By rinaoddel | May 12, 2015 - 6:30 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Paarse bonen-saga, WSNOI

“Zie hem daar nu staan, met z’n met doodskoppen beschilderde flesjes! Dat die lui daar überhaupt intrappen, daar kan ik echt met mijn pet niet bij. Daar zou je toch zelf ook geen slok van nemen, of wel soms?” mopperde Rina Oddel hardop tegen de man naast haar met wie ze zich achteraan tussen de mensen in de enorme massa had gevoegd. Om zoveel mogelijk van de verkondigingen op te vangen welke ze als zorgwekkend en typerend aan haar gezelschap had uitgelegd, stonden ze hutjemutje tussen de belangstellenden van deze nieuwkomer in de stad. Rina kon nog net wanneer ze op het puntje van haar tenen ging staan, midden op het houten plateau op het plein ‘het Galgenveld’, op veilige afstand van de luiken in de vloer, twee figuren ontwaren. Eén ervan was kort daarvoor naar voren geroepen om als vrijwillig proefkonijn te dienen, terwijl de man die deze persoon uitnodigde er een was met een iets langer gestalte en duidelijk het publiek op z’n hand had. Zojuist had hij namelijk aan deze menigte laten zien dat hij de vele zieken van deze stad wel van de bazelen kon genezen. Rina had hem direct herkend. Z’n ruige gitzwarte haar, zijn purperen pandjesjas, de bonte sjaal en die ene fonkelende gouden tand maakten tezamen dat deze man voor haar geen introductie meer behoefte.
“George Enverbrander,” sprak ze, alsof ze dit voor haarzelf nog extra wilde bevestigen. “En ik durf mijn complete verzameling theebladeren erom te verwedden dat die zogenaamd willekeurige vrijwilliger uit het publiek naast hem een ingehuurde neppatiënt is. Die hele voorstelling hier is zo fonie als de pest.”
“Hm, hm,” klonk het instemmend naast haar. De weinig spraakzame klerenkast waar ze haast opeengepakt mee stond tuurde door zijn lengte aanzienlijk gemakkelijker over de koppen heen en kon het spektakel daardoor veel beter overzien. Naast de showmaker en zijn patiënt stonden enkele clownachtige figuren opgesteld die zichzelf door hun Victoriaanse carnavalsmaskers onherkenbaar hadden gemaakt. Om het publiek te lokken en wat op te zwepen lieten zij een luid trompetgeschal ten gehore brengen. Een van deze knechten in zotspakken sloeg zelfs op trommels die hij voor zich op zijn buiken had hangen. Al wie er naar hier waren gekomen lieten zich meevoeren door het aanstekelijke ritme van de muziek en verlustigden zich aan het optreden van het vijftal gangmakers die deze klanken voortbrachten. Maar bovenal hoopten zij op de belofte die deze schijnbare Messias aan hen verkocht met de boodschap dat het ‘Enverbrander Wondermiddel’ hen van hun kwalen zou afgehelpen.
Wat dat betreft was het Galgenveld het perfecte decor om hier dit volk, dat in verschillende gradaties met Morbus Aprillis was besmet, zogenaamd van hun ziekten te genezen. De uitgehongerde raven, die zich als toeschouwers uit een amfitheater in de dakgoten hadden verzameld, waren wellicht wat minder happig in het slagen van de opzet van deze nieuwbakken magiër. Maar hun klagerig gekrakeel droeg aan de sfeer wel prima bij.
“Centebakke en gequackers,” prevelde de man sikkeneurig naast Rina. “Het mag wet kosten. Monniekloppers zijn het. Uit om te konfiskeren de boontjes van de zwaksten onder ons. Blergh!”
Het was enkel omdat Rina zo dichtbij haar gezelschap stond dat ze de woorden kon verstaan die door de uit Warwinkel afkomstige Kerbert Rent mompelend werden voortgebracht. Dat wilde nog niet zeggen dat ze hem ook steeds kon verstaan. Ze kon nog altijd niet uit dat knoeierige dialect van hem dat als grammaticaal gedrocht rammelde aan alle kanten, maar door zijn diepe brommende stemgeluid en het feit dat ze dicht tegen hem aanstond kon ze wel horen wat hij aan woorden sprak.
