Nadat ik in de lift weer bij kennis was gekomen, had ik direct mijn mond gehouden. Evenals de voorgaande keer bediende Ed Cetera de lift en spraken zowel Victor als ikzelf de hele rit geen woord met hem. Victor knipoogde enkel naar mij en glimlachte toen hij zag dat ik mijn ogen weer had geopend.
Ergens hoog boven in het redactiegebouw stapten we een andere etage op. De liftdeuren sloten zich achter ons en zowaar was ik aan Ed Cetera ontsnapt zonder eerst tien anderen van hem gezien te hebben.
“Hier zou ik je neus maar stevig dicht knijpen, als ik jou was,” adviseerde Victor mij, zodra wij nog niet koud op deze verdieping stonden – en te oordelen aan de lucht die je hier tegemoet kwam, begreep ik meteen waarom. “Dit is de Galbakkerij. Zo noemen we de plek waar onze stinkende collega zich steeds vaker ophoudt sinds hij aan zijn rubriek schrijft dat de ‘De Galbakkerij’ heet.”
“Kornelis bedoel je?” vroeg ik hem, terwijl ik het antwoord eigenlijk wel wist.
“Ja, wie anders?”
Een overheersende damp steeg op uit het bruinrode tapijt en liet een scherpe tinteling achter waar je huid klam van werd. Het eerstkomende uur gaf het je de behoefte om je eerst grondig te gaan wassen met groene zeep en keek je scheel van het gebrek aan frisse lucht.
Waar wij binnentraden was geen gang; bij het uit de lift stappen stond je direct tussen het meubilair. Het vertrek waar Victor over sprak was klein en overzichtelijk, maar was het ook wel erg sfeervol ingericht, met fauteuils in plaats van bureaustoelen, bijpassende salon- en bijzettafels en tegen iedere wand stond er wel een fraai afgewerkte tot de nok toe gevulde boekenkast. Alles was tot in de perfectie afgewerkt in klassiek Europees eikenhout en iedere fauteuil of stoel nodigde uit om erop plaats te nemen. Na Victors toelichting bedacht ik mij echter wel een tweede keer. Het was eigenlijk zonde; je had kans dat deze meubels voor altijd tot in het fijnste kernhout door Kornelis’ lichaamsgeur geïmpregneerd bleef.
Met de vingers op onze neuzen stapten we door deze naar slijk stinkende huiskamerachtige afdeling en kwamen vervolgens alsnog in een kort gangetje uit. Kornelis kwamen we daarbij niet tegen. Die was vast elders de boel aan het verontreinigen, of misschien was hij wel op pad om voor zijn rubriek smerige nieuwsfeiten te verzamelen. Mijn vermoeden was overigens dat Victor hier van te voren van op de hoogte was; dat hij van Kornelis’ afwezigheid afwist voordat we deze afdeling betraden. Ik had namelijk allang door dat hij Kornelis zoveel als mogelijk probeerde te mijden.
Hij sloot de ene deur achter ons en wachtte even met het openen van twee grote massieve deuren direct voor ons. In het fuikvormige gangetje stonden enkele dozen met boeken, opgestapeld links tegen de muur. Waarom die daar stonden zou mij spoedig duidelijk worden.
“Zou jij er daar één van willen meenemen naar binnen?” vroeg Victor mij toen, “dan neem ik er ook eentje mee.”
Ik deed keurig wat mij werd opgedragen en pakte een doos met boeken van een stapel.
“Oh, en als je er op wilt letten altijd eerst deze deur achter je te sluiten voordat je de dubbele deuren opent, dan scheelt dat in het fris houden van je werkplek.”
“Natuurlijk,” antwoordde ik meteen en maakte een klein lachje met mijn mondhoek. Enige vorm van gevoel van humor bleef aan de kant van Victor echter uit; hij had de opmerking serieus bedoeld. Met zijn doos met boeken in zijn handen keerde hij zich daarna naar de deur en wachtte ik geduldig wat we erachter zouden aantreffen.
“Wel,” zuchtte hij vervolgens zwaar, “dan is dit het moment. Laat mij die deuren nu maar openen.”
