneer hij dat wil gaan doen groeien zijn lippen samen als stalactieten die naar stalagmieten reiken. Paniekerig  grijpt hij naar zijn gezicht en probeert te bevatten wat er met hem gebeurt. De Sfinx lijkt hem te hebben betoverd en heeft hem het vermogen ontnomen te kunnen antwoorden. Zijn mond heeft zich gesloten … en is verdwenen.

“Schat! Wakker worden!” hoort hij dan ineens naast zich gezegd worden en voelt hoe er aan zijn lijf geschud wordt. Het is Ria, zijn vrouw die naast hem ligt en hem terug naar de werkelijkheid brengt.
“Je komt nog te laat op je werk!” vervolgt ze.
Bob is allerminst blij met de actie van zijn vrouw en wenst dat ze hem nog even had laten slapen. Dan had hij in elk geval de vraag van de Sfinx nog kunnen beantwoorden. Tenslotte blaft hij humeurig  naar zijn vrouw:
“Mens!”

Noot: dit is het eerste verhaal waarin drie monsters genoemd worden. Eén van de extra monsters, Shub Niggurath, komt uit de verhalen van fantasy- en horrorschrijver H.P.Lovecraft. De tweede is op zijn verhalen geïnspireerd en moet één van de kinderen van Shub verbeelden. Diens naam, Dishmeier, is weer een woordspeling op die van computerprogrammeur Sid Meier die o.a. de spellen Civilization I & II op de markt heeft gebracht.

By rinaoddel | April 19, 2011 - 10:00 am - Posted in Nederlands, Rara Rina

image by Shiny Things, edited by Gsorsnoi

Er stopt een auto bij de ingang van een park. Er komen zeven mensen uit de auto. Zij haasten zich het park in om te vluchten voor de beginnende regen. Zes van deze mensen doen erg hun best om zo snel mogelijk door de bui te geraken die steeds heftiger wordt. De zevende persoon doet hier echter niet zoveel moeite voor en blijft zelfs helemaal droog zonder dat hij beschermende kleding voor de neerslag heeft of een paraplu. Hoe kan het dan toch, dat alleen deze laatste persoon droog overkomt?

Noot: deze man is niet blijven wachten tot het droog werd. De personen bleven in het groepje bij elkaar.

By karelriemelneel | April 8, 2011 - 5:00 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, vuurspugende zonsverduistering detective

image by StevenW, edited by Gsorsnoi

Help je Karel weer met het oplossen van onderstaand mysterie?
Lees
hier de spelregels.

“Hier. Kom nu,” gebaarde Noor ongeduldig naar haar nieuwe vlam. Ze trok een struik in het park opzij en hoopte dat  Rick zou opschieten met zijn fiets. Beide verheugden zij zich op dit moment dat zij met elkaar hadden afgesproken.
“Het is toch helemaal niet belangrijk waar dat ding staat? Laat dat ding toch.”
Rick was alleen wat erg gespannen en kon door zijn nervositeit een eenvoudige taak als een fiets op slot zetten haast niet klaarspelen.  Even later drong ook hij na haar tussen de takken van de wilgenstruik en de rhododendrons en vond er het knusse mosbed dat zij daar eerder hadden gespot. Afgeschermd door het gebladerte en de takken van de begroeiing creëerde het groen er een stukje privacy waar zij zo op hadden gehoopt. Thuis kregen ze er toch gezeur mee, wist Noor en had haar vriendje overtuigd het hier te doen. Alras had zij zich van haar hemd ontdaan en haar broekje los geritst toen het zoenen al begon. Rick was hier wat minder handig mee en had zich wat te moeilijk gekleed. Ze hielp hem met zijn spencer over zijn overhemd te trekken en begon één voor één aan de knoopjes.
“Dit is perf…” mompelde zij tussen wat speekselwisselingen door, maar sloeg dicht toen plots haar aandacht door iets heel anders werd getrokken. De struiken gaven het verse stel genoeg beschutting om er rond omheen niet van buiten gezien te worden. Vanuit het midden waar zij aan hun vrijpartij waren begonnen, konden zij echter heel goed in de gaten houden wat er zich buiten het groen afspeelde. De struikenverzameling stond direct naast een middelgrote vijver met in het midden een eenvoudig fonteintje. Deze waterdecoratie bestond uit een granieten kom van bijna anderhalve meter in doorsnede. Vier waterspuiters die recht tegen over elkaar onder het water zaten gemonteerd, spoten en in paren om beurten wat water in. Het was dit opgespoten vocht dat Noor’s aandacht had getrokken en als een koude douche haar seksuele opwinding had weggespoeld. De poel water die zich in de kom had verzameld behoorde normaal namelijk sprankelend helder te zijn. Het bevatte nu echter een rode wolk die er langzaam de kleur begon te bepalen.
“Oh mijn God!” Noor boog zich voorbij haar vriendje en probeerde meer van het akelige tafereel mee te krijgen. Ook Rick was erdoor nieuwsgierig geworden en wilde wel eens weten wat hun spannende date had verstoord.
“Rick!” Noor werd panisch en wapperde wild met haar arm naar hem om haar vlug bij te staan. Rick raapte wat kleding bij elkaar en trok wat takken opzij om het ook te kunnen zien.  Met haar armen voor haar ontblote bovenlijf slikte de eerste tranen snotterig weg terwijl ze haar vriendje informeerde wie zij in het lijk nabij de fontein had herkend:
“Het is Florens!”

Oorspronkelijke beloning gouden tip:  ZB 5.000,-.

<ANDERE GETUIGEN?>
Wondell is een klein dorpje nabij Gohes City dat uit meer park en ander groen bestaat dan uit huizen. Wanneer je rondom de hoofdstad zegt dat je in het Park woont, zal iedereen snappen dat je een inwoner van Wondell bent. Zelf was ik er nog nooit geweest. En het was misschien wel de eerste zaak die er ooit in dat dorp af had gespeeld. Toen ik er met mijn team arriveerde om deze verse zaak te onderzoeken stapte ik een oase van rust binnen zoals ik er nog nooit één had ervaren. Het was een Walhalla voor mensen die van de natuur houden of er hun vrije dagen willen besteden om eens lekker te gaan sporten. Of natuurlijk gewoon om van de stilte te genieten en lekker te wandelen. Eén van de sporters, een badmintonner, drukte ons direct bovenop de zaak en vertelde ons wie volgens hem de dader moest zijn geweest.
“U moet Walter de Krom hebben, inspecteur!” informeerde hij ons fel.
“…ik heb gezien hoe hij de man in de vijver duwde toen hij op zijn fiets voorbij racete.”
De sporter wees hierbij naar de rand van de vijver om te duiden waar hij meende dat de fietser hem geraakt moest hebben. Al gauw wist ik dat dit niet de hele waarheid kon zijn: had het slachtoffer dan niet uit de vijver [AANWIJZING] kunnen zwemmen of om hulp kunnen roepen dat hij verdronk?

<VERDRONKEN OF ANDERE DOODSOORZAAK?>
De man die door Noor Visser en Rick van der Beeck werd geïdentificeerd al Florens van Poelgeest bleek de jonge Aardrijkskundeleraar te zijn van het avontuurlijke stel. Beide kinderen werden meteen opgevangen. De leerkracht was uit de vijver getild en werd op de kade onderzocht. Het slachtoffer had naast een [AANWIJZING] beenwond geen andere verwondingen. Florens moest net verdronken zijn voordat Noor hem ontdekte.

<DIEPTE VIJVER?>
Dat de scholieren niemand om hulp hadden horen roepen was niet verwonderlijk. Hun aandacht was immers aan elkaar besteed geweest. Een dame op leeftijd die haar schoothondje aan het uitlaten was op het moment dat zij Florens hadden ontdekt, was in eerste instantie aangeslagen geweest door het onfatsoen van de twee. Toen bleek dat er iemand dood was leek ze die afkeer alweer snel vergeten. Zelf meende ze niet gezien te hebben dat er iemand te water was geraakt. Het moment dat zij zelf ook het slachtoffer zag was [AANWIJZING] alleen zijn kruin boven het water zichtbaar geweest. De vijver was bij de fontein met twee meter op z’n diepst.

<OORZAAK BEENWOND?>
De recreërende badmintonner Huub Veldkamp wist ons wel iets meer te vertellen over die beenwond. De beschuldigende vinger ging direct weer naar de wielrenner die de Florens zou hebben aangestoten in het voorbijgaan.
“Ja, ik denk dat Walter de man zo’n harde stoot moet hebben gegeven dat deze met zijn been tegen die houten kaderand aan is gekomen … of wat is het?” Vertwijfeld wees hij naar een serie houten paaltjes aan de waterkant  die strak tegen elkaar stonden bevestigd. Gezien de hoogte ervan zou dit best de beenwond van de leerkracht kunnen verklaren. Die liep aan de buitenkant van zijn been van zijn linkerenkel tot bijna vijftien centimeter daarboven. Maar dat was een [AANWIJZING] open rafelige wond. En zelfs al had deze Walter hem een ferme tik gegeven dan nog zou het bij een fikse schaafwond zijn gebleven.
Daarop zijn wij de wond maar aan een nader onderzoek gaan onderwerpen en konden daaruit de conclusie trekken dat iets in zijn been moet zijn blijven haken en de huid heeft opengetrokken. De ontwrichte enkel bevestigde het verhaal van de sporter.

<MET WIE BADMINTONDE HUUB?>
Gegeven het feit dat het niet logisch is dat je badminton in je eentje speelt, was ik wel benieuwd met wie Huub had gebadmintond ten tijden van het te water raken van Florens om zo te weten te komen of er nog een andere getuige in het spel waren.
“Ik speelde met een vriend van mij, Ruud Bosch, toen dit gebeurde. Hij is nu alleen naar een training vertrokken, maar u hoeft hem niets over het slachtoffer te vragen. Ruud stond namelijk tegenover mij op het veld en heeft dus niets kunnen zien gebeuren.”
Huub wees naar de kant van het speelveld dat zich in Wondellpark bevond waar zijn tegenspeler had gestaan. De reden waarom hij het ongeval gezien zou kunnen hebben was omdat een aantal bomen en struiken langs het voetpad stond waardoor dit hem het zicht op de vijver ontnam. Huub daarbij, kon Florens wel in de vijver hebben zien vallen indien hij op de achterste helft van zijn deel van het speelveld had gestaan. Tot zover ging ik mee in zijn verklaring dat die Ruud geen goede getuige kon zijn. Wat mij niet aan zijn antwoord beviel was de krampachtigheid waarop hij hem resoluut als mogelijke getuige uitsloot.

<SPOREN IN BEENWOND?>
Onze bloedspatanalist Lesley Spandabato was belast met het onderzoek van de beenwond. Tijd om te ontsteken had de rafelige snijwond bijna niet gekregen. Spieren en pezen in het onderste deel van het been waren deels beschadigd geraakt zodat Florens hierin zeker in het lopen bemoeilijkt had geweest had hij nu nog in leven geweest. Ook het vijverwater had de kans op infectie niet verkleind. Wat Lesley daar wel wat jammer aan vond was dat door zijn val in het water een groot deel van de oorspronkelijke bevuiling was weggespoeld. Toch vond hij wat houtdeeltjes die waren achtergebleven en vermoedde dat er een kans was dat hij ook op roestdelen zou stuiten. Een monster dat hij later liet opsturen naar het lab bevestigde zijn vermoedens en wezen erop dat zoiets als [AANWIJZING] een spijker de huid moet hebben opengereten.

<SCHERPE VOORWERPEN HOUTEN KADE?>
Dat het ook echt om een spijker ging verbaasde hem niets. Hij had de kade willen inspecteren op de mogelijkheid of Florens zich daar aan had bezeerd en vond daar al gauw de oorzaak van het type snijwond waarmee hij van doen had. Een serie houten plankjes was van de kade losgerukt, maar werden nog stevig bijeen gehouden door een ijzerdraad dat strak en zigzaggend om de paaltjes bevestigd zat. Uit één van die plankjes stak een kromme spijker welke duidelijk naar boven was omgebogen. Het was waarschijnlijk verder losgetrokken doordat Florens er met zijn been in haakte. Terwijl hij over de kaderand tuimelde bood de spijker echter voldoende weerstand om in het plankje achter te blijven.
“Maar dit is raar,” meende Lesley. De bloedspatanalist knielde iets dieper bij de kade op het voetpad en ontdekte een nieuw patroon in de bloedsporen. Die bij de houten plankjes kon hij plaatsen en stemde overeen bij het eerste bloedverlies dat er vanuit zijn been op het voetpad kon zijn achtergebleven. De druppels bloed die hij [AANWIJZING] een meter eerder op het voetpad vond deden dat echter niet.

<WALTER DE KROM AL ONDERVRAAGD?>
De volkomen onverstaanbare intercom stierf weg waarna de sluiting op de deur van het portiek werd ontgrendeld. Samen met mijn collega bestegen wij een smalle steile trap in een oud herenhuis dat zich op acht kilometer van het Park bevond.
“Goedenmiddag, rechercheur Karel Riemelneel,” introduceerde ik mijzelf en toonde meneer De Krom mijn badge.
“…zouden wij even bij u binnen mogen komen? Wij zouden u graag wat vragen willen stellen.”
Een twijfelende hand werd aan mij en vervolgens aan inspecteur Zombie gereikt. De lange jongeman die in zijn deuropening stond keek ons verbaasd en ook wat angstig aan, maar liet ons vriendelijk binnen. Walter was ietwat klein behuisd. Vanuit zijn bescheiden woonkamer kon je links door zijn miniatuurkeukentje een eenvoudig douchegordijntje zien hangen van waarachter een droger en een wasmachine naar ons gluurden. Zijn slaapkamertje werd gemarkeerd door een deuropening met daarboven een zelf opgeschilderd logo van zijn favoriete voetbalclub. Op het toilet na kon ik mezelf direct een beeld vormen van het gehele woonoppervlak en hoe petieterig zijn woning er op deze derde etage bij lag. Onderweg naar boven hadden wij zijn wielerfiets tegen een schot zien staat en wisten dat we de juiste man gevonden hadden.
“Mot u van mij misschien een bakkie koffie?” bood Walter ons ongemakkelijk aan. Hij sprak met een duidelijk zwaar Gohes’ accent en had tegelijk iets grofs en ook iets fijns over zich. Ik bedankte, maar Zombie stemde dankbaar in.  Nadat Zombie zijn lauwe koffie kreeg voorgezet raakten we met de Ajacied in gesprek en ondervroegen hem over het lijk dat we in de vijver hadden aangetroffen. Hij ontkende niet dat hij in het Wondellpark had gefietst en verklaarde ons zelfs dat hij daar graag en vaak kwam. Het maakte onderdeel uit van zijn vaste fietsparcours en genoot van de rust en de natuur die het hem daar bood. Aan het einde van iedere rit had hij nog even gesproken met wat oude voetbalmaatjes en ook de rit langs de vijver had hij uit onze vragen herkend.
“Jah, ik ben daar wel langsgefietst. Maar die vent kan ik me niet precies herinneren hoor! Ik ben wel eens wat enthousiast met het fietsen. Dus als ik die man geraakt hebt, dan spijt het me, maar dat heb ik dan toch ook niet expres gedaan?”
“Er was een badmintonner bij deze vijver in de buurt die u heeft herkend. Via hem zijn we aan uw adres gekomen. Zegt de naam Huub Veldkamp u iets?”
“Veldkampert? Die [AANWIJZING] ouwe zeur?”
De gelaatskleur van Walter de Krom werd rood en het was duidelijk dat hij geïrriteerd was bij het horen van die naam.

<BIJZONDERE ATTRIBUTEN EN OF ZWEMKLEDING?>
Lesley was op het plaats delict achtergebleven en werd spoedig bijgestaan door collega Retroman die het lijk aan een verse inspectie onderwierp. Florens van Poelgeest was een jong uitziende man van een jaar of 35. Hij droeg een donkerblauwe spijkerbroek en een brede riem. Het zwarte modeaccessoire had hij eigenlijk niet echt nodig om de kleding op zijn plaats te houden, maar was er meer om het geheel af te maken. Zijn getrainde torso stak door zijn blauwgele overhemd die hij bovenop een zilverkleurig gilletje droeg en daarmee het voorkomen gaf van een knappe jonge leraar waarbij menig schoolmeisje in katzwijm viel. Florens had geen jas gedragen op die zonnige vrijdagmiddag die hem noodlottig werd.
“Misschien moesten we eens gaan uitzoeken wie Laura is,” sprak Retroman tegen Lesley die schuin tegenover hem aan de andere kant van de vijver stond. Hij had een foto uit de vijver gevist en herkende daarop de initialen van Magere Hein. Ditmaal was de foto van een kip de aanwijzing die de Dood met ons had willen delen.
“Hoezo?” vroeg hij hem.
“Volgens zijn ring is hij sinds vorig jaar [AANWIJZING] met haar verloofd of getrouwd.”

