BEVERWIJK – Iedereen die door Slegtman was afgekocht, wist dat ze dadelijk langskwam. Het was muisstil in de Breestraat. Enkel een houtduif hoorde je koeren. Heel even liet Slegtman zich er door afleiden. Maar zijn aandacht was vooral bij Elisabeth en zijn eigen drang.
Minutenlang staarde hij ademloos naar het laken dat hij voor het venster had bevestigd. Het was het enige wat hij zo gauw had kunnen vinden. Het felle lentelicht priemde er langs de spleten. Hij slikte zwaar. Als de andere mannen hun ramen en deuren nu maar goed gesloten hielden, zoals hij met ze was overeen gekomen.
Het had hem een vermogen gekost om zijn buren niet naar buiten te laten kijken. Spieken mocht hij echter beslist niet en dat vreet toch aan je als je zo graag je geliefde wilt zien. Zijn hart bonsde daarom als een waanzinnige. Normaal kon hij zijn ogen al zo moeilijk van haar afhouden. Hij begon wat nerveus heen en weer te lopen, ook gewoon om een beetje de tijd te doden. En met zijn geijsbeer zorgde hij voor de eerste slijtage aan de pas ingelegde vloer, maar daar hield hij zich nu allerminst mee bezig. Eerdaags zou het gebouw worden opgeleverd. Het was het statige pand wat uiteindelijk ‘De Hollandsche Maagd’ zou gaan heten, vernoemd naar de maagd Elisabeth.
Hij verbeet zich. Hij vervloekte zichzelf dat hij deze ochtend vast zat in dit kale interieur, met niets anders ter afleiding dan de wetenschap dat enkel een stuk stof hem verhinderde om dadelijk zijn geliefde te zien passeren. Maar ja, dat was juiste de hele opzet. Hij had namelijk een test voorgelegd gekregen van de vader van Elisabeth, die in Beverwijk bekend stond als een gerespecteerd en gevreesd magiër. Slegtman probeerde Elisabeth al veel langer het hof te maken, maar keer op keer wees zij hem af. En dat terwijl haar vader Elisabeth veel liever zag trouwen met de zoon van de burgemeester: de jonge apotheker Johannes.
Op een dag was de magiër het zo zat, dat hij Slegtman één kans gunde. Deze ochtend zou zijn dochter, net als Lady Godiva, geheel naakt op een paard gezeten door de Breestraat trekken. Geen enkele andere man mocht naar haar kijken, behalve de reeds toegewezen Johannes, die haar aan het begin van de winkelstraat zou opwachten en haar daar voor het eerst poedelnaakt zou zien. De magiër stelde dat als het iemand zou lukken een oergevoel als jaloezie zo goed te temmen, deze persoon dan wel een hoffelijke echtgenoot moest wezen. Slegtman had dus een ultieme beproeving te doorstaan.
Johannes was zelf helemaal niet in Elisabeth geïnteresseerd, maar hij moest van zijn vader op de bewuste ochtend met haar kennismaken, niet wetende hoe zij aan hem zou verschijnen. Met tegenzin stemde hij hiermee in, omdat hij zijn hart al aan een ander had verpand. Al menigmaal had hij aan zijn vader verteld dat hij liever bij zijn Annemarie was. Zijn vader wilde daar echter nooit iets over horen, omdat zij ver weg woonde, helemaal in Zupthen, en omdat zij uit een lagere klasse kwam. Slegtman had dus wel degelijk een kans om Elisabeth voor zich te winnen.

