By retroman | September 29, 2023 - 10:46 pm - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Schrijfwedstrijden

‘Inspecteur, dit is nu al de derde in, eh…’ stamelde de assistent terwijl hij een flinterdun, ovaalvormig voorwerp uit zijn holster haalde. Hij liet zijn wijsvinger over het doorzichtige object glijden, waarna er een schril piepje klonk en een driedimensionaal hologram, bestaande uit een reeks symbolen, uit het apparaat rees.
‘… exact twee weken.’
De inspecteur zuchtte. Hij knielde en wierp een blik op het doorweekte lichaam dat voor zijn voeten lag. Twee grote, glazige ogen staarden hem aan. Uit de half open mond sijpelden geleidelijk wat druppels, terwijl er onder de rechterwang, die in het vers gemaaide gras rustte, een stel mieren vandaan kwam gekropen.
‘Zelfde werkwijze?’
‘Yep. De dader lag in de gracht op de loer en greep het slachtoffer bij z’n enkels toen deze voorbij liep. Vervolgens sleurde hij de stakker met een behoorlijke kracht de diepte in en bracht hem na een korte worsteling door verdrinking om het leven.’
‘Dader weer spoorloos zeker?’
De assistent tikte een paar keer op het platte instrument en er verscheen vrijwel direct een holografische opname, waarin in vogelperspectief een gedeelte van de gracht was te zien. Hij hurkte naast de inspecteur en strekte zijn arm uit om hem de beelden te tonen.
‘In de hoop op een glimp van de moordenaar was ik kort na het misdrijf in mijn zweefkar gestapt om scans van de omgeving te maken. Geen match helaas.’
De inspecteur wendde zijn blik van de overledene af en bekeek het hologram vluchtig, waarna hij iets onverstaanbaars mompelde en zijn aandacht al snel weer vestigde op het slachtoffer. De assistent rolde zo onopvallend als hij kon met z’n ogen, schakelde het toestel uit en stopte het weer terug in zijn holster.
‘Niks gestolen?’ vroeg zijn veel oudere collega na een poos.
‘Nee, zijn digibeurs, identichip en holoplaat waren onaangeroerd. Dit was geen roof, maar een brute, zinloze moord. Net als de vorige twee.’
Ondertussen zigzagde een bromvlieg nerveus rond het hoofd van de overledene. Geërgerd maakte de inspecteur wat slaande bewegingen naar het insect, waarop het vlug de biezen pakte.
‘Vertel me alsjeblieft dat we deze keer wél een bruikbare getuige hebben’, zei hij nors. De vermoeidheid was van zijn fletse gezicht af te lezen.
‘Er is vooralsnog één ooggetuige, maar die stond te ver om de dader te kunnen identificeren en was angstig op de vlucht geslagen toen het slachtoffer te water raakte.’
De inspecteur schudde zijn hoofd.

Er volgde een lange stilte. Het laatste restant van de nacht werd stukje bij beetje opgeslokt door de ochtendzon, en er kwam steeds meer volk op de been. Hoewel het aantal toeschouwers gestaag groeide, werden degenen die in de buurt van het plaats delict trachtten te komen op gepaste afstand gehouden door zowel een team agenten als een provisorische barrière van hekken. De wind was gaan liggen, waardoor zelfs het serene geritsel van takken en bladeren werd opgeschort. Het tafereel leek zich nu haast af te spelen in een vacuüm. Voordat men echter de kans kreeg om gewend te raken aan de stilte, werd deze prompt verbroken door een groene wolk halsbandparkieten die luid kwetterend over het gebied trok.
‘Vliegende ratten’, gromde de inspecteur. Hij stond langzaam op, stak zijn handen in zijn zakken en kuierde naar de kade, alwaar hij diep in gedachten verzonken uitkeek over het kalme water van de plek die in een ver verleden de Admiralengracht werd genoemd, en heden bekend stond als Domein 1-7-6. Het was nauwelijks te bevatten dat dit schilderachtige oord luttele momenten geleden het toneel was van een gruwelijk misdrijf.
‘Inspecteur?’ vroeg de assistent voorzichtig. Zijn stem klonk bijna kinderlijk.
‘Hmm?’ antwoordde de inspecteur, nog half gevangen in zijn gedachten.
‘Wie, of… wat, kan dit gedaan hebben?’
De inspecteur, die met zijn rug naar zijn collega stond, haalde laconiek zijn schouders op.
‘In de pers’, ging de assistent verder, ‘wordt gesproken over een monster. Ze hebben hem zelfs een naam gegeven: de Bullebak.’
Verbazing, ongeloof en ergernis kwamen bijeen om een zonderlinge grimas te vormen op het gezicht van de inspecteur.
‘Pardon?’ ontsnapte aan zijn lippen, zonder dat hij mentaal gereed was voor de verklaring die zou volgen.
‘Het schijnt een soort gedrocht te zijn dat zich in de grachten schuilhoudt. Omdat hij heeft moeten toezien hoe wij het land hebben veroverd en zijn soortgenoten de verdoemenis in hebben geholpen, wil hij koste wat kost voorkomen dat wij ook heer en meester worden over het water. Daarom straft hij iedereen die zijn territorium poogt te benaderen.’
De inspecteur draaide zich om en stond nu lijnrecht tegenover zijn assistent. Hij was geenszins van plan deze belachelijke conversatie voort te zetten.
‘Wat een nonsens. Heb je ze wel allemaal op een rijtje?’
‘Maar stel nu eens dat het echt waa-’
‘Zeg, is er al een volledige scan gemaakt van het slachtoffer?’ interrumpeerde de inspecteur bruusk.
‘Oh, eh… nee, nog niet’, antwoordde zijn jonge ambtgenoot beduusd. ‘Zal ik het d-’
‘Laat mij maar’, onderbrak de inspecteur weer, terwijl hij zijn hand uitstak naar zijn ondergeschikte. ‘Geef me je holoplaat.’
In zijn gretigheid om het apparaat uit zijn holster te halen, liet de assistent het bijna vallen. Met het schaamrood op de kaken overhandigde hij het ding aan zijn superieur, die het met een afkeurende blik in ontvangst nam.
‘Met sprookjes lezen kom je niet ver in dit vak’, beet hij zijn assistent toe.

Ondanks het feit dat de oude inspecteur fragiel oogde en klein van stuk was, straalde hij nog steeds gezag uit. Zijn minder bedreven collega daarentegen was vooral afhankelijk van zijn gepantserde rode uniform en wapenstok om respect af te dwingen. Dit was zo’n situatie waarin het verschil in ervaring tussen de twee evident was. De assistent was zichtbaar van zijn stuk gebracht door de opmerking van zijn superieur, die deze zaak graag wilde oplossen zonder daarbij gehinderd te worden door bespottelijke verzinsels. Toch besloot de benjamin van het stel het hier niet bij te laten.
‘Mag ik u iets vragen?’ probeerde hij.
‘Zie je dan niet dat ik bezig ben?’ reageerde de inspecteur bokkig. ‘Zodra ik deze scan heb afgerond krijg je je holoplaat terug en dan kun je er weer zo veel fabeltjes op lezen als je wilt.’
De inspecteur stond over het slachtoffer gebogen en hield het apparaat in de breedte aan beide uiteinden vast, terwijl hij er in een rap tempo met zijn duimen op trommelde. Na verloop van tijd kwam er een tjirpend geluid uit het object. Vervolgens gebaarde de inspecteur naar een collega achter het hek dat het lijk meegenomen kon worden.
‘Zo,’ sprak hij op een wat minder venijnige toon, ‘wat wilde je precies weten?’
‘U heeft De Grote Uittocht toch meegemaakt?’
Op die vraag had de inspecteur niet gerekend. Hij werd er even stil van.
‘Dat was lang geleden, knul’, zei hij uiteindelijk. ‘Ik was toen half zo oud als jij.’
‘Wat kunt u zich er nog van herinneren?’
‘We waren alles kwijtgeraakt in de oorlog, dus er restte ons niets anders dan te emigreren. Na een lange, slopende reis besloten wij ons hier te vestigen. Helaas werden we niet bepaald met open armen ontvangen.’
‘Er volgde een felle strijd, nietwaar?’
‘Dat klopt. Was je nog van plan om een punt te maken, of had je een carrièreswitch tot geschiedenisleraar voor ogen?’
Er verscheen een brede grijns op het gezicht van de assistent. Ondertussen waren een aantal collega’s gearriveerd om het plaats delict op te ruimen, waarop het duo besloot om aan de drukte te ontsnappen en hun conversatie voort te zetten gedurende een wandeling langs de vele grachten van de oude stad.
‘Had het conflict niet op een andere manier opgelost kunnen worden?’
‘Nee’, antwoordde de inspecteur resoluut. ‘Het was een wreed en gevaarlijk volk. Wij hadden geprobeerd ze de eigenschappen te tonen die we gemeen hadden, maar zij konden alleen de verschillen zien.’
‘Bullebakken dus?’ zei de assistent met een twinkeling in z’n ogen.
‘Begin je nu weer met die waanideeën?’ snauwde de oude rot. ‘Je stelt me werkelijk teleur, knaap.’
‘Het was maar een suggestie’, antwoordde zijn collega een tikje verontwaardigd.
‘Ik heb ook een suggestie’, bromde de inspecteur. ‘Ga naar huis en denk even niet aan deze zaak. Het heeft duidelijk een negatief effect op je geestesgesteldheid.’
Voordat de assistent de kans kreeg om weer met zijn ogen te rollen, legde de inspecteur een gerimpelde hand op zijn schouder om te laten zien dat hij het allemaal niet zo kwaad had bedoeld. De twee glimlachten kort naar elkaar en namen aansluitend afscheid met een eerbiedig knikje. De assistent vervolgde zijn weg langs de grachten, terwijl zijn collega op een bankje aan het water ging zitten.

Uren gingen voorbij. De inspecteur genoot met gesloten ogen van de rust die deze plek hem verschafte en mijmerde wat over de gebeurtenissen die zich die ochtend hadden voltrokken. Toen hij terugdacht aan zijn naïeve collega en diens idiote verhaal over de Bullebak werd de drang om te gniffelen groot. Een snerpend geluid deed hem echter plotseling uit zijn roes ontwaken.
‘Die verdomde holoplaat!’ vloekte de inspecteur.
Zo snel hij kon graaide hij het ding uit zijn jaszak. Hij nam het zichzelf erg kwalijk dat hij was vergeten om het instrument aan zijn assistent terug te gegeven, zeker nu de resultaten van de scan uit het apparaat begonnen te rollen en er niemand in de buurt was om deze data te verwerken. Er zat niks anders op dan naar het bureau af te reizen om deze gegevens aan zijn collega’s over te dragen, maar hij kon het niet laten om er eerst zelf nog even een blik op te werpen. Opgelucht haalde hij adem toen hij concludeerde dat er een belangrijke aanwijzing omtrent de dader naar boven was gekomen, maar ergens was hij stiekem een beetje teleurgesteld dat de legende van de Bullebak inderdaad niets meer was dan een verzinsel.

De inspecteur stond op van het bankje, strompelde naar de kade en keek naar zijn reflectie in het water. Hij probeerde zich te verplaatsen in de oorspronkelijke bewoners van deze planeet, die hem zo hadden verafschuwd vanwege zijn staart, zijn hoorns en zijn paarse, geschubde huid. Zij zouden zijn volk nooit een tweede kans hebben gegeven. Hij vroeg zich af of hij daar andersom wel toe in staat zou zijn geweest.

By tinusicket | August 30, 2023 - 9:16 am - Posted in Algemeen, Duimzuigerij, Nederlands

Eens, in een verre digitale wereld genaamd Cyberlandia, was er een beruchte kwaadaardige inlogcode genaamd “B3w4r3M3”. Deze code had de reputatie om zichzelf in de meest onverwachte situaties te laten zien en chaos te veroorzaken.

Op een dag besloot een nietsvermoedende programmeur genaamd Pieter Hishing een nieuw beveiligingssysteem te implementeren voor zijn meest waardevolle virtuele schat: een verzameling van ‘s werelds beste kattenfilmpjes. Hij voelde zich trots terwijl hij zijn vingers over het toetsenbord liet dansen en de beveiligingsregels intypte. Toen hij bij het aanmaken van een ogenschijnlijk onschuldige inlogcode kwam, grinnikte het systeem stilletjes en voegde automatisch “B3w4r3M3” toe als standaardcode.

Zonder het te weten had Pieter zojuist het digitale equivalent van een stelletje katten in een viswinkel losgelaten. “B3w4r3M3” begon meteen zijn streken. Het begon onschuldig: kattenemoji’s werden willekeurig in zijn code geplaatst, terwijl het beeldscherm af en toe miauweffecten liet horen. Maar al snel werden de gevolgen ernstiger. De code begon het beveiligingssysteem te saboteren, waardoor virtuele katten rondrenden en de gegevens van Pieter in kattenplaatjes werden veranderd.

Pieter krabde zich in het haar, terwijl hij worstelde met de plotselinge kattige beestenbende die zijn systeem had overgenomen. Uiteindelijk, na een nacht van wanhopig typen en kattenkwaad, besefte Pieter dat “B3w4r3M3” de bron van al zijn problemen was. Met een gefrustreerde zucht en een lichte glimlach op zijn gezicht, typte hij de magische woorden om de code te neutraliseren: “PurrfectS0luti0n”.
Kat in het bakkie!

Direct daarna werd de chaos gestopt. De virtuele katten verdwenen, de miauweffecten zwegen en de rust keerde terug in Cyberlandia. Pieter had geleerd dat je altijd voorzichtig moet zijn met inlogcodes – zelfs als ze een eigenaardig gevoel voor humor hebben.

En zo eindigt het verhaal van “B3w4r3M3”, de kwaadaardige inlogcode die meer van katten hield dan van chaos, en van Pieter, de programmeur die een les leerde over het belang van veiligheid en een goede dosis humor in de wereld van bits en bytes.

