Deze opmerking werd gemaakt op het moment dat een andere collega een zeker soort vleeswaren in de mond nam.

Uitgesproken door: collega Andre

Datum: woensdag 28 januari 2015

By Niemand | January 22, 2015 - 9:43 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Paarse bonen-saga

“Welkom, mijn waarde vriend. Treed gauw binnen,” sprak een warme stem luid en hartelijk zodra de bezoeker enigszins aarzelend de deur naar het kantoor opende. “Kom, kom. Er is geen reden om daar in de schaduw te blijven staan. Dat spreekt wat lastig en is bovendien wat ongezellig.”
Vanuit de deuropening van het grote vertrek kwam een tanig gestalte ietwat stuntelig de kamer binnen zetten. Terwijl hij dit deed beet hij nerveus op zijn bovenlip welke werd ontsierd door een borstelig slordig snorretje. Tijdens het binnentreden struikelde hij ook bijna over een losse veter waarop hij vervolgens omzichtig om zich heen keek om te zien of er iemand was die dit kon hebben bemerkt. Toen hij zich ervan vergewist had dat er niemand was die dit gezien kon hebben, durfde hij zich wat vrijer te bewegen en werd hij opnieuw aangesproken door de figuur die helemaal achterin het kantoor zat. Vanachter een hoge rugleuning van een enorme fauteuil klonk dezelfde stem die de bezoeker zojuist bij binnenkomst al had gehoord.
“Die entree moeten we nog wat aan doen. Vind je niet? Of heb ik hier mijn handen niet reeds vol aan onhandige figuren?”
De bezoeker voelde zich opeens wat opgelaten en vroeg zich direct ook af hoe zijn gastheer, helemaal achter in de zaal, kon hebben geweten hoe hij was binnen gestapt.
“Je veter,” klonk het weer, ditmaal indringender. “Alsjeblieft doe er wat aan.”
Geschrokken van de plotselinge verandering in toon ging de man door zijn knieën om de oorzaak van zijn hebbelijkheid aan te pakken.
“Dank je. Na een kluns van een Joost Stunner, een reisverslaggever met Peter Parker-onhandigheden en een misdaadverslaggever die met z’n baggerpoten dwars door alle plaatsen delict loopt, is nog een stuntel naast al deze karakters het laatste wat ik hebben kan. Straks gaan mensen nog denken dat dit een prominente karaktereigenschap van me is. En dat is toch zeker niet wat we ze willen laten denken hè, of wel?”
“Euh, nee, zeker niet heer,” antwoordde de man en kreeg daarop een rood hoofd. Hij maakte zich nu meteen zorgen over hoe hij het deed en wat dit betekende voor zijn voorbestaan.
“Je voelt je nu vast wat ongemakkelijk hè?”
Het was alsof de gastheer zijn gedachte kon lezen. Dit was precies hoe hij zich voelde. De bezoeker was al nerveus geweest vanaf het moment dat hij – hopelijk ongezien – de grote bibliotheek van het redactiegebouw binnensloop en de lift instapte die zich op miraculeuze wijze voor hem had gemanifesteerd.
“Vertrouw mij vriend. Behalve de receptioniste Stefanie Gotch en ikzelf is er niemand die er weet van heeft dat jij hier bent.”
“Oh, gelukkig heer. Ik maakte me al zorgen. Met name voor Rina Oddel was ik bang dat, als ze mij over de redactievloer zou hebben zien lopen…”
“Dat ze je wellicht zou hebben herkend? Daar heb ik wel voor gezorgd, dat dat niet zou gebeuren. Zoals je hebt gezien zijn de meeste reporters op het moment de deur uit. Kornelis heb je languit over zijn bureau zien liggen, krachtig snurkend en kwijlend over zijn papieren. Dat vond ik voor de sfeer wel leuk, maar ik had hem ook gewoon naar buiten kunnen sturen. En Achmed, wanneer hij eenmaal met zijn neus in de boeken zit dan is er niets wat hem kan storen. Neem maar van mij aan dat hij dat gekraak van die oude wenteltrappen in de bibliotheek niet eens zal hebben gehoord.”
Dit werd de bezoeker teveel. Zijn hoofd raakte vol van alle gedachten die door hem heen gingen, zijn oren begonnen te suizen en zijn hoofd was één groot vraagteken. Hoe kon zijn gastheer alles hebben geweten wat hij had meegemaakt, vanaf het begin dat hij de Tycoon Newspaper binnenliep? Vrijwel iedere stap die hij hier had gezet tot en met het kleinste detail dat hij zelf nog nauwelijks had opgemerkt op zijn weg naar hier, van alles leek deze man op de hoogte te zijn geweest.
“En het gaat nog verder dan dat. Om maar een voorbeeld te noemen: naast alles wat ik je net heb verteld, is er überhaupt nog iets wat je weet van vóór het moment dat je de deur naar de receptie opende?”
De uit het veld geslagen bezoeker snapte de vraag niet helemaal. Na over de lange vergadertafel naar de lederen rug van de grote fauteuil te hebben gekeken waar de enige andere persoon in deze ruimte op zat, staarde hij vervolgens indachtig voor zich uit naar de vloer.
“Wel, ik weet natuurlijk wie ik ben en…”
“Nee, niet dat. Dat weet ik wel. Het zou niet goed wezen wanneer je dat niet eens zou weten. Ik bedoel echt het moment van vlak voordat je hier de Tycoon Newspaper kwam binnenlopen. Herinner je je dat nog?”
De bezoeker dacht nog eens goed na. Want zijn gastheer had een punt. Hoe hard hij het ook probeerde, alles wat hij zich van deze dag nog voor zich kon halen waren die paar minuten dat hij erover had gedaan om in deze ruimte binnen te treden.
“Het lukt niet, hè?” vroeg de man in de stoel weer.
“Euh, nee heer. Ik snap het niet,” zuchtte de bezoeker radeloos.
“Wel, maak je daarover geen zorgen vriend. Dat hoort zo. De reden dat jij je dit niet kan herinneren komt simpelweg omdat ik je die herinneringen niet gegeven heb. Het is niet relevant. Belangrijker is dat jij weet wie je bent en wat je hier komt doen. Alle details daar tussenin zal men veel minder interesseren. En dat je je afvraagt waarom ik zoveel weet en hoe het kan dat ik jou gedachten kan lezen is ook niet zo moeilijk te beantwoorden. Ik weet hier immers alles. Ik heb je nota bene gecreëerd.”
“Maar natuurlijk,” zei de bezoeker, ditmaal verheugder dan kort ervoor. “U bent immers de grote…”
“…Naamloze,” maakte de man in de stoel, die zich nog steeds niet had vertoond, de zin van de bezoekr snel af. “Ik heb liever dat je mij de Grote Naamloze noemt. Al moet ik zeggen dat het eerder gebruikte ‘Naamgever’ mij ook wel beviel.”
En op het moment dat de mysterieuze Naamloze dat zei, werd zijn rechterhand zichtbaar en gleed deze over een bronzen beeldje dat er naast de stoel op zijn bureau stond. Door de U-vorm die het had leek het lichtbruine mahoniehouten bureau de hoge stoel van de man te omarmen, zodat het hem niet veel moeite kostte om zijn hand naar het beeldje naast hem te brengen. De bezoeker keek verrast op, nu hij een glimp opving van zijn gastheer en zag dat het beeldje de voorstelling had van een vreemd soort dier. Het beste wat hij er vanuit zijn aanzicht van kon maken, was dat het om een kikker ging of misschien zelfs wel een pad.
Lang staarde de bezoeker niet begrijpend naar de handbeweging en vervolgens weer naar de rugleuning.
“Laat maar,” klonk het steunend vanuit de stoel, “Dat leg ik je nog wel eens uit. Stap eens verder als je wilt. Anders moet ik mijn stem zo verheffen.”
“Euh, ja natuurlijk heer,” antwoordde de bezoeker en kwam daarop wat naar voren. Instinctief stapte hij rechts voor de tafel langs die in het midden van het kantoor stond. Deze was groot en ovaal van vorm en had de klasse van een vergadertafel waaraan je normaal wereldleiders zou zien aanschuiven. Het was ook een oude tafel, want je kon door de verweerde laklaag duidelijk zien dat hij al meermalen was gebruikt. Het diep donkerbruine eikenhout waarvan de tafel was gemaakt zag je trouwens ook terug in de wandpanelen van dit kantoor. En door de zwierige vormen die in het fijne snijwerk waren aangebracht en de bordeauxrode gordijnen waarmee de hoge ramen waren omlijst had het geheel een barokke uitstraling met neoclassicistische trekjes.
“Rina Oddel moet wel geschrokken zijn van al die inzichten die ze nu heeft gekregen, denk je ook niet?” stelde de man in de stoel vast toen de bezoeker bijna halverwege de tafel liep.
“Het artikel dat ze erover heeft geschreven heeft in elk geval een hoop stof doen opwaaien, heer. Mevrouw Oddel geloofde volgens mij elk woord dat ik haar vertelde toen we samen in de glazen bol keken.”
“Dat verbaast mij niets, George. Dat is namelijk precies de reden waarom ik Rina Oddel en niet één van de andere verslaggevers op je af heb gestuurd. Ze is goedgelovig genoeg om ieder woord van jou aan te nemen en ze was de uitgelezen kandidaat om de geruchten voor het nieuwe jaar over ons toonaangevend blad rond te bazuinen. Puur omdat ik dat zo heb gewild.”
De bezoeker, die nu George Enverbrander bleek te zijn, hield zijn gezicht in een plooi. Hoewel hij zijn schepper de woorden wel had horen zeggen, was hij druk bezig het interieur in hem op te nemen. Met zijn a-typische manier van doen bestudeerde hij enkele voorwerpen waarmee het vertrek was verfraaid en stond hij aldus bij een sokkel waarop een grote glimmende bokaal pronkte. Hij kantelde zijn hoofd wat en trok zijn besnorde lip op waardoor hij de aanblik had van een eekhoorn die zijn wintervoorraad op waarde schatte. Met twee handen greep hij aan weerszijden de handvatten van de beker vast en tilde het naar zich toe om de tekst op het opschrift te kunnen lezen.
“Dat is de Wisseljaarbeker van de Quiz van de Maand,” verklaarde de Grote Naamloze nog voordat George tot dezelfde conclusie was gekomen. “En ik heb graag dat je daar zuinig mee bent.”