<BLOED OP VOETPAD OOK VAN FLORENS?>
De door de Lesley veiliggestelde sporen werden op het Gohes City’s Forensisch Instituut aan een DNA-onderzoek onderworpen, waarbij uit het humaan biologisch celmateriaal DNA-profielen werden gegenereerd. De verkregen DNA-profielen werden vergeleken met de eerder gevonden DNA-profielen en een match was een feit. Lesley had de bloedsporen uitgebreid gefotografeerd en trachtte uit de bloedspoorpatronen af te leiden wat er kon zijn gebeurd. In zijn onderzoek probeerde hij vast te stellen hoe het bloed op de plaats terecht was gekomen waar hij het had gevonden. Was de bloeddruppel bijvoorbeeld recht of schuin naar beneden gevallen? En hoe ver is de bloeddruppel gevallen? Eén ding was voor hem wel duidelijk geworden: dit bloed kwam [AANWIJZING] niet uit zijn been.

<WAT SPEELDE ER TUSSEN DE KROM EN VELDKAMP?>
Walter was niet de windbuil die ik in Huub had ontmoet. De rode kleur in zijn gezicht was wel bijna net zo fel. Het was duidelijk dat hij zich opwond door het wetenschap dat Huub hem wellicht verlinkt had. En ik wilde natuurlijk van hem weten waarom hij zich verraden voelde.
“Ah die vent moest eens uitscheien met mij steeds over van alles te betichten. Dat ik één keer per ongeluk over zijn Afrikaantjes ben gereden zit hem blijkbaar nog steeds dwars. Sinds ik dat gedaan heb, is alles wat ik doe in zijn ogen fout. Kan hij me niet eens met rust laten?”
De Krom leek mij precies het type dat zichzelf in de communicatie maar lastig kon verdedigen, juist omdat hij zo fel overkwam. Dus het was mogelijk dat een discussie tussen hem en Veldkamp destijds na het incident met de Afrikaantjes de relatie met de badmintonner alleen maar heeft verslechterd.
“Ik begrijp dat u geen goede verstandhouding heeft met meneer Veldk…” ik kreeg de kans niet mijn verhaal af te maken en werd door de Krom onderbroken.
“Goede verstandhouding? Die gast moest es ophouden met z’n geintjes!”
Inspecteur Zombie zette voorzichtig zijn lauwe koffie weg. Het koffieprut dreef aan de oppervlakte en Zombie leek zijn interesse erin te hebben verloren.
“Ho ho, rustig mijnheer De Krom. U bent niet per definitie veroordeeld! Wij willen enkel van u weten wat u zich herinnert van afgelopen vrijdagmiddag. Vergeet meneer Veldkamp even. U heeft daar gefietst, waar of niet waar?”
“Waar,” verzuchtte hij.
“Heeft u iemand aangestoten bij de vijver toen u hem voorbij fietste of niet?”
“Ik weet het niet precies! Het voetpad was daar best smal en ik moest uitwijken voor wat overhangende takken. Dus ja, ik zal hem vast geraakt hebben in het voorbijfietsen.”
“Dat was alles wat we nu van u wilde weten. Dank u vriendelijk. Houdt u zich beschikbaar voor dit onderzoek.”
“Prima. Zolang ik verder maar niets met die [AANWIJZING] nicht te maken hoef te hebben.”

<WEET LAURA OF FLORENS VIJANDEN OF PROBLEMEN OP SCHOOL HAD?>
Inspecteur Retroman heeft via Noor en Rick een noodnummer van school opgevraagd. Zo heeft hij contact kunnen leggen met mevrouw Meerveld die de directrice is van het Zilveren Zwaan College waaraan Van Poelgeest doceerde. Na haar te hebben geïnformeerd over wat er is voorgevallen is hij bij haar thuis uitgenodigd en heeft zo kennis kunnen maken met Laura van Poelgeest. Carla Meerveld was zo slim om haar bij haar thuis uit te nodigen om zo met Retroman in contact te komen die haar zodoende het slechte nieuws kon berichten. Na een lang avondvullend gesprek is de inspecteur maar weinig wijzer geworden. Florens was een zeer geliefde leerkracht en het zou de leerlingen maandag nog zwaar vallen zodra ze te weten zouden komen dat hij was overleden. Nee, problemen op school had hij niet. Vijanden evenmin. Maar Laura vond het wel altijd wat vervelend dat hij dikwijls [AANWIJZING] sjans had van de meiden aan wie hij les gaf.

<IS FLORENS NADAT HIJ IN HET WATER WAS GEVALLEN NOG DOOR GETUIGEN OP DE KANT GEZIEN?>
De volgende dag werd het onderzoek voortgezet. Retroman was ditmaal als één van de eerst van mijn team aanwezig op het plaats delict. Hij had de schone taak gekregen om na te gaan of er nog andere getuigen te vinden waren die op het precieze tijdstip van het ongeluk iets verdachts gezien hadden of iets anders bijzonders zijn opgevallen. Was Florens werkelijk ongelukkig ten val gekomen en direct daarop verdronken of was hij vermoord, zodat dit de kans op verdrinking vergroot had of uitsloot? Indien hij bijvoorbeeld gekneveld had geweest – wat we vrijwel zeker konden uitsluiten – dan had er van moord sprake geweest. Een ongeluk zonder opzet was ook mogelijk, maar hoe dan? In dat geval bleef het onduidelijk waarom Florens niet om hulp had geroepen. Na zijn val had niemand hem in het water zien liggen. Totdat Noor de eerste was die hem ontdekte. Badmintonner Huub had alleen gezien hoe wild Walter voorbij kwam en een man had aangetikt, maar was daarna direct weer afgeleid door zijn spel. Hij had Florens niet te water zien gaan. Retroman werd daarmee niet bepaalde op nieuwe inzichten gebracht, maar ontmoette even later een vrouw die hem vertelde dat zij de dag ervoor op een bank had gezeten en Florens voorbij had zien lopen. Zijn knappe voorkomen was haar niet ontgaan, maar er was haar niets echt bijzonders aan hem opgevallen. Wat daar wel uit duidelijk werd was dat zij Florens een kleine 300 meter voor de vijver had zien passeren. Zij had naast een brug op een bankje gezeten waar hij haar al direct opviel toen hij nog onder de brug liep, onderweg naar de vijver. De leerkracht had op een normale pas gelopen en leek in [AANWIJZING] eigen gedachte verzonken.

<GING FLORENS VREEMD?>
Diezelfde ochtend had Retroman een gesprek gepland met Rick van der Beeck. Na Noor aan een kort verhoor te hebben onderworpen nam hij afscheid van haar en sprak hij met hem. De jongen had hem wel gevraagd of het oké was dat er een klasgenoot van hem bij zou zijn, omdat Rick zich door de hele situatie niet compleet op z’n gemak had gevoeld. De inspecteur stemde hier maar al te graag in toe. Dit was een uitgelezen kans om iets van zijn schoolgenoten op te pikken zonder daarvoor op de schooldagen te wachten. Anders zouden ze daar mogelijk maandag pas toe zijn gekomen. Rick vertelde Retroman uitgebreid wat hij had gezien. Ook informeerde hij hem dat hij geen hekel aan de man had gehad, maar hij had graag wat betere cijfers van hem ontvangen. De leerkracht had hij niet meteen herkend toen Noor haar ontdekking deed. Hij was op dat moment alweer met [AANWIJZING] z’n kop onder water op het moment dat Rick naast haar ging staan om te zien wat er gebeurd was. Even later dreef de Aardrijkskundeleerkracht weer aan de oppervlakte zodat ook hij zag wie het was. Retroman bedankt ook Rick voor zijn gesprek en vroeg of hij nog even met klasgenootje Joeri kon praten.
“Ja even alleen als je dat niet erg vindt,” verzocht hij de nog altijd aangeslagen Rick.
De jongens stemde toe en Retroman zag zijn kans schoon.
“Hoe goed ken jij jouw leerkracht die hier vrijdag is gevonden?”
Joeri vertelde de inspecteur wat hij wist, maar aanvankelijk leek het verhaal nergens echt nieuw licht op de zaak te werpen. Dat was tot deze scholier hem informeerde over wat hij een paar maanden geleden hier in het park had gezien:
“Net als veel van de mensen hier in de buurt hield ook meneer Van Poelgeest erg van dit park. Hij kwam er op een vroege lentedag met een zak brood en was er de eendjes mee aan het voeren. Zijn vrouw en dochter waren niet bij. Dat vond ik al wat vreemd.”
Stilte. Joeri trilde met zijn been op het bankje waar ze waren gaan zitten. Retroman had de scholieren nabij het plaats delict op een verfrissing getrakteerd bij een snackbar. De jongen slurpte van zijn frisdank en wilde zijn verhaal vervolgen.
“Ik euh…”
Verder kwam hij niet. De inspecteur keek hem vragend aan alsof hij hem wilde aanmoedigen.
“…krijg ik hier last mee als ik dit vertel?”
Retroman aarzelde of hij de jongen daarop een verbaal antwoord moest geven, maar in plaats daarvan schudde hij praktisch onmerkbaar met zijn hoofd.
“Noor was daar ook. Noor, hetzelfde meisje dat u net heeft gesproken.”
Retroman knikte.
“Ik heb ze even zien zoenen.”

<WAAR EN MET WIE WAS FLORENS VOORDAT HIJ HET PARK IN GING?>
Om inspiratie op te doen had ik met mevrouw Van Poelgeest afgesproken bij de kinderboerderij in het park. Zo kon ik de kippen bestuderen en had ik een kans wat meer van de agenda van Florens te weten te komen van de afgelopen week. We liepen langs een stapel houten blokken waarop de jonge geitjes  schalks de lentezon begroetten en een hangbuikzwijn zich tegen het onderste hout schurkte. Verschillende soorten eenden liepen stoer met ons op en de pauw liet even van zich horen om aan te tegen dat hij de ster van de show was. Het gaf deze verse weduwe de perfecte gelegenheid om een ontspannen gesprek met mij aan te knopen voor de mentaal zo donkere dagen waarin zij terecht was gekomen. Laura was een psychologe dus ze kende heel wat mensen uit de buurt. Ja ook Huub herinnerde zij zich van eerdere consulten en wist wie Walter was, omdat zij hem wel eens had zien fietsen toen ze nog met Florens op pad ging om te eendjes te voeren.
“Ruud Bosch zegt u?” vroeg zij mij halverwege het gesprek nadat haar had verteld met wie Huub meende te hebben gebadmintond. De jonge weduwe schoot in de lach en begon een flinke kleur te krijgen op haar wangen. Giechelen begon en traanvocht maakte zich los uit haar ooghoeken. Ik had haar blijkbaar iets bijzonder grappigs verteld waardoor ze het uitschreeuwde van het lachen en kreeg bijna last van plaatsvervangende schaamte door bizarre damesgiecheltje dat erbij gepaard ging.
“Meneer Riemelneel toch! U zou echt wat meer de sportzenders moeten kijken hoor. Ruud Bosch, hoe komt die rare man daarop?”
Mijn gezicht was één groot vraagteken en ik voelde me alsof ik de domste vraag in de klas had gesteld. Domme vragen bestonden toch niet?
“Ruud Bosch is [AANWIJZING] een bekende badmintonner die uitkomt voor BC Duinwijck in de Nederlandse eredivisie. Het lijkt me wat erg onwaarschijnlijk dat die Huub daarmee even een shuttle heeft staan slaan hier in ons Wondellpark!”
Nu werd ik rood. Ik kende deze hele badmintonner niet en bedacht me dat de kans dat Huub met hem in het park had staan badmintonnen niet heel bijster groot was. Natuurlijk was het mogelijk dat Huub contacten had met een bekende sporter, maar het maakte hem wel extra verdacht in de zaak. Laura heeft er erg met mij om moeten lachen en het duurde even voordat zij zichzelf hervond om klaar te zijn voor een reeks nieuwe vragen.
“Weet u waar uw man vrijdag was voordat hij het park in ging?”
De ernst in haar gezicht had plaats gemaakt voor de eerdere lachstuip.
“Normaal moet u mij dat echt niet vragen, omdat ik werkelijk geen idee heb welke verplichtingen hij op school soms allemaal heeft. Maar toevallig weet ik dat hij afgelopen vrijdag ook een afspraak had bij zijn tandarts Borrmann.”

{BADMINTON-RACKET}
Laura en ik werden plotseling opgeschrikt door een hoop kabaal op de kinderboerderij. Vele veren en pluimpjes vlogen door de lucht alsof er een stel vogels werd afgeslacht. Getok en gekakel in alle pluimveedialecten klonken er over de plaats toen onze aandacht werd getrokken door een verzameling kippen die uit hun omheining waren uitgebroken. Vrijheid, moesten ze hebben gedacht. Vrolijk, maar vooral erg chaotisch zochten zij de ruimte op waar ze eerder niet toe konden komen. Een man in het zwart stond er bij het kippengazen klapdeurtje en had de dames vrijgelaten. Verenvet plakte er langs mijn gezicht en de enkele veren die ik eerder zag, vermeerderde zich in een rap tempo tot enkele honderdduizenden. Mijn blik werd wazig en ik kreeg ineens last van een lichte hoofdpijn en werd duizeling. De boerderijhouder die in het zwart gekleed was en bij het hekje stond was Magere Hein! Compleet met zijn zeis die hij vastgeklemd had in zijn knokige rechterhand staarde hij mij aan vanonder zijn kap met zijn gezichtsloze aangezicht. Een beklemmend gevoel maakte zich van mij meester en ik merkte hoe ik moeite kreeg met ademhalen.
“Inspecteur! Wat is er met u aan de hand?” vroeg mevrouw Van Poelgeest mij en schudde mij wild tot mijn positieven. De Dood maakte plaats voor de dikke vriendelijke stokoude man die er eerder had gestaan en kijk mij ietwat curieus aan.
“Is de man in orde?” vroeg hij aan Laura die mij nog altijd in evenwicht moest houden
“Jawel!” was ik haar voor en beantwoordde daarmee de man zijn vraag.
“Het zal de warmte wel zijn of misschien ben ik wat overwerkt.”
Wat was het toch met die boerderijen en de alsmaar loerende Dood? Waarom speelden boerderijlandschappen en het leven erop zo’n prominente rol in mijn anders zo zorgeloze bestaan?  Het was mij een raadsel, maar ik herstelde mij en besloot met de dame die ik bij mij had om een andere locatie te proberen.  Ze bood mij aan om naar het grasveld te gaan waar eerder Huub met Ruud zou hebben staan badmintonnen.
“Huub mag een verschrikkelijke heethoofd zijn, die man heeft volgens mij zo’n hartje,” ze had haar wijsvinger en duim tot een paar centimeter bij elkaar gebracht om met een internationaal gebaar iets kleins te duiden.
“Gelooft u mij. Die man die wisselt sneller van partner dan u en ik dagelijks een schone onderbroek aantrekken. Hij heeft vast weer een nieuwe scharrel van hem [AANWIJZING] buiten beeld willen praten, omdat hij vreesde dat zijn eigen vriend er anders lucht van zou krijgen. Trouw is ie niet, maar u zou toch moeten weten dat blaffende honden niet bijten,” ze keek me aan met een oogopslag waar ik zelf bijna van smolt.
“Enige kans dan dat hij of zijn scharrel Walter of Florens met een badminton-racket te lijf was gegaan?”
 “Gekke inspecteur toch. Als u het per se wilt weten moest u het die Huub zelf maar vragen, maar ik zou u er zich niet te druk om maken.”
Waar ik mij eigenlijk druk om maakte was het vinden van het verband tussen een tandarts en die kip van Magere Hein. Hij wilde mij iets duidelijk maken. Maar wat precies?

{BAL}
Het stond reeds 1-2 voor landskampioen GAG (*) toen Paap er in slaagde om de andere voetbalfanaat op de tribune te spotten. Inspecteur Paap wist wel waar hij Walter de Krom zou kunnen vinden. Toch duurde het even voordat hij turende door de grote schare fans zijn oude voetbalvriend vond in het C-vak. De Krom zat twee rijen onder hem en had daarmee een veel betere plaats dan hijzelf. Dat deerde niet. Als hij Walter maar te spreken kon krijgen zodra de wedstrijd was afgelopen. Tot groot genoegen van beide voetballiefhebbers werd de wedstrijd in de laatste tien minuten beslist door favoriet Ajax. Een zege op zich en daarbij een welkome afwisseling na al die nederlagen waarmee zij dit seizoen hadden te kampen. Na het uitwisselen van het gezamenlijk genoegen over de afloop genoten beide heren van een goud gele rakker. Deze werd genuttigd bij de veelbesproken sportliefhebber thuis in het herenhuis waarbij de kater van het seizoen met één geslaagde voetbalwedstrijd volkomen werd genegeerd. Paap echter verbrak de goede stemming en wierp een balletje op over de nog lopende zaak.
“Wat jij ouwe reus? Zou een verkeerde geplaatste voorzet die Florens misschien het leven hebben gekost?”
Walter’s pretbek maakte plaats voor een kille uitstraling die Paap te kennen gaf dat hij dit soort vragen beter voor een nuchter moment kon bewaren. De Krom was kwaadste niet en gaf toch maar antwoord op zijn vraag.
“Geen idee gast. Maar assie ’t mij vraagt dan was die studiepik vast [AANWIJZING] onder invloed van ’t één of ’t ander.”

