By rinaoddel | October 23, 2011 - 10:13 pm - Posted in Nederlands, Rara Rina

Als ik gevuld ben, wijs ik de weg.
Als ik leeg ben, wordt ik door niets bewogen.
Ik heb twee huiden. Eén van buiten en één van binnen.
Wat ben ik?

image by Darn_Mesh, edited by Gsorsnoi

STYMFALIA – KORINTHE:  Het bergachtige gebied met veel ravijnen, ruige rotsen, vruchtbare vlakten, groene rivierdalen en prachtige bossen strekt zich uit over Korinthe, één van de Griekse departementen van de regio Peloponnesos. Hoog boven deze ongerepte natuur en eeuwenoude dorpjes met haar archeologisch bijzondere vondsten zette Dus Brenner zijn landing in. Met zijn kaken opeengeklemd staarde hij verwachtingsvol voor zich uit en hield zijn blik gefocust op zijn doel. Hij wreef de condens van zijn bril en luisterde naar de prachtige schone klank van de 75 kilowatt Gnome Monosoupape rotatiemotor waarop zijn Sopwith Camel voortjakkerde. Een constante wind dreef haast door zijn vliegeniersvest en masseerde zijn armen die hij voor zich uit gestrekt had om het vliegtuigje te kunnen bedienen. Zijn zicht werd deels geblokkeerd door de 7.7 mm mitrailleurs die onder de kap vóór de cockpit waren gemonteerd en zo een bult vormden waaraan de Camel haar naam ontleende. Het vergde talent om een Sopwith van dit type in de lucht te kunnen houden. Veel van deze Camels, waar er naar schatting ongeveer 5500 van zijn gemaakt, crashten al meteen bij het opstijgen. Dit viel te wijten aan het verschoven zwaartepunt in geval van volle brandstoftanks, waar menig piloot niet mee om wist te gaan. Alleen in handen van behendige piloten kon een vliegtuig als dit tijdens de Eerste Wereldoorlog effectief worden ingezet om het op te nemen tegen de Duitse Albatros scouts. 1294 vijandelijke toestellen werden ermee neergehaald. En dat is meer dan alle andere geallieerde jagers voor elkaar kregen. Brenner mocht dan wel niet zo succesvol zijn geweest als Majoor William Barker – recordhouder met het neerhalen van 46 vliegtuigen en zeppelins – hij wist de bak minstens zo soepel te manoeuvreren als de Canadese jachtvlieger.
Brenners greep op de stuurknuppel werd geleidelijk iets intenser toen hij weerstand moest bieden aan een stukje turbulentie waarmee hij even te maken kreeg. Zaag-getande bergen marcheerden vanaf de horizon langs hem voorbij. Miniatuurdorpjes klampten zich als decoraties uit een Märklin landschap vast aan de paarsgroene glooiingen in de valleien onder hem. Het enige wat er aan ontbrak was dat Korinthe lang niet zo rijk bezaaid was met spoorrails zoals het geval in de Alpenlanden. Grove gaten in het pluizige wolkendek legden vlakten bloot die met groene dennenbossen en moeraslanden waren afgezet. Een nat voorjaar was juist ten einde, wat maakte dat de landerijen er niet zo kurkdroog bijlagen als in andere jaren. Welig tierden de klaprozen in de graslanden als ware het penseelstreken die er door een impressionistische schilder op waren aangebracht. Voor Brenner leken ze echter een bloederige markering te zijn voor wat komen ging.

Nog iets minder dan een uur en Brenners laatste missie zou erop zitten. Voldaan rechtte hij zijn stijf geworden schouders en bedacht wat hij zou gaan zeggen tegen de kardinaal. Nabij Akrata, ergens voorbij de bergruggen, lag de geïmproviseerde luchthaven waar hij zijn beloning tegemoet kon zien voor het afleveren van een uiterst geheime lading. In ruil voor het tot een goed einde brengen van deze bijzondere taak zou hij worden ontslagen van verdere militaire verplichtingen en kon hij genieten van zijn vervroegd pensioen. Allereerst wenste hij een uitgebreid bad te kunnen nemen. De open kuip waarin hij zat bood hem weinig bewegingsruimte. Zijn lichaam was ingepakt in een met bont gevoerde leren jas om weerstand te kunnen bieden tegen de koudere luchtlagen in de atmosfeer. Handschoenen en een wollen sjaal gaven hem nog wat extra warmte. Ironisch genoeg zweette hij hierdoor wel als een otter, zodat zijn lichaam in temperatuur kon compenseren wanneer dat nodig was.

De lagere pieken vooruit gaven aan dat het einde van zijn lange reis naderde. Brenner liet zijn tweedekker langzaam door het wolkendek glijden. Hij dwong zijn verdoofde gelaat om in beweging te komen en nam een slok uit zijn flacon. Als warme gesmolten chocola gulpte de jenever zijn mond in. Maar halverwege de tweede teug liet hij de slanke zilverkleurige fles ineens uit zijn handen klappen. Over de fles zelf hoefde hij zich geen zorgen te maken, die was in de kuip beland. De inhoud, daar viel nog veel over te zeggen. Onderweg in de daling door de wolkenpluim had iets de stuurboordvleugel van zijn vliegtuig geraakt. Stof was losgekomen en weggerukt. Flarden van het weefsel waren afgepeld en wapperden in de luchtstroom. Dit was een gevaarlijke ontwikkeling. Het rafelige gat van enkele centimeters kwam de aërodynamica van zijn toestel niet ten goede, wist Brenner. Hij boog zich even over de multiplex panelen rondom de cockpit, niet alleen om de schade te kunnen opnemen, maar ook om langs de watergekoelde Vicker mitrailleurs te kijken naar waar het onbekende object vandaan moest zijn gekomen. Omzichtig liet hij het toestel naar rechts hellen om meer van de horizon te kunnen zien en speurde het af op de aanwezigheid van eventuele belagers. Hier kon maar één verklaring voor zijn: zijn vleugel was geraakt door geweervuur.
Uit respect voor het knap geloste schot op een door de wolken vrijwel onzichtbaar gemaakt object, bleef hij dicht in de buurt van de witte pluimen. Het zou hem nog van pas kunnen komen erbij in de buurt te blijven als vijandig vuur inderdaad op de loer lag. Op deze hoogte was het in horizontale vlucht nog mogelijk om in “hands off”-modus te vliegen, dit in tegenstelling tot lagere hoogtes waarbij het noodzakelijk was een constante voorwaartse druk op de stuurknuppel uit te oefenen om te verhinderen dat het staartvlak een eigen koers zou kiezen. Desondanks koos hij ervoor om zijn handen om het richtingsroer geklemd te houden, om te kunnen anticiperen op het onbekende. En dat was maar goed ook. Kort daarop was het raak. In plaats van beschutting te zoeken voor de Duitse gevechtsvliegtuigen, waarop hij zich had voorbereid, dook er een omvangrijke zwerm vogels voor hem op. Honderden kleine zwarte vlekken blokkeerden van het één op het andere moment compleet het zicht. Brenner had geen idee waar ze zo plotseling vandaan kwamen. Nog maar net wist hij ervoor uit te wijken, maar dit leverde wel op dat hij zich in een schroefdraai om de groep vogels heen moest buigen om het er levend vanaf te brengen. Het gevreesde gyroscopische effect door de rotatiemotor lag in het vooruitzicht toen hij zich in deze halsbrekende toer stortte. Als een punt die zich over de lijn van een touw beweegt, waarmee wordt touwtje gesprongen, boog Brenner de Sopwith onder de kolossale groep vogels door. Terwijl hij dat deed zeilde er een regen van vogelpoep uit de lucht, waar zijn vliegtuig her en der mee werd besmeurd.  Perplex van het volume en de onwaarschijnlijk hoogte waarop deze zwerm zich ophield, wist hij het toestel in bedwang te houden. Ondersteboven hangende om zich vanuit de tweede schroefbeweging te kunnen herstellen in een normale vlucht dook hij noodgedwongen naar rechts tussen twee bergen een vallei in. Eenmaal terug in een gezonde vliegorde waarbij de hemel weer boven en de grond weer beneden hem was, trachtte hij te bevatten wat hem zojuist was overkomen. Met open mond nam hij de conditie van de dubbele rij vleugels op. Zijn blik bleef daarbij rusten op de kleine putjes die hij ontdekte in de stoffen bespanning. Kleine beschadigingen die aan de randen waren afgezet door een soort oxidatie gaven hem de indruk dat hij door een bijtende regen was gevlogen. Dezelfde putjes hadden de wind vrij spel gegeven en meer stof losgetrokken. Er was zoveel bekleding losgescheurd dat de houten ribben van de vleugel werden blootgesteld. De romp was er al even slecht aan toe. Brenner vloekte vanonder zijn sjaal. Hij had gehoopt dat hij bij het achter zich laten van de vogels, dit  superieure vliegtuig nu eindelijk aan de grond kon zetten. Dus Brenner was een nauwgezet man. Achter raken op schema kwam onder normale omstandigheden niet in zijn vocabulaire voor. Zijn zakhorloge waarschuwde hem echter, dat als hij een man wilde blijven van zijn woord, hij nu direct zijn koers moest bijstellen. Maar toen hij opkeek van zijn kompas ontdekte hij een nieuwe formatie vogels die uit een mist te voorschijn kwam die tussen de bergen hing. Het waren er minstens zoveel als daarnet, zo niet meer. Nu hij er schuin boven hing, kon hij zich er een betere voorstelling van maken. En al gauw zag hij dat het niet bij dit aantal bleef. Nadere beschouwing maakte duidelijk dat wat hij eerder had aangezien voor donkere accenten aan de berghellingen, eveneens groepen vogels waren. De donkere vlekken werden zwarter naarmate zij compacter waren. Vielen ze uiteen dan verwaterde dat en werden de vogels slechter zichtbaar. De situatie voor Brenner zag er nu bijzonder akelig uit, want hij ontdekte door het effect van deze superorganismen nu ook meer vogels boven hem. Had hij nu nog maar hoger gevlogen, dan had hij er uit kunnen opstijgen en eraan kunnen ontsnappen. De enige uitweg die hem op dit ogenblik werd geboden was omdraaien en via dezelfde weg terug tussen de bergen door. Onvermijdelijk was daarbij wel, dat hij in een deel van zijn te nemen bocht een route moest kiezen tussen de vogels door of doorvliegen in de hoop op betere omstandigheden. Het perspectief te laat op zijn afspraak te arriveren scheen hem ineens veel behaaglijker, helemaal toen hij besloot voor het laatste te kiezen en door de muur van mist af te zakken om een beter totaalbeeld te krijgen van de vallei; in het dal van Stymfalia werd Brenner verwelkomd door een massa vogels van apocalyptische omvang.  Je kon met geen mogelijkheid bevatten om hoeveel vogels het hier ging.