De Naamloze had de woorden nog niet uitgesproken of George liet de beker al uit zijn handen glippen. Hij schrok van zijn eigen onhandigheid en probeerde nog te voorkomen dat het ding schade opliep. Hoewel hij wel wist te voorkomen dat hij het op de grond liet klappen, brak er tijdens het botsen tegen de sokkel toch een handvat af. Nu had hij het gedaan, dacht hij. Onbeholpen hield hij schuldbewust in zijn ene hand het afgebroken deel vast terwijl hij met zijn andere de beker op de sokkel wist te balanceren. Hij staarde naar het losse handvat en trachtte in zijn bevroren houding te beredeneren of hij deze situatie nog kon verhelpen. Het voelde voor hem alsof hij in een museum had ingebroken en ondanks alle voorzichtigheid het alarm toch was afgegaan, precies op het moment dat hij zijn hand op een kostbare diamant had gelegd. Tegen beter weten in hing hij tijdens het terugplaatsen het haakvormige afgebroken deel van het handvat aan de rand van de beker. De potsierlijkheid straalde er vanaf. Stilletjes stapte hij toen bij de sokkel weg alsof hij bijna een slapende hond had gewekt en hoopte maar dat zijn schepper nou juist dít niet had bemerkt.
“Het was niet de beker waar ik mij zorgen om maakte,” liet de Grote Naamloze het toen met een niet te missen diepe zucht klinken. George sloot zijn ogen toen hij tot de pijnlijke conclusie kwam dat zijn acties toch niet onopgemerkt waren gebleken. Hij hield pas op de plaats, terwijl hij zijn ogen stokstijf gesloten hield in afwachting van hetgeen er nu komen ging.
“Waar ik mij meer zorgen om maakte was dat ik er opnieuw een stuntel bij zou hebben,” sprak de Naamloze weer. “We hadden het er net nog over.”
“I-ik weet heer. Het s-spijt me,” antwoordde George Enverbrander die nog altijd niet durfde te kijken.
Er werd opnieuw gezucht, iets minder nadrukkelijk dit keer.
“Jij kan het ook niet helpen,” sprak de Naamloze. “Het komt door die vervloekte portretten. Ik kan moeilijk verlangen dat er eigenschappen worden weggelaten wanneer ik wil dat je zo op jouw modelpersoon moet lijken. Open je ogen maar weer.”
Verbaasd dat hij niet werd gestraft deed George wat er van hem gevraagd werd. Hij keek meteen weer naar de beker en geloofde toch even zijn ogen niet. De Wisseljaarbeker van de Quiz van de Maand stond weer perfect in het midden bovenop de sokkel, zonder enige zichtbare schade; het afgebroken handvat was terug op z’n plaats, alsof het nooit had losgelaten.
Met zijn mond wijd open en zijn armen gespreid draaide George zijn bovenlichaam naar de grote rugleuning en gaapte vol ontzag.
“Laten we hier niet te lang bij stilstaan,” klonk het weer vanuit die richting. “Deze futiliteiten kenmerken je, maar goddank heb je ook nog andere eigenschappen. En hoewel niet iedereen ze meteen als ‘goed’ zou omschrijven zijn het wel charmes die jou erg uniek maken. Die purperen pandjesjas staat je trouwens prima. Laten we jou daarom eens goed bekijken en kom hier eens even voor deze spiegel staan.”
Er was geen handgebaar voor nodig om de magiër George te duiden waar hij precies werd verwacht. Ook zonder aanwijzing was het duidelijk dat het maar om één spiegel kon gaan. Hij had hem al gezien toen hij nog maar net het kantoor was binnengelopen. Schuin naast de fauteuil met de hoge rugleuning hing er een spiegel aan de wand. George was al dichterbij gekomen en kon de neiging niet onderdrukken om stiekem toch nog een stapje dichter naar het raam te lopen, zodat hij kon zien hoe die Grote Naamloze er eigenlijk uitzag. Hij was er zo dichtbij, dan die verleiding werkelijk waar te groot voor hem was.
“De spiegel, George!” waarschuwde de Naamloze.
Opnieuw schrok hij zich wild van de indringende toon waarmee hij werd aangesproken.
“J-ja n-natuurlijk,” zei hij en deed snel een stapje terug.
Toen hij vervolgens in de spiegel keek zag hij zichzelf zoals hij al jaren gewend was om naar zichzelf te kijken. Het was geen beeld waar hij erg trots op was, maar hij was wel allang blij dat hij ondertussen van zijn primitieve outfit was verlost. De purperen pandjesjas die zijn schepper hem voor zijn rol met de glazen bol had gegeven, beviel hem al veel beter.
“Als marktkoopman zou je het best goed doen, vind je niet?” sprak de Naamloze weer, overduidelijk trots op zijn creatie. “Maar dan wel zo eentje van vroeger. Uit de tijd dat heksen nog op de brandstapel terecht kwamen en misdadigers nog volgens de oude methoden aan de strop werden gehangen. Ik doe altijd graag inspiratie op aan die tijd.”
George slikte bij deze woorden en streek onwillekeurig even langs zijn hals. Het was ongetwijfeld bewust geweest dat de Naamloze nu even een stilte liet vallen, al had George er geen besef van dat het als grap was bedoeld.
“Toen noemden ze dergelijke beroepsbeoefenaars ook wel een ‘marktschreeuwers’,” vervolgde hij. “Al kon je ze moeilijk vaklui noemen. Gemalen mummie, gepofte kikkerdril, een zalfje voor dit, een drankje voor dat, allerhande huismiddeltjes, ik zie je ze zo aan de man brengen.”
“Meent u dat nou echt?” vroeg George met een duidelijke vibratie in zijn stem. Het klonk hem namelijk niet erg aanlokkelijk om een dergelijke rol te moeten bekleden.
“Doe niet zo gek,” lachte de Naamloze nu hartelijk. “Nee natuurlijk niet, gek. Hoewel. Een barbier had natuurlijk ook gekund. Nu ik er zo over denk zou je ook makkelijk een typetje zoals Sweeney Todd kunnen spelen.”
“Sweeney wat?”
De Grote Naamloze speelde hardop wat met zijn gedachten. Hij had niet de intentie George teveel op zijn modelpersoon te laten lijken. Er moest iets zijn wat hem van zijn dubbelganger moest onderscheiden. In plaats van de vraag te beantwoorden toverde hij daarom ineens een vilten hoofddeksel te voorschijn. Via de weerspiegeling zag George plotseling een hoge hoed bovenop zijn kruin verschijnen, alsof deze er gewoon ineens was. Het bijpassende purperen geval daalde aldus vanuit het niets recht op zijn piekerige bos met haar neer.
“Hè nee,” sprak de Naamloze weer, deze samenstelling zonder om te kijken zo in zich opnemend. “Je bent nu net de Gekke Hoedenmaker uit Alice in Wonderland. Dat is niet origineel. Ik wilde ‘hem’ nou juist een beetje maskeren. Dan maar zonder die hoed.”
Het moment daarop verdween de hoed weer.
“Ja, zoals je nu bent is het weer beter. Het valt nog niet mee om je een onderscheidend uiterlijk te geven. Lach eens.”
George lachte. Het was een beetje gemaakt, maar daar ging het niet om. De Grote Naamloze wist dat George nu zijn eigen tanden kon zien. En zodra hij al bezig was zijn eigen tanden in de spiegel te bestuderen werd er in zijn gebit ineens een groot gat opgevuld met een gouden exemplaar. Opnieuw schrok hij ervan.
“Zo, dat geeft je al iets karakteristieks!” meende de Naamloze. “En dat alles nog zonder verdoving ook! Nu je haar nog even een beetje rommelig maken en het geheel van een gitzwarte kleurspoeling voorzien. Dat geeft het iets ruigs. Een bonte sjaal en een stel immitatieringen aan beide handen erbij en je bent het helemaal. George, vriend, je bent er uiterlijk in elk geval geknipt voor om iemand een oor aan te naaien. Mag ik je even aan je nieuwe zelf voorstellen? Hier is George Enverbrander, de magiër!”
“Huh? De magiër? Maar heer, met alle respect. Ik kan toch helemaal niet toveren,” protesteerde George en hij wilde zich in het protest juist naar zijn schepper omdraaien, maar bedacht zich juist op tijd.
“En wie zegt dat? Bovendien, de Wonderful Wizard of Oz kan dat ook niet, maar daarom staat hij wel als tovenaar bekend. Je moet een beetje meer vertrouwen hebben in jezelf George. Ik weet dat jij dit kunt.”
George keek hierop nog wat aandachtiger naar zichzelf in de spiegel en geloofde zowaar in wat zijn schepper zei.
“Of had je liever gewild dat ik toch een vrouw van je maakte? Een heks met puntschoenen in plaats van een magiër? Ik had nog wel een idee klaar liggen voor een ‘Charlene Latan’ wanneer je dat liever had gewild? Nu heb je de kans nog.”
Ditmaal zette de zogenaamde magiër George grote ogen open. De kans van je leven, om jezelf in een vrouw te laten omtoveren. Maar George sloeg het voorstel af. Zoals hij er nu uit zag was het al een hele verbetering op zijn vroegere rol en uiterlijk en daarbij, hij voelde zich wel enigszins in verlegenheid gebracht om teveel van zijn schepper te willen vragen. Voor wat hoort wat, is het meestal. Dus hij voelde de bui al hangen.
De Naamloze interpreteerde zijn woordeloze reactie en verbond er direct zijn conclusies al aan:
“Wel dan. Zoals je wilt. Dan is het nu showtime en kun je aan de bak. Kijk nu maar eens achter je.”