{ZWALUWSTAARTJES}
Zaterdagavond ontmoette ik Koen Voet in een kroeg in de binnenstad. Koen was met verlof en hoefde zich feitelijk niet met deze zaak te bemoeien. Daarbij er was niets bij dat in zijn portefeuille paste daar er geen sprake was van roof of inbraak. Desondanks pikte hij graag een pilsje met mij mee en was bereid met mij te brainstormen over de vijverzaak. Ook bij ons werd de tafel gesierd met twee met vloeibaar goud gevulde glazen en bijbehorende schuimkragen. Op een bierviltje had ik wat ideeën opgetekend en hij dacht en tekende met mij mee.
“Eendjes voeren en kippen op een kinderboerderij … de Dood die nadruk lijkt te willen leggen op veren of kippen. Zou het niet mogelijk zijn dat die Hein verder dacht dan alleen deze twee vogelsoorten? Wat nou als het de pauw was waar het hier om ging?”
“De pauw? Moet ik dan aan trots denken, iemand die te trots is geweest om iets toe te geven of zo?”
“Ja en wat veren betreft snijdt dat ook hout. Denk er maar eens over na! Dat gratenpakhuis en zijn paar duizend veren … de trotste pauw die zijn veren liet zien. Misschien gaat er zelfs meer achter schuil en probeerde hier iemand een ander te verleiden?”
Ik nam een slok van mijn bier en schudde niet-begrijpend met mijn hoofd. Met mijn duim en wijsvinger masseerde ik de huid tussen mijn wenkbrauwen en probeerde wat anders.
“Goed. Stel dat we bij vogels moeten blijven en dat inderdaad het spoor is waar die gluiperd ons op wilt hebben. Hoe vinden we dan een relatie met beenhakker Borrmann?”
Met tandarts Borrmann was verder nog een contact geweest, maar de specialist stond hoog op mijn agenda om maandag aan een telefonisch vragenvuur te onderwerpen.
“Hè! Wat dacht je van zwaluwstaarten?!” bracht Koen met een brede grijns uit.
“Zwaluwstaarten,” herhaalde ik hem en proefde de mogelijkheden ervan tussen de alcohol door. Ik moest hem nageven dat dit een optie was. Florens kon bij de tandarts een zware behandeling hebben ondergaan, waarbij hij gehecht moest worden met zwaluwstaartjes. Door de verdoving liep hij versuft door het park en werd geraakt door Walter. De zwaluw als vogel zou de link dan leggen met de eerder genoemde vogelsoorten. Wat connecties leggen, had ik inmiddels geleerd, kon je wel eens diep moeten doordenken met die griezelige zeismans.
Beedeep … beedeep … beedeep, klonk het plots in mijn zak. Het was een berichtje van het GCFI. De medewerkers van het forensisch instituut hadden net als mijn team het weekend doorgewerkt en waren tot een nieuwe ontdekking gekomen. Op mijn PDA stond te lezen:
‘Resultaat lijkschouwing: slachtoffer heeft tijdens de verdrinking [AANWIJZING] vier tenen gebroken aan de rechtervoet’. Ik zuchtte en was op de één of andere manier niet gelukkig met dit bericht. De tandarts zou toch niet op zijn tenen hebben getrapt? Ik sloot de zwaluwstaarten zolang maar even uit.

{VERDOVING}
Verdoofd van de alcohol en mijn eigen inspanningen dit weekend staarde ik die zaterdagavond naar het plafond. De zaak bleef mij bezig houden en zo merkte ik ook dat mijn vrouw daar last van had. Ik woelde in mijn bed en bleef gefolterd worden door mijn eigen hersenspinsels die deze puzzelachtige zaak tot een ontknoping moesten leiden. Zomaar een theorie: ‘Florens stond geschokt aan de kant doordat hij Noor met iemand anders zag… Heeft daardoor niet aan de kant kunnen stappen voor de fietser en viel in het water… Door de verdoving die hij bij de tandarts heeft gehad kon hij niet roepen en omdat hij geen zwemdiploma  had kon hij niet zwemmen dus is hij verdronken,’
Belachelijk, dacht ik meteen. Natuurlijk kon een leerkracht zwemmen. Die studiebollen kregen zelfs een hele nieuwe scholing in optellen en aftrekken voordat ze tot zo’n college werden toegelaten. En het leek mij ook niet bepaald een domme vent die niet zelfredzaam genoeg was om zichzelf boven water te hijsen. Tenzij, bedacht ik mij, hij inderdaad verdoofd was en vast was komen te zitten onder water. Hoe anders kon alleen zijn hoofd steeds boven water zichtbaar zijn geweest? Hij had er zelfs zijn tenen kunnen breken doordat hij [AANWIJZING] onder de constructie van de fontein met zijn voet bekneld raakte! Al met al verklaarde zelfs deze verdoving en de beknelling nog niet alles. Wat maakte dat Florens niet had geschreeuwd toen hij in de vijver viel? En wat was het toch met die kippen?

<WELKE KLACHT HAD FLORENS?>
Zondag ben ik al vroeg in de ochtend met de weduwe gaan bellen.
“Weet u mij ook te vertellen waarvoor Florens naar de tandarts moest? Was dat gewoon een controle of speelde er meer?” vroeg ik haar.
“Ja dat weet ik wel. Florens liep namelijk al een tijd met vervelende hoofdpijnen en meende dat die werden veroorzaakt door zijn verstandkiezen. Ik geloof dat hij er vrijdag twee liet trekken. Als u ook nog wilt weten aan welke kant deze getrokken werden dan zou u beter even met Sander Borrmann zelf kunnen bellen.”
De tandarts had dus ook een voornaam, wist ik nu. Hij was de volgende die ik wilde bellen, maar op een zondag werd dat wel wat lastig. Dus ik sprak hem maandagmorgenvroeg nadat ik eenmaal de telefonische wachtrij had doorbroken.
“Mijn hemel, dat is even naar zeg! Ik ben hier wel even van ondersteboven als u begrijpt wat ik bedoel. Maar u vroeg waar de kiezen getrokken zijn? Even zien, … ja de eerste was vrij lastig, die zat linksboven in de kaak en moest er onder een rare hoek uitgetrokken worden. De kies aan de andere kant bovenin gaf minder problemen.”
“Maar hoe zat het met de verdoving en zat daar iets bij dat in combinatie met het gebruik van medicijnen wellicht last kon geven?”
“Nee, het enige wat de heer Van Poelgeest van mij heeft gekregen zijn drie spuitjes waarvan twee in het verhemelte. De assistent heeft hem een pakketje meegegeven zoals we bij alle patiënten doen die een kies laten trekken en ik herinner me nog dat hij na de behandeling nog iets wilde zeggen waarop ik hem heb geadviseerd daar later maar even over te bellen. De driedubbele verdoving had een dusdanige uitwerking gehad dat hij niet tot redelijk spreken in staat was.”
“Goed dank u vriendelijk. Ik zal u niet verder ophouden. Ik meen dat we hier even voldoende aan hebben.”
De heer Borrmann zei nog iets over op te hoogte gehouden willen worden en we beëindigden het gesprek. Kort daarop werd ik alweer door Lesley gebeld. Hij had het gebied van zijn bloedsporenonderzoek uitgebreid en was tot de vondst van nieuwe bloedsporen gekomen. Eén ervan had hij aan de kant van de brug gevonden waar ook de tandartspraktijk lag. Dit bloed was een mond vol geweest en was duidelijk vermengd geweest met [AANWIJZING] speeksel.

<GESTIKT IN HOEVEELHEID BLOED?>
Sporen. Ze hadden Lesley altijd al geboeid. Vijftien dienstjaren telde zijn carrière als bloedspatanalist nu en hij maakte nog dagelijks kennis met nieuwe relaties tussen verloren menselijk of dierlijk bloed met de wijze waarop dit kostbare vocht verloren werd. Op de route van de tandartspraktijk naar de vijver had hij diverse plassen bloed gevonden die door Florens discreet waren geloosd. Die bij de brug was zo veel mogelijk van het voetpad achtergelaten achter een vuilnisbak bij een bankje. Geen fijn gezicht, maar beter dan voor het bankje op de plaats waar iedereen liep. Even voorbij de onderdoorgang van de brug had nog een bankje gestaan. Daarop had Retroman de vrouw gesproken die haar voorbij was gelopen. Een paar bosjes die in het verlengde van die zitplaat stonden lag nog een plasje bloed. Allemaal uitgespuugd om er niet als een vissenkom vol bloed bij te hoeven lopen. Maar daarna hield de wijze waarop Florens zich van het vocht en de viezigheid in zijn mond had ontdaan op. Het veranderde even voor de vijver in kleinere spatten bloed. Alsof hij geslist had en zijn mond niet goed gesloten kon houden. Kleine beetjes kwijl met rode stipjes erin bevuilde daarmee het smalle pad langs de vijver. Lesley hield halt op die plaats. Achter hem was hij juist door een hoop groen gewandeld die een tunnel vormde en als deurtje naar de vijverkant leidde. Rechts waren er alleen maar bomen en struiken en links de eendjes die vrolijk kwaakte en zich niets aantrokken van de linten ‘NIET BETREDEN – POLITIE’. Voor hem werd de vijver in de hoek gemarkeerd door een beuk die wat overhing, rechts daarvan voorbij de bomen een grasveld. Huub had daar gestaan met een man waarvan zijn vriendje niet mocht weten dat hij er mee optrok. Althans, dat is als je de verhalen mocht geloven. Lesley nam het al over het pad lopende allemaal in zich op en probeerde zich voor te stellen hoe het vrijdag moest zijn gegaan.
“Kwaak, kwaak!” klonk het naast hem. De eendjes meende dat Lesley er stond om ze te gaan voeren. Hij keek om en voelde iets tegen zijn hoofd tikken.
“Oei! Nu had ik mijn hoofd toch bijna tegen die overhangende tak gestoten!”
De tak viel weg in de schaduw zodat het een potentieel gevaar was voor lange mensen. Lange mensen zoals hijzelf, maar ook voor de fietsende Walter. Dus nu begreep hij waarom de fietsliefhebber een rare beweging moest hebben gemaakt en Florens in het water kon duwen. Met de grote hoeveelheid bloed in zijn mond had hij zich misschien verslikt en was er in gestikt tijdens zijn poging om zichzelf boven water te houden.
“Maar hè, wat is dit?” sprak Lesley en boog door zijn knieën om iets uit het water te vissen. Hij stak één hand in een kunststof handschoen en raapte [AANWIJZING] een piepklein wit pakketje uit het water wat in het midden wat bloed vasthield.

{GAASJE}
Een felle lamp prikte in Florens’ ogen, maar was nodig voor zijn tandarts Borrmann om goed in zijn mond te kunnen kijken. Eén kies was er nu reeds uit. Nu moest de ander nog.
“Geef je mij weer een seintje als het echt niet gaat?” vroeg Sander Borrmann hem. Een zwak knikje was wat hij als antwoord kreeg. De assistent gaf een nieuw instrument aan die angstvallig werd gevolgd door de patiënt in de stoel toen het over zijn hoofd werd doorgegeven. De tweede kies was beduidend moeilijker te trekken en de tandarts had zich zeker vergist in de hoek waaronder deze had gestaan. Florens voelde zijn hele kaak protesteren en hoorde het in zijn hoofd kraken. Gelukkig had hij drie verdovingen gehad. Anders had dit niet te doen geweest. Het geknars nam toe en beetje bij beetje begon hij de bittere smaak van bloed achter op zijn tong te proeven. Met tegenzin slikte hij het weg en even later kwam de nare kies eindelijk los. Fijn, daar zijn we ook weer van verlost, moet hij hebben gedacht. Nadat hij uit de tandartsstoel was opgestaan en wat instructies had meegekregen had hij nog willen vragen hoe lang hij niet zou mogen eten, maar toen hij merkte dat er geen zinnig verstaanbaar woord over zijn lippen kwam, deed hij een poging tot glimlachen en wisselde met de heer Borrmann een blik van verstandhouding uit.
“Bel me maandag maar. Dan kan ik je vast beter verstaan.”
 Ja daar had hij wat aan. Afijn, hij kon zich er verder niet druk om maken en begon aan de wandeling naar huis die onder normale omstandigheden met dit weer werkelijk prachtig moest zijn geweest. Om het negatieve weer een beetje in verhouding te krijgen met het positieve besloot hij de route door het Wondellpark te kiezen en liep op de brug af die de rand van het park markeerde. Over de brug liep een spoor waarover een goederendienst dagelijks de rails masseerde. Gatver, wat een smerige smaak kom er toch los uit die wonden die nu in zijn mond waren achtergebleven. De kies die linksboven getrokken was had drie hechtingen en hij had er nog een gaasje tegenaan geplakt zitten die de ergste bloeding moest tegenhouden. Desondanks bloedde het als een rund en had Florens na een paar honderd meter een mond vol speeksel en bloed verzameld. Eerst wilde hij het binnenhouden omdat hij de gedachte aan het uitspugen eigenlijk weerzinwekkend vond. Maar even voordat hij onder de brug zou doorlopen besloot hij het toch maar naar buiten te gooien.
Zo verloste hij zich een aantal keren van de vieze rode verzameling in zijn mond terwijl hij door het park naar huis liep. Aandacht voor de vrouw die hem nakeek had hij niet. Zijn gedachten waren bij de pijn in zijn hoofd en hij hoopte maar dat de uitwerking van de verdoving nog even op zich liet wachten. Nou was het natuurlijk niet erg dat hij goed verdoofd was tegen de pijn, maar omdat zijn tandarts hem drie keer gespoten had, vond hij wel dat niet alleen het praten, maar ook het ademhalen hem moeilijk viel.

Aangekomen bij de vijver werd Florens langzaam wat lichter in zijn hoofd. Hierdoor werd zijn zicht wat waziger en koos hij ervoor zijn pas iets te vertragen. Dat er links van hem wat geritsel in de bossen te horen was en een oudere vrouw met een schel keffertje schuin tegen over hem met een dame aan het beppen was, ging volledig aan hem voorbij. Doordat hij plots wat gas terugnam om de druk in zijn hoofd te ontzien, maakte dit dat hij een onverwacht obstakel vormde voor de fietser die hem van achteren naderde. Walter de Krom was vast besloten zijn persoonlijk record te verbeteren en maximaliseerde ieder stukje parcours om geen tijd te verliezen. Dat de tollende leerkracht ineens bijna halt hield vlak naast een overhangende tak, zorgde ervoor dat Walter wat capriolen moest uithalen om zowel de man als de tak te kunnen ontwijken. Maar beide ontwijken leek wat te veel gevraagd.

Juist wanneer Huub Veldkamp een klierbal van zijn tegenstander en bedgenoot Fred Veerman mistte, zag hij bij het oprapen van de shuttle hoe Walter bruusk een man aantikte in het voorbijfietsen.
“Hoe ken je doar nou gaan staan man? Ken je nie uitkijken?” wierp deze jongeman naar achteren. Hij keek om en balde daarbij zijn vuist. Maar omdat de boom in de hoek van de vijver zowel voor Huub als voor Walter het zicht ontnam om wat er verder bij het water gebeurde, zagen beide niet hoe de Aardrijkskundeleraar een nat pak kreeg.

Eenden vlogen op en lieten wat natte veren van schrik op het water achter. Bij de tik die Florens van Walter had gekregen was het gaasje in zijn mond losgeschoten en kwam achter op zijn tong terecht.  De jonge leerkracht moest nu aandacht geven aan een aantal zaken die hij kort na elkaar ervoer. Met zijn linkervoet struikelde hij over wat houtenpaaltjes die uit het water staken en trok er zijn huid open aan een dun spijkertje. Zijn enkel verzwikte hij daarbij en verloor zijn controle over zijn evenwicht compleet. Uit een reflex ademde hij in terwijl hij in het water viel en bracht daarmee het gaasje dieper richting zijn keel. Een hoestbui volgde en werd direct gesmoord door de massa water waar Florens mee te maken kreeg. Eenmaal te water greep hij met beide handen naar zijn keel en trachtte het vieze propje naar buiten te werken. Met zijn voeten trapte hij woest in een beginnend gevecht om niet te verdrinken, maar verloor dit daarmee juist voortijdig doordat hij door het trappen de voet die hij nog niet bezeerd had pijnlijk onder een scherpe rand van een vijverkom stak, er klem kwam te zitten en vier tenen brak.

Niemand had door hoe de knappe jonge meester de strijd moest opgeven daar hij niet om hulp had kunnen roepen door zijn benaderde situatie en de drie verdovingen. Even later dreef hij een paar keer even met zijn kruin en gezicht boven water terwijl het bloed onder een gesprongen hechting vandaan sijpelde en het gaasje langzaam uit zijn mond dreef.

Beloning gouden tip van ZB 4.350,- toegekend aan Retroman.

(* = Go Ahead Gohes )

By rinaoddel | March 18, 2011 - 8:44 am - Posted in Nederlands, Rara Rina

Voor de verandering een keertje geen ‘wat ben ik’, maar een iets ander type raadsel:

Een oude man liet zijn zoons een bescheiden erfenis na. Maar omdat hij wilde dat het wijs werd besteed, wist hij niet goed aan wie hij het geven moest. Daarom stelde hij ze op de proef en gaf ze eerst ieder twee euro met de opdracht er iets van te kopen waarmee zij een zo groot mogelijk deel van hun woonkamer konden vullen. De eerste zoon dacht slim te zijn er kocht er zoveel spaghetti van als mogelijk was, want spaghetti was nou eenmaal het goedkoopste product in de supermarkt waar enige volume in zat. Met veertig cent voor ieder pakje slaagde hij erin er vijf te kopen.