Ietwat gekunsteld, maar niettemin behendig, plaatste Victor de doos met boeken op z’n knie en haalde hij met een vrije hand een deurknop om. Onder enige weerstand, door het gewicht van de logge deuren, draaide één van beide langzaam naar binnen. Een bundel grauw zonlicht viel er dadelijk langs de mantel van mijn leidinggevende het relatief donkere gangetje binnen. Het was net alsof hij voorzichtig een roestige poort opende naar een tempel uit een lang vergeten oord, waarin het zonlicht mysterieus reflecteerde op het stof dat er door de ruimte dwarrelde, terwijl er diverse valstrikken op scherp stonden om je te verwelkomen.
Ik zal nooit vergeten dat ik destijds toch bijna die lading boeken uit mijn handen liet glijden, toen ik mij liet overdonderen door de visueel verbluffende voorstelling die zich langzaam voor mijn ogen ontvouwde. Snel verstevigde ik mijn grip op de kartonnen handvatten van de doos en stapte rustig achter Victor aan het enorme vertrek binnen.
Zodra ik eenmaal binnen stond keek ik geïmponeerd om mij heen. Mijn mond viel open van verbazing toen ik werd opgenomen door het sprookjesachtige interieur dat ik hier binnen aantrof. Om alles goed in mij op te kunnen nemen moest ik mijn hoofd ver naar achteren buigen en zelfs in die houding was het nog niet genoeg om alles te kunnen overzien. Ik plaatste de doos met boeken daarom tijdelijk even voor mij op de grond en draaide rond mijn as om het geheel nog eens goed te kunnen aanschouwen.
Van dwarrelend stof of hinderlagen passend bij de geheimzinnigheid van een verborgen tombe was hier geen sprake. Dit was een domein van geheel andere allure. Stellingen, te veel om in één blik te kunnen vangen, strekten zich aan weerszijden langs een pad in het midden en alle wanden rond om ons heen uit. Ieder ervan omvatte meerdere meterslange planken, die stuk voor stuk geduldig wachtten om met de inhoud van de dozen gevuld te worden. Tot drie etages hoog reikten sierlijke gietijzeren constructies die de stellingen completeerden en tot in de fijnste details waren uitgewerkt. Zowel in de stellages als in de balustrades, maar ook in de diverse wenteltrappen kwam het gietijzer als basiselement van deze ruimte in overvloed terug. Zelfs de traptreden en het hout van de vloeren op de hoger liggende etages waren in dit robuuste materiaal ingevangen. Het effect was indrukwekkend en tegelijkertijd oogstrelend, maar het loodzware metaal was vooral op die manier toegepast omdat het geluiddempende eigenschappen bezit, een welkome toevoeging voor wie zich hier wil terugtrekken en zich in alle rust op een goed verhaal wil storten. En ook daarmee was wel duidelijk waar deze sfeervolle ruimte voor was bedoeld.
“Welkom in de bibliotheek van de Tycoon Newspaper,” sprak Victor ten slotte vlak. Hij bracht het alsof hij iemand informeerde waar het toilet was en liep vervolgens nog een klein stukje voor mij uit. Trots of vreugde in zijn verkondiging was in het geheel afwezig.
Het duurde nog even voordat ik zelf in staat was een woord uit te brengen. Voor mij was een faciliteit als deze werkelijk een droom die nu stond uit te komen. Wat Victor ook voor mij in gedachten had, als hij bedoeld had dat dit mijn nieuwe werkterrein moest gaan worden, dan stond ik meteen al te popelen om te beginnen. Althans, zo dacht ik er toen nog over.
De Tycoon Newspaper zag ik inmiddels als een fantastische collectie van gebouwen, met verschillende voorzieningen samengebracht in één monumentaal bouwwerk, een overweldigend complex met – als je het mij vraagt – de bibliotheek als kers op de taart. Gezien de suikertaartstijl waarin het redactiegebouw is opgetrokken kun je dat laatste wel bijna letterlijk opvatten.
