By Zombie | September 27, 2019 - 12:04 pm - Posted in Nederlands, Onder de boom, Schrijfwedstrijden

Schrijverspunt organiseerde in de periode van 15 mei t/m 31 juli 2019 (deelnamemogelijkheid) de schrijfwedstrijd ‘Onder de boom’. De bedoeling was dat je een kort verhaal schreef van maximaal 1250 woorden waarbij het verhaal maar op de een of andere manier iets (of juist niets) onder de boom is. Het illustere viertal Romeo Mazzei, Bob de Winter, Sjors Kersten en Paul van der Zee, die voortaan beter bekend staan als ‘De Schrijvende Legendes’ raakten spontaan geïnspireerd en klommen dadelijk in de pen (al dan niet van brons) om hun botanische schrijftalenten aan te boren.
Ieder van hen wist voor het verstrijken van de uiterste inzenddatum een pronkstuk in te sturen, maar slechts één van hen slaagde er (terecht!) in om tot één van de winnaars te worden omgedoopt. De prijs? Een eervolle plaatsing van het ingezonden verhaal in de bundel ‘Onder de boom’.

Romeo Mazzei was de gelukkige… En we kunnen hem nog steeds niet vaak genoeg hiermee feliciteren.

Een troostprijs voor de resterende Schrijvende Legendes was er niet. Hoewel,… de plaatsing van hun korte verhalen in de Tycoon Newspaper mag je toch ook best trots op wezen? Of niet soms?

Onder de boom-deelnemer: Sjors Kersten

Titel: Bonsai

Japan, 11 augustus 1945

Vermoeid fietste Tadashi over een zandweg die in enkele decennia was uitgesleten door boeren die hier normaliter met hun ossen van en naar hun rijstvelden liepen. Nu was er echter niemand te bekennen.

Tadashi’s hele lichaam deed pijn, maar hij trapte stug door. Met een kleine rugzak proviand was hij aan het eind van de vorige middag vertrokken en sindsdien had hij zichzelf enkel in het holst van de nacht enkele uren rust gegund.
Een vreselijke nachtmerrie had hem doen ontwaken en bij het zien van het eerste ochtendlicht was hij weer op zijn fiets gestapt om zijn tocht voort te zetten. Zijn lichaam protesteerde direct, maar er was niets dat hem nu zou kunnen stoppen.

Vijf dagen eerder werd het stadje waar Tadashi woonde opgeschrikt door het nieuws dat er iets vreselijks was gebeurd in Hiroshima; de stad was compleet weggevaagd door een Amerikaanse bom.
Tadashi had zichzelf altijd zoveel mogelijk afzijdig gehouden van de overzeese oorlogen die zijn vaderland al zoveel jaren voerde en hoopte dat er spoedig een tijd van vrede aan zou breken, maar de verwoesting van Hiroshima had hem wakker geschud. Als de Amerikanen zo’n grote vernietiging binnen de Japanse archipel teweeg konden brengen, was niemand meer veilig.
Na het radiobericht over de ramp in Hiroshima had Tadashi direct geprobeerd om zijn ouders en broers te bereiken. Gelukkig hadden hij of mensen die hij kende hen allen diezelfde dag nog weten te spreken en bleek iedereen ongedeerd.
De dagen erna waren als een waas aan Tadashi voorbij getrokken. Er heersten chaos en angst op straat en van zijn werk als beginnend architect was weinig terechtgekomen. Hij wist zichzelf uiteindelijk af te leiden door te starten met een nieuwe klus, tot hij geschreeuw op straat hoorde.
Buiten zag Tadashi dat de mensen in paniek waren. Het duurde even voor hij doorhad wat er gebeurd was, maar toen het tot hem doordrong, was het alsof de grond onder zijn voeten wegzakte. Nagasaki was gebombardeerd; eenzelfde verwoesting als drie dagen eerder.
Tadashi rende naar huis, pakte wat te eten en drinken bij elkaar en vertrok op zijn fiets. Bij het treinstation bleek het treinverkeer compleet stil te liggen en de weinige auto’s in het stadje waren al ingezet voor noodhulp aan Hiroshima. Er zat niets anders op dan naar Nagasaki te fietsen.
De mensen aan wie hij de weg vroeg, probeerden hem te overtuigen om rechtsomkeert te maken tot ze hoorden wat zijn doel was en ze hem met gemengde gevoelens verder hielpen.