“Durf er krep op te zetten dattem uit Jatmos boortigt! Als em iets aan labbermensen zo op bonen aan is en pikkie krenterig werke gaan met de prosporiteit één ander, alles om de duimkruiden, benne hen het wel. Tsk!”
“Zo is dat Kerbert,” antwoordde Rina, die eigenlijk geen woord van zijn gebrabbel had begrepen. “Voor mij is het wel duidelijk dat hier een kwakzalver aan het werk is.”
“Boeren, burgers en buitenlui!” klonk het ineens indringend vanaf het plateau op het midden van het plein. “U heeft het nu zelf met uw eigen ogen gezien! Eerst bibberde hij nog van hoge koorts, braakte hij meer nog meer dan dat hij haar op zijn knar heeft, zat hij nog ònder met paarse vlekken en puisten, maar nu is…”
George Enverbrander onderbrak zijn eigen betoog en boog even naar voren naar de patiënt die hij zojuist genezen had. “Psst! Wat was je naam alweer?” en om het echt te laten lijken, stelde hij de vraag precies luid genoeg zodat de met bazelen besmette stedelingen die het dichtst om hem heen stonden hem nog net konden verstaan.
“…nu is Dirk Waesheyd genezen van de bazelen!”
Kon je echt geen betere naam verzinnen?
De als door Rina als kwakzalver bestempelde frivole vent naast de galgentouwen richtte zich op en stak zijn handen in de lucht. Terwijl hij dat deed hield hij met beide handen een flesje vast waar hijzelf met grote ogen haast gebiologeerd naar tuurde.
“En dat alles mijn vrienden, dat alles door één flinke teug van dit magische wondermiddel, het Ènverbrander Wondermiddel,” hij sprak de ingestudeerde teksten zeer overdreven gearticuleerd uit en liet de fles uiterst demonstratief aan alle toeschouwers zien. “Jawel mensen. Het kost u misschien een schamele duit, maar voor slechts 780 stuks van uw zuurverdiende zbersibarnen bent u na het drinken van de kracht van mijn tinctuur wel in klap van uw zorgen af. Zeg maar vaarwel tegen de bazelen. George Enverbrander geneest u van alle kwalen. Nooit meer aderlaten, piskijken, pendelen en gehannes met die brijomslagen. Vergeet die hopeloos ouderwetse methoden om ziekten te verdrijven. Wie is daar ooit mee geholpen? Van de wal in de sloot. Ha! Maar ik verzeker u, het Enverbrander Wondermiddel helpt u af van al die puisterige vieze acne, het maakte korte metten met uw pukkels, verdrijft ziekteverwekkende geesten, verhelpt uw zwartgalligheid én…”
Op dat moment boog George de magiër iets over het podium om zijn aangedikte boodschap aan een dikke huisvrouw met een grote boezem te richten.
“…en het maakt u zelfs een maatje kleiner!”
De vrouw, die naast paarse vlekken haar vette huid vol had met pukkels en zweren, moest er smakelijk om lachen en bloosde. Hij liet het niet na haar op een knipoog en een sexy heupbeweging te trakteren en wiegde vervolgens terug het podium op.
En zo ging de voorstelling nog even door waarbij George Enverbrander een soort finale melodie liet inzette terwijl hij zelf swingend en dansend een aanstekelijke reclametekst opdreunde. In weerwil van zijn schepper had George zich toch van een hoge hoed bediend en speelde er mee zodat hij zeker was dat hij de aandacht op zich gevestigd hield.
“Nu komt het,” zei Rina tegen het einde van de show tegen Kerbert. “Die mislukte magiër kan mooie praatjes maken wat hij wil en met een één of andere truc de aanwezigen doen geloven dat hij zijn ingehuurde proefkonijn van deze vlekkentyfus kan genezen, maar zodra hij zijn flesjes aan de man brengt moet hij toch echt door de mand vallen. Ik geloof er namelijk geen barst van dat dat veredelde kraanwater van hem de ziekte echt kan uitbannen.”
