image by Jenny-Vi, edited by Gsorsnoi

Bijna volledig opgaand in zijn lange rode cape zou je gemakkelijk kunnen denken dat we hier te maken hebben met de gebochelde versie van Superman. Alleen heeft deze man een stoffige zwarte pantalon verkozen boven het blauwe tricot met rode slip. Het mag duidelijk zijn dat de cape wel ongeveer de enige gelijkenis is die je kunt vinden met de man van staal. En dan ook nog eens zonder de kenmerkende ‘S’. Met zijn gebogen houding en het beetje piekerige zwarte haar op een overwegend kale schedel valt er weinig supers te ontdekken in dit gestalte.

Kijken we deze man recht in zijn ogen dan moeten we eerst bijkomen van de schrik. We realiseren ons dat we hier een onvermijdelijke gelijkenis zien met Darth Sidious uit Star Wars. Ogen met een verschrikkelijke arglistigheid kijken ons aan. Het groezelige gerimpelde gelaat vertelt ons dat deze man een verbitterd bestaan moet lijden waarin wrok en verkniptheid duidelijk uit zijn ogen en een zuinige grijns vallen af te lezen.

“Graaf Schaurig! Ik heb de pad met mij!” galmde het door het grote vertrek. Het vertrek was een grote gang met het uiterlijk en afmetingen zoals we dat kennen van het schip van een grote kerk. De graaf draaide zich om en zag achter zich twee kleine gedaantes op hem toelopen die er een moment eerder niet waren. Hun schreden werden wisselend verlicht door de stralen die in deze grote ruimte door veel stof werd gebroken. Het schijnsel was afkomstig van een grauw maar veelkleurige glas-in-lood dat het uiteinde van de gang decoreerde. Maar de glorieuze impact in dit vertrek had het reeds lang verloren. De beeltenis was er één van een grote kat die opkeek naar de hemel en de kat aanbad de maan.

“Ach so. Daar ben je dan.” Sprak de graaf kort en met een duidelijke Duitse tongval wanneer Stein Klein met de pad bij hem was aangekomen. Hij keek daarbij afkeurend omlaag naar het bleke bruine lijfje van de pad en was al bezig met zijn conclusies te trekken.
Stein stond erbij te genieten alsof hij een kleine broertje bij zich had en aan zijn vader verlinkte.
“Jij hebt gefaald, is het niet?” De graaf praatte rustig, maar boezemde de pad angst en ontzag in met de krachtige toon van zijn stem.
De pad zweeg even en keek omlaag.
“Het is waar meneer de Graaf. Ik heb geen roem met mij”.
De dunne kleurloze lippen van de graaf sloten zich en krulden ten slotte in een tuitig geheel. Daarbij hief hij zijn rechtervuist naar zijn mond en schiep de illusie alsof hij wijn stond te keuren. Maar eigenlijk kookte hij en telde hij inwendig tot tien.

Had de graaf werkelijk een glas wijn in zijn handen gehad dan had hij de inhoud ervan op dat moment over zijn volgelingen gespreid. Met een breed en streng gebaar zwaaide de graaf zijn vuist naar rechts en beviel Stein: “Breng hem naar het lab en laat hem een energieoverdracht ondergaan. Zo heb ik niets aan diese lammeling!”

Stein knikte en sleepte de pad met zich mee.

In een lager gelegen vertrek, dieper in de berg waarop het slot was gevest, troffen we de pad en een ander gedaante vastgebonden aan op twee operatietafels.
Frank Groot was gearriveerd en had de instructie gekregen Stein te helpen met de energieoverdracht. De pad had gefaald in het volbrengen van zijn missie om slachtoffers te maken in de Nederlandse politiek en had daarmee een leeg pakketje in de vorm van zijn eigen ledige lijfje aangeboden aan Graaf Schaurig.
De graaf was hierdoor natuurlijk ontstemt. Maar alhoewel de pad hiermee zijn plannen had vertraagd, zag hij zichzelf genoodzaakt om de pad op te kalefateren.

Terwijl Frank met zijn grote lijf over de pad gebogen stond om slangetjes en enig apparatuur op de twee lijven te bevestigen werd Stein weggeroepen door de graaf. Hij moest iets voor hem opknappen en Frank redde het blijkbaar wel even alleen.

“Oh Frank. Waarom moet je dit toch doen?” jammerde de kleine pad klagelijk. “Laat die man naast mij toch vrij. Hij heeft meneer de Graaf toch niets misdaan?”
De altijd zeer zwijgzame Frank gaf geen antwoord.
De pad duidde op het persoon links van hem op de andere operatietafel. Het lag er met een tenger en uitgezogen lichaam als tankstation te fungeren van bloed en andere levenssappen voor dit kwakende individu. Het was een man van ergens tegen de vijftig en behoorde nog in de kracht van zijn leven te zijn. In plaats daarvan had Graaf Schaurig die eigenschap bij hem aangeboord en een kasplantje van hem gemaakt.

Frank had zich afgewend naar een instrumentarium en wilde zich net weer op de pad en het andere slachtoffer richten wanneer hij de pad door de lucht zag schieten.
Een sprakeloos wat-is-dit-nu-weer tekende zich op zijn gezicht. Nog sprakelozer was Frank wanneer er een  ninja gelijkende verschijning hem een samuraizwaard op de keel deed rusten en dreigde een appeltje te schillen met zijn adamsappel. De ninja leek zich vanuit het niets tussen de twee operatietafels te hebben gemanifesteerd zoals Stein zich eerder met de pad had verplaatst.

Nog duizelig van het tollen door de lucht probeerde de pad zich te oriënteren en keek vervolgens naar het tafereel bij de operatietafels. Onbewust van wat zich even daarvoor had afgespeeld kon hij de aanwezigen enkel met een schaapachtige blik trakteren.

De ninja wierp hem plotseling snel een zakhorloge toe en schreeuwde de woorden: “Vlucht dwaas!”
De pad ving het zakhorloge en wist niet hoe gauw hij ermee weg moet wezen. Hij koos het hazenpad.
De ninja moest nu gauw handelen.
Nog voor de graaf en Stein het vertrek weer binnen kwamen wierp de ninja vlug een blik op het andere slachtoffer. Hij moest en zou weten wie er misbruikt werd om de pad het buitengewone leven in te blazen. Op de achtergrond langs het gezicht van de ninja zagen we langs het glimmende samuraizwaard een grijns verschijnen bij Frank Groot. De ninja moest zijn greep om het heft van het zwaard verstevigen om deze niet van schrik uit zijn handen te laten kletteren.
De adem van de ninja leek te stokken en stotterde in zijn verbazing:
“J-jij?”

Wordt vervolgd.

Vorig hoofdstuk: Twee kwaden
Volgend hoofdstuk: De roemslurpers

De volgers van dit verhaal die gewend zijn hier een kleine verzameling anagrammen aan te treffen moeten we ditmaal teleurstellen. Je kunt lang zoeken in dit hoofdstuk, maar een anagram zul je niet vinden.
Wanneer de Navelpad zelf weer aan het woord is, zul je de anagrammen weer herkennen aan zijn schuinsgedrukte woordenbrij.