Nieuwsgierig wat het volgende zou zijn wat de Naamloze voor hem in petto had keerde George zich om, terwijl hij nog bezig was een vlinderdasje te schikken welke zijn schepper hem gedurende het proces onbenoemd geschonken had. Het moment dat hij nog in de spiegel naar het donkergroene strikje had gekeken, was er in het spiegelbeeld nog weinig verandering te bespeuren, maar zodra hij zich had omgedraaid was de ovaalvormige vergadertafel ineens verdwenen. Hiervoor in de plaats was er een hele serie bureau’s in schoolbankopstelling verschenen, van hetzelfde materiaal vervaardigd als de tafel die er eerder had gestaan. George, allang niet meer verbaasd met de schijnbaar eindeloze tovenaarskunsten van de Grote Naamloze begreep op slag wat hem te doen stond; op ieder bureau was er namelijk een manuscript te vinden, scenario’s van verhalen die nog vervolledigd moesten worden tot en met compleet uitgewerkte plots die toekomstig leesvoer opleverden voor de Tycoon Newspaper. Zonder daarin gestuurd te hoeven worden door zijn heer, stapte de magiër in het vertrek langs de verschillende werkplekken en bladerde hij door de diverse werken. Buiten zijn eigen aangeboren nieuwsgierigheid ging er een aantrekkingskracht van deze werken uit waar George maar weerstand tegen kon bieden.
“Het Navelpad Mysterie!” riep hij na enige tijd verheugd toen hij bij het betreffende werk was uitgekomen. De nieuwbakken magiër beschouwde het als een hele eer om tussen deze pennenvruchten te lopen in het domein dat hem bekend stond als de Duimzuigerij. Van vele werken kende hij het bestaan reeds langer. Des te meer opgewonden was hij toen hij zijn persoonlijke favorieten ertussen vond. “Ik wist dat ik het hiertussen moest kunnen vinden. Wat een dik boekwerk al zeg. Heeft u nog plannen om dit werk te voltooien?” vroeg George oprecht geïnteresseerd aan zijn schepper.
Van het tienjarenplan, waar de Naamloze al zoveel werk had gehad, verwachtte George dat de Grote Naamloze hier dadelijk een woordje klaar voor op de tong had liggen. Maar dat leek niet echt het geval. Zijn heer reageerde eerst met een vreemd soort kuchje, waardoor het leek alsof hij zich verslikte en antwoordde toen toch met:
“Dat valt nog te bezien. Kun je even doorlopen naar de volgende tafel, alsjeblieft?”
De onderklank van deze woorden hadden George eerder als geïrriteerd opgevat dan de trotst die hij van zijn geestelijk vader had verwacht. Omdat het hem aanscheen dat dit onderwerp gevoelig leek te liggen, liep hij gehoorzaam door naar de volgende werken. Zo passeerde hij een stapel papieren waar de titel nog niet van was bepaald, maar waar al wel Een bus vol moordwapens en Lekt ‘t een beetje op gekrabbeld was. Hij bladerde erdoor en kwam in het nog onvoltooide stuk tot enkele inzichten die enkel nog door ingewijden zoals hijzelf mochten worden bekeken. Op de achtergrond dribbelde de Grote Naamloze wat ongeduldig met zijn vingers op de stoelleuning toen George opmerkte:
“We gaan er zo te zien nog wat karakter bij krijgen, als ik dit zo lees. Die Karel, als hij toch eens wist wie er achter die Magere Hein schuil ging dan zou hij zijn onderzoeken toch wel ineens met geheel andere ogen bekijken. Arme vent. Zou hij dit avontuur wel overleven?”
Had George zijn schepper nu recht in het gezicht kunnen aankijken, dan zou hij nu vooral een brede grijns van oor tot oor kunnen zien. Hij was echter teveel geboeid door de teksten waar hij zonder gene doorheen mocht bladeren, om zich daar echt over te willen verwonderen. Hij wist dat zijn tijd hier in dit domein beperkt was en dat hij zoveel mogelijk informatie moest zien op te zuigen, opdat hij geruchten over de Tycoon Newspaper kon gaan verspreiden. Hiervoor mocht hij vervolgens naar eigen believen de goedgelovigheid van Rina Oddel gebruiken, zolang dit er maar voor zorgde dat zoveel mogelijk lezers geboeid zouden blijven om almaar hongeriger te worden te willen weten hoe bepaalde avonturen zich uiteindelijk zouden ontwikkelen. Wat George Enverbrander echter zelf helemaal niet in de gaten had, was dat hij niet degene was die de touwtjes van de verslaggevers in handen had met het nieuws dat hij moest verspreiden, maar dat de magiër zelf juist als marionet werd ingezet voor een veel hoger doel waar hij onmogelijk met zijn verstand bij had gekund.
Als klap op de vuurpijl was het laatste werk waar George met zijn handen doorheen mocht glijden de Gekalibreerde gedrochten, het dikste en meest volledige boekwerk tot noch toe. Het kostte hem de grootste moeite zijn nieuwsgierigheid te bedwingen. Welke ontwikkelingen zou hij daar toch in aantreffen? Gespannen stapte hij op het laatste bureau af dat hij in de Duimzuigerij nog niet van een bezoekje had voorzien. Het werk dat hij daarop vond was meteen ook het enige dat reeds van een omslag was voorzien, de eerste stap naar de kaft die het uiteindelijk zou krijgen. Zijn hart bonkte in zijn borstkas en de adrenaline stroomde door zijn aderen terwijl George Enverbrander zijn handen gretig door de hoofdstukken liet glijden. Diverse bekende werken flitsten aan zijn ogen voorbij. Veel van deze verhalen had hij eerder al tot zich genomen, al kon hij zich niet meer herinneren wanneer hij deze kennis eigenlijk had opgedaan. Hij kon zich namelijk niet heugen dat hij eerder het genoegen had gehad deze bijzondere vertellingen tot zich te hebben genomen. Dit laat zich echter verklaren doordat de Grote Naamloze de verhalen die deze geschriften bevatten simpelweg door hem in het geheugen van de magiër waren ingeprent. Noodzakelijke herinneringen die George zijn bestaansrecht gaven. Kennis die hij hier niet per se nieuw kwam opdoen, maar met dit bezoek aan de Duimzuigerij wel in hem werden wakker geschud alsof hij in een soort van hypnose verkeerde. Waar een normaal mens uren voor nodig had, nam George hier in een oogwenk tot zich. Zonder dat hij het zelf door had bleek hij dus toch over meer magische krachten te beschikken dan eerder werd verondersteld. Al deze verhalen las hij namelijk niet echt, maar scande ze eerder. Ieder monster, iedere achtergrond, elke plotwending, stuk voor stuk nam hij alles nog eens tot zich. Alsof hij dit alles nooit geweten had en nu voor de eerste keer las. Hij miste geen detail.
Had hij dat ook bij de eerdere werken zo nauwkeurig gedaan, dan had George nu wel moeten beseffen dat er een spelletje met hem gespeeld werd. Dat er iets was, wat echt niet klopte. Maar zijn interesse was selectief. En daarmee hield hij zij aandacht vast op de zaken die hem belangrijk leken.
“Oh nee!” slaakte George op enig moment uit, toen hij na een kriskras methode had besloten nu ook het plot van hoofdstuk één alvast te doorlopen. Vol vermaak en verbijstering had hij inmiddels bijna alle monsterverhalen gelezen, tot zijn ogen op de eerste regels van het nog onvoltooide eerste hoofdstuk vielen. “Niet hij!” De ontzetting was groot, toen George de opzet aan het lezen was van wat de Grote Naamloze als begin van de Gekalibreerde gedrochten had bedoeld, en daarmee het allereerste begin vormde van de Tycoon Newspaper. Dit verhaal ging over Achmed Liën, de verslaggever waarover toch al zoveel geschreven was, maar tegelijk zo weinig duidelijk was over hoe hij eigenlijk bij de redactie terecht was gekomen en wat zijn achtergronden waren. Veel werd duidelijk toen George las hoe hij met de eerste monsterverhalen in aanraking kwam. Maar nog meer beangstigde het hem, zodra hij doorkreeg wie de tegenspeler van Achmed zou gaan worden. “Nee, dit kan echt niet waar zijn. Oh heer, die ongelukkige Achmed. De arme ziel weet niet wat hem overkomt. Zou hij dan toch degene zijn die u bedoelde met het karakter waar wij dit jaar afscheid van zullen nemen?”
“Tut, tut,” suste de Naamloze, na al enige tijd geen woord te hebben gesproken. “Zo erg is het allemaal niet. Jullie hebben allemaal een doel van mij gekregen, een grote rol die met eerbied en respect moet worden gedragen. Je zult mettertijd zien dat niets is wat het lijkt en je vriend de vijand zal blijken te zijn, maar ook heel goed het omgekeerde het geval kan wezen. Zit er niet over in. Je tijd zit er nu op George. De Duimzuigerij behoort nu weer toe tot de wereld van de verbeelding.”
En zodra de Grote Naamloze dit zei verdwenen de bureautafels weer net zo plotseling als ze waren verschenen en was de grote ovalen vergadertafel er weer voor in de plaats gekomen.
“Je moet nu gaan George. Verspreid het nieuws. Maar doe het vooral subtiel.”
“Jawel heer,” antwoordde de magiër, nog enigszins ontdaan van de voorgaande inzichten die hij had opgedaan. “Ik ben u ook dankbaar dat ik weer deel uitmaak van deze bijzondere fantasiewereld en dat ik niet vergeten ben.”
De Grote Naamloze wist direct waar George Enverbrander op doelde.
“Ik ben ook blij dat je terug bent vriend. Ik heb nooit de intentie gehad om iemand zoals jij uit dit rijk uit te willen wissen. Je hebt immers eigenschappen waar ik mezelf erg in herken en waarvan ik wens dat de lezers daar nu ook maar eens kennis mee moeten maken. Ten slotte ben jij de spirituele man die mensen in jou liet geloven alsof de verhalen die je ze vertelde werkelijk gebeurd waren. Met jouw nieuwe functie als zogenaamde tovenaar leggen wel nu wel wat meer de nadruk op het duistere aspect van deze krachten, maar je zult zien dat dit alles met de juiste bedoelingen wordt gedaan.”
“Daar vertrouw ik op,” antwoordde George, ditmaal stelliger dan daarvoor.
“Je bent van ver gekomen vriend. En ik neem aan dat je in elk geval wel blij bent dat je nu eindelijk van dat irritante neusbotje bent verlost?”
“Oh zeker, Grote Naamloze. Dat is een hele opluchting.”
“Dat is heel mooi George,” decideerde de man die al die tijd vanuit de stoel tegen hem had gesproken zonder zijn gezicht te laten zien. “Of kan ik beter zeggen, stamhoofd Pauklos?”