Met een zwevend loopje over de houten mozaïekvloer liep ik, mij nog altijd verwonderend over het oogstrelende interieur, verder de bibliotheek in. Tussen de gietijzeren wenteltrappen die naar de verschillende vloeren leidden, keek ik omhoog naar het glas in lood dak, waarachter de lucht inmiddels begon te betrekken. Een kunstzinnige voorstelling van rozenstruiken met dieren die in het bos leven werd hierin in een grote verzameling glasstukken ingevangen in loodlijsten. Het gebruik van warme kleuren zoals diepgroen, naar het bruin neigend oker en bloedrood maakten dat de bibliotheek bij de juiste lichtval daarmee haar uitnodigende laagdrempelige sfeer ontving.
Er was geen onderdeel van de leesinrichting die echt onderdeed voor de vele artistieke elementen waaruit alles was opgebouwd. Zelfs de noodzakelijke wandelstrook in het midden was rijk aan sierornamenten en droeg daarmee op eigen wijze bij aan het warme en intieme interieur van dit Walhalla aan fysieke informatiedragers. Leestafels, sculpturale versieringen van uiteenlopende fantasiedieren, tot en met meubelen en deurbeslag, al deze boeiende componenten pasten perfect bij dit architectonische hoogstandje.
Na lange tijd met open mond te hebben rondgelopen in deze leeszaal, waar nog zoveel boeken hun plek moesten krijgen, kwam ik eindelijk weer een beetje terug op aarde en hervond ik mijn vermogen om iets te kunnen uitbrengen.
“Dit is werkelijk…”
En heel veel verder dan dat kwam ik vervolgens niet.
“Fantastisch?” maakte Victor met een lichte zure ondertoon mijn zin af.
“Euh ja, ik bedoel, dit is nogal een ruimte met indrukken zeg. Vind je dit zelf niet machtig dan?”
“Oh ‘machtig’ is zeker een woord dat je hierop zou kunnen toepassen,” antwoordde mijn leidinggevende laconiek, “maar het is net zoals met zoveel dingen, als je eenmaal gewend bent aan wat er aan je ogen wordt gepresenteerd, verbleekt dat wat jij nu nog als schitterend ziet vanzelf wel een keer. Laat je hoofd niet te veel je op hol brengen. Het blijft werk waarvoor jij hier naar hier bent gekomen.”
“Wel, als je dit als mijn nieuwe werkplek hebt bedacht, dan vraag ik mij af hoe je hier ooit negatief over kan worden,” grinnikte ik.
Na die opmerking had ik absoluut een reactie van Victor verwacht. Hij was, sinds we hier samen binnenstapten, ineens zo onverteerbaar, dat ik mij al begon af te vragen of zijn eerdere plotselinge vriendelijkheid na mijn Ed Cetera-ervaring niet hartstikke gespeeld was. Waarom je de pracht en praal van deze toplocatie zou willen afkraken kon ik met mijn pet niet bij, daarom bereidde ik mij al voor op Victors volgende gejeremieer. Ik keek echter vreemd op toen hij daar juist niet op reageerde en dus de kans liet lopen om zich opnieuw nors uit te laten.
Toch vergat ik zijn gebrek aan interesse alweer gauw, aangezien ikzelf helemaal opging in de bibliotheek en haast niet kon wachten op wat Victor voor mij in petto had.
“Wel, dan lijkt mij dit een goed moment om je te vertellen waar jij de komende tijd jouw aandacht aan gaat besteden,” sprak Victor hardop en hij kwam met zijn armen in de mouwen van zijn mantel met een statig loopje naar mij toe. De doos die hijzelf naar binnen had gedragen had hij ondertussen al even een tijdelijke bestemming gegeven.
Een verwachtingsvolle glundering op mijn gezicht kon ik niet maskeren toen Victor mij met opgeheven kin passeerde en mij bijna en passant informeerde wat mij te doen stond:
“Jij Achmed, jij bent de eerste archivaris van de bibliotheek van de Tycoon Newspaper. Daarmee bekleed jij een eervolle en zeer bewonderenswaardige rol binnen dit bedrijf. Een grote verantwoordelijkheid rust er vanaf nu op jouw schouders. Iedereen zal jou voortaan kennen als de bibliothecaris, de wandelende encyclopedie in de ruimste zin van het woord. Jij zal zorgdragen dat alle boeken hier op alfabetische volgorde terug te vinden zullen zijn en daarmee ben jij dadelijk ook bekend met iedere kaft, inhoud en iedere titel die je hier in deze dozen zult aantreffen.”
