image by Bash_Din, edited by Gsorsnoi

Opgevist uit de Tycoon Newspaper Archieven publiceren wij vandaag het eerste hoofdstuk van de ‘Lugubere avonturen van Graaf Schaurig’. Aanvankelijk wilde ik de vier eerder geschreven hoofdstukken in glorie herstellen en achter elkaar herschreven online zetten. Wellicht dat dit nog een keer gebeurt, maar vooralsnog houden we het even bij dit ene deel, dat zich prima op zichzelf laat lezen. Vanuit het originele verhaal was het vooral de bedoeling een gepersifleerde versie van ‘Het monster van Frankenstein’ neer te zetten, waarbij de monsters zelf de hoofdrol opeisen. Hoe dat er in toekomstige publicaties uit gaat zien laat ik nog even in het midden. Ik weet namelijk dat Victor Anished ook ooit iets geschreven heeft over de bizarre jeugd van de gruwelijke graaf, die ik liever eerst een keer laat terugkomen. Maar helaas lijken met zijn verdwijning, ook zijn artikelen in rook opgegaan.

DUITSLAND – ZWARTE WOUD: Een kleine zwarte gedaante fladderde langs de nachtelijk hemel dat met een dikke mist was doortrokken. Alleen het heftige geklapwiek van het figuurtje maakte dat het opviel tussen de inktzwarte lucht en de takken van de bomen. Het enige licht, dat afkomstig was van een troosteloos bouwwerk, bescheen deze mistslierten die onheilspellend afstaken tegen al deze groezelige zwarte donkerte.

Te midden van deze deerniswekkende toestand was een bouwvallig slot gesitueerd. Vier spitse torens staken spottend richting het uitspansel. Ingestorte muren en de aanwezigheid van modderige mossen ontsierden het eens zo mooie kasteel. Nu had het geheel meer weg van een deprimerende ruïne. Ongedierte tierde er welig en stinkende dampen stegen uit de slotgracht op om de adem af te snijden met een scherpte als dat van ijzige kou.
Een vleermuis vloog de burcht binnen door de gaten die in het raamwerk waren gevallen. Het was hetzelfde diertje wat we eerder al zagen fladderen. Eenmaal binnen vloog hij met onverminderde snelheid langs de vele paarsbruine wandtapijten welke allen waren doorweekt met vettige stof. Langs deze wanden hingen eveneens de grote en afzichtelijke portretten van graven die er eerder in dit slot de dienst uitmaakten. Ook deze portretten waren voorzien van enkele millimeters stof, zodat hun huiveringwekkende voorkomens er nog dreigender door uitkwamen. Lege demonische ogen met doorborende blikken leken je te volgen mocht je het lef hebben aan de doeken voorbij te lopen. Naast deze griezelige portretten stonden er in de hallen ook beelden. Beelden van duivels, leeuwen, slangenmensen, draken, helse honden en zeemonsters. Allemaal waren ze even beangstigend.

De vleermuis streek neer naast twee stalen operatietafels, midden in een hoge ruimte waarin apparatuur stond opgesteld van uiteenlopende aard. Verspreid over andere tafels stond divers glaswerk, zoveel dat je haast zou denken dat de eigenaar ervan er een obsessie in had. Maatkolven, reageerbuizen,  pipettenrekken, erlenmeyers gevuld met verschillende gekleurde vloeistoffen, waterdampdestillaties, filtreerunits en trechters, je kon het zo gek niet bedenken of het was er. Ja, ook een vacuumapparatuur en een heus labyrint van een destillatieconstructie maakte deel uit van de verzameling. Natuurlijk vonden we er ook centrifuges, pompen, stoomturbines, autoclaven, vitrines met chemicaliën, reinigingsmaterialen en een flinke kapstok behangen met gasmaskers, doktersjassen en brillen om veilig mee te kunnen werken. Maar het type materiaal wat je daarnaast veel aantrof was een uitgebreid instrumentarium dat zowel een gemiddelde chirurg of slager niet zou misstaan: arterieklemmen, incisiescharen, hechtmateriaal, wondhaken, scalpsels, modelleermessen, ribbenspreiders, hamers, bijlen, vleesbrekers, uitbeenvorken… om eng van te worden.
Toch was er nog één set objecten die deze hele compilatie tot een nog merkwaardiger geheel wisten te maken; rondom de operatietafels stonden, met een tussenafstand van anderhalve meter tot iedere tafel, vier grote kegelvormige installaties opgesteld die waren bedoeld een vorm van energie op te wekken waar men in de tijd dat dit verhaal zich afspeelt, nauwelijks nog mee bekend was.