De eerder nog onbekende bezoeker verliet nu de Duimzuigerij weer via dezelfde deur waarlangs hij eerder het grote kantoor was binnengewandeld. En terwijl hij de deur zich nog niet koud achter hem had gesloten en de lift met hem erin uit gehoorsafstand verdween, draaide de Grote Naamloze zijn stoel naar de grote vergadertafel terug en opende er rechts van hem een deur.
“Bravo! Bravo!” sprak een schelle vrouwenstem uitbundig. De vrouw, die al die tijd achter een onopvallend wandpaneel in een klein kamertje erachter verborgen had gezeten, had het hele gesprek met George Enverbrander voortdurend kunnen volgen en kwam nu luid applaudisserend uit haar comfortabele schuilplaats tevoorschijn. De wijze waarop deze hyperslanke brunette uit de nis naar voren stapte ging gepaard met een zekere statigheid. Sierlijk liep ze het grote kantoor binnen en liet zich zelfbewust door de man in de stoel van top tot teen in zich opnemen zonder zich daar vulgair bij te voelen.
“Kwam dat even ongelegen, dat die zogenaamde magiër precies nu een afspraak moest hebben met die fantast van een schepper van hem,” bromde de man in de stoel.
“Tsk! Trek het je niet aan,” reageerde de elegante vrouw hooghartig. “Je hebt hem prima om de tuin geleid. Je hebt hem precies datgene gegeven waar dat wicht van een Stefanie hem met zijn geestelijk vader voor had ingepland. En hij is vertrokken zonder ook maar enig benul te hebben dat hij die die Grote Naamloze van hem niet eens ontmoet heeft.”
De man in de stoel grijnsde tevreden.
“Tja. Ik moet zeggen het geeft toch best een fijn gevoel om zo oppermachtig te zijn en alles maar te kunnen creëren wat je hartje belieft.”
“Alsof jij er één hebt, wilde je zeggen?” sneerde de vrouw, die ondertussen op verleidelijke wijze met haar sierlijke taille op het mahonie houten bureau neerstreek. De man kon de behoefte nauwelijks onderdrukken om haar rondingen vanuit zijn ooghoeken in zich op te nemen en speelde tegelijkertijd met een voorwerp dat hij gedurende het gesprek met George al die tijd in zijn handen had gehad. De man draaide de veer die volledig van koper was gesmeed een paar keer rond tussen zijn vingertoppen. Gebiologeerd bestudeerde hij het magische relikwie, zich verwonderend over de bovennatuurlijke krachten die het bezat en waar hij nu eindelijk dankzij zijn partner de hand op had weten te leggen.
“Ik kneep hem wel even, toen die George de manuscripten van onze geestelijk vader in zich op moest nemen. De kans dat hij daarbij lucht zou krijgen van wie Charlene Latan zou zijn was natuurlijk aanzienlijk.”
“Sufferd. Dat heb je toch echt helemaal aan jezelf te danken. Jij begon er immers over om George nog in een vrouwmens te willen omtoveren. Dat stond helemaal niet in het script dat de schrijver voor ogen had. Kon je echt niets beters verzinnen dan mijn naam naar voren te schuiven? Die nutteloze magiër weet nu in elk geval vast hoe ik heet! Slimmerik.”
De fantastische partij billen maakten zich weer los van het bureaublad waarop de man in de stoel schuldbewust naar haar op keek. Haar gezicht stond nu vuil, maar tegelijkertijd wist hij dat dit gevaarlijke spel haar enorm amuseerde.
“‘Fantasiewerelden bestaan bij de gratie dat we ze kunnen verzinnen’, stond er nog tussen de aantekeningen van onze gevangene,” stelde de man. “Het had vast in zijn bedoeling gelegen om George ook deze zinsnede mee te geven en hem er zijn interpretaties op los te laten.”
“Dan heb je er in ieder geval verstandig aan gedaan hem die zin niet mee te geven,” meende de vrouw die nu Charlene Latan bleek te zijn. “Het is beter dat we hem niet wijzer maken dan nodig is. Alleen wij weten nu dat er een mogelijkheid is om tussen fantasiewereld en realiteit te reizen.”
“Zo is het maar net,” sprak de man in de stoel weer. “Zeg eens, hoe vond je eigenlijk dat ik het deed, zo zonder mijn opvallende accent?”
Charlene Latan trok een zuur gezicht bij deze opmerking. En dat deed ze, omdat de man in de stoel daar zelf helemaal geen moeite voor had hoeven doen. Hij was namelijk van de heks afhankelijk geweest om hem zijn duitse tongval te doen maskeren.
“Hier, simpele ziel,” bitste Charlene. “Krijg je die gespleten tong weer van me terug.”
En terwijl ze dat zei maakte ze een handgebaar in zijn richting waardoor er een groene straal met magie zijn richting op kwam. Een sliert van mistachtige groene stof kroop razendsnel zijn keel binnen en trof hem in zijn stembanden. De man gorgelde even en schraapte daarop zijn keel. En alsof het niet alleen zijn stem aanging, leek het tevens alsof er een duivelse glinstering in zijn galzwarte kraalogen terugkeerde.
“Welkom terug graaf Schaurig.”