Na zijn korte nachtrust duurde het niet lang voor Tadashi de omgeving begon te herkennen, maar het was compleet anders dan in zijn jeugdherinneringen. Hij passeerde vele mensen die in tegenovergestelde richting reisden, vluchtend van de stad. Hij zag ontroostbaar verdriet, onheelbare wonden en karren met opgestapelde lijken. Met tranen in zijn ogen fietste Tadashi verbeten door; hij mocht de hoop niet verliezen.
Het moment dat hij door de straat van zijn ouderlijk huis zou rijden had hij al tientallen malen in zijn hoofd afgespeeld toen hij in de verte de kruin van de Witte Den zag. Tijdens zijn jeugd was het al een herkenningspunt geweest; deze boom die door zijn overgrootouders werd geplant om de geboorte van zijn grootvader te vieren en uiteindelijk tot machtige hoogte gegroeid was.
Toen de boom een paar jaar oud was gebruikte Tadashi’s overgrootvader een gesnoeid takje van de Witte Den om een bonsai te kweken. Dit werkte zo goed, dat hij vol enthousiasme meerdere stekjes van de boom begon te planten.
Hij was ongelofelijk trots op zijn bonsais en terwijl de Witte Den tot steeds grotere hoogtes reikte, groeide zijn zoon op met een grote passie voor het kweken en vormen van bonsais. Zijn talent bleek zo groot, dat mensen van heinde en ver kwamen om de boompjes te bewonderen. Zo ontstond er een traditie die ook door Tadashi’s vader werd voortgezet.
Maar ook om een andere reden was er een bijzondere band met deze boom ontstaan, die door ieder familielid gekoesterd werd. Tadashi’s grootouders, later zijn eigen ouders en nog niet zo heel lang geleden zijn broers, waren allemaal onder deze boom getrouwd.
Tadashi stelde zichzelf altijd voor dat hij onder de Witte Den zijn toekomstige bruid ten huwelijk zou vragen en daar later op een feestelijke dag zou trouwen met de vrouw van zijn dromen en met haar zou dansen onder een dak van dennentakken en gekleurde lampionnen.

Hoe dichter Tadashi bij zijn ouderlijk huis kwam, hoe meer leed hij zag. Mensen die huilend op straat zaten naast het levenloze lichaam van een geliefde, verwarde kinderen die hun ouders kwijt waren en een halfnaakte vrouw die met brandwonden over haar hele lichaam midden over straat strompelde. Tadashi wendde zijn blik af en schaamde zich dat hij niet afstapte om deze mensen te helpen, maar hij kon niet anders dan blijven trappen.
Bij een gebouwtje waar het dak van was afgebrand, sloeg hij de straat in waar het huis van zijn ouders stond. Tadashi durfde niet meer om zich heen te kijken, omdat hij niet geconfronteerd wilde worden met het verdriet in de straat waar hij was opgegroeid en fixeerde zijn blik op de poort waar hij naar binnen zou lopen.
Langzaam kwam zijn fiets tot stilstand en toen hij afstapte schoot er zo’n pijnlijke steek door zijn lichaam dat hij voor een moment dacht dat hij flauw zou vallen. Tadashi haalde diep adem en liet zijn fiets los, die op de grond kletterde. Hij legde zijn hand op de handgreep van de poort en duwde die voorzichtig open.
Het kleine binnenplaatsje was verlaten. Het enige dat opviel waren de gebroken dakpannen die van het huis waren geblazen. Zo snel als zijn pijnlijke benen hem konden dragen liep Tadashi het huis in.
‘Vader?’ riep hij. ‘Moeder?’
Er kwam geen reactie en binnen leek het alsof er niets gebeurd was. Alles zag er precies zo uit als normaal. Het enige wat Tadashi miste was de geur van eten uit de keuken, waar zijn moeder normaliter op dit tijdstip druk in de weer zou zijn. Hij klampte zich vast aan de hoop dat zijn ouders elders in veiligheid waren.

Nadat Tadashi het hele huis gecontroleerd had, stapte hij naar buiten. Deze prachtige tuin was de trots van zijn ouders, maar nu lagen er bonsais op de grond, omringd door scherven van gebroken potten en het grind was bezaaid met ontzettend veel naalden die de Witte Den verloren was. Tadashi keek naar de boom en zag dat de stam grotendeels zwart was, alsof deze in brand had gestaan.
Aan de voet van de grote boom zag hij iets vreemds. Hij herkende het eerst niet, of wilde het niet herkennen, maar de tranen sprongen in zijn ogen toen hij zich realiseerde waar hij naar keek.
Tadashi rende naar de boom en wilde helpen, maar zag dat het al te laat was. Voor hem op de grond zaten zijn ouders, die in een innige omhelzing gestorven waren. Net als bij de Witte Den was hun huid op veel plekken verbrand, blootgesteld aan de vernietigende kracht van de bom.
De laatste energie verdween uit Tadashi’s lichaam en verslagen zakte hij op zijn knieën. Voorovergebogen en steunend op zijn armen zag hij door zijn opwellende tranen heen iets tussen de lichamen van zijn ouders in staan. Het was een aardewerken potje met een nieuw bonsaistekje van de Witte Den, dat ze hadden beschermd met hun leven. Hun laatste daad uit liefde voor hun familie.