Victor maakte deze taak duidelijk met veel opsmuk in zijn woordgebruik aan mij bekend. Maar de bedoelde glans van Victors woorden werd echter teniet gedaan door de koele wijze waarop hij zijn boodschap op mij overbracht. En of dat de glorie nog niet genoeg verpestte, klonk er hoog boven ons ineens een aanzwellend gespetter op het glas in lood dat langzaam overging in de woeste wolkbreuk die het morgenrood eerder die dag toch al had aangekondigd. Het was haast alsof het luister werd weggespoeld dat Victor aan zijn woorden had willen meegeven.
Ik bedacht mij even voordat ik op dit toch niet geheel onverwachte nieuws naar hem wilde reageren. Natuurlijk was ik blij en trots dat ik in zo’n fantastische ruimte als dit zou mogen werken, maar ik kon het gevoel niet onderdrukken dat ik een geheel andere verwachting had, aangezien mij eerder nog de functie van verslaggever voorgespiegeld was. Daardoor toch wat teleurgesteld liet ik mijn schouders afzakken en begon het in mijn hoofd te ratelen. Dit kwam natuurlijk doordat ik zo’n slechte beurt had gemaakt door onuitgeslapen aan mijn nieuwe werk te beginnen. Dit had ik gewoon aan mijzelf te danken. Het was eigenlijk niet verwonderlijk dat ik hier nu stond en min of meer toch de vuile klusjes kon gaan opknappen. Maar nee, bedacht ik mij toen, Victor had op voorhand al gewild dat ik hier in de bibliotheek zou belanden. Of had hij voldoende slechte indruk van mij gekregen toen ik met mijn collega’s in gesprek was nog voordat ik een heel circus aan Edjes te zien kreeg?
“Euhm Victor,” begon ik aarzelend na een korte stilte, “ik wil niet ondankbaar klinken, maar eet ik hiermee niet Ed Cetera het kaas van zijn brood? Ik bedoel, ik zou graag deze monsterklus met beide handen willen aanpakken, alleen is dit nou echt iets wat ik eerder onze breedsprakige collega zou zien doen.”
Victor keek mij daarop aan. Een zure glimlach vormde zich ineens rond zijn mond. Spontaan leek hij zich ergens om te kunnen amuseren.
“Een ‘monsterklus’ noem je dit, hè?” merkte hij toen op. Even moest hij hardop lachen.
Oei, dacht ik toen. Kennelijk had ik mij toch te oneerbiedig uitgedrukt. Dat had ik vast niet zo moeten zeggen.
“Wel wel. Dat noem ik nog eens een interessante woordkeuze,” vervolgde hij vlug, zonder verder in te gaan op wat hij daar zo opvallend aan vond.
Zijn glimlach veranderde in een grijns en Victor keerde zich weer van mij af. Hij liep voor een wenteltrap langs één van de paden met stellingen in waar boeken in moesten komen te staan. Luid genoeg opdat ik hem nog steeds kon verstaan beantwoordde hij alsnog mijn vraag:
“Wat Ed betreft… Zoals je inmiddels zelf eerder al hebt geconstateerd is onze Keniaanse vriend nogal een geval apart. Ik zal je daar iets meer over vertellen.”
In schril contrast met zijn koele verkondiging van zojuist, klonk Victor nu opeens weer even iets hartelijker.