By kornelisoflook | January 21, 2015 - 5:19 pm - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Scherpe Blik

Loop ik vanmiddag naar Haarlem station om in de wachtruimte rustig van mijn boterham te genieten, zoals ik dit met het koude weer wel vaker met mijn pauze doe, komt er zodra ik naar de ingang loop een lieftallige jongedame op me af die zonder verdere introductie tegen mij zegt:
“Jij ziet eruit alsof je een echt knuffelbeest bent. Mag ik jou eens trakteren op een heerlijke knuffel?” (vandaag is het Wereld knuffeldag)
Mij onbewust van deze uitwerking die ik blijkbaar op mensen heb, gingen mijn gedachten als een razende tekeer. Het aanbod was haast te aanlokkelijk voor woorden; een jonge vrouw, ik schat ergens tussen de 18 en 25 jaar, met een knap smoelwerk, mooie ronde vormen zoals iedere man dat graag voor zich ziet en – in het kader van dit onderwerp een erg uitnodigende volle boezem – klonk dit werkelijk al te mooi om waard te zijn. En omdat ik overtuigd ben dat dit in de meeste gevallen ook vaak zo is, was ik direct op mijn hoede.
Maar het was waar! Deze jongedame zat echt (echt?!) verlegen om een knuffel. Hoe bestond het! (vandaag is het Wereld knuffeldag, sufferd!)
Helaas, voor haar, ik ben een man met principes. En aangezien ik er fel op tegen ben op straat zomaar door jan en alleman aangesproken te worden om mij energieke abonnementen aan te smeren of bedenkelijke goede doelen te steunen, sloeg ik ook daarom dit aanbod… bot af.
“Nee, bedankt. Misschien een andere keer,” loog ik.