Kerbert hoorde hoe de roddeltante naast haar George Enverbrander door het slijk trok, maar bleef vooralsnog gefascineerd door de voorstelling die de nieuweling in hun stad vertoonde. Aangezien hijzelf nu ook door de bazelen was bevangen en hij er de kracht niet meer voor had om zijn eigen winkeltje draaiende te houden, was hij er toch wel bij erg gebaat indien er iemand zou zijn die hem van deze last af kon helpen. De eigenaar van de plaatselijke kringloopwinkel, die erom bekend stond echt super zuinig te zijn op zijn centen, aarzelde nu of hij zijn duiten niet toch voor zo’n wondermiddeltje zou aanwenden. Zonder er bewust bij stil te staan speelde hij wat met de munten en het papiergeld uit zijn zak, dat normaal nog niet uit zijn ‘platvink’ te branden was.
Ondertussen ergerde Rina Oddel zich groen en geel aan deze hele schijnvertoning en spiekte ze met haar arendsogen over de hoofden van de mensen voor haar naar wat er op het geïmproviseerde podium gebeurde. Om ervoor te zorgen dat ze aan het einde van de dag geen kramp in haar tenen zou krijgen, was ze op een aarden verhoging gaan staan tegen een van de vele kleine vlaggenmasten op het plein. Daar waar de houten stokken nu bijna dertig jaar terug in de ondergrond waren gestoken, was een opeenhoping van aarde ontstaan van al het zand dat er tegenaan was gelopen zodat zo’n verhoging Rina net tien centimeter langer liet lijken.
“Krijg de p…” bracht Rina uit. Ze slikte nog net het lelijke woord in dat haar bijna ontglipte toen er ineens een lange persoon voor haar ging staan. De eerste geïnteresseerden werden nu het podium opgevraagd om het Enverbrander Wondermiddel te komen kopen. Hierdoor ontstond er een nieuwe reuring in de menigte en schoven er mensen aan elkaar voorbij. En in mum van tijd werd het ineens een hele uitdaging om überhaupt nog te kunnen zien wat er voor hen gebeurde; de ene hoed na de andere pruik drong voor elkaar langs zodat het tweetal het zicht steeds werd ontnomen.
“Verdikkeme,” sprak ze met een iets deftiger vloekwoord. “Kun jij nog iets zien?”
“Snurt. Geen pikkesit. Most betert een ander oordin kiezen. Kan me gelaan de beweging wezen. Hebbe toch tevoren te wezen om sappe te poeren. Jij dan?”
Rina wist zowaar weer even niet wat ze moest zeggen. Waarom kon die vent echt geen moment normaal beschaafd Nederlands praten? dacht ze bij haarzelf. Ze had namelijk geen idee wat hij zojuist nou weer bedoeld had, maar hij stond ondertussen wel op een reactie van haar te wachten. Daarom probeerde ze gauw even iets te verzinnen wat een antwoord op Kerbert’s tegenvraag zou kunnen voorstellen.
“Misschien kunnen we iets langs deze kant met dit volk meebewegen. Dan kunnen we deze nepvoorstelling van dichterbij bekijken. We willen toch ook vooraan komen, niet dan?”
Direct had ze alweer spijt dat ze haar reactie in vragende vorm had teruggelegd. Nu kon ze er donder op zeggen dat Kerbert weer met iets onbegrijpelijks bij haar zou aankomen.
“Kolere, Rina! Ik haat napende kuurzolen!” was hierop Kerberts reactie. Rina schrok ervan. Bij toverslag was hij ineens giftig als de hel en toen ze hem recht aankeek zag ze hoe zijn paarse gelaat opeens rood werd van woede.
Wat heb ik nu toch weer aangevangen? dacht Rina. Ze had er spijt van dat ze uitgerekend met hem naar het plein was gekomen. Er viel werkelijk niet te communiceren met die man. Iets had bij de handelaar het bloed doen koken zonder dat Rina er een duidelijke verklaring bij kon bedenken. Blijkbaar was er een woord verkeerd gevallen.
“Ja en ik Smurfen,” reageerde ze daarom kattig en gaf daarmee aan dat ze eigenlijk geen tijd had om nu op elkaar te gaan lopen vitten om niks. “Kom nou maar mee vervelende vent en ga je mond spoelen.”
Rina was dat bokkige gedrag duidelijk zat.