“In meerdere opzichten wijkt Ed Cetera af van hoe wij onszelf als mens kennen. Behalve de feiten die je onlangs over hem hebt ontdekt is er nog iets anders wat je van hem moet weten. Door zijn vermogen om zichzelf te kunnen dupliceren zou je haast gaan denken dat de Tycoon Newspaper niemand anders meer nodig zou hebben. Het is verleidelijk om te veronderstellen dat als Ed zichzelf maar vaak genoeg zou dupliceren alle functies binnen dit bedrijf in één klap zouden zijn ingevuld. De eindredacteur zou dan nog slechts als Willy Wonka fungeren met een heel leger aan Oempa Loempa’s onder zich en de vacaturepagina uit onze krant zou je dan voorgoed kunnen schrappen. Maar zo eenvoudig ligt dat toch niet. Ed Cetera en de Nesnemenienen zijn namelijk nogal afhankelijk van een bepaald type voedsel, eten wat zij nodig hebben om überhaupt in leven te kunnen blijven. Voor ons geldt dat wanneer er op enig moment geen brood meer gemaakt zou kunnen worden, wij altijd op ander eten zouden kunnen overstappen. Maar in het geval van de Nesnemenienen zouden zij op den duur het loodje leggen. In het Land van Snooit groeit er een specifieke vrucht, de zwarte boon, die erg moeilijk te vinden is, maar waar dit volk er altijd wel voldoende van kan vinden, juist doordat zij zich zo eenvoudig kunnen dupliceren. Ze gaan dan samen op zoektocht en er is dan altijd wel een Nesnemenien die deze boon wel vinden kan. Je begrijpt inmiddels wel, dat wanneer het voor hun al zo moeilijk is om deze vrucht te kunnen vinden, dat het ook voor de Tycoon Newspaper daardoor nogal een opgave is om er voldoende van geïmporteerd te krijgen om onze Edjes in leven te houden. Hun buiken blijven wel gevuld door de boktorlarven, de zandsprinkhanen en het bloedbessensap, waar veel eenvoudiger aan te komen is, maar zouden ze voor langere tijd geen zwarte bonen eten dan loopt het niet erg best af met deze lilliputters.”
Zo pratende was Victor dieper het gangetje in gelopen en kwam hij tegen het einde van zijn uitleg terug met een voorwerp in zijn hand. Hij had dit ergens van een leestafel of boekenplank gepakt en hield het bij het terugkeren vast in zijn vuist. Zodra hij dicht genoeg bij mij stond verklaarde hij welk noodlot iedere Ed te wachten stond indien de zwarte boon niet gegeten zou worden.
“Dit, mijn waarde vriend, is wat er van Ed overblijft wanneer er te weinig van zijn bonen voorhanden zijn. Maak kennis met wie eigenlijk jouw voorganger had moeten zijn, de Ed Cetera die enkel van de bibliotheek heeft kunnen proeven.”
Hij opende zijn vuist en ik schrok mij wezenloos toen ik zag wat hij er werkelijk in vasthield. De gelijkenis was treffend. Een zo mogelijk nog kleinere versie van Ed Cetera, niet veel groter dan een miniatuur tuinkabouter, lag er op zijn palm in de vorm van een soort versteende variant van hoe ik Ed feitelijk kende. Ieder uiterlijk detail kwam exact overeen en ik kon mij haast niet voorstellen dat Ed Cetera hier werkelijk verschrompeld in Victors hand lag. Vol ontzetting en ongeloof keek ik mijn leidinggevende vervolgens aan.
“M-maar, wat verschrikkelijk. Hoe is dit mogelijk?”
Victor sloot zijn vuist weer en plaatste de gekrompen Ed achter zich, ditmaal op het einde van een van de stellingen.
“Tja, dat was ook onze reactie toen we dit voor het eerst meemaakten. Het heeft er in elk geval voor gezorgd dat we toch moesten gaan werven. Hoe cru het ook voor Ed is, de zwarte boon is duur en schaars en daardoor ziet de Tycoon Newspaper zich genoodzaakt om toch nieuwe mensen aan te trekken. Rina Oddel was erbij toen de eerste Ed verschrompelde. Het beeldje wat er van hem is overgebleven heeft ze nog steeds bij haar op de balie staan.”
“Jakkes. Wat een luguber idee.”
“Dat is ook hoe ik erover denk,” zuchtte Victor, zonder enige vorm van compassie en liep vervolgens weer wat rond in de bibliotheek. “Rina krijste het werkelijk uit toen het gebeurde. Maar om één of andere reden is ze toch gehecht geraakt aan die gekrompen dwerg. Ze wil er maar niet aan dat die Ed echt gestorven is in dat proces. Overbodig sentiment, als je het mij vraagt, maar ieder zo z’n ding. En wanneer je hier vroeg genoeg binnen komt, dan zul je ook zien dat ze hem altijd even groet wanneer ze de dag start. Maar genoeg nu over die Ed, er ligt hier werk op jou te wachten. Jij bent nu de archivaris van de bibliotheek. Ed heeft de kans nooit gehad om met zijn werk te kunnen aanvangen. Dus je bent hier hard nodig. Ik veronderstel dat je zelf wel kunt invullen wat wij hier van jou verwachten. Al deze boeken moeten een plek krijgen en ik zou het erg waarderen wanneer je daar dadelijk al mee gaat starten. Heb je nog vragen aan mij?”