De tweede zoon trof het beter en wist een goede deal te sluiten met een fietsenmaker. Als hij een taaie opoefiets wist op te knappen, dan mocht hij die hebben voor twee euro. Deze zoon ging er direct mee aan de slag en had er een zware kluif aan. Echter, ondanks de uitdaging die de fietsenmaker voor hem had weggelegd, slaagde hij erin de fiets op te knappen en mocht hem voor twee euro meenemen.

Alleen was de derde zoon de slimste van allemaal en kreeg tweehonderd euro van zijn vader toen hij stierf. Hij kocht zelfs TWEE simpele producten en wist met een klein object zijn hele woonkamer te vullen.

Rara, hoe deed hij dat?

By karelriemelneel | March 11, 2011 - 5:00 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, vuurspugende zonsverduistering detective

image by Orgaman, edited by Gsorsnoi

Help je Karel weer met het oplossen van onderstaand mysterie?
Lees hier de spelregels.

Van alle zaken die ik in mijn carrière heb onderzocht was dit misschien wel de meest bizarre van allemaal. De ravage die we aantroffen op de Randweg van Gohes City was om te beginnen al onbeschrijfelijk. Eén ambulance was onderweg naar het Tycoon Ziekenhuis en had zich in een passerende vrachtwagen geboord. De tweede ambulance die het andere slachtoffer vervoerde raakte tevens verongelukt door daar bovenop te duiken. Door een aantal artsen die zich naar de rampplek hadden gespoed, werd reeds lijkschouwingen verricht.  Van zowel de slachtoffers als alle betrokken ambulancezorgverleners hebben ze moeten vaststellen dat zij waren overleden. Alleen de vrachtwagenchauffeur heeft het ongeluk op de snelweg overleefd.
“Wat bedoel je precies met ‘er zijn meerdere plaatsen delict’?” wilde ik van mijn collega Lesley weten. Een deel van het onderzoek was al in gang gezet. Ik had mijn mensen daar opdracht toe gegeven terwijl ik mijn verantwoordelijkheden van een andere lopende zaak overdroeg en mij naar de rampplek begaf.
“…wil je beweren dat dit nog niet alles is?”
“Ik vrees van niet inspecteur. Vanuit de meldkamer heb ik zojuist het bericht binnengekregen dat er ook al diverse ongelukken zijn gebeurd op de plaats waar de primaire slachtoffers zijn aangetroffen. De eerste traumahelikopter die werd ingezet is neergestort in het nabijgelegen korenveld. Naar verluid waren zij op weg naar een landweg buiten de bebouwde kom alwaar een automobiliste op een boom was geklapt.  Vermoed wordt dat zij geprobeerd heeft een voetganger te ontwijken. Zonder het gewenste resultaat helaas. De man die zij heeft aangereden werd naast het voertuig aangetroffen. Opmerkelijk is wel dat ze tegen de enige boom in de wijde omtrek is gereden. Alleen de brandweerlieden die werden ingeschakeld om het vrouwelijke slachtoffer uit een auto te knippen, hebben dit horrorscenario nog overleefd.”
“Mijn hemel! Heb je nog meer?” wilde ik van hem weten.
“Zeker inspecteur. De vrouw die tegen de boom was aangereden was reeds zwaargewond toen ze in de ambulance werd vervoerd. De man is echter een bijzonder geval. Gezien de toedracht zouden we een slachtoffer verwachten die op z´n minst een paar botten moet hebben gebroken. We weten natuurlijk nog niet wat we onderhuids gaan tegenkomen, maar op een paar schrammen na zou je bijna beweren dat deze man zonder noemenswaardig letsel vredig is ingeslapen.”
Haastig werkte ik de laatste slok van een nog veel te hete koffie naar binnen en verslikte mij er zowat in.
“Wat is hij? Een soort van Superman?”
“Wie weet inspecteur. Maar ik denk dat we in elk geval vast een voorzichtige conclusie mogen trekken.”
“En die luidt?”
“Buiten de vrouw die hem heeft aangereden is iedere betrokken hulpverlener die deze man heeft geprobeerd te redden daarbij zelf ook om het leven gekomen.”
Het kostte me een moment om mijn gedachten een plaats te geven. Er was totaal geen logisch verband te ontdekken tussen alle feiten afzonderlijk. Eén ongeluk met hulpverleners tot daar aan toe, maar twee? En dan die situatie met die man … dat kon ik echt niet plaatsen. Aangereden worden zonder open botbreuken tot daar aan toe, maar zonder enige verwondingen? Was die man wel echt aangereden? Of moesten we de aanrijdingen met de boom los zien van die man? Door die gedachtesprong bedacht ik mij iets afschuwelijks: wat nou als er een dodelijk virus rondom het primaire plaats delict hing? Maar nee, dan zouden de brandweerlieden er ook aan onderdoor zijn gegaan. Weinig werd me echt duidelijk, maar er moest in elk geval heel wat geregeld worden.
“Laat het sporenbeeld op alle genoemde locaties bevriezen tot nader orde. Regel als de sodemieter een toxicoloog en bestel meteen maar een patholoog. Geef die toxicoloog topprioriteit! We moeten eerst uitsluiten of de slachtoffers geen verdacht virus bij zich draagt. Anders leggen wij dadelijk ook het loodje.”
Als Lesley al vraagtekens zette bij het zoeken naar mijn motivatie om er een toxicoloog bij te roepen dan liet hij het niet merken. Hij antwoordde resoluut:
“Begrepen. Wordt geregeld.”
“Is er verder nog iets wat ik op dit ogenblik moet weten?”
Lesley slaakte een diepe zucht.
“Eh ja. Magere Hein heeft weer eens een visitekaartje achtergelaten. Twee zelfs.”
“En dat zijn?”
“Een foto zoals gebruikelijk. Met daarop afgebeeld een setje exotische instrumenten waarvan nog niet helemaal bekend is wat ze mogen voorstellen en een huiveringwekkende tatoeage op de borst van de man.”
Ongeduld maakte zich van mij meester. Lesley liet een te lange onderbreking vallen voordat hij zich verklaarde en ik kon het slecht hebben dat hij treuzelde.
“Nou veel gekker kan het niet worden. Vooruit met die geit!”
Lesley aarzelde niet langer.
“Op zijn borst staat in bloedletters getatoeerd: ‘Red mij’”.
Het kon dus wel gekker.

Oorspronkelijke beloning gouden tip:  ZB 3.275,-.

<WAT IS DE EXOTISCHE AFKOMST VAN DE FOTO?>
De toxicologe was aangekomen en installeerde zich met haar team. Onder leiding van Anna Traxomia werden de nodige voorzorgsmaatregelen getroffen daar onze TR (technische recherche) ze had geïnformeerd over de mogelijke ernst van de aanwezigheid van een biologisch virus. Patholoog anatoom Agatha Loon op Toom was eveneens ter plekken. Iedereen die niets op het plaats delict te zoeken had was inmiddels verwijderd en omliggende bewoners werden verzocht ramen en deuren gesloten te houden. De vrees was wel dat als het hier ging om een serieuze dreiging van een virus dat zich via de lucht kon verplaatsen, die maatregel mogelijk al te laat was. Ik had Lesley nog wat extra huiswerk meegegeven. Hij moest laten onderzoeken wat die zogenaamde exotische afkomst was van de foto. Gezien de grote risico’s die deze zaak met zich meebracht, kregen alle verzoeken die we bij het forensisch instituut neerlegden voorrang op de andere opdrachten. Ik was dan ook allerminst verbaasd dat het antwoord op de vraag binnen anderhalf uur verscheen.
“Inspecteur. De voorwerpen die zijn afgebeeld op de foto die door Magere Hein zijn achtergelaten betreffen vier Burmese tatoeage pennen.”
“Goed werk Les,” antwoordde ik hem zonder direct dieper op verbanden in te gaan. Dat had in dit stadium waarschijnlijk toch nog niet zoveel nut.
“Nog nieuws uit de andere kampen?” ik doelde daarmee op de onderzoeken die bij de korenvelden liepen waar de primaire slachtoffers werden aangetroffen door de hulpverleners.
“Op het moment nog niet veel,” Lesley had veel communicatiewerk op zich genomen en had één rood oor van het telefoneren.
“…enkel dat de vrouw die de man heeft aangereden toch [AANWIJZING] minstens 130 kilometer per uur moet hebben gereden gezien de lengte van de gemeten remweg.”

{GEMUTEERDE ANTRAX}:
Alle specialisten die zich bezighielden met de zaak hielden elkaar op de hoogte door middel van portofoons of andere mobiele apparatuur. Aansluitend bij de technologie van tegenwoordig waren de mensen van toxicologe Traxomia zelfs voorzien van communicatieapparatuur die in hun overdrukpakken waren bevestigd. Hiermee konden zij ons op de hoogte houden. Lesley onderhield de lijn met haar teamleden, terwijl ik het laatste nieuws steeds via Anna wilde horen. Artsen, sporenonderzoekers en andere mensen die eerder op het plaats delict aanwezig waren maakte ruimte voor de toxicologisch specialisten. Mannen en vrouwen in ‘ruimtepakken’ benaderden de verongelukte voertuigen om de slachtoffers te bestuderen op aanwezigheid van biologisch gevaarlijk materiaal. De wegen die naar dit kruispunt leidden waren allen vrij van verkeer en ongewenste bezoekers. Eenieder die op dit terrein aanwezig was maakte onderdeel uit van het multidisciplinaire team. Bewaking hield pottenkijkers op afstand, inclusief de pers die al binnen een half uur lucht had gekregen van deze zaak. Eén van de gevreesde infectiekandidaten was Antrax. Een sproeivliegtuigje zou bij het bemesten van het korenveld de ziekte verspreid kunnen hebben. Als dat het geval was geweest, dan konden de slachtoffers de Antrax hebben ingeademd. De incubatieperiode varieert normaal gezien tussen de dag en acht weken, afhankelijk van de besmettingswijze en besmettingsdosis. Een gemuteerde variant zou het model echter eenvoudig op de schop kunnen gooien.
“Voorlopige conclusie: negatief,” klonk het in mijn oortje. Anna Traxomia bracht verslag uit.
“…geen blaasjes en zweren aangetroffen op de huid van de slachtoffers. Ook in de mondholtes van is geen bloed aangetroffen dat bij hoesten kan zijn opgegeven,” Lesley, die normaal de specialist was op dat gebied gaf enkel een knikje ter herkenning. Van Antrax was hem ook bekend dat er vormen bestonden waarbij braaksel of opgehoest bloed op het slachtoffer kon worden gevonden.
“Jezus!” klonk het plotseling fel in onze apparatuur. In de verte zagen we Anna verschrikt van het slachtoffer omhoog buigen. Al onze blikken waren gericht op de toxicologe.
“Laat een arts een pak aantrekken en zich hierheen spoeden! De man leeft nog!”
Anna keek over haar schouder en gebaarde ons op te schieten met die actie. Een arts werd subiet op de hoogte gebracht en snelde zich naar de trailer van haar team.
“Anna, wat kun je ons over de m-…” mijn vraag stokte. Verderop zag ik de toxicologe door haar knieën zakken en vreesde meteen [AANWIJZING] dat ze het niet had overleefd. Ik riep de arts terug en verzocht het toxicologisch team terug te trekken.

<NATIONALITEIT VAN DE VRACHTWAGENCHAUFFEUR?>
Je merkte gewoon aan iedereen die met deze zaak te maken had, dat zij waren overdonderd met deze confrontatie; zelfs een toxicoloog in een hermetische afgeschermd pak kon slachtoffer worden. Het dwong ons om het onderzoek buiten de plaatsen delict voort te zetten. We moesten werken met de informatie die we zonder de aanwezigheid op die locaties konden verzamelen. Op alle drie de plaatsen delict werd een zone ingesteld waarbinnen niemand zich mocht begeven, tenzij ik daartoe opdracht zou geven. De toxicologen kregen de opdracht het onderzoek voort te zetten door luchtmonsters te nemen. Ondertussen ontfermde één van mijn andere mensen zich op de man die het voorval had overleefd: de chauffeur. Gemaskerd met een mondkapje startte collega Sandra haar ondervraging, maar kreeg maar de man leek niet bereid of in staat op enige vraag antwoord te geven. Inspecteur Paap wist wel te vertellen waarom:
“Volgens mij heb jij een tolk nodig,” informeerde hij haar nadat hij zijn blik had laten glijden over het Poolse kenteken. Het advies werd opgevolgd zodat het aantal mensen op deze zaak met één tolk werd verrijkt. Maar ook hij kreeg geen zinnig woord uit de chauffeur. De Pool bleef maar een beetje met zijn handen zwaaien en naar zijn oor wijzen. [AANWIJZING] De Poolse trucker was doof.

<DROEGEN DE BRANDWEERMANNEN BESCHERMENDE PAKKEN?>
Bij het korenveld was de pers beter in staat zich tussen de werkzaamheden te mengen, al werden zij ook daar door bewaking op afstand gehouden. Koen Voet liet zich er echter niet door afleiden en had reeds contact gezocht met de brandweercommandant. Ook Koen werd verzocht zich niet meer binnen de vastgestelde zone te begeven totdat duidelijk was dat er geen ‘vuiltje’ aan de lucht was. Aan de brandweer legde hij de vraag voor of hun mannen beschermende pakken droegen bij de werkzaamheden bij het autowrak. Dit bleek niet het geval. Toen ik van deze informatie op de hoogte werd gesteld nam ik contact op met de commandant en verzocht hem zijn mannen in quarantaine te laten plaatsen. In het telefoongesprek met Koen dat daaraan vooraf was gegaan liet hij me wel nog iets anders ontvallen: het was één van de brandweerlieden opgevallen dat ‘Superman’ niet mijlen recht achter, maar vrijwel [AANWIJZING] direct naast de auto had gelegen.

<ANDERE SLACHTOFFERS MET TATOEAGES?>
Na mijn gesprek met Koen sprak ik één van de toxicologen via de communicatieapparatuur:
“Is één van jullie opgevallen of de vrouw en het ambulancepersoneel of gemerkt zijn met opvallende tatoeages?”
Ook Koen kreeg die vraag van mij eerder voorgelegd. Hij liet dit navragen bij het team dat het ‘korenveldteam’ was gedoopt. Zijn eigen team had hij het ‘remspoorteam’ genoemd. Op beide vragen kwam terug dat er geen opvallende tatoeages te vinden waren. Dat wil zeggen: tatoeages die buiten de kleding opvielen. Agatha Loon op Toom kon daar natuurlijk nog nader onderzoek naar doen door onder de kleding van de slachtoffers te zoeken, maar die permissie had ze op het moment niet. De toxicologen liepen al genoeg gevaar door hun eerdere aanwezigheid op de rampplek. Eén van hen kwam met opvallend nieuws naar buiten. Via mijn oortje hoorde ik hem zeggen:
“Er zal een arts aan te pas moeten komen om het te bevestigen, maar als u het mij vraag is Anna bezweken aan [AANWIJZING] de hartkwaal waar ze al langer aan leed. Toen ze ineen zakte greep zij naar haar borststreek.”

<VOGELS OORZAAK VAN VERONGELUKTE TRAUMAHELIKOPTER?>
Eén van de toxicologen informeerde mij dat er een mogelijkheid bestond om een luchtdichte tunnel uit te rollen naar de verongelukte man. Zo hadden we de man alsnog kunnen bereiken en eventueel hulp bieden, mocht het slachtoffer daadwerkelijk in leven zijn geweest. Deze optie achtte ik te onnodig. Deze man kon omstanders enkel maar verder in gevaar brengen als hij al echt een virus bij zich droeg. Ik overwoog de keuze opnieuw, maar ik kon mij er niet toe brengen het verzoek ten uitvoer te brengen. Bovendien moest die tunnel besteld worden en zou nog een paar uur op zich laten wachten voordat deze ter plekke was. De situatie van de man kon in die tijd al zijn verslechterd en het eventuele virus kon zich hebben verspreid. Al viel het me wel op dat de aanwezige wind nog geen nieuwe slachtoffers onder mijn mensen had geëist. Meer en meer begon ik het vermoeden te krijgen dat we hier helemaal niet met een virus te maken hadden. En om mijn vermoedens bevestigd te krijgen belde ik Koen van het ‘remspoorteam’.
“Wat weet jij inmiddels te vertellen over het ‘korenveldteam’?”
“Daar is nog weinig nieuws naar buiten gekomen,” antwoordde deze.
“…sinds de zone is opgeworpen waarbinnen zich geen mensen mogen bevinden om zich over de slachtoffers en de toedracht te buigen ligt het onderz-,”
Plotseling was er een stilte ontstaan aan de andere kant van de lijn.
“Koen?”
Niets.
“Koen?” vroeg ik kort daarop opnieuw.
“J-ja, excuus. Ik ben hier nog,”
“Wat is er?”
“Nou, ik bedacht me net dat het ook goed zou kunnen zijn dat de helikopter in problemen kon zijn geraakt door vogels. Daar stikt het hier namelijk van.”
Ik stuurde een toxicoloog naar Abdel  Dezertecon Kretonshos die in het ‘korenveldteam’ zat en liet hem een extra beschermend pak meenemen. Een half uur na aanvang van hun onderzoek kwamen zij met de conclusie dat er dode vogels waren gevonden rondom de gecrashte helikopter. De sporen van verenvet op de wieken bevestigde deze relatie. Maar er was nog meer: Abdel had in het veld een [AANWIJZING] nieuw lijk gevonden.