De Stymfalische vallei is omringd door de berg Trachi op het zuiden, Pharmakás naar het oosten en torenhoge berg Kyllini op het westelijke deel. Brenner en zijn vogels werden door het massief omringd. Meer naar het noorden was het opener, daar waar een reeks van gecultiveerde velden afbogen en allen naar het rietomringde ondiepe meer leken te wijzen. Culminerende naar het westen, waar we de dorpjes Láfka en Karteri vinden, meet de vallei ongeveer twee bij zes kilometer, met op het andere uiterste de plaats Stymfalia.
Laatstgenoemde was getuige van één van de twaalf werken van Heracles. Stinkende mensetende vogels, zo talrijk dat zij het zicht op de lucht blokkeerden wanneer zij oprezen uit hun moerassige oorsprong, terroriseerden de bewoners ongenadig met hun monsterlijke snavels, klauwen en veren welke uit brons vervaardigd. De één meter hoge vogels hadden de afmeting van een kraanvogel en het uiterlijk van een ibis. Vermoedelijk waren ze afkomstig uit de Arabische woestijnen. Ze vervuilden het land met hun giftige uitwerpselen, verwoestten het gewas en doodden het vee. Alleen Heracles was ze te slim af door met een ratel te schudden die door Hephaestos was gemaakt. Hij schoot ze daarna uit de lucht, totdat de overblijvende vogels op vlucht sloegen en later neerstreken op het eiland Ares in de Zwarte Zee.
Jason en de Argonauten zouden ze later nog zijn tegengekomen toen zij op zoek gingen naar het Gulden Vlies. Zij waren gedwongen om op weg naar Colchis langs het eiland te varen. Door vlug hun helmen op te zetten en luidkeels naar de vogels te schreeuwen, bleven zij beschermd tegen de vallende veren. Hiermee werden ze van het eiland verjaagd en is er sindsdien nooit meer iets van ze vernomen.

Onbekend met deze geschiedenis vloog Dus Brenner dieper de nauwe vallei in. Veel keuze had hij niet. De Stymphalische vogels verplaatsten zich en kozen voor een frontale aanpak. Dit liet hem weinig ruimte over om te manoeuvreren zodat hij de flanken van het dal opzocht. Hiermee zag hij zijn kans schoon en liet de Sopwith Camel dwarshellen om aan een klim rechtsom te beginnen. Zo kon hij de neus in een richting duwen waarin hij meende een doorgang tussen de bergtoppen te vinden. Al snel kwam hij erachter dat hij te hoog had ingezet en moest zijn actie staken. Voor hem hadden de vogels zich alweer verzameld. De afstand tussen het gat in de bergen en zijn vliegmachine was simpelweg te groot. Nog verder naar rechts afbuigen zou er nu toe leiden dat hij te dicht op een majestueuze uitstulping uitkwam en een gerede kans maakte te pletter te slaan. Aan zijn andere zijde was meer bewegingsruimte, maar daar bevonden zich ook de vogels. Zijn munitie hamsterend als een vrek vuurde Brenner met zijn Vickers in korte uitbarstingen. De Sopwith rolde naar links en naar rechts en de Stymphalische vogels gingen aan beide zijden aan hem voorbij. Zijn gedurfde aanval werd beantwoord met een regen van bronzen veren die door de vogels over het toestel werden uitgeworpen. Maar aan de kant van deze mythische monsters vielen ook slachtoffers. Onsterfelijk waren ze niet. Alleen waren zij met zoveel meer. En vlogen zij lager, om te proberen onder het schootsbereik van Brenner te blijven met zijn dodelijke machine geweer, dan liet hij zijn kist weer zakken en maakte hij nieuwe slachtoffers. Wat dat betreft was het vliegen met een Sopwith Camel geen sinecure. Daar de mitrailleurs boven bevestigd zaten, was hij voortdurend in het voordeel wanneer hij als jager onder zijn prooi vloog, maar zodra de kaarten gekeerd werden, had hij niets om zich mee te verdedigen. Dit ging om begrijpelijk redenen overigens ook op voor de vogels, alleen dan contra. Zij hadden de kracht niet om de veren naar boven te smijten, laat staan hun uitwerpselen.