De magiër had daarom iets bedacht ingeval Slegtman zou falen. Om te voorkomen dat hij zijn dochter nog langer zou lastigvallen, sprak hij eerder tegenover Slegtman de bezwerende woorden:
“Zou een man verteerd worden door jaloezie, dan zal hij veranderen in het Groene Monster.”
Kennelijk speculeerde hij erop dat niemand het zover zou laten komen…
Met die gedachten viel Slegtmans blik ineens op iets wat hem nog niet eerder was opgevallen; in het laken dat hij zo zorgvuldig tegen het venster had bevestigd, was een klein gaatje gevallen. De schrik sloeg hem om het lijf. Hij had er namelijk geen idee van hoe de magiër erachter zou komen of hij naar zijn dochter zou kijken. Dus dat gaatje zou heel goed de indruk kunnen wekken dat hij dat juist wel deed.
Zijn ademhaling versnelde. Hij moest als de sodemieter dat gaatje ergens mee dichten en wel voordat zij dadelijk voorbij kwam. Naarstig zocht hij om zich heen, in het lege vertrek, of hij misschien toch iets kon vinden om de kleine opening mee te stoppen. Hij zocht naar het kleinste pluisje stof of ander klein object wat normaliter onbeduidend zou zijn geweest, maar hij kon niets geschikts vinden.
Ten slotte bedacht hij dat een stukje stof van zijn eigen kleding dit probleem wel zou kunnen oplossen. Hij scheurde daarom een reepje katoen uit zijn hemd en liep er voorzichtig mee naar het laken, maar juist op het moment dat hij met het propje katoen het laken naderde, hoorde hij het onmiskenbare draven van paardenhoeven.
De angst verlamde hem. Wat moest hij nu doen? Duizend gedachten flitsten door zijn hoofd. Er drong zich het beeld op van hoe ze geheel onbedekt in amazonezit in het dameszadel was gehesen, en hoe haar roomkleurige huid contrasteerde met de bruine merrie waar ze vaak op reed. Hoe zou ze zich tonen aan Johannes? Zou ze haar borsten met haar lange koperbruine lokken afdekken, of liet ze hem toe om alles te zien?
Slegtman had zichzelf bezworen dat hij zichzelf geen ruimte zou geven voor dergelijke gedachten, maar hij kon de instinctieve neiging maar moeilijk onderdrukken om zichzelf te kwellen met de ideeën die de apotheker hierbij zou hebben.
Op nog geen meter verwijderd van het vensterlaken keek de aannemer geschokt naar het witte katoenen propje in zijn hand, maar nog meer naar zijn hand zelf. Een lichtbundel viel er juist op, precies door het gat wat hij had willen dichten. Hij zag hoe de kleur van zijn huid extra werd versterkt door de lichtinval.
Als door de bliksem getroffen liet hij het propje uit zijn hand vallen, zodra hij door had dat zijn hand juist groen aan het kleuren was. Hij draaide de palm van zijn hand naar zich toe en wankelde naar achteren, toen hij zag dat de spieren in zijn hand en arm begonnen te tanen en zijn nagels zwart, lang en puntig werden.
Een intens gevoel van hulpeloosheid maakte zich van hem meester. Instinctief greep hij met zijn groen gekleurde armen naar zijn buik en boog ineen. Ziek voelde hij zich. Hij verlangde er ineens intens naar om dat te krijgen wat een ander wel werd toegestaan. Slegtman werd groen van afgunst en hij zwalkte richting een van de muren om er steun te vinden.
Met zijn lang geworden nagels trok hij krassen in het pleisterwerk. Vervolgens zakte hij op de grond, plantte hij zijn beide vuisten hard in de vloer en putte diep in zichzelf. Want hij vocht. Stekels groeiden er reeds uit zijn rug toen hij beelden door zijn hoofd zag flitsen van een vrijende Elisabeth, onder de dekens met Johannes, hem liefkozend, strelend, met hem op iedere mogelijke manier de daad verrichtend.
Hij was woedend. Maar meer nog dan hij woedend was op al deze theoretische toekomstbeelden, die hem knetter maakten, was hij giftig over het feit dat hij de jaloezie zo gemakkelijk toeliet. Dus hij worstelde.
Slegtman schreeuwde het uit. En hij schreeuwde zo hard dat Elisabeth in het passeren de hand waarmee ze haar borsten inderdaad had bedekt naar het zadel van het paard moest verplaatsen om er niet vanaf te vallen.
Vanuit de Zeestraat, die de Koningstraat met de Breestraat verbindt voordat ze in de punt van een ‘V’ bij elkaar komen, grijnsde haar vader.
Toen gebeurde het onverwachte. Zodra Elisabeth bij Johannes arriveerde en hem verraste met alles wat er te zien viel aan haar maagdelijke vrouwenlijf, werd de magiër al evenzeer verrast met het optreden vanuit het statige pand dat vanuit zijn positie recht tegenover hem stond.
Precies wanneer Johannes de blote Elisabeth koud in zich opnam, rukte Slegtman het laken van het venster weg. En daar stond hij: met zijn rug naar de Breestraat toe had ook Slegtman zich deels ontkleed. Zijn huid had de normale kleur weer gekregen en zijn rug en armen zagen er ook weer gewoon uit. Op zijn achterhoofd lag een dikke witte knoop, waar hij demonstratief met zijn rechterhand naar wees, omdat hij de kwelling en deze beproeving zat was. Hij had zichzelf geblinddoekt en slikte eerst diep voordat hij sprak:
“Neem haar in je op, Johannes. En berijd haar als je wilt. Het kan mij geen donder schelen!”