Op de tafels lagen twee gedaantes. Eén ervan was klein, wat breed in zijn schouders en was op zijn bovenlijf voorzien van ietwat ruige zwarte beharing. Hij had een muizig gezicht en ook op zijn schedel voorzien van een flinke bos krullend haar. Een vergissing hem te vergelijken met één van Tolkiens hobbits was zo gemaakt. De tweede van het stel was aanmerkelijk langer. Hij had rood haar dat wat korter en piekerig was. Zijn postuur was dat van een magere slungel en zijn handen waren onredelijk groot. Een opvallend detail was het ontbreken van zijn adamsappel. Op de plek waar die hoorde te zitten, was daarvoor in de plaats een kuiltje zichtbaar. Beide waren halfnaakt en vanonder bedekt met een wit laken. Smetteloos was die allerminst. Her en der vond je nog duidelijke aanwijzingen die verwezen naar operatieve handelingen die konden zijn uitgevoerd door een beul. Uit het bovenlijf staken op verschillende plaatsen slangetjes uit het lijf. Deze waren aangebracht met pleisterdrukkers en in hun halzen waren bouten en popnagels zichtbaar.

Plotseling steeg er naast deze opstelling een grijze wolk op die even snel in volume aanzwol als dat deze later weer verdween. Een sissend geluid was hoorbaar alsof iemand koud water in een hete pan gooide. In de optrekkende waas werd gauw een nieuwe gestalte zichtbaar. Het gebochelde gedaante dat erin verscheen, had zijn armen in de lucht gestoken. Zijn handen waren in operatiehandschoenen gestoken en wezen strak naar beneden. Twee arglistige ogen werden zichtbaar op een misvormd gelaat. Ze waren zo duister en hol dat je het idee kreeg alsof je recht in de krochten van de hel keek. Het gezicht van deze man was zo rijk met rimpels bezet, dat de wallen onder beide ogen uit drie platte maar vette kwabben leek te bestaan. Hij was gekleed in een lange doktersjas en stond in deze contreien bekend als een graaf met dictatoriale karaktertrekken. Deze man, was de verschrikkelijke Graaf Ignatz Schaurig.

Buiten scheurde een donderslag de griezelige stilte uiteen, vlak nadat een lichtflits het firmament verlichtte. Het was de energiebron waar Graaf Schaurig vol enthousiasme naar verlangde. Het enige wat de kille graaf nog stond te doen was een schakelaar over te halen op het moment dat de bliksem zou inslaan.
Het moment was daar. Een ingewikkeld uitziend apparaatje dat gewoon een klok moest voorstellen en voornamelijk bestond uit hout en koper, gaf het tijdstip aan van 0:07.
Graaf  Schaurig sprak met een overduidelijk Duitse tongval:
“Welterusten stad die zijt gedoemd. Sluit U beide ogen en slaapt lekker. Want één bliksemschicht is voor Frank Groot und Stein Klein die wekker…”
En inslaan deed die bliksem. Via een gemonteerde ijzeren pen op het dak sloeg het weerlicht langs één van de spitse torens van het slot recht in de vier grote kegelvormige energieopvangers. Kort daarop kwamen de twee afzichtelijke monsters op de tafels langzaam tot leven. Ze rezen hun bovenlijf op en staken hun armen recht naar voren. Hun handen hingen er even slapjes bij als eerder de graaf de zijne naar beneden had gestoken. Ze stonden op van de tafels en liepen richting Graaf Schaurig.
“Ja, stop u maar, meine Freunden. Muhahahaha! Frank Groot und Stein Klein zijn geboren…”