Zo ging het kat en muis spelletje nog even door, totdat Brenner zich noodgedwongen uit deze groep vogels moest losmaken. Nog eenmaal probeerde hij een line-up shot in dezelfde groep, maar aan het hoge schelle gebrul van de motor te horen moest hij zichzelf dwingen tot ander maatregelen. Het lawaai dat uit de aluminium behuizing van zijn rotatiemotor kwam, duidde erop dat hij spoedig zonder brandstof zou raken. Hierdoor moest hij lager afdalen in de vallei om de motor niet te veel te laten slurpen. Daarbij zorgde het vliegen in de eerdere omstandigheden ervoor dat zijn romp en vleugels te veel bloot stonden en daardoor het risico liepen op nog meer schade op te lopen. Vliegen op de maximale snelheid van 115 kilometer per uur, waar de Britse tweedekker op gemaakt was, lag ondertussen ver buiten het bereik wat hij normaal zou kunnen trekken. Nog even en hij dreigde door de geleden schade zelfs onder de overtreksnelheid te raken, waardoor beklimmingen haast niet meer mogelijk werden. Met een snelheid van een magere negentig kilometer per uur scheerde hij amper vijftig meter boven de grond en over de landerijen. Onderweg haalde hij de ene na de andere vogel neer. Hier had hij verwacht vee in doodsangst verspreid te zien uitwaaieren als bladeren de door de lucht werden gegrepen. In plaats daarvan werd hij verrast met het morbide plaatje van tientallen karkassen van dezelfde dieren. In sommige gevallen was er van de koeien en geiten enkel nog een geraamte overgebleven. De vogels hadden ze onder gescheten waardoor ze ziek werden of ze hadden ze direct afgeslacht door ze met hun puntige snavels te doorboren en op te vreten. De Stymphalische vogels hadden de achtervolging op Brenner ingezet en kronkelden als één onheilspellende massa door de lucht. Ook voor hem waren diverse zwermen aanwezig die hij maar al te graag als schietschijven uit elkaar schoot. Het mocht een wonder heten dat Brenner hier überhaupt nog vloog. Enkele bronzen veren hadden reeds gaten geslagen in zijn vleugels en het was overduidelijk dat hij de afgesproken landingsplaats niet meer halen zou. De rollende contouren van de grond die onder hem voorbij raasde bemoeilijkten hem tot het maken van een zuiver schot.
Het landschap was een waas van glooiende weiden die snel overging in het moerasland van het Stymfalische Meer. De boerderijen en hun gronden waren verdwenen en hadden plaatsgemaakt voor het gifgroene water dat rijkelijk met algen was begroeid. Brenner moest zich concentreren op het heelhuids tot een goed einde brengen van deze doodsvlucht. Hij was aan de oversteek van het meer begonnen en zag dat dit het uiterlijk had van een hele dikke erwtensoep. De piloot vloog zo laag dat zijn wielen bijna het water raakten. Voor hem uit, stak een schilderachtige veldstenen ruïne van een brug uit het water alsof het een lang vergaan tijdperk wilde markeren. Het meer besloeg amper een kilometer in lengte, maar voor Brenner leek het alsof iedere druppel waaruit het was samengesteld onder hem voorbij kroop. Hij keek omhoog en zag hoe een dikke geconcentreerde wolk van Stymphalische vogels boven hem vlogen. Op een afstand van minder dan vijftig meter leken ze dadelijk een verenregen op hem te willen loslaten. En zouden ze daarin slagen, dan zou het brons hem niet alleen een kopje kleiner maken, het gewicht van de veren zou hem ook doen zinken. Hij omklemde daarom te trekker van zijn enige geautomatiseerde vuurwapen en bedacht zich hoe hij de vogels in zijn vizier kon krijgen. De verenregen begon reeds. Brenner ontspande daarop de greep op de trekker en veranderde terstond zijn tactiek nadat hij de omgeving goed in zich had opgenomen. Links van hem verscheen de brug en het was duidelijk dat de vogels hem vanuit de rechterzijde er tegenaan wilde laten vliegen. Hij hoefde geen geleerde te zijn om te weten dat hij met zijn spanwijdte van 8,5 meter onmogelijk de doorgang van de oude kleine brug als vluchtweg kon gebruiken. Wel liet hij zich verleiden om die richting uit te vliegen en trok in diezelfde beweging een groot volume van de donkerbronzen vogels mee. Het oude bruggetje had de verbinding met de kade eeuwen geleden verloren, zodat er een uitsparing was ontstaan die Brenner benutte om er zijn vliegtuig tussen de kantelen. De kunstige toeren die hij met zijn tweedekker uithaalde zou nog dikke punten hebben gescoord op een vliegshow. Achter de ruimte die hij tussen de kade en de brug had ontdekt, had hij een leegte in een rij hoge dennenbomen gezien, waar hij zijn geluk maar al te graag op beproefde. Het resulteerde erin dat hij tussen de stammen door kon vliegen met een marge van nog geen tien centimeter aan beide uiteinden van de vleugels. Achter hem stortte een flink groep veren en vogels neer in het water en tegen het stenen bruggetje. Zij konden niet meer tijdig reageren op deze voortreffelijke kunstgreep. Enkele raakten daarbij bedolven onder de stenen die onder deze onnoemelijke kracht werden losgerukt.
Dus Brenner zelf bleef even uit het zicht. Eventuele toeschouwers zouden verbijsterd zijn geweest waarom een crash uitbleef en zouden vol ontzag de vliegende kist hebben staan nastaren met oh’s en ah’s toen deze even later weer relatief ongeschonden tussen de kruinen van de dennen opsteeg. Tevreden gluurde deze over zijn schouder naar achter om zich te overtuigen van het staaltje dat hij had laten zien.

Veel tijd om te kunnen genieten van deze schamele overwinning was er echter niet. Brenner had de noordoostelijke opening in de vallei eindelijk bereikt, maar werd opnieuw door vogels gehinderd. Daarbij, hij was in zijn dijbeen getroffen door een bronzen veer. Zijn broek zag donkerrood van het bloed. En een nog grotere wolk met Stymphalische vogels stond hem inmiddels alweer op te wachten tussen de bergwanden en ontnamen hem de enige mogelijkheid om rechtuit de vallei uit te vliegen. Zijn nederlaag accepterende, deed hij daarom het enige mogelijke wat hij nog kon doen. In plaats van nu opnieuw naar rechts af te buigen om nieuwe confrontaties aan te gaan, zocht hij de hellingen op van de imposante bergketen Kyllini. Hierbij vloog hij recht over het plaatsje Stymfalia heen, waaraan de vogels hun naam hadden te danken. Warm bloed gutste uit zijn bovenbeen en droop over zijn stoel. Ook in zijn mond was een bronzen smaak aanwezig, omdat er bloed in terecht was gekomen. Met een vroege klim trachtte hij zoveel mogelijk terrein te winnen op de berghelling, omdat hij wist dat hij het uiterste van zijn rotatiemotor vroeg. Het was net genoeg om op het steiler wordend stuk boven een dichtbegroeid bos uit te komen. Hier gespte hij zijn veiligheidsgordel los. Daar had hij wat moeite mee door zijn dikke handschoenen. Maar toen dat eenmaal lukte opende hij zijn cabine en trapte er een pakketje uit. Een voorwerp ter grootte van een flink rugzak buitelde naar beneden en kwam in een bos met loofbomen terecht nog voordat de Stymphalische vogels in de buurt waren en het konden onderscheppen. Voor Dus Brenner had het alle belang dat zijn geheime lading niet zouden worden terug gevonden door enig individu die er kwade bedoelingen mee had. Liever nog, hij hoopte dat niemand het Gulden Vlies hier ooit nog terug zou vinden.
Gealarmeerd door de nu bijna lege tank zocht hij driftig naar een geschikte plaats voor een noodlanding, wetende dat dit in een onmogelijke opgaaf zou blijken te zijn. Het voortdurend van hoogte veranderende bergterrein stond geen landing toe dat een normaal mens zou overleven.
Tot grote vreugde echter, vond hij toch een recht stuk terrein waar hij een poging tot landen zou kunnen ondernemen.
Maar op dat moment sloeg het noodlot toe. De zure uitwerpselen hadden zich zo ver door de stof van de vleugels gebeten, dat het gewichtsverschil tussen de vleugels en de rest van het vliegtuig een maximum had bereikt. Hierdoor dreigde de Sopwith Camel scherp naar rechts te draaien en door het sterke gyroscopische effect van de rotatiemotor zou dit onvermijdelijk resulteren in een heftige dodelijke spin. Brenner stond hiermee voor een onmogelijk dilemma: in de ten dode opgeschreven kist blijven zitten of zichzelf overgeven aan de Stymphalische vogels door uit het vliegtuig te springen.