Heel even keek ik nog wat glazig voor mij uit. Met mijn blik gefixeerd op het beeldje op het uiteinde van de stelling was ikzelf eigenlijk nog bezig te bevatten wat er hier aan mijn ogen en oren voorbij kwam. Hoe bestond het? Het leek hier maar niet op te houden met onwaarschijnlijke situaties, zodat ik mijn verstand er maar van probeerde te overtuigen dat ik het moest accepteren.
“Wel, wat het werk hier betreft niet,” begon ik, “daar kom ik vast wel uit. Maar er ligt mij toch een vraag op het hart dat ik je graag zou willen voorleggen.”
“En dat is?”
“Ik heb gesolliciteerd op de rol van een verslaggever. En hoewel dit werk mij ook best aanstaat, moet ik toch eerlijk naar mijzelf blijven en wil ik toch graag weten of het in de bedoeling ligt dat ik die functie hier nog zal bekleden?”
Victor schrok niet van wat ik zei en keek mij direct aan met een van zijn typische neerbuigende gezichtsuitdrukkingen. En ook bij deze vraag was het duidelijk dat hij genoot van een zekere autoriteit, dat zijn handelen kenmerkte en hij toepaste als een soort visitekaartje.
“Best aanstaat?” lichtte hij ernstig twee woorden uit van wat ik zojuist had gezegd, “is dat de waardering waarmee je tegen deze eerbare aanstelling aankijkt? Je liet mij juist nog geloven dat je niet kon wachten om met de werkzaamheden alhier aan de slag te gaan.”
Toen knipoogde hij.
“Wees gerust. De Tycoon Newspaper is nog in oprichting. Er staat nog een hoop werk te gebeuren, waarbij iedereen zijn steentje dient bij te dragen. Ook jouw collega’s heb ik al wat klusjes moeten laten opknappen die soms beneden hun niveau zijn, maar zij zijn nu toch ook aan de slag. Zie dit maar als een inwerkperiode. Al heb ik hierna ook nog wat, waar je wellicht wel langer mee bezig zult zijn. Let maar op mijn woorden, jouw tijd komt nog wel.”
Hoewel Victor nu toch weer wat innemender klonk, gaf hij mij nu nog niet echt direct het gevoel dat ik al ergens binnen een maand met mijn bloknootje erop uit kon trekken. Ik glimlachte wat moeilijk, maar vertrouwde er inmiddels toch op dat Victor het beste met me voor had.
Toen kneep hij zachtjes in mijn schouder, alsof hij daarmee moed probeerde in te masseren.
“Je zal zien, Achmed, dat je hier dadelijk nog best een afwisselend baantje aan overhoudt. Jij trekt straks de wijde wereld in en zal onze lezers trakteren op de meeste gruwelijke nieuwsfeiten die een mens ooit in een krant voorbij heeft zien komen.”
Nu begon ik toch te stralen. Het beeld wat hij mij daarmee voorhield beloofde wat. Zonder verder nog woorden over mijn functie vuil te maken greep ik al naar een doos met boeken liet daarmee blijken dat ik er geen gras over liet groeien.
“Goed, nou dan ga ik maar eens ergens beginnen,” sprak ik opgewekt tegen hem en wilde mij juist al op de inhoud van de doos storten die ikzelf had binnen gedragen. Het was duidelijk dat dit Victor tevreden stelde.
“Top,” reageerde hij prompt. Hij veegde met een hand wat stof van zijn mantel en keek er met eenzelfde blik naar zoals hij dat ook naar zijn collega’s deed. “Wel mocht er toch nog iets zijn wat je echt per se moet weten, dan weet je mij te vinden, op de zevende etage in mijn kantoortje.”