By achmedlien | January 18, 2015 - 3:38 pm - Posted in Droomverhalen, Duimzuigerij, Nederlands

Afgelopen nacht had ik weer zo’n droom die uit meer lagen bestond, een schoolvoorbeeld lucide dromen, qua constructie net zoiets als uit de film Inception. Dus ik was continu bezig met wakker worden. Bij iedere keer dat ik wakker werd, werd ik wakker in een andere droom. Net zo lang totdat ik uiteindelijk weer terug kwam in de realiteit en ik dus niet meer droomde dat ik was ontwaakt, maar echt wakker was. Het waren allemaal geen echt gezellige dromen. Nachtmerries dus. Eerst droomde ik dat ik toeschouwer was van een dansvoorstelling van kinderen. Op den duur veranderden deze kinderen in bejaarden die op handen en voeten liepen en zich aan het uitkleden waren. Het moment dat ik daarop mijn hoofd van hen afwendde, waren de andere toeschouwers verdwenen en keek ik vervolgens naar een lege loods. Al snel kreeg ik door dat dezelfde bejaarden jacht op mij maakten en waren zij inmiddels nog meer misvormd dan daarvoor. Ik wilde weer wakker worden en kwam in een nieuwe scene terecht dat bestond uit een ondergelopen gewelfd gangenstelsel met hier en daar ruimtes die vol lagen met zand. Toen ik ook daar werd opgejaagd door een enkele duistere figuren, probeerde ik opnieuw naar een andere realiteit te vluchten. De misvormde bejaarden waren ondertussen verder gemuteerd en deden zich voor als schimmen.
Kort daarop geloofde ik weer dat ik wakker was geworden. Ditmaal was ik echter terecht gekomen in mijn slaapkamer toen we nog in Hoorn woonden. Maar in plaats van het vertrouwde bed van destijds stond er nu een klimrek van rode nylon touwen in mijn slaapkamer. Ik klom erin om beschutting in te zoeken, maar de touwen verfijnden zich tot dunne tot oersterke dunne draden die zich als spinnenraggen begonnen samen te pakken. Zodra ik mijn keel afgesneden voelde worden kwam er via de trap een van ledematen aan elkaar geplakt monster mijn kamer binnen met op de achtergrond het gloeiend schijnsel van vuur. Je zou haast denken dat dit monster recht uit de hel de trap op klom, mijn kamer in. Ik begon heel hard om hulp te schreeuwen, maar ik wist dat wanneer ik nog niet wakker was dat grote moeite zou kosten, omdat mijn hersenen mijn echte stembanden nog niet konden aansturen.
Uiteindelijk leek ik in de volgende realiteit toch echt wakker te worden en staarde ik meteen naar onze alarmklok om te zien hoe laat het was. Het was 05:33 uur. En terwijl ik naar de klok keek, staarde ik ook naar een witte schim die naast mijn bed lag. Hij zweefde boven de grond en lag precies in dezelfde houding als ikzelf. De schim was spierwit en straalde een fel licht uit. Bovendien was hij doorzichtig en kon ik het bloed door zijn aderen zien stromen en zijn ingewanden in bedrijf zien. Alles om die schim heen begon te vervagen en werd steeds donkerder. De spierwitte schim bepaalde mijn gezichtsveld. Op enig moment kreeg ik door dat ik naar mijzelf zat te kijken en dat de schim een spiegelbeeld moest zijn van mijn eigen ziel . Op dat moment begon de ziel mij op te zuigen – of ik hem. Ik schreeuwde opnieuw om hulp en werd ten slotte toch echt wakker.
Daar lag ik dan, badend in het zweet, schreeuwend om hulp terwijl mijn ledematen nog verlamd waren van de slaap. Mijn ademhaling reageerde normaal en was rustig, maar ik zag nog niks. Het enige wat ik hoorde was het slapen van mijn vrouw naast me en het geratel van mijn pc die ik de avond ervoor de taak had gegeven om 143 Windows Updates te installeren. Juist op dat moment was hij met dat proces klaar en schakelde de computer zichzelf uit. Kort daarna kreeg ik ook controle over de rest van mijn lichaam en kroop ik over Jenny heen om te kijken naar de bron van een vreemd geluid dat ik buiten hoorde. Het bleek een vroege automobilist die onder het licht van een straatlantaarn problemen hard vooruit te komen, in de dwarrelende sneeuw…

By achmedlien | January 15, 2015 - 8:32 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Scherpe Blik

Laten we niet om de hete brij heen draaien mensen. We doen het allemaal wel eens; je hebt het voorrecht aan de babbel te zijn geraakt met een wel erg aantrekkelijke gesprekspartner of je treft het dat degene met wie jij aan de praat bent geraakt uiterlijk iets heeft waar jij (graag) naar kijkt. Wij mannen doen het, maar vlak ook vooral die dames niet uit. Ogen waar je in kunt verdrinken, sensuele lippen, een figuurtje om je vingers bij af te likken of natuurlijk dat bos hout voor de deur. Het zijn zomaar wat kenmerken waar een man bij een vrouw graag naar kijkt. Het kan erg prettig zijn om naar te kijken, maar het kan je ook bijzonder afleiden. Terwijl jouw gesprekspartner bij wijze van spreken een heel toneelstuk van Shakespeare kan beschrijven die in jouw belevenis als een enorme wolk ‘blabla’ aan je voorbij vliegt, staar jij al dan niet kwijlend van opwinding of juist onbewust schaapachtig naar dat ene lichaamsdeel. En ga nou niet zeggen, ik ben gelukkig getrouwd dus mij overkomt dat niet, je zal de eerste en ook zeker niet de laatste zijn die na dat ene gesprek de rest van de dag aan niets anders kan denken. Nee mensen, ik heb het niet per se over seks. Niet per se! Hoewel de gedachten daar bij de meeste figuren wel vaak op uitdraaien.

Om de rollen eens om te draaien en het eens een keer niet vanuit het perspectief van een man te bekijken, schetsen we nu eens de situatie hoe het mij vandaag, maar ook de vele gesprekken hiervoor, is overkomen. Het gebeurt niet dikwijls dat ik met zulke appetijtelijke dames in gesprek ben als met deze jongedame, maar ik mag mij gelukkig prijzen dat ik onlangs regelmatig in haar gezelschap verkeer. En nee, het is niet mijn vrouw, noch een potentiële minnares, noch iemand waarbij je kunt denken dat ze enig gevaar vormt voor mijn trouwboekje. Heel toevallig is het wel een erg fijne jonge vrouw waar ik best graag naar kijk en nou eenmaal geregeld mee te maken heb. Nou, dat mag toch, of niet? Goed, zij is erg slank, heeft een figuurtje waar je ‘u’ tegen zegt, kleedt zich bijzonder leuk en vormt doordat ze een brunette met reebruine ogen is wel enig gevaar door mij erg aantrekkelijk gevonden te worden. Maar! Ik heb mij tot noch toe steeds als een heer weten te gedragen en heb haar netjes aangesproken zoals ik ook de post uit de handen van de postbode ontvang of de conducteur keurig mijn kaartje overhandig. En nee, dat zijn niet ook heel toevallig allemaal appetijtelijke vrouwmensen. Eerlijk, de omgang is zoals ik jou, zoals ik je als lezer ken of zou kunnen kennen, ook zou aanspreken.
En toch, kan ik mij niet aan de aandacht onttrekken dat een gesprek met deze lieftallige gesprekspartner er ooit eentje is geweest die mij niet is bijgebleven. Want of ze nou praat over dagelijkse beslommeringen, hoe haar verhuizing of verbouwingen in huis zijn gegaan, hoe ze het al even oneens is hoe de kerstboom is versierd of wat ze vindt van het nut van het maandelijkse getest van het luchtalarm om twaalf uur, iedere keer, ja echt tijdens iedere gelegenheid dat ik met haar aan de praat ben, met of zonder spinnenpoten aangebracht op die superlange wimpers rondom die mogelijk opzettelijk zo zwoele ogen, in werkelijk ieder gesprek, kijkt deze betoverend schone jonge vrouw… altijd(!) naar mijn lul.