Had hij nou maar in het vliegtuig blijven zitten. Maar zijn woede jegens de vogels was zo ver opgelopen dat hij een even suïcidale keuze maakte door uit de Sopwith te springen. Na even te hebben moeten worstelen met onder en boven trok hij aan een koordje en opende hij zijn parachute. Achter hem klonk een luide explosie ten teken dat zijn trouwe Sopwith Camel in een vuurbal uiteen was gespat. Ook dit was een wanhoopsdaad, want hij wist dat hij nu een vrij hangende schietschijf was geworden. Nog even slaagde Dus Brenner er in om zijn karabijn tevoorschijn te halen en een tiental Stymphalische vogels uit de lucht te knallen, maar nog voordat Brenners lijf met de parachute tussen de bomen haakte, werd het in een tijdsbestek van enkele seconden tot het bot toe afgekloven.

By gsorsnoi | October 16, 2011 - 1:29 pm - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Onbedoelde mening, Scherpe Blik

image by D-drik, edited by Gsorsnoi

Zelf had ik er nog geen idee van, maar ik stond op het punt mijn eerste carrièremove te maken. Onze projectmanager zou over een maand of wat op mij toe komen stappen en mij vragen of hij mij even apart kon spreken. De buitengewone interesse die ik in het softwarepakket had getoond was mijn meerdere niet onopgemerkt gebleven, zodat ik de opgezogen kennis mocht gaan overbrengen op de artsen en de verpleegkundigen waarvoor wij waren aangenomen om papieren dossiers over te kloppen in een computersysteem. Een blik typgeiten was opengetrokken.
Op de Nieuwe Achtergracht in Amsterdam werden wij welkom geheten door Hester en Huub en even aan elkaar voorgesteld. De meeste datatypisten konden de locatie goed per fiets of tram bereiken. Voor mij zag het er naar uit dat ik voorlopig mijn fiets wel even vanuit IJmuiden op die draagvleugelboot moest hijsen. Het laatste stukje fietste ik dan via het Waterlooplein naar de GGD.
Romeo was één van die jonge gasten waarmee ik samen aan dit geestdodende werkje werd gezet. Vanaf het eerste ogenblik wist ik dat ik het goed met deze Italiaans-Indonesische jonge gast zou kunnen vinden. We ontdekten al snel dat we een hoop gemeenschappelijke interesses hadden en daarbij, bleek hij erg benaderbaar en gevoed met een gezonde dosis humor. Net als ikzelf is hij gek op videogames en slappe woordgrappen. Ook voor suffe spelletjes die de sleur uit het eentonige werk haalden, was je bij hem aan het juiste adres. Tezamen met o.a. Suzanne, Janine, Walter en Melihat bedachten we allerlei prachtige quizjes voor elkaar en wisten we keer op keer in deze weinig inspirerende werkomgeving wel weer wat te vinden dat ons moraal hoog kon houden. In de pauze trokken we erop uit en wandelden we wat in de buurt of bezochten wij het poolcentrum. Voor het hanteren van de keu hoefden wij niet ver. Deze plek voor ontspanning lag op een ideale afstand van nog geen vijftig meter van de ingang van het pompeuze hoofdkantoor van de GGD. We kochten er een soort tien rittenkaart en konden er daardoor steeds voordelig terecht om elkanders kunnen op de proef te stellen.

Dàt deel van mijn carrière heb ik toen echt als een toptijd ervaren. De werksfeer was er fantastisch en ik maakte een hoop nieuwe vrienden. Je ging haast voor je plezier naar je werk. En nee, dat was natuurlijk niet omdat je zo graag informatie uit dossiers overnam, je keek er gewoon naar uit om die heerlijke slappe humor met elkaar te kunnen delen en te praten over van alles en nog wat.

Toch was er naast al die heerlijke onzinnigheid ook nog iets wat mij destijds een geweldig nieuw inzicht op het leven heeft gegeven. Waar ik wat meer de neuroot en controlfreak ben, hangt Romeo veel meer in het andere uiterste. En dat merk je echt aan alles. Hij zit altijd veel meer ontspannen in zijn bureaustoel, beweegt zich veel gemakkelijker dan anderen en hij heeft een manier van praten waar je zelf ook gewoon rustig van wordt. Er straalt een positiviteit van die kerel af, jongen dat is niet normaal. Zo relaxt als hij met de dingen in het leven omgaat, doet mij bijna groen worden van jaloezie. Het is een levensstijl dat je op één of andere manier in je bloed moet zitten of je moet er gewoon helemaal voor open staan. Het arsenaal typische Romeo-uitspraken die hij te pas en te onpas bezigt dragen ook veel bij aan die ontspannen manier waarop hij blijkbaar tegen het leven aan kijkt. “Wauwers!”, “Karbonade!”, “Asjemenou?”, “Alles kits?”, “Alrighty then!” zijn slechts een paar van die prachtige onliners die hij vaker gebruikt dan ik denk dat hij zelf door heeft. Als je er even voor gaat zitten en je gaat al die prachtige uitspraken tijdens een verjaardagsfeestje zitten turven, dan kom je aan het einde van de avond inkt in je pen te kort.

Wat ik ook van hem heb geleerd, en hem er nog tot op de dag van vandaag dankbaar voor ben, is de manier waarop je het beste vocht kunt consumeren. Iedereen kent die kartonnen printpapierdeksels wel die een tweede leven krijgen wanneer er geen made-in-China-dienbladen meer voorhanden zijn. Wel, daar wij duidelijk een kantoorbaan genoten, wisten wij ook steeds onze handen op die dingen leggen. In Word creëerden wij een rastertje met onze namen erop en schreven er de voorkeuren bij van wat eenieders gewenste bestelling zou zijn bij het koffieapparaat. Vervolgens printten we die uit en legden het A4-papiertje in de deksel. Dit is ongetwijfeld een fenomeen wat op meerdere kantoren  in het land wordt gehanteerd. Zo maak je een gepersonaliseerd dienblad. Bij de ene naam staat er koffie, de ander heeft liever chocolademelk en weer een ander kiest voor thee.
Maar  juist voor die keren dan we wel onze handen op een degelijk dienblad wisten te leggen, was dit hele ordersysteem naar de gallemiezen. En zo was je genoodzaakt een ander hulpmiddel te bedenken als je voor de hele toko koffie wilde gaan halen. Want het risico bestellingen te vergeten of door elkaar te halen, wilde je gewoon niet op je geweten hebben. Dus wat doe je dan: je schrijft de bestelling gewoon even als een geheugensteuntje op een kladpapiertje en dan nog het liefste in afkortingen.

Nu moet je van de GGD weten dat dit een organisatie is waar praten in afkortingen de normaalste zaak van de wereld is. ‘JGZ’ staat voor jeugdgezondheidszorg, ‘OKC’ staat voor ouderkindcentrum en Romeo Mazzei bestelde standaard ‘2HW’. Twee-ha-wattes?
Twee heet water. Want al de toevoegingen die er zitten in koffie, chocomelk of andere troep doen je lichaam alleen maar dichtslibben. Dus als je met je dienblaadje bij onze levensgenieter Romeo aankwam, dan kon je er eigenlijk al vanuit gaan dat je ‘2HW’ op je papiertje kon noteren. Vervolgens zette je even later twee bekertjes heet water bij hem neer waarop hij die liet afkoelen tot een drinkbare temperatuur. Warm water zuivert het lichaam. En ik ben er haast zeker van, dat die onvergiftigde vorm van vochtconsumptie Romeo heeft gemaakt tot wat hij is.

