Het zomerse weer zoals we dat onlangs hebben gehad is echt niet goed voor een mens. Je krijgt er een zonnesteek van, omdat we altijd wat te klagen moeten hebben is het nu ineens te warm en vrouwen raken al helemaal van slag; sommige van hen waren op deze dag zelfs gewoon vergeten hun kleren aan te doen naar het werk. Of althans zo leek het. De voorspellingen vooraf al waren tropisch. Van Peter Timofeeff tot en met Piet Paulusma, ze waren het er allen over eens: landelijke hitterecords stonden op het punt te sneuvelen doordat het in het oosten wel 37 graden zou gaan worden. Het zou om een prestatie gaan, hier in ons koude kikkerlandje nog nooit vertoond. Nou, in het Verre Oosten wellicht, maar niet hier. Zelfs in de Achterhoek waar de temperatuur op die dag het hoogst zou uitkomen, bleef het kwik toch net steken. Vroeg intredende bewolking kreeg er alle schuld van, zo bleek later. Maar als je het mij vraagt, zijn de Nederlandse thermometers gewoon niet gebouwd op zulke hoge waarden.
Hoe het ook zij, ik zou die loeiwarm bedoelde dag in ieder geval vooral willen typeren als ééntje die ìk niet snel zal vergeten. Rond het middaguur, toen die koperen plaat daarboven in het hemelruim op z’n felst moest zijn geweest, drong ook hier aan de kust de brandende hitte door en verwelkomde heel Haarlem dit met een allerzwoelst hart. Zomerse kleuren, blote torso’s, eindeloos lange damesbenen, ultra korte rokjes en dito strakke shorts, iedereen die je op straat tegen kwam had de zomer in z’n bol. En gaf ze eens ongelijk. Het was ook eigenlijk best lekker. Zelf trok ik er in mijn pauze daarom dus ook op uit om al dat wonderschoons maar eens van dichtbij te kunnen bekijken. Het strand is vanaf mijn werk te ver weg, maar op de winkelstraten van de hoofdstad van Noord-Holland was het evengoed druk bepakt met deze tropische typetjes. Gewapend met mijn beste looks, stapte ik uit het grachtenpand weg en ging ik op jacht. Goed geluimd had ik mijzelf zo goed mogelijk voorbereid op wat komen ging en aangezien het nou eenmaal niet wordt gewaardeerd dat ik met een korte broek op het werk verschijn, had ik mij eerder die dag zo luchtig mogelijk gekleed als ik voor mijn werk acceptabel achtte. Ik droeg een witte pantalon, op z’n plaats gehouden door een lichtbruine leren riem met daarboven een vrolijk doch net overhemd met korte mouwtjes. Fris en fruitig was ik de dag begonnen, gedoucht, geknipt en geschoren. Mijn voeten had ik in door velen als ‘pooierslippers’ versleten herenschoenen gestoken en bij me had ik een knappe zonnebril om het gehalte ‘cool’ nog wat extra mee op te vijzelen. Mij zou je niet kunnen betrappen op een slechte voorbereiding.
Vol goede moed stiefelde ik met ferme schreden op de gallerijen af en schoof ik bij het verlaten van de Nieuwe Gracht mijn zonnebril op de stand ‘onweerstaanbaar’. Ik keurde mezelf in het voorbijgaan vooraf nog eventjes in de glas-in-lood spiegeling van de eerste slagerij van de Kruisstraat en draaide mij vervolgens tevreden om naar al het moois dat op mij af kwam. Dikke rijen stonden er aan de vijf kassa’s die de Albert Heijn telde, toen ik er een blik naar binnen wierp en daarbij moest uitkijken dat het passeren van enkele meiden die daar vlak voor hun fietsen op slot zetten niet te intiem werd. Uitdagend drongen hun billen zich aan mij op toen zij voorover bogen om bij de sloten te kunnen, maar ik kon mij beheersen ze niet in de achterwerken te knijpen en trad verder in de richting van de Grote Markt. Na het doorsteken van de kruising met de Nassaustraat en de Nieuwe Kruisstraat duurt het dan meestal niet lang voordat ik de straat oversteek naar de andere zijde van de winkelstraat, omdat ik daar naar mijn gevoel wat rustiger loop, er meer te zien valt en ik zo rechter op de Barteljorisstraat af kan lopen. En dan juist voordat ik daar de voorzijde van de HEMA bereikte, overkwam mij iets wat voor mij nou niet bepaald dagelijkse kost is. Ik mag een grote mond hebben en graag opscheppen over hoe gemakkelijk ik het oogcontact met het andere geslacht weet te leggen, maar in feite ben ik gewoon een brave getrouwde huisvader die het met de zuinige ‘blikken waardig’ moet doen die vrouwen mij soms schenken. In mijn vrijgezellentijd gebeurde het veel vaker, maar sinds ik een ring draag en ik met gel het eerste piekende grijs moet maskeren, kost het mij simpelweg meer moeite om bij de dames nog op de radar te verschijnen. Nodig is het allemaal niet, maar voor je zelfvertrouwen kan het soms een aardige boost geven.