By Olga Sloot-Koers | January 11, 2015 - 4:04 pm - Posted in De Verkwistende Vensterbank, Duimzuigerij, Nederlands

De zogenaamd eerlijke zakenman The BoBfather is opnieuw onderwerp van een strafrechtelijk onderzoek. Naar verluidt wordt de meesteroplichter verdacht van belastingontduiking en witwassen. Volgens onbevestigde berichten gebruikte TheBoBfather een bedrijf uit Warwinkel om miljoenen te verzwijgen voor de fiscus. 57,5 miljoen is volgens het O.M. het bedrag waarvoor de belastingdienst zou zijn opgelicht. De maffiosi verdienen veel geld en het komt vaker voor dat ze via legale constructies of mazen in de wet op zoek gaan naar manieren om minder belasting te betalen. Dikwijls gaat het om ingewikkelde belastingaangiften of gegoochel met fiscale regels. Het is te schandelijk voor woorden. Dus wanneer u deze week bonnetjes bij elkaar schraapt, twijfelend over de aftrekbaarheid van een zak koffie- of sperziebonen, denk dan even aan dit louche heerschap. The BoBfather is de grootste zwendelaar aller tijden. Een ladelichter tot in het diepste wezen van zijn ziel.

Lees meer over deze ontwikkelingen op de WSNOI-site bij Het Tycoon Newspaper-spel

Fietspadgevaren is niet in de laatste plaats een reden waarom ik mij het jaar 2014 nog lang zal heugen. De gemeente waarin ik woonachtig ben had namelijk het idee opgevat om de fietsenstalling voor het station ondergronds te gaan willen onderbrengen. Op zichzelf was dat een beslissing waar ik al vroeg enthousiast over was en welke ik reeds vanaf het moment dat dit bekend werd meteen ben gaan toejuichen. Het feit dat dit onvermijdelijk enig verkeershinder zou opleveren en mij meer dan genoeg smoesjesinspiratie gaf om geoorloofd te laat mee op mijn werk te verschijnen nam ik dan ook graag voor lief. Het gebied rondom het stationsplein is dientengevolge zowat het gehele jaar een georganiseerd rommeltje geweest; de gemeente heeft voortdurend alles op alles gezet om de infrastructuur die daarmee overhoop kwam te liggen continu in goede banen te leiden. Ik kan het haast niet nalaten ze er de complimenten voor te geven dat ze dit toch behoorlijk netjes is gelukt. Kosten noch moeite zijn gespaard gebleven het dagelijkse verkeer tijdig op de plaats van bestemming te krijgen. Het aantal gevallen dat je echt serieus door de werkzaamheden gehinderd werd, kunnen worden verwaarloosd. Zelfs bakfietsen hebben ze zo breed de ruimte gegeven dat ook zij niet met mij in aanvaring konden komen. Want als ik toch ergens een gloeiende hekel aan heb, dan zijn het die bakbeesten! Goed, die ene keer dat we met z’n allen een hijskraan in de categorie ‘mamoet’ de straat moesten laten passeren, waardoor je de trein echt miste, nemen we dan zelf maar even op de koop toe. Er gebeurde in die maanden wel zoveel op dat plein dat je er vanuit kon gaan dat er wel iets fout moést gaan. Maar nee hoor, het hele jaar, behoudens een paar luttele vertragingen, is alles werkelijk voorbeeldig verlopen.
Achteraf bleek dit echter slechts een erg lange proloog op het onvermijdelijke. Hetgeen mij vanmorgen overkwam.

Wat beloofde eindelijk weer eens een gewone werkweek te worden waarin alles volgens het vertrouwde ritme zou lopen, begon al direct wat erg onhandig. Maandagochtend ben ik altijd, vanwege mijn late dienst, tot ongeveer kwart voor elf thuis met mijn dochter Joaquima. Een kwartier voor tijd maak ik onszelf dan klaar om haar naar de oppas te brengen en vertrek ik vervolgens naar mijn werk. Wanneer je zelf kleine kinderen hebt dan zal het je vast niet vreemd in de oren klinken dat 15 minuten voorbereiding treffen voordat je samen de deur uit stapt, nauwelijks royaal te noemen is. Hetgeen ook mijn ervaring deze morgen was. Het gebruikelijke jas-niet-aan-willen en pas-aangetrokken-schoenen-toch-weer-uit-schoppen ben ik al redelijk aan gewend. Ook het bedacht zijn op een tas met voldoende reservekleding, billendoekjes en luiers is voor mij reeds lang een routineklus. Toch had ik deze morgen net even niet die klodder yoghurtkots (pleonasme?) zien aankomen! Hè jakkes, dacht ik, kan ik mijn nette jas weer uit doen en moet ik op deze veel te zachte winterdag toch weer mijn dikke winterjas aan. Nou ja, die twee minuutjes vertraging, ach, die kon ik er nog wel bij hebben. Dus zo gezegd zo gedaan. Ik mijzelf even gauw in een andere jas hijsen en we konden toch nog redelijk bijtijds de deur uit, zodat ik Joaquima naar de gastouder kon brengen.
Bij het pakken van de fiets was het nog wel weer even stuntelen doordat mevrouw net even op een onhandig moment besloot toch haar sjaal niet om te willen. Dit ontaarde in een soort twisterspelletje waarbij ik met mijn linkervoet in de schuur stond, aan mijn rechterhand een kind vasthield, om mijn rechtervoet een tas hak gehaakt en met mijn linkerhand… afijn, je snapt wel ongeveer hoe ik erbij stond.
Een weinig later arriveerden we wonder boven wonder toch weer heelhuids bij de gastouder. We groetten elkaar nog even de beste wensen voor het nieuwe jaar en ook bij haar thuis haalden we nog even – erg cynisch zo bleek achteraf – aan hoe geheel volgens het boekje het nieuwe jaar weer zou zijn aangevangen. En zoals dat er nou eenmaal bij hoort passeerden de genoten kerst- en oudejaarsbelevenissen nog even de revue zodat ik, voordat je goed en wel weer buiten staat, toch gauw weer een minuut of tien verder was. Bijna angstig keek ik gedurende dit gesprek al met een schuin oog op mijn horloge om te zien of ik überhaupt mijn tweede trein nog wel ging redden.

Even later zat ik weer op de fiets en begaf ik mij ondertussen richting het station. Ik was inmiddels reeds een paar straten verder toen ik mij tot mijn grote schrik bedacht dat ik wat vergeten was: mijn telefoon. Ik had deze nog thuis laten liggen. Nou pech, zou ieder ander hier nu denken, doe je toch een dagje zonder? Alleen was daf in mijn geval geen optie. Het niet bij mij hebben van mijn telefoon betekende ook automatisch dat ik dan geen OV-chipkaart bij mij zou hebben. Deze heb ik namelijk in een daarvoor speciaal bestemd vakje in de hoes om mijn telefoon gestoken zitten. Geen mobiel mee betekende dus tegelijk dat ik niet voor de trein kon inchecken. Goed, ik dus terugfietsen naar huis (ik moest mij al gaan zorgen maken over het niet missen van een derde trein!).
Kom ik thuis, valt mijn fiets om, laat ik de sleutelbos uit mijn handen vallen…

…het was echt zo’n dag!

Nog wat later was ik nu eindelijk echt op weg naar het station. Er was inmiddels wel al bijna een uur verstreken na het moment dat Joaquima mij op een klodder yoghurtkots trakteerde.Vanille kan ik mij herinneren. Toen ik vervolgens uiteindelijk toch op het verkeersknooppunt voor het station aankwam, schoot mij ineens te binnen dat ik nog iets anders was vergeten: vandaag was de eerste dag dat de nieuwe ondergrondse stalling in gebruik werd genomen. Oh jee! Als dat nu ook maar weer niet voor al te grote vertragingen zorgde.