<HOE WAS DIT NIEUWE LIJK ER AAN TOE?>
Het lijk betrof opnieuw een man en lag precies tussen de koren naast de weg verborgen, dicht bij de plek waar de automobiliste tegen de boom was gereden. Deze man was een veel betere kandidaat om te zijn aangereden door de vrouw; zijn benen lagen in een brede spagaat en zijn arm zat lelijk achter het lichaam geklemd. De aarde waarop de man lag was zwartrood gekleurd. Ook de nek van de man lag helemaal open en werd deels doorboord door een bot dat uit zijn schouder stak. Hij moet zwaar door de auto getroffen zijn en was vast gekatapulteerd richting het korenveld geslingerd. Sommige toppen van het koren leken in rode verf te zijn ondergedompeld door het bloed dat hij in zijn vlucht verloren had. De focus op de twee andere slachtoffers hadden de onderzoekers blind gemaakt om dit eerder in het oog te doen springen. Toen ik de foto van het nieuwe lijk op mijn I-Phone opende die Abdel mij had opgestuurd, schrok ik me wezenloos:
[AANWIJZING]
“Dit was precies dezelfde man als de man met de tatoeage!”

<WAAROM LAG PRIMAIR SLACHTOFFER NAAST DE AUTO?>
De angst sloeg me om het hart. Ik werd bevangen door een misselijkheid die me van mijn maag naar mijn keel greep en mij even van de wereld bracht. Lesley, die ik de foto van laten zien, begreep daardoor ook waarom ik van streek was. Hij bood mij een glas water aan, zodat ik even de kans kreeg om weer bij zinnen te komen. Ik ging erbij zitten en streek met de binnenkant van mijn duimen langs de rug van mijn neus in een poging de wereld om mij heen weer scherp te krijgen.
“Gaat het wel?” vroeg Lesley mij.
“Jawel. Het gaat wel weer. Het is gewoon die Magere Hein,” tussendoor nam ik een slok.
“…die vent speelt gewoon een spelletje met ons.”
Mijn telefoon ging. Het was Abdel.
“Foto ontvangen?”
“Ja,” verzuchtte ik, maar ik hield nog even mijn mond over de gelijkenis met het andere slachtoffer. Daarover begon Abdel zelf. Nu hij daar toch in zijn pak rondliep, had hij zich willen vergewissen hoe het primaire slachtoffer dan op die rare plek terecht was gekomen.
“Ik krijg het suikerbruin vermoeden dat het eerdere slachtoffer dat naast de auto werd gevonden, een passagier moet zijn geweest die uit de auto was gedonderd.”
“Dat verklaart in elk geval de afwezigheid van de verwondingen Abdel. Bedankt.”
Lesley keek me afwachtend aan daar hij ons gesprek niet kon horen. Abdel vervolgde:
[AANWIJZING]
“Als ik niet beter zou weten zou ik denken dat de man die werd aangereden vanuit het niets uit het korenveld de weg op was gestapt.”

{KWADE GEEST}:
Eén van de toxicologen was naar mij toegekomen.
“Inspecteur. De luchtmetingen hebben vooralsnog niets verdachts uitgewezen. Is er iets specifieks dat u op dit moment onderzocht wilt hebben?”
Ik keek op van de foto die ik nog eens op mijn I-Phone had opgeroepen.
“Euh,” dit inzicht en deze vraag moest ik even verwerken.
“Nee, niet direct.”
De man knikte, maar maakte nog geen aanstalten om zich van mij te verwijderen. Mogelijk dat hij mijn twijfel had opgemerkt.
“Wat denkt u, is het veilig om de zone op te heffen?”
Ik keek hem aan en kreeg eerst een woordeloos antwoord. Hij hief zijn armen en schouders op ten teken dat hij het niet wist. Het was ook mogelijk dat hij er wel een mening over had, maar de verantwoordelijkheid niet op zich durfde te nemen. Uiteindelijk nam ik het risico.
“Geef het vrij! Laat een arts controleren of hij nog iets voor Anna of het primaire slachtoffer kan betekenen.”
Een tijdje later stond ik zelf over de vreemde man gebogen die nog even doods en roerloos lag als we hem eerder hadden aangetroffen. Wat had Anna dan in hem gezien? Had een kwade geest de man bezeten en was hij helemaal niet dood? Een antwoord op die eerste vraag zouden we natuurlijk nooit krijgen te weten. Met de foto van de I-Phone in mijn ene hand en het zakje met de foto van Magere Hein in de andere keek ik naar de dode man en dacht hardop:
“Waarom dood je ons, terwijl je zelf gered wil worden?”
Op dat moment zag ik op de foto van de verongelukte man bij het korenveld dat we iets over het hoofd hadden gezien. Dat litteken in de wenkbrauw … dat heeft hij niet door het auto-ongeluk opgelopen. [AANWIJZING] Dit was zijn tweelingbroer!

<WAT IS DE VERKLARING VAN DE POOLSE TRUCKER?>
Anna was dood, zij was bezweken aan een hartinfarct;  de ambulancebroeders stierven in een ongeluk met de Poolse trucker; de helikopterpiloten waren in het korenveld neergestort door toedoen van een zwerm vogels; de vrouwelijke automobilist en de tweelingbroer waren door de auto-ongeluk op het leven gekomen. Tot zover had ik voor ieder slachtoffer dat vandaag was gevallen een verklaring kunnen vinden. Dus waardoor was de getatoeëerde man omgekomen? Was hij werkelijk een soort Superman die een duistere kracht mee zich meebracht naar de locaties waar de slachtoffers vielen? Wellicht dat die Poolse trucker ons nog iets duidelijk kon maken. Behalve en Poolse tolk was inmiddels ook een Poolse doventolk gearriveerd, dus ik kon de tolken eens gaan vragen wat ze tot dusver te weten waren gekomen.
“Ik kan u verzekeren, meneer de inspecteur, dat de Poolse man u van weinig nuttige informatie kan voorzien,” begon één van de tolken.
“Hij is niet alleen zo doof als een Poolse kwartel, maar ook zo dronken als een Oost-Europese tor.”
Het was duidelijk dat met hem geen land te bezeilen viel.  De Poolse chauffeur werd overgedragen aan mijn collega’s die zich verder over hem zouden ontfermen. Hij speelde in het onderzoek verder niet meer mee. Ondertussen had het ‘remspoorteam’ de draad van het onderzoek opgepakt waar zij deze eerder moesten laten vallen toen de verboden zone werd ingesteld. Koen had het autowrak laten onderzoeken. Daar hadden zij een rozet ontdekt in de deur van de passagierszit die erop kon duiden dat de ‘Superman’ van dit onderzoek [AANWIJZING] in de auto zat, terwijl de vrouw zijn tweelingbroer aanreed.

<IDENTITEIT TWEELINGBROERS?>
Nu moesten we het toch onderhand wel zeker krijgen: wie waren deze twee mannen die zo op elkaar leken? Een kort en eenvoudig onderzoek bracht ons al gauw veel duidelijkheid. Bij de beide mannen werd een paspoort gevonden. Het waren inderdaad twee tweelingbroers: Dinand en Damian Spring in ’t Veld. Dinand was met zijn 26 jaar de jongste en was degene die uit de auto was gevallen. De oudere broer van 31 was het slachtoffer geworden van de aanrijding. De vrouw werd ook geïdentificeerd. Haar naam was Olga de Vrede. Abdel had laten uitzoeken hoe de oudste broer voor de auto terecht kwam. In een pad dat tussen de korenvelden liep was [AANWIJZING] zijn schoenspoor aangetroffen.

{LANDBOUWCONTRACT}:
Het werd nu wel tijd dat ik mij naar de oorspronkelijke plaatsen delict zou verplaatsen. Agatha Loon op Toom kon de autopsie aanvangen met haar team en wie weet zou ik een beter beeld van het geheel krijgen in het korenveld. Zo liep ik de patholoog anatoom ook niet in de weg. Aangekomen op bij de landbouwgronden viel mijn blik als eerste op de blauwgele puinhoop die zich in het korenveld had opgestapeld. Het waren de brokstukken die over waren gebleven van de gecrashte traumahelikopter. Niet lang nadat ik mij tussen mijn collega’s voegde speculeerden wij aan de koffie in één van onze bussen over hoe deze aanrijding tot stand was gekomen. Aan de wand van de bus hing een monitor waarop het laatste nieuws te volgen was.
“De brandweer heeft het druk vandaag,” merkte Abdel op en wees met zijn pink naar de beelden van een brandend gebouw in Gohes City terwijl hij een plastic beker naar zijn mond bracht.
“Weet je,” sprak Koen tegen Abdel.
“Zou het niet zo kunnen zijn dat die Dinand en Olga een getrouwd boerenstel waren die wraak wilde nemen op de tweelingbroer? Ik stel me iets voor dat ze vochten om een landbouwcontract over de verdeelde kavels…”
Koen kon zijn stelling niet afmaken. Met een bovenlip die nog vochtig was van de koffie onderbrak Abdel hem:
“Olga was een vrouw van achter in de vijftig. Bovendien zou dat nog niet de foto van Magere Hein verklaren.”
“Wacht eens,” kwam ik de twee collega’s tussen beide en zette de tv iets harder. In de uitzending werd iets gezegd over [AANWIJZING] verongelukte brandweermannen in een brandend kantoor.

<GRAANCIRKELS?>
“Die Magere Hein speelt met levens,” bracht Abdel droog naar voren en Koen verslikte zich. Ik keek even in zijn richting en trok één wenkbrauw naar hem op.
“Maak er maar grapjes over. Er zijn ondertussen al heel wat middelen aangeboord om schot te kunnen krijgen in deze zaak,”
“Werd ik geroepen?” het was onze schotrestenonderzoeken Lesley Spandabot die zich voor de opening van de bus had opgesteld. Ik bood hem een kop koffie aan en liep de bus uit. Het werd tijd om nieuw licht op de zaak te krijgen. Het had eigenlijk al veel te lang geduurd voor we ons konden concentreren op de details die zich hier in de korenvelden afspeelden.
“Is er al gezocht naar graancirkels?” vroeg Lesley en het was alsof hij mijn gedachte las.
“Nee,” antwoordde ik hem.
“…maar ik heb al een paar keer overwogen om Achmed bij de zaak te betrekken. Er gaat iets bovennatuurlijks vanuit.”
In de late middag hebben we nog lang gezocht naar aanwijzingen in de buurt van de boom waar de auto op was gecrasht. Abdel heeft de aanwezigheid van graancirkels kunnen uitsluiten en heeft het pad geprobeerd na te trekken waarover Damain Spring in ’t Veld had gelopen (hoe kom je op zo’n naam?). Tijdens zijn sporenstudie ontdekte hij dat deze oudste broer voortdurend had gerend. [AANWIJZING] Het leek wel of de man haast had.

<RELATIE TUSSEN OLGA EN DE TWEELING?>
Van Olga was overigens geen verband te vinden tussen haar en de tweelingbroeders. Het zou mij niets verbazen dat zij voor hen een volkomen vreemdeling was en Dinand had opgepikt om [AANWIJZING] hem een lift te geven of ergens mee te helpen.

<WAT WAS AAN DE ROZET IN DE AUTO TE ZIEN?>
Bloedspatanalist Lesley Spandabato was nu de aangewezen persoon om het wrak aan een deskundig blik te onderwerpen. Hij mocht eens gaan uitzoeken of er bloedmonster genomen konden worden die het onderzoeken waard waren. De barst in de vorm van een rozet in het glas van de portier had zo’n bloedvlek. De inzittende moest dus bij de aanrijding tegen de deur zijn geknald voordat deze eruit viel. Zou Superman dan toch gewond zijn? Dat liet ik eens navragen bij Agatha. En inderdaad, onder de bos haar van Dinand was een hoofdwond gevonden. Ik had ook nog eens contact gezocht met de brandweercommandant en condoleerde hem met het verlies om een paar van zijn mannen die gesneuveld waren. Eerst hadden zij hun leven gewaagd in een situatie waar zowat de pleuris was uitgebroken, vervolgens waren ze in quarantainne gezet en nu waren er ook nog mannen van hem omgekomen in een fikse brand. Natuurlijk wilde ik wel weten wie deze omgekomen brandweerlieden waren, maar ik trachtte daar in eerste instantie niet te veel nadruk op te leggen. Totdat hij er zelf mee kwam. En wat bleek: hij had acht man verloren. De vier man die de brand wel hadden overleefd [AANWIJZING] waren de mannen die eerder Olga de Vrede uit de auto bevrijd hadden!

<TIJDSTIP DAT SLACHTOFFERS ZIJN GESTORVEN?>
Hieruit concludeerde ik dat Olga wél bevrijd mocht worden, maar eenieder die Dinand te hulp schoot moest sterven. Anna Toxomia had immers om een arts gevraagd toen ze zei dat Dinand nog tekenen van leven vertoonde. Misschien was het wel een geluk geweest dat ik zoveel gevaar had gezien in de mogelijke aanwezigheid van een biologisch virus, dat ik daarmee mijn mensen en andere omstanders op afstand liet houden, anders had de arts ook gestorven in zijn poging om Dinand hulp te bieden.En wie weet met welke reddingspogingen we nog meer te maken hadden gekregen. Al moet ik zeggen dat ik ook weinig trek had in de nationale hysterie die kon ontstaan als die situatie nog langer had geduurd en er evengoed nieuwe slachtoffers zouden vallen. We waren nog niet helemaal van de pers af, maar onze woordvoerders kregen al een minder heftig vragenvuur te verduren nu de verboden zone was opgeheven. Terug naar het primaire plaats delict: wisten we bijvoorbeeld al wanneer Dinand was gestorven? Gebeurde dat toen de auto verongelukte of was dat voor die tijd al gebeurd? De aangewezen persoon die ons daar antwoord op kon geven was pathologe Loon op Toom. Zij moest de autopsie zijn gestart en al wat meer te weten zijn gekomen over de precieze doodsoorzaak van Dinand. Maar op het moment dat ik contact met haar zocht, kreeg ik een heel ander persoon aan de lijn. De man was bijna niet te verstaan. [AANWIJZING] Op de achtergrond was een hoop geschreeuw te horen terwijl de man zelf ook in paniek was. Mijn hart bonste in mijn keel, ik had die mensen daar aan hun lot overgelaten. Wat was daar in vredesnaam aan de hand? Maar nog voor ik de kans kreeg daarover door te vragen werd de verbinding verbroken. Ik zou voorlopig niet krijgen te weten wanneer Dinand was gestorven. Er bestond een kans dat er bij de autopsie nieuwe slachtoffers gingen vallen.

<WAAROM IS ER VIJF JAAR VERSCHIL TUSSEN DE BROERS ALS ZE EEN TWEELING ZIJN?>
Ik stapte in mijn bolide en vroeg Koen, de sterkste man van mijn team, met mij mee te komen. We moesten als de sodemieter naar het GCFI (*). Koen reed. Zo kon ik onderweg de communicatie met mijn manschappen opzetten. We hadden geen benul wat er zich daar afspeelde, maar te oordelen aan de chaos die ik aan de andere kant van de telefoon had gehoord, leek  het mij verstandig een paar man op te trommelen.
“Inspecteur,” vroeg Koen mij nadat ik de telefoon ophing.
“Koen?”
“Is u niets bijzonders opgevallen aan die twee broers?” begon hij en aan zijn gezicht kon ik al zien dat hij wat voor ons had.
“Dat één van de twee mannen een één of andere Superman lijkt te zijn?” probeerde ik.
“Nee, nee, nee. Er klopt iets niet aan die mannen!”
“Dat was mij ook al opgevallen Koen.”
“Hebt dan u ooit wel eens een tweeling ontmoet die VIJF jaar onderling verschillen?”
Het was eruit. Koen had de vraag gesteld waar wij allen al veel eerder op moesten zijn gekomen. Ik haalde direct de fragmenten terug waarbij ik de foto van Damian vergelijk met het aangezicht van Dinand. Damian was zwaar verminkt, maar leek uiterlijk als twee druppels water op zijn broer. De hele situatie rondom de slachtoffer had ons verder blind gemaakt om de simpelste details over het hoofd te zien.
“Maar als de twee broers geen tweelingbroers zijn,” ik was nog bezig om deze feiten te rijmen. Koen glimlachte van oor tot oor, maar hield zijn blik op de weg.
“…hoe kunnen die mannen dan als twee druppels water op elkaar lijken?”
“Toeval?” het was Koen’s beurt iets te proberen. Het verminkte gezicht van Damian kon ons gemakkelijk op het verkeerde been  hebben gezet, maar was het echt mogelijk dat twee broers met een onderling leeftijdsverschil van vijf jaar zo op elkaar leken? Naar mijn smaak zat deze zaak een beetje te vol van [AANWIJZING] toevalligheden.