Het waren die met mascara aangezette krullende wimpers die de perfecte omlijsting vormden van de oogverblindende diepbruine kijkers waarmee de brunette mij strak aankeek. Onbeschroomd stapte ze in tegenovergestelde richting met vederlichte passen aan mij voorbij en ze zou mij niet eens zijn opgevallen als ze haar ogen niet als ontsluitende bloesems van waterlelies aan mij had gepresenteerd. Dit vluchtige ogenblik werd gevangen in een slow-motion die de regisseur van de tijd en ruimte voor de gelegenheid besloot in te zetten en gunde mij alle gelegenheid om deze wonderlijke verschijningen minutieus te kunnen bestuderen. Ik kon ook niet anders, want de integere opslag waarmee ze mij gevangen hield was meer dan waar menig proefhoudend man tegen bestand is. Donkerbruine lokken die reikten tot even onder haar schouders en daar vol kracht verend op dansten, een gemiddeld volle boezem die hoogst vrouwelijk in het jasje met bloemetjesmotief vooruit staken, een zandloperfiguurtje waar duidelijk in geïnvesteerd werd – al was het maar door zich er naar te kleden – en een innemende glimlach op een jong aangezicht dat nog mijlen ver lag van anti-verouderingsproducten, al met al verzorgde het dat mijn adem heel even in mijn keel stokte. In dat moment besloten zal het allemaal wel meer sprookjesachtig hebben aangedaan dan normaal het geval zal zijn gewest, maar zonder meer was deze jongedame er één die een man sneller zal zijn opgevallen dan ieder ander prachtige plaat. Afstandelijk zoals het een gehuwd vent als ik betaamd, toch hoogst geïnteresseerd, keek ik de jonge vrouw nadat ze voorbij gelopen was nog even na. De kans om haar ronde vormen nog aan een diepere studie te onderwerpen kreeg ik niet, want – voor mij geheel onverwacht – nog even beminnelijk als daarvoor staarde ook zij mij in het voorbijgaan nog aan. Met speels gemak trok ze al mijn aandacht weer terug van haar billen naar boven, waar die plezierige pretoogjes mij haast verliefd aankeken. En als dit al niet een reactie was die tegen mijn stoutste verwachtingen in ging, draaide ze nog even meisjesachtig en dartelend om haar as zodat ze blijk gaf dat ook zij van de aandacht genoot.
Op mijn netvlies bleef die laatste indruk nog lang hangen: een vrolijk lachende griet die, ik kan er niets anders van maken, overduidelijk met mij aan het flirten was. Om mezelf ervan te overtuigen dat dit echt was en het serieus om mij ging, keek ik zelfs nog even om mij heen om te zien of hier nog andere Brad Pitts rondliepen. Maar gelukkig, ze had echt naar mij gekeken.