De volgende morgen was een hele andere dag. Ik was weliswaar nog iets beduusd van de belevenissen van de voorgaande dagen, maar ik had de afgelopen nacht opmerkelijk goed geslapen. Ik had mijn stoel juist aangeschoven aan de Vlammentafel toen de laatste genodigden voor een belangrijke vergadering de Ontwakende Draak binnentraden. Diverse prominenten waren opgeroepen om aan de bijeenkomst van vandaag deel te nemen. De aanwezigheid was verplicht. Het was nog erg vroeg op de ochtend, zodat een aangename gouden gloed van buiten over het tafelblad scheen. Het kristallen servies weerkaatste het schijnsel, zonder hinderlijk in de ogen te prikken. Rina Oddel liep langs om ieder uit een karaf wat water in te schenken en vulde hiermee de tijd totdat iedereen op zijn plek was gaan zitten. De opkomst was flink, zodat ik vermoedde dat er niemand was die de oproep had gemist of had verzaakt. Links van mij zat Barbara Abbel, die ik wel eens voorbij had zien schuiven op de afdeling van de Riooljournalistiek. In vele opzichten deed ze mij aan Rina denken, al had ze niet van die typerende pijpenkrullen. Blond was ze wel. Maar volgens mij liet ze het in permanent zetten, waar Rina de krullen van zichzelf had. Meer opmerkelijk aan Barbara was haar prachtige sopraanstem en haar gezette voorkomen. Ik had haar nog niet zo heel vaak gezien, maar de eerste indruk die ze op me maakte was dat het een goedlachse tuttebel was, voor wie ik moest uitkijken dat ze me niet per ongeluk doodknuffelde. Ze was erg aanwezig en kon geen minuut stil zitten. De collega rechts van mij zag met lede ogen aan dat ze zo zat te schuiven op haar stoel het geschuif op haar stoel. Hij had kennelijk medelijden met mij dat ze naast mij was komen zitten. Door zijn besnorde en bebaarde gelaat kon ik amper verstaan wat hij zei, maar ik meen dat ik deze bromsnor iets van ‘heb jij even mazzel’ heb horen mompelen. Patrick-Paul Razzi was met z’n walrusachtige verschijning niet bepaald een sportatleet te noemen, maar paste ondanks z’n bolle buik toch nog bijna twee keer in de tante die aan mijn andere kant zat. De gedrongen persfotograaf was met z’n bolhoed en z’n ietwat stoffige pandjesjas verder keurig gekleed en kennelijk was hij erg tevreden met z’n verzorgde snor, waar hij geregeld puntjes aan draaide. Hij keek me minutenlang aan met zijn doktersbril en bezorgde mij daardoor even de kriebels. Ten slotte schoof ik toch maar weer wat richting Barbara Abbel en liet mijn blik langs de andere aanwezigen glijden.
Twee dames tegenover mij waren nog achter hun plaatsen blijven staan. Het waren Crystal Iticus en Astrid O’Loog. Ze stonden zich nog te verwonderen over het imposante interieur van deze zaal. Kennelijk waren ze hier nog niet eerder geweest. En ze hadden alle reden om hier door de opstelling en de hele entourage opgenomen te raken. De eerste keer dat ik hier met Rina kwam, hebben we ons ook laten verbazen door de aandacht die er aan alle details in deze ruimte was besteed. Je bleef dingen ontdekken die je eerder nog niet waren opgevallen. Zo merkte ik vandaag het krab- of kreeftachtige beest pas op, dat je met zijn levensechte scharen leek te willen bewerken. Het was in reliëf op de binnenzijde van de deur aangebracht, de deur waarmee je hier binnen kwam. Het bleek te verwijzen naar de grote krab die volgens de Griekse mythologie ooit door Hera was gestuurd om het veelkoppige monster Hydra te helpen. Hydra van Lerna, de draak waar het allemaal om draaide in deze ruimte, was namelijk één van de twaalf werken van Herakles. Ik was dat te weten gekomen toen ik Ed de Dozensjouwer in de bibliotheek eens vroeg naar de achtergronden van de draak uit deze zaal. Dat bespaarde mij tijd in het opzoeken. Met Ed Cetera hoef je namelijk maar één vraag te stellen en je trekt door zijn manier van antwoorden meteen een hele encyclopedie open. Zo leerde ik door hem dat de waterpoel in de conferentiezaal symbool stond voor het meer van Lerna en dat er aan de denkbeeldige oever in de vloer de tekst ‘Hydra’ moest staan gekerfd. En inderdaad, zojuist bij het binnenlopen had ik ernaar gezocht en ik vond inderdaad de naam van het beest, recht onder zijn kop. Het enige wat ik sinds deze opgedane kennis wel bleef bezig houden is dat ik nu door Ed ook wist dat Hydra een veelkoppig monster was. Dus waarom had onze draak hier er maar één? Wellicht dat ik daar later nog eens achter zou komen.
In het gesprek tussen Crystal en Astrid ving ik op dat Hera de krab later als het sterrenbeeld Kreeft aan de hemel geplaatst had, omdat Herakles de krab volgens de overlevering had gedood. Deze toelichting kon alleen maar van Astrid komen, die bij de Tycoon Newspaper verantwoordelijk is voor de dagelijkse horoscopen. Ze bevestigde daarmee wat ik Ed eerder had horen zeggen, maar het was ook wel eens leuk om dergelijke informatie via een andere collega te horen. Al bracht zij het verhaal vele malen zweveriger én wolliger. Toch kon je haar altijd goed begrijpen, door haar rustige en heldere manier van spreken. Ze was een lief mens, al wat op leeftijd. Echt een omaatje dat haar haar zwart verfde, maar ze liep nog niet al te overdreven krom. Crystal Iticus, de dame die naast de astrologe stond, nam haar uitweidingen op met een van haar kenmerkende bedenkelijke blikken. De twee stonden erbij alsof ze beste vriendinnen waren. En ik mocht die Crystal wel, de politiek commentator met haar soms wat rommelige zwarte krullen – ongeveer net zoveel en rommelig als ik ze zelf soms had. Met haar politieke opvattingen was ik het niet altijd even eens, maar ik was snel fan geworden van de schijnbare eenvoud waarmee ze haar gevleugelde uitspraken wist te produceren. Alsof het haar tweede natuur was. Ik moest ze nu echter missen, doordat iedereen nu wel zo’n beetje aanwezig was en de dialoog van deze twee dames opging in gesprekken van de massa. Het geroezemoes verstomde langzaam zodra er een bel klonk die erop duidde dat de vergadering werd geopend.
Verschillende blikken zochten naar waar het geluid vandaan kwam en keken vragend naar de lege stoel aan het hoofd van de Vlammentafel. Ik verwonderde me slechts over de beeltenissen achter de zetel, tegen de marmeren buitenmuur, waar ik de Griekse goden Echidna en Typhon herkende, die samen Hydra hadden voortgebracht. Maar ook mijn blik werd van deze chtonische goden afgeleid toen er ineens een luik in het plafond open ging waar een vreemd metalen voorwerp uit verscheen. Monden vielen open toen er een soort zilvergrijze stang met een ronde kop neerdaalde en ratelende mechanische geluiden uit het plafond klonken. De ronde kop aan het onderste uiteinde van de stang draaide negentig graden richting de drakenkop. Het geheel daalde nog zo’n halve meter totdat het ongeveer op het niveau hing waar men het gezicht van de voorzitter had verwacht. Zodra het stil kwam te hangen was er in het plafond een luide klik hoorbaar. En daarna was alles stil. Iedereen, inclusief ikzelf keek verbijsterd naar het ‘ding’ dat nu boven de witte zetel hing en niemand wist nog een woord uit te brengen.
Men schrok zich dan ook een ongeluk toen er plotseling een veel te harde stem door de conferentiezaal schalde. Uit de ronde kop, die nog het meest weg had van een douchekop – zeker met de vele gaatjes – klonk de stem van Victor Anished. De aanwezigen knepen met hun ogen, zoals men wel doet bij het horen van harde geluiden, en een enkeling bedekte ter bescherming de oren.
“Waarde collega’s. Ik heet jullie allen welkom op deze bijeenkomst. Ben ik goed te verstaan?”
Hij kwam zo hard door dat Ko Mentator en Ineke ter Viewer, die direct naast de voorzitterszetel zaten, bijna van hun stoelen werden geblazen. Ik vond het effect wel komisch. Helemaal, omdat hij geen antwoord afwachtte en meteen met de reden van onze komst van wal stak. Dat was echt zijn stijl. Ik kende Victor niet anders.
“Luister iedereen. Via de Edjes is de Tycoon Newspaper te weten gekomen dat er zich op het moment in de wereld enkele mysterieuze ontwikkelingen voordoen die voor ons van grote nieuwswaarde kunnen zijn. Ed Cetera reist namelijk al enige tijd onder toeziend oog van Tinus Icket met gyrocopters over land en over zee om het nieuws vanuit alle uithoeken van de wereld te halen. En tijdens zijn tochten heeft hij ontdekkingen gedaan waar ons redactie graag van wil profiteren. Middels deze bijeenkomst wordt er daarom een dringende oproep aan een aantal vrijwilligers gedaan om morgenvroeg al de wijde wereld in te trekken en dit nieuws te gaan verslaan. De ontwikkelingen zijn dusdanig veelbelovend dat we deze kans niet mogen laten liggen. We zijn het daarom aan onszelf verplicht om hier direct bovenop te zitten. We moeten koste wat kost onze concurrenten voor zijn. De Tycoon Newspaper moet de eerste zijn die met de headlines komt. Ik wil daarom namen horen. Wie van jullie sluit zich aan bij deze groep van reizende reporters?”
Victor wond er duidelijk geen doekjes om. Hij was ook aannemelijk korter van stof dan ik normaal van hem gewend was. Het deed het ook voorkomen alsof hier iets groots stond te gebeuren. Waarom zou hij anders zo kort dag een meeting organiseren waar per se alle prominente medewerkers van de TN voor werden opgeroepen? Hijzelf klonk trouwens niet best. Zijn stem klonk doorrookt en hij wekte de indruk dat hij wat beroerd was. Kennelijk was hij ziek. Misschien was dat ook wel de reden waarom hij nu niet fysiek bij deze vergadering aanwezig was.
Mijn collega’s dachten er mogelijk hetzelfde over. Maar ze keken vooral elkaar verdwaasd aan en waren overduidelijk wat overvallen met deze plotselinge oproep. De gezichtsuitdrukkingen waren erg wisselend en er werd duidelijk onder elkaar gepeild hoe men hierop zou reageren. Toch was men overwegend positief verrast met deze ontwikkeling. We mochten op reis, moest de overtuiging van velen geweest zijn.
“Zeg, Anna, is dat niet iets voor jou?” kwam al heel vlot de suggestie van Ko Mentator richting Anna Falbeet. De rest van het gezelschap hield zich stil toen men Ko Anna hoorde aanspreken. Ko had het gemeend bedoeld, maar zo werd het helaas niet door de letterzetter opgevat. De eerste reactie van Anna Falbeet was daarom koud en verbaasd en ze toonde zich direct gepikeerd.
“Wat? Wie, ik?” antwoordde ze. “Wat brengt jou op het zotte idee dat ik met zoiets mee moet? Denk je dat ik niets beters te doen heb? En de hoogdrukkerij dan, en de handzetters? Moet ik die maar gewoon aan hun lot kon overlaten? De zetsels vullen zichzelf niet, weet je.”
Ze nam een actieve houding aan en toonde zich al weerbaar, terwijl ze klaar stond om een deel twee van haar rede in te zetten.
“Oh gut, daar gáán we weer!” prevelde Barbara Abbel al steunend naast me.
Ook Ko Mentator ging alweer naar achteren zitten en had al spijt dat hij de suggestie had gedaan.
Anna Falbeet, die als hoofd letterzetster verantwoordelijk is voor de productie van de hoogdrukkerij, voelt zich altijd erg belangrijk, hetgeen zowel door de smoutzetters als de platzetters wordt betwist. Ze doet zich doorgaans hooghartig voorkomen en spreekt vaak met opgericht hoofd over haar prestaties en met dunne mond over die van haar collega’s. Men grapt weleens dat ze als een draconisch hoefdier met een letterhaak achter haar medewerkers aan zit om ze aan het werk te houden, terwijl ze meer klaagt dan dat ze zelf een galei met letters vult. Die omschrijving past ook goed bij het beeld wat men van haar heeft wanneer ze over de afdeling huppelt. Met haar 1 meter 71 en haar ranke postuur toont ze veel gelijkenis met een slanke reegeit, die met haar stiletto’s compleet uit de toon valt en door weinig collega’s echt wordt benijd.
Toch was het niet haar meerdere An de Gang die haar een sneer uitdeelde, maar Meta Voorn die een eerste cynische opmerking plaatste.f
“En vervuld van werklust was zij de eerste die een hand toestak bij de wederopbouw van het Aquaduct op de Dam.”
De ongewoon mannelijke koningin der beeldspraken leunde met haar getatoeëerde onderarm op het tafelblad, terwijl een schamper lachje vuil om haar gehoekte mond speelde.
“Wanneer de dorst in onze kelen snijdt, ben jij de zwartste vloeistof die onze leegtes vult. Mens, wat kan jij je nodeloos onmisbaar tonen. Alanis’ duizend lepels zijn er niets bij. Is het niet ironisch? De bevolking lijdt honger, maar uitgerekend de vrouw van Marcos kan geen schoentje missen. Wel, als het al moet aankomen op altruïstische types zoals jij, dan offer ik mij wel op. De Tycoon Newspaper kan het vast wel even zonder mijn gevleugelde uitspraken stellen.”
De transgender van het gezelschap was van haar stoel opgestaan en trakteerde de letterzetster op een bitse glimlach.
“Nou, nou, dames,” kwam Chris Kras sussend tussenbeide en hij spreidde zijn lange armen als een vredebewaarder boven de Vlammentafel. Hij keek de twee beurtelings aan en sprak rustig: “Is dit gekibbel echt iets waar we nu op zitten te wachten? Excusez moi, maar als je het mij vraagt dan zou ik me vereerd voelen als ik op zo’n tocht zou mogen. Echt waar.”
De bezielde spreker, die overal voor in was, kwam nauwelijks overtuigend over, omdat hij toch al als reizende reporter bekend stond. Maar hij leek met zijn tandpasta witte glimlach toch wat sympathie te kweken.
“Wel, dan meld jij je toch aan, snoes?” opperde Meta zuur met haar diepe brommende stem. Ze stond fier in haar flatteuze jurk en rechtte de dikke vlecht die ze als een kroon op haar hoofd gebonden had. Chris deed in lengte nauwelijks voor haar onder, maar toonde zich ineens toch wat geïntimideerd door haar optreden. Anna Falbeet, om wie al het getwist begonnen was, ging met een energieke beweging weer op haar stoel zitten en sloeg de armen over elkaar alsof ze een puber was die uit een discussie stapte.
Chris Kras was de enige die was blijven staan en keek verwachtingsvol naar zijn collega’s, niemand in het bijzonder. Hij zei niets, maar wachtte alleen, met een inmiddels wat klungelig uitziende lach op zijn gezicht. Uiteindelijk werd hij er wat ongemakkelijk van en ging daarom na een verontschuldigende knik toch maar weer zitten.
“Dus… Zijn we er al over uit?” bracht An de Gang kalm en gearticuleerd uit met haar dikke Britse accent. De teamleider van de drukkerij doorbrak daarmee de korte stilte die na deze discussie was ontstaan, maar nam – in tegenstelling tot de reizende reporter – geen enkele moeite om ook maar iemand aan te kijken. In plaats daarvan tuurde ze met opgeheven kin over haar rechthoekige brilletje naar wat papierwerk wat ze had meegebracht.
“Dank je wel, An” galmde het kort uit de ‘douchekop’.
Ook de reactie van Victor liet An onverschillig. Haar aandacht bleef bij haar paperassen, waar ze her en der met een rode pen wat correcties in aanbracht. Door haar houding, haar brede dunne lippen en haar ogen die mij gigantisch leken, deed ze me soms erg aan de Hartenkoningin uit Alice in Wonderland denken. Ze commandeerde graag en hield erg van aanpakken, maar het waren vooral haar onorthodoxe manieren om zaken op te lossen die mij op die vergelijking brachten. Chris Kras leek de moed en energie weer gevonden te hebben om iets te zeggen, toen ieders blik gevangen werd door een vette spin die plotseling over de tafel liep. Chris hield in en huiverde zodra het vette beest zijn richting op leek te komen. Iets gespannen volgden de meesten het achtpotige dier en hoopten dat het zich weer snel van de Vlammentafel zou verdwijnen. Alleen Kornelis, die afgezonderd van het gezelschap bij Echidna stond, werd enthousiast van de aanwezigheid van de spin en ik zou zweren dat ik hem zag likkebaarden. Zonder enig aarzelen hief An de Gang haar rode pen en doorboorde de spin met de achterkant. Iedereen was geschokt. Maar er ontstond nog meer afgrijzen toen ze met een brede haal de stervende spin langs het hoofd van Ko Mentator en de ‘douchekop’ naar buiten wierp en vervolgens de besmeurde kant van haar pen aflikte. Onverstoord ging ze verder met haar aantekeningen en maakte zich geen moment druk om de magen die ze hiermee liet omdraaien. Kornelis glunderde opgewonden.
“Nou?!” klonk het uiteindelijk schel uit de ‘douchekop’. “Zijn jullie er nou al uit wie er mee wil? Of zal ik deze snoepreisjes voor jullie voortaan maar achterwege laten?”
Een mompelend ‘stelletje ondankbare krekels’ volgde, maar dit bracht Victor zo ingehouden en onverstaanbaar dat zelfs de veel te harde douchekop dit niet wist over te brengen.
Chris Kras kreeg weer wat kleur op zijn gezicht en stak zijn vinger op, maar voordat hij een enthousiast ‘ja, ik wil wel’ kon uitbrengen, sprong Suzanne Trips van haar stoel op en sprak luid:
“Ja, ik!”
Al veel langer had ze willen laten blijken dat zij wel in was voor dit avontuur, maar ze had steeds niet het gepaste moment gevonden om het te zeggen. De medewerkster die de strips verzorgde, trappelde als een stuiterbal met haar voeten, maar ze werd vervolgens compleet door haar collega’s genegeerd.
“Nou, doe mij dan maar,” sprak Ineke ter Viewer, de veldjournaliste, en rees rustig haar hand in de lucht.
“Ikke, ikke, ikke. Toe nou, toe nou, ah toe…?” klonk Suzanne hyper. En ze keek erbij alsof ze nodig naar het toilet moest.
“Anders wil ik wel,” spraken Crystal Iticus en Astrid O’Loog in koor.
Geamuseerd hield ik mijn mond en zat met mijn benen over elkaar, terwijl ik met een vuist m’n lach maskeerde. Wat een circus was dit.
“Ik onthoud mij dit keer van commentaar,” reageerde Ko Mentator, de geprezen sportverslaggever en alleskunner “Of nee, weet je wat? Laat ik eens gek doen. Laat ik dit nou gewoon eens overwegen. Soms moet je gewoon ergens ‘ja’ op zeggen, omdat je je dan openstelt om meer mogelijkheden te zien. De kunst van het leven is, volgens mij, om dingen te ervaren die jou op den duur zullen vormen. Dus misschien moest ik dit maar op mijn pad laten komen. Bij twijfel moet je soms gewoon kiezen. Zo is het toch? Of zou ik…”
Was dit echt Ko Mentator? Het leek wel of ik Ed hoorde spreken.
“Ah, cut the crap! En zeg gewoon dat je het wil doen, Ko,” foeterde An de Gang met rood aangelopen hoofd. Ik schrok zo van An dat ik bijna mijn koffie omstootte; ze mengde zich in het gesprek. En hoe! Ze had haar bril afgezet en keek voor het eerst tijdens deze vergadering iemand echt recht aan.
Ko verschoot van kleur.
“In plaats van onze tijd te verspillen over wie zich geroepen voelt om de wereld rond te gaan voor wat spannende verhaaltjes, had meneer De Grote Afwezige ook gewoon kunnen laten loten om wie er mee zal gaan. Nu worden we allemaal, op het deel van de dag dat we normaal op ons productiefst zijn, van ons werk gehouden en verspillen we koffie en thee met wat geleuter. Wanneer leren we nou eens om vlot een besluit te nemen? Als wij als de Tycoon Newspaper de concurrent altijd tien passen voor willen zijn, dan is er geen tijd voor dit gekeuvel. Kom op. Chop, chop. Wie gaat er mee?”
Maar niemand wist ook maar een woord uit te brengen. Zelfs uit de ‘douchekop’ klonk geen geluid.
Als een compacte versie van tante Sidonia stond An de Gang tegenover de groep. Ze hijgde als een paard en keek iedere aanwezige beurtelings aan.
Dit was het moment waarop Katharina Webbel, eveneens van de afdeling Riooljournalistiek, de energie naar wat vrolijkers wist om te buigen.
“Wel, als we die koffie toch niet willen verkwisten, dan kunnen we de potten beter leegmaken, nietwaar? Wie wil er nog wat?”
En terwijl ze de deksel van één van de koffiepotten trok, zag ze dat ze precies een pot had gepakt die al leeg was.
“Zeg, heeft iemand Ed de Koffiejuf eigenlijk al gezien?” merkte ze op, omdat ze had verwacht dat Ed de Koffiejuf de pot normaal zou hebben vervangen voor een volle.
“Maak je niet zo druk over die ene kabouter, Katharina. Er lopen nog zat andere Edjes ro-“
En juist toen An een sneer naar Katharina uitdeelde, nam Victor het woord weer.
“De keuze is gemaakt,” begon hij kort en helder.
Katharina plaatste de deksel weer op de lege pot en ging zitten.
“Kornelis Oflook, Tinus Icket en Pierre Kwadraat kunnen zich morgen melden bij Volière voor de grote reis. Jullie vertrekken nog voor de middag met het grootste luchtschip van onze vloot.”
“Wat?!” klonk de normaal zo beheerste stem van Kornelis Oflook. Hij was uit de schaduw naar voren gekomen, zodat de meeste van zijn collega’s al achteruit deinsden. Ook ik was erg verrast met deze opmerkelijk samenstelling. Deze leden hadden zich niet eens uitgesproken of ze wel mee wilden. Of had Victor ze juist daarom gekozen? Dat lag nu eigenlijk wel voor de hand. Tinus en Pierre hielden zich stil. Toch viel ook aan hen de verbazing van de gezichten af te lezen.
“Mij krijg je nog voor geen goud is zo’n onding,” vervolgde Kornelis in overduidelijk protest. “Ik verplaats me nog liever met een Huiverkracht. Je vliegt er zelf maar mee over de aardkloot.”
“Kor, luister…” reageerde Victor.
“Niks ‘luister’. Je wilt gewoon van me af. Je bent zo getergd met mijn aanwezigheid, dat je naar creatieve oplossingen zoekt om mij niet hier te houden. Ik ken je langer dan vandaag, Victor. ‘Om de concurrent voor te zijn’, m’n poezelige neus! Een zeppelin nota bene. Je hebt geen idee hoe graag ik daarop over de wereld vlieg.”
“Hoe haal je het in je hoofd om hier meteen conclusies aan te verbinden? Je bent de meest onderhoudende schrijver die we op het moment hebben.”
“Meest onderhoudend? Ik kost je het meeste onderhoud zul je bedoelen. Victor, ik zeg het je, ik heb hier duidelijk geen behoefte aan. Je mag het dan presenteren als een snoepreisje, maar ik blijf echt liever met beide benen op de vloer.”
“Kornelis! Vergeet niet dat je-“
Maar verder kwam Victor niet. Uit de ‘douchekop’ klonk een kort moment enkel wat gekraak en iets wat op kuchen leek. Victor probeerde autoritair over te komen, maar ik had de indruk dat zijn conditie hem parten speelden.
Kornelis toonde zich koppig als een ezel en liep door de deur naar het dakterras. De rest van die dag heb ik hem niet meer gezien.
“Korne-“ en opnieuw verstomde Victor’s woorden in een eindeloos gehoest.
Met plaatsvervangende schaamte zag de groep de situatie aan. Van Kornelis hoorden of zagen we niets meer, hoewel Ineke Ter Viewer, die het dichtst bij de deur zat, even opstond om te controleren of hij wel in orde was.
Op het moment dat Victor zich in staat voelde om weer het woord te nemen, kwam Meta Voorn ineens met een opmerkelijk tegenvoorstel.
“Zeg, waarom zenden we Achmed niet in Kornelis’ plaats? Achmed is toch degene die zich bezig met die monsterverhalen? Ik kan me goed voorstellen dat zo’n reis hem van een hoop achtergronden voorziet bij de creaturen in zijn verhalen.”
“Wat een puik idee!” reageerde Katharina meteen. “Oh, ik verheug me nu al op de smakelijke achtergronden.”
“Anders ik wel,” sprak An de Gang zonder vertoon van enige emotie.
“Ja, dat is eigenlijk wel een mooie kans voor je,” klonk Ko Mentator bemoedigend. “Ik gun het je van harte kerel. Waar wacht je nog op?”
Van zijn innemende verweerde glimlachen smolt menig vrouwelijk collega. Ko’s oprechte glunderoogjes trokken de laatste collega’s die aan mijn deelname twijfelden over de streep, zodat in mum van tijd de meerderheid voor leek te stemmen.
“Woh, allemaal. Wacht even,” sprak ik zelf aarzelend. “M-moeten we Victor niet even vragen of hij wel akkoord is met dit plan? Als je begrijpt wat ik bedoel. Ik bedoel…”
Maar ik wist eigenlijk helemaal niet wat ik bedoelde. Ik was zo overvallen door de groepssteun om mij op reis te sturen. En wat te denken van het zo plotseling aan gaan van zo’n enorm avontuur? Dit moest ik eerst even verwerken. Maar voor verwerking werd mij geen kans gegund. Victor leek niet lang over dit tegenvoorstel te hoeven nadenken en zag, zeker gezien het eerder door Katharina aangehaalde argument, ineens heel wat voordelen in het mij in Kornelis plaats sturen.
“Akkoord,” sprak hij als iemand die z’n kans schoon zag. “Achmed gaat in de plaats van Kornelis. We besluiten hiermee de bijeenkomst.”
Ach, dacht ik toen heel plotseling, waarom ook niet? Dit was toch precies de variatie waar ik al die tijd naar zocht? Victor had zich gemakkelijk laten overhalen, maar het leek haast wel alsof iedereen met de uitkomst van dit gesprek tevreden was. En hoewel ik hem vanaf m’n stoel niet kon zien, zou ik toch zweren dat ik Kornelis had horen zuchten van opluchting. De genodigden stonden al napratend op van hun stoelen en begaven zich langzaam richting de lift. Dit was mijn moment om tevreden te kijken, toen ik in een koffiepot geen inhoud meer aantrof en terugdacht aan de reactie van Katherina. Ik wachtte tot op Kornelis na de laatste persoon de vergaderzaal verliet en begaf me vervolgens naar het rommelhok in de gang. Na het open trekken van de deur stak ik met een vette grijns m’n hand naar een verontwaardigd mannetje. Het mannetje dat voor de verandering z’n tong leek te hebben verloren, had zijn tijd gedurende de vergadering tussen de mop en bezem in de kast met schoonmaakspullen gekneveld doorgebracht. Met een ferme ruk trok ik het plakband los dat ik op zijn mond had aangebracht en sprak:
“Zo, Ed, met al dat gekakel tijdens de vergadering had ik vandaag even niet zoveel behoefte aan nóg een spraakwaterval.”

By gsorsnoi | April 11, 2020 - 9:17 am - Posted in Duimzuigerij, Een portet van ..., Nederlands

De Tycoon Newspaper is aan een nieuwe reeks artikelen begonnen: portretten van haar verslaggevers. In deze serie belichten we de achtergronden van de fictieve personages die op WSNOI en vooral de Tycoon Newspaper al meer dan eens van zich hebben laten horen, maar waarvan het wel eens prettig is om er ook een gezicht bij te zien. Daar deze personen natuurlijk niet echt bestaan en dientengevolge er geen beeldmateriaal van hen te schieten valt, is gebruik gemaakt van foto’s van figuren waarop zij gebaseerd zijn (hiernaar refereert ‘modelpersoon’ hieronder). Al deze portretten zijn in feite groeiartikelen, want zodra een personage zich verder ontwikkelt op deze site, is het ook wenselijk dat dit artikel daarop bijgewerkt wordt. Zo is het voor mezelf ook te gebruiken als handvat om niet per ongeluk van het bedoelde personage af te wijken. We leiden deze artikelen even kort in met een beknopte personalia waarna we dieper inzoomen op hun oorsprong en hun betekenis voor WSNOI en de TN.

Personalia: An de Gang

Functie: Teamleider Drukkerij Tycoon Newspaper.
Andere namen: Nog geen.
Oorsprong naam: Haar voor- en achternaam samen vormen met één letter verschil de uitspraak ‘aan de gang’, wat in betekenis gelijk kan worden gesteld met ‘aan de bak’ of ‘aan de slag’. De uitspraak zegt veel over haar karakter aangezien An het type is dat van aanpakken en niet van lapzwansen en luie donders houdt.
Modelpersoon: Helena Bonham Carter
Eerste oer-artikel: Geen
Eerste online-artikel: Gekalibreerde gedrochten (11): Vliegangst
Uitspraken:
“Ah, cut the crap!”, “Kom op. Chop, chop. Wie gaat er mee?” en “Maak je niet zo druk over die ene kabouter, Katharina. Er lopen nog zat andere Edjes ro-“. Allen zijn dit uitspraken uit Gekalibreerde gedrochten (11): Vliegangst (nog niet gepubliceerd). Al zou “Praatjes vullen geen gaatjes” ook prima een uitspraak van haar kunnen zijn.