Nu bijna tien jaar later zit ik hier op het altijd drukke stadhuisplein in Utrecht. Te midden van tientallen andere mensen leg ik dadelijk dit kladblok terzijde en denk nog even niet aan het digitaal verwerken van dit schrijfsel. Op deze ongewoon warme herfstdag kijk ik naar de stralende hemel en geniet van het leven, mijn handen warmend aan een lauw wordend bakje echte thee.

By rinaoddel | October 14, 2011 - 5:23 pm - Posted in Gevleugelde Uitspraken, Nederlands, Verbaal Genot

Mensen die rondom kanalen en rivieren gevestigd zijn, zullen wel herkennen dat zij die aan de andere kant wonen of zijn opgegroeid per definitie aan de ‘verkeerde kant’ zitten.

Een collega van mij zei daar vandaag het volgende over:
“Je hebt boven het kanaal en onder de rivieren en daartussen ligt
Nederland.”

Een portret van … Rina Oddel

De Tycoon Newspaper is aan een nieuwe reeks artikelen begonnen: portretten van haar verslaggevers. In deze serie belichten we de achtergronden van de fictieve personages die op WSNOI en vooral de Tycoon Newspaper al meer dan eens van zich hebben laten horen, maar waarvan het wel eens prettig is om er ook een gezicht bij te zien. Daar deze personen natuurlijk niet echt bestaan en dientengevolge er geen beeldmateriaal van hen te schieten valt, is gebruik gemaakt van foto’s van figuren waarop zij gebaseerd zijn (hiernaar refereert ‘modelpersoon’ hieronder). Al deze portretten zijn in feite groeiartikelen, want zodra een personage zich verder ontwikkelt op deze site, is het ook wenselijk dat dit artikel daarop bijgewerkt wordt. Zo is het voor mezelf ook te gebruiken als handvat om niet per ongeluk van het bedoelde personage af te wijken. We leiden deze artikelen  even kort in met een beknopte personalia waarna we dieper inzoomen op hun oorsprong en hun betekenis voor WSNOI en de TN.

Functie: Roddeljournaliste – riooljournaliste.
Andere namen: Rare Rina, roddeltante.
Oorsprong naam: Tezamen met de ‘R’ uit Rina vormen dat en haar achternaam samen het woord ‘roddel’.
Modelpersoon: Rita Skeeter, personage uit Harry Potter (actrice Miranda Richardson).
Eerste oer-artikel: Driewieler zorgt voor opschudding.
Eerste online-artikel: Wie een kuil graaf in de Heldense bossen
Dat mag de druk niet pretten werd eerder gepubliceerd, maar is ‘slechts’ een uitspraak.
Bijzonderheden: Lange tijd de enige vrouwelijke reporter op de Tycoon Newspaper geweest.
Uitspraken: Eigenlijk geen, maar zij verzamelt wel het gros van de gevleugelde uitspraken.

Tweede artikel (niet eerder online verschenen):

Millennium Ben
Nee, dit is geen reclame voor een mobile telefoonmaatschappij met een identiteitscrisis. Dit bericht gaat over niemand anders dan onze eigen badmintonvriend Ben. Ben van Gneursven… Greun… Greunsven… euh… Greunteven? Nou goed, je begrijpt wel wie er wordt bedoeld (Ben van Greunsven*). Die man schijnt namelijk de oorzaak te zijn van al onze millenniumproblemen. Wat is namelijk het geval? Onze Ben heeft met zijn bibliotheekpas ingebroken bij het Mikrosoft-concern. Samen met zijn grote vriend John Smith ( de vader van Jantje Smith) hebben zij wraak genomen op Bill Keets.
Bill Keets zou volgens Ben en Johan een virus hebben verspreid over hun computers, het zogenaamde Magnetica Melissa-virus. Dit virus heeft bij B. en J. hun hele systeem doen platleggen. Tenminste dat is het verhaal volgens Ben. Maar in werkelijkheid heeft Ben John ingehuurd om Keets dwars te zitten. Keets heeft Ben namelijk een keer goed ingemaakt met badminton. En aangezien Ben niet tegen z’n verlies kan (dat blijkt dan maar) liet hij de vader van Jantje Smith de vuile klusjes opknappen. Zo hebben zij in het Mikrosoftbedrijf de Millennium-bug geactiveerd. Alle computergestuurde systemen zullen dus in het aller eerste begin van het jaar 2000 op hol slaan. Dus dan wordt de tweede set gewonnen door Ben!

( * = onze zeer getalenteerde badmintoncoach. Beetje de Johan Cruijff van de badminton bij onze club )

De heerlijke roddeltante.

Opnieuw bespreken we een Tycoon Newspaper-medewerker van het eerste uur. Nou ja, bijna dan. Rina Oddel was er bij vanaf het tweede exemplaar, dat even ná de januari editie van 1999 verscheen. Daarin vertelt zij ons hoe een bestuurder in een driewieler meende te zijn ingehaald door een man in een Mini die zijn teddybeer wat van de omgeving liet zien. De driewieler raakte uit balans en veroorzaakte een kettingbotsing en een lange file. Dit eerste, nog niet echt roddelige, miniverhaaltje was natuurlijk gebaseerd op de belevenissen van acteur Rowan Atkinson als mister Bean. Mijn eigen broertje, die we hier op de Tycoon Newspaper wel kennen als DJ P and P, was overtuigd van zijn kunnen als perfecte mister Bean imitator, waardoor ik op het idee kwam om hem op deze manier in mijn krantje op te nemen.
Aan het aantal artikelen dat daarna in de papieren versie verscheen is het niet af te zien, maar als je naar haar latere productie van artikelen kijkt, dan mogen we wel concluderen dat ze met een klein tiental artikelen net iets meer geschreven heeft dan Karel Riemelneel. Nee, in hoeveelheid tekst zal zij hem niet overtreffen. Daarvoor zijn zijn detectiveverhalen te lijvig. Maar in het aantal schiet ze hem net voorbij. Wat voor beide reporters natuurlijk wel scheelt is dat zij ook alle uiterst korte artikelen voor hun rekening hebben genomen, Karel met zijn contaminaties en Rina met haar gevleugelde uitspraken. Echte artikelen kun je dat natuurlijk niet noemen, maar het geeft wel aan hoe actief ook zij in al die jaren op de Tycoon Newspaper is geweest.
In het allereerste begin viel dat overigens reuze mee. Millennium Ben, waarvan je het verhaal zojuist hebt kunnen lezen en het Swetsers Zakmes, waren naast het driewieler-verhaal eigenlijk de enige twee echte andere schrijfwerken die we van haar terug zien op de gedrukte versie. Maar toen de online-versie er kwam, ging het ineens wel erg rap.