Zo plotseling als dit openlijk geflikflooi zich voor mijn ogen voltrok zo ongemerkt vlug verdween de roze wolk ook weer, als was het een droombeeld dat eigenlijk te vluchtig en te bekoorlijk was om überhaupt te kunnen bestaan. Al met al had het op mij in elk geval een uiterst katalyserende werking voor mijn toch al uitgelaten humeur. En het zal ook vast geholpen hebben dat ikzelf voortdurend rondliep met een big-smile alsof ik de loterij gewonnen had. Zo trek je nou eenmaal sneller gezichten naar je toe. Na dit bijzondere oogcontact kon mijn dag gewoonweg niet meer stuk en had ik vleugels gekregen, joh, ik zou zo zonder één trap te hoeven te gebruiken de vieringtoren van de Sint Bavo-kerk kunnen bestijgen. Het geheel van alle hartverwarmende belevenissen die zich in die luttele paar seconden zo voor de HEMA afspeelden en de energie die het mij daarna gaf, vormden de perfecte ingrediënten voor de stompzinnige absurdheid die mij kort daarna nog treffen zou. De lieftallige jongedame, zoals ze zojuist in al haar frivoliteit aan mij voorbij trok, had er geen benul van wat ze me werkelijk had aangedaan. Mijn gehele wapenuitrusting op verdachte zaken, waar je je hier in Haarlem toch bewust van moet zijn, had ze vakkundig van mij losgetrokken. Haarlem, moet je weten, is namelijk een stad waar je, los van de duizend in een dozijn inwoners, werklui en dagjesmensen, voortdurend bedacht moet zijn op straatverkopers en dorpsgekken. Het zou hier niet voor het eerst zijn dat je je zakken moet checken of er geen gladde handen in zijn verdwenen om je van je beurs te beroven of het is die als onschuldige grijsaard verklede draaiorgeldraaier op de Grote Houtstraat wel die met z’n centenbakje je zuurverdiende daalders uit je platvink schudt (valt je op hoe stiekem het woord ‘geld’ in zijn functie is verstopt?). Ja, in deze stad valt altijd wel iets te beleven. En voor straatverkopers maakt het echt niet uit welke dag van de week het is. Ik kan iedere dag wel met een nieuw gratis dagblad naar huis, is overstappen op ogenschijnlijk nòg voordeligere energieaanbieders iedere dag een mogelijkheid en blijf je elke dag opnieuw geconfronteerd worden met hoe weinig eten de kinderen in Afrika hebben. Dat ene gesprek met die wulpse Oxxio-verkoopster (amper 18 jaar als je mij vraagt) van alweer een paar maanden geleden, heb ik zelfs nog helder voor geest. Het was die ene vraag die ik knipogend kreeg aangeboden die het ’em deed:
“Ha, jongeman, woon jij nog op jezelf?”
Ze was zelf godsamme net uit de luiers!
Vaak zijn het hele gemene vleiende woorden, bedoeld om je eventjes op een voetstuk te zetten, om je vervolgens met een verkooppraatje te overreden om hun producten te kopen. Al gaan er ook wel de geruchten de rondte dat enkelen van die jongelui tussen die verkopertjes er vooral staan om het excuus aan te grijpen de gehele dag openlijk met jan en alleman te zitten sjansen. Wat in elk geval bijna altijd klopt, is dat het altijd het andere geslacht is dat op je afstapt en de leukste de gevaarlijkste zijn. Opgelet dus!
Toch kom je er naast de zwierige handelaartjes ook loeiende sirenes van ambulances tegen en vind je politiemensen die op de been worden gebracht omdat er ergens een pand op instorten staat of omdat er eentje in een restaurant z’n poten niet thuis kon houden. Maar er zijn ook andere ludieke acties die je tijdens je wandeling verwonderen. In deze periode is het namelijk prima toeven voor de jongelui die aan hun examen-stunts zijn begonnen. En ook voor hun geldt: sex sells. Op dezelfde dag waarop ik hiermee uiteindelijk drie flirtmomenten beschrijf, stond er op de Grote Markt namelijk een groepje half ontblote studenten (het bleef verder allemaal erg netjes) die voorbijgangers vroegen of ze hun armen, buik, benen en billen wilden vingerverven. Ach, waarom ook niet? Niet dat ik eraan meedeed, maar het toverde toch wat glimlachen op ieders gezicht. Geweldig zoiets. Je kon duidelijk zien welke studenten er bij het langs schuivend publiek het meeste in de smaak vielen. Te oordelen aan de hoeveelheid in verf op de huid achtergelaten handafdrukken waren er weinig, zoals ik, die deze unieke kans lieten liggen. Een dag later zou ik hier midden op de Grote Markt zelfs een heuse condoom-kerstboom aantreffen. Dus wanneer je denkt het gekste te hebben gezien, het kan altijd nog erger.