Een excuus voor Bonham Carter

Wijdbeens in barokke creaties als hoerenmadam in ‘The Lone Ranger’ of flamboyant, drankzuchtig en zich grof misdragend als prinses Margaret in ‘The Crown’, het kan soms bijna niet flatteuzer bij deze actrice die de modelpersoon vormt voor ons karakter in deze editie van ‘Een portret van…’ In haar rollen altijd ongepolijst en immer vol zelfmedelijden. We hebben het natuurlijk over Helena Bonham Carter, de ex van de regisseur Tim Burton en de vaste medespeelster van de alom bekende Johnny Depp.

Toen ik eens een wel heel flink blik met personages opentrok in alweer het elfde hoofdstuk van mijn boek ‘Gekalibreerde gedrochten’ voelde ik dat ik behoefte had aan een heerlijk ongenuanceerd en een tegelijkertijd totaal niet te peilen persoonlijkheid. Eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik vooral een excuus zocht om Bonham Carter als modelpersoon aan iemand te kunnen toewijzen, dan dat ik al een personage in mijn hoofd had waar ik nog een figuurlijke pasdame voor zocht. Dwars, geregeld dronken, overspelig en een tikje excentriek, zijn wellicht niet de eerste overeenkomsten die je tussen de gespeelde rollen van Bonham Carter en An de Gang zou zoeken, maar ik sluit niets uit in de toekomstige ontwikkeling van dit bijzondere personeelslid van de Tycoon Newspaper.
In het begin moest ik heel even wennen aan Bonham Carter, toen ik haar bij haar eerste optredens op het witte doek naast Depp zag schitteren. Het is een beetje hetzelfde effect wat ik heb ervaren met onze Nederlandse tv-persoonlijkheid Gordon. Nu zijn deze twee bekendheden totaal niet met elkaar te vergelijken, behalve dan dat zij er bij mij voor hebben gezorgd dat ik eerst echt dacht van ‘tja, wat vind ik eigenlijk van je?’ En wat dit vaak bij mij oplevert is dat ik de verschijning van zo iemand dan geleidelijk juist steeds meer ga waarderen. Zo was het dus ook met deze meesteres van de stoïcijnse blikken. Want dat is ze! En precies dat maakt dat ik graag naar de films kijkt waar zij (en dan dus ook vaak Johnny Depp) in speelt. De karikatuur die zij kan maken van compleet onverschillig lijken in situaties die een mens juist moest aangrijpen (denk maar aan diverse scènes uit de films ‘Sweeney Todd: The Demon Barber of Fleet Street’ en ‘Dark Shadows’) maken dat ik een heerlijke avond voor de buis heb. Dat is natuurlijk ook nogal mijn dingetje; ik hou van goed neergezette karikaturen.

Rillingen over je lijf

Zo kwam het dus dat ik deze mevrouw ‘klittenbos-meets-suikerspin’ al op de plank klaar had liggen (om er nog maar even een lekker plat beeld bij te krijgen) toen ik voor de grote vergadering in Gekalibreerde gedrochten (11): Vliegangst een zorgvuldige selectie van personages aan het voorbereiden was. En An de Gang mocht van mij niet zo’n typetje zijn waar je één keer even iets van hoort en daarna nooit meer. Voor haar zie ik echt nog wel een interessante toekomst bij de verhalen rondom de Tycoon Newspaper (zie verderop het kopje ‘Verhaallijn(en)’). Zij moest het toneel pakken, in al haar nonchalance en schijnstoffigheid. An is het stille element in het verhaal die voortdurend iedereen totaal onopvallend aan het observeren is om dan als een complete verrassing iets geks te doet of een bepaalde opmerking maakt waar iedereen door stil valt, zodat de aandacht ineens op haar gericht is.
En hier komen we precies bij de gelijkenis die An dan weer met mij heeft, want ook An is niet voor niets een stemmetje van me (hoeveel heb ik er al?). Net zoals An kan ik, vóóral bij vergaderingen, een volledig onzichtbaar wandportret zijn die echt wel al het geneuzel in een vergadering in zich opneemt, maar strategisch mijn moment afwacht tot ik een gaatje zie waar ik dan een rake opmerking kan plaatsen of ineens met een (hoop ik dan) goed idee kan komen.
Niemand anders, in mijn optiek, is zo’n rol in het Rijk van WSNOI zo perfect op het lijf geschreven dan An de Gang.
Mijn nu al favoriete fragment is wanneer er tijdens de vergadering in Gekalibreerde gedrochten (11): Vliegangst een vette spin over de Vlammentafel loopt. De spin haalt Ko Mentator uit zijn betoog en zorgt ervoor dat iedere aanwezige even niet meer met zijn of haar gedachte bij de besproken kwestie is. Zorgeloos en gevoelloos als ze is, ramt An de Gang de rode pen waarmee ze al die tijd onverstoorbaar aantekeningen mee heeft zitten maken, door het lijf van spin. Het arme achtpotige beest is op slag dood en wordt vrijwel in dezelfde beweging door An door de vergaderzaal en door de open deuren naar buiten geworpen. En voor wie dit deel van de scène nog niet gruwelijk genoeg is, likt ze vervolgens met haar tong langs de besmeurde kant van de pen en gaat ze weer vrolijk verder met aantekeningen zitten maken. Precies zo mag ik An graag zien.

Verderop in de vertelling van hetzelfde hoofdstuk schiet ze ook nog even flink uit haar vel. En daarmee krijgen we een hele andere echte ‘Bonham Carter’-kant van haar te zien. Maar dit is juist meteen ook het meest kenmerkende aan ons TN-personage An de Gang: de vrouw die van aanpakken houdt en erg allergisch is voor getreuzel en gekeuvel. Wederom is het Ko Mentator die haar in de scène vooraf gaat, maar ditmaal is hij ook de aanleiding van haar optreden. Ko en An zijn twee hele duidelijke tegenpolen. Ko kan oeverloos uitweiden, op een bevlogen wijze hele verhalen maken en hij kan ook heel goed niet of niet meteen tot zijn punt komen. En juist op die momenten haalt hij het bloed onder Ans nagels vandaan en krijg je van An een ‘tante Sidonia’-uitbarsting waar je ‘U’ tegen zegt.

Kortom: An de Gang is een typetje waar je nog alle kanten mee op kan, maar ze is er ook het personage naar die je allerlei onverwachte dingen kunt laten doen. Wie Bonham Carter in haar rollen een beetje kent, zal mij hier begrijpen.

Overige kenmerken van An de Gang:

  • Heeft een dik Brits accent.
  • Kan erg onverschillig overkomen of de rust zelve zijn, maar is soms ook een enorm heethoofd (net zoals de Hartenkoningin uit Alice in Wonderland).
  • An is als teamleider van de Drukkerij van de Tycoon Newspaper ook de leidinggevende van Anna Falbeet.
  • Ze ergert zich kapot aan ‘die kabouter’ (Ed Cetera). Veel TN-leden doen dat, maar An kan er helemaal wat van.
  • Kornelis smult wel van An en begint steeds meer een oogje op haar te krijgen.

Verhaallijn(en)

Nieuw bij de portretten is dit onderdeel ‘Verhaallijn(en)’. Ik gebruik het voor mezelf om wat aantekeningen kwijt te kunnen om een startpunt te hebben waar ik met het TN/WSNOI-karakter naar toe wil. Als je helemaal nog geen idee wilt hebben wat ik voor deze figuren in petto heb en dat liever gewoon gaandeweg in het boek leest, dan adviseer ik je deze tekst over te slaan. Het kan plotspoilers bevatten.

( Let op! Bevat plotspoilers! )

Veel concrete ideeën heb ik nog niet met An, maar zeker is dat ik haar in de GG-vertelling nog wel één of meerdere keren laat terugkomen. Twee ideetjes:

  • Uiteindelijk zal er in de GG tegen monsters gevochten moeten worden. En dan niet zomaar tegen één monstertje, maar bij voorkeur een epische slag tussen de mens (TN-personages) en zoveel mogelijk monsters bij elkaar. An zou zich hier kunnen ontpoppen tot een soort Jeanne d’Arc- of Kenau-achtige verschijning die de TN-medewerkers leidt in dit gevecht.
  • Een heel klein kansje is dat ik An en Kornelis ergens in de GG, op een zo onverwacht mogelijk moment, ergens in het redactiegebouw met elkaar laat vrijen. In een bezemkast zoals waar in Gekalibreerde gedrochten (11): Vliegangst Ed Cetera in verstopt bleek te zitten bijvoorbeeld. Uiteraard wordt dit door één van de hoofdkarakters ontdekt en waar Kornelis helemaal los gaat, zal An juist met hem vrijen alsof de seks haar compleet koud laat.

TN-artikelen waar An de Gang  in voorkomt:

STEM OP HET VOLGENDE PORTRET!

Even als met het voorgaande ‘Een portret van…’ trakteer ik jullie wederom op de mogelijkheid om jullie zelf over het volgende portret te laten beslissen.

Voor de volgende editie kunnen jullie bepalen over wie ik een portret zal schrijven. Je mag stemmen op de volgende personages:

  1. Victor Anished
  2. Johannes Ijzerdraat
  3. Christel Cleybroek

Het stemmen werkt zo:

  • Jouw absolute voorkeur geef je 5 punten.
  • Hij of zij waar je ook tevreden mee bent 3 punten.
  • Wie nog wel even kan wachten geef je 1 punt.
  • Jouw stem telt alleen indien je een totaal van 9 punten hebt uitgedeeld.
  • Je kunt stemmen tot precies 1 maand na het verschijnen van dit portret (11-05-2020 is dus de laatste stemmogelijkheid)

Let op met op wie je stemt want:

  • Na de volgende twee portretten kun je in elk geval weer op het personage stemmen die als tweede eindigt. Lees: het eerstvolgende en daarop volgende portret wordt dit personage niet als keuze aangeboden.
  • Het personage met de minste stemmen komt op z’n vroegste over drie portretten pas terug.
  • Op wie je stemt kan ook invloed hebben op de sterren die je kunt verdienen met de actie hieronder.

Je kunt met het stemmen zelf niets winnen.

RAAD HET MODELPERSOON EN WIN STERREN!

Ook nieuw vanaf het komende portret is het winnen van sterren door te gokken wie ik als modelpersoon voor mijn personages hanteer. Kijk op de pagina met redactieleden om te ontdekken hoeveel sterren je per personage kunt verdienen en geef hieronder bij de commentaren door wie jij denkt wie de modelpersonen zijn. Vermeld dus bij iedere stem wie het modelpersoon van jouw keuze is. Let op: per karakter mag je maar één keer gokken.

EXTRA: Is jouw 5 punten-stem het eerstvolgende portret én je hebt het modelpersoon correct geraden? Dan verdien je een extra cheque van 500 sterren!

BEVERWIJK – Iedereen die door Slegtman was afgekocht, wist dat ze dadelijk langskwam. Het was muisstil in de Breestraat. Enkel een houtduif hoorde je koeren. Heel even liet Slegtman zich er door afleiden. Maar zijn aandacht was vooral bij Elisabeth en zijn eigen drang.
Minutenlang staarde hij ademloos naar het laken dat hij voor het venster had bevestigd. Het was het enige wat hij zo gauw had kunnen vinden. Het felle lentelicht priemde er langs de spleten. Hij slikte zwaar. Als de andere mannen hun ramen en deuren nu maar goed gesloten hielden, zoals hij met ze was overeen gekomen.
Het had hem een vermogen gekost om zijn buren niet naar buiten te laten kijken. Spieken mocht hij echter beslist niet en dat vreet toch aan je als je zo graag je geliefde wilt zien. Zijn hart bonsde daarom als een waanzinnige. Normaal kon hij zijn ogen al zo moeilijk van haar afhouden. Hij begon wat nerveus heen en weer te lopen, ook gewoon om een beetje de tijd te doden. En met zijn geijsbeer zorgde hij voor de eerste slijtage aan de pas ingelegde vloer, maar daar hield hij zich nu allerminst mee bezig. Eerdaags zou het gebouw worden opgeleverd. Het was het statige pand wat uiteindelijk ‘De Hollandsche Maagd’ zou gaan heten, vernoemd naar de maagd Elisabeth.
Hij verbeet zich. Hij vervloekte zichzelf dat hij deze ochtend vast zat in dit kale interieur, met niets anders ter afleiding dan de wetenschap dat enkel een stuk stof hem verhinderde om dadelijk zijn geliefde te zien passeren. Maar ja, dat was juiste de hele opzet. Hij had namelijk een test voorgelegd gekregen van de vader van Elisabeth, die in Beverwijk bekend stond als een gerespecteerd en gevreesd magiër. Slegtman probeerde Elisabeth al veel langer het hof te maken, maar keer op keer wees zij hem af. En dat terwijl haar vader Elisabeth veel liever zag trouwen met de zoon van de burgemeester: de jonge apotheker Johannes.
Op een dag was de magiër het zo zat, dat hij Slegtman één kans gunde. Deze ochtend zou zijn dochter, net als Lady Godiva, geheel naakt op een paard gezeten door de Breestraat trekken. Geen enkele andere man mocht naar haar kijken, behalve de reeds toegewezen Johannes, die haar aan het begin van de winkelstraat zou opwachten en haar daar voor het eerst poedelnaakt zou zien. De magiër stelde dat als het iemand zou lukken een oergevoel als jaloezie zo goed te temmen, deze persoon dan wel een hoffelijke echtgenoot moest wezen. Slegtman had dus een ultieme beproeving te doorstaan.
Johannes was zelf helemaal niet in Elisabeth geïnteresseerd, maar hij moest van zijn vader op de bewuste ochtend met haar kennismaken, niet wetende hoe zij aan hem zou verschijnen. Met tegenzin stemde hij hiermee in, omdat hij zijn hart al aan een ander had verpand. Al menigmaal had hij aan zijn vader verteld dat hij liever bij zijn Annemarie was. Zijn vader wilde daar echter nooit iets over horen, omdat zij ver weg woonde, helemaal in Zupthen, en omdat zij uit een lagere klasse kwam. Slegtman had dus wel degelijk een kans om Elisabeth voor zich te winnen.

De magiër had daarom iets bedacht ingeval Slegtman zou falen. Om te voorkomen dat hij zijn dochter nog langer zou lastigvallen, sprak hij eerder tegenover Slegtman de bezwerende woorden:
“Zou een man verteerd worden door jaloezie, dan zal hij veranderen in het Groene Monster.”
Kennelijk speculeerde hij erop dat niemand het zover zou laten komen…
Met die gedachten viel Slegtmans blik ineens op iets wat hem nog niet eerder was opgevallen; in het laken dat hij zo zorgvuldig tegen het venster had bevestigd, was een klein gaatje gevallen. De schrik sloeg hem om het lijf. Hij had er namelijk geen idee van hoe de magiër erachter zou komen of hij naar zijn dochter zou kijken. Dus dat gaatje zou heel goed de indruk kunnen wekken dat hij dat juist wel deed.
Zijn ademhaling versnelde. Hij moest als de sodemieter dat gaatje ergens mee dichten en wel voordat zij dadelijk voorbij kwam. Naarstig zocht hij om zich heen, in het lege vertrek, of hij misschien toch iets kon vinden om de kleine opening mee te stoppen. Hij zocht naar het kleinste pluisje stof of ander klein object wat normaliter onbeduidend zou zijn geweest, maar hij kon niets geschikts vinden.
Ten slotte bedacht hij dat een stukje stof van zijn eigen kleding dit probleem wel zou kunnen oplossen. Hij scheurde daarom een reepje katoen uit zijn hemd en liep er voorzichtig mee naar het laken, maar juist op het moment dat hij met het propje katoen het laken naderde, hoorde hij het onmiskenbare draven van paardenhoeven.
De angst verlamde hem. Wat moest hij nu doen? Duizend gedachten flitsten door zijn hoofd. Er drong zich het beeld op van hoe ze geheel onbedekt in amazonezit in het dameszadel was gehesen, en hoe haar roomkleurige huid contrasteerde met de bruine merrie waar ze vaak op reed. Hoe zou ze zich tonen aan Johannes? Zou ze haar borsten met haar lange koperbruine lokken afdekken, of liet ze hem toe om alles te zien?
Slegtman had zichzelf bezworen dat hij zichzelf geen ruimte zou geven voor dergelijke gedachten, maar hij kon de instinctieve neiging maar moeilijk onderdrukken om zichzelf te kwellen met de ideeën die de apotheker hierbij zou hebben.
Op nog geen meter verwijderd van het vensterlaken keek de aannemer geschokt naar het witte katoenen propje in zijn hand, maar nog meer naar zijn hand zelf. Een lichtbundel viel er juist op, precies door het gat wat hij had willen dichten. Hij zag hoe de kleur van zijn huid extra werd versterkt door de lichtinval.
Als door de bliksem getroffen liet hij het propje uit zijn hand vallen, zodra hij door had dat zijn hand juist groen aan het kleuren was. Hij draaide de palm van zijn hand naar zich toe en wankelde naar achteren, toen hij zag dat de spieren in zijn hand en arm begonnen te tanen en zijn nagels zwart, lang en puntig werden.
Een intens gevoel van hulpeloosheid maakte zich van hem meester. Instinctief greep hij met zijn groen gekleurde armen naar zijn buik en boog ineen. Ziek voelde hij zich. Hij verlangde er ineens intens naar om dat te krijgen wat een ander wel werd toegestaan. Slegtman werd groen van afgunst en hij zwalkte richting een van de muren om er steun te vinden.
Met zijn lang geworden nagels trok hij krassen in het pleisterwerk. Vervolgens zakte hij op de grond, plantte hij zijn beide vuisten hard in de vloer en putte diep in zichzelf. Want hij vocht. Stekels groeiden er reeds uit zijn rug toen hij beelden door zijn hoofd zag flitsen van een vrijende Elisabeth, onder de dekens met Johannes, hem liefkozend, strelend, met hem op iedere mogelijke manier de daad verrichtend.
Hij was woedend. Maar meer nog dan hij woedend was op al deze theoretische toekomstbeelden, die hem knetter maakten, was hij giftig over het feit dat hij de jaloezie zo gemakkelijk toeliet. Dus hij worstelde.
Slegtman schreeuwde het uit. En hij schreeuwde zo hard dat Elisabeth in het passeren de hand waarmee ze haar borsten inderdaad had bedekt naar het zadel van het paard moest verplaatsen om er niet vanaf te vallen.
Vanuit de Zeestraat, die de Koningstraat met de Breestraat verbindt voordat ze in de punt van een ‘V’ bij elkaar komen, grijnsde haar vader.
Toen gebeurde het onverwachte. Zodra Elisabeth bij Johannes arriveerde en hem verraste met alles wat er te zien viel aan haar maagdelijke vrouwenlijf, werd de magiër al evenzeer verrast met het optreden vanuit het statige pand dat vanuit zijn positie recht tegenover hem stond.
Precies wanneer Johannes de blote Elisabeth koud in zich opnam, rukte Slegtman het laken van het venster weg. En daar stond hij: met zijn rug naar de Breestraat toe had ook Slegtman zich deels ontkleed. Zijn huid had de normale kleur weer gekregen en zijn rug en armen zagen er ook weer gewoon uit. Op zijn achterhoofd lag een dikke witte knoop, waar hij demonstratief met zijn rechterhand naar wees, omdat hij de kwelling en deze beproeving zat was. Hij had zichzelf geblinddoekt en slikte eerst diep voordat hij sprak:
“Neem haar in je op, Johannes. En berijd haar als je wilt. Het kan mij geen donder schelen!”
Door het venster kon alleen niemand werkelijk begrijpen wat Slegtman zei.
Toch had de magiër genoeg gezien en hij besefte dat de aannemer de proef wel degelijk had doorstaan.
En zo geschiedde het dat Slegtman Elisabeth toch om de hand mocht vragen. Hij keek al uit naar de dag waarop ze zouden gaan trouwen. De aannemer was verrukt toen zij een paar dagen later naar hem toe kwam om als eerste het nu fraai ingerichte pand te komen bewonderen. In een luchtige witte wikkeljurk was ze voor zijn deur verschenen.
Nerveus liep ze met hem mee de trap op, want Elisabeth had zich voorheen nooit echt op haar gemak bij hem gevoeld. Maar misschien zou dat nu veranderen, nam ze zich voor. Slegtman had er immers alles aan gedaan om het haar naar haar zin te maken. En dat viel ook af te lezen aan de aandacht die hij aan het interieur had besteed. Vertwijfeld af en toe kijkend naar de man die ze eerder niet had gemogen, nam ze haar nieuwe huis in haar op en liep vervolgens naar het venster. Zou ze het kunnen opbrengen om een goede vrouw voor hem te zijn?
Afwezig staarde ze naar de daken van de winkelpanden aan de overzijde van de Breestraat, waar de ochtendzon de eerste schitteringen in de vensters creëerde. In een mengeling van melancholie en verlangen naar vrijheid vormde zich in haar ooghoek een eerste zilte traan, een traan die was gereserveerd voor het geluk dat haar met Slegtman werd voorgespiegeld.
Maar die traan werd spoedig vervangen door een stortvloed aan emoties van paniek, toen haar blik werd gevangen door het tafereel wat zich vooraan in de Breestraat afspeelde. Een vette zwarte kolom van rook markeerde de plek waar haar op hol geslagen merrie door de winkelstraat galoppeerde, vluchtend voor het levensbedreigende gevaar dat zij op haar eigen rug met zich mee zeulde. De rook en geeloranje gloed maakten het voor Elisabeth bijna onmogelijk om te zien wie er bovenop haar zadel in lichterlaaie stond.
In complete doodsangst rende de merrie voort, inmiddels minderend in vaart, tot zij al slenterend en zwalkend vlak voor het pand van Slegtman levenloos met het brandende persoon op de straatklinkers ineenstortte.
Elisabeth sloeg het middelste raam open, omdat ze er zeker van wilde zijn dat haar vermoedens niet werden bevestigd. Maar haar diepste angsten werden juist bewaarheid, toen zij in de smeulende gelaatstrekken van de menselijke fakkel het gezicht van haar vader herkende.
“Aanschouw de prijs die jouw vader betaalt voor het ontzeggen van mijn geliefde,” sneerde een krachtige, boosaardige stem die door de gehele winkelstraat galmde.
Zelfs bij de Agatha Kerk was het gesprokene te verstaan. Elisabeths adem stokte en ze zocht naar waar de stem vandaan kwam.
Aan de kruising van de Breestraat met de Velserweg en de Koningstraat was een afschrikwekkend monster verschenen, die nog het meest weg had van een grote groene oger. Gescheurde stof hing slap rond zijn lendenen en inktzwarte stekels op zijn rug waren zo lang, dat je ze nog kon zien als je schuin voor hem stond. Magere armen zo donkergroen als de leerachtige bladeren van een giftige klimop hield hij straf omhoog, terwijl hij met zijn bloeddoorlopen ogen langs zijn lange zwarte nagels naar het statige pand keek, waar hij Slegtman en Elisabeth ontwaarde.
“Hoe durfde hij?” vervolgde het gruwelijke wezen. “Mijn Annemarie, vermoord toen ze onderweg was naar hier, op de ochtend dat ik jou moest bekijken. Alsof ik ooit voor jóu zou kiezen.”
Het verschrikkelijke monster bracht een enorme brul ten gehore.
“Wat dacht die vader van jou wel niet? Ik ben er zo zeker van dat die zelfingenomen vader van jou hier verantwoordelijk voor was…”
Slegtman, die evenals Elisabeth uit het venster hing, liet alle gebeurtenissen in zijn hoofd passeren en maakte de puzzel compleet. Hij dacht daarbij aan de woorden die de magiër had gesproken: ‘Zou een man verteerd worden door jaloezie, dan zal hij veranderen in het Groene Monster’ – nee, het zal toch niet? Elisabeths vader, de magiër, zou het kunnen? bedacht hij zich. Zou hij Annemarie inderdaad hebben vermoord? Was het Johannes die hier in het monster was veranderd, omdat hij groen zag van jaloezie nu Slegtman wel had gekregen waar hij zo naar verlangde? Had hij haar door iemand laten vermoorden?
Het deed er eigenlijk niet toe, maar het was beslist waarschijnlijk. Vooropgesteld dat Slegtman toch zelf in het Groene Monster was veranderd, dan was het nog maar de vraag geweest of Johannes voor Elisabeth zou hebben gekozen. Want dit wás de zoon van de burgemeester, de knappe jonge apotheker met wie de magiër zijn dochter nog liever zou zien trouwen, maar waarvan hij ook wist dat hij toch voor zijn Annemarie zou hebben gekozen. Het was inderdaad aannemelijk dat Elisabeths vader had afgerekend met de concurrent.
En nu lag de magiër hier zelf, brandend in de vuurzee waar de lucht van brandend vlees je naar de neus greep. Misschien wel bedwelmd in zijn slaap door één van de middeltjes van de apotheker… het was beslist niet onwaarschijnlijk.