<IS ER SPRAKE VAN EEN TIJDREIZIGER?>
“De ouders zullen de tweeling niet door een tijdreis uit elkaar getrokken hebben. Daarbij, dat zou de geboortedata op de paspoorten niet beïnvloeden,” ik mijmerde eigenlijk maar wat. De broers leken gewoon verschrikkelijk veel op elkaar zodat we zijn gaan denken dat het een tweeling betrof. De waarheid was dat Damian gewoon te zwaar verminkt was om de uiterlijke verschillen te kunnen zien. Zouden beide heren uiterlijke goed met elkaar te vergelijken zijn geweest dan hadden we beslist eenvoudiger kunnen zien waarin de broers verschilden.
“Zet het uit uw hoofd inspecteur. Het is geen tweeling. Van een tijdreis is ook geen sprake. Al weet je het in Gohes City maar nooit.”
“Maar dan is er nog iets anders wat mij dwars zit.”
“En dat is?” reageerde Koen. Ik pruilde m’n lippen even om de smaak te proeven van hetgeen mij bewoog:
“Die tatoeage en die pennen … daar hebben we nog altijd geen duidelijkheid over.”
“U maakt zich druk over een beetje [AANWIJZING] onderhuids gif?” keek even van zijn stuur naar mij.
“Ik ben met u eens dat…” ik liet hem zijn zin niet afmaken.
“Koen, ik kan je wel zoenen,” ik schoot in mijn uitlating zowat door het dashboard. Mijn collega had mij een ingeving gegeven waardoor ik de relatie met de tatoeage en de vreemde dood van Dinand begon te zien. Als Dinand al dood was.

{VERVLOEKTE TATOEAGE}:
Die vervloekte tatoeage ook! Ik had direct door moeten hebben dat er hogere machten in het spel waren. Die Dinand had vast een tatoeage laten zetten in Myanmar (**) en was van het vliegveld opgehaald door een kennis . Dat moest dan die Olga zijn geweest. Ze waren op weg naar huis toen de vloek begon te werken en verreiste dat Olga doorreed naar het ziekenhuis. Alleen stak broer Damian – heel toevallig – tussen de korenvelden de weg over en BENG!  Een bizarre theorie die in Gohes City niemand echt zou verbazen en toch niet de ware toedracht zou verklaren. Aangekomen met Koen en mijn manschappen in het GCFI stormden wij de afdelingen over, onderweg naar de autopsiekamer. Met de gewapende collega’s voor mij waren Koen en ik beschut. En toen, niet ver van de ruimte waar de lijkschouwing werd verricht, hoorden wij een angstige stem:
“Kijk uit! Daar gaat ie! Straks [AANWIJZING] bijt hij jou ook!”

{GIFTIGE SLANG}:
“Dinand en zijn oudere broer Damian Spring in ’t Veld waren twee fanatieke hardlopers. Op die noodlotige vrijdagmorgen hadden zij zich door de lentezon laten verleiden om tussen de korenvelden nabij Gohes City te gaan sporten. Op de weg, waar wij nu staan, werd de jongste broer ineens gebeten door een exotische slang die tussen het koren vandaan was gekropen. Het was dezelfde slang waarvan we eerder deze week op het nieuws hoorde dat deze uit de Gohes’ Zoo was ontsnapt. Damian schrok zich wild en had direct door dat het om een giftige soort ging: zijn broer zakte door zijn hoeven en reageerde niet meer. Zowel hij als zijn kleine broertje hadden beide geen telefoon bij zich, dus liet hij zijn broertje achter en zocht voor hulp. Hiervandaan liep hij dat pad op,” ik wees in de richting van een pad dat in de verte bij een afgelegen woonhuis uitkwam.
“…maar daar was niemand thuis. Olga, de automobiliste die bij deze zaak betrokken was, vond Dinand in zijn hulpeloze toestand en moest hebben gedacht dat hij alleen was. Daarop besloot zij hem in haar auto te hijsen en maakte plankgas naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Aan het einde van deze weg draaide zij die verharde weg op en scheurde in de richting van de stad. Daar ontmoette zij Damian, die nog altijd in paniek om zijn broer naar hulp zocht. Hij was via een ander paadje op de hoofdweg beland waar Olga niet meer voor hem wist uit te wijken. Hoe dat afliep weet u reeds.”
Ik keek de boer aan die naast mij aan het veehek gezelschap had gezocht. Hij schudde vertwijfeld zijn hoofd en trachtte te bevatten wat er gebeurd was. We stonden allebei met onze armen over het hek gebogen en tuurde over het koren. De boer had mij aangeschoten, omdat het tumult op zijn land hem ook niet was ontgaan.
“Maar waarom werd die Damian dan niet direct gevonden?”
Ik vertelde hem dat Damian in het korenveld was geslingerd en het ambulancepersoneel, dat na het traumahelikopterincident verscheen, Dinand voor de getroffen Damian had aangezien. Er was nooit verder gezocht naar andere slachoffers. De boer bleef mij meelevend aanstaren. De beelden van de neergestorte hulpverleners leken nog op zijn netvlies gegrift. Verder was zijn gezicht één groot vraagteken. Niet omdat hij het niet snapte, maar gewoon moeite had dit alles te geloven. Een gevoel dat ik met hem deelde overigens.
“Het verklaart ook waarom de toxicologe gedacht moest hebben dat Dinand nog leefde,” en ik wendde mijn blik weer van hem af. Voor mij werd ik begroet door een vogelverschrikker. Een slappe hoed beschemde hem beter tegen de zon dan de hand die ik voor mijn ogen hield. Met een beetje fantasie leek hij ergens wel op die vervloekte Magere Hein. Ook dat zal geen toeval zijn geweest.
“Hoe dan?” vroeg de boer.
“De Burmese slang reisde al die tijd in de broek van Dinand mee. Ook op het kruispunt in de stad heeft deze slang in zijn broek gezeten. Op dat ogenblik was namelijk alleen zijn borst ontbloot geweest. Niemand was op het idee gekomen om onder de rest van zijn kleren te kijken. Maar de slang heeft zich natuurlijk niet continu stil gehouden en heeft geprobeerd te ontsnappen toen Anna Toxomia hem op de aanwezigheid van een biologische virus onderzocht. De slang deed zijn been bewegen…”
“… en deed de specliaste zo de schrik van haar leven krijgen,” vulde de boer mij aan.
“Exact.”
“Maar de tatoeage dan?”
“Dat heeft mij ook wat hersenbrekens bezorgd. Maar aangezien we uiteindelijk in het GCFI met de slang werden geconfronteerd, gaf dit de comateuze Dinand een kans. Hij werd gered dankzij een tegengif en voorkwam de obductie door Agatha. Zij stond juist op het punt om hem open te snijden toen ze bij het verwijderen van de broek met de slang in aanraking kwam. Mevrouw Loon op Toom heeft het voorval overigens overleefd. De man die ik in een telefoongesprek te spreken kreeg was dezelfde man die de slang uit de autopsiekamer wist te verwijderen. Maar man, wat waren ze daar geschrokken!”
“Ja, dat wil ik geloven,” zowel de boer als ikzelf moesten hier erg om lachen.
“De tatoeage?” herinnerde de boer mij nadat we heerlijk gelachen hadden.
“Oh ja, pardon,” en ik had al voorpret voordat ik het de man kon toelichten.
“Tja, dus die Dinand kwam later bij kennis en wist on doodleuk te vertellen dat dit de naam van zijn heavy metal band was!”
Nu als de boer kiespijn had gehad, dan had ik naast de boosdoener in zijn gebit meteen alle vullingen kunnen tellen, zo hard moest hij hierom lachen. Ook ik lachte me suf en boog mijn lijf diep naar achteren om nog ergens een restje adem te vinden.
“Afijn,” mijn kop was zo rood als een biet.
“…daarmee was de tatoeage uitgelegd en natuurlijk ook de afbeelding van de tatoeagepennen. De slang kwam uit Myanmar en het gif van de slang die uit hetzelfde land afkomstig was duidde op het onderhuidse gif waar Koen het eerder over had,” dat detail had ik de boer eerder in ons gesprek al verteld. De boer lachtte nog eens en keek verheugd op naar de strak blauwe lucht.
“Oh wat onbeleefd van me,”  realiseerde de boer zich en stak een hand naar mij uit.
“Ik heb mij nog helemaal niet voorgesteld.”
Begrijpend beantwoordde ik de handreiking en glimlachte hem toe.
“Gsor Russeller (***) is mijn naam.”
Opslag verdween de lach op mijn gezicht en voelde ik mijn hart in mijn borstkast stuitteren. Dit was meer toeval dan ik op één dag aankon.

Beloning gouden tip van ZB 2.675,- toegekend aan Sandra.

(* = Gohes City’s Forensisch Instituut )
(** = voorheen Birma)
(*** = zie VZD 5 )

image by c&w95, edited by Gsorsnoi

“Kijk uit overstekend wild!” galmt het in de wandelgangen tussen de hutten van het cruiseschip. Een klein moedertje van hooguit 1 meter 60 met reebruin haar en dito paardenstaart waarschuwt een medepassagier voor haar energieke kroost dat door de gangen rent. Ze is Europees, maar heeft haar dat zo pluist dat deze eerder neigt naar Afrikaans kroezen. Een keurig geklede inwoner van Newcastle moet zijn buik inhouden en buigt zijn beide armen buiten het bereik van het passerend wild. John lacht de vrouw die hij niet heeft verstaan, maar wel heeft begrepen, vriendelijk toe en beent verder naar de servicebalie op een lager gelegen dek. Na stampij te hebben gemaakt over een verstopt toilet, ontmoet hij een Aziatisch crewlid bij zijn hut nog geen minuut nadat hij daar zelf was teruggekomen. Het uiterst beleefde bemanningslid knikt na een korte toelichting begrijpend en zoekt hulp via een portofoon.

Even later klinkt een luid mompelend Russisch gevloek in dezelfde gang waar twee kinderen eerder werden ontweken. Een niet dikke, maar behoorlijk grof gebouwde klusjesman in een spierwitte overall veracht zijn baan bij het besef dat hij een smerig karwei heeft op te knappen. De afvoer van toiletten uit twee aangrenzende hutten is verstopt. Aan één zijde ligt een decadente Engelse drol te wachten tot de achteloos doorgespoelde Nederlandse tampon aan de andere zijde hem voorrang verleent.

Tien passen verder kan de Rus Mario horen groeien onder een alom bekend geluidseffect na het buitmaken van een paddestoel. Vanuit een leren sofa zijn nog net de handen van een jonge knul zichtbaar die een handzame spelcomputer omklemmen. Zijn haar, nog halfnat van een vluchtige douche, plakt aan zijn voorhoofd boven de gefronste wenkbrauwen die boekdelen spreken over zijn concentratie met betrekking tot zijn spel. Toch raakt de knul voor een ogenblik afgeleid door een passerend vrouwelijk leeftijdsgenootje die samen met een oudere broer maar net een botsing met de klusjesman kan vermijden.
“Big wheels keep on turning… Oh the proud Mary keep on burning,” klinkt er in de rookruimte van de Minicruise. Een jongen van 17 passeert, onderweg naar een vrije zitplek op deze bedrijvige kant va het achtste dek. Hij wordt gevolgd door een nakomertje uit de familie. Lotte(*) probeert driftig de pas van haar broer bij te benen. Bij Bake’n Coffee vinden zij een plaats om te zitten. Terwijl ze gaan zitten trekt Ferry een stapel kaarten uit zijn broekzak en begint ze te schudden. Samen zullen ze een spelletje Uno spelen. Schuin tegenover waar Ferry zit, nemen zeven mensen een afgezonderde verzameling stoelen en tafeltjes in. Drie van de zeven hebben zojuist in de afgelopen vijftien minuten een bescheiden bestelling gedaan bij de norse dame achter de balie. De bemanning van de DFDS Seaways bestaat overwegend uit Filippijnen die met hun schamele loontje zichzelf en hele familie onderhouden in het land van herkomst. Het andere personeel, inclusief kapitein, is Oost Europees. Zo ook de humeurige dame achter de kassa waar onder andere broodjes en koffie worden verkocht.

Voordat het stel aan hun romantische trip naar de Engelse havenplaats was begonnen, behoorden Alexandra en Ruben nog tot het Aardse volk. Het ging echter mis op het moment dat de ambitieuze carrièrestarter de hand van zijn verloofde opzij schoof tijdens de betaling van twee kaas-ui broodjes. Negen zuurverdiende euro’s wisselden van eigenaar waarbij de cassiëre, afkomstig uit Oekraïne, zorgvuldig zorgde dat ze de hand van haar klant een korte aanraking deed ervaren. Op slag werd Ruben één met de Formorianen en ging op weg om de rest van de opvarenden te infecteren. Nadat hij vervolgens de gemanicuurde zachte hand van zijn aanstaande vrouw in de zijne nam, werd ook haar seksuele spanning teniet gedaan. Het plan om de tweede nacht op zee eveneens van vuurwerk te voorzien, maakte plaats voor een hele andere eenwording.

Het britse homopaar naast hen had het idee om hun geadopteerde Nigeriaanse zoontje wat van Europa te laten zien, ook laten varen. Een eerder spel met een kleine Super Mariofan had het monstervirus op de geplaagde kleurling overgebracht.
“Kun jij mij helpen? Ik kom niet verder,” bleek een uitstekende smoes. De DS werd doorgegeven en Terence, die daarvoor maar heel even uit de leren stoel opstond, had zijn slachtoffer gevonden. Als vanzelf had hij de praktisch zwarte vingers van Amechi kort beroerd. De naam van de jongeman uit Afrika betekent heel toepasselijk ‘Alleen God kent de dag van morgen’.

Het resterende en al even besmette bejaarde stel aan de andere kant moest het eerder die dag hebben van de warme hand van de Filippijn met de portofoon die later ook de hulp inriep voor de hutten met de verstopte toiletten. Hij was het die de dame van het stel in evenwicht hield door zijn hand op haar blote schouder te laten rusten. De deining van het schip had op de loer gelegen toen zij met haar man een akelige trap hadden getrotseerd om hun hut te bereiken. Een nare golf was genoeg aanleiding om de Filippijn een excuus te geven de vrouw aan te raken. Haar man, mijnheer Oosterbaan, dorst niet met de lift en alleen gaan deed ze niet.

Voor de kaartende broer en zus mocht het lijken alsof de zeven gasten aan de andere kant van de lounge onschuldige onderonsjes deelden. In werkelijkheid waren zij tot één Formorianen-eenheid versmolten en konden ze elkaars gedachten lezen over het plan dat heel lang geleden voor hun gesmeed werd. In de Ierse oudheid om precies te zijn, regeerden deze wezens over het eiland Inishmurray waar ook Partholons en Nemeds hun zinnen op hadden gezet. De Formorianen waren vervloekt en hadden daarom vanaf hun geboorte allerlei misvormingen in hun uiterlijk en misten ledematen of hadden ze juist dubbel. Hun lichamen waren nooit volledig menselijk en werd veelal ontsierd door dierlijke lichaamsdelen of soms zelfs hele monsters die uit hun lijven groeiden.

Deze slechtgehumeurde reuzen zouden volgens de Ierse overlevering tijdens een grote overstroming uit de Atlantische Oceaan zijn aangespoeld en werden kort na hun bezetting van het land geleid door Balor. Van al deze zeeduivels, die allen konden toveren, was hij de ergste. Als kind, toen de reuzen zich reeds lang op het schiereiland gevestigd hadden, was hij eens nieuwsgierig toen hij zijn vader bespiedde bij het brouwen van een toverdrank. Ongeveer gelijk aan het verhaal van de Gallische Obelix die in de ketel viel, kreeg ook Balor met een toverdrank te maken. Bij het mengen van de drank kreeg hij spetters in zijn gezicht en was vanaf dat ogenblik vervloekt. Zijn oog zwol op tot enorme proporties en had de krachten gekregen om mee te toveren en vijanden te doden. Op zijn kop werd hij bijgestaan door een soort kakkerlak, een meerogige rat, een gesnaveld wormwezen en een gekko met scherpe tanden die er allen toe dienden zijn vervaarlijke oog te openen en te sluiten. Ook zij waren Formorianen en behoorden tot zijn leger. Het oog moest steeds opnieuw gedicht worden, omdat zijn vermogen om in leven te blijven ook afhing van het gesloten houden ervan.