En zo bleek het ook voor mij te gelden die dag. We gaan daarvoor nog even terug naar de dorpsgekken. Zoals ik eerder al een paar keer aangaf moet je hier in Haarlem voortdurend op je hoede zijn voor mensen die je van alles willen aansmeren. Zo had ik, terwijl ik zojuist mijn eerste boterham had weggeslikt, mij via de Barteljorisstraat en over de Grote Markt naar de Grote Houtstraat begeven. En wie daar wel eens komt, weet dat je na het passeren van de hakkenbar en een viskraam of sushibar op een brede t-splitsing uitkomt. In de Spekstraat links van je zie je dan de Haerlemsche Vlaamse liggen, een patatzaak, behoeft bijna geen uitleg. En ook hier (vooral hier) was het weer oppassen geblazen. Nou kom ik hier bijna dagelijks. Dus net als bij geoefende fietsers, die op de voor hun veel bereden parcours iedere straatsteen weten uit te tekenen, ben ik ook hier redelijk bedreven geraakt in hoe ik er mijn rondje moet lopen. Normaal laveer ik daarom met het uiterste gemak, langs al die jonge oplichtertjes en had ik een jongeman en een jongedame (het zijn net Jehova Getuigen) opnieuw weer vroeg in het vizier. Alleen waren er vandaag krachten aan het werk waar ook een volleerd voorbijwandelaar als ikzelf niet tegen was opgewassen. Vanuit de verte, toen ik de viskraam nog moest passeren, dacht ik al dat ik iets afwijkends had gezien en had daarbij mij blik gefixeerd gehouden op een bijzondere opstelling die ik bij die patatkraam in de buurt gewaar was geworden. Een stel professioneel geklede mannen had zich aan de linkerkant van de straat achter interessant ogend apparatuur opgesteld terwijl direct naast hen, meer naar het midden van de winkelstraat een één of ander vreemd geparkeerd autootje stond, met op de achterzijde een belachelijk groot wit reclamebord. Als een vlag op een modderschuit, of nee, juist andersom, stond er op dit bord een wat saaie jonge dame afgebeeld. Ze was niet lelijk, maar ze was ook niet de eerste vrouw waar ik op straat mijn nek voor zou verrekken. Radertjes in mijn bovenkamer begonnen nu op volle toeren te draaien en waarschuwde mij al spoedig dat er hier iets niet pluis was. Desondanks liep ik onversaagd de opstelling rechtsom voorbij en keek ik instinctief en vol nieuwsgierigheid naar de mensen die àchter dat reclamebord stonden.
Nee, dacht ik nog, het zal toch niet echt hèm wezen?
Maar het was hèm wel. En stom dat ik was keek ik ook nog even naar de achterkant van dat reclamebord om mij ervan te overtuigen dat er inderdaad een ‘afzichtelijk geklede moeder’ op was afgebeeld en begonnen mijn slapen van de zenuwen al te kloppen toen ik realiseerde dat ik vervolgens door hèm werd aangekeken. Aaaargh! Nee, ik wil niet. Snel doorlopen. Doe alsof je niets hebt gezien en kijk vooral niet meer naar achteren. Alleen, je raad het al, het was al te laat. In mijn ooghoek zag ik hèm op mij afstappen en brak het zweet mij aan alle kanten uit.
“Hé jongeman, mag ik jou wat vragen?”
Ik wist dat hij het tegen mij had en, omdat ik er zeker van was dat de camera’s al draaiden, keerde ik mij uit beleefdheid toch maar naar hem om.
“Hotter than my daughter!” klonk het uiterst gay en stak Gordon zijn hand naar mij uit. Zucht. Hier kon ik niet meer aan ontsnappen.
