By tinusicket | February 25, 2011 - 2:25 pm - Posted in Nederlands, Onbedoelde mening, Scherpe Blik

image by Ater, edited by Gsorsnoi

Op de vroege maandagmiddag waarop wij voor een minicruise gepland stonden om naar New Castle op en neer te gaan, zagen wij ons genoodzaakt om nog even een kleine boodschap te doen in de plaatselijke supermarkt. Het was om te beginnen al een foute gedachte dit op het allerlaatste moment te willen doen. Dat terzijde.

Zoals zoveel mensen ben ik vervloekt een kassarij langer te laten duren zuiver door er in plaats te nemen. Bij de wekelijkse boodschappen die ik met mijn vrouw samen doe, ben ik daarom zo tactisch haar naar voren te schuiven om een kassa te laten kiezen.
“Jij eerst schat.”
En het werkt altijd.

Hier ging ik die dag vóór onze korte vakantie toch nog weer even de fout in. Voor ons in de ellendige rij waarin ik mijn vrouw had meegezeuld, stond een bejaarde vrouw op haar beurt te wachten om af te rekenen. Compleet met rollator, een versleten lijf dat vibreerde van de Parkinson en een mandje dat uitpuilde met de complete verzameling basale supermarktartikelen, groette zij de dame die juist met haar betaling was begonnen. Ze had er een kennis in herkend.

Schuldbewust keek ik mijn eigen vrouw even kort aan. En uit mijn blik wist zij reeds af te leiden hoe laat het was. Shit, dacht ik. Wat is deze keer de reden dat we in een kassafile terecht zouden komen? Angstvallig bestudeerde ik de handelingen van de oude dame waarbij ze de inhoud van haar rollatormandje op de band probeerde te krijgen. Mijn God, straks kent zij de wonderen  van  Jezus’ vijf broden en twee vissen. De vrouw had immers wat brood en vis in haar mandje liggen. Die zou ze er natuurlijk eindeloos uit blijven pakken. De lopende band zou volgestapeld komen te liggen met honderden broden en vissen en de caissière er langzaam mee begraven. Op het einde kon zij voor zoveel brood en vis betalen, dat ze er meerdere weeshuizen mee kon voeden. Help! Een bejaarde weldoener!

Verheugd dat ik was toen bleek dat er wel degelijk een einde kwam aan de voorraad van de door haar verzamelde levensmiddelen. Halleluja. Ze had alle artikelen op een rij geplaatst en verwachtte dat de caissière haar vriendelijk gedag zou zeggen.
“Goedemiddag,” klonk het inderdaad aan de andere kant van de kassa.
De oudere vrouw beantwoordde de groet en ik hield mijn hart vast. Groente, had ze groente op de band geplaatst dat afgewogen had moeten worden? Bananen zonder stickertje, appels die toch ineens per stuk gewogen moesten worden, of had het plakkertje op de meloen soms losgelaten? Nee, niets van dat alles. Er lag zelfs helemaal geen product tussen wat van die afdeling was gepakt. Dus hoe kon het dat alles nog steeds vlekkeloos verliep?

Nu dan, de juffrouw achter de kassa was bezig alle producten te scannen. Hier moest toch iets fout gaan. Een barcode zou niet pakken of er ontstond onenigheid over een prijs die in de computer anders stond geregistreerd dan in de schappen werd vermeld. Waarom ging er niets fout? Piep … piep … product voor product ging moeiteloos over de scanner en de kassa verwerkte elke invoer zoals het hoorde.
Hebben ze het tot het laatst bewaard? Zou deze vrouw die kleinkinderen moest hebben bij alle tien haar kinderen onderuit zakken? Kwam ze nog andere bekenden tegen? Een tas die scheurde? Computerstoring?

Ah! Eindelijk. Achter ons was een nieuwe klant aangeschoven: een oudere man die vast bij haar op school had gezeten. De man had een stoffige pandjesjas die hij vast al jaren droeg. Misschien had hij dit wel bij deze vrouw gekocht toen zij nog in een kledingzaak actief was? De rollator was van hetzelfde merk. Ja zelfs daar kon de connectie ontstaan. Man, kom op, begin elkaar maar vast te herkennen, dan konden de jeugdsentimenten worden aangehaald en zaten mijn vrouw en ik muurvast geparkeerd tussen twee bejaarden. De boot van onze minicruise zou zonder ons vertrekken, omdat we net de laatste bus hadden en gemist en ik zou het nog maanden te horen krijgen dat we eerder naar de winkel hadden moeten gaan.

“Ah nee, dat zal je net zien,” mopperde ik al toen de vrouw voor ons allang geen obstakel meer vormde en ik mijn pas zocht om onze eigen spullen af te rekenen.
“…ik zal toch niet mijn pas zijn vergeten?”