Met de komst van de Gevleugelde Uitspraken had Rina de jackpot te pakken. En ik met haar. Het behoeft geen toelichting dat Rina is voorzien van een heuse ‘roddelradar’. Dit heerlijke neuzige typje voelt heel fijn aan wanneer er een nieuwtje in de lucht hangt. Haar antennes staan altijd op scherp en ze legt haar oor voortdurend op het juiste moment te luisteren. In de praktijk is het met mij niet anders. Je kunt daarom gemakkelijk stellen dat ik in feite zelf een beetje zo’n roddeltante ben in het dagelijks leven. Het enige wat er bij mij aan scheelt, is dat ik de praatjes niet tijdens theekransjes bij mijn vrienden of vriendinnen influister, maar het gewoon out in the open op de Tycoon Newspaper over het internet schreeuw. Het vergaren van deze roddelpraat gaat mij… ahum… Rina doorgaans in elk geval gemakkelijk af.
Enkele voorbeelden:

  • “Dat mag de druk niet pretten” – is de haast legendarische verspreking van vriend Doubleyou in zijn radioprogramma Take it or Leave it. Sorry, wàt zei jou nou? Tegenwoordig gebruikt hij diezelfde uitdrukking nog steeds, maar nu doet hij het er om.
  • “Ik ben ziek genoeg om weer te werken” – zegt BoB de Winter iedere keer weer wanneer hij van een ziekbed terugkomt op het werk. Op een goed moment was ik het zat, en vond dat ik zijn uitspraak maar eens moest vereeuwigen in dit wel gerespecteerde blad.
  • “De Koninklijke familie is erg aangeslagen” – een wel hele ongelukkige uitspraak van de organisator van de Koninginnedag festiviteiten toen er een aanslag werd gedaan op onze koningin.
  • “Das enkel cosmetica” – sprak een Belgische opleider een keer. Hij was naar ons werk ingevlogen voor een training en hanteerde deze uitspraak voor iedere onbenulligheid die enkel uiterlijk invloed had op de software. Rina zat bij die opleiding en smulde ervan.
  • “Zeer gelardeerde collega” – wat bestaat en correct is geschreven zal door een spellingscheck niet als fout worden gezien. Collega Peter merkte dit op tijdens het versturen van een mailtje naar een relatie. Tja, dat moet je net zeggen waar Rina bij zit!
  • “Ik moet van mijn vrouw een keuken willen” – spelletjesfreak BoB de Winter deed mee aan het tv-programma één tegen 100 en won. Driemaal raden wat hij onder andere van het prijzengeld kocht (moest kopen).
  • “Je horizon verleggen” – niet zozeer deze op zich al prachtige uitdrukking, maar vooral de uitleg die Johan V. hierbij gaf, was genoeg aanleiding voor Rina hier een gevleugelde uitspraak van te maken.
  • “Naakt uit de kleren gaan” – hier was het niet alleen de uitspraak die haar opviel tijdens een radio-uitzending met Giel Beelen, het plaatje waarmee het op de Tycoon Newspaper werd uitgebeeld scoorde ook hoog bij ons vaste publiek.
  • “Zombies hebben een hekel aan fastfood!” – deze is speciaal verzameld voor onze eigen Zombie. Rina houdt er ook wel van om reacties uit te lokken.
  • “Alle kleine ZBeetjes helpen” – ook Ace_de_Klown is niet vies van een woordspellinkje en rake uitspraken. Rina verzamelt ze wel.

Je merkt het al. Er is vrijwel niets dat onze Rina ontgaat aan interessante uitlatingen. En ze tekent ze allemaal op!

Robuust en onveranderlijk personage

Vanaf dag één al was het mij duidelijk waar het met Rina naar toe moest. Zij moest die blonde lady worden die, worstelend met haar gewicht en haar tuttige eigenaardigheden, graag de kwebbeltante uithangt en thee leut (als het maar ‘echt scharrelthee’ is natuurlijk). En dat is gelukt. Van haar vastomlijnde karakter is sindsdien ook niet meer afgeweken. En dat is wat mij zelf persoonlijk ook zo aantrekt aan Rina. Van geen enkele andere verslaggever was zo snel duidelijk wat voor typetje het moest zijn en hoe ze eruit moest komen te zien. Zij weerspiegelde dat deel van mijn karakter zo goed, dat ik er na de eerste schets al uit was dat ik er niets meer aan wilde veranderen. Toen Harry Potter and the Goblet of Fire in 2005 in de bioscopen verscheen wist ik het helemaal zeker. Het plaatje dat ik tot dan toe in mijn hoofd had gehad en mij een beeld moest geven hoe Rina er in het echt uit zou zien, werd ineens door Miranda Richardson belichaamt in haar rol als Rita Skeeter. Picture perfect! Niets meer aan doen. Waar alle andere trouwe fans de haast irritante Rita zagen, zag ik Rina. En ach, het is slechts één letter verschil, wat betreft haar voornaam dan. Ik had haar trouwens ook wel gepast in een film uit het jaar daarvoor. Eenzelfde rol als reporter had ze prima kunnen vervullen in Sky Captain and the World of Tomorrow – een echte steampunkfilm. Alleen had ze daar in dat script wat minder ruimte gehad voor de zogenaamde ‘yellow journalism’, riooljournalistiek. Maar ondanks de kleine mismatch die daarin optrad, vormde die gedachte bij mij hèt fundament om Gohes City op de gaan baseren. En Rita Skeeter was daarin eigenlijk de sleutel tussen die set en mijn Tycoon Newspaper verslaggevers, hoe merkwaardig ook. Ik kon namelijk al helemaal voor me zien hoe niet Polly Perkins (Gwyneth Paltrow) maar Rina Oddel door de straten van New York zou rennen terwijl Dr.Totenkopf’s gigantische robots door de straten marcheerden. Onbevreesd en met gevaar voor eigen leven stuntelt ze tussen de enorme stalen poten door, om net die ene alles beschrijvende foto te kunnen schieten waar het allemaal om te doen is.
Dit staat natuurlijk wel even helemaal los van mijn voorkeur om Gwyneth boven Miranda te prefereren als het op mijn smaak voor vrouwen aan komt, dat begrijp je natuurlijk wel!

Ontstaan van ‘Rara Rina’

Op een goed moment ontstonden de raadsels. Achmed had met de Reuze Navelpad zijn anagrammen en zij die de Tycoon Newspaper volgden, zwichtten trouw voor de opgaven die hij iedere maand weer publiceerde. En voor Karel Riemelneel met zijn opvolging kwam (de VZD), had Rina reeds haar raadseltjes geïntroduceerd. Ze trapte af met Wiskunje eten en zette de lezers aan het denken om simpele raadseltjes op te lossen. Dikwijls leidt dat tot hersenpijnigingen en het delen van interessante theorieën over wat die oplossing dan wel mag zijn.
De term achter de categorie Rara Rina heeft ook een oorsprong in het gezin waarin ik ben opgegroeid. Ik heb namelijk een klein splaakgeblek. Het uitspreken van de letter ‘R’ gaat mij iets minder af, waarvoor ik ook logopedie heb gehad. Mijn vader, pestkop dat hij was, zag er de humor wel van in en plaagde mij door mij te vragen na te spreken: “Rare Rina heeft een rare rimpel op haar rode reet.”
Tja, wat moet ik daar nog aan uitleggen? Waar hij het vandaan heeft weet ik niet, maar het heeft mij jarenlang achtervolgt… en doet het dus nu nog!

Allemaal ‘fijne’ weetjes

Rina is perfect. Zij komt erg dicht bij de werkelijkheid en is op de Tycoon Newspaper inmiddels wel uitgegroeid tot misschien wel het meest gerespecteerde typetje. Ze zwetst heerlijk en doet me daardoor ook wel een beetje aan mijn eigen zusje denken. Want die kan er ook wat van! Mensen hier kennen haar wel als de Blackhearted Goddess.
Lange tijd was Rina Oddel de enige vrouwelijke reporter. En ik denk dat dit er ook mede toe heeft bijgedragen dat er door haar lezers zo zuinig met haar is omgesprongen. Constant heeft zij tussen de heren haar mannetje gestaan en werd daar ook in gesterkt door de vrouwelijke lezers. Maar vooral het roddelen is haar grootste kracht geworden. En dat moest natuurlijk ook wel. Het geeft haar haar bestaansrecht en door allemaal fijne weetjes te verzamelen en te verspreiden is ze wat ze is en laat zij zich niets wijs maken.

En laten we nou eerlijk zijn: houden we er niet allemaal wel van om roddels te lezen, en dan met name roddels over mensen uit je directe omgeving?

Rina, we houden van je. En ik daarmee een beetje van mezelf, dat mag je best weten.

Ander bekende werk van Rina Oddel:

Hou je vast, want dat zijn er nogal wat!

Portret van de volgende maand: Kornelis Oflook.