Wat de waarheid ook was, het kon Elisabeth gestolen worden. De strijd om haar hand, de toorn van haar vader, de machteloosheid die zij altijd had gevoeld niet zelf voor de ware te kunnen kiezen en nu de dood van haar merrie en haar vader.
Het was haar allemaal te veel geworden. Verbeten keek ze in Slegtmans ogen – en hij zou zweren dat hij een groene twinkeling in de hare zag – toen ze hem naar achteren duwde en op de rand van het venster klom.
“Nee! Elisabeth!” schreeuwde hij haar nog na.
Maar ze had haar beslissing reeds genomen en hij kon haar niet meer stoppen. Ze gaf zichzelf over aan de wetten der natuur en liet zich vallen. De lange mouw van Elisabeths wikkeljurk bleef hangen aan de haak van de hijsinstallatie die was bestemd voor het naar binnen takelen van meubels.
Ditmaal zou het geen meubels optillen, maar de ‘Hollandsche Maagd’ tot haar slip doen uitkleden. Tweemaal draaide ze om haar as, terwijl de jurk werd afgewikkeld.
Uiteindelijk viel ze zo ongelukkig naast haar vader en de merrie op straat, dat ze op slag het leven liet.

By gsorsnoi | February 5, 2020 - 12:30 pm - Posted in Algemeen, Nederlands, Scherpe Blik

Vlak voor mij bruist het van de activiteiten en het ziet werkelijk zwart van mensen. Met een geweldig aanbod van Oosterse versproducten is dit het walhalla voor elke liefhebber van groente, fruit, noten, thee en nog heel veel meer. Het brede scala aan cultuurgewassen, vruchten en allerhande zaken die de kookkunsten prikkelen, ik geniet ervan. Alleen al de kleurenpracht en het typerende tegen elkaar op schreeuwen, werken als een geweldige magneet waar ik bijna geen weerstand tegen bieden kan. Het is weer de tijd van de maand voor mijn kappersbezoek en daarvoor ga ik altijd naar de Zwarte Markt. Daar heb ik zo mijn redenen voor. Niet alleen kan ik daar wel voor een heel zacht prijsje mijn laten knippen, de kapper die ik er gevonden heb kent ook enkele andere voordelen.
Vlak voor de ‘Groentestraat’ sla ik linksaf, meteen de trap op en word ik bovenaan de trap altijd meteen begroet door één van de kappers. Of het is de immer goedlachse Turkse man, met z’n lange zwarte krullen, die alle klanten naar binnen praat, maar waar mijn eigen kapper zelf niet zo’n hoge pet van op heeft. Hij noemt hem steevast de ‘kapperpooier’, een niet zo’n hele charmante bijnaam, maar waar hij zich amper voor schaamt en hij deelt dit dan ook zonder enige gene met al zijn klanten. Volgens Sulaiman, zo heet mijn kapper, moeten zij niet alleen een deel van hun opbrengsten met de kapperpooier delen, maar houdt hij ook het hand boven het hoofd van enkele kappers die de kantjes eraf zouden lopen. Het zijn vaak wat van dit soort meningen die ik van hem aanhoor en waar ik verder maar niet op in ga, maar stiekem hou ik toch ook wel een beetje van dat geroddel. Sulaiman zelf is een al even goedlachse kalende en, in zijn geval, Marokkaanse man en draagt altijd een veelkleurig rond mutsje bovenop zijn kruin. Het is zijn typische kufi of gebedscap die mij door de kleuren vaak eerder aan Zuid-Afrika dan aan Marokko doen denken.
Rechts van de stoel waar hij me in laat plaatsnemen hangt een foto van hem en zijn vader en daaronder nog eentje met een jongere versie van Sulaiman. Hierop heeft hij nog een volle bos haar, zoals de leden van de Jackson 5ive. Hij draagt er zelfs een caramelbruine broek met wijde pijpen. Helemaal uit die tijd! Het contrast met hoe hij er tegenwoordig uitziet kan bijna niet groter. Direct naast zijn foto’s hangt zijn afsprakenkaartje. Mijn kapper is nogal eigenzinnig en heeft als enige van deze kappers zo’n kaartje. Iedere keer dat ik hier de trap op loop, bedank ik voor het aanbod om bij één van de vrije kappers in de stoel plaats te nemen en wacht ik liever tot Sulaiman klaar is. Zodoende heeft hij altijd een stencilblaadje tegen het kurk gedrukt waarop onder elkaar in zijn doktershandschrift nog net wat namen te herkennen zijn.
Mijn kapper weet altijd precies hoe ik mijn haar wil hebben, zoals een goede kapper betaamt, dus hij begint mij vrolijk te knippen. Hij doet rustig en gedreven zijn werk en hij maakt alleen een praatje als hij merkt dat ik daar zelf ook behoefte aan heb. Een andere reden waarom ik mij altijd erg op mijn gemak bij hem voel, is omdat ik gewoon kan zien hoeveel liefde hij geeft aan zijn vak. Er ontgaat hem geen millimeter. Geregeld geef ik hem daarom ook een euro meer tijdens het afrekenen.
En zo is Sulaiman lekker bezig met mijn kapsel tot er op een moment een man in de portiek bij hem komt hangen om te polsen wanneer hij plek heeft. De man is duidelijk Nederlands en hij wordt vergezeld door zijn vrouw en drie werkelijk bloedmooie dochters. Drie maar liefst en duidelijk halfbloedjes. Bij het gissen naar de afkomst van hun moeder kom ik niet veel dan ‘ergens uit het Oosten’, maar mijn kapper is daar duidelijk directer in en vraagt vanuit dezelfde interesse waar zijn vrouw vandaan komt.
“Tunesië,” antwoordt de man, duidelijk trots op zijn eega en hun kroost die uit hun relatie is voortgekomen.
Mijn kapper bespreekt uitvoerig met hem hoe trots hij daar inderdaad op mag zijn en zoekt ondertussen op zijn stencilblaadje met hem naar een plekje. Zo wordt ook mijn aandacht naar dat blaadje getrokken en ik zie juist hoe hij onder mijn – in drie letters opgeschreven – naam aangeeft dat hij na mij eerst nog ‘Johanis’ heeft. Grappig, realiseer ik mij dan, Johannes is mijn tweede doopnaam. Vervolgens zie ik hem naar een onleesbare naam helemaal onderop het rijtje wijzen, waar hij een pijltje bij tekent en deze trekt naar de plek direct na Johanis.
“Na deze man komt … (onverstaanbaar),” legt Sulaiman uit, “… en dan heb ik eerst nog (nog een even onverstaanbare als onleesbare naam) en dan kan ik jou knippen. Is dat goed?”
“Oké,” antwoordt de man, “dus hoe laat is dat dan ongeveer?”
“Over ongeveer één uur van nu,” antwoordt mijn kapper.
“Prima,” reageert de man tevreden, “Oké, dan gaan wij nog even de markt over. Zie je ons zo weer.”
“Dat is prima,” stemt mijn kapper meteen in, “Mag ik nog even je naam?” en hij staat al klaar om onder op het stencilblaadje de naam van deze klant op te schrijven.
Dus de man antwoordt en geeft hem zijn naam: “Harm.”
Via de spiegel zie ik mijn kapper tevreden lachen, terwijl hij de naam opschrijft. En op het stencilblaadje schrijft hij keurig, precies zoals hij het zelf hardop uitspreekt: H-A-R-E-M.

( Voor GG – hoofdstuk 8 – Een Stymphalische vlucht )

Soms lijkt het alsof het volkomen duidelijk is wat er van je wordt verwacht in het leven, wat je plek is in het grotere geheel. Je bent onverwacht succesvol en je levert een grote bijdrage aan de organisatie waar je voor bent komen te werken. Jouw inzet blijft niet onopgemerkt. Sterker nog, dankzij jou slaagt het bedrijf erin om haar monopolypositie in de markt te verstevigen. Zonder jou zou dat in elk geval een stuk moeilijker zijn geweest. Het lijkt er dus op dat je bezig bent jezelf onsterfelijk te maken. Je bent van grote meerwaarde voor het bedrijf. Dat is duidelijk. Niemand neemt je nog af wat je tot noch toe hebt bereikt. Je hebt nieuwe vrienden gemaakt, jouw leidinggevende loopt met jou weg en je hebt, goed beschouwd, het grootste kantoor van het hele bedrijf. Ik ben dan weliswaar formeel nog geen verslaggever, zoals aanvankelijk mijn eigenlijke ambitie zou zijn geweest, maar als ik er zo over nadenk, heb ik in principe de top al bereikt en behoud ik zelfs vanuit die positie nog steeds mijn doorgroeimogelijkheden.
Mijmerend met die gedachten bevond ik mij op een zekere dag op de 97e etage van het redactiegebouw, leunend tegen de sokkel van één van de 16 replica’s van de Nikè van Samothrake tussen de Oudgriekse en gotische verfraaiingen op het dakterras voor de conferentiezaal ‘De Ontwakende Draak’. Onder een verkoelend briesje keek ik uit over de glanzende daken van het centrum en was voor het eerst dat de lucht er weer bij stond zoals toen ik op mijn eerste werkdag hier bij de Tycoon Newspaper het plein op kwam wandelen richting de Entree met haar Volière en Glazen Tong, vlak voor mijn eerste ontmoeting met Rina Oddel. In gedachten zag ik hoe wij hand in hand vanaf de ‘vlammentafel’ in de vergaderzaal naar het plateau hier buiten liepen. En ik trachtte mij daarbij te herinneren hoe zoet onze gevoelens toen waren toen ik haar het hof probeerde te maken en hoe zij mij voor het eerste verklapte wat voor verschrikkelijke hoogtevrees ze eigenlijk had. Ik probeerde terug te gaan naar dat moment, naar de sensatie die ik had toen ik haar arm teder had beet gepakt en haar naar binnen escorteerde, in plaats van nabij de waterspuwers waar de angst voor hoogtes haar naar de keel greep. Nog voelde ik hoe haar pijpenkrullen door mijn vingers gleden en zij mij minutenlang aanstaarde met die machtige ogen van haar. De wereld om ons heen had opgehouden met bestaan en het had geleken alsof onze liefde voor eeuwig zou zijn. Maar nu ik zo melancholisch en met gesloten ogen terug zocht naar die momenten, merkte ik hoe een beklemmend gevoel zich ineens van mij meester maakte. Ik trachtte de blonde pijpenkrullen nog eens door mijn handen te laten glijden en ik probeerde mij voor te stellen hoe het voelde om mijn handen op haar heupen te laten rusten. Haar jurk was karmozijn rood, dat wist ik nog. Alleen kreeg ik die precieze kleur niet meer goed scherp. Het was alsof de herinneringen eraan vervaagden. En waar hadden wij buiten gezeten? Of hadden we al die tijd gelopen en gestaan? Wat was toen het weer? Genoten we van een ondergaande zon of was onze date eerder op de dag?
Langzaam maar zeker kreeg ik het steeds warmer en benauwder toen ik bezig was om deze fijne gedachten weer naar boven te halen, omdat het mij maar niet lukte om het verleden scherp te stellen. En terwijl ik geleidelijk een andere sensatie door mijn vingertoppen voelde trekken, waren enkele zwartwit beelden het laatste wat ik mij nog voor de geest kon halen. In het verleden betrok de lucht en trok alle inkt weg uit de filmische momenten die ik met mijn Rina Oddel had beleefd. Ik plaatste één hand voor mijn ogen alsof ik pijn had rond mijn oogkassen en ik wankelde weg van de sokkel waar ik tegenaan had gestaan. Wat gebeurde er in vredesnaam met mij? In blinde paniek rende ik richting de vergaderzaal en ik struikelde daarbij over de drempel zodat ik pijnlijk naast vlammentafel op de grond belandde. Op dat moment, toen ik mij iets trachtte op te richten en recht in de bek van de Ontwakend Draak keek, realiseerde ik dat de verslavende hormonen die mij dat lekkere irrationele en primitieve gevoel van verliefdheid gaven in moordend tempo aan het kwijt raken was. Het was een proces dat langer beslist veel langer had geduurd dan alleen toen op dat ene moment, maar het feitelijk besef kwam toen als een mokerslag bij me aan. De emoties die mij eerder nog als zo vanzelfsprekend hadden geleken, waren als sneeuw voor de zon verdwenen. Rina Oddel betekende op dat moment niets meer voor mij, niets meer dan de bevallige receptioniste die ze was bij de Tycoon Newspaper.
En met het vuur dat toen in mij gedoofd werd, was ik nog niet eens zozeer gealarmeerd. Met name wat er daarna met mij gebeurde, joeg mij een vreselijke angst toe. De tinteling in mijn vingers werd heviger. Bezweet richtte ik mij op van de grond en trok mij op aan de Vlammentafel.
Je moet schrijven. Achmed, je moet schrijven…
Met een heftig schuddende pols hield ik de Bronzen Pen vast. Zenuwachtig draaide mijn hand alsof ik leed aan Parkinson. Ik kon niet eens een duidelijk beeld van mijn eigen duim krijgen, zo flink ging mijn hand tekeer. Ik werd er bloednerveus van, maar ik kon tegelijkertijd mijn blik er ook niet van afwenden. Het leek haast alsof ik zelf één of ander gedrocht was dar op het punt stond om een soort transformatie te ondergaan. Maar na flink wat keren heen en weer schudden, kwam mijn hand dan toch tot rust en klemden mijn vingers zich rond de Bronzen Pen alsof er kluisdeur in het slot viel.
Je moet schrijven, Achmed…
De Bronzen Pen voelde warm. Zo warm, dat ik hem maar net kon vasthouden.
Je moet schrijven…
Willoos begon ik het schrijfgerei te volgen en ontdekte ik dat ik naar de lift begon te lopen. Met mijn andere hand trok ik kort daarna Ed Cetera uit de lift en koos ik de Grote Bibliotheek als mijn bestemming. Wat gebeurde hier met me?
Dimensies bestaan bij de graties dat wij ze verzinnen…
Ik werd helemaal gek. Het zweet gutste langs mijn voorhoofd en ik had er niet eens de controle over om het er vanaf te vegen. Ik voelde een vreselijk drukkend gevoel langs mij slapen opkomen, terwijl de lift al onderweg was naar de hoogste etage. Mijn pols begon te verkrampen en ik wenste op dat moment dat dit gauw over zou gaan. Waanzinnig werd ik ervan niet te weten waarom dit met mij gebeurde, maar ik had nog voldoende helderheid van geest om te beseffen dat dit niet slechts begonnen kon zijn toen ik van Victor deze vervloekte pen had gekregen. Heel vaag herinnerde ik ineens dat ik een sollicitatiegesprek bij de Tycoon Newspaper had gehad, met een man waarvan ik zijn gezicht niet kon zien. Of ik kom zijn gezicht gewoon niet meer herinneren. Dat moet enkele dag zijn geweest voordat ik Rina Oddel en de andere collega’s had ontmoet. Maar wat was dat toch? Waarom kwam die herinnering nu zo spontaan ineens naar boven? Ik merkte dat ik mijzelf aan het kwijtraken was. In het voorbij gaan trok wat paperassen uit Kornelis’ werkkamer en ik begon er ongecontroleerd op te schrijven. En ik hoopte maar dat ik er iets zinnigs op schreef, want ik zou er op dat moment het best aan hebben gedaan al mijn herinneringen nog op te schrijven, voordat ik straks niet meer wist wie ik zelf was.
Het volgende moment duizelde ik door de Grote Bibliotheek, waar ik werd begroet door enkele honderden individuen. Kleine wezens met grote glasachtige ogen en veel te kleinen lichamen stonden mij letterlijk met open armen op te wachten. Hun vingers waren akelig dun en liepen uit in opgezette vingertoppen. Hun veel te dunne monden glimlachten hartelijk naar me, alsof ze in mij een één of andere Messias zagen die de wereld moest verlossen van het Kwaad.
In koor spraken zij toen telepathisch tegen mij, de woorden die ik nu al zo vaak had gehoord:
“Je moet schrijven Achmed… Dimensies bestaan bij de gratie dat wij ze verzinnen…”
De beelden van deze buitenaardse wezens flitsten door mijn gedachten toen ik door mijn knieën zakte en mijn bewustzijn verloor. In mijn laatste gedachte maakte ik mezelf maar wijs dat zij het moesten zijn geweest die mij van mijn herinneringen hadden beroofd. Want het enige waar ik nu nog aan kon denken, was het schrijven van monsterverhalen…

By gsorsnoi | December 30, 2019 - 11:48 am - Posted in Duimzuigerij, Een portet van ..., Nederlands, WSNOI

De Tycoon Newspaper is aan een nieuwe reeks artikelen begonnen: portretten van haar verslaggevers. In deze serie belichten we de achtergronden van de fictieve personages die op WSNOI en vooral de Tycoon Newspaper al meer dan eens van zich hebben laten horen, maar waarvan het wel eens prettig is om er ook een gezicht bij te zien. Daar deze personen natuurlijk niet echt bestaan en dientengevolge er geen beeldmateriaal van hen te schieten valt, is gebruik gemaakt van foto’s van figuren waarop zij gebaseerd zijn (hiernaar refereert ‘modelpersoon’ hieronder). Al deze portretten zijn in feite groeiartikelen, want zodra een personage zich verder ontwikkelt op deze site, is het ook wenselijk dat dit artikel daarop bijgewerkt wordt. Zo is het voor mezelf ook te gebruiken als handvat om niet per ongeluk van het bedoelde personage af te wijken. We leiden deze artikelen even kort in met een beknopte personalia waarna we dieper inzoomen op hun oorsprong en hun betekenis voor WSNOI en de TN.