“Men motte dat middel wezen.”
“Mijn idee. En nu meekomen,” en ze trok aan Kerbert’s shirt op een manier dat geen tegenspraak dulde. Hijzelf schrok van haar plotselinge vinnigheid en bekoelde op slag.
Uiteindelijk bewogen Rina en Kerbert tussen de andere aanwezigen langzaam maar zeker naar voren, daar waar de verkoop reeds was gestart. Rina zorgde er hierbij wel voor dat ze de veel forsere Kerbert voor haar uit schoof zodat ze hem het meeste schouderwerk kon laten doen om mensen niet al te zachtzinnig ruimte te laten maken. Onderwijl mopperde Kerbert er nog rustig op los. Rina kon niet goed afleiden of dit gemopper aan haar was gericht, maar ze verkoos dat het verstandiger was het gewoon maar te negeren. Aldoende kwamen ze hierdoor wel steeds dichterbij het podium met de galgen, en de in alle hevigheid losgebarsten verkoop van het zo bijzondere drankje dat George Enverbrander de mensen maar graag liet geloven een wondermiddel te zijn. Het was er een tumult van jewelste. Harde munten en grovere coupures overhandigden de inwoners van Gohes City maar al te gretig uit hun zakken in ruil voor flesjes met de vermeende magische drank.
Rina kon haar ogen niet geloven. Dat ging maar al te vlot. Ze liet zich verbazen hoe driftig eenieder was met het uitgeven van hun zbersibarnen. Ze kon zich moeilijk voorstellen hoe goedgelovig deze lui blijkbaar waren. Maar George Enverbrander profiteerde er maar wat graag van. Ze zag dat hij voor de gelegenheid de vrijwilliger die zich als Dirk Waesheyd had voorgesteld zo gek had gekregen om hem een handje te helpen om aan de geïnteresseerden de flesjes te overhandigen. Rina wist wel beter. Die zogenaamde vrijwilliger deelde natuurlijk in de buit.
“Krep. Hep nou snurt. Die lepenaren zijnde in superlatieven over die tandtastische tovenaar. Die lui die willen wel.”
Ditmaal had Rina geen moeite om Kerberts bedoelingen te ontcijferen. Ze begreep meteen wat hij bedoelde en vond zelf ook dat de zieken onder het volk blijkbaar helemaal idolaat waren van deze twijfelachtige verlosser.
“Kebbe haast trek in der moeite mocht doen er zelf ene te bemachtigen,” opperde Kerbert plotseling. “Motte ge kijke. De spikkels an der lijve hadde zonder sneeuw verloren!!”
Een woordenboek alsjeblieft. Een tolk, ik kan niet langer zonder, bad Rina terstond met haar blik op de hemel alsof ze in afwachting was van hogere machten. Leer mij deze man begrijpen, alstublieft. Of beter nog… Laat hem normaal Nederlands lullen!
“Roddelande! Kek. Die man genezen iedereen en eenieder. De vlekkigerigheid strome van den lijve,” drong Kerbert aan. En hij trok Rina aan haar arm om haar het wonder zelf te zien geschieden. Rina zelf wilde zich juist gaan uitlaten over Kerberts gebrek aan zachtzinnigheid toen ze werd bevangen door het wonder dat zich voor haar ogen voltrok. De ene na de andere met bazelen geïnfecteerde bewoner van deze stad kocht het Enverbrander Wondermiddel en was bij toverslag genezen. Waar ze eerder op hun huiden de paarse vlekken nog zag, trokken deze in een oogwenk weg.
“Kompte mee, Roddelande. Snurt dak me dit 780 duiten kost, maare menne toko mot open.”
En weg was hij. Hij had zijn gezelschap losgelaten en had zijn eigen beslissing gemaakt. Ze zag Kerbert tussen de mensen verdwijnen en zich naar voren worstelen. De roddelverslaggeefster liet hij in verslagenheid tussen de mensen achter. Zelfs de krent aller krenten was door de bazelen compleet van slag en kon zichzelf niet meer bedwingen om zijn geld te gaan uitgeven. De enige reden waarom Rina haar eigen zbersibarnen nog niet in haar handen voelde branden, was omdat zij gisteren pas was geïnfecteerd…