By kornelisoflook | November 4, 2010 - 11:31 am - Posted in Astronomisch gedachtegoed, Droomverhalen, Duimzuigerij, Galbakkerij, Nederlands

Badend in het zweet balanceer ik tussen een fantoomwereld en de werkelijkheid. Man wat heb ik het koud. Behalve mijn nek dan. Die is loeiheet aan de linkerkant. En dat is ie al sinds zondagavond. Ondertussen moet ik pissen als een rund, maar dat kan ik niet. Mijn blaas is leeg en toch is daar het constante gevoel van druk. Zelfs al had ik gekund, dan nog zou ik het niet eens gedurfd hebben. De overloop baadt in een onwerkelijk schijnsel en verlicht een arm die uit het trapgat hangt. Dit trapgat is in werkelijkheid een gesloten luik dat een vlizotrap herbergt. Zou het open staan dan keek ik nu naar de achterzijde van het opengeklapte luik. Maar ik zie het en het is allemaal heel echt. Wat echter nog echter is … Is dat de deur van onze slaapkamer potdicht is.
Mijn buik lijkt vast in een mangel en maakt het geluid van pruttelende erwtensoep. Het is ergens tussen drie uur ‘s nachts en het einde van de wereld. Door de wild dansende witte vitrage heb ik uitzicht op het stormachtige water wat buiten deint onder een geweldige wind. Het is een zee van kots en het bliksemt hevig boven de brokjes.
Naast mijn bed staat een emmer met mijn maaginhoud waar ik al een week naar staar.

Uit mijn rechteroor steekt een bovenmaatse stemvork waarvan het gevorkte deel zich achter mijn oorschelp door mijn kaak heeft geboord. Aan het uiteinde ervan staat Super Mario buiten mijn hoofd met een kleine hamer er flinke klappen op uit te delen. De trilling wordt zo overgebracht van het uiteinde naar het binnenste van mijn hoofd en laat mij zuur genieten van een verse scheut hoofdpijn.

Het is allemaal even echt als de kans dat de politieke beloftes zullen worden waargemaakt, maar ik zie het.

Ik ben geen naaktslaper, maar sluit ik mijn ogen dan zak ik naakt, graatmager en halfdood weg in een wereld tussen Dalí en King. Op een koude boomstam tracht mijn lichaam balans te vinden die mij alleen maar meer misselijk maakt. Mijn wereld draait en zo doet het landschap waarin ik mij begeef. Aan een dode kale boom leunt de Scherpschutter met op zijn schouder een zwarte raaf. Nee, het is niet de man die naar mij lacht, maar de raaf die naar me grijnst.
Het landschap draait iets bij en toont mij een jaknikker die driftig bezig is de laatste fossiele brandstoffen op te halen. Van de lucht van de olie wordt ik zo mogelijk nog misselijker en voel mijn ingewanden samenknijpen. In mijn buik knijpen plots twee vogelpoten en trekken mijn darmen naar buiten.

Open ik mijn ogen dan tolt mijn wereld en is deze zo zwart als de ruwe olie. Het is mijn nacht.

Naast mij ligt mijn pluizige jonge kat. Ze geniet volop als ze haar kleine pootjes in mijn buikstreek plaatst en sensatie haalt uit de massage die ze erop uitoefent.
Ze heeft geen benul wat ze mij eigenlijk aandoet.

In mijn voortdurende gevecht om de regie in mijn fantasie doe ik een wanhopige poging mijn waanvoorstellingen uit te bannen. Waar mijn levendige fantasie mij overdag boven mezelf doet uitstijgen en mij dikwijls in mijn voordeel werkt, speelt het mij parten in de nacht en houdt mij uit mijn slaap. Ben ik ziek dan is een levendige fantasie een heuse foltering.