Ik reed op de oude bovengrondse en inmiddels deels verlaten fietsenstalling af en trof er een bord aan dat mij deed beseffen dat ik niet even gauw in oude stijl mijn fiets zomaar kon neerkwakken. Op het bord stond namelijk te lezen dat de nieuwe fietsenstalling per vandaag in gebruik werd genomen en dat het parkeren bovengronds niet meer werd toegestaan. En het stond er dusdanig vermeld dat je er wel uit kon opmaken dat wanneer je dit toch deed, je ofwel een prent kon verwachten of je jouw fiets gedurende de dag elders mocht komen ophalen. Vast ook niet zonder daar eerst een flink bedrag voor neer te moeten leggen, gokte ik. Slik. Dus ik nam alvast mijn verlies (dit werd een vierde trein) en begaf mij via de zo mooi hiertoe aangelegde entree naar de werkelijk prachtig opgetrokken fietsenstalling ondergronds. Jottum! Ik was als een kind zo blij dat ik mijn fiets eindelijk ergens in zo’n rek mocht neerzetten waar het beschermd leek tegen weer en wind, dieven, vandalen en noem maar op wat je nog meer in de open lucht met jouw fiets kan overkomen. Ik verheugde mij er meteen op om mijn fiets eindelijk eens met zo’n fietslift een etage hoger boven de andere fietsen te kunnen plaatsen.

Maar hemel, wat was dit nu? Mijn fiets paste helemaal niet. Waar ik mijn fiets ook wilde plaatsen, ik kreeg hem er nergens tussen geprakt. Ik snapte het systeem ook helemaal niet. Het was alsof je een deksel en een blik hebt waarvan je overtuigd bent dat het één op het ander moet passen, maar realiseert dat de twee helemaal niet bij elkaar horen. Er waren allerlei sleuven waar andere geluksvogels hun fietsen eenvoudig in weggezet leken te hebben, maar waar ik er zelf flink mee worstelde om mijn stalen ros überhaupt op te kunnen aanbieden. Ik bekeek mijn fiets eens goed en besefte dat ik het mezelf eerder moeilijk had gemaakt door er niet alleen twee kinderstoeltjes op te monteren, maar het was vooral het windscherm dat het hem deed.
Al goed, dus zonder mij echt druk te maken over die vierde trein, begaf ik mij met mijn topzware tweewieler richting een soort controlekamer waar er vijf man sterk speciaal op types zoals ik stonden te wachten. Er was een stel OV-figuren aanwezig dat speciaal in dienst was genomen om klunzen zoals ikzelf op zo’n eerste even-wennen-dag op weg te helpen.
“Ach, sorry meneer. Kunt u mij even helpen? Ik krijg mijn fiets niet geplaatst.”
(Oh en dan voel je je opgelaten!)
Dus liep één van die meneren met mij mee en kwam hij eens even kijken waarom het mij noet lukte mijn fiets kwijt te kunnen.

“Tja, die paste inderdaad niet,” concludeerde hij toen droog. Ja, daar was ik ook al achter. Dus wij proberen om toen samen mijn fiets alsnog een plek te geven, wat natuurlijk ook met zijn hulp niet lukte. Heel verbaasd was ik niet. Langzaamaan begon ik al te vermoeden waar dit heen ging. Ik kreeg zomaar het idee dat er voor mijn fiets zelfs geen oplossing was.
Wel, die oplossing was er wel degelijk! Te lange leste verzocht de beste man mij met hem mee te lopen en bracht hij mij naar een plek waar ik mijn fiets gelukkig wel kwijt kon: tussen de bakfietsen… het soort waar ik juist zo’n pesthekel aan heb.

By rinaoddel | January 1, 2015 - 11:29 pm - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Paarse bonen-saga

Het jaar 2015 belooft een opmerkelijk jaar te worden! Hedenochtend heb ik een bezoek gebracht aan waarzegger George Enverbrander. Deze voorzienige helderziende gaf mij maar al te graag een kijkje in zijn glazen bol en wist mij voor een paar zbersibarntjes te vertellen wat ons allemaal te wachten staat in het jaar dat nu voor ons ligt.

Prominente penoza

Om te beginnen zal het ergste geboefte uit het misdadigersmilieu van Gohes City weer volop in beweging komen. Al vroeg in het jaar lopen de spanningen hoog op en dreigen aanslagen een einde te maken aan een vorm van nieuwsverspreiding waar wij allen zo gehecht aan zijn. Het zal op moed en daadkracht aankomen om het gespuis in de hand te houden en de vrede in de stad te bewaren.

Onbestaande banenmarkt ligt open

Daarna focussen we ons gauw weer op onze jobs. Iedereen weet dat ook wanneer je werk hebt het zinvol blijft om op de uitkijk te blijven staan voor meer zbersibarnen. Er is eigenlijk geen tijd voor een sabbatical. Besteed dit jaar vooral je energie aan het verwerven van nieuwe inzichten en ontwikkel jezelf door nog eens een bezoekje te brengen aan de onbestaande beroepen generator. Waak er alleen wel voor dat je er niet verslaafd aan raakt, het is geen speelautomaat!

De grootste investeerder

2015 is dus ook het jaar dat we flink in de buidel zullen moeten tasten. Een nieuwe uitdaging ligt aan onze voeten om noodlijdende bedrijven uit het slop te trekken. Hierbij wordt een oud concept nieuw leven in geblazen en hebben we jouw hulp als potentieel investeerder hard nodig om van de ‘Tycoon Towns’ weer glorierijke steden te maken. En zoals de kaarten er nu voor liggen zit Warwinkel momenteel het hardst om geldschieters verlegen.

Koffiekoorts

Tegelijkertijd moeten we bedacht zijn op een plotseling opstekende en onbedwingbare drang naar koffie. Op enig moment zullen er zo weinig bonen geraapt kunnen worden dat er een soort heksenjacht op het alternatief ontstaat. Volksstammen cafeïnejunks trekken erop uit – gewapend met fakkels, hooivorken en koffiemolens – om de meest beweeglijke boon aller tijden te pakken te krijgen. Laat je niet beet nemen en onthoudt vooral goed: wie zaait zal oogsten.

Mooie smoeltjes

Heb jij het knapste kopje? Dan mag je van me aannemen dat Kornelis Oflook het op jouw brein zal hebben voorzien. Jouw creative bijdrage is namelijk goud waard. En met goud worden daarbij geen harde duiten maar begerenswaardige sterren bedoeld. Pikante prenten met rake relazen vragen wederom om treffende titels. Ook dit jaar is Kor op zoek naar opschriften die knap smoelen.

Cliffhanger

Een nieuw jaar betekent soms ook dat je afscheid moet nemen. Zoals de heldhaftigheden bijvoorbeeld van een trouw en geliefd personage. We kennen hem allemaal, dus zal het des te meer een schok zijn zodra later dit jaar duidelijk wordt om wie het gaat en hoe hij het toneel zal verlaten. Kost het zijn leven… of misschien zelfs dat van vele anderen?

De gekalibreerde cyclus

De stap die hij opzij zal doen, is er in elk geval één die eervol zal worden genomen. Voor een ander personage komen daardoor meer mogelijkheden vrij om zijn achtergronden en dat van een ouwe bekende uit de doeken te doen. En om er achter te komen hoe deze twee figuren tot stand zijn gekomen, moeten we helemaal terug naar het allereerste begin van de Tycoon Newspaper, naar de tijd waarin monsters ons ‘s nachts nog wakker hielden.

Duimzuigerij

Het moge duidelijk zijn dat er weer heel wat ontwikkelingen op de rol staan. Het jaar, waar we nu met één been in staan, moet er één worden waarin de Tycoon Newspaper zichzelf nog duidelijk op de kaart zet, waarbij we veel gaan leren over het verleden door de informatie die we vroeger uit de toekomst hebben gekregen, waarin portretten ons verklappen wie er achter al die stemmetjes schuilgaan en waarbij de Duimzuigerij weer vol in bedrijf zal zijn…