Pst! Wisten jullie dat Rina Oddel ook ooit eens een uiterst seksistisch artikel heeft geschreven dat ‘Kaarsdrecht’ heet? Het gaat over het gelijknamige plaatsje dat als nieuwe plaats werd ontdekt nabij Caalcutta, onder Murokkoo. Je begrijpt wel, Rina schaamt zich een beetje voor dit artikel en als je het erover hebt dat wordt haar gezicht zo rood als een tomaat!

By rinaoddel | October 11, 2011 - 7:31 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands, Tycoon Newspaper Archieven

image by jkbrooks85, edited by Gsorsnoi

Eerdaags verschijnt mijn portret hier op de Tycoon Newspaper en zal er wat worden verteld over hoe ik hier verslaggeefster ben geworden. Tijdens het schrijven van dat portret en het zoeken naar oude artikelen heeft Gsorsnoi nog een aantal ongepubliceerde schrijfsels van mij gevonden. Van één ervan hebben we ons altijd afgevraagd of we die nou nog wel uit de Tycoon Newspaper Archieven moesten opvissen en publiceren. Want tjonge jonge, wat is ie flauw! Maar ja, heeft het schrijven van flauwe informatie ons er ooit van weerhouden iets in deze krant te zetten?

Wat eten wij vandaag is toch altijd weer de hamvraag als het er om gaat wat wij vandaag zullen eten. Als ik nu om ham vraag dan kan ik erop rekenen dat het op is. Daarom doen wij een greep in de vlaflipperkast. Alvorens wij ergens mee aan de slag gaan sla ik de room vast op. Want om slagroom te kunnen maken moet je een goeie honkballer zijn. Maar behoed je voor een enorme hoeveelheid slagroom, anders schrik je je straks een hoedje. En aangezien we nu niet echt zitten te wachten op een slaghoedje, slaan we de room dan toch maar even over. Misschien dat er nog een roomsoesje in zit, maar dat wordt bij nader inzien ook weer zo’n troep. Dus sturen we de troepen met slaghoedjes naar Rome. En als ik dit nu eens goed nalees, slaat dat ook weer helemaal nergens op.
Nu graaf ik toch een diep in mijn hersenstam. Want voor zover ik mij herinner, moet ik nog wel ergens de ingrediënten hebben liggen voor hersenstampot. Neem bijvoorbeeld mijn stamvader. Hij kan namelijk erg hard stampen. Hij stamt vanaf het allereerste deel van de stamboom. En dat begrijp ik dan weer niet. Want een stamboom begint toch ergens in de takken? En op de stam sta ik zelf. Mijn voorvaders kunnen trouwens al überhaupt mijn stamvaders niet zijn. Ik geen voorvader maar een voormoeder en die was een stam-pot. Maar goed, nu begin ik aardig te stamelen. En dat bewijst maar weer dat ik een ras echte stamgast ben.
Daarom gaan we nu over naar de jus. In de tuin heb ik nog een juslepelaar staan die ik mooi met jus kan opdienen. Ik heb alleen geen juslepel merk ik nu. Dat is balen. Eerst ging mijn slagroom al naar het slagveld in Rome, hersenstamppot zit er ook niet in omdat mijn voormoeder stam-pot was, en nu blijk ik ook al geen juslepel te hebben. Gelukkig ben ik aardig lenig, dus legde ik de lepelaar lekker in de lengte aan een leiband. Het is namelijk het geval dat ik vroeger zeer veel ervaring heb opgedaan bij het lezen in kookboeken. Leergierig dat ik was luisterde ik altijd naar mijn intellectuele leraar hoe hij voorlas uit erg leerzame leesbare legendarische lectuur dat handelde over een levengevaarlijke loslippige lanterfantende lesbische lichtekooi. Mijn ondertussen geliquideerde leraar bleek een enorme leugenaar. Hij legde mij later uit dat het eigenlijk een lofdicht was dat ging over het logaritme van een logistieke loempia.

image by Vianna, edited by Gsorsnoi

Met deze aanzet start de eerste ronde van ‘De consistente cijfercode’. Lees even de spelregels als je mee wilt doen.

“Joost! Joost… Joost…”
De stem leek hem van heel ver weg te roepen, dwars door tijd en ruimte heen. Het klonk zwak maar dringend en ging vergezeld van een echo. De stem drong erop aan dat hij wegging, zich terugtrok, terugkeerde…
“Joost! Joost…”
Een hand viel op zijn schouder en schudde hem door elkaar. Joost keek naar de hand en zag dat die robotisch was. Hij was doodsbang en probeerde weg te komen, maar dat lukte hem niet. Het herinnerde hem aan zijn eerdere confrontatie. De uit verschillende metalen vervaardigde hand hield hem stevig beet.
“Nee, laat me alsjeblieft met rust!” jammerde Joost. “Ik ben al in mijn graf. Ik ben veilig. Het is er vredig en stil. Niemand kan me daar kwaad doen. Laat me gaan!”
De hand liet hem niet gaan. Hij bleef hem stevig vasthouden en trok hem terug. De ijzeren greep was niet langer angstaanjagend maar verwelkomend en troostend, ondersteunend en geruststellend. De hand trok hem terug, terug naar de wereld van de levenden.

En toen, vlak voor hij terug was, werd de hand weggetrokken. De scharnieren, raderen en stangen vervaagden en de aderen en pezen die verschenen werden omwonden door huid en vlees. Hij zag dat de hand onder het bloed zat. Op een paar centimeter boven de pols zat een akelige wond en ontsierde de arm. De pijp was er reeds uit verwijderd. Zijn hart werd vervuld van medelijden. De hand was naar hem uitgestoken.
“Joost, ik heb je nodig.”
En daar, aan zijn voeten, zat Copper de spin die met zijn acht smaragd groene ogen als een hond naar hem opkeek.
“Ik heb je nodig.”
Joost reikte naar de hand en pakte hem beet…
De hand kneep pijnlijk in de zijne en rukte hem naar achteren, waardoor hij omver werd getrokken. Hij viel op de machinevloer.
“En blijf bij die verrekte ketel uit de buurt, ja?” beval Kornelis, die boven hem uittorende en woedend op hem neerkeek. “We zijn je de vorige keer bijna voorgoed kwijtgeraakt.” Hij keek Joost grimmig aan maar er lag een spoortje bezorgdheid in zijn rustige glimlach. “Gaat het?”
Joost, die op handen en voeten in het stoffige zaagsel lag, wist niets te zeggen. Hij kon alleen maar in stomme verbazing naar Kornelis kijken – Kornelis, die daar recht voor hem stond, Kornelis die behoudens de conditie van zijn arm gezond en wel was!
“Zo lijk je precies op die klungelige spin,” zei Kornelis ineens grinnikend.
“Mijn vriend…” Joost ging op zijn hurken zitten. Zijn ogen vulden zich met tranen. “Mijn vriend…”
“Begin nou niet te janken,” zei Kornelis waarschuwend. Het vijandige verleden dat zij deelden was hij nog niet vergeten. “En sta verdomme op. We hebben niet veel tijd. Graaf Schaurig…”
“Hij is hier!” zei Joost bevreesd en krabbelde overeind. Hij draaide zich moeizaam om naar de rij lopende banden die haaks op de grote stonden en zodoende allen naar de ketel leidden. Joost knipperde met zijn ogen. Geen Frank. En beslist geen Graaf Schaurig. Tinus stond bij het Hoofd van de Mysteriewetenschappen. Naast hem stond de grimmige en gespannen Advocaat voor de Wetten van de Natuurkunde. Maar van Phineke de Zeppelinpilote was geen spoor.
“Hoe… Ik heb Graaf Schaurig gezien…” Er kwam ineens een andere gedachte bij Joost op. “Jij!” Hij draaide zich wankelend om en keek Kornelis aan.
“Jij. Ben jij wèl echt?”
“Van vlees en bloed,” zei Kornelis. – Vervolg: minimum 24 woorden, maximum 563.