De gevreesde programmamaker had in mij het volgende slachtoffer gevonden om mij uitgebreid om een mening te vragen wat ik vond van de twee dames waar hij de foto’s van had meegezeuld. Ik kom ook een keer op tv zeg. Heb ik dit? Vrolijk stond ik daar met mijn boterhammetjes in mijn handen en ik probeerde me zelfs nog even te excuseren dat ik eigenlijk met mijn lunch bezig was.
“Ah, dan stop je die toch achter je holle kies, knul? Hoe vaak maak je het nou mee dat je met mij op de buis mag?”
Nou, als het echt nodig is, hopelijk maar één keer…
Nieuwe smoesjes verzinnen had echt geen zin meer. Die vent trekt je gewoon letterlijk voor je camera (ik besef mij dat dit een héle ongelukkige woordkeuze is). Nog met mijn bammetjes in mijn handen begeleide hij mij naar het reclamebord en gaf mij daarmee het laatste zetje dat ik nog nodig had om mijn eetlust compleet kwijt te raken. Alhoewel de vraag die hij mij kort daarna stelde wel helemaal verzorgde dat ik flabbergasted was. Hij sloeg zijn arm om mij schouder en vroeg me uiterst ongegeneerd:
“Jij hebt toch nog geen vriendje? Of wel?” (inclusief dikke knipoog)

Sprakeloos was ik.
Mensen! Nu vraag ik jullie…: is er iemand die mij serieus voor iemand van de herenliefde aanziet? Ik werd even licht in mijn hoofd en staarde wezenloos naar de camera die op mijn giecheltje gericht stond. Terstond besefte ik me dat mijn geshockeerde blik mijn eerste tv-optreden daar niet florissanter op maakte en keerde daarom mijn hoofd weer af.
“Ik ben al zes jaar gelukkig getrouwd met mijn vrouwtje, Gordon,” antwoordde ik zachter dan bedoeld.
Dat ik kort hiervoor nog sjans had bij de HEMA had ik nog even de opleving dat ik dacht dat ik nog goed in de markt lag. Maar na mijn ontmoeting met Gordon was ik ineens nergens meer zeker van. Nu weer ik best van mezelf dat ik soms een ietwat vrouwelijke uitstraling kan hebben. Ik heb een smal postuur, volgens sommigen een zachtaardige, onbevooroordeelde uitstraling, maar om mij daarom nou maar meteen voor een homo aan te zien? Niets mis met homo’s hoor, in het geheel niet, maar één ding weet ik wel: ik ben het niet!
Afijn, die uitstraling heb ik dus wel. Ik heb van mezelf lange wimpers, dus ik zal ongetwijfeld wel voor de vrouwelijke homo zijn doorgegaan. Maar om daar nou, NOTA BENE MET GORDON, op tv mee geconfronteerd te worden…? Mensen, ondertussen begin ik nu aardig aan mijn eigen geaardheid te twijfelen.
In het vragenvuur waarop Gordon mij over de dames aan onderwierp probeerde ik nog enigszins rap van tong te blijven (ook al geen charmante woordkeuze) en trachtte hem af te troeven met:
“Eerst Willem-Alexander en nu jij. Haarlem gaat er wel op vooruit”
Maar het was nauwelijks voldoende om die vernederende eerdere vraag van hem mee teniet te doen. En (hoe dom), vraag ik hem ook nog:
“Komt dit ook op TV?”

Later die dag, na een beetje van de schrik bekomen te zijn, ging ik met de trein huiswaarts. In die snikhete trein kreeg ik opnieuw nog weer sjans met twee grietjes. Erg leuk, maar gezien wat er eerder vandaag allemaal was voorgevallen, deed het mij eigenlijk niet zoveel meer. Al waar ik nu van overtuigd was, was dat ik voortaan door het leven ga als ‘de flirt van Gordon’ en klaarblijkelijk de uitstraling heb van een nicht…
…maar ik ben zeker niet hotter than my daughter.

Horrorverhalen worden hier natuurlijk wel vaker geschreven, maar zo één als deze is er nog niet eerder verschenen.