Door het venster kon alleen niemand werkelijk begrijpen wat Slegtman zei.
Toch had de magiër genoeg gezien en hij besefte dat de aannemer de proef wel degelijk had doorstaan.
En zo geschiedde het dat Slegtman Elisabeth toch om de hand mocht vragen. Hij keek al uit naar de dag waarop ze zouden gaan trouwen. De aannemer was verrukt toen zij een paar dagen later naar hem toe kwam om als eerste het nu fraai ingerichte pand te komen bewonderen. In een luchtige witte wikkeljurk was ze voor zijn deur verschenen.
Nerveus liep ze met hem mee de trap op, want Elisabeth had zich voorheen nooit echt op haar gemak bij hem gevoeld. Maar misschien zou dat nu veranderen, nam ze zich voor. Slegtman had er immers alles aan gedaan om het haar naar haar zin te maken. En dat viel ook af te lezen aan de aandacht die hij aan het interieur had besteed. Vertwijfeld af en toe kijkend naar de man die ze eerder niet had gemogen, nam ze haar nieuwe huis in haar op en liep vervolgens naar het venster. Zou ze het kunnen opbrengen om een goede vrouw voor hem te zijn?
Afwezig staarde ze naar de daken van de winkelpanden aan de overzijde van de Breestraat, waar de ochtendzon de eerste schitteringen in de vensters creëerde. In een mengeling van melancholie en verlangen naar vrijheid vormde zich in haar ooghoek een eerste zilte traan, een traan die was gereserveerd voor het geluk dat haar met Slegtman werd voorgespiegeld.
Maar die traan werd spoedig vervangen door een stortvloed aan emoties van paniek, toen haar blik werd gevangen door het tafereel wat zich vooraan in de Breestraat afspeelde. Een vette zwarte kolom van rook markeerde de plek waar haar op hol geslagen merrie door de winkelstraat galoppeerde, vluchtend voor het levensbedreigende gevaar dat zij op haar eigen rug met zich mee zeulde. De rook en geeloranje gloed maakten het voor Elisabeth bijna onmogelijk om te zien wie er bovenop haar zadel in lichterlaaie stond.
In complete doodsangst rende de merrie voort, inmiddels minderend in vaart, tot zij al slenterend en zwalkend vlak voor het pand van Slegtman levenloos met het brandende persoon op de straatklinkers ineenstortte.
Elisabeth sloeg het middelste raam open, omdat ze er zeker van wilde zijn dat haar vermoedens niet werden bevestigd. Maar haar diepste angsten werden juist bewaarheid, toen zij in de smeulende gelaatstrekken van de menselijke fakkel het gezicht van haar vader herkende.
“Aanschouw de prijs die jouw vader betaalt voor het ontzeggen van mijn geliefde,” sneerde een krachtige, boosaardige stem die door de gehele winkelstraat galmde.
Zelfs bij de Agatha Kerk was het gesprokene te verstaan. Elisabeths adem stokte en ze zocht naar waar de stem vandaan kwam.
Aan de kruising van de Breestraat met de Velserweg en de Koningstraat was een afschrikwekkend monster verschenen, die nog het meest weg had van een grote groene oger. Gescheurde stof hing slap rond zijn lendenen en inktzwarte stekels op zijn rug waren zo lang, dat je ze nog kon zien als je schuin voor hem stond. Magere armen zo donkergroen als de leerachtige bladeren van een giftige klimop hield hij straf omhoog, terwijl hij met zijn bloeddoorlopen ogen langs zijn lange zwarte nagels naar het statige pand keek, waar hij Slegtman en Elisabeth ontwaarde.
“Hoe durfde hij?” vervolgde het gruwelijke wezen. “Mijn Annemarie, vermoord toen ze onderweg was naar hier, op de ochtend dat ik jou moest bekijken. Alsof ik ooit voor jóu zou kiezen.”
Het verschrikkelijke monster bracht een enorme brul ten gehore.
“Wat dacht die vader van jou wel niet? Ik ben er zo zeker van dat die zelfingenomen vader van jou hier verantwoordelijk voor was…”
Slegtman, die evenals Elisabeth uit het venster hing, liet alle gebeurtenissen in zijn hoofd passeren en maakte de puzzel compleet. Hij dacht daarbij aan de woorden die de magiër had gesproken: ‘Zou een man verteerd worden door jaloezie, dan zal hij veranderen in het Groene Monster’ – nee, het zal toch niet? Elisabeths vader, de magiër, zou het kunnen? bedacht hij zich. Zou hij Annemarie inderdaad hebben vermoord? Was het Johannes die hier in het monster was veranderd, omdat hij groen zag van jaloezie nu Slegtman wel had gekregen waar hij zo naar verlangde? Had hij haar door iemand laten vermoorden?
Het deed er eigenlijk niet toe, maar het was beslist waarschijnlijk. Vooropgesteld dat Slegtman toch zelf in het Groene Monster was veranderd, dan was het nog maar de vraag geweest of Johannes voor Elisabeth zou hebben gekozen. Want dit wás de zoon van de burgemeester, de knappe jonge apotheker met wie de magiër zijn dochter nog liever zou zien trouwen, maar waarvan hij ook wist dat hij toch voor zijn Annemarie zou hebben gekozen. Het was inderdaad aannemelijk dat Elisabeths vader had afgerekend met de concurrent.
En nu lag de magiër hier zelf, brandend in de vuurzee waar de lucht van brandend vlees je naar de neus greep. Misschien wel bedwelmd in zijn slaap door één van de middeltjes van de apotheker… het was beslist niet onwaarschijnlijk.