Vervolgtekst van Stoomkoker (382 sterren, 4,6,10,12,16,18,22,40,57,60,60,77):

“Nietwaar, een moment geleden was jij nog een robot. Je stond op het punt om mij uit elkaar te scheuren!” Joost deinsde achteruit en| struikelde daarbij net niet over een stuk hout. Maar dat was meer door een gelukje dan dat de aanwezigheid ervan hem was opgevallen. Zijn klungeligheid had hem al meer dan eens in de penarie geholpen.
Tinus schudde moedeloos zijn hoofd.
“Ziet dit er verdomme uit alsof ik uit boutjes en moertjes besta?” Kornelis hoefde zijn goede arm maar uit te strekken om Joost bij zijn vliegeniersvest te grijpen. Hij trok hem krachtig naar zich toe en confronteerde hem met de conditie van zijn slechte arm. “Dankzij jou is mijn arm er zo beroerd aan toe. En dankzij jou ben ik in die ketel gevallen waardoor ik het complete gevoel in mijn arm kwijt ben. Nee, erger nog. Ik voel helemaal geen moer meer!”
Kornelis woedde leek een kookpunt te naderen en verstevigde zijn greep om het stuk stof van het vest dat hij in zijn hand had. – Vervolg: minimum 18 woorden.

Vervolgtekst van Sandra (243 sterren ,0, 1, 2, 8, 9, 15, 16, 22, 36, 40, 45, 49):
Kornelis leek even niet voor reden vatbaar. De anderen stonden op het punt om in te grijpen. Tinus| en het Hoofd van de Mysteriewetenschappen zouden uit alle macht proberen te voorkomen dat de reusachtige man Joost alsnog een kopje kleiner zou maken. De Advocaat niet. Hij zou er bij blijven staan kijken en het zou hem koud hebben gelaten wat er met hem zou gebeuren. Maar Kornelis bekoelde en bedwong zijn gevoel van ongenoegen jegens de sukkelige Joost. Hij liet hem los en ontspande een beetje.
“Dat ik met criminelen zoals jou samen moet werken. Het is echt ongehoord.”
“We,” corrigeerde de Advocaat hem “dat we met hem moeten samenwerken.”
Kornelis zij niets. Hij keerde zich van het gezelschap af en schatte in hoe benard of hun situatie was geworden.  Door de hele fabriekshal lagen honderden metalen lijken verspreid. Het gros ervan lag er zo bij door de aanvaring die ze met Tinus en Kornelis hadden gehad. Alleen spoedig zouden ze weer tot leven komen en opnieuw dupliceren. Graaf Schaurig had de robots met een plasma bewerkt  waardoor zij dit vermogen hadden gekregen. Evenals Frank Groot, Stein Klein en de andere monsters die hij had gecreëerd, waren de robots een stel gruwelijke producten die in dienst stonden van zijn verdelgingsacties op het volk van Gohes City. De graaf zou opnieuw wraak nemen en het was aan deze onwaarschijnlijke groep individuen om dat te verhinderen. – Vervolg: minimum 22 woorden.

Vervolgtekst van BoB (431 sterren, 1, 2, 5, 8, 9, 18, 28, 42, 66, 80, 84, 88):
“Als we niet heel snel iets aan al die metalen karkassen doen, worden we dadelijk onder de voet gelopen”, beet Tinus Kornelis | toe. “Dan heeft de Graaf straks helemaal vrij spel in onze stad”.
“En aan wat voor oplossing denk je dan? “, wilde de Advocaat weten.
“Ja precies, je slaat de spijker op zijn kop: een oplossing! In deze fabriek is een grote hoeveelheid zwavelzuur opgeslagen; als we dat over de robots gieten, zijn ze binnen de kortste keren opgelost, plasma of geen plasma!”.
Het Hoofd Mysteriewetenschappen verliet in draf de zaal om zo snel mogelijk terug te keren met een groot, van een opgeschilderd doodshoofd voorzien, vat. Hij en de Advocaat begonnen de roerloze robots te overgieten en
deze verdwenen als sneeuw voor de zon.
Eenmaal gerust dat deze noodsituatie onder controle was, wendde Tinus zich tot Joost. “Wat bedoelde je daarnet, toen je riep dat Graaf Schaurig hier is? Volgens de laatste berichten zou hij zich nog minstens duizend
kilometer verderop bevinden. Vertel op, waar heb je hem gezien?”.

Set van de te raden letters van deze ronde:

A = 10 (geraden door Stoomkoker)
D = 4 (geraden door Stoomkoker)
E = 3 (geraden door BoB)
G = 9 (geraden door Zombie)
H = 2 (geraden door Stoomkoker)
J = 8 (geraden door Zombie)
L = 11 (geraden door BoB)
M = 1 (geraden door BoB)
P = 5 (geraden door Zombie)
S = 12 (geraden door BoB)
T = 7 (geraden door BoB)
W = 6 (geraden door BoB)

De code is gekraakt! En daarmee is deze ronde ten einde. BoB feliciteren we met de titel Eerwaarde Steampunk Essayist, want hij staat met een eindstand van 591 bovenaan. Eenieder die zich daartoe uitgenodigd voelt, mag nu t/m de 25e van deze maand nog een vervolgtekst insturen.
– Nu inzenden en voor je beurt spreken betekent dat je GEEN sterren krijgt.
– Nu inzenden en niet voor je beurt spreken betekent dat je WEL gewoon sterren krijgt.
Verder lijkt het me ook wel verstandig om van de optie ‘claimen’ gebruik te maken.

Totaal gescoorde sterren per speler:

  • Rekenkundig Architect BoB > 431 + 10 + 10 + 10 + 10 + 10 + 10 + 25 + 25 + 50 = 591 sterren.
    (gecorrigeerd n.a.v. comments October 7, 2011 @ 20:13 & October 7, 2011 @ 20:21 & October 7, 2011 @ 20:34)
  • Alchemistische Tijdmachine Boekanier Stoomkoker > 382 + 10 + 10 = 412 sterren.
  • Superieure Schreivoutenvinder Sandra > 243 sterren.
  • Zombie > – 25  + 10 +10 + 10 = 5 sterren.

By Olga Sloot-Koers | October 3, 2011 - 6:19 am - Posted in Duimzuigerij, Nederlands

image by FaceMie, edited by Gsorsnoi

Op een warme vrijdagmiddag in oktober stap ik een patatzaak in Haarlem binnen en spreek de eigenaar er zonder begroeting vrolijk toe:
“Ik heb mij laten vertellen dat jullie belachelijk goeie patat verkopen.”
De oudere man achter de toonbank is duidelijk overdonder van mijn ongewone entree, maar zijn zoon reageert terstond:
“Zo, dat is nog eens een mooie binnenkomer. Je schept wel hoge verwachtingen!”
De frietzaak aan de Kruisweg in Haarlem staat bekend om zijn biologische aardappel kunsten en de eigen gemaakte friet- en satésauzen. Zowel vrienden als mijn vrouw en collega’s hebben mij aangespoord om de zaak eens een bezoek te brengen en er mijn smaakpapillen te trakteren op de bijzondere lekkernij. Een betere reclame kon deze ambachtelijke toko die dag echt niet krijgen; naast mij stond een tweetal heren waarvan er één bliksemsnel reageerde en zijn microfoon onder mijn neus schoof. Van dit geweldige live moment werd rijkelijk geprofiteerd. Het daarop volgende interview werd direct de ether in gezonden en ongetwijfeld gehoord door vele luisteraars van het regionale radiostation.

Tel daarbij op dat deze reclame nu ook nog eens in de Tycoon Newspaper verschijnt en iedereen zal overtuigd raken waar de beste frietjes te halen zijn. Want lekker zijn ze, laat je dat verteld zijn!