Echter, in de veldslag bij Moytura, waarbij de Formorianen het gebied van de Tuatha Dé Danann wilde inpikken, ging het Balor slecht af. Hij had zijn zinnen gezet op het veroveren van Ierse grondgebieden om zo langzaam maar zeker over heel Groot-Brittannië te kunnen heersen. Met als hoger doel: heerschappij over Europa en wie weet de hele wereld. De Tuahtha Dé Danann leken de strijd aanvankelijk te gaan verliezen, maar dat was tot Balor in conflict kwam met zijn kleinzoon Lugh. Deze jonge krijger was samen met twee andere broers voortgekomen uit de schoot van Balor’s dochter Ethlinn. De laatste was tevens de godin van de Noordelijke ster. De profeten hadden voorspeld dat één van haar zoons Balor zou komen verslaan, zodat Balor haar liet opsluiten in een kristallen toren op het eiland Tory om te voorkomen dat er überhaupt een zoon geboren zou worden. Die maatregel alleen bleek niet genoeg. Onderwijl was hij te weten gekomen dat zij in haar gevangenschap bezoek had gekregen van de Tuatha-krijger Cian die met haar vree. Toen Balor dit te weten was gekomen had hij één van zijn dienaren opdracht gegeven om de kinderen te vermoorden. De dienaar wikkelde de jongens in een doek en wierp ze in de draaikolk naast de toren waar ze zouden verdrinken.

Maar één van de jongens viel ongemerkt uit het doek. Lugh, die daardoor ontsnapte aan een vroege dood, bleek de door Balor gevreesde zoon die hem moest komen verslaan. Lugh stond ook wel bekend als ‘de lichtende’ of ‘de schitterende’. Hij versloeg zijn grootvader uiteindelijk door een steen naar zijn woeste oog te smijten. Deze duwde de oogbal uit de kas zodat hij naar achter vloog en Balor’s vernietigende blik over zijn metgezellen liet glijden. Zij die daardoor werden getroffen stierven hierop onmiddellijk. De overlevenden dropen af en kropen terug in de zee waar zij zich honderden jaren stil hielden.

Vele jaren later keerde één van hen terug. Het was Kal’i, de boosaardige kleinzoon die de worp in de draaikolk overleefde door zich in een aal te veranderen. Kal’i, die toen al een machtige jonge baby was, groeide in de oceaan op tot de nieuwe leider van de overgebleven Formorianen. Vele Formorianen van toen zijn allang niet meer in leven, maar Kal’i had voor zijn nageslacht gezorgd en deze voorzien van een betovering waar hij zijn nazaten mee vervloekte op de dag dat hij stierf; eenieder die voortaan door een Formoriaan zou worden aangeraakt, zou erdoor begiftigd raken. Alle Formorianen bezaten immers een giftig zweet dat Kal’i eenvoudig kon betoveren en de bloedlijn van deze gevreesde monsters kon doen voortzetten. Ieder huidcontact zou het virus overbrengen en de transformatie op gang brengen. Binnen een week zouden de geïnfecteerde afwijkingen in de vorm van mutaties gaan vertonen. Ze zouden niet langer onopgemerkt blijven en de mens zou weten dat er iets loos was. Voor de mensheid zou het dan al te laat zijn.

Voorbij de douane terug in Nederland begint Tinus ineens te lachen. Hij is zojuist met zijn vrouw en dochter van de boot afgestapt. Zij hebben er een prachtige minivakantie in New Castle op zitten. Met enkele lichte tassen om de schouders stappen zij de hal van DFDS Seaways uit en snuiven de met zout vermengde lucht van de Hoogovens van IJmuiden op.
“Wat is er schat?” wil zijn vrouw weten.
Tinus probeert zijn gelach wat te verbergen, omdat er toch eigenlijk niemand in de humor zou kunnen delen.
“Oh nee niets,” glundert hij en zijn vrouw weet genoeg. Ze was allang opgehouden door te vragen over de binnenpretjes van haar man. Het zou vast een flauwe grap zijn geweest of een hersenkronkel die hij voor zijn werk kan gebruiken. De man zat soms zo vol inspiraties dat hij gesprekken met zichzelf leek te houden. Ze vergeet de pret die haar man heeft en snijdt een ander onderwerp aan: de verdere vulling van hun dag. Tinus is echter nog in gedachten bij de reden waarom hij moest lachen. Het gaat zomaar eens niet over een geval van inspiratie. Hij denkt terug aan deze ochtend op de boot waar hij even een boek was gaan lezen tot de boot zou afmeren in de haven van IJmuiden. Op zijn weg terug naar de hut werd hij overdonderd door een stel spelende kinderen. Het was hetzelfde ‘overstekende wild’ zoals de Britse passagier ze de avond ervoor tegen het lijf was gelopen. Uitwijken had geen zin gehad. Hij kon alleen uit reflex zijn beide armen in de lucht steken waardoor hij zijn hemd uit zijn broek trok en zijn middel ontblootte. In één van zijn handen hield hij zijn boek vast. Een meisje met vlechtjes in het haar had zich in de gauwigheid achter hem verstopt. Ongetwijfeld in een poging om niet gepakt te worden in een spel dat op tikkertje leek. Guitig lachte zij naar haar speelgenoot. Tinus realiseert zich dat zijn ‘zwembandjes’ die het meisje zogenaamd uit bescherming beet pakte niet voor haar de redding in het spel was geweest. Ook voor hem was dit het begin van een nieuwe missie.
“Eerst de spullen thuisbrengen?” vraagt zijn vrouw.
“Goed plan schat,” antwoordt hij afwezig op dit voorstel.
“…en dan kunnen we daarna naar Haarlem gaan om te eten.”
Er wordt geglimlacht en met een hand op haar wang kust Tinus zijn vrouw.

( * = Lot is ook een oorlogsgodin die de Formorianen aanvoerde. Zij had lippen op haar borsten en vier ogen op haar rug )

By rinaoddel | February 21, 2011 - 6:01 pm - Posted in Nederlands, Rara Rina, Rijmende kunsten

Hoe ouder ik word, hoe liever men mij heeft.
Laat mij ademen en ik ga dood.

Je wordt gewaardeerd wanneer je mij weggeeft.
Ik ben er in wit, maar ook in het rood.

Wat ben ik?

image by Kevin-kun, edited by Gsorsnoi

De achttien jaar jonge man bewoog zich soepel door de natuurlijke obstakels van het Jiundimoeras. Hier waar de noordelijke zacht golvende plateau’s van Zambia langzaam overgaan naar een terrein met meer hoogteverschillen naarmate je meer naar het Oosten beweegt, kende Kaondé het woud als zijn broekzak. Ten noorden van het West Lunga National Park in het grensgebied met Congo en Angolo ligt Mwinilunga. Het stadje wordt doorkruist door dezelfde rivier de Lunga waar het lagergelegen park haar naam aan dankt. Het is de rivier waarlangs Kaondé bij zijn stam is opgegroeid. Gebukt onder zware depressies die de levensduur van het tropisch regenwoud verder verlengen, sleepte hij zich door de begroeiing en ontweek iedere overhangende tak met het zuiverste gemak.

Aangekomen op een bescheiden open plek tussen al dat groen kreeg deze jonge Zambiaan de schrik van zijn leven. Met haar schedel van hem afgewend lag daar iemand in de kreukels tegen de ontblote wortels van een woudreus waar mossen en zwammen zich dankbaar aan tegoed deden. Hij spoedde zich naar haar toe en moest zijn adrenaline beteugelen om zijn voet niet te verzwikken in een petieterige waterstroom die het open terrein doorsneed. Dit was de plek waar het drama zich had voltrokken. Hier sloeg eerder het noodloot van Kaondé’s zusje toe.

Zonder er al te veel aandacht aan te besteden plantte hij zijn speer tussen de varens en knielde naast haar neer. Van het lichaam was niet veel meer over dan een half kaalgevreten geraamte. Alleen pezen met repen vlees van verschillende formaten waren nog aan haar botten bevestigd.  Het monster of het dier dat zich aan haar te goed had gedaan was zich allerminste van enige tafelmanieren gewoon. Tezamen met het overgrote deel van haar rok en een stuk romp lag één van haar benen gescheiden van de rest van haar lichaam. Het andere been was verdwenen. Gevoelens van paniek en gruwel trachtten bezit te nemen van deze aangeslagen broer toen hij zijn blik vasthield op haar zwaar verminkte gelaat. Maar hij wist het zeker. Hij had geen bevestiging nodig van het patroon dat zijn zusje zelf op haar rokje geschilderd had om er bij de mannen mee in de smaak te vallen. Dit was Kwalila.

Tien vingers groeven zich verbeten in de drassige ondergrond toen een waterval van tranen zich tezamen met een ijzingwekkend kreet opbouwden om los te barsten. Kaondé zou hebben gewild dat de inboorlingen bovenin Congo hem hadden gehoord met het keelgeluid dat klaarstond om over zijn lippen gebruld te worden. Hij was alleen zo slim om dat juist niet te doen. Een overvloed van zout vocht was het enige wat loskwam. Tranen schreiden tussen de regendruppels over zijn wangen. Hartverscheurende emoties van verdriet om verlies maakten plaats voor bittere boosheid. Kwalila´s dood moest gewroken worden.

Een rood besmeurde varen die hij eerder met zijn schenen plat tegen de grond had gedrukt bleef nog onder zijn gewicht gebogen toen hij zijn bovenlichaam naar achteren liftte. De punt van de speer trok hij los uit de bodem en tuurde furieus om zich heen. Om zijn beweeglijkheid te vergroten sprong hij in één beweging vanaf zijn positie in een gehurkte stand en zocht alle bomen en planten af. Verkneukeld blad van het varen plakte onder Kwalila’s bloed aan zijn knie.
“Waar ben je?” en “Waar zijn jullie?” sprak hij woest in dezelfde taal waaraan hij zijn naam dankte. De bomen antwoordden niet, de planten al evenmin. Kaondé liet zijn blik niet meer langs het ontzielde lichaam van zijn zusje glijden. Zijn focus was erop gericht het monster te vinden dat verantwoordelijk was voor deze gruwelijke afslachting. Gefixeerd op ieder blad dat afwijkend bewoog van de rest onder de stroom van regen die uit de lucht kwam zetten probeerde hij eventuele belagers te ontwaren. Het geluk was alleen niet met hem.

Een plotselinge ferme pijnscheut in zijn rug maakte dat hij de grip op zijn speer verloor. Op dat moment wist hij dat zijn grootste kansen op succes al verkeken waren. Nu was hij ontwapend en tevens verslagen in de strijd de eerste te zijn die op de vijand toebeet. Klauwen die zo dodelijk waren als die van een adelaar hadden zich in de spiermassa van zijn rug verankerd. Twee nagels schraapten bijna evenwijdig aan elkaar langs zijn ruggengraat. De andere drie van elke klauw doorboorden aan iedere zijde de onderkant van een long.

De onzichtbare belager die de jonge Zambiaan had aangevallen was de Kongamato, een voorhistorisch vliegend reptiel die de bevolking van de Kikaondéstam nog steeds hele actuele angst inboezemen. Nog steeds hebben niet alle details van deze ongevederde schrik van het woud tot de overtuiging geleid van cryptozoölogen die zich bezig houden met het onderzoeken van de bestaanbaarheid van onbekende levensvormen met onwaarschijnlijke karakteristieken. Meldingen van ontmoetingen met dit beest zijn simpelweg te schaars, omdat de meeste mensen zo’n confrontatie niet overleefd blijken te hebben.
Eenzelfde lot was Kaondé bezegeld. Twee even kleurrijke pterodactylen verschenen vanuit het niets tussen het gebladerte, maar meer dan geamuseerd pottenkijken zouden ze op dat ogenblik niet doen. Hun maaginhoud was nog rijk van vers en onlangs buitgemaakt mensenvlees. Eén van hen stak even een lederen vleugel terug omhoog om deze beter naast zijn lijf te kunnen opvouwen. Daarbij gebruikmakend van zijn lange snavel om de boel een beetje gepast onder de oksel te krijgen. Het was niet verwonderlijk dat de Kongamato een ongemanierde tafelgast was: uit zijn snavel staken meerdere puntige tanden die netjes eten onmogelijk maakten. Onder de tak waarop hij samen met de andere zat, bungelden twee ruitvormige staarten naast elkaar. Voor hun volgende maal hoefden ze enkel te wachten tot de jongeman bezweek.

Dezelfde soort torretjes die Kwalila en Kaondé eerder die ochtend hadden buitgemaakt om zelf van te snoepen, hadden hun weg reeds gevonden naar de restanten van het jonge meisje. De twee hadden een vaartocht over de wateren van het Jiundimoeras koste wat kost willen vermijden, omdat het zwarte hart van de duisternis er waakte. De Kongamato had onder de inboorlingen de reputatie van ‘botenbijter’ gekregen. Dit monster staat erom bekend kleine boten aan te vallen en tot zinken te brengen. Nu waren zij evengoed hun dood tegemoet gelopen bij het verzamelen van voedsel in de bossen. Zij hadden zich, zonder het te weten, te dicht bij het nest van de Kongamato’s  gewaagd.

Kaondé worstelde heftig om deze ongenode gast van zijn rug te kunnen verwijderen. De monsterachtige vogel had zich echter zo vast gegrepen in zijn huid, dat hij eveneens worstelde om los te komen. Slagen daarin deed hij niet. Bloed stroomde rijkelijk over de klauwen en langs Kaondé’s rug naar beneden. Schreeuwend was de pijn die hij ervoer bij iedere poging van zichzelf, maar ook van de vogel om zich van elkaar te kunnen scheiden. Het was alsof een leeuw zijn nagels aan zijn rug wilde scherpen en er in bleef vastzitten.

Eén moment keek hij naar zijn soortgenoten die afwachtend aanschouwden hoe hij sterven zou. Hij wilde zich van hun uiterlijk en fysieke mogelijkheden vergewissen, zodat hij zijn eigen kansen op waarde kon schatten. Met de angst dat de vogel zou gaan beginnen om zijn rug open te pikken besloot hij daarom om er mee naar een boomstam te rennen. Daar was hij reeds te laat mee. De eerste hap liet een gapend heftig bloedend gat in zijn nek achter. De angst voor nieuwe helse pijnen die hij zou ervaren verdrong hij wilskrachtig. Hij moest en zou de Kongomato op zijn rug tegen de boom schuren om hem los te werken. Zijn opzet was tot mislukken gedoemd. In de botsing met de boom kwam er slechts één poot los en de jonge vogel raakte verpletterd onder het gewicht van de jongeman. Onderweg naar deze grote woudreus was Kaondé over zijn eigen speer gestruikeld en had zijn been er akelig mee ontwricht.

Zwaargewond en met de dode vogel nog aan zijn rug gekleefd was Kaondé’s situatie aan het verslechteren. Het bloedverlies liep op en maakte dat hij zichzelf niet meer op de been kon krijgen. Misschien was het toegeven aan het van achteren opgevreten worden door de vogel helemaal nog geen verkeerde optie geweest. Dat had zijn lijdensweg kunnen bekorten. In plaats daarvan lag hij nu langzaam tegenover zijn zusje te sterven in zijn eigen levenssappen. Wachtend op de hulp die nooit zou komen. Wachtend tot de twee overgebleven Kongamato’s weer honger zouden krijgen.

image by sochacki_info, edited by Gsorsnoi

Help je Karel weer met het oplossen van onderstaand mysterie?

“Dit is precies de reden waarom ze het tegenwoordig verplicht hebben gemaakt dat puntige tuinhekjes met bogen over de punten moeten worden uitgevoerd,”  vervloekte Lesley Spandabato de eigenaar van het hek bij het onderzoeken van het tuinhek waarin het slachtoffer was beland. Het ironische was dat de man die in het tuinhek gevallen was mogelijk zelf verantwoordelijk was voor deze nalatigheid. Nu stak één van de stalen spiesen door het kraakbeen van zijn neus en door zijn verhemelte naar zijn luchtpijp. Zijn benen hingen over zijn rug en hoofd heen gebogen, zoals een turner een burg ten uitvoer brengt. Het balans van het lichaam werd door zijn armen gehouden. Die waren eveneens doorboord.
“Hoe heeft hij dat in vredesnaam gedaan?” vroeg ik hardop tegen niemand in het bijzonder.
Terwijl mijn collega bezig was met de bloedspatanalyse, trachtte ik een beeld te vormen van het grotere geheel. Het glas in het raam op de eerste etage was gebroken en bijna anderhalve meter verder hing de hoofdbewoner in de tralie. Met mijn armen gespreid stond ik in hun tuin en mat de afstand die het slachtoffer had afgelegd. Op de achtergrond in de slaapkamer wachtte een zenuwachtige zoemer om ‘gesnoozed’ te worden.

Klik hier voor de spelregels.

Oorspronkelijke beloning gouden tip:  ZB 1.250,-.

<WAS HET SLACHTOFFER AL GEWOND?>
“Wat kun je mij over het slachtoffer vertellen Lesley? Enige andere verwondingen gevonden behalve die hem door zijn aanvaring met het hek zijn aangedaan?”
Lesley zette zijn studentikoze brilletje af, streek met zijn hand over zijn rode baardje en wendde zich tot mij.
“Niets chef,” de bril ging weer van het voorhoofd naar de rug van zijn neus.
“…hij kan net zo makkelijk uit een Cessna vliegtuigje gedonderd zijn.”
“Prima. Trek dat na,” ik proestte en keek op naar hoge objecten om mij heen. Deze man was misschien niet uit een vliegtuig gedonderd, de dichtstbijzijnde bomen stonden ook [AANWIJZING] te ver weg.
“… en laat iemand dat takke-ding gaan uitzetten!”