Wat de waarheid ook was, het kon Elisabeth gestolen worden. De strijd om haar hand, de toorn van haar vader, de machteloosheid die zij altijd had gevoeld niet zelf voor de ware te kunnen kiezen en nu de dood van haar merrie en haar vader.
Het was haar allemaal te veel geworden. Verbeten keek ze in Slegtmans ogen – en hij zou zweren dat hij een groene twinkeling in de hare zag – toen ze hem naar achteren duwde en op de rand van het venster klom.
“Nee! Elisabeth!” schreeuwde hij haar nog na.
Maar ze had haar beslissing reeds genomen en hij kon haar niet meer stoppen. Ze gaf zichzelf over aan de wetten der natuur en liet zich vallen. De lange mouw van Elisabeths wikkeljurk bleef hangen aan de haak van de hijsinstallatie die was bestemd voor het naar binnen takelen van meubels.
Ditmaal zou het geen meubels optillen, maar de ‘Hollandsche Maagd’ tot haar slip doen uitkleden. Tweemaal draaide ze om haar as, terwijl de jurk werd afgewikkeld.
Uiteindelijk viel ze zo ongelukkig naast haar vader en de merrie op straat, dat ze op slag het leven liet.

This entry was posted on Friday, April 10th, 2020 at 11:29 and is filed under Aanstormende publicaties, Algemeen, BOEK: 'Gekalibreerde gedrochten', Duimzuigerij, Gekalibreerde Gedrochten, Nederlands, Publicatie-klaar. You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

1 Comment

  1. April 10, 2020 @ 13:28


    Ik blijf het toch een topverhaal vinden hoor, Gsorriemorrie! Echt jammer dat ie niet in de bundel is opgenomen. Misschien waren ze bang dat te veel mensen dan groen van jaloezie zouden zien… 😉

    Posted by Retroman

Leave a Comment

Please note: Comment moderation is enabled and may delay your comment. There is no need to resubmit your comment.