“Absoluut,” antwoordde ik en draaide mij om naar mijn nieuwe taak. Een enorme verzameling kartonnen dozen met boeken stond uitgestald langs alle stellingen, geduldig op mij te wachten om uitgepakt en ingedeeld te worden.
En precies op het moment dat ik mij opmaakte om mij daar op te storten en even terloops naar de onderzijde van de wenteltrap rechts naast mij keek, zag ik in het verlengde ervan ineens iets wat mijn wenkbrauwen weer danig deed fronzen. Mijn hemel, hoe kon dit toch steeds? Was direct mijn gedachte, toen ik het fenomeen aanschouwde dat ik nu toch al een paar keer eerder had gezien had. Lang had ik er niet voor nodig om voor mezelf te beslissen welke actie ik nu zou ondernemen en keerde mij dan ook meteen weer om zodat ik mijn observatie meteen met mijn nieuwe baas kon delen.
Een trillende sensatie van opwinding trok er door mijn lijf, nu ik deze ervaring eindelijk ook eens met een ander zou kunnen delen.
“Zeg Vict-…” begon ik al meteen – en voelde reeds hoe de bloeddruk van de spanning op mijn slapen omhoog schoot – Maar juist waar ik verwacht had om Victor nog te zullen aantreffen om zijn aandacht nog even te kunnen opeisen, was het afdelingshoofd van onze redactie al in geen velden of wegen meer te bekennen. Op de plaats waar hij zojuist had gestaan was nu helemaal niemand. “Euhm… Victor? Hallo, Victor?” probeerde ik nog terwijl ik vlot om mij heen keek, maar van Victor was ineens totaal geen spoor meer. Hij was nog maar echt pas bij mij weg gestapt, daar was ik van overtuigd, waardoor ik meende dat hij hooguit tien passen bij mij vandaan gelopen én dus nog zichtbaar moest zijn. Maar hij was toch echt weg en compleet uit het zicht verdwenen ook. Niet linksom, maar ook rechtsom, dieper de bibliotheek in, kon ik hem niet zien. Om zeker te zijn dat hij niet in één van de gangpaden was gedoken, richtte ik mij daarom maar even op en keek ik om de hoek van de stellingen.
“Victor? Hallo, Victor?”
Maar niets.
Waar Victor eerder had gestaan viel niets anders te bespeuren dan wat traag dwarrelend stof zwaarmoedig zwevend in het dompige luchtledige.
Victor was echt weg. Victor Anished was… verdwenen.
Ik vond het voorval zo curieus dat ik raadselachtig richting de dubbele deuren keek – die geen teken vertoonde dat ze zonet nog geopend en dichtgevallen waren. Ik snapte er echt helemaal niets van. Victor kon nooit zó snel naar de kamer van Kornelis verdwenen zijn.
En daarmee liet hij mij van het ene op het andere moment helemaal alleen achter met eigen mysterie, mijn andere raadsel, dat zich hier opnieuw voor mijn ogen had voorgedaan: een kortstondige vibratie achter de wenteltrap dat gepaard ging met een zoemend geluid.

This entry was posted on Wednesday, May 25th, 2016 at 20:49 and is filed under Aanstormende publicaties, Duimzuigerij, Nederlands, Redigeren en DT-filteren. You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

3 Comments

  1. May 25, 2016 @ 21:22


    Ed moet maar gauw eens bij mij langskomen! Ik heb momenteel 126 van die zwarte bonen in voorraad…

    Posted by BoB de Winter
  2. May 25, 2016 @ 21:42


    Geloof me, als je Ed een paar vragen stelt, dan ben je daar zo doorheen! 😉

    Posted by Achmed Liën
  3. May 31, 2016 @ 05:45


    Fabelachtig mooi! Zeker hoe je de bibliotheek van de Tycoon Newspaper hebt beschreven. Maar natuurlijk ook hoe je alles weer op papierhent gezet. Een genot om dit te lezen! 😀
    Kan niet wachten op het volgende hoofdstuk.

    Posted by Sandra

Leave a Comment

Please note: Comment moderation is enabled and may delay your comment. There is no need to resubmit your comment.