<WAS ER IEMAND ANDERS IN HUIS?>
Met de smaak van peroxide nog in mijn mond van gisterenavond liep ik het huis in om mijn andere mannen te spreken. De dag kon niet beroerder beginnen. Ondanks mijn ziekbed werd ik gebeld voor deze zaak. Mijn kaak was nog steeds niet volledig genezen van een dubbele extractie. Twee verstandskiezen.
“Appie,” ik bracht twee paar vingers naar mijn mond om te gaan fluiten en kwam daar van terug toen ik me bedacht dat het onnodige kracht op mijn kaak zou uitoefenen.  Abdel  Dezertecon Kretonshos had mij gehoord en wierp mij vanaf de master bedroom een blik toe.
“Heb je kunnen constateren of er iemand anders in huis was?”
“Nope. Maar te oordelen aan de slaapkamers verwachten we dat zijn vrouw nog thuis moet komen. Hij moet een zoontje hebben van … ik schat een jaar of acht. Die zal nog op school zitten.”
Tot mijn vreugde had iemand die irritant wekker uitgezet.
“Hoe laat stond die wekker?”
[AANWIJZING]
“Acht uur dertig.”

<EXPLOSIEVEN?>
“En verder,” ik keek de slaapkamer rond en het viel me op hoe keurig het was opgemaakt.
“…is je verder nog iets opgevallen? Je zal vast geen explosieven hebben aangetroffen.”
Abdel bevestigde dat. Het raam mocht aan diggelen liggen, het bed was opgemaakt en behoudens de glasscherven lag ook de rest van de slaapkamer er ogenschijnlijk opgeruimd bij. Ik vroeg mij hardop af:
“Dus als de vrouw en het kind beide buiten de deur waren,” Abdel en ik keken beide naar de klok waarna hij mijn zin afmaakte:
[AANWIJZING]
“…wie stond er dan om half negen op uit zijn bedje?”

{WEKKER}:
Was het de hoofdbewoner die laat opstond? Of was het een inbreker geweest die zich kapot was geschrokken van een late alarmklok? Magere Hein had een foto van een hand achtergelaten bij het lijk. De insluiper zou met zijn grijpgrage handen in de spullen van deze familie opzoek geweest kunnen zijn naar geld of sieraden. ‘Munnik’ was de naam die ik op het bordje bij de deur had gelezen. Dat zou betekenen dat de man aan het hek de heer Munnik moest zijn. Ik liet dit nagaan door het lijk te laten fouilleren op papieren die zijn identiteit konden aantonen. Lesley was mij een stap voor geweest en had een rijbewijs uit de jas gevist: de man die op zijn eigen tuinhek een geslaagde studie deed naar satévlees was de heer Munnik zelf.
“Inspecteur Riemelneel,” Lesley bleek nog meer informatie voor mij te hebben.
“Het is mij eerder niet opgevallen door het akelige tafereel, maar er is nog iets opvallends wat ik heb ontdekt bij het lijk,”
“En dat is?”
[AANWIJZING]
“…Mijnheer Munnik mist een schoen.”

<TWEEDE SCHOEN IN OMGEVING TE VINDEN?>
Dit kon wel eens een interessante aanwijzing zijn. Was mijnheer Munnik nog maar half aangekleed voor zijn werk en had hij daardoor een schoen te weinig aangetrokken of had hij deze ergens verloren? Om te zorgen dat mijn mannen niet te veel tijd kwijt raakten aan het zoeken van een linkerschoen, vroeg ik Koen Voet zich daarmee bezig te houden. Zelf zocht ik ook mee. We zochten buiten op straat, in de tuin, in het schoenenrek in het voorportaal en uiteindelijk op de slaapkamer. Onder het bed vond ik de schoen die we zochten. Nog geen vier centimeter vanaf de bedrand stond hij daar net buiten het zicht, rechtop tussen wat glassplinters. Dit was interessant: hoe kon de schoen van de heer Munnik binnen zijn terwijl hij zelf door het raam naar buiten was gevlogen? [AANWIJZING]
“Hé! Zijn veters zijn los,” prevelde ik.

{ WEKKER IN RELATIE TOT DE HEER MUNNIK ZELF}:
Dit deed mijn terugkomen op mijn eerdere bevinding. Zou deze meneer Munnik dan toch geschrokken zijn van een late wekker terwijl hij zich na het douchen half had aangekleed om naar zijn werk te gaan? Hij kon zijn veters vast hebben zitten maken toen hij zich de pleuris schrok bij het afgaan van zijn wekker. Maar de wekker stond aan de andere kant van het bed, hij moest dan bij het raam hebben gezeten en … zou je dan echt met een noodvaart door het raam springen? Dit leek me wat erg onwaarschijnlijk.
“Wacht even,” ik realiseerde mij niet eens dat ik tegen mezelf aan het praten was.
“…dit glas …” en in gedachte streken mijn handen door de scherven op het bed.
[AANWIJZING]
“…de meeste scherven liggen binnen.”

<IETS VREEMDS AAN DE SLAAPKAMER?>
Afijn. Alle objecten en aanwijzingen we tot nu toe bij deze moord hebben gevonden zijn op plaatsen waar je ze niet verwacht. Nog afgezien van de bijzonder onnatuurlijke positie waarin we het slachtoffer aantroffen.
“Die slaapkamer zit me toch niet lekker hoor inspecteur,” collega Ace die wat later op zijn Acefiets op het plaats delict was gearriveerd had een feitenanalyse opgesteld en de bevindingen verzameld.
“Is er echt niets vreemds te ontdekken aan dit slaaphonk? Zijn er geen objecten gevonden bijvoorbeeld waarmee het raam kapot kon zijn gemaakt?”
Al hoopte ik dat ik het antwoord voor hem had, ik moest het hem schuldig blijven.
“Neen, niets verdachts,” stond Koen Voet mij bij.
“De ruit is naar binnen toe gebroken. Dat mag al bijzonder merkwaardig genoemd worden,” de geur van met speeksel vermengd brood met pindakaas drong door te ruimte toen Koen luid smakkend aan zijn lunch begon. Ik had nog niets gegeten. Dus misschien was het goed om even met mijn mannen te gaan eten.
“…je zou bijna denken dat meneer Munnik als Superman van buitenaf in zijn slaapkamer probeerde te landen.”
Op dat moment had ik iedereen met mijn blik kunnen doorboren als ik diezelfde Clark Kent in zijn rol was zo groot waren mijn ogen toen ik dat hoorde. Koen had ik het eerst vermoord, maar in plaats daarvan bedankte ik hem en zei:
[AANWIJZING]
“Hij moet van hoger zijn gevallen! Dat kan ook verklaren hoe hij anderhalve meter tuin overbrugde.”

<HOEVEEL VERDIEPINGEN HEEFT HET HUIS?>
“Pauze jongens. Scoor ook even een boterham voor mij en laat iemand de jongen opvangen mocht hij tussen de middag thuiskomen,” al gokte ik er eigenlijk op dat hij wel ergens zou overblijven.  Door mijn enthousiasme donderde ik bijna van de trap en voelde het op een zekere plek in mijn hoofd opnieuw naargeestig gonzen. Met de ingeving die ik van Koen had gekregen besloot ik deze scène nog eens van een nieuw perspectief te bekijken. Wat ik al wel wist was dat dit huis bestond uit een beneden en een bovenwoning, vijf verdiepingen totaal. In de twee onderste en een deel van de derde woonde de familie Munnik en als ik het versleten naambordje erboven mocht geloven zou een familie Ruis of Kruis daarboven wonen. Van de voorkant gezien was er rechts vanaf de derde echter een hap uit de constructie waardoor het bouwwerk in de hoogte deels onvolledig bleef. De ontstane ruimte werd ingevuld door een dakterras met twee balkons daarboven.
“Bingo!” wat ik dacht was mogelijk. Vanuit de tuin keek ik naar die rechterkant die mij al eerder was opgevallen, maar eerder nog geen betekenis voor me had. [AANWIJZING] Mijnheer Munnik kon van dat balkon gestuiterd zijn. Hoe was nog even de vraag.

<SPOREN OP HET DAK?>
Vanaf het dak was ook mogelijk. Bob was bij mij blijven staan en had ook zijn interesse getoond in dit inzicht.
“Die ruit is onderweg stuk geslagen. Hij heeft tijdens zijn val gewoon zijn schoen verloren.”
“Precies wat ik ook dacht.”
“Blijft het dan toch niet raar dat het slachtoffer rond half negen op had dak of dakterras gezeten heeft? Het is er ook niet bepaald het weer voor.”
Na de lunch, waarbij ik mij tevreden had gesteld met een bakje yoghurt, offerde Lesley zich op om op het dak op sporenonderzoek uit te gaan. Toen hij terugkwam vroeg hij ons om een handdoek.
“Op het dak niets gevonden. Ik zou alleen die vogelpoep van mijn handen willen wassen. Wat me wel was opgevallen is dat het terrasje er [AANWIJZING] wat verpauperd bijligt, heeft iemand daar al gekeken?”

<GETUIGEN DIE DE HEER MUNNIK OP DAKTERRAS HEBBEN GEZIEN?>
Ace bood Lesley een handdoek aan nadat hij zijn handen had gewassen.
“Ik ga wel even kijken of ik getuigen kan vinden,” sprak deze.
“Goed plan Ace,” stemde ik in.
“…Paap en Koen kunnen het dakterras gaan verkennen. Daar moeten toch sporen te vinden zijn.”
En terwijl zij dat deden waren Bob en ik in de tuin met hetzelfde werk bezig. Eerder doorzocht terrein kreeg een tweede inspectie.
[AANWIJZING]
“We missen een vaas,” klonk het later van boven.
“Gevonden!” riep Bob twee meter naast mij vanuit een struik.
“Dus hoe wisten jullie van die vaas?” riep ik half lachend naar boven. Wat een puik team heb ik toch, bedacht ik mij ineens en vergat de pijn in mijn kaak.
“Heb je al bloemen voor Valentijn?” Paap hield met een brede glimlach een bosje rommelige tulpen omhoog.  Zijn vinding had me weer wat opgevrolijkt, maar Ace kwam daarop met slecht nieuws terug:
“Geen getuigen die meneer Munnik gezien hebben baas.”
Ik met een zuur gezicht:
“Ah, nou ja. Dat geeft niet,” ik zuchtte.
“…maar noem me geen ‘baas’ meer alsjeblieft.”

{KANDELAAR}:
“Mannen maak er geen spelletje van hè?” mopperde ik ten onrechte tegen mijn collega’s, een effect waar we allemaal wel eens mee te kampen hebben wanneer we reden hebben om humeurig te zijn.
“Welnee inspecteur,” reageerde Koen op het dakterras en hield een roestige kandelaar omhoog.
“…het was vast Kolonel Mustard met een kandelaar!”
Ik kon het niet helpen, daar moest ik erg om lachen.
“Ik weet het goed gemaakt,” en deelde een valse lach met Bob.
“…als je bloedsporen of ander DNA-materiaal aan de kandelaar kan ontdekken die de moord oplossen ga je door voor de koelkast.”
Die vond hij natuurlijk niet. Bob echter, [AANWIJZING] vond een grove splinter van een bewerkt stuk hout.

<WAAR HOORDE HET STUK HOUT BIJ?>
De grote splinter had hij uit de grond getrokken en had daar voor de helft ingestoken gezeten. Het houten fragment was bijna vijf centimeter dik en precies één meter lang. De ribbelstructuur aan de bovenkant verried direct waar het toe behoorde.
“Hey!” wierp ik naar boven, verbaal zogezegd.
“…missen jullie een stuk terrastegel?”
Paap reageerde het snelst.
“JA!”
Hij verdween heel even uit beeld. Door de balustrade en de beplanting daarachter konden wij hem niet zien. Later begreep ik dat hij een gebroken terrastegel had ontdekt waar het stuk toe behoorde. Daaronder had hij een witte [AANWIJZING] plastic zak ontdekt.

<ZAT ER EEN CADEAU VERSTOPT IN DE PLASTIC ZAK?>
Met mijn team op het terras en de toeleidende overloop was het best druk.
“Een Valentijnscadeau denk je?” vroeg Koen aan Jolien, die de knul had opgevangen en bij de buurvrouw had ondergebracht.
“Het leek me best een romantische man. Ik bedoel zo lelijk zag hij er volgens mij niet uit voordat hij er zo verschrikkelijk bij kwam te liggen.”
Paap tilde met zijn gehandschoende handen een pakketje uit het witte zakje en vond een rechthoekig voorwerp in cadeauverpakking.
“Ik vrees dat Elly Munnik een wrange verrassing te wachten staat als ze thuis komt.”
“Elly?” vroeg ik aan Paap. Het antwoord kwam van het stickertje waar achter ‘Aan:’ in pen haar naam stond.
“En zo te zien heeft Magere Hein de hulp van een bekende schrijver ingeroepen,” enkele van ons knikte instemmend toen in dikke hoofdletters [AANWIJZING] ‘STEPHEN KING’ bij het verwijderen van het cadeaupapier verscheen.

<VINGERAFDRUKKEN GEVONDEN?>
Abdel onderzocht de vingerafdrukken op de kaft, het cadeaupapier en de zak. Ze matchten allen die van meneer Munnik.
“Ik was altijd fan van Stephen King,” deelde ik met mijn collega’s.
“…maar van dit verhaal lopen de rillingen toch over mijn rug.”
“Fijn. Nu we ontdekt hebben waarom ons slachtoffer hier op het dakterras was en naar beneden kukelde, weten we nog altijd niet wat daar de oorzaak van was.”
Jolien reageerde op wat Bob zei:
[AANWIJZING]
“Misschien heeft, zoals Paap al zei, Stephen King hem daar wel bij geholpen.”

(Opgelet: dit is alles behalve een dubbele aanwijzing!)

<TITEL VAN HET BOEK?>
“Tja, dat zou ik ook zeggen met zo’n titel,” Bob wierp nog eens een blik op de kaft en wist genoeg.
Op de kaft en onder de naam van de auteur was te lezen: ‘Mobiel’.

{TELEFOON}:
Ferry Munnik had het dit keer helemaal uitgedacht. Zijn vrouw Elly was eerdaags jarig en hij zou het cadeautje wat hij voor haar had gekocht nu eindelijk eens een goede verstopplek geven. Eerder had de nieuwsgierigheid van zijn vrouw al eens bijna een breuk in hun relatie veroorzaakt. Elly kon namelijk nooit het geduld opbrengen om een verrassing tot het moment van overhandigen te laten wachten, zodat ze direct in huis op zoek ging zodra ze wist dat Ferry iets voor haar in huis had gehaald. Tot grote ergernis van haar man natuurlijk. Dit jaar zou het niet anders lopen, bedacht hij zich. En terwijl hij de lol er tenslotte van begon in te zien, had hij nu wel zo’n geweldige verstopplek gevonden: een losse tegel op het dakterras. Daar zou ze zijn presentje voor haar nooit vinden.
Ferry had die dag een late dienst en had zijn wekker om half negen gezet. Niet omdat hij anders te laat zou zijn op die late dienst – tegen twaalf uur had hij zeker al wakker geweest – hij zou het cadeautje gaan verstoppen. Normaal zou zijn vrouw Ruben al naar school hebben gebracht en zou hij zonder wekker door dat moment heen slapen om tegen het einde van de ochtend naar zijn werk te gaan. Ferry werkte als verpleger in het ziekenhuis.

Hij sloop naar boven om via de overloop het dakterras te bereiken. Met zijn jas aan stond hij daar in de regen en vond de losse tegel. Onder zijn jas beschermde hij het verpakte boek tegen het slechte weer. Niet dat dit veel toevoegde: hij had de verrassing ook nog eens in een plastic zak gewikkeld.
Net dat hij zijn taak op het terras had voltooid en wilde wegstappen van die ene tegel in de hoek klonk er een ingesproken ringtone:
“Schat… joehoe! Schatje … voor mij neem je toch wel op…?”
Ferry Munnik schrok zich te pletter van de stem van zijn vrouw waarvoor hij angstvallig zijn geheim verborgen wilde houden en had niet direct door dat het geluid van zijn telefoon kwam. Hij maakte een misstap en verloor zijn evenwicht.  Hierdoor kukelde hij over de balustrade en nam in een armbeweging een stenen vaas mee.

In dezelfde struiken waarin Bob eerder een stuk hout vond, trof hij een mobiele telefoon aan. Zijn vrouw had hem 12 keer gebeld … om even te vragen of hij een schone broek naar school kon brengen. Ruben had in zijn broek geplast.

Donker verpakt en beschermd tegen al wat er zich daarbuiten afspeelde glimlachte Stephen King vanaf zijn foto op de achterkant van het boek. Het boek was getiteld: ‘Mobiel’.
 
Beloning gouden tip van ZB 800,- toegewezen aan BoB de Winter.

By rinaoddel | January 13, 2011 - 1:44 pm - Posted in Nederlands, Rara Rina, Rijmende kunsten

Water dringt niet tot mij door, al doop je me onder in een zwembad.
Toch, als ik veel beweeg, zou ik willen dat ik een handdoek had.

Ik verkleur als je mij slaat en gloei rood op als ik je haat.
Mijn materie is erg complex, maar wel soepel en lekker flex.

Wat ben ik?