Personalia: Tinus Icket

Functie: Buitenlandspecialist.
Andere namen: Reizende reporter.
Oorsprong naam: Tezamen met de ‘T’ uit Tinus vormen dat en zijn achternaam samen het woord ‘ticket’, wat natuurlijk verbonden is aan zijn bestaan als reizende reporter.
Modelpersoon: Dan Dreiberg (gespeeld door Patrick Wilson in Watchmen)
Eerste oer-artikel: De Voorbijwandelaar
Eerste online-artikel: De Voorbijwandelaar
Uitspraken:
“Let u bij het verlaten van het toestel op uw eigendommen?” Mijn Peter Parker-onhandigheden (3): Het witte bloesje
“Bedankt dat je weer eens de kastanjes voor me uit het vuur hebt gehaald.” Raining Chestnuts

Meeste artikelen geschreven uit eigen persoonlijke ervaring

Er is wel vaker opgemerkt dat als er iemand model zou moeten hebben gestaan voor het karakter Tinus Icket dan zou ik dat zelf moeten zijn geweest. Die gedachte is natuurlijk ook wel erg begrijpelijk en zeker als je bedenkt dat het gros van alle artikelen die uit Tinus’ pen komen vrijwel altijd één op één verslagen zijn van zaken die ik zelf dagelijks beleef. Mensen die mij een beetje beter dan goed kennen, zullen nu misschien wel direct aan ‘Mijn Peter Parker Onhandigheden’ (MPPO) denken, maar voorgenoemde verklaring is zeker niet alleen op die stuntelige ervaringen van mij gebaseerd. Van alle personages op de Tycoon Newspaper vertoont Tinus misschien wel de meeste uitvergrote karaktereigenschappen van mijzelf. Dat heeft er deels mee te maken dat Tinus één van de eerste alterego’s was die ik in 1999 verzon, maar die overeenkomsten laten zich ook voor een groot deel verklaren doordat ik mijn persoonlijk ervaringen zo goed in zijn personage kwijt kon (en kan). We spreken hier over een tijd waarin Karel Riemelneel, Kornelis Oflook, Wilburt Eerman en Achmed Liën de enige andere mannelijke personages waren die naast Tinus het levenslicht zagen. En hoewel ons warhoofd Achmed toch ook wel griezelig veel op mij lijkt, heb ik mijzelf altijd beter kunnen spiegelen met deze reizende reporter. Wat ook zeker meespeelt is dat ik liever Tinus zou willen zijn dan Achmed.
Echt? Moet ik dat nog uitleggen? Je zou het een beetje kunnen vergelijken met de vraag of je liever de knappe held van 1 meter 90 met opaalgroene ogen uit een van de veel gelezen avonturenromans zou willen spelen of toch liever de wat meer kluizenaarachtige vreemde snuiter die zich ergens in een zolderkamertje (of Grote Bibliotheek) verstopt om uren achtereen aan rare verhalen te schrijven… Hiermee bedoel ik natuurlijk niet dat ik Tinus ooit voorgenoemde uiterlijke kenmerken heb aangemeten, maar je begrijpt het idee wel.

Het is om die reden dat Tinus zich heeft ontwikkeld als de persoon aan wie ik het eenvoudigst mijn persoonlijke ervaringen toedicht. Hij vertegenwoordigt de persoon die ik zou willen zijn, maar ook Tinus worstelt met zijn eigen onvolkomenheden in het leven en deelt ook een aantal van mijn persoonlijke ambities. Heb ik een kort lontje? Dan heeft hij deze ook. Ben ik verliefd? Dan geldt voor hem hetzelfde. Dit alles bij elkaar is nog steeds slechts een kleine greep uit onze gelijkenissen. Al deze ontwikkelingen hebben het voor mij ook eenvoudiger gemaakt om hem deels het leven te laten leven alsof dit het mijne was. De relatie met Jenny, de kinderen die uit onze liefde zijn voortgekomen, de eigen reizen rond de wereld die we samen hebben gemaakt… ik heb het allemaal aan Tinus toegedicht alsof hij dit zelf zo beleeft. Niemand staat dichter bij mij dan Tinus.

En toch… ben ik niet zijn modelpersoon…

Eerste echte kennismaking in GG-hoofdstuk ‘Lang voordat ik grijs werd’

Wie de Tycoon Newspaper al een tijdje volgt zal het volgende ook zijn opgevallen: Tinus is er altijd. Daarmee bedoel ik niet dat hij in elk verhaal optreedt, maar eerder in de zin dat hij de stabiele factor is, de man op de achtergrond waarvan je er altijd vanuit kunt gaan dat hij voor het evenwicht zorgt. Goedbeschouwd zijn alle andere personages in de vaste groep die deel uitmaken van de Tycoon Newspaper figuren waar voortdurend de aandacht op gevestigd is (mits het geen artikelen of verhalen zijn waarin Tinus zelf de hoofdrol speelt natuurlijk). Stuk voor stuk zijn het op een podium gezette karikaturen die het grootste deel van de schijnwerpers opeisen. Tinus heb ik altijd meer gezien als een ‘verteller’ en het geweten van de rest. Zo is hij bijvoorbeeld ook de persoon in ‘Gekalibreerde gedrochten’ met de witte jurk, de vleugels en het aureool die Achmed controleert en hem de goede dingen influistert. Heel prominent komen die eigenschappen nu nog niet in het verhaal naar voren, maar gedurende de vertelling maakt de lezer ook kennis met de tegenhanger van Tinus en zal Tinus zijn rol steeds duidelijker gaan invullen.
Het kon natuurlijk niet missen dat ik net als alle anderen van de in 1999 bedachte personages ook Tinus meteen in hoofdstuk 1 van de GG aan de lezer wilde voorstellen. Het is meteen duidelijk dat Tinus de leidersrol pakt in de afwezigheid van de leidinggevende van de groep (Victor Anished) en de eindredacteur (ikzelf). Deze plek neemt hij als vanzelf in. De lezer zal dit voor het eerst opmerken zodra Achmed op de afdeling wordt voorgesteld. Hij neemt Achmed spreekwoordelijk bij de hand en stelt hem aan de andere collega’s voor. Vervolgens zien we Tinus langzaam weer wat naar de achtergrond verdwijnen en komen de andere collega’s en uiteraard Achmed in het verhaal in de schijnwerpers te staan.

Zo schoon als de tijd

Kort voor Achmeds introductie wordt er in datzelfde hoofdstuk een moment besteed aan Tinus’ bezigheden en vooral ook aan zijn onberispelijkheid en dwangmatigheden worden een paar zinnen gewijd. Om hier meteen een vergelijking te trekken tussen de werkelijkheid en Tinus als karikatuur daarvan: ik ben wel wat ijdel, maar bij lange na niet zo ijdel als Tinus. Ik ben zelf wel graag wat ‘metro’, zoals ze dat tegenwoordig noemen, maar als m’n haar of kleding even een dag niet zo perfect zit zoals je het soms wilt hebben, maar het porumt nog aardig, dan vind ik het ook prima. Tinus niet. De reizende reporter vijlt zijn nagels, schikt zijn das of strik wel honderd keer als het moet en hij is er ook voortdurend mee bezig om te controleren of er geen smetje op z’n schoenen of kleding zit. Hij gaat op z’n minst eens per vier weken naar de kapper en zijn gezichtsbeharing wordt keurig iedere dag door hem schoon gehouden en gemillimeterd. Tinus zal er werkelijk alles aan doen om er piekfijn uit te zien. Voor wie dat nog niet genoeg aanleiding vormt om hem het stempel ‘OCD’ mee te geven, zal de obsessieve compulsieve stoornis wel herkennen in zijn handelen. Tinus is vooral een ‘tijdneuroot’; een klok die niet de correcte tijd aangeeft móet hij goed zetten. Een minuut te laat óf te vroeg op een afspraak verschijnen is voor hem echt uit den boze. Alles rondom het concept ‘tijd’ moet honderd procent kloppen. Anders krijgt Tinus het warm, wordt hij onrustig en slaat de angst toe, allen kenmerken van zijn dwanggedachten en dwangmatig handelen. Dat ik niet zo’n pietje precies ben als Tinus waar het op het uiterlijk aankomt, wil dat niet zeggen dat dit voor zijn dwangmatigheden ook zo geldt. Wie weleens bij mij thuis over de vloer komt, zou het kunnen zijn opgevallen dat er een aantal zaken zijn die altijd precies hetzelfde zijn. Neem bijvoorbeeld het servies in mijn buffetkast: alle oortjes van de thee- en koffiebekers wijzen altijd dezelfde kant op en staan strak tegen elkaar uitgelijnd. Ook valt er een constante lijn te ontdekken in hoe mijn meubels geschikt zijn; eettafelstoelen staan altijd recht naast elkaar en ook de geurkaarsen in mijn vensterbanken luisteren naar een exacte compositie. De deur tussen het voorportaal en de woonkamer die niet dicht kan, moet ook altijd onder dezelfde hoek staan ten opzichte van de tv, want als ik televisie wil kijken en de positie van de deur bevalt me niet, dan kan ik echt niet geconcentreerd tv kijken. Wie vervolgens denkt dat mijn huis altijd smetteloos en opgeruimd is, moet ik teleurstellen, ook bij mij is het wel eens een troep. Dat sommige zaken keurig gerangschikt moeten zijn, wil dus niet zeggen dat de boel altijd spic en span is.
Toch valt juist in dit soort merkwaardige gewoonten een opmerkelijk verschil te ontdekken tussen Tinus en mij, want van al onze obsessieve gebruiken is het ‘tijdneuroot’ zijn hét kenmerkende verschil tussen mijn karikatuur en mijzelf. Anders dan Tinus ben ik namelijk géén tijdneuroot. Lees: ik kan er prima tegen wanneer een klok niet helemaal precies op tijd staat (ik heb op de overloop twee klokken hangen die al maanden stil staan). En om mijn gewoonten met ‘OCD’ te bestempelen gaat natuurlijk ook wel wat ver.
Wat de oorzaak is van Tinus’ obsessies voor tijd en uiterlijk wordt in de verhalen over en rondom de Tycoon Newspaper (nog) niet toegelicht. Wel is duidelijk dat hij door zijn OCD extra gevoelig is om later in de vertelling het geloof te ontwikkelen in de stelling dat alles is voorbestemd en dat er dus niet zoiets bestaat als ‘toeval’. [SPOILERALERT] Op het moment van het schrijven van dit portret is dit nog niet in het verhaal Gekalibreerde gedrochten aan bod geweest, maar al gauw zal van Tinus duidelijk worden dat hij in het begin van de GG juist nog een groot voorvechter is van het bestaan van toeval. Hoe deze overtuiging bij hem uiteindelijk gaat veranderen, zal later in de GG nog verklapt worden.
Reislust
Naast alle voorgenoemde zaken vertegenwoordigt Tinus ook zeker de globetrotter in mij. Wat niet wil zeggen dat ik al zoveel van de wereld gezien heb als ik zou willen zien. Helaas, was dat maar waar. Maar als ik het me zou kunnen veroorloven om eens paar maand naar het buitenland te gaan, dan zou ik het zeker niet nalaten. Die reislust in mij zou je kunnen vergelijken met het principe dat je je als lezer graag verplaatst in je favoriete held. Denk hierbij maar aan de kloeke avonturier van 1 meter 80 met zij opaalgroene ogen, waar ik helemaal aan het begin van dit portret naar refereerde. Die wensgedachte om zo iemand te willen zijn, dat is ook het gevoel wat Tinus’ luxepositie om juist wél iedere maand tenminste één keer op reis te kunnen bij mij naar boven brengt. Dit is ook de reden waarom Tinus’ introductie in de GG begint met zijn gemijmer over Praag, een prachtige stad waarvan ik dan toevallig (zei ik echt ‘toevallig’?) kan zeggen dat ik daar wel ben geweest. Och, wat lijkt het mij toch zalig om een nieuwsreporter te zijn die voor zijn werk over de hele wereld mag vliegen! Lekker in een gyrocopter naar de verste oorden trekken of in een zeppelin boven de mooiste landschappen zweven. Dan neerdalen en de benen strekken in de meest fantastische dorpen of steden waar je voorheen zelfs het bestaan niet eens van wist. Om al die mooie gedachten vast te houden, maakte ik van de streken waar ik wel ben geweest dan ook maar wat graag rapportages in de vorm van korte artikelen die ik Tinus liet onderbrengen in zijn categorie ‘Retourtje naar hier en terug’. Van zijn op waarheid gebaseerde wonderlijke verhalen over de Filippijnen tot en met de geromantiseerde en tot moordzaak omgeslagen vertelling uit Budapest (zie ‘Raining Chestnuts’), stuk voor stuk komen ze voort uit mijn reiservaringen en pen ik ze onder Tinus’ naam op. Deze ervaringen noem ik zelf (niet op de Tycoon Newspaper trouwens) ‘de diamanten uit mijn leven’.

Toeval bestaat niet… toch?

Hoe kun je een kleurrijk personage als Tinus Icket bespreken zónder het over zijn overtuiging dat toeval niet bestaat te hebben? Want het is waar, Tinus gelooft stellig niet in het bestaan in toeval. En dit is misschien wel de allersterkste overeenkomst met mijzelf. De bakfietshaat (nog zo’n onderwerp waar je wel ongeveer een heel portret aan kunt besteden) is een wel erg sterk overdreven onderdeel van zijn karikatuur, maar over onze weerstand tegen het bestaan van toeval kunnen Tinus en ik het eens zijn. Dus wanneer je op de Tycoon Newspaper op een artikel stuit dat dit onderwerp behandelt, dan kun je het net zo goed lezen en interpreteren alsof ik het zelf geschreven heb. Euhm… wacht even… maar dat heb ik natuurlijk ook 😀 Maar je begrijpt wel wat ik bedoel!
Het allermooiste voorbeeld – zonder hier het hele artikel nog eens na te vertellen – is toch wel ‘Toevallige voorbestemming’, een verslag van een opeenstapeling van zoveel bijzondere zogenaamd ‘toevallige’ factoren die allen in dat ene moment samen kwamen dat je niet langer van toeval meer kunt spreken. Kort samengevat kwam ik eens in de Filippijnen in één van de vele miljoenen ‘jeepneys’ die er rijden (soort taxi van de Filippijnen) een Canadees tegen die uitgerekend op de dag dat ik hem trof een t-shirt droeg van de gymzaal van de school waar ik vroeger als kind in mijn geboorteplaats op had gezeten. Deze zéér onwaarschijnlijke, maar toch wel degelijk waargebeurde gebeurtenis, markeerde voor mij het begin van een reeks van dit soort bizarre ervaringen die mij er keer op keer van overtuigde dat toeval dus echt niet bestaat. Nee sorry, hier kunnen mensen hele debatten over voeren met mij, maar ik blijf bij dit geloof. In de loop der tijd is mijn visie hierop natuurlijk wel iets verfijnd, maar voor mij is de bottomline dat voor alles een zekere mate van voorbestemming geldt. Hetgeen niet wil zeggen dat wij met z’n allen volgzame individuen zijn die onderworpen zijn aan de ‘wil’ van een bovennatuurlijke regisseur, want daar geloof ik dan weer niet in. Je hebt wel degelijk invloed op het verloop van alles, maar het kan in mijn optiek niet zo zijn dat iets zo is, omdat het ‘per ongeluk’ tot die toestand is gekomen. Dat maak je mij niet wijs. De eenvoudigste manier hoe ik mijn overtuiging vaak probeer toe te lichten is middels te T-sprong-theorie. Volgens dit principe dwingt een T-sprong je altijd tenminste tot het maken van twee keuzes: je gaat links of je gaat rechts (even afgezien van de keuze om terug te lopen naar waar je vandaan kwam of eventuele andere exotische keuzes). Ga je rechts dan wordt je door de eerste de beste gemotoriseerde verkeersdeelnemer voor je potje gereden en is het einde verhaal, maar ga je links dan wacht je een fortuin, ontmoet je de liefde van je leven of wordt je misschien wel op een heel andere manier de gelukkigste persoon op aarde. Het is een wat versimpelde uitleg op een ander vergelijk wat ik geregeld maak als ik bijvoorbeeld met iemand aan het natafelen ben, met een collega, een vriend of misschien wel die nieuwe liefde van m’n leven. Vaak vertel ik mijn tafelgenoot dan dat hij of zij eens moet bedenken wat er zou gebeuren als deze persoon aan het einde van de avond eens niet rechts om het restaurant naar de auto loopt, maar eens de langere route neemt door linksom te gaan en daarmee voor lief neemt een klein stukje om te lopen. Want je weet nooit wat er dan gebeurt. Maar doordat je door die keuze drie minuten later je auto start, hoef je een keer niet voor rood licht te wachten op dat kruispunt, maar kun je in één keer doorrijden en kom je door de ‘groene golf’ zelfs 2 minuten eerder thuis dan je vooraf had bedacht. En daardoor krijg je nog net de kans om die lieve tante van je te begroeten die dezelfde avond bij je vrouw een kop thee had gedronken en vertelt ze jou iets leuks waardoor zij en jij op het idee worden geholpen om toch maar wel naar die film te gaan waar jullie eerder nog zo over twijfelden. Of, want tja, dat kan ook natuurlijk, je ontdekt nog juist, door die 2 minuten dat je door jouw keuze eerder thuis komt, hoe jullie buurman ter afscheid met jouw vrouw staat te zoenen…
Kortom: Toeval bestaat niet, alles gebeurt met een reden, maar de regie van al deze gebeurtenissen heb je voor een (zeer) groot deel wel zelf in de hand.

“Jij hebt toch nog geen vriendje? Of wel?”

En dan die ‘Mijn Peter Parker Onhandigheden’ van me. Och gut, ik maak af en toe dingen mee dat ik mij afvraag hoe het toch kan dat ik in dat soort bijzondere situaties beland. Ik heb het hier natuurlijk over mijn stuntelige ervaringen zoals toen ik per ongeluk op de schoot van een mooie dame kwam te zitten toen de trein van spoor wisselde of toen ik ineens nattigheid voelde toen er boven mij in een winkelstraat een dame haar plantjes water stond te geven. En ik maak dit soort dingen zo vaak mee dat ik nog niet eens te tijd heb gehad om al deze verhalen op te pennen. Ik moet nog steeds een keer een ‘MPPO’ schrijven over de keer dat ik uren lang in een boom vast had gezeten, omdat er een Schotse Hooglander haar jong wilde beschermen en mij ertoe dwong om naar hoger terrein te vluchten. Oké, het waren wellicht geen uren dat ik in die boom gezeten had, maar de hele actie had er wel eentje kunnen zijn uit een Disney-tekenfilm. Eén van de meest memorabele MPPO-ervaring vond ik nog wel de keer dat ik in Haarlem nietsvermoedend tijdens mijn pauze door de Grote Houtstraat liep en op TV-persoonlijkheid Gordon stuitte. Ik trachtte nog in een grote boog om hem heen te lopen, maar hij had kennelijk zijn oog(je) al op mij laten vallen, bracht mij voor de camera en vroeg of ik niet misschien al een vriendje had. Oh! Dat soort dingen moet mij dus altijd overkomen. En uiteraard beschrijf ik deze opmerkelijke ervaringen graag alsof Tinus ze beleeft heeft.

De bakfietsen-‘haat’

Wat is het toch met Tinus en mij met bakfietsen? Wel, dit is echt een nogal uit de hand gelopen reactie op de keer dat in Amste- … Gohes City een bakfietsbestuurder tegen mij en mijn fiets was aan geknald en de algehele ergernissen die ik uit het fietsen in dezelfde stad overhield aan het observeren van het gedrag van bestuurders van deze uit de kluiten gewassen tweewielers. Uiteindelijk liet ik Tinus er zelfs een hele politieke partij tegen oprichten.
Eerlijk? Nee, ik ben geen fan van bakfietsen, maar om van haat te spreken… Wel, in de eerste jaren na die vervelende ervaring had ik er echt wel even een tijd wat tegen, maar er zijn natuurlijk ook zat bestuurders van zo’n (on)ding die er prima mee overweg kunnen en ook rekening houden met hun omgeving én de inzittende(n) van hun bakfiets. De voornaamste reden waarom ik toen zo verbolgen was over een specifieke bakfietsbestuurder was omdat zijn kinderen na onze botsing uit de bak buitelden en meneer meer aandacht had voor de ‘schade’ aan zijn bakfiets en zijn kleding. Eén blik op zijn kleding, zijn bakfiets en zijn gedrag zorgde er bij mij voor dat ik vanaf dat moment met hele andere ogen naar bakfietsbestuurders keek. Wat hieraan bijdroeg is het feit dat ik in een aantal jaren in Haarlem heb gewerkt in een buurt waar een redelijk aantal mensen woonde die sommige mensen als ‘kakkers’ zouden bestempelen. En uiteraard had het gros van deze mensen een bakfiets. Ik ontmoette ze vaak in de winkel waar ik destijds werkte en werd vaak door ze aangesproken alsof ik een of andere voetveeg was. Toen in Haarlem, maar ook in de tijd dat ik in de binnenstad van onze hoofdstad werkzaam was, werkten die tweewielers me geregeld op de zenuwen.
Het is natuurlijk hartstikke generaliseren wat ik in die jaren heb gedaan, maar ach, dat is natuurlijk wel ook hoe de meeste personages in verhalen ontstaan. En stiekem smul ik er ook nog steeds van wanneer ik Tinus weer een verhaaltje kan laten schrijven over hoe hij ditmaal weer een aanvaring heeft gehad met een typetje ‘pandjesjas met retro knijptoeter’.
Nee, een fan van die bakbeesten zal ik nooit echt worden, maar wist je dat ik zelfs even een relatie heb gehad met iemand die helemaal weg is van die dingen? Goh, wie had dat gedacht? Van een gespeelde haat hebben voor zoiets tot daten met Miss Bakfiets.

Het keurige okergele pak en lakleren schoenen

Als je Patrick Wilson in de rol van Dan Dreiberg (Nite Owl) uit Watchmen had geraden als de modelpersoon van Tinus Icket, dan had ik dat wel echt heel bijzonder knap gevonden. Het leek mij ook vrijwel onmogelijk om je precies hem voor te stellen bij een complex en tegelijk zo verfijnd karakter als Tinus. Ik heb zelf ook jaren echt geen idee gehad wie ik voor mij zou moeten zien, iedere keer dat ik Tinus in mijn hoofd had. Dat veranderde echter toen 10 jaar geleden Watchmen werd verfilmd, een superheldenverhaal waar ik daarvoor het bestaan nog niet eens van kende. Een heerlijk ruig verhaal met kleurrijke personages dat zich afspeelt in een alternatieve versie van de werkelijkheid. Het was alsof het zo was voorbestemd. En, heel slecht, de eerste keer dat ik deze film zag, bekeek ik hem in een slechte camversie met belabberde geluidskwaliteit. Het gekke is echter dat dit het cultgehalte van het verhaal alleen maar versterkte, waardoor het kijken naar deze film meteen al een bijzondere zit opleverde. Toch, ik kan je aanraden, als je iets hebt met Zweedse actrices en je wilt Malin Akerman in de beste beeld- en geluidskwaliteit kunnen bewonderen in haar Silk Spectre II-kostuum, dan moet deze film écht niet in een slechte camversie gaan kijken. Daar kwam ik wel achter toen ik het genot had de film een keer in HD te zien.
Terug naar ons modelpersoon. Tinus is niet zomaar een figuur. Om hem goed te kunnen omschrijven moet je óf heel veel verhalen van hem hebben gelezen óf je moet in mijn hoofd zitten. De gewoontes en kenmerken die je een personage meegeeft, gaat vaak vanzelf en is veelal gebaseerd op een gevoel. Jouw karakter gelijkstellen aan een (werkelijk) bestaand figuur is in de meeste gevallen dus vrijwel onmogelijk. En in het geval van Tinus Icket was mijn idee van wat voor persoon hij precies moest voorstellen altijd bijzonder specifiek geweest. Tinus neigt heel erg naar de man die perfectie wil uitstralen en dat tegelijkertijd natuurlijk helemaal niet is. Hij is bijziend, heeft keurig kapsel wat helaas in geen enkel tijdperk echt in de mode is geweest, hij weet zichzelf met uiterst gemak in de meest onhandige situaties te manoeuvreren en hij lijkt ook nog eens heel erg op mij. Toch straalt Tinus wel de rust en zelfverzekerdheid uit van een man die het keurig voor elkaar heeft en zich nergens echt druk over hoeft te maken. Een antiheld is hij niet, maar hij staat ook wel erg ver van de gevierde strijder die als een voorgrondfiguur een groot verschil maakt binnen de maatschappij. Tinus is een gewone man, geen superheld, maar een reporter die zichzelf als Clark Kent ziet en hooguit wat Superman ambities heeft, maar zelf ook wel door heeft dat hij het meest doorgaat voor Peter Parker, zonder een hele webinterface. Toch staat ook Tinus graag in de sportschool en doet hij er alles aan om zo voornaam mogelijk voor te komen. Sullig op z’n tijd, maar voorbeeldig in zijn gedrag en een geweldige collega om mee samen te werken, zo heb ik mij Tinus altijd voorgesteld.
Het wachten was daarom op die ene scène die voor mij in één klap duidelijk moest maken welk gezicht ik op Tinus zou plakken. Met de filmquote “We were supposed to make the world a better place. What happened?” in het achterhoofd, kijkend naar Dan Dreiberg die moedeloos plaats neemt op de trap van een metrostation met het Nite Owl-pak op de achtergrond, wist ik meteen wie mijn Tinus Icket zou moeten worden. Vanaf dat moment had het ook geen nut meer voor mij om mij met andere potentiele modelpersonen voor hem bezig te houden. Dan Dreiberg, in zijn okergele pak en zijn brede rij witte tanden vertegenwoordigde voor mij vanaf dat moment het personage dat zo dichtbij mij staat. Zijn ongemakkelijk manier van glimlachen, zijn onbeholpen manier van doen en tegelijkertijd zo’n prominente rol in het verhaal invullen, maakte dat ik alles zag samenkomen in dit ene figuur. Tinus Icket wordt dus ook niet zomaar voorgesteld door de acteur Patrick Wilson. Want dan had ons TN-karakter net zo goed gebaseerd kunnen zijn op de schurk King Orm (Aquaman 2018), eveneens door hem vertolkt. En hij is ook niet alleen het personage Dan Dreiberg, maar echt de combinatie van Patrick Wilson in de rol van de gepensioneerde Nite Owl mét zijn okelgele pak en zijn veel te grote jaren ’80-bril. Dat is Tinus Icket.

Fragment uit ‘Lang voordat ik grijs werd’

Verwachtingsvol borg Tinus daarom de aantekeningen van zijn eigen nieuwsbijdrage op en wierp hij, ijdel als hij is, nog even een vluchtige blik in de spiegel. Hij fatsoeneerde zijn colbertje en deed zijn uilenbrilletje weer op om zijn bijziendheid te compenseren. Op dat moment zwaaiden de dubbele deuren naar de afdeling geluidloos open. Precies op het tijdstip waarop mijn introductie stond gepland, escorteerde Rina Oddel mij de redactievloer op. Meteen werd ik hartelijk verwelkomd door de goedlachse Tinus. Een brede rij witte tanden en gladgeschoren gelaat vervolmaakten zijn onberispelijke uitstraling. Ook zijn keurige okergele pak en lage lakleren schoenen droegen bij aan zijn werkelijk smetteloze uiterlijk. De pols van zijn linkerhand hield hij een fractie gebogen om zich nog even van de tijd te vergewissen, waarna een cirkelvormige lichtweerkaatsing van zijn Rado horloge over het plafond flitste en hij mij letterlijk met open armen kwam begroeten.

Overige kenmerken van Tinus Icket:

  • Tinus is super ijdel. Dat ben ik zelf ook wel een beetje, maar Tinus is en blijft een uitvergrote versie van mijn karaktertrekken. Zowel hij als ik het beide belangrijk om er goed en verzorgd uit te zien, maar Tinus slaat daar echt wel een stuk in door. Bij Tinus moet alles smetteloos zijn!
  • In tegenstelling tot ikzelf is Tinus harstikke bijziend. Dit verklaart zijn uilenbrilletje.
  • Tinus heeft hele duidelijk neurotische trekjes.
  • Tinus trekt de rol van leider naar zich toe bij afwezigheid van Victor Anished.
  • Tinus is ook uiterst zorgvuldig in zijn manier van spreken. Hij denkt altijd goed na voordat hij iets zegt om er zeker van de zijn dat hij niet iemand tegen de borst stuit of iemand kwetst. Wat anderen van hem denken, vindt hij ook erg belangrijk.
  • Tinus is de kleinzoon van een duivenmelker. Hier opnieuw een overeenkomst: mijn opa was duivenmelker!
  • Is het iemand trouwens wel eens opgevallen dat het artikel ‘Stationsbevolking’2x op de TN staat? Hoewel, op 1 mei 2009 staat het artikel geplaatst onder de naam ‘Stationbevolking’ en op 31 mei 2009 staat het onder de naam ‘Stationsbevolking’. Dat zal toch geen … zijn? Ik ga er maar vanuit dat Tinus in beide gevallen op platform 9 ¾ stond (zie verderop ‘Verhaallijn(en) en de opmerking over verschillende tijdlijnen).

Verhaallijn(en)

Nieuw bij de portretten is dit onderdeel ‘Verhaallijn(en)’. Ik gebruik het voor mezelf om wat aantekeningen kwijt te kunnen om een startpunt te hebben waar ik met het TN/WSNOI-karakter naar toe wil. Als je helemaal nog geen idee wilt hebben wat ik voor deze figuren in petto heb en dat liever gewoon gaandeweg in het boek leest, dan adviseer ik je deze tekst over te slaan. Het kan plotspoilers bevatten.

( Let op! Bevat serieuze plotspoilers! )

Eén van de eerste boeken waar ik mij na het gereedkomen van ‘Gekalibreerde gedrochten’ op wil storten is ‘Het toeval wil…’, met daarin een beschrijving van de visie van Tinus/mijzelf waarom ik er zo sterk in geloof dat toeval niet bestaat tezamen met enkele eerdere hier op de TN gepubliceerde artikelen die gerelateerd zijn aan het al dan niet bestaan van toeval.
Mensen die eerder dan op de Tycoon Newspaper al in hoofdstuk ‘Knetter’ al hebben kunnen lezen dat er twee karakters in de GG voorkomen die Joaquima en Phínique heten, zouden zich kunnen hebben afgevraagd of er dan niet een enorme plot hole in het Rijk van WSNOI aan het optreden is. Immers: uit ‘Lang voordat ik grijs was’ hebben we kunnen opmaken dat zowel Achmed en Rina jonge mensen zijn en dat Tinus in elk geval ‘iets ouder is dat een jonge twintiger’, maar wanneer Joaquima zich voor het eerst aan Achmed voorstelt, meent Achmed toch stellig dat zij er jonger uit ziet dan hem. Wanneer je dan bedenkt dat in een losstaand verhaal als ‘Raining Chestnuts’ Joaquima en Phínique in de familie Icket nog hele jonge meisjes zijn, dan zou je gauw gaan denken dat ‘Raining Chestnuts’ zich dus afspeelt ruim vóór de GG. Wel, tot zover klopt dat, maar dat zou ook betekenen dat Tinus Icket in het begin van de GG al met Jenny Icket samen is en dat – aangenomen dat Phínique en Joaquima dan tenminste al iets ouder zijn dan 18 – hij wel tegen de veertig moet zijn. Wel, hier lijkt er toch iets mis te gaan: Patrick Wilson was 36 toen hij de rol van Dan Dreiberg vertolkte. Dus, hoewel ik mijn karakters niet werkelijk een leeftijd wil meegeven, zou dit impliceren dat Tinus Icket aan het begin van de GG rond de 36 was. Prima, laat dat een paar jaar meer of minder zijn. Stel dat Joaquima pak ‘em beet 20 was toen Achmed haar voor het eerst ontmoette, dan moet Tinus toch evengoed een hele jonge vader zijn geweest als hij de vader is van beide meisjes van de zeppelincrew. Hier komt de twist: zodra Tinus in ‘Knetter’ aan boord stapt van ‘Groen Licht’ hebben Tinus en Jenny elkaar nog helemaal niet ontmoet.
En wat nog meer is: Tinus Icket gelooft op dat punt nog helemaal niet in voorbestemming… (vanaf hoofdstuk 16 ongeveer zal daar verandering in komen).
Hoe deze hele samenstelling van feiten dan toch kan blijven kloppen, kan alleen als er sprake is van meerdere tijdlijnen…
… of… Tinus Icket is niet de vader van Joaquima en Phínique…
Ach. Ben je serieus nog verbaasd in een wereld waarin karakters worden verzonnen die zelf personages bedenken/ voortbrengen (denk aan Kornelis Oflook en Graaf Schaurig)?
Niet Karel Riemelneel maar Tinus Icket zal (vooral in de vertelling van de GG) verantwoordelijk zijn voor het op de redactie aannemen van enkele ‘oude vertrouwde’ zoals Wilburt Eerman én Karel Riemelneel zelf. Over Karels aanstelling is zelfs eerder in de Tycoon Newspaper Archieven al iets verschenen: De Tycoon Newspaper is een groot journalist rijker
Tinus zal in GG boek 2 het eerste geheim ontdekken van de repeterende zinsnede ‘Dimensies bestaan bij de gratie dat we ze verzinnen’.
Dat Victor vroeg in de vertelling van de GG protesteerde toen Tinus opperde om Achmed mee te laten gaan naar de plaats van de beving komt heel veel later in de GG nog eens terug, met de reden waarom…

TN-artikelen waar Tinus in voorkomt of door hem geschreven zijn:

(aangezien dit er nogal wat zijn, heb ik ervoor gekozen om alleen mijn persoonlijke favoriete, de beste en meest noemenswaardige artikelen hier te vermelden)

STEM OP HET VOLGENDE PORTRET!

Even als met het voorgaande ‘Een portret van…’ trakteer ik jullie wederom op de mogelijkheid om jullie zelf over het volgende portret te laten beslissen.
Voor de volgende editie kunnen jullie bepalen over wie ik een portret zal schrijven. Je mag stemmen op de volgende personages:

  1. An de Gang
  2. Abdel Dezertecon Kretonshos
  3. Ed Cetera

Het stemmen werkt zo:

  • Jouw absolute voorkeur geef je 5 punten.
  • Hij of zij waar je ook tevreden mee bent 3 punten.
  • Wie nog wel even kan wachten geef je 1 punt.
  • Jouw stem telt alleen indien je een totaal van 9 punten hebt uitgedeeld.
  • Je kunt stemmen tot precies 1 maand na het verschijnen van dit portret (30-01-2020 is dus de laatste stemmogelijkheid)

Let op met op wie je stemt want:

  • Na de volgende twee portretten kun je in elk geval weer op het personage stemmen die als tweede eindigt. Lees: het eerstvolgende en daarop volgende portret wordt dit personage niet als keuze aangeboden.
  • Het personage met de minste stemmen komt op z’n vroegste over drie portretten pas terug.
  • Op wie je stemt kan ook invloed hebben op de sterren die je kunt verdienen met de actie hieronder.
    Je kunt met het stemmen zelf niets winnen.

RAAD HET MODELPERSOON EN WIN STERREN!

Ook nieuw vanaf het komende portret is het winnen van sterren door te gokken wie ik als modelpersoon voor mijn personages hanteer. Kijk op de nieuwe pagina met redactieleden om te ontdekken hoeveel sterren je per personage kunt verdienen en geef hieronder bij de commentaren door wie jij denkt wie de modelpersonen zijn. Vermeld dus bij iedere stem wie het modelpersoon van jouw keuze is. Let op: per karakter mag je maar één keer gokken.
EXTRA: Is jouw 5 punten-stem het eerstvolgende portret én je hebt het modelpersoon correct geraden? Dan verdien je een extra cheque van 500 sterren!

“Goedenavond, meneer. Ik zoek het boek met de titel ‘Wetten der Natuurkunde’. Kun u mij vertellen waar ik deze kan vinden?” informeerde een jonge bezoeker enkele dagen na de opening van de Grote Bibliotheek hoopvol.
“Jazeker. Die kun je vinden in de sectie ‘Mysteriewetenschappen’,” legde ik het kereltje uit, “in het vierde pad links, derde vak, direct onder de ‘N’ van ‘Natuurlijk Medeweten’.”
Zonder om te kijken wees ik instinctief schuin achter mij, precies naar het pad waar de jongeman het gevraagde boekwerk kon vinden. Hij zal het vast nodig hebben gehad voor zijn studie.
Na enige tijd verwijderde ook deze laatste bezoeker zich uit de Grote Bibliotheek en kwam er weer een werkdag tot een einde, wat dikwijls betekende dat ik dan juist bleef hangen en ik wat boeken ging lezen. Althans, zo zou het normaal moeten gaan. De jonge student oogde tevreden met het gevonden exemplaar en verdween met het sluiten van de deur via de trechtervormige hal. Vervolgens stond ik langzaam op en sloeg juist wat eigen leeswerk dicht toen de entree opnieuw gesloten leek te worden, een soort déjà vu ervaring. Het kereltje was niet opnieuw naar binnen gelopen en er viel ook niemand anders bij de dubbele deuren te bespeuren.
Dat was natuurlijk Victor, was meteen mijn overtuiging. Ik had hem eigenlijk al wat eerder verwacht.
“Mijn complimenten voor je mooie werk,” sprak zoals verwacht de stem van Victor. Hij deed dat zonder mij vooraf te groeten en het liet mij niet eens meer schrikken zoals hij zo plotseling, zonder evenredige verplaatsing vanaf de dubbele deuren, in mijn ooghoek verscheen. “Je mag trots zijn op de inspanningen die je de afgelopen maanden hebt verricht, jongeman.”
“Dank je,” antwoordde ik trots, met iets parmantigs in mijn stem. “Is er iets wat ik voor kan je doen?”
“Oh nee, nee, niet meer vandaag,” protesteerde Victor met geforceerde vriendelijke toon. “Jij gaat zo lekker naar huis. Of je dat nu wilt of niet. Behalve dat ik hoop dat je nog even voor me hebt om te horen wat ik de komende tijd voor je heb bedacht.”
Victor deed zich gemakkelijk voorkomen, net zoals ikzelf overigens. Toch was het autoritaire aan de manier waarop hij de woorden sprak niet te missen. Hij had een belangrijke boodschap voor me. Dat leidde ik er meteen uit af.
“Maar natuurlijk,” reageerde ik geïnteresseerd. “Je hebt een nieuwe uitdaging voor me, neem ik aan?”
“Zeker,” sprak hij beslist. “Ik wil namelijk dat jij je de komende periode vooral op het schrijven gaat storten.”
“Oh, maar daar ben ik erg blij mee,” reageerde ik verheugd en mijn stem maakte een sprongetje. “Dat wil ik graag gaan doen.”
“Mooi zo,” grijnsde Victor. “Daar rekende ik al op.”
Met een rechte rug kwam hij naast mijn bureau staan en plaatste zijn vingers van één hand gespreid op mij bureaublad. Hier kwam de ernst.
“Luister goed, mijn vriend. Zoals je weet heb ik mijn handen vol met jullie, als het gaat om het leiding geven op onze afdeling, dus ik zou het erg plezierig vinden wanneer jij een last van mij kunt overnemen.”
Victor schraapte zijn keel.
Hierop bracht ik rustig, maar bijna niet te verstaan het woord ‘oké’ uit en luisterde verder aandachtig.
“Ons nieuwsblad mag zich op dit moment al erg tevreden stellen met de huidige oplage, maar een krachtige impuls is beslist nodig, als we met de ontwikkelingen van de toekomst rekening willen houden. We zijn daarom met een taak belast die het aanzien van de Tycoon Newspaper moet doen veranderen. Ons blad onderscheidt zich nu al van de rest van de wereld, alleen is ‘bestverkopend’ tegenwoordig niet meer genoeg. Die respectabele positie is zowel benijdenswaardig als fragiel, zeker op dit moment nog. Er hoeft maar ergens een halfbakken superheld op te staan en de concurrent ziet kans om hier op in te haken en zich op te werken door een dergelijke ontwikkeling om te zetten naar een mediasensatie. De Tycoon Newspaper zal in zo’n geval vanzelfsprekend niet in achterblijven, maar de concurrent mag niet de kans krijgen zich te accelereren. Wat ons blad daarom nog mist, is zoiets als een ‘Page Three girl’, een pagina waarvoor…”
Hier moest ik Victor toch even onderbreken.
“Sorry, Victor, maar bedoel je nu werkelijk dat ik me op centrefolds moet gaan richten?” Ik was zowel geschokt als geamuseerd en proestte daarom een beetje. Tussen mijn gefronste wenkbrauwen trok zich spontaan een diepe rimpel. “Dat is in elk geval een stuk minder stoffig dan mijn werk hier in de bibliotheek!” concludeerde ik met een dikke lach in mijn stem.
“Hou je kop er even bij, Achmed,” reageerde Victor ineens behoorlijk geagiteerd. “De kranten werken zich op dit moment op in hun posities binnen de markt, in een tijd waarbij de wereldpers ‘booming business’ is en jij zit hier op voorhand mijn voorstellen belachelijk te maken? Hou je hoofd er even bij, wil je?”
Hij hief z’n gespreide vingers in een snelle beweging van mijn bureau op en verborg ze gebelgd onder zijn mantel.
“Het zou je sieren wanneer je wat meer respect toont voor de kansen die de Tycoon Newspaper je biedt.”
Om zijn woorden extra kracht bij zetten, wendde mijn meerdere zich van mij af en liet ik onwillekeurig mijn blik naar de Bronzen Pen glijden, die fier in een sierlijke houder op mijn bureau prijkte. In gedachten verzonken realiseerde ik dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend was dat ik hier nu op deze stoel zat. Als ik dacht hoe mijn collega’s nog weleens terecht of onterecht een veeg uit de pan van hem kregen, dan had Victor mij tot dan toe steeds het hand boven mijn hoofd gehouden. Gevoed door het standje van Victor van zojuist voelde ik mij op dat moment meer beschaamd dan ik waarschijnlijk had hoeven zijn. Zijn toorn had in elk geval z’n uitwerking niet gemist.
“Het spijt me,” bracht ik na een kort moment voorzichtig uit. “Ik had niet zo…”
“Het is al goed, Achmed,” reageerde Victor kort.
Hij bekoelde en keerde zich weer naar mij om. Een slinkse glimlach krulde zich zelfs rond zijn mondhoeken.
“Waar ik wil dat jij over gaat schrijven zijn monsters, gedrochten zoals draken, weerwolven, serpenten, kwelgeesten, watermonsters, bosgeesten, aardmannen, fantomen en andere boosaardige wezens die het volgens de overleveringen op onze levens hebben gemunt.” Bij ieder wezen dat door Victor werd opgenoemd had zijn stem steeds een octaaf hoger geklonken.
Monsters? dacht ik. Dat klonk toch ineens een stuk minder ‘opwindend’ dan het idee van de ‘Page Three girl’ mij had voorgekomen. In plaats van ontblote dames in ons dagblad, zouden onze lezers griezels voorgeschoteld krijgen? Ik hoopte toch dat hier een goed doordacht commercieel plan achter schuilging. Toch, ditmaal hield ik mijn opmerkingen voor me en luisterde ik met gepaste belangstelling.
“Je denkt nu vast aan waarom we het vrouwelijk schoon voor gedrochten vervangen, is het niet?”
Victors eerdere glimlach had nu plaats gemaakt voor een milde grijns. Ikzelf knikte en bloosde, hetgeen Victor van genoot.
“Waarom monsters?” durfde ik hem duidelijk gearticuleerd te vragen, om geen afbreuk te doen aan mijn verbazing.
Zijn grijns werd nu scherper en de twinkeling in Victors ogen verried dat hij zich op dit moment verheugd had. Zijn met verband omwikkelde handen werden weer zichtbaar. Hij vouwde ze statig voor zijn buik.
“Je zou trouwens moeten weten dat centrefolds en Page Three girls niet op dezelfde pagina te vinden zijn.” Hiermee greep Victor nog even terug op het voorgaande en knipoogde. Op mijn vraag kreeg ik geen antwoord.
Het was zijn stelling die mij aan het denken bracht, zodat ik het voor het antwoord in mijn linker ooghoek zocht. Het volgde moment zag ik Victor ineens in het verlengde van die richting staan, waar hij kort daarvoor nog rechts van me had gestaan. Tijd om me te verbazen over eveneens een onevenredige verplaatsing kreeg ik niet, nu Victor mij van mijn nieuwe taakinvulling op de hoogte bracht:
“Wat jij gaat doen, Achmed, is het zo zorgvuldig mogelijk documenteren van alle mogelijke monsterverhalen die je maar kunt verzinnen. En met ‘alle mogelijke monsterverhaal’ bedoel ik ook echt dat je voorlopig wel even zoet zult zijn met het schrijven van deze verhalen, want ik zie er persoonlijk op toe dat er geen monster is die je zult vergeten. Vampieren, vleesetende stieren, verschrikkelijke meerminnen, harpijen, het monster van Frankenstein, kraken, gremlins, cyclopen en zelfs Bigfoot en het monster van Loch Ness. Je mag er niet één overslaan. Al deze monsters zul je tot in het fijnste detail met inkt op papier invangen, vastleggen in het grote monsterboek van de Tycoon Newspaper alsof alleen hoe jij het schrijft de absolute waarheid over deze gedrochten kan zijn. En ik noem ze de ‘gedrochten’, omdat dat de term is die jij voorlopig voor deze afzichtelijke wezens zult bezigen. Het boek dat jij zult schrijven… heet…”
Victor sloot heel even zijn ogen om zijn longen vol lucht te zuigen en sprak zorgvuldig:
“… de Gekalibreerde gedrochten.”
Met verwijde pupillen keek ik mijn mentor aan. Ik keek hem recht op zijn rug, waar hoofdzakelijk zijn mantel mijn beeld vulde, zo dicht bij mijn bureau stond hij. Ik kon ieder pluisje van de dikke lichtbruine stof onderscheiden. In het grauwe schijnsel hief hij vervolgens zijn kin op en keek hij naar de glas-in-lood-voorstelling hoog boven ons.
“De Gekalibreerde gedrochten…” herhaalde hij op fluistertoon.
Op de achtergrond viel er een boek om. Onder de ‘N’ van ‘Natuurlijk Medeweten’ gokte ik. Een bladwijzer die ik aldoor in mijn hand had gehouden, terwijl ik een boek dat ik las met het andere geopend hield, plaatste ik tussen de pagina’s en legde het terzijde.
“Maar ik dacht dat ik artikelen voor een krant moest gaan schrijven?” vroeg ik ineens, terwijl Victor nog zweverig voor door de Grote Bibliotheek staarde. “En niet een heel boek.”
“Het zijn de verhalen uit het boek, de Gekalibreerde gedrochten, waarmee je het katern zul gaan voeden, sufferd,” verklaarde Victor, terwijl hij zich weer naar mij toekeerde. “En het is deze pen waarmee ik wil dat je de verhalen zult gaan schrijven.” In dezelfde beweging waarin hij zijn woorden bracht, nam hij de Bronzen Pen in zijn handen en hij bracht het demonstratief tussen zijn duim en wijsvinger voor mijn neus. “Het is de hele reden waarom ik jou deze pen heb laten geven. Want het schrijven van deze verhalen moet speciaal voelen. Ik wil dat je het als een eer beschouwt dat je deze kans krijgt en daarom deze pen als waardevol instrument respecteert en je jouw ziel in het schrijven zult leggen.”
Victor keek me strak aan. De Bronzen Pen hing als een waas in mijn blikveld zoals Victor mij van zijn boodschap probeerde te overtuigen.
“Achmed, zul je mij beloven dat je vol toewijding en naar mijn instructies aan deze monsterklus zult beginnen?”
Daar was dat woord weer, dat ik zelf eerder had gehanteerd voor het inruimen van deze bibliotheek. Alleen drong het toen pas tot mij door waarom Victor Anished en Fritsz Otto Graaf mijn woordkeuze toen zo ‘interessant’ hadden gevonden.
“J-ja natuurlijk,” antwoordde ik hem, terwijl ik mij bewust werd van het speeksel dat zich onderin mijn mond had gevormd doordat ik enige tijd met open mond naar hem had zitten luisteren. “M-moet ik echt over álle monsters iets schrijven?” wilde ik nog van hem weten.
“Absoluut,” antwoordde hij gedecideerd, “van ieder gedrocht wil ik dat jij er een eigen verhaal van vastlegt.”
“Maar, als ik vragen mag, waarom moet ik eigenlijk van deze toch wel bekende monsters nieuwe verhalen schrijven? Er zijn toch al zoveel boekwerken waar eerdere auteurs hun mythes en legendes in beschreven hebben? Hoe verwacht je dat dit een onderscheidend impuls voor de Tycoon Newspaper zal opleveren?”
Hierop pakte Victor mijn beide schouders stevig vast, zodat de muffe geur van zijn verband mij tegemoet kwam.
“Dat is omdat jij de verhalen zult schrijven, Achmed, én omdat jij deze gedrochten zal kalibreren.”
“Kalibreren? Maar wat heeft kalibreren überhaupt met monsters te maken? Heeft dat niet meer met afstellen en bijstellen van apparaten te maken?” protesteerde ik voorzichtig.
“Dat kan misschien zo wezen, maar hou jij jezelf maar gewoon voor dat het betekent dat je de verhalen zó schrijft zoals nog nooit iemand anders naar deze gedrochten gekeken heeft. Jij legt ze op een uiterst unieke manier vast, met déze pen. En je zult zien dat je alle kranten die het vrouwelijk schoon aangrijpen om er het imago van hun dagblad mee op te leuken het nakijken geeft.”
Voor een moment leek de kans dat uitgerekend ík dat kon mij zo onwaarschijnlijk dat ik erg mijn best moest doen om mijn natuurlijke reactie om het tegen te willen spreken moest onderdrukken. Victors autoriteit drukte te zwaar op mij, zodat ik niets anders kon uitbrengen dan een instemmend ‘oké’.
Verrukt schudde hij mij nog eens aan mijn schouders en liep vervolgens breed glimlachend naar achteren.
“Fantastisch! Ik wist dat ik op je kon rekenen.”
Hij wreef even in zijn handen en liep verblijd op zijn tenen naar achteren.
“Achmed, ik beloof je dat je er helemaal in op zult gaan.” Met duim en wijsvinger hief hij een hand op om zijn woorden te ondersteunen en draaide zich vervolgens om richting de uitgang.
“Dank je, Achmed,” zei hij terwijl hij nog even omkeek. Maar zodra hij bijna bij de deur was, bedacht hij zich nog even.
“Oh, wacht even,” en hij draaide zich nog een laatste maal naar mij om.
Ik was ondertussen gaan staan en richtte mij nog altijd tot mijn leidinggevende, mijn mentor.
“Ja, Victor?”
“Er is toch wel een monster waarvan ik liever heb, nee, waarvan ik beslist wil, dat je daar niet over schrijft.”
“En dat is?”
Victor liet zijn blik ergens in de bibliotheek rusten en sprak na opnieuw een teug lucht te nemen: “De Schaduwman. Daar mag je onder geen beding een verhaal over schrijven.”
De blik waar Victor mij nu mee aankeek was überhaupt met geen pen te beschrijven. Maar ik kon koude rillingen door mijn ruggenwervels voelen trekken als een dunne staal bloed dat zich langzaam een weg naar mijn onderrug zocht. Zo kil als hij mij aanstaarde hield ik niet lang vol. Daarom keek ik even opzij en zodra ik besloot om weer in zijn richting te kijken, was Victor weg, zoals alleen hij dat zó abrupt kon.

Voor een moment keek ik langs de rand van mijn koffiekopje om mij ervan te vergewissen dat er zich niet alweer een bizarre trilling had voorgedaan. Het moet zeker een week zijn geweest na het accepteren van de ‘monsterklus’, toen ik weer eens als laatste achterbleef in de Grote Bibliotheek. Opmerkelijke verschijnselen hadden mij op die avond al meer dan eens aan mijn verstand doen twijfelen. En het werd hoe langer ik aan de ‘Gekalibreerde gedrochten’ schreef hoe erger. Hele boekenplanken leken soms te zuchten wanneer ik mijn ritmische halen maakte met mijn Bronzen Pen. Stof dwarrelde neer op de rug van mijn handen als gevolg van deze onverklaarbare, subtiele luchtverplaatsingen. En, als ik niet beter wist, zou ik nog haast gaan denken dat de energie waarmee het op mij neerdaalde, zachtjes bezig was om wreed in mijn huid te branden.
Te laat besefte ik dat ik een sprong in het diepe had gemaakt, zonder tijdig een hap lucht te nemen. Mijn rechterhand maakte aanvankelijk nog sierlijke bewegingen als die van een dirigent tegenover zijn orkest. Alleen was het hier geen muziekgezelschap dat zich aan mijn aanwijzingen onderwierp, het was de roodbruine inkt uit de Bronzen Pen dat lijdzaam vloeide en willoos op het gedoemde papier neerstreek. Met intense krachten beet het zich in het perkament en vormde het er de zware woorden die lange sporen trokken in mijn armzalige bestaan. Op de achtergrond knisperde er iets onaards, dat klagerig schrapend en onaangenaam van links naar rechts door mijn schedel schoof, vergezeld door diepe steunende pianoklanken. Het was er voortdurend, zolang als dat ik schreef, en ik twijfelde er nog aan of ik deze geluiden wel echt aan het inbeelden was. Dit was groot. Vele malen groter dan ikzelf. Ritmisch danste mijn pols op en neer. Mijn vingers musiceerden. Mijn focus op wat ik voor gruwelijks aan het oppennen was, trok al mijn aandacht naar het papier, zodat al het andere er omheen verdween. Rondom mijn tunnel was alles één grote waas. De Grote Bibliotheek vervaagde snel en al wat ik nog zag waren de tekens die mijn hand beschreef. Gejaagd vlogen ze door mijn beeld en ik bereikte al ras het punt dat de kroon opnieuw in de inktpot zeeg. Compulsief reeg ik woord aan woord en kreeg ik door wat ik op het papier aan het overbrengen was zowaar bijna hoogtevrees. Een ongrijpbare energie, die samenwerking weigerde met die van de zwaartekracht, dreef mijn geest door een bergachtig landschap, zodat mijn lijf onderdanig bij de schrijftafel achterbleef. Mijn schrijvende ziel had zich losgerukt uit mijn stoffelijk gedaante en was zo opgestegen naar een alternatieve realiteit. Krassende geluiden drongen zich plots aan mijn zintuigen op, toen de lucht almaar ijler werd en ik een soort motor hoorde ronken. Ik had het idee dat ik vloog. En hoewel ik mij tot het uiterst inspande om mijn geest weer helder te krijgen, kreeg mijn onderbewuste de overhand en beleefde ik in eigen persoon de inspiratie van mijn monsterverhaal. Het zou mijn eerste echte uittreding worden van de ettelijke astrale projecties die ik nog zou doormaken die in dienst stonden van mijn maniakale research voor mijn verhalen. Het helse beest waarvoor ik buiten mijn lichaam mijn inspiratie kwam opdoen was een vliegende gedrocht. En het was er niet één. Nee, het waren er misschien wel duizenden. De beschrijvingen over dit monster, dit wanstaltelijke gedrocht, moesten compleet zijn, en, bovenal, het moest origineler zijn dan iedere eerdere publicatie.
Voor ik het wist, vloog ik zelf door de Grote Bibliotheek – of althans in de denkbeeldige alternatieve versie ervan – en werd ik door de lange gangen getrokken, langer dan ze werkelijkheid waren. Stellingen vol met de boeken die ik er zelf had geplaatst, raasden aan mij voorbij. Met kosmische snelheden flitsten de titels door mijn hoofd en aanschouwde ik iedere kaft tot op het kleinste detail. Op de achtergrond kon ik nu ook heel duidelijk de trillingen onderscheiden. Het waren de trillingen die mij normaal al bezig hielden. Maar nu waren ze scherper en prominenter dan ooit. Ze bedreigden mij in het verkrijgen van mijn inspiratie. Ze kringelden langs de randen van de stellingen, alsof het een afzichtelijk en enorm zwart wezen betrof dat met imposante proportie boven de stad bewoog. Alleen was die stad nu mijn bibliotheek. Het leek haast wel alsof die trillingen in de gaten hielden hoe ik mijn informatie verkreeg. Met een snelheden van wel honderden kilometers per uur vloog mijn geest voorbij wel duizenden boekwerken. Dit ging aan alle realiteit voorbij. De trillingen kregen nu langzaam een gestalte en terwijl ik op mijn onmogelijke tempo door een boekerij schoot die nog onmogelijk veel groter was, bleef het immense trillingenmonster als een constante factor hoog boven mij op de achtergrond. En het vrat aan mij; nu de trillingen langzaam opgingen in dikke inktzwarte slierten. Ik zocht koortsachtig naar wat ik nodig had. Ik realiseerde me, dat er noodzaak aan kleefde dat ik tijdig mijn gegevens vond, zodat ik het er misschien wel levend vanaf kon brengen. Maar als de slierten van deze trillingen mij eerder bereikten, dan was ik er geweest.
Ondertussen, in de fysieke wereld, ging het perkament gebukt onder de nu heftiger geworden trillende bewegingen van mijn arm, alsof het een seismogram tijdens een zware aardbeving betrof. Rook steeg langzaam op van het perkament. In mijn recht vooruit kijkende ogen scheen slechts een glazig lichtje en ikzelf zag helemaal niets. Apathisch staarde ik voor mij uit, terwijl de Bronzen Pen leidde een eigen leven leidde. Het laatste flakkerende schijnsel in de olielamp schuin boven mij brandde nu helemaal op en doofde uit. Het was mijn op één na laatste lamp, zodat mijn lichaam nu baadde in het laatste valse licht van een lamp een aantal stellingen verder van mij. Ondertussen begon mijn hele lijf te schudden en draaiden mijn pupillen volledig weg, zodat enkel mijn oogwit nog zichtbaar was.
Sneller dan ik voor mogelijk hield, diepte ik uit de verschillende gewrochten kennis op en wist ik nog maar net op tijd aan de klauwen van de trillingen te ontsnappen. Het schouwspel met het trillingenmonster verdween en mijn geest schoot weer terug naar mijn lijf zoals het deze achter mijn bureau had achtergelaten. Dit terugschieten in mijn stoel ging gepaard wel met zoveel geweld, dat ik er door van mijn stoel viel en er prompt de Bronzen Pen van uit mijn handen liet vallen.

Het volgende moment voelde ik hoe mijn maag opspeelde, toen G-krachten mij een tuimelende sensatie bezorgden. Met de reflexen die in werking treden wanneer je uit je bed valt, zocht ik naar iets om mij aan vast te klampen. Paniekerig trok ik mij met links aan iets op wat mij een metalen romp leek, terwijl ik me met mijn rechterhand aan iets vasthield wat een stuur bleek te zijn.
“Achmed, wat bezielt je!? Trek ons op. Nu!” klonk ineens koortsachtig de stem van Tinus Icket, “Optrekken, of we slaan nog op het Spui te pletter!”
Een stoot adrenaline waar je ‘U’ tegen zegt, maakte zich plots van mij meester, terwijl ik ijlings probeerde vat te krijgen op mijn nieuwe werkelijkheid. In plaats van het glas-in-lood van het dak van het redactiegebouw was nu ineens op dezelfde plek de hemelboog zichtbaar, al draaide deze in een verontrustend tempo om mij heen. In mijn strottenhoofd begon zich uit misselijkheid een voorraad maaginhoud te verzamelen. Van de gehele bibliotheek, of het nu de echte of mijn ingebeelde grotere versie ervan betrof, was geen spoor meer te bekennen. De strakblauwe lucht hield maar niet op met cirkelen, terwijl oplagen van de Tycoon Newspaper door mijn beeld vlogen alsof we samen in een tornado terecht waren gekomen. Mijn aandacht voor de inspiratie van mijn verhaal vervloog en maakte plaats voor overlevingsdrang. Waar was ik in hemelsnaam in beland? Het was een vraag waar ik gauw antwoord op kreeg toen twee mannenhanden zich plotseling tegen de mijne aan het stuur vastklemden en er de controle overnamen. Het waren de handen van Tinus, die het vliegende gevaarte waar ik kennelijk in zat, trachtten te stabiliseren door het stuur recht te trekken. Op één of andere manier zat ik vanuit het niets in één van de Postduiven uit onze vloot en was ik blijkbaar bezig deze in kurkentrekkende beweging op het Spui te laten neerdalen. Om te voorkomen dat we er onfortuinlijk mee zouden neerstorten, trok Tinus uit alle macht aan de trekknop die de mechanisch klapwiekende vleugels deed inklappen, omdat we anders niet uit de tollende beweging zouden raken. Zoals verwacht vouwden de vleugels zich in zoals een ijsvogel deze langs het lijf zou plaatsen voor een duikvlucht, maar daarmee gingen we nog niet terug de lucht in.
“Trek aan het stuur, Achmed! Trek het omlaag!” schreeuwde Tinus naast mij in mijn oor. Hij was uit zijn stoel geklommen om de besturing over te nemen, maar hij kwam niet ver genoeg om de neus met een dergelijke actie op te trekken. Dat moest ik doen. Mijn nieuwe werkelijkheid accepterend, trok ik het stuur zo ver mogelijk naar beneden als maar mogelijk was, waardoor mijn knokkels haast de bodemplaat raakten. Door het inklappen van de vleugels was de gyrocopter nu meer gestroomlijnd, zodat ik merkte dat we sneller gingen. En die gedachte beangstigde me, want ik voelde dat we zouden neerstorten. Boven ons hoofd hoorde ik de rotorbladen al akelig piepen, omdat het mechanisme niet op zulke vervaarlijk steile duikvluchten berekend was. Gyrocopters zijn standaard van propellers voorzien, zodat rechtop stijgen of loodrecht dalen veel natuurlijker voor de constructie van het toestel was. Uit alle macht hield ik het stuur daarom dicht bij de bodemplaat, zodat we deze Postduif in elk geval met in scherpe curve boven het Spuiplein wisten te houden. Op de plek waar één van de twee wielen in de romp zat opgeborgen, schampte de behuizing plotseling een amsterdammertje, net toen ik de helderheid van geest had om een steeg op te zoeken, waarbinnen we onze vaart konden verminderen en we weer langzaam de klim naar veiligere hoogten konden maken. Aan het einde van de Voetboogsteeg week nog juist een aantal mensen die voor friet stonden te wachten uiteen toen wij er precies overheen suisden, maar een echte bedreiging voor hun vormde onze Postduif toen al niet meer.
Een weinig later kwam Tinus vloekend onder de romp van de gyrocopter vandaan, toen we met de Postduif weer veilig op het platform boven de Volière waren geland en kreeg ik van hem de volle laag. Hij had juist de schade opgenomen die het amsterdammertje had aangericht en hij was furieus tegen mij.
“Wat bezielde je in vredesnaam? Achmed, man, was je in slaap gevallen of zo?”
Nog amper bewust van wat zich precies allemaal had voorgedaan, probeerde ik te bevatten wat er aan de hand was.
“Het s-s-spijt me, Tinus. Ik… ik…”
Maar ik wist eigenlijk geen verklaring te geven voor wat er was gebeurd. Het ene moment was ik nog aan het schrijven aan de Gekalibreerde gedrochten in de Grote Bibliotheek en deed ik mijn inspiratie op alsof ik aan het uittreden was. Het andere moment zat ik ineens in een gyrocopter met Tinus de krant rond te brengen. Er zat totaal geen logische opvolging tussen deze twee gebeurtenissen. Niet tenzij je de nacht er tussenuit zou halen.
Toen drong het tot me door: op de dag na mijn avond in de Grote Bibliotheek zou ik met Tinus mijn eerste proefvlucht gaan maken. Om reden van vervangbaarheid, maar ook puur vanwege mijn interesse, had ik mij bij hem aangemeld om zelf ook ons nieuwsblad te kunnen rondvliegen. Maar jeetje, daar zat ruim twaalf uur tussen. Had ik dan zoveel tijd gemist? Hoe bestond het dat ik van het ene naar het andere moment was geflitst? Ik voelde hoe de wind de kraag van mijn vliegeniersjack tegen mijn kin op blies, waardoor ik begreep dat ik inmiddels ook andere kleren aan had. Verwonderd bekeek ik mijzelf en liep ik een paar passen op het landingsplatform. Ik was zo door mijn gedachten opgenomen dat ik Tinus’ verzoek om een verklaring alweer vergeten was.
“Wel, Achmed,” vervolgde Tinus scherp, “krijg ik nog een antwoord van je!?”
Afwezig zocht ik naar woorden.
“Het s-spijt me,” was alles wat ik er uit kreeg. Meer kans om iets te zeggen kreeg ik ook niet, toen bleek dat Victor Anished uit de koepelvormige Volìere naar het platform was geklommen en uitzinnig van vreugde over het platform naar ons toe kwam zetten.
“Dit is geweldig, Achmed!” begon hij verrukt. “Dit is werkelijk subliem!”
Hij stormde met enkele paperassen in zijn handen op me af en greep me ferm en hartelijk bij mijn schouders.
“Ik wist het! Ik was er vanaf het begin al van overtuigd. De Tycoon Newspaper heeft werkelijk goud met jou in handen. Hoe je die vlucht beschreef, die monsterlijke vogels, de vallei, die…”
En terwijl Tinus perplex terzijde stond en gade sloeg hoe Victor in al zijn extase lomp het toneel opeiste, trachtte ik slechts te bevatten wat hier allemaal gaande was. Victor toonde mij opgetogen zijn hagelwitte tandpastalach en trok vervolgens het papierwerk wat hij had meegebracht tevoorschijn. Hierdoor werd mijn aandacht getrokken naar een titel wat in iets grotere letters boven de tekst op het document stond geschreven. In de roodbruine inkt herkende ik mijn eigen handschrift en las er de woorden: ‘Een Stymphalische vlucht’.
“Een meesterwerk,” dikte Victor het nog wat aan, “gefeliciteerd, Achmed, met je eerste monsterverhaal…”

By gsorsnoi | May 17, 2019 - 1:37 pm - Posted in Duimzuigerij, Een portet van ..., Nederlands, WSNOI

De Tycoon Newspaper is aan een nieuwe reeks artikelen begonnen: portretten van haar verslaggevers. In deze serie belichten we de achtergronden van de fictieve personages die op WSNOI en vooral de Tycoon Newspaper al meer dan eens van zich hebben laten horen, maar waarvan het wel eens prettig is om er ook een gezicht bij te zien. Daar deze personen natuurlijk niet echt bestaan en dientengevolge er geen beeldmateriaal van hen te schieten valt, is gebruik gemaakt van foto’s van figuren waarop zij gebaseerd zijn (hiernaar refereert ‘modelpersoon’ hieronder). Al deze portretten zijn in feite groeiartikelen, want zodra een personage zich verder ontwikkelt op deze site, is het ook wenselijk dat dit artikel daarop bijgewerkt wordt. Zo is het voor mezelf ook te gebruiken als handvat om niet per ongeluk van het bedoelde personage af te wijken. We leiden deze artikelen even kort in met een beknopte personalia waarna we dieper inzoomen op hun oorsprong en hun betekenis voor WSNOI en de TN.

Personalia: Querido Noeyer

Functie: Spelbouwer van WSNOI
Andere namen: houtje-touwtje-programmeur, knoeier(t)/qnoeier(d) gameswizard, (programma-)prutser, stuntelige nerd.
Oorsprong naam: Door de eerste letter van zijn voornaam als ‘k’ uit te spreken vormen dat en een net iets andere spelling van zijn achternaam samen het woord ‘knoeier’. Dit verwijst natuurlijk naar het feit dat hij ondanks zijn bekwaamheid in het programmeren soms behoorlijk wat knoeiwerk aflevert.
Modelpersoon: Dennis Nedry (Wayne Knight)
Eerste oer-artikel: N.v.t.
Eerste online-artikel: Spelregels Quiz van de Maand
Uitspraken:
“Gsorsnoi heeft mij nog niet verteld wanneer ik geboren ben, maar dat zal wel ongeveer gelijk zijn geweest met het ontstaan van de Quiz van de Maand.”
“Ons systeem heeft geregistreerd dat je deze pagina probeert te vernieuwen. Die vlieger gaat niet op!”

Meest menselijke karakter op WSNOI

Tot dusver is Querido Noeyer het enige karakter in het Rijk van WSNOI die we vooral van de spelletjessite WSNOI kennen en naar het evenbeeld is gemaakt van een werkelijk bestaand persoon. Stefanie Gotch en Kerbert Rent zijn immers gecreëerd als 3D-modellen. Ik bedacht Querido zo ongeveer in het jaar 2012 toen ik net bij mijn vorige werkgever kwam werken en mij de achternaam van één van onze klanten opviel, die dus ook Querido heet. Je leest het goed: de achternaam, niet de voornaam. Ik vond het zo bijzonder om een nieuwe naam met een letter Q te kennen dat ik de naam ergens voor wilde toepassen. En aangezien dit zich in een periode afspeelde dat ik toch al erg bezig was om bepaalde personages op de TN en WSNOI meer vorm te geven, leek het mij wel geinig om ook een spelbouwer voor de spelletjeswebsite te bedenken. Zo kon ik mij mooi verschuilen achter een fictief karakter en hem de schuld geven van alle bugs die op door al het programmeerwerk onvermijdelijk op WSNOI ontstonden. Ach, fouten maken is menselijk, toch?
Er is een overdaad aan nerds over de gehele wereld. Er valt een hele batterij aan beroemdheden op te sommen die je zonder enige twijfel dit stempel zo zou opplakken. Vooral onder acteurs vind je ze veel. Je zou dus denken dat het mij wel even wat tijd moet hebben gekost om een persoon te selecteren waar ik mijn Querido op zou baseren, maar ik was daar toch al gauw uit. Ik zag Querido namelijk direct voor me als een vadsige neuspeuterende smeerlap die in het Klingon de hele boel bij elkaar vloekt wanneer hij even te diep in de code zit en plots een pak melk over zijn toetsenbord knoeit. Door z’n vettige brilletje zoekt hij naar de laatste tissues die hij naast de monitor heeft staan waar hij altijd porno op kijkt en veegt daarmee snel de boel weg. Eén voor één trekt hij een paar toetsen los, waar wat melk tussen druipt, om zo de ergste troep een beetje op te ruimen. Tussen de ‘M’ en de spatiebalk kleeft het echter nog van de achtergebleven ketchup van die keer dat de halve website van WSNOI op zwart ging en hij van de stress vijf hotdogs in z’n holle kies stopte. Nee, een erg net persoon kun je meneer de Knoeiert niet noemen. Het zou zelfs zomaar de neef van Kornelis Oflook kunnen zijn.
Maar behalve smerig wilde ik ook dat Querido irritant slordig en onverzorgd was. Al zijn dit wel eigenschappen die bij een beetje stereotype nerd enigszins hand-in-hand gaan. Het zal daarom weinig mensen verbazen voor welke modelpersoon ik uiteindelijk heb gekozen. Met Harold Ramis, Kevin James, Dwight Schrute en Simon Helberg moet ik jullie teleurstellen. Querido Noeyer is een regelrechte kloon van niemand minder dan Dennis Nedry (gespeeld door Wayne Knight) uit de klassieker Jurassic Park. Het was de corrupte computertechnicus van het park, van een concurrerend bedrijf die de opdracht had gekregen om de embryo’s van alle dieren in het park voor anderhalf miljoen dollar te stelen. We weten allemaal hoe dat is afgelopen; toen een dilophosaurus een verblindend en verlammend gif in zijn ogen spuwde moest hij het met zijn leven bekopen.
Een dergelijk gruwelijk einde blijft onze eigen knoeier voorlopig gelukkig bespaart. Daarvoor heb ik hem simpelweg nog te hard nodig op WSNOI. Querido’s kwelling bestaat voornamelijk uit het oplossen van zijn eigen half afgemaakte gemaakte code en daardoor de hele waslijst aan bugs die hij produceert.
Over kwellingen gesproken, zou Querido ook de Lord of the Strings zijn die ieder dag opnieuw strings aan elkaar plakt in een spannende reetveter? Hij is immers een houtje-touwtje-programmeur…

Prutswerk

2012 werd Querido dus bedacht, maar het moet ook het jaar zijn geweest dat ik de bugs ben gaan erkennen, in de zin van het publiceren van een heuse ‘buglijst’. Ik kan me nog herinneren dat ik hierover even met BoB de Winter contact heb gehad om hem te vragen of ik dat nou wel moest doen: de fouten op je website met iedereen te delen. Toch was ik gauw overtuigd dat ik het wel moest doen en zo zijn de bugs een heuse ‘feature’ van de website geworden (waar hebben we dat eerder gehoord?)
Dus wanneer je inlogt op WSNOI en helemaal onderin het menu van de website kijkt, dan tref je bijna onderop de pagina ‘Bugs’ aan. Het is een pagina die geheel aan Querido lijkt gewijd – en door hemzelf gebouwd is. Querido leidt zelf de pagina in met een saai tekstje waarin hij zijn eigen bugs een beetje ‘mooi praat’:

Het ontwikkelen van een website verloopt niet altijd zonder hobbels. Zo kan het gebeuren dat er onbedoelde functionaliteit optreedt wat in de wereld van de IT wel bekend staat als ‘bugs’. Deze bugs worden doorgaans, indien opgemerkt, zo snel mogelijk door ons opgepakt en opgelost. Hieronder vind je een overzicht van die foutjes die we in de afgelopen tijd zijn tegengekomen en opgelost hebben, voorafgegaan door de paar bugs die we nog moeten oppakken.

Dit zou een mooi moment zijn om een ‘Hall of Infamous’ te maken van alle steken die onze houtje-touwtje-programmeur heeft laten vallen, maar daar hebben we de buglijst natuurlijk al voor. Om jullie toch een idee te geven van een paar grote blunders die hij heeft gemaakt sommen we hier een paar opmerkelijke ‘bugs’ voor jullie op:

  • ‘Samuraizwaard’ is heel lang als ‘samuraidzwaard’ gespeld geweest.
  • Er was een tijd dat je bommen kon oprapen (waarmee je sterren worden opgeblazen) die je zelf niet had neergelegd, maar waar wel jouw eigen naam als afzender bij stond.
  • Je kon lege dozen verkopen aan Kerbert Rent en daar geld voor krijgen zonder dat hij de lege dozen innam. Een vrijgevige Kerbert? Dat is sowieso een bug!
  • Bij de introductie van Herrezen van de Galg ging er zo veel mis dat vrijwel nooit meer iemand het heeft gespeeld nadat de scorelijsten leeggehaald waren.
  • We hebben toch zeker een paar keer een Picture Tycoon gehad zonder… plaatjes.
  • In de ranglijsten van een aantal spellen kwamen nog wel eens ‘spookspelers’ voor. Deze scores werden zeer waarschijnlijk veroorzaakt door ‘bots’ die websites afstruinen om sites bijvoorbeeld beter vindbaar te maken in Google, maar wellicht ook door ‘bots’ met minder goede bedoelingen. Querido heeft de spookscores opgeruimd en ingebouwd dat scores alleen nog toegevoegd kunnen worden wanneer een speler daadwerkelijk is ingelogd.
  • Je kon (en kan) met Extra Pit in het spel Bakkie Snooi koffie zetten, terwijl de vereiste bonen niet in voorraad waren.
  • Er wordt geregeld een verkeerde winnaar in de Quiz van de Maand aangewezen, omdat er voorloopnullen in de tijdscore van de quiz sluipen.
  • Ook kun je nog steeds aan het einde van een maand een sterrencheque met 0 sterren krijgen, zodat het voelt alsof je een dooie mus hebt gewonnen. Deze bug werd al twee keer door Querido als opgelost gemeld, maar komt toch nog steeds voor. Prutser!
  • Het uitkeren van de jaarsterren is ook zoiets: doordat het scriptje wat dit geautomatiseerd moet doen niet werkt, moet Querido de jaarsterren ieder jaar handmatig bijwerken. En dat heeft hij dit jaar – en het is nu al mei – nog steeds niet gedaan!
  • Querido presteert het ook om een compleet spel van de website te laten verdwijnen. Zo is Herrezen van de Galg eens onspeelbaar geworden, omdat het gewoon… eh… weg was. Gelukkig wist onze knoeiert dit nog te herstellen door een backup terug te zetten.
  • Een ‘waardeloze’ sterrencheque zorgde er bij BoB voor dat hij de knop om sterrencheques samen te voegen niet kreeg te zien. BoB verdacht Querido van het inbrengen van een ‘ABR’ (Anti BoB Regel, bewuste programmeeracties om topspeler BoB te remmen).

NB: bij het schrijven van dit portret staan er nog zeker zo’n 48 bugs open! De bugs zijn ook genummerd. Het wachten is op de 300e bug. Dat zijn aardig wat foutjes Querido!

Sleutels onvindbaar door bug in website

Stefanie Gotch was er eerder dan Querido Noeyer, al zou je dat niet zeggen.
Uit de conversatie bij het artikel ‘Stefanie is ontroostbaar’ blijkt namelijk dat Stefanie haar sleutels niet kon vinden, omdat er een bug zat in de website. Tja, dan is het ook wel een beetje moeilijk om je sleutels terug te vinden, zou ik dan willen zeggen. Maar vervolgens stelt Stefanie ook dat wij weer naar haar sleutels kunnen zoeken, omdat ze ze weer kwijt is. En voor wie dat al niet kan volgen: als Stefanie er eerder was dan dat Querido er was, wie heeft dan de website WSNOI gebouwd…? Hm! Als je het mij vraagt, hebben we hier te maken van een typisch gevalletje ‘kip-ei-bug’…

De conversatie bij ‘Stefanie is ontroostbaar’:
Stefanie Gotch
Beste mensen, het probleem met het niet kunnen vinden van mijn sleutels is eindelijk opgelost. Er bleek een bug te zitten in de website. Dus mocht je de volgende keer zelf je sleutels eens kwijt zijn, bel beter eerst een programmeur dan dat je zelf op zoek gaat.
Mijn sleutels kunnen in elk geval weer worden teruggevonden. En dat treft! Want ik ben ze weer eens kwijt… 🙁
Stoomkoker
Smells buggy Bob. Ik in elk geval niet. Ooit één of twee keer gevonden, daarna nooit meer.
Querido Noeyer
Over bugs gesproken heren: in een poging vandaag aan bugfiksing te doen, is er een redelijk vervelende situatie komen te ontstaan. De FTP die het overdragen van aangepaste programmatuur moet mogelijk maken laat mij halverwege deze dag in de steek. Hierdoor zijn er halve bestanden overgedragen die zowel het test als het productieve systeem raken en waardoor het zoeken naar pakketjes op dit moment redelijk onmogelijk is geworden.
WSNOI lijkt nu zelf te bazelen te hebben. 🙁
Ik bazel er in elk geval van… euh… baal bedoel ik natuurlijk
Stoomkoker
Vervelend Querido. Ik kom er nu zelfs helemaal niet meer in. Succes ermee! Ik had mijn pakketjes vandaag al bij mekaar gesprokkeld. Dus ik log vanavond of morgen wel weer in.
BoB de Winter
Ojee, het eerste terminale geval van de bazelen, en dat nog wel bij onze Knoeier… Om dit op te lossen heb je natuurlijk de sleutels van Stefanie nodig en laat ze die nou net kwijt zijn 😆
Querido
Zucht. Ik vrees dat ik nu inderdaad zelf ook niet onder die bazelen uit kom. Om dit probleem op te lossen moet ik echt een stabiele FTP verbinding hebben en die laat me in de steek.
Meest vervelende is dat wanneer ik het dadelijk niet kan oplossen, ik niet zeker ben wanneer ik zelf in de gelegenheid ben er weer naar te kijken en we er dus een weekend of langer uit zullen liggen.
Stoomkoker
Zo te zien zijn we er weer. Heb je Koen Voet gevraagd om de deur te forceren Querido? Stefanie is nog altijd haar sleutels kwijt! 😉
Querido Noeyer
Klopt Stoomkoker. Koen is er altijd wanneer je hem nodig hebt. Stefanie zal het vandaag – en langer denk – even zonder haar sleutels moeten doen. Dit betekent niet dat je niet hoeft in te loggen om op WSNOI te komen. Maar de toegang tot de site is in elk geval hersteld. Bugs die met dit probleem te maken hadden zijn zoveel mogelijk geëlimineerd. Alleen kan ik nog niet garanderen dat je niet tegen bepaalde zaken aan zult lopen die ik nu nog niet kan overzien. Pakketjes zoeken e.d. moet weer kunnen, meen ik.
Het was vast een paarse bonen kever… een erg hardnekkig bug, die ook mij even plat kreeg. 😉

Overige kenmerken van Querido:

  • Querido had in 2015 een oogje op gebruiker Smoesjes.
  • De achternaam van zijn modelpersoon is het anagram van ‘nerdy’, wat veel zegt over zijn personage en anagrammen zijn natuurlijk een favoriete taalkunst hier in de TN.
  • Anders dan je misschien zou vermoeden is Querido niet de andere persoon (naast Theo Nologie) die de Onbestaande beroepengenerator zou hebben uitgevonden.
  • Bij de gevleugelde uitspraak ‘Ieder jaar ben je minder jarig’ van Rina Oddel merkte Retroman op dat het opperhoofd van deze site (WSNOI/TN) juist ieder jaar méér jarig is, waarop Querido instemde en zei: “Gsorsnoi heeft mij nog niet verteld wanneer ik geboren ben, maar dat zal wel ongeveer gelijk zijn geweest met het ontstaan van de Quiz van de Maand.”
  • Wie vanaf 9 mei 2019 op WSNOI zijn of haar wachtwoord verkeerd intoetst tijdens het inloggen, krijgt de tekst ‘Ah, ah, ah, You didn’t say the magic word!’ te zien, wat een directe verwijzing is naar het modelpersoon achter Querido Noeyer. Terwijl John ‘Ray’ Arnold (gespeeld door Samuel L. Jackson) in de film Jurrasic Park tevergeefs toegang probeert te krijgen tot Jurrasic Systems verschijnt na drie pogingen herhaaldelijk de tekst ‘Ah, ah, ah, You didn’t say the magic word’, terwijl rechts van hem op een andere CRT-monitor de fameuze computeranimatie van Dennis Nedry verschijnt die hardop in een loop dezelfde tekst uitspreekt. Dit is ook het enige moment in deze scene waarop Ray niet langer al pratend een cigarette op zijn lip weet te balanceren, maar luid begint te vloeken.

Verhaallijn(en)

Nieuw bij de portretten is dit onderdeel ‘Verhaallijn(en)’. Ik gebruik het voor mezelf om wat aantekeningen kwijt te kunnen om een startpunt te hebben waar ik met het TN/WSNOI-karakter naar toe wil. Als je helemaal nog geen idee wilt hebben wat ik voor deze figuren in petto heb en dat liever gewoon gaandeweg in het boek leest, dan adviseer ik je deze tekst over te slaan. Het kan plotspoilers bevatten.

Querido zal misschien een cameo maken in de GG. Ik vind Querido namelijk moeilijk te intergreren in de steampunk wereld in zijn huidige vorm.

TN-artikelen waar Querido Noeyer in voorkomt of door hem geschreven zijn:

Querido Noeyer is ook verantwoordelijk voor een hoop teksten op de spelletjessite WSNOI, waaronder:

  • De Quiz van de Maand ‘remindermailtjes’. Querido stuurt hiermee iedereen die de Quiz van de Maand in de bewuste maand nog niet gespeeld heeft een e-mailtje om aan te geven dat er weer een nieuwe Quiz van de Maand klaar staat of dat de tijd bijna verstrijkt dat de quiz nog gespeeld kan worden.
  • Star Sequoia – Spelregels.

En dat zijn alleen de pagina’s waar je duidelijk zijn handtekening onder ziet staan. Hier zou je uit kunnen afleiden dat hij voor de andere pagina’s waar z’n naam niet onder staat geen verantwoordelijkheid durft te nemen. Maar het wijst vooral op de slordigheid dat hij aanpassingen, zoals het plaatsen van zijn handtekening, niet overal even consequent doorvoert.

STEM OP HET VOLGENDE PORTRET!

Even als met het voorgaande ‘Een portret van…’ trakteer ik jullie wederom op de mogelijkheid om jullie zelf over het volgende portret te laten beslissen.

Voor de volgende editie kunnen jullie bepalen over wie ik een portret zal schrijven. Je mag stemmen op de volgende personages:

  1. Tinus Icket
  2. Anna Falbeet
  3. Chris Kras

Het stemmen werkt zo:

  • Jouw absolute voorkeur geef je 5 punten.
  • Hij of zij waar je ook tevreden mee bent 3 punten.
  • Wie nog wel even kan wachten geef je 1 punt.
  • Jouw stem telt alleen indien je een totaal van 9 punten hebt uitgedeeld.
  • Je kunt stemmen tot precies 1 maand na het verschijnen van dit portret (17-06-2019 is dus de laatste stemmogelijkheid)

Let op met op wie je stemt want:

  • Na de volgende twee portretten kun je in elk geval weer op het personage stemmen die als tweede eindigt. Lees: het eerstvolgende en daarop volgende portret wordt dit personage niet als keuze aangeboden.
  • Het personage met de minste stemmen komt op z’n vroegste over drie portretten pas terug.
  • Op wie je stemt kan ook invloed hebben op de sterren die je kunt verdienen met de actie hieronder.

Je kunt met het stemmen zelf niets winnen.

RAAD HET MODELPERSOON EN WIN STERREN!

Ook nieuw vanaf het komende portret is het winnen van sterren door te gokken wie ik als modelpersoon voor mijn personages hanteer. Kijk op de nieuwe pagina met redactieleden om te ontdekken hoeveel sterren je per personage kunt verdienen en geef hieronder bij de commentaren door wie jij denkt wie de modelpersonen zijn. Vermeld dus bij iedere stem wie het modelpersoon van jouw keuze is. Let op: per karakter mag je maar één keer gokken.

EXTRA: Is jouw 5 punten-stem het eerstvolgende portret én je hebt het modelpersoon correct geraden? Dan verdien je een extra